AVANS Hogeschool HBO-Bachelor Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek en Chemie
© Netherlands Quality Agency (NQA) December 2010
2/67
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
Managementsamenvatting Dit rapport is het verslag van het auditteam dat in opdracht van Netherlands Quality Agency (NQA) een bestaande hbo-bacheloropleiding heeft beoordeeld. Het beschrijft de bevindingen, overwegingen en conclusies. Het rapport is conform het NQA Protocol 2010 hbo-bacheloropleiding opgesteld. De rapportage heeft betrekking op: Instelling Opleidingen Varianten Croho-nummers Locatie Auditdatum Auditteam
AVANS Hogeschool Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek (B&M) Chemie Voltijd/deeltijd B&M: 34396 Chemie: 34397 Breda 5-10-2010 De heer dr. G.P.F. van Strijdonck (vakdeskundige) De heer ir. W.T.A.M. de Laat (vakdeskundige) Mevrouw D. Foppen (studentlid auditteam) Mevrouw drs. S.P. Wierema (NQA-auditor)
Door AVANS Hogeschool is een dossier ingediend bij NQA voor de beoordeling van de bestaande hbo-bacheloropleidingen B&M en Chemie. Bij de aanvraag werd door de instelling een reflectie aangeboden die naar vorm en inhoud voldeed aan de eisen die NQA in het NQA Protocol 2010 hbo-bacheloropleiding stelt. Voor de beoordeling van de kwaliteit en het niveau van de bestaande opleidingen heeft NQA een auditteam samengesteld, dat voldoet aan de eisen van de NVAO. Het team heeft de kritische reflectie bestudeerd en een bezoek aan de opleidingen gebracht. De kritische reflectie en alle overige (mondeling en schriftelijk) verstrekte informatie hebben het auditteam in staat gesteld om tot een weloverwogen oordeel te komen. Onderwerp 1 Doelstellingen van de opleiding De opleidingen Chemie en B&M hebben een relevante set van eindkwalificaties opgesteld. De eindkwalificaties zijn tot stand gekomen in overleg met vertegenwoordigers uit het beroepenveld. De opleidingen hebben overtuigend aangetoond dat de nagestreefde eindcompetenties aansluiten bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. In het opleidingscompetentieprofiel van de opleidingen wordt duidelijk aangegeven welk beroepsbeeld aan het curriculum ten grondslag ligt. Onderwerp 2 Programma De opleidingen verzorgen een voltijd- en een deeltijdprogramma. Het programma van beide opleidingen komt aantoonbaar overeen met de door de opleidingen vastgestelde en uitgewerkte opleidingscompetenties.
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
3/67
Het programma is overwegend op de beroepspraktijk gericht. Dit vertaalt zich in beroepstaken, beroepsproducten, projecten, gastcolleges en onderzoeksopdrachten die gebaseerd zijn op of ontleend zijn aan de beroepspraktijk en in de stage en afstudeeropdracht die studenten doorlopen in de hoofdfase van de opleidingen. De door de opleidingen gehanteerde basisliteratuur is relevant, van niveau en bevat voldoende internationale titels. Naast de basisliteratuur wordt gebruik gemaakt van actuele (internationale) artikelen en/of wetenschappelijk onderzoek vanuit het lectoraat. Aan de basis van het curriculum liggen vier leerlijnen, gecombineerd met de verschillende beroepstaken (proftaken in het eerste en tweede jaar, minoren in het derde jaar) als leidraad voor de inrichting van het curriculum. Competenties kunnen worden verkregen op drie niveaus. De leerlijnen en de beroepstaken lopen als een rode draad door de opleidingen en zorgen voor een inhoudelijk samenhangend programma. De opleidingen hebben een studeerbaar programma uitgewerkt. De instroomeisen en vrijstellingen zijn opgenomen in het Onderwijs- en Examenreglement 2009-2010. De opleidingen voldoen aan de formele eisen voor studieduur. De opleidingen voldoen aan de formele eisen voor studieduur. De opleidingen bieden competentiegericht onderwijs. Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen en de werkvormen sluiten daarbij aan. De opleidingen hebben hun toetsbeleid helder uitgewerkt in een geactualiseerd document. De gehanteerde toetsvormen zijn gevarieerd en van niveau. Het auditteam ziet verbetermogelijkheden door het objectiveren van de beoordelingssystematiek met beoordelingslijsten voor afstudeeropdrachten. Onderwerp 3 Inzet van personeel Het instituut en de opleidingen hanteren een personeels- en professionaliseringsbeleid dat gericht is op de bevordering en instandhouding van de inhoudelijke en organisatorische kwalificaties/competenties van docenten. Voor zowel de theorie- als de praktijkdocenten van de opleidingen geldt dat zij (recente) ervaring hebben in de beroepspraktijk en op meerdere manieren contacten onderhouden met de actuele beroepspraktijk. Er wordt voldoende personeel ingezet om het onderwijs te verzorgen. Het auditteam is van mening dat de opleidingen de kwaliteitseisen rondom de didactische vaardigheden van hun docenten scherper kunnen stellen door het verplicht stellen van het behalen van een didactische aantekening. Studenten zijn positief over de praktijkgerichtheid, inhoudelijke deskundigheid, didactische kwaliteiten en behulpzaamheid van docenten. Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Inzet van personeel’ voor beide opleidingen positief. Onderwerp 4 Voorzieningen De opleidingen bieden voorzieningen die toereikend zijn om het gewenste onderwijs te verzorgen. De opleidingen voeren de studiebegeleiding op adequate en zorgvuldige wijze uit en bieden studenten gepaste begeleiding. Studenten zijn tevreden over zowel de voorzieningen, de studiebegeleiding als de informatievoorziening.
4/67
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
Onderwerp 5 Kwaliteitszorg De opleidingen beschikken over een kwaliteitszorgsysteem, dat is afgeleid van kaders van het instituut, de faculteit en de hogeschool. Het beschikbare kwaliteitszorgplan is gericht op het evalueren van de kwaliteit van het onderwijs en tevredenheid van alle betrokkenen. De opleidingen hanteren de hogeschoolbreed vastgestelde streefcijfers. Kwaliteitszorg is daarmee in grote lijnen vastgelegd op papier, maar kan nog beter worden geconcretiseerd in streefdoelen en werkwijzen en dient daarnaast ieder jaar te worden vertaald naar gerichte beleidsvoornemens. De uitvoering van kwaliteitszorg in de praktijk is voor verbetering vatbaar daar hier op dit moment nog geen gestructureerde aandacht naar uitgaat. Zo stellen de opleidingen naar aanleiding van de evaluaties verbeterplannen op die dienen te leiden tot verbeteringen in het onderwijs. Het auditteam stelt echter vast dat de opleidingen nog niet altijd even consequent zijn in de opvolging van evaluaties. De effecten van de verbetermaatregelen worden nog niet op systematische wijze in kaart gebracht, waardoor het niet altijd inzichtelijk is of de verbetermaatregelen ook tot de gewenste resultaten leiden. De terugkoppeling van de resultaten van evaluaties aan studenten is een aandachtspunt en voor verbetering vatbaar. Onderwerp 6 Resultaten De opleidingen leveren studenten af die zich goed kunnen redden in het werkveld. Het werkveld is positief over de afgestudeerden en het auditteam stelt vast dat beide opleidingen het hbo-niveau weerspiegelen. Het opleidingsrendement na vijf jaar voldoen voor beide opleidingen aan de streefcijfers. Omdat de rendementen nog wel schommelen per jaar en het rendement van B&M terugloopt, hebben de opleidingen verschillende rendementsbevorderende maatregelen in gang gezet. Het effect hiervan is nog niet bekend. Alles overziend komt het auditteam van NQA tot de conclusie dat de kwaliteit en het niveau van de bestaande hbo-bacheloropleidingen B&M en Chemie van AVANS Hogeschool aan de vereiste basiskwaliteit voldoet. Een onderbouwing van deze conclusie is opgenomen in hoofdstuk 2.
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
5/67
6/67
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
1
Basisgegevens
2
Beoordeling
3
9
15
2.1
Doelstellingen van de opleiding
16
2.2
Programma
20
2.3
Inzet van personeel
34
2.4
Voorzieningen
39
2.5
Interne kwaliteitszorg
42
2.6
Resultaten
48
Bijlagen
53
Bijlage 1
Deskundigheden auditteam
54
Bijlage 2
Onafhankelijkheidsverklaring auditteam
57
Bijlage 3
Bezoekprogramma
61
Bijlage 4
Bijlagen zelfevaluatie en ter inzage gelegd materiaal
63
Bijlage 5
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
65
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
7/67
8/67
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
1
Basisgegevens
De basisgegevens van de bestaande hbo-bacheloropleidingen B&M en Chemie zijn in onderstaande tabellen weergeven. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Naam instelling Status instelling Naam opleiding in CROHO Registratienummer in CROHO Oriëntatie en niveau Aantal studiepunten Afstudeerrichting(en) Locatie(s) Code of conduct Variant(en) Inhoudelijk profiel opleiding
AVANS Hogeschool Bekostigd, aangewezen of anders Biologie en medisch laboratoriumonderzoek 34397 hbo; bachelor 240 EC Biomedisch onderzoek Forensisch Laboratorium Onderzoek Lovensdijkstraat 61/63, 4818 AV Breda ja Voltijd/deeltijd De major biomedisch onderzoek bereidt voor op het werkveld van de medische research, bio-informatica en medische diagnostiek. De laboratoriumonderzoeker voert experimenten uit in een laboratoriumomgeving, hij werkt een onderzoeksvraag uit met behulp van laboratoriumapparatuur en chemicaliën. De bio-informaticus ontwikkelt en gebruikt biologische software, hij werkt een onderzoeksvraag uit met behulp van computer en software, en ondersteunt hiermee de laboratoriumonderzoeker. Inhoudsdomeinen zijn: - moleculaire research inclusief bio-informatica - diagnostiek - biotechnologie In de major Forensisch Laboratorium Onderzoek (FLO) staat de informatie die uit bewijsstukken gehaald kan worden centraal. In jargon zou je zeggen: De bewijswaarde van stukken van overtuiging wordt onderzocht. Het gaat dus nadrukkelijk niet om het zoeken en vinden van sporen of stukken van overtuiging, maar om het (laboratorium) onderzoek dat in instellingen als het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) aan stukken van overtuiging wordt gedaan. Op deze wijze onderscheidt deze opleiding zich van andere Forensisch Onderzoek (FO) opleidingen, bijvoorbeeld aan de Hogeschool van Amsterdam (HvA, HBO niveau) en Universiteit van Amsterdam (UVA, WO niveau). De informatie die een bewijsstuk bevat kan chemisch of biologisch van aard zijn. Veel biologische informatie zal op DNA gebaseerd zijn. Door het toepassen van analytisch chemische technieken of DNA profileringstechnieken kan deze informatie verzameld worden. Ook ander biologisch onderzoek kan van belang zijn (bijvoorbeeld: toxicologie, anatomie, entymologie). Deze leerlijn komt in beperkte mate aan bod.
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
9/67
Het is belangrijk dat studenten de verzamelde informatie kunnen plaatsen in het kader van de forensische keten en dat de statistische zeggingskracht van de bevindingen onderkend wordt. In de major FLO zijn daarom 5 leerlijnen (thema’s) te herkennen: 1. DNA profilering 2. Analytische Chemie 3. Biologisch onderzoek 4. De forensische keten 5. Criminalistiek en statistiek Er is gekozen voor deze 5 leerlijnen omdat hiermee het overgrote deel van het Forensisch laboratorium werk op HBO niveau wordt gedekt. Hiermee is een brede laboratorium opleiding ontstaan, waardoor studenten na het afstuderen als beginnende beroepsbeoefenaren aan de slag kunnen in veel verschillende laboratorium functies en branches. De biologische lijn is vooral ondersteunend aan de leerlijnen DNA profilering en Analytische Chemie en is daarmee iets minder sterk ontwikkeld. Overigens is er in deze leerlijn wel basiskennis aangebracht zodat diegene die dat wil, zich hierin verder kan bekwamen. 12. Beoogd werkveld alumni
De specialisatie “medische research” bereidt voor op een baan als analist/onderzoeksassistent in de fundamentele biomedische research. Het werkveld beweegt zich met name in het gebied van de moleculaire biologie en biochemie. Technieken in het werkveld zijn zeer geavanceerd, maar meestal gebaseerd op enkele basale concepten in de moleculaire biologie en de biochemie. Het is de taak van de opleiding om de studenten op te leiden op het gebied van deze basale technieken. In de minor en gedurende stage/afstuderen komen vervolgens enkele van de geavanceerde toepassingen aan bod. In het eerste jaar, de oriëntatiefase, wordt, naast alle ondersteunende vakken, de benodigde kennis aangeleverd voor de moleculaire biologie en biochemie: celbiologie, genetica, DNA en evolutie, biotechnologie en gezondheid. In trainingen worden basis DNA technieken en eiwit electroforese en Elisa uitgevoerd. In het tweede jaar, de verdiepingsfase, wordt bovenstaande uitgediept. Onderdelen zijn: bio-informatica, het werken met databases en het vergelijken van genen en eiwitten; moleculaire biologie, het amplificeren, detecteren en recombineren van DNA; biochemie, het isoleren en opzuiveren van eiwitten en het principe van metabole routes en energie. De specialisatie “medische diagnostiek” bereidt voor op een baan als analist/onderzoeksassistent op diagnostische laboratoria, zoals ziekenhuizen en streeklabs. Hier vindt niet zozeer fundamenteel onderzoek plaats, maar worden patiëntmonsters onderzocht op afwijkingen. De oriëntatiefase is identiek aan die van “medische research”. In de verdiepingsfase ligt de nadruk op klinische technieken en
10/67
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
microbiologie zoals ze worden toegepast in diagnostische laboratoria: immunologie en hematologie, histologie, microbiologie en klinische chemie. Biochemie, enzymkinetiek en basale concepten in de DNA diagnostiek (PCR) komen aan bod. Voorbeelden van uitstroommogelijkheden Forensisch laboratorium Onderzoek: 1. DNA research laboratoria voor Forensische profilering, voor verwantschaponderzoek, voor medische research of voor diagnostiek. 2. Analytisch chemische laboratoria voor forensisch onderzoek, voor toxicologisch of medisch onderzoek, voor medische diagnostiek, voor milieu onderzoek, voor controle laboratoria (Voedsel en Waren Autoriteit (VWA), douane laboratorium, laboratoria voor verslavingszorg en arbeidshygiëne) 3. Studenten kunnen ook instromen in beroepen die dichter tegen de forensische keten aan liggen, voorbeelden zijn: technische recherche, verzekeringsexpertise (bv brandonderzoek), advisering aan advocatuur. Over het algemeen zal gelden dat studenten na hun HBO opleiding FLO aanvullende opleiding nodig zullen hebben om in deze beroepen in te stromen. Hoewel de forensische markt in beweging is en er meer mogelijkheden komen bij Forensische Service Centra en contra-expertise bedrijven, zijn de kansen op de arbeidsmarkt binnen het Forensische domein niet bijzonder groot. Het arbeidsmarkt perspectief elders in de laboratorium wereld is echter zonder meer goed te noemen. Juist in de laboratorium wereld speelt de komende jaren een grote vervangingsvraag t.g.v. de vergrijzing. 13. Plaats opleiding in organisatiestructuur hogeschool 14. Jaar vorige visitatie en datum besluit NVAO 15. Belangrijkste wijzigingen in opleiding sinds vorige visitatie 16. Schema opbouw programma
17. 18. 19. 20. 21. 22. 23.
Naam instelling Status instelling Naam opleiding in CROHO Registratienummer in CROHO Oriëntatie en niveau Aantal studiepunten Afstudeerrichting(en)
24. Locatie(s)
Opleiding Biologie en medisch laboratoriumonderzoek Academie voor de Technologie van Gezondheid en Milieu Avans Hogeschool Visitatie: oktober 2004 Besluit: augustus 2005 Implementatie Brede Bachelor Major Minor structuur (gestart in 2003) Aanscherping competenties op landelijk niveau Zie bijlage tabellen: Tabel 1: Inhoudelijke verantwoording van het curriculum Biomedisch onderzoek en Tabel 2 Inhoudelijke verantwoording Forensisch laboratoriumonderzoek Deze tabellen zijn verder uitgewerkt in het leerplanschema en worden beschreven in het majorhandboeken. AVANS Hogeschool. Bekostigd Chemie 34396 hbo; bachelor 240 EC Chemische productinnovatie Forensisch laboratorium Onderzoek Lovensdijkstraat 61/63, 4818 AV Breda
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
11/67
25. Code of conduct 26. Variant(en) 27. Inhoudelijk profiel opleiding
ja Voltijd/deeltijd Major Chemische productinnovatie In de beroemde tefalpan bakt je eitje niet vast aan de pan. Hoe komt dat en zouden er nog andere oplossingen zijn om het aanbakken te voorkomen? Om dit vraagstuk op te lossen moet je weten wat de moleculaire structuur is van de laag die in de pan zit en waarom dat de gewenste eigenschappen geeft. Indien je vervolgens een alternatief hebt bedacht zul je dat ook nog moeten maken en uit het soepje moeten halen wat na de synthese ontstaan is. Je zult de eigenschappen van je stofje moeten weten om te weten hoe je deze van de andere stoffen kunt scheiden. Heb je het stofje eenmaal zuiver in handen dan weet je nog steeds niet of je ook gemaakt hebt wat je dacht te maken. Daarvoor zul je methoden moeten beheersen om de moleculen “zichtbaar” te maken. In de opleiding Chemie staat het denken in moleculen centraal. Bij alles wat een chemicus doet heeft hij de structuur van het stofje in gedachte om van daar uit te bedenken hoe hij een probleem kan oplossen. De problemen in het bovenstaande voorbeeld waren die van de structuuropheldering, de synthese, de scheiding en de analyse. Dat zijn de typische problemen die een chemicus dagelijks aan het oplossen is en dat zijn dan ook de leerlijnen die te herkennen zijn: 1. Synthetische chemie, organische en polymeer chemie 2. Analytische chemie, 3. Scheidingstechnieken 4. Structuuropheldering, spectrometrie Daarbij is de opleiding op te splitsen in twee stromen: 1. het maken van de stoffen en 2. het analyseren van de stoffen. Organische chemie: synthese van stoffen (waaronder polymeren) Om innovaties op het gebied van stoffen en materialen te kunnen verwezenlijken is kennis van de structuren en de eigenschappen van belang. Het milieuvriendelijker produceren van een bestaande stof of het maken van een nieuwe verbinding (medicijnen, kunststoffen, brandstoffen) is het werkterrein van een organisch/polymeer chemicus of een syntheticus. Analytische chemie: analyseren van stoffen Bedrijven zijn continu bezig met het maken van nieuwe stoffen of het milieuvriendelijker maken van dezelfde stoffen. In de route van grondstof tot (nieuwe) stof is het op tal van plaatsen van belang te kunnen bepalen wat en hoeveel we van een stof hebben: de grondstoffen moeten voldoen aan kwaliteitseisen op het gebied van zuiverheid. Tijdens en na de synthese van een stof willen we weten welke stof we gemaakt hebben en met welke zuiverheid. Indien het product voltooid is moet het weer aan kwaliteitseisen voldoen. In de major Forensisch Laboratorium Onderzoek (FLO) staat de informatie die uit bewijsstukken gehaald kan worden centraal. In jargon zou je zeggen:
12/67
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
De bewijswaarde van stukken van overtuiging wordt onderzocht. Het gaat dus nadrukkelijk niet om het zoeken en vinden van sporen of stukken van overtuiging, maar om het (laboratorium) onderzoek dat in instellingen als het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) aan stukken van overtuiging wordt gedaan. Op deze wijze onderscheidt deze opleiding zich van andere Forensisch Onderzoek (FO) opleidingen, bijvoorbeeld aan de Hogeschool van Amsterdam (HvA, HBO niveau) en Universiteit van Amsterdam (UVA, WO niveau). De informatie die een bewijsstuk bevat kan chemisch of biologisch van aard zijn. Veel biologische informatie zal op DNA gebaseerd zijn. Door het toepassen van analytisch chemische technieken of DNA profileringstechnieken kan deze informatie verzameld worden. Ook ander biologisch onderzoek kan van belang zijn (bijvoorbeeld: toxicologie, anatomie, entymologie). Deze leerlijn komt in beperkte mate aan bod. Het is belangrijk dat studenten de verzamelde informatie kunnen plaatsen in het kader van de forensische keten en dat de statistische zeggingskracht van de bevindingen onderkend wordt. In de major FLO zijn daarom 5 leerlijnen (thema’s) te herkennen: 1. DNA profilering 2. Analytische Chemie 3. Biologisch onderzoek 4. De forensische keten 5. Criminalistiek en statistiek Er is gekozen voor deze 5 leerlijnen omdat hiermee het overgrote deel van het Forensisch laboratorium werk op HBO niveau wordt gedekt. Hiermee is een brede laboratorium opleiding ontstaan, waardoor studenten na het afstuderen als beginnende beroepsbeoefenaren aan de slag kunnen in veel verschillende laboratorium functies en brances. De biologische lijn is vooral ondersteunend aan de leerlijnen DNA profilering en Analytische Chemie en is daarmee iets minder sterk ontwikkeld. Overigens is er in deze leerlijn wel basiskennis aangebracht zodat diegene die dat wil, zich hierin verder kan bekwamen. 28. Beoogd werkveld alumni
De specialisatie “analytische chemie(AC)” bereidt voor op een baan als laboratoriummedewerker/onderzoeksassistent in de analytisch-chemische research. De gebruikte technieken in het werkveld zijn zeer geavanceerd, maar meestal gebaseerd op enkele basale concepten uit de analytische chemie. Het is de taak van de opleiding om de studenten op te leiden op het gebied van deze technieken. Daarnaast wordt er onderzoek verricht naar het implementeren en optimaliseren van de diverse bepalingen en het leveren van kwalitatief goed onderzoek (kwaliteitszorg). In de minor en gedurende stage/afstuderen komen vervolgens enkele van de geavanceerde toepassingen aan bod.
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
13/67
De specialisatie “organische chemie (OC) en polymeerchemie (PC)” bereidt voor op een baan als laboratoriummedewerker/ onderzoeksassistent in de toegepaste organisch chemisch of polymeerchemisch research. Het uitvoeren van syntheses en karakterisering van de kwaliteit en kwantiteit van de gemaakte producten, behoort tot de belangrijkste taken. Bij de organische chemie ligt meer de nadruk op laagmoleculaire stoffen en in de polymeerchemie ligt meer de nadruk op hoogmoleculaire stoffen. Voorbeelden van uitstroommogelijkheden Forensisch laboratorium Onderzoek: 1. DNA research laboratoria voor Forensische profilering, voor verwantschaponderzoek, voor medische research of voor diagnostiek. 2. Analytisch chemische laboratoria voor forensisch onderzoek, voor toxicologisch of medisch onderzoek, voor medische diagnostiek, voor milieu onderzoek, voor controle laboratoria (Voedsel en Waren Autoriteit (VWA), douane laboratorium, laboratoria voor verslavingszorg en arbeidshygiëne) 3. Studenten kunnen ook instromen in beroepen die dichter tegen de forensische keten aan liggen, voorbeelden zijn: technische recherche, verzekeringsexpertise (bv brandonderzoek), advisering aan advocatuur. Over het algemeen zal gelden dat studenten na hun HBO opleiding FLO aanvullende opleiding nodig zullen hebben om in deze beroepen in te stromen. Hoewel de forensische markt in beweging is en er meer mogelijkheden komen bij Forensische Service Centra en contra-expertise bedrijven, zijn de kansen op de arbeidsmarkt binnen het Forensische domein niet bijzonder groot. Het arbeidsmarkt perspectief elders in de laboratorium wereld is echter zonder meer goed te noemen. Juist in de laboratorium wereld speelt de komende jaren een grote vervangingsvraag t.g.v. de vergrijzing. 29. Plaats opleiding in organisatie-structuur hogeschool 30. Jaar vorige visitatie en datum besluit NVAO 31. Belangrijkste wijzigingen in opleiding sinds vorige visitatie 32. Schema opbouw programma
14/67
Opl. Chemie Academie voor de Technologie van Gezondheid en Milieu Avans hogeschool Visitatie: oktober 2004 Besluit: augustus 2005 Implementatie Brede Bachelor Major Minor structuur (gestart in 2003) Aanscherping competenties op landelijk niveau Zie bijlage tabellen: Tabel 1: Inhoudelijke verantwoording van het curriculum Chemie en Tabel 2 Inhoudelijke verantwoording Forensisch Laboratorium Onderzoek Deze tabellen zijn verder uitgewerkt in het leerplanschema en worden beschreven in het majorhandboeken.
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
2
Beoordeling
Het auditteam komt samenvattend tot het volgende oordeel over de opleidingen: Opleiding B&M Onderwerp
Oordeel
1 Doelstellingen
P
2 Programma
P
3 Inzet personeel
P
4 Voorzieningen
P
5 Interne kwaliteitszorg
P
6 Resultaten
P
Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau 1.3 Oriëntatie hbo 2.1 Eisen hbo 2.2 Relatie doelstellingen – programma 2.3 Samenhang programma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming vormgeving – inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing 3.1 Eisen hbo 3.2 Kwantiteit 3.3 Kwaliteit 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen verbetering 5.3 Betrokkenheid 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement
Oordeel voltijd Goed Goed Goed Voldoende Goed Goed Goed Goed Voldaan Goed Voldoende Goed Voldoende Voldoende Goed Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed
Oordeel deeltijd Goed Goed Goed Voldoende Goed Goed Goed Goed Voldaan Goed Voldoende Goed Voldoende Voldoende Goed Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed
Oordeel voltijd Goed Goed Goed Voldoende Goed Goed Goed Goed Voldaan Goed Voldoende Goed Voldoende Voldoende Goed Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed
Oordeel deeltijd Goed Goed Goed Voldoende Goed Goed Goed Goed Voldaan Goed Voldoende Goed Voldoende Voldoende Goed Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed
Opleiding Chemie Onderwerp
Oordeel
1 Doelstellingen
P
2 Programma
P
3 Inzet personeel
P
4 Voorzieningen
P
5 Interne kwaliteitszorg
P
6 Resultaten
P
Facet 1.4 Domeinspecifieke eisen 1.5 Niveau 1.6 Oriëntatie hbo 2.1 Eisen hbo 2.2 Relatie doelstellingen – programma 2.3 Samenhang programma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming vormgeving – inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing 3.1 Eisen hbo 3.2 Kwantiteit 3.3 Kwaliteit 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen verbetering 5.3 Betrokkenheid 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
15/67
Het auditteam stelt vast dat de kwaliteit en het niveau van de bestaande hbobacheloropleidingen B&M en Chemie van AVANS Hogeschool aan de vereiste basiskwaliteit voldoet en adviseert de NVAO positief ten aanzien van de accreditatie van deze opleiding. Het auditteam beschrijft in de volgende paragrafen per onderwerp en per facet van het NVAO beoordelingskader de bevindingen, overwegingen en conclusies. Elke paragraaf sluit af met een samenvattend oordeel op onderwerpniveau.
2.1
Doelstellingen van de opleiding
Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Bevindingen • De opleidingen sluiten aan bij het landelijk competentieprofiel voor het domein van de Bachelor of Applied Science van 2003, 2006 en 2008, dat is gevalideerd door het werkveld en opgenomen in de informatiebank van de HBO-raad. Het landelijk beroepsprofiel van het Domein Applied Science (DAS) gaat uit van acht competenties: (1) Onderzoeken, (2) Experimenteren, (3) Ontwikkelen, (4) Beheren/coördineren, (5) Adviseren/in- en verkopen, (6) Instrueren/ begeleiden/ doceren/ coachen, (7) Leiding geven/managen, (8) Zelfsturing. • In de competentiematrices wordt op systematische wijze voor iedere competentie een omschrijving gegeven en wordt het kwalificatieniveau benoemd. • De opleidingen B&M en Chemie willen zich ten opzichte van andere opleidingen profileren door sterkere nadruk te leggen op de competentie zelfsturing. Dit betekent dat het ATGM stelt dat de competentie ‘zelfsturing’ op niveau drie beheerst dient te worden in plaats van op niveau twee (landelijk). Volgens het auditteam kunnen de opleidingen echter niet overtuigend aantonen dat niveau drie ook werkelijk behaald wordt en dat ATGM zich hierin onderscheid van andere opleidingen in het land. Het auditteam is van mening dat de opleiding voldoet aan de eisen die algemeen gesteld worden voor zelfsturing (niveau twee), maar niet aan de eis die de opleiding hierover zelf ingebracht heeft. • Voor het domein van de Bachelor of Applied Science worden de volgende beroepsdomeinen onderscheiden: - research en development; - commercie, service en dienstverlening; - toepassing en productie; - medische laboratoriumdiagnostiek; - engineering en fabricage. • Door deel te nemen aan landelijke overlegstructuren van het Domain Applied Science (DAS) blijft het competentieprofiel de landelijke state of art weerspiegelen. Daarnaast blijven de competenties geborgd door de periodieke terugkoppeling met het
16/67
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
•
beroepenveld en de beroepspraktijk (beroepenveldcommissie, alumni-enquête, externe deskundigen, lectoraat). Door de betrokkenheid van de opleidingen bij de lectoraten, waar veelal internationaal georiënteerd onderzoek plaatsvindt, weten de opleidingen zich internationaal te positioneren. Om het internationale karakter ook in de opleidingen tot uiting te laten komen ontplooit het ATGM de volgende activiteiten: - Participatie van docenten in internationale programma’s en het onderhouden van internationale contacten - Werven van studenten voor internationale programmaonderdelen die leiden tot het bachelordiploma - Uitwisselen van studenten met buitenlandse opleidingen - Uitwisseling met en participatie van docenten vanuit buitenlandse opleidingen
Overwegingen Het auditteam is van mening dat beide opleidingen een heldere en relevante set van opleidingscompetenties hanteren. De opleidingscompetenties zijn in overleg met het beroepenveld tot stand gekomen. Via structurele overleggen/contacten in het werkveld met vakgenoten wordt aansluiting op eisen van vakgenoten en de beroepspraktijk gewaarborgd. Het auditteam heeft uit de gesprekken met het onderwijsmanagement, de docenten en de materiaalbestudering vernomen dat de opleiding een accent legt op de competentie ‘zelfsturing’ door deze op niveau drie aan te reiken, terwijl deze in het landelijk competentieprofiel op niveau 2 als voorwaarde geldt. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor beide opleidingen en beide varianten tot het oordeel goed. Niveau bachelor (facet 1.2) De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Bevindingen • Uitgangspunten voor de eindkwalificaties zijn de landelijk vastgestelde eindkwalificaties voor beginnende beroepsbeoefenaren (zie facet 1.1). • In het opleidingsprofiel wordt het verband tussen de eindkwalificaties met de Dublin descriptoren verder inzichtelijk gemaakt en uitgewerkt. • In aanvulling op het landelijk opleidingsprofiel van de opleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek, geldt de aanvullende eis dat minimaal één competentie uit dit profiel met één niveau verhoogd wordt. • De opleiding onderschrijft het belang van de kwalificaties van de bachelor, de Dublin Descriptoren en ziet haar beroepscompetenties als een specificatie van de bachelorkwalificaties. Dat wil zeggen, als de student de beroepscompetenties beheerst dan voldoet hij ook aan de Dublin Descriptoren. De opleiding ziet de Dublin Descriptoren daarmee niet als losstaande onderdelen waarbij één of meer competenties gekoppeld
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
17/67
•
•
worden aan een Dublin Descriptor, maar ziet deze als een integraal geheel. De gehele set Dublin Descriptoren wordt betrokken op alle beroepscompetenties afzonderlijk. Teneinde de relatie met de Dublin descriptoren en de hbo-kernkwalificaties inzichtelijk te maken, is in het Opleidingskader Bachelor of Applied Sciences (2010) een schema opgenomen waarin de beroepscompetenties gekoppeld zijn aan de Dublin descriptoren, de hbo-kernkwalificaties en de algemene competenties ATGM. Uit het schema wordt duidelijk dat alle Dublin descriptoren in de opleidingscompetenties vertegenwoordigd zijn. Zo komt bijvoorbeeld Dublin descriptor ‘toepassen kennis en inzicht’ in de ATGMcompetenties ‘probleemanalyse’ en ‘verzamelen van informatie’ tot uiting. De opleidingen hanteren drie niveaus waarop de competenties beheerst kunnen worden, zo blijkt uit het Opleidingskader DAS 2010. Niveau I wil zeggen Beginnersniveau en heeft betrekking op de oriëntatiefase (jaar 1), niveau 2 is het gevorderd niveau en heeft betrekking op de verdiepingsfase (jaar 2) en niveau 3 is het afstudeerniveau en heeft betrekking op de specialisatie- en afstudeerfase (jaar 3 en 4).
Overwegingen Het auditteam is van oordeel dat de opleidingen overtuigend hebben aangetoond dat de nagestreefde competenties aansluiten bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor, de Dublin descriptoren. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor beide opleidingen en beide varianten tot het oordeel goed.
Oriëntatie hbo bachelor (facet 1.3) De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist of dienstig is. Bevindingen • Bij facet 1.1 is aangegeven dat de competenties uit het landelijk opgestelde opleidingsprofiel Bachelor of Applied Science, een competentiegerichte profielbeschrijving (2008) richtinggevend zijn geweest voor de eindkwalificaties van de opleidingen. • De opleiding betrekt bovendien het beroepenveld bij de opstelling van de eindkwalificaties en haar visie daaromtrent en betrekt deze op de volgende manieren bij de inrichting van het programma: - Er zijn gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van het beroepenveld voor de Bachelor of Applied Science (Centrale Werkgroep Brede Bachelor, 2004).
18/67
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
-
•
•
•
In de Werkveldadviesraad (WAR) zijn betrokkenen van binnenlandse en buitenlandse bedrijven en instellingen vertegenwoordigd. De WAR fungeert als beroepenveldcommissie voor de bachelor-opleidingen en treedt op als klankbord en adviesorgaan bij beleids- en inrichtingsvraagstukken. - De ATGM participeert in de volgende landelijke overlegorganen: DAS, LOBEM, LOCCT, LOBIN, IOM. - Betrokkenen van bedrijven en instellingen participeren in het ontwerp, de uitvoering en afronding (toetsing) van onderwijseenheden, in het bijzonder de proftaken, minors, gastcolleges, stages en afstudeeropdrachten. - Indirect komt er input vanuit de afstudeerplaatsen door feedback van de afstudeerbegeleiders van de bedrijven. Indien bepaalde opmerkingen door veel bedrijven worden gemaakt, probeert de academie daar iets mee te doen. - De ATGM omvat de bacheloropleiding en het lectoraat “Analysetechnieken in de Life Sciences”. Met haar toepassingsgerichte onderzoek vormt dit lectoraat een schakel met regionale instituten en bedrijven. - De ATGM werk samen met het lectoraat “Duurzame Energie”, in het bijzonder ten behoeve van het profiel van de Milieuadviseur. - De ATGM tracht aan de wensen en behoeften van studenten tegemoet te komen in het onderwijsprogramma en inventariseert deze behoeften in gesprekken met studenten en aan de hand van evaluaties. In het Opleidingskader Bachelor of Applied Sciences (2010) wordt voor de opleidingen een beschrijving gegeven van het toekomstig werkveld van de afgestudeerde student Chemie en B&M. Gemeenschappelijk in de opleidingsprofielen is dat iedere ATGM afgestudeerde dient te beantwoorden aan het beeld van een communicatief vaardige hbo-professional met een brede belangstelling voor de mens in zijn natuurlijke en maatschappelijke omgeving. De ATGM afgestudeerde dient te kunnen samenwerken in multidisciplinaire teams, is vakkundig, is analytisch ingesteld en heeft een sterk probleemoplossend vermogen. Het werkveld waarin de afgestudeerde student Chemie en B&M kan komen te werken wordt ingedeeld in vier sectoren: bedrijfsleven; (semi)overheid, universiteit en onderzoeksinstellingen; gezondheidszorg en milieu en servicelaboratoria. Binnen deze sectoren verrichten alumni overwegend toegepaste onderzoeksfuncties in de Life Sciences. De werkzaamheden bestaan daar vooral uit het zelfstandig of in teamverband oplossen van problemen of beantwoorden van vraagstellingen op biologisch, medisch of chemisch gebied, veelal met behulp van experimenteel laboratoriumonderzoek. Het gebruik van geavanceerde en vaak geautomatiseerde apparatuur en informatietechnologie neemt hierbij een belangrijke plaats in. Daarnaast komen veel B&M en Chemie afgestudeerden terecht in dienstverlenende functies, bijvoorbeeld als docent in het onderwijs of in een commerciële functie in het bedrijfsleven. Tenslotte kunnen B&M en chemie afgestudeerden ook doorstromen naar een academische masteropleiding (bijvoorbeeld chemie, biomedische wetenschappen en moleculaire biologie). De opleidingen hebben het auditteam weten te overtuigen dat de beginnende beroepsbeoefenaar de basiskennis beheerst die vereist is om te starten in de beroepspraktijk. Vanuit de visie van de opleidingen kan de beginnende
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
19/67
•
beroepsbeoefenaar, zich eenmaal werkzaam in de beroepspraktijk, op een bepaald terrein toeleggen, bijvoorbeeld een specialisatie binnen het vakgebied, toegepast wetenschappelijk onderzoek of laboratoriumonderzoek. Het auditteam is van mening dat de eindkwalificaties in voldoende mate zijn ontleend aan de geldende beroepsprofielen.
Overwegingen De opleidingen hebben eindkwalificaties gespecificeerd die van een HBO bachelorniveau zijn. De eindkwalificaties zijn op een heldere wijze ontleend aan het beroepsbeeld en de beroepscompetenties. Studenten worden opgeleid zodat zij een breed profiel hebben binnen het domein van de Applied Science, wat een goede basis biedt om te starten op de arbeidsmarkt en bovendien aanknopingspunten biedt om, indien gewenst, verder te specialiseren. De opleidingen hebben overtuigend aangetoond dat wordt opgeleid waarvoor een HBO opleiding vereist is. De eindkwalificaties van de opleidingen weerspiegelen duidelijk het beroep waarvoor studenten van de opleiding Chemie en B&M worden opgeleid. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor beide opleidingen en beide varianten tot het oordeel goed. Samenvattend oordeel Doelstellingen opleiding Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Doelstellingen opleiding’ voor beide opleidingen positief.
2.2
Programma
Eisen hbo (facet 2.1) Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Bevindingen • In de Notitie Beleidskader Bacheloropleidingen 2005 wordt met het sociaal constructivisme (waarin leren beschouwd wordt als een actief proces dat plaatsvindt in een context en samen met anderen) een kader gegeven voor het competentiegericht leren en opleiden met een sterke relatie met de beroepspraktijk. • Het ATGM richt haar onderwijs in rond taken die afgeleid zijn van beroepssituaties en die herkenbaar zijn in alle onderdelen van het onderwijs. Competentieontwikkeling wordt gestuurd door projecten, zoals proftaken, geïntegreerde opdrachten en minorprojecten.
20/67
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
•
•
•
•
•
•
•
Kennisontwikkeling van de studenten vindt plaats aan de hand van internationale vakliteratuur (verplicht en aanbevolen) en aanvullende literatuur in de vorm van wetenschappelijke publicaties, readers, casuïstiek en websites. Het auditteam heeft de boekenlijsten van beide opleidingen bestudeerd en vindt de kwaliteit en het niveau van de gebruikte literatuur goed. Het zijn voor de opleidingen B&M en Chemie relevante en actuele titels, die voor ieder vak voldoende leerstof bieden. Ook wordt, naar het oordeel van het auditteam, voldoende gebruik gemaakt van Engelstalige literatuur. Uit de curricula van beide opleidingen blijkt dat de opleidingen de actuele ontwikkelingen in het vakgebied volgen, maar dat de invulling van de curricula weinig innovatief te noemen is. Het auditteam is daarbij van mening dat actuele trends, zoals bijvoorbeeld nanotechnologie en microreactortechnologie, niet duidelijk zijn afgebakend in de curricula. Uit de materiaalbestudering, de inrichting van het curriculum en de gesprekken met management, studenten en docenten blijkt dat de beide opleidingen een duidelijke verbinding hebben met de beroepspraktijk. De onderzoeksopdrachten- en projecten zijn afkomstig uit de beroepspraktijk en de goede en nauwe banden van de opleiding met het bedrijfsleven geven hier blijk van. Studenten komen op verschillende manieren in aanraking met de beroepspraktijk. Binnen de modulen vertaalt zich dit, zo stelt het auditteam vast, in beroepstaken, beroepsproducten, projecten en onderzoeksopdrachten die gebaseerd zijn op of direct ontleend zijn aan de beroepspraktijk. Naast de vaste docenten, leveren gastdocenten afkomstig uit het werkveld hieraan een belangrijke bijdrage. Studenten geven in het gesprek met het auditteam aan deze gastcolleges te waarderen. Buitenschools komen studenten in aanraking met de beroepspraktijk door middel van stages en de afstudeeropdracht. In de hoofdfase van beide opleidingen gaan studenten in het derde jaar op stage en voeren zij in het vierde jaar de afstudeeropdracht uit. In de praktijksetting van de stages en de afstudeeropdracht worden door de student de vereiste beroepsvaardigheden ontwikkeld en toegepast. Bij zowel de stages als de afstudeeropdracht is het uitgangspunt dat de onderzoeksopdracht een actuele en relevante vraagstelling binnen het domein Applied Sciences betreft. Docenten van de opleidingen blijven op de hoogte van actuele ontwikkelingen binnen het vakgebied en het werkveld door middel van het begeleiden van stages en afstudeeropdrachten, contacten met de Werkveld Advies Raad (WAR), deelname aan het lectoraat en door lidmaatschap van wetenschappelijke verenigingen. Uit de resultaten van de Studenttevredenheidsonderzoeken 2007, 2008 en 2009 blijkt dat studenten van beide opleidingen positief zijn (scores boven de 3,2 op een vijfpuntsschaal) over de praktijkgerichtheid van de opleidingen, de aansluiting van de stages op het overige onderwijs, de aansluiting bij actuele ontwikkelingen en de voorbereiding op de beroepspraktijk. Studenten met wie het auditteam sprak, bevestigen dit en geven aan de sterke inbreng vanuit de beroepspraktijk te waarderen.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat beide opleidingen over een actuele en relevante literatuurlijst beschikken. Volgens het auditteam toont het curriculum en het studiemateriaal van beide opleidingen echter nog niet overtuigend aan dat de opleidingen actief bezig zijn met
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
21/67
innovatieve ontwikkelingen in het vakgebied en/of hierin een duidelijke richting/focus aanbrengen. Het bestudeerde studiemateriaal is aan de relevante beroepspraktijk ontleend. Studenten leren beroepsvaardigheden aan in de stages en tijdens de afstudeeropdracht. Studenten zijn tevreden over de praktijkgerichtheid van de opleidingen. Het auditteam is van oordeel dat zowel het binnenschoolse als het buitenschoolse programma van de opleidingen voldoende praktijkgericht is. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen, en de opmerking over de beperkte structurele aanwezigheid van recente innovatieve ontwikkelingen in het curriculum, komt het auditteam voor beide opleidingen en beide varianten tot het oordeel voldoende. Relatie doelstellingen en inhoud programma (facet 2.2) Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Bevindingen • Sinds de vorige accreditatie heeft het ATGM de structuur van het programma van de opleidingen B&M en Chemie gewijzigd. De opleidingen starten nu met een brede propedeuse samen met de opleidingen Milieukunde en Chemische Technologie. Dit basisniveau vormt de noodzakelijke voorbereiding op de meer praktijkgestuurde onderwijsvormen in de laatste twee opleidingsjaren. Aan het einde van het eerste jaar kiezen studenten voor één van de vier majoren. Voor de eindfase van de opleiding zijn er vijf minoren voor B&M studenten, twee voor de Chemie studenten en drie voor zowel de B&M als Chemie studenten. • Conform het ‘Avans Beleidskader voor Bacheloropleidingen’ bestaat de structuur van de opleiding uit twee delen: - de beroepsprofilering; dit deel heeft betrekking op de domeincompetenties en
omvat één major met een omvang van 210 studiepunten. - de individuele profilering; dit deel is ter vrije keuze van de student en kan al of niet betrekking hebben op de domeincompetenties en heeft een omvang van 30 studiepunten. Ter invulling van dit deel kan de student een keuze maken uit de minors die zijn opgenomen in de minorcatalogus van Avans Hogeschool of uit andere onderwijseenheden. •
De opleidingen relateren het curriculum aan de competenties van de beginnende beroepsbeoefenaar in het domein Applied Science stellen de beroepsproducten centraal (zie facet 1.1). De mate waarin neemt toe, naarmate het programma vordert. Het auditteam heeft verschillende modulehandleidingen bestudeerd en stelt vast dat hierin de leerdoelen duidelijk zijn uitgewerkt. Het auditteam stelt op basis van het curriculum
22/67
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
•
•
•
•
•
en de uitwerking daarvan in de modulehandleidingen vast dat de leerdoelen de eindkwalificaties weerspiegelen. Voor zowel de voltijd- als de deeltijdopleiding geldt dat het programma is opgebouwd uit modules, ook wel onderwijseenheden genoemd. In iedere module wordt door de student gewerkt aan één of meerdere beroepstaken. Met behulp van de beroepstaken die de student binnen de module leert maken, worden de opleidingscompetenties geconcretiseerd en gerealiseerd. Deeltijdstudenten B&M en Chemie volgen inhoudelijk dezelfde opleiding als de voltijdstudenten. De opbouw en structuur is gelijk aan die van de voltijd variant: van gering complex naar complexe opdrachten en van begeleid leren naar zelfstandig leren. Wel is er een verschil met de keuzemogelijkheid van specialisatie. In het curriculum van de deeltijdstudent is de major Biomedisch Onderzoek gebaseerd op de afstudeerrichting Moleculaire Research. Het curriculum van de major Chemische Productinnovatie is voor de deeltijdstudenten gebaseerd op de afstudeerrichting analytische Chemie. De stage in het derde jaar kan gedeeltelijk op de eigen werkplek worden uitgevoerd. De deeltijdstudent volgt, naast een baan, een aantal uur per week de opleiding (zie facet 2.4). De opleiding stelt de beroepsproducten centraal. De mate waarin neemt toe, naarmate het programma vordert. Via het werken aan deze opdrachten verwerven de studenten beoogde competenties. De modulebeheerders (docenten) zijn verantwoordelijk voor het uitwerking van het competentieprofiel in modulewijzers en nemen daarbij één of meerdere modulen voor hun rekening. De TCMO jaarteamcoördinatoren (TC) en de majorcoördinatoren (MC), de onderwijskundig beleidsmedewerkers en de directie van ATGM) bewaken de aansluiting van de competenties met de landelijke afspraken en de verdeling van de competenties over de opleiding. Uit de resultaten van de Studenttevredenheidsonderzoeken 2009 blijkt dat studenten van beide opleidingen positief zijn (scores boven de 3,3 op een vijfpuntsschaal) over het beeld dat zij in de propedeusefase krijgen over het vervolg van de opleiding. De inhoud van de opleiding wordt respectievelijk met een 7,3 (B&M) en een 7,5 (Chemie) gewaardeerd op een tienpuntsschaal. Over de keuzeruimte in de studie (afstudeerrichtingen, studeren in het buitenland en mogelijkheden om de studie in het eigen tempo te volgen) zijn de studenten eveneens tevreden.
Overwegingen De opleidingen hebben de competenties op een adequate en heldere manier uitgewerkt in het opleidingscompetentieprofiel Bachelor of Applied Sciences; Een competentiegerichte profielbeschrijving (2008). Uit de bestudering van het curriculum, de modulehandleidingen en het opleidingsstatuut, blijkt dat het programma de eindkwalificaties weerspiegelt. Het programma biedt studenten de mogelijkheid de eindkwalificaties te behalen. Daarnaast is het auditteam van mening dat het bachelorniveau tevens wordt geborgd door de inhoud en onderwijsvorm van de modulen en de door de student op te leveren projectopdrachten en afstudeeropdrachten.
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
23/67
Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor beide opleidingen en beide varianten tot het oordeel goed.
Samenhang in opleidingsprogramma (facet 2.3) Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Bevindingen • Het ATGM heeft in lijn met competentiegericht leren het programma van de opleiding vormgegeven volgens de leerlijnen van De Bie (Positiedocument Opleidingen ATGM, 2010), zie onder: - Conceptuele leerlijn: deze bestaat uit het werken aan de Body of Knowledge (BOK). Door middel van cursussen ontwikkelen studenten denkconcepten, die de kern vormen van het beroep. - Vaardigheden leerlijn: waarbij gewerkt wordt aan de Body of Skills. Door middel van trainingen oefenen studenten specifieke beroepsvaardigheden. - Integrale leerlijn: hier wordt gewerkt aan beroepsvraagstukken. Door middel van projecten werken studenten aan een project (proftaak, geïntegreerde opdracht, minorprojecten) en/of stageopdracht, afstudeeropdracht. - Reflectie leerlijn: waarbij gewerkt wordt aan competentieontwikkeling. In het kader van (Studieloopbaan)begeleiding voeren studenten opdrachten uit en reflecteren hierop in het kader van hun individuele studieloopbaan. Dit onderdeel is als een rode draad door het studieprogramma verweven (SLB, stage-/afstudeerbegeleiding). • Door middel van de vier leerlijnen wordt het onderwijs in onderlinge samenhang aangeboden. Onderwijseenheden binnen de vaardigheden leerlijn worden ondersteund door modulen vanuit de conceptuele leerlijn. Binnen de integrale en reflectie leerlijn komt ‘alles samen’. Deze leerlijnen maken de mate waarin sprake is van horizontale samenhang tussen de leerlijnen expliciet. • Het theorie- en praktijkonderwijs binnen de conceptuele- en vaardigheden leerlijnen zijn op elkaar afgestemd en gericht op de ontwikkeling van de beoogde competenties. Binnen de vaardigheden leerlijn werken studenten aan praktijkopdrachten waarin zij verworven kennis toepassen in de praktijk. Het auditteam heeft de uitwerking van deze leerlijnen terug gezien in het curriculum en is van mening dat de uitwerking op een systematische wijze heeft plaatsgevonden. • Het programma van de opleidingen hangt verticaal samen doordat de student in de propedeuse en in de hoofdfase aan dezelfde set competenties werkt, waarbij er een niveauopbouw bestaat in moeilijkheidsgraad en complexiteit. Naarmate het niveau (zie facet 1.2) toeneemt, stijgt ook de moeilijkheidsgraad en de mate van complexiteit en zelfstandigheid. Zo worden in de propedeutische fase competenties ontwikkeld op niveau één. In de hoofdfase van beide opleidingen worden competenties op niveau twee en drie ontwikkeld. Uit het gesprek van het auditteam met de studenten blijkt dat deze verticale samenhang door studenten wordt herkend.
24/67
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
•
•
•
•
Uit de curriculumoverzichten blijkt dat de vakinhoudelijke modulen elkaar op samenhangende wijze opvolgen, zo stelt het auditteam vast. Uit de modulehandleidingen blijkt de opbouw in moeilijkheidsgraad en daarmee de verticale samenhang in het programma. De onderzoeksprojecten die worden aangeboden door de opleidingen zijn veelal opgesteld in nauwe samenwerking met het werkveld. Door het betrekken van het werkveld vergroten de opleidingen de samenhang tussen theorie en praktijk. De samenhang tussen het binnen- en buitenschools curriculum wordt geborgd doordat in het buitenschools programma dezelfde beroepstaken worden uitgevoerd en dezelfde competenties worden ontwikkeld en getoetst als in het binnenschools programma. Voor deeltijdstudenten geldt dat zij gedurende de opleiding het geleerde continu kunnen toepassen in de praktijk. Daarnaast nemen zij de praktijkervaring mee in de lessen. Studenten tonen zich positief over de samenhang in het programma zo blijkt uit het Studenttevredenheidsonderzoek 2009. Dit beeld komt overeen met het gesprek dat het auditteam voerde met studenten van beide opleidingen. Studenten, zowel voltijd als deeltijd, spraken zich expliciet en positief uit over de samenhang van de opleidingsprogramma’s en waren zeer goed in staat de opbouw en de samenhang van het programma uit te leggen aan de hand van voorbeelden.
Overwegingen Het auditteam constateert dat de opleidingen de studenten een inhoudelijk samenhangend programma bieden. De verwevenheid tussen de opleidingscompetenties, de praktijkopdrachten en de vier leerlijnen, die als een rode draad door de opleidingen en het programma lopen, dragen hier zorg voor. In het curriculum van zowel de propedeuse als de hoofdfase is de samenhang waarneembaar geëxpliciteerd en blijkt ook een opbouw in complexiteit van de programmaonderdelen. Op grond hiervan en op basis van gesprekken met studenten is het auditteam overtuigd van een goede inhoudelijke samenhang in het programma. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor beide opleidingen en beide varianten tot het oordeel goed. Studielast (facet 2.4) Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Bevindingen • Het instituut heeft normen voor studeerbaarheid vastgelegd in de Onderwijs- en Examenregeling (OER) dat voor iedere opleiding van toepassing is. Deze normen bevatten onder andere richtlijnen voor het aantal studiepunten per onderwijsperiode. • Het aantal contacturen voor de eerste en tweedejaars studenten in de voltijd en deeltijd opleiding bedraagt respectievelijk 10 (voltijd) en 8 (deeltijd) contacturen per week. ATGM hanteert daarbij de volgende definitie voor contacturen: geven van cursussen en trainingen, afnemen van examens en tentamens, projectbegeleiding, studentbegeleiding
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
25/67
•
•
•
•
•
• •
•
en stage/afstudeerbegeleiding, waarbij direct contact is met studenten (ZER 2010). In de praktijk blijkt dat door de toetsblokken en de voorbereidingstijd die daarbij hoort, het aantal werkelijke contacturen neerkomt op gemiddeld dertien uur per week. Het auditteam is van mening dat het aantal contacturen aan de lage kant is. Mede op basis van de uitkomst van startgesprek dat met instromende studenten gehouden wordt, kan een student voor aanvang van het programma deelnemen aan bijspijkercursussen, op het gebied van scheikunde en wiskunde, om eventuele deficiënties of achterstanden weg te werken en de studielast beheersbaar te houden. De opleiding hecht belang aan adequaat studiegedrag en heeft daartoe in 2009 een ATGM enquête over studieloopbaanbegeleiding (SLB) afgenomen onder docenten en studenten. De resultaten van deze enquête hebben geleid tot: - Het document studieloopbaanbegeleiding 2010 waarin de cyclische werkwijze van de studieloopbaanbegeleiding wordt weergegeven. - Een pilot met een SLB-groepssessie in het eerste studiejaar. Individuele SLB-opdrachten worden in een groepje met medestudenten besproken. - Verdere doorontwikkeling en uniformisering van het portfolio. Docenten en studenten tonen zich in het gesprek met het auditteam positief over bovenstaande initiatieven: zij geven aan dat, met name de SLB-groepssessies, leidt tot een verbeterde studeerbaarheid. Regelingen met betrekking tot studieadvies zijn opgenomen in het Opleidingsstatuut 2009-2010 (2009). Een positief studieadvies wordt gegeven als op het einde van het eerste studiejaar 60 EC is behaald. Een bindend negatief studieadvies wordt uitgebracht wanneer de student op het einde van het eerste studiejaar minder dan 40 EC heeft behaald. De voorwaarden voor een (voorlopig) positief studieadvies en een negatief studieadvies worden vermeld in de Onderwijs- en Examenregeling als onderdeel van het Opleidingsstatuut 2009-2010 (2009). De opleidingen hebben toelatingseisen opgesteld voor de stage en het afstudeerproject. De student moet, voordat hij start met het afstuderen, alles tot het afstuderen in de hoofdfase behaald hebben. De opleiding heeft verscheidene methodieken ingebouwd om de studielast beheersbaar te houden en studiebelemmerende factoren te reduceren. Voorbeelden hiervan zijn het aanbieden van bijspijkercursussen en peercoaching door een oudere student. De opleiding zorgt dat er per kwartaal afwisseling bestaat tussen leerlijnen, werkvormen en toetsvormen. Het auditteam heeft geen specifieke klachten over struikelvakken gehoord. Studenten geven in het gesprek met het auditteam aan dat er wel lastige vakken zijn, zoals wiskunde, maar vinden dit geen struikelvakken. Uit de Studenttevredenheidsonderzoeken 2007, 2008 en 2009 blijkt dat studenten van zowel de opleiding Chemie als de opleiding B&M zich positief uitlaten over de stelling: ’De opleiding is te doen binnen de tijd die ervoor staat’. Ook uit de gesprekken die het auditteam voerde met studenten komt dit beeld naar voren. Studenten geven aan dat voor de studie het nodige moet worden gedaan, maar dat met goed plannen en bijhouden de studie goed te doen is.
26/67
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
•
•
In de Studenttevredenheidsonderzoeken over 2004, 2006, 2007, 2008, 2009 en 2010 geven studenten aan – na een verbetering van de spreiding in de jaren 2004-2006 – tevreden te zijn over de spreiding van de studielast over het jaar. Ten aanzien van de beoordeling van de contacturen scoren de opleidingen minder hoog: In 2009 scoort Chemie hiervoor een 2,9 en B&M scoort een 3,0 op een vijfpuntsschaal. Dat is ruim onder het Avans hogeschoolgemiddelde van 3,35.
Overwegingen Het auditteam is van mening dat de studenten veel vrijheid hebben en mogelijkheden aangereikt krijgen om zelf sturing te kunnen geven aan het spreiden van de studielast. De opleiding heeft overtuigend aangetoond aandacht te besteden aan de studeerbaarheid van het programma. Het programma is zodanig ingericht dat de studielast goed is verdeeld, er zijn normen voor contacturen, de studielast is een vast onderdeel van evaluaties en er zijn maatregelen genomen om studievertraging te voorkomen. Ook in het geval van achterstanden wordt de student in staat gesteld om de achterstand te verkleinen, of zelfs op te heffen, door bijvoorbeeld het krijgen van extra begeleiding, bijspijkercursussen, peercoaching. Het auditteam is wel van mening dat het aantal wekelijkse contacturen aan de lage kant is. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor beide opleidingen en beide varianten tot het oordeel goed.
Instroom (facet 2.5) Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Bevindingen • De opleidingen stellen zichzelf ten doel een realistisch beeld te geven van de opleidingen aan instromende studenten. Zij streven naar een optimale aansluiting van hun programma’s en de daarvoor vereiste leervaardigheden op de kwalificaties van instromende studenten. • De groep instromende studenten is heterogeen van aard wat betreft achtergrondkenmerken als geslacht, leeftijd, vooropleiding en werkervaring (NIDAP & ATGM 2005). De opleidingen maken onderscheid in de verschillende opleidingsvarianten voltijd en deeltijd voor wat betreft inrichting van het curriculum en het aantal contacturen. • De opleiding steekt bewust tijd en energie in het afnemen van intake-assessments om het niveau van de instromende student goed in te kunnen schatten en daar vervolgens adequaat op in te spelen. Indien nodig biedt de ATGM bijspijkercursussen voor de instromende voltijdstudenten, ter voorbereiding op het toelatingsonderzoek. Deze bijspijkercursussen, op het gebied van wiskunde en/of scheikunde, worden op havo-
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
27/67
•
• •
•
•
•
•
•
eindniveau gegeven. Voor de mbo-instroom in het tweede jaar worden schakeltrajecten aangeboden, met name gericht op rekenvaardigheden en/of statistiek. Studenten kunnen op basis van hun vooropleiding of reeds verworven competenties, vrijstellingen aanvragen voor onderdelen van het studieprogramma. De onderwijsmanager heeft de bevoegdheid om hierover te beslissen. Studenten die een verkeerde opleidingskeuze gemaakt hebben wordt een extra training aangeboden op Avansniveau (driedaags keuzetraject). Ten aanzien van de deeltijdstudenten maakt de opleiding wat betreft de vooropleiding onderscheid tussen het opscholen en omscholen van studenten. Op basis van vooropleiding en werkervaring wordt in een intake-assessment bekeken of de deeltijdstudent in aanmerking komt voor een verkort traject (of eventuele vrijstellingen). Hierbij geldt wel de vereiste dat de deeltijdstudent bij aanvang van de opleiding betaald werk en vanaf het tweede jaar betaald werk in het relevante beroepenveld heeft. De ATGM streeft naar een groei in het aantal deeltijdstudenten. Om nieuwe deeltijdstudenten binnen te halen worden verschillende activiteiten ondernomen. Zo is de ATGM vertegenwoordigd op een aantal beurzen, zoals de LabCareerEvent. Ook wordt in bedrijven waar potentiële studenten werken, actief gewezen op het aanbod van deeltijdopleidingen bij de ATGM en worden de deeltijdopleidingen door docenten tijdens een stagebezoek onder de aandacht gebracht bij stage-instellingen. Op dit terrein vindt samenwerking met de Diensteenheid Marketing, Communicatie en Studentenzaken (DMCS) plaats. Sinds 2004 is de instroom van B&M en Chemie opleidingen sterk gestegen (Cohortanalyse 2003-2009, 2010). De instroom steeg bij B&M van 85 in 2000 naar 134 in 2009 en bij Chemie betrof dit in dezelfde periode een stijging van 16 naar 54. Redenen hiervoor die genoemd worden door de opleidingen zijn de landelijk toegenomen belangstelling voor de opleidingen binnen het domein van de Applied Science, hoge scores voor kwaliteit van beide opleidingen in de keuzegids en het starten van drie minoren gericht op forensisch onderzoek. Het auditteam ziet met betrekking tot de instroom van studenten het risico dat het forensisch onderzoek gebruikt wordt als PR-middel met kans dat instromende studenten op het ‘verkeerde been’ gezet worden (omdat de beeldvorming niet altijd zal aansluiten op de praktijk). Het instituut organiseert elk studiejaar verschillende activiteiten om aankomende studenten kennis te laten maken met en voor te lichten over de opleidingen van het instituut Applied Sciences. Voorbeelden hiervan zijn: proefstuderen, open dagen en avonden en workshops. Uit de gegevens van de Studenttevredenheidsonderzoeken 2009 blijkt dat studenten tevreden zijn over de aansluiting op de vooropleiding. In de gesprekken met studenten en afgestudeerden die het auditteam voerde wordt dit bevestigd.
Overwegingen Het auditteam is van oordeel dat het programma van beide opleidingen qua vorm en inhoud aansluit bij de kwalificaties van de instromende studenten met een havo-, vwo- en mbodiploma. De opleidingen steken bewust tijd en energie in startgesprekken “voor de poort” om
28/67
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
het niveau van de student goed in te kunnen schatten en daar vervolgens adequaat op in te spelen door het treffen van maatregelen, zowel op inhoud als proces. De opleiding heeft de toelatingseisen en vrijstellingen vastgelegd in het Onderwijs- en Examenreglement 20092010. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor beide opleidingen en beide varianten tot het oordeel goed.
Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten/European credit points. Bevindingen • De curricula van de opleidingen hebben heeft een omvang van 240 EC. De 240 EC zijn evenredig over vier studiejaren verdeeld. Eén studiepunt komt overeen met 28 studiebelastinguren. De nominale studieduur is 4 jaar. Eén studiejaar omvat 42 weken, heeft een omvang van 60 studiepunten (1680 studiebelastinguren) en is onderverdeeld in vier perioden van elk 15 EC conform het jaarrooster van de Avans Hogeschool. • De propedeutische fase van de opleidingen omvat 60 studiepunten en heeft een nominale duur van één jaar. De postpropedeutische fase van de opleidingen omvat 180 studiepunten en heeft een nominale duur van drie jaar. • Voor de deeltijdvarianten geldt eveneens een omvang van 240 EC. Een deel hiervan wordt echter behaald in het buitenschoolse deel van het curriculum. Overwegingen Het auditteam constateert dat beide opleidingen voldoen aan de formele eisen voor studieduur. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overweging komt het auditteam voor beide opleidingen en beide varianten tot het oordeel voldaan.
Afstemming tussen vormgeving en inhoud (facet 2.7) Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Bevindingen • De academie en de tot de academie behorende opleidingen hebben de laatste jaren gewerkt aan de innovatie van hun curriculum in het kader van het academiebrede zogenoemde B2M2-project (Brede Bachelor Major Minor). Dit project maakt onderdeel uit van een hogeschoolbreed innovatieprogramma gericht op invoering van brede bachelors en op onderwijskundige vernieuwing. Doelstelling van dit project binnen de academie,
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
29/67
•
•
•
•
•
gestart in 2005-2006, is de implementatie van de major- minor structuur (Positiedocument Opleidingen ATGM, 2010). Het auditteam heeft op basis van de materiaalbestudering en de gesprekken met het management, docenten en studenten geconstateerd dat deze major- minor structuur herkenbaar is in het programma. Uit de gesprekken met het management en de docenten heeft het auditteam kunnen opmaken dat de opleidingen bij invoering van het competentiegericht onderwijs zoekende zijn geweest naar passende werkvormen. Na de vorige accreditatie en evaluaties onder studenten hebben zij de werkvormen aangepast, door bijvoorbeeld minder zelfsturing te verwachten en meer colleges aan te bieden. Binnen de vier leerlijnen (uitwerking zie 2.3) van het ATGM hanteren de opleidingen naar de mening van het auditteam relevante werkvormen waarmee op een gewenste manier de vereiste competenties kunnen worden verworven. Werkvormen zijn gevarieerd en sluiten aan op de module-inhoud, de opleidingsvariant en de studiefase. Er is daarbij een toenemende zelfsturing van het leerproces door de studenten in het verloop van de opleiding. De werkvormen die de opleiding in de verschillende leerlijnen hanteert zijn: - Conceptuele leerlijn: hoorcollege, practica, opdrachten (groep en individueel), werkcolleges en cursussen; - Vaardigheden leerlijn: projecten, stages, workshops en trainingen; - Integrale leerlijn: proftaken, minoren (hoor- en werkcolleges), Curriculum aanvullende activiteiten (CAA); - Reflectie leerlijn: individuele coaching, groepsgewijze coaching, workshops en intervisie; Het competentiegerichte onderwijs krijgt binnen de opleidingen gestalte door de sterke relatie die gelegd wordt met de beroepspraktijk en het latere beroep en door de centrale plaats die de persoonlijke ontwikkeling en competentiegroei van de student inneemt. De beroepstaken (zie facet 2.3) en beroepsproducten waaraan studenten gedurende de hele opleiding binnen de modules werken, en welke ontleend zijn aan de beroepspraktijk, spelen hierin een belangrijke rol. Hiernaast kiezen de opleidingen ervoor het overgrote deel van het onderwijs aan te bieden in de vorm van opdrachten. In de didactische aanpak wordt gestuurd op de toenemende zelfstandigheid en zelfsturing van de studenten. Het programma is zodanig opgebouwd dat de student naarmate de studie vordert minder gestuurd wordt in zijn leerproces en steeds meer grotere en complexere opdrachten zelfstandig uitvoert en/of problemen oplost. Het auditteam heeft vastgesteld dat naarmate de opleidingen vorderen de focus van de opdrachten en projecten verandert. In het begin van de opleidingen ligt de nadruk vooral op het oplossen van concrete problemen, maar gaandeweg verschuift de aandacht naar het oplossen van meer complexe vraagstukken, zoals in de afstudeeropdracht. Onder meer het karakter van en de eisen gesteld aan de beroepsproducten tonen dit aan. De opleidingen gebruiken verschillende didactische werkvormen om de student voor te bereiden op de beroepspraktijk. Voorbeelden van gehanteerde werkvormen zijn: tutorbijeenkomsten, expertbijeenkomsten, theorielessen, gastcolleges, workshops, practica, digitale werkplaats en zelfstudie. Uit het curriculumoverzicht van beide opleidingen (voltijd en deeltijd) blijkt dat elke module bestaat uit een mengvorm van enerzijds theorie- en anderzijds praktijkopdrachten.
30/67
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
•
•
Het onderwijs van de deeltijdvarianten is hetzelfde opgezet als de voltijdvarianten, alleen wordt een aantal cursussen en trainingen in een gecomprimeerde vorm gegeven. Vergeleken met de voltijdvarianten wordt in het binnenschoolse deel van de deeltijdvarianten minder gewerkt met activerende onderwijsvormen. De benodigde vaardigheden gekoppeld aan deze onderwijsvormen verkrijgt de student op zijn/haar werkplek. Uit de gegevens van de Studenttevredenheidsonderzoeken over 2009 komt naar voren dat studenten van beide opleidingen zeer tevreden zijn over de afwisseling in werkvormen en de didactische kwaliteiten van docenten.
Overwegingen Het auditteam is van mening dat het didactisch concept, de vier leerlijnen en de verschillende werkvormen die worden gehanteerd goed passen bij de eindkwalificaties van de opleidingen. Het programma is evenwichtig opgebouwd en er wordt een duidelijke koppeling gemaakt tussen theorie en praktijk. De leerlijnen in combinatie met de variatie in werkvormen, maakt dat competentieontwikkeling vanuit verschillende invalshoeken plaatsvindt. De opleidingen hanteren bovendien een duidelijke visie in haar opleidingsbeleid door ervoor te kiezen om studenten eerst een brede theoretische basis mee te geven, waarna een meer praktijkgerichte benadering volgt. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor beide opleidingen en beide varianten tot het oordeel goed.
Beoordeling en toetsing (facet 2.8) Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Bevindingen • De opleidingen hebben hun toetsbeleid vastgelegd in het document Toetsing, van beleid naar uitvoering (2009). In dit plan beschrijft het instituut de doelstellingen en uitgangspunten voor beoordeling en toetsing. In het plan wordt ingegaan op onder meer de organisatie van de formatieve en summatieve toetsing, de examencommissie, toetsing in relatie tot kwaliteitszorg en tot professionalisering en de verschillende procedures voor beoordeling en toetsing. Tevens is voor de opleidingen B&M en Chemie het beoordelingsprogramma per beroepstaak en studiejaar beschreven. • De Examencommissie is formeel verantwoordelijk voor de (controle op de) uitvoering van de toetsing volgens de afspraken zoals beschreven in de Onderwijs- en examenregeling (OER). De Toetscommissie ressorteert onder de Examencommissie en heeft de formele functie van inhoudelijke controle en advies over toetsbeleid, toetsvormen en beoordelingscriteria. Het Jaarteam is verantwoordelijk voor de organisatie/operationele uitvoering van de toetsing van de betrokken periode en operationeel verantwoordelijk voor de niveautoetsen. En tot slot zijn de docenten verantwoordelijk voor inhoudelijke en operationele invulling van de toetsing van
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
31/67
•
•
•
•
•
•
cursussen en training. Zij ontwikkelen de toetsen, stellen criteria en normen vast binnen de regels van het instituut. Binnen de opleidingen B&M en Chemie wordt competentiegericht getoetst. Dit houdt in dat de student door middel van toetsing bewijst dat hij bepaalde competenties beheerst. Dit gebeurt aan de hand van opgestelde indicatoren, die zijn afgeleid van de opleidingscompetenties. De opleidingen hanteren diverse toetsvormen zoals individuele toetsen en het peer assessment. Bij deze laatste vorm, waarbij studenten elkaar moeten beoordelen op onder meer bijdrage en samenwerking, wordt meeliften bemoeilijkt. De opleidingen toetsen met de indicator of de student de betreffende competentie beheerst in een bepaalde beroepstaak. Het auditteam heeft op basis van het materiaal en het bezoek vastgesteld dat de opleidingen op twee manieren de competenties toetsen, via summatieve en formatieve toetsing. Bij summatieve toetsing wordt vastgesteld of een student bepaalde competenties op het niveau van de betreffende beroepstaak beheerst of niet beheerst. De summatieve toetsing resulteert in de kwalificaties een tot en met tien. Bij formatieve toetsing, waarbij het accent ligt op de ontwikkeling van de student, krijgt de student feedback over zijn ontwikkeling en de competenties die tot dan toe zijn ontwikkeld. Het auditteam stelt vast dat door de opleidingen verschillende toetsvormen worden ingezet: thematoetsen, kennistoetsen, praktijkbeoordelingen, beroepsproducten, portfolio-assessment en vaardigheidstoetsen. Het auditteam heeft deze toetsen ingezien en stelt vast dat de opleidingen overwegend gebruik maken van kwalitatief goede en gevarieerde toetsen. Het vindt dat de toetsen van voldoende niveau zijn, aansluiten op het onderwijs en inzichtelijke en relevante vragen bevatten. Het auditteam plaatst wel een kanttekening bij de beoordeling van de kennistoetsen (BOK) en de afstudeer- en stagetoetsen: de relatie tussen het onderbouwingformulier en het cijfer is niet altijd consistent. Dat wil zeggen dat de ene onderbouwing leidt tot een logischerwijs te verwachten cijfer, terwijl vergelijkbare onderbouwingen tot cijfers leiden die niet logisch volgen op de onderbouwing. Bij navraag aan de docenten blijkt dat er voorafgaande aan de beoordeling geen afstemming plaatsvindt tussen de verschillende beoordelaars inzake de weging van het cijfer (bijvoorbeeld waarvoor staat een zes, een zeven, een acht, et cetera?). Het auditteam ziet hierin mogelijkheden voor verbetering voor de opleidingen. Het auditteam stelt vast dat bij de beoordeling van duo’s er in de meeste gevallen geen onderscheid in de beoordeling van deelaspecten voorkomen. Je mag verwachten dat in een competentiegerichte benadering het individuele niveau per student duidelijker naar voren komt. De relatie tussen cijfermatige beoordeling en competenties is niet voldoende duidelijk en transparant om tot individuele verschillen tussen beoordeling van duo’s te komen. Door middel van de Brochure stage en afstuderen 2009-2010 (2009) worden studenten geïnformeerd over de stage. De gids is overzichtelijk en gaat gedetailleerd in op onder andere het doel van de stage, de bij de stage betrokken personen en hun taken, de begeleiding, richtlijnen voor inrichting van het portfolio, toelichting op de portfoliopresentatie, de beoordeling et cetera. In het kader van de stage wordt de student beoordeeld door een stagedocent en de stagebegeleider.
32/67
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
•
•
•
In de Brochure stage en afstuderen 2009-2010 (2009) is vastgelegd op welke wijze de beoordeling van de afstudeeropdracht tot stand komt. Daarnaast is algemene informatie te vinden over de organisatie en de eisen aan de afstudeeropdracht en het afstudeerverslag. De beoordeling van de afstudeeropdracht gebeurt door de afstudeercommissie. Deze bestaat uit de afstudeerbegeleider (tevens voorzitter van de commissie), een assessor (docent van het instituut), de bedrijfsbegeleider en een extern gecommitteerde (vertegenwoordiger van het beroepenveld). De afstudeerbegeleider en de assessor bepalen het eindcijfer. De bedrijfsbegeleider en de gecommitteerde hebben een adviserende stem. De beoordeling geschiedt door het invullen van het beoordelingsformulier. Het auditteam stelt echter vast dat extern gecommitteerden zeer beperkt worden betrokken. Dit lijkt een ‘papieren’ voorwaarde die in de praktijk niet wordt toegepast. Uit de resultaten van de Studenttevredenheidsonderzoeken 2007, 2008 en 2009 blijkt dat studenten van beide opleidingen vinden dat de toetsing voldoende aansluit op het onderwijs. Studenten beamen dit in het gesprek met het auditteam.
Overwegingen Het auditteam is van mening dat er door de opleidingen veel aandacht is besteed aan het vastleggen van het toetsbeleid en de toetsprocedures. Het instituut heeft hiertoe een helder toetsbeleidsplan opgesteld. Het auditteam is positief over de variëteit aan toetsen en het niveau van de toetsen. Met het oog op de toetsvormen valt op dat er door de opleidingen veel aandacht wordt besteedt aan het toetsen van projectmatig werken. De beoordeling van de BOK blijft naar de opinie van het auditteam wat onderlicht. Zo is ten aanzien van de uitvoering van de beoordelingen, de weging die ten grondslag ligt aan de cijfers bij de verschillende toetsvormen, voor het auditteam niet altijd even transparant. Ook plaatst het auditteam een kanttekening bij de beoordelingen van competenties wanneer studenten in groepen werken. De relatie tussen cijfermatige beoordeling en competenties is niet voldoende duidelijk en transparant om tot individuele verschillen tussen beoordeling van duo’s te komen. Hier liggen volgens het auditteam mogelijkheden tot verbetering voor de opleidingen, door bijvoorbeeld meer aandacht te besteden aan het objectiveren van de beoordelingssystematiek en aan afstemming hierover tussen de verschillende beoordelaars voorafgaande aan het geven van de beoordeling. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen, overwegingen en de geplaatste kanttekeningen omtrent de weging die ten grondslag ligt aan gegeven cijfers en omtrent de beoordeling bij het groepsmatig werken, komt het auditteam voor beide opleidingen en beide varianten tot het oordeel voldoende. Samenvattend oordeel Programma Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Programma’ voor beide opleidingen positief.
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
33/67
2.3
Inzet van personeel
Eisen hbo (facet 3.1) Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Bevindingen • Uit de curricula vitae blijkt dat de meeste docenten die bij beide opleidingen werken in het (recente) verleden werkzaam zijn geweest in de beroepspraktijk. Een beperkt aantal docenten is naast het dienstverband bij ATGM, thans nog werkzaam in de beroepspraktijk. • Vanwege de groei van de opleidingen B&M en Chemie zijn er in de afgelopen twee jaar vijftien nieuwe docenten en instructeurs aangetrokken. De opleiding ziet in de regelmatige vervangingsvraag van docenten mogelijkheden om steeds mensen met recente ervaring in het bedrijfsleven op te nemen. • Bij het aanstellen van een nieuwe docent wordt nagegaan of de potentiële kandidaat beschikt over aantoonbare en actuele ervaring in de beroepspraktijk. Voor het instituut is dit een zwaarwegend selectiecriterium bij de werving en selectie van nieuw personeel. • Docenten houden op verschillende manieren contact met de beroepspraktijk, bijvoorbeeld door stagebegeleiding, het begeleiden van afstudeeropdrachten, studieloopbaanbegeleiding (SLB) en door participatie in het lectoraat. Hierdoor onderhouden docenten regelmatig contact met verschillende bedrijven en vertegenwoordigers uit het werkveld en komen zij in aanraking met actuele ontwikkelingen binnen het werkveld. Daarnaast nemen docenten vanuit de onderwijsteams deel aan lezingen, bedrijfsbezoeken en excursies en gebruiken zij in hun lesprogramma’s opdrachten die afkomstig zijn uit de beroepspraktijk. Voorts zijn er contacten met het werkveld in de vorm van werkbezoeken, gastlezingen en via de minoren. Ook is het mogelijk dat in de individuele scholingsafspraken een docentstage bij een bedrijf wordt opgenomen. • Acht docenten uit het docententeam zijn betrokken bij internationale programma’s en contacten. Zeven docenten zijn betrokken bij het lectoraat Analysetechnieken in de Life Sciences (ALS), waarvan één docent promotieonderzoek doet. • Indien er behoefte is aan specifieke expertise worden gastdocenten uitgenodigd. Zowel de opleiding Chemie als de opleiding B&M onderhouden een netwerk van vakinhoudelijke experts die worden ingezet om voor specialistische onderdelen het onderwijs te verzorgen of opdrachten toe te lichten. Vertegenwoordigers van het werkveld beamen dat zij betrokken worden bij de uitvoering van het programma. • Kennisdeling binnen B&M en Chemie vindt plaats door frequent overleg, zoals het majoroverleg (MCO), de Werkveldadviesraad (WAR), het Landelijk Overleg Chemie/ Chemische Technologie (LOCCT), het Landelijk Overleg Bio-INformatica (LOBIN), het Landelijk Overleg Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek (LOBEM) en DAS. • Uit het Studenttevredenheidsonderzoek 2006, 2007, 2008 en 2009 blijkt dat studenten van beide opleidingen tevreden zijn de inhoudelijke deskundigheid van docenten en over de mate waarin docenten op de hoogte zijn van de beroepspraktijk. Ook uit het gesprek
34/67
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
met de studenten blijkt dat zij positief zijn over de praktijkgerichtheid van de docenten. Docenten brengen actuele cases in de lessen en gebruiken praktijkvoorbeelden. Ook geven zij aan regelmatig colleges te volgen die verzorgd worden door gastdocenten. Overwegingen Het auditteam stelt op basis van de curricula vitae vast dat de docenten (recente) ervaring hebben in de beroepspraktijk. Voor alle docenten geldt dat zij contacten onderhouden met de actuele beroepspraktijk. Hierdoor beschikken de opleidingen over up to date docenten. De studenten van beide opleidingen en beide varianten laten zich positief uit over de beroepsen praktijkgerichtheid van de docenten. Een beeld dat het auditteam bevestigd ziet door de studenttevredenheidsonderzoeken. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor beide opleidingen en beide varianten tot het oordeel goed.
Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Bevindingen • Het personeelsbeleid van het instituut is vastgelegd in het Academie personeelsbeleidsplan 2010-2014. Binnen Avans worden op basis van een aantal criteria de budgetten per academie verdeeld. Op basis van het beschikbare budget wordt door de academiedirectie de personeelsformatie vastgesteld. Uitgangspunten zijn hierbij, dat voor de ATGM medewerker-studentratio wordt uitgegaan van 1:18. Personeelsformatie ten behoeve van lectoraten en projecten is afhankelijk van de beschikbare middelen. • De streefnorm voor de docent-studentratio ligt op de 1:25. De verdeling van de formatie binnen het instituut vindt plaats naar rato van het aantal ingeschreven studenten per opleiding. Door de verhoogde inzet van praktijkinstructeurs in plaats van hogeschool (hoofd)docenten is de docent-studentratio verbeterd waarmee de docent-studentratio voor collegejaar 2009-2010 ligt op 1: 23. • Het onderwijs van de opleidingen wordt verzorgd door in totaal 55,78 fte docenten. Deze docenten dragen bij aan het voltijd- en deeltijdprogramma en aan het lectoraat ALS (zeven docenten) en aan projecten. • Bij een fulltime aanstelling wordt uitgegaan van een jaarinzet van 1659 uur. Hiervan wordt zes procent gereserveerd voor algemene organisatietaken, zoals het bijwonen van jaarteamoverleg. Verder wordt er zes procent van de jaartaak gereserveerd voor scholing. Dit kan op aanvraag van de docenten worden uitgebreid naar maximaal tien procent. • Per 1 februari 2004 is het uniforme ziekteverzuimprotocol ingevoerd. Het ziekteverzuimmanagement wordt gebruikt om het ziekteverloop te begeleiden en te monitoren. De academie streeft naar een ziekteverzuim van minder dan vijf procent per jaar (Academie personeelsbeleidsplan 2010-2014). Het gemiddelde ziekteverzuim-
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
35/67
•
•
•
percentage bij het ATGM in 2008 en 2009 is hoger dan vijf procent en ligt daarmee boven de streefnorm. De opleidingen geven aan dat dit te wijten is aan een drietal langdurig zieken. Wanneer deze langdurig zieken niet worden meegerekend voldoen de opleidingen wel aan de streefnorm voor wat betreft ziekteverzuim. In de praktijk blijkt het zeer lastig te zijn om kortlopend ziekteverzuim op een vooraf georganiseerde manier op te vangen. Docenten hebben een verscheidenheid aan taken en geven vaak specialistische vakken. Als een docent ziek wordt dan proberen de opleidingen op de korte termijn zoveel mogelijk taken doorgang te laten vinden. De opleidingen worden ten aanzien hiervan echter geconfronteerd met vakinhoudelijke en organisatorische problemen. Iedere jaarteamcoördinator zal bij kort ziekteverzuim het mogelijke doen om het onderwijs in dat jaar zoveel mogelijk doorgang te laten hebben. Dit wordt gedaan door het tijdelijke overnemen van taken door collega’s. Uit het werknemerstevredenheidonderzoek “Aantrekkelijke werkgever” (2009) is er een Avansbreed project gestart voor het aanpakken van de ervaren werkdruk onder docenten en medewerkers (Hoge druk op de ketel, 2009). Het instituut streeft ernaar de werkdruk te beperken door gerichte aandacht te besteden voor nieuwe docenten, het inzetproces, ziektevervanging, maar ook onderwijskundige vormgeving (bijvoorbeeld van toetsen). Bij het invoeren van onderwijskundige en organisatorische vernieuwing wordt de werkdruk van docenten expliciet meegenomen bij de vaststelling van de wijze waarop een bepaalde vernieuwing wordt doorgevoerd (Academie personeelsbeleidsplan 2010-2014). De studenten en alumni met wie het auditteam tijdens het bezoek heeft gesproken, zijn positief over de bereikbaarheid en beschikbaarheid van docenten. Het panel zag deze uitspraken bevestigd in de studenttevredenheidsonderzoeken.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de opleidingen een realistische docent-studentratio hanteren die positief uitkomt ten opzichte van de instituutsnorm. Er wordt voldoende personeel ingezet om het onderwijs te verzorgen. De werkdruk is een aandachtspunt voor het instituut en de opleidingen. Diverse reeds in gang gezette verbetermaatregelen leveren hieraan een positieve bijdrage. Studenten zijn zeer positief over de bereikbaarheid van docenten. Het auditteam is minder positief over de ratio Technisch Onderwijsassistenten (TOA) van 1:100. Hoewel de opleidingen deze ratio sinds 2004 hebben weten terug te brengen van 1:200 naar 1:100, is het auditteam van mening dat dit nog steeds aan de lage kant is. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen, overwegingen en het aandachtspunt omtrent de ratio TOA, komt het auditteam voor beide opleidingen en beide varianten tot het oordeel voldoende.
Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
36/67
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
Bevindingen • Het Meerjarenbeleidplan 2011-2014 en CAO HBO 2007-2010 zijn leidend in de totstandkoming van het Academie personeelsbeleidsplan 2010-2014. Hierin is het personeelsbeleid van het instituut vastgelegd. De academie heeft haar beleid ten aanzien van personeel tevens vastgelegd in de businessplannen (Businessplan 2006-2009; Businessplan 2010). In de plannen zijn onder meer de strategische doelen vastgelegd en zijn de eisen die gesteld worden aan docenten en medewerkers van het instituut uitgewerkt. Ten aanzien van dit laatste aspect stelt het instituut als algemene eis dat het personeel gekwalificeerd en toegerust is om de onderwijsprogramma’s te realiseren. Een onderliggend competentieprofiel voor docenten behelst: - Docenten zijn betrokken. Dat wil zeggen dat docenten goed kunnen samenwerken met collega’s en studenten, open en eerlijk communiceren en feedback geven en ontvangen, anderen respecteren, behulpzaam zijn, zich loyaal opstellen aan de organisatie en betrouwbaar zijn. - Docenten zijn professioneel. Dat wil zeggen dat zij vakinhoudelijk en didactisch kundig zijn en zich hierin blijven ontwikkelen, ICT vaardig zijn en efficiënt en effectief werken. - Docenten zijn ondernemend. Dat wil zeggen dat zij actief interne en externe relaties onderhoudt, initiatieven toont en zich onderzoekend en innovatief opstellen. • Het merendeel van de docenten en praktijkinstructeurs is in het bezit van een didactische bevoegdheid, 1e graads en/of 2e graads of een pedagogisch didactische aantekening. Docenten die niet beschikken over een didactische bevoegdheid zijn echter niet verplicht een didactische bekwaamheidsakte (PDB) te halen bij een gecertificeerde instantie. Dit is een vrijwillige keuze. Zij worden hiertoe vanuit de opleidingen wel toe gestimuleerd. Het auditteam plaatst hierbij de kanttekening dat de aanwezigheid van didactische vaardigheden bij de docenten voor de opleidingen hierdoor lastiger te borgen is. ATGM zou hieromtrent duidelijkere kwaliteitseisen kunnen stellen. Met het oog op de borging van didactische vaardigheden van haar docententeams, heeft het instituut ervoor gekozen om in de afgelopen jaren bewust een aantal onderwijsdeskundigen aan te nemen. • De academie reserveert voor onderwijsgevende personeel 6% van de jaartaak voor scholing. Deze scholingsuren worden ingezet voor o.a. het bijwonen van gezamenlijke studiedagen en individuele scholingsvragen. Scholingsactiviteiten worden door de medewerker en leidinggevende besproken in het functioneringsgesprek en vastgelegd in het POP (Academie personeelsbeleidsplan 2010-2014). • Uit de curricula vitae van docenten blijkt dat deze op grond van opleiding, (recente) werkervaring en nascholing over de juiste kwalificaties/competenties beschikken om de opleidingen te verzorgen. Voor de docenten van de opleidingen geldt dat zij minimaal dienen te beschikken over een relevante hbo-bacheloropleiding of vergelijkbare opleiding. Uit de curricula vitae van deze docenten blijkt dat zij aan deze voorwaarde voldoen. Ook voor deze groep docenten geldt dat zij beschikken over ervaring in het relevante beroepenveld.
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
37/67
•
•
• •
•
•
In het positiedocument Businessplan ATGM (2009) staan diverse maatregelen om een professionaliseringslag te kunnen maken van personeel en organisatie : - Intensiveren van ICT toepassingen in onderwijs en bedrijfsvoering - Organisatie veranderingen, o.a. invoering TC en MC en projectbeheer. - Professionalisering van het Academie bureau, o.a. door procesmatig werken, - Meer intensief gebruik van kennis en kunde van eigen AVANS medewerkers en studenten bij de bedrijfsvoering. - Ontwikkeling van medewerkers, vakinhoudelijk en didactisch, ook in lijn met de ontwikkel ambities op gebieden als internationalisering en onderzoek. - Actief beleid in leeftijdsbewust personeelsbeleid - Actieve deelname in vermindering werkdruk door evaluaties, participatie experimenten, etc. - Introductie van een 1 jarig inwerkprogramma voor nieuwe medewerkers - Aanname beleid docenten op master en PhD niveau handhaven (ondanks behaalde streefdoelen reeds behaald). De personeelsontwikkeling wordt op instituutsniveau gestuurd vanuit de jaarlijkse cyclus van plannings- en beoordelingsgesprekken die voor iedere medewerker van toepassing is. Zo worden, aan het begin van de cyclus met iedere medewerker, resultaatafspraken gemaakt ten aanzien van het verzorgen van onderwijs, werk in de organisatie en professionalisering. Afspraken worden vastgelegd in een Persoonlijk Ontwikkelplan. Vervolgens wordt, aan het eind van de cyclus, de medewerker beoordeeld op realisatie van de afspraken. Naast het “officiële” functionerings- en beoordelingsgesprek vinden er vele andersoortige gesprekken plaats tussen leidinggevende en werknemer. Ook deze kunnen een formele status krijgen, bv. als het een correctiegesprek betreft. De aanwezigheid van en samenwerking met het lectoraat ALS zorgt voor een structurele professionalisering van de docenten. In het kader van het professionaliseren van medewerkers zijn er sinds 2007 docentstages ingevoerd en participeren docenten in het werkveld. Sinds 2007 hebben zes docenten een docentstage gedaan. De ervaringen vanuit de docentstages hebben geleid tot aanpassingen en vernieuwingen van het curriculum, zo verloopt de proftaak 2.4 “voeding” nu in samenwerking met de Suikerunie. Voor nieuwe docenten is er een inwerkprogramma. Zij krijgen standaard een coach toegewezen. Het coachen van nieuwe docenten is een taak voor docenten met ervaring. Doel van de coaching is de nieuwe medewerker wegwijs te maken binnen de organisatie, maar ook om hem/haar te adviseren met betrekking tot vragen rondom zijn/haar taakuitoefening. Daarnaast kent Avans een introductieprogramma voor nieuwe medewerkers dat tweemaal per jaar wordt aangeboden en waaraan nieuwe medewerkers in principe deelnemen. Binnen de academie wordt gewerkt aan een inwerkprogramma van 1 jaar voor nieuwe medewerkers. Hiervoor wordt tijd gereserveerd in de taakbelasting van de nieuwe medewerkers (Academie personeelsbeleidsplan 20102014). In gesprekken met het auditteam uitten studenten hun tevredenheid over de inhoudelijke, organisatorische en didactische kwaliteiten van de docenten. Studenten noemden de docenten behulpzaam, enthousiast en deskundig. De studenttevredenheidsonderzoeken van de hogeschool bevestigen deze uitspraken van de studenten.
38/67
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
Overwegingen Het auditteam stelt op basis van de curricula vitae van docenten vast dat deze gekwalificeerd zijn voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma van beide opleidingen. Docenten beschikken op grond van opleiding, (recente) werkervaring en nascholing over de juiste kwalificaties/competenties om de opleidingen te verzorgen. Het auditteam is positief over het personeels- en professionaliseringsbeleid van het instituut, waaruit blijkt dat het instituut kiest voor personeel dat is gekwalificeerd en toegerust om de onderwijsprogramma’s te realiseren. Wel plaatst het auditteam kanttekeningen bij het niet verplicht stellen van het behalen van een didactische aantekening voor docenten. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen, overwegingen en de genoemde kanttekening omtrent het niet verplicht stellen van een didactische aantekening, komt het auditteam voor beide opleidingen en beide varianten tot het oordeel voldoende. Samenvattend oordeel Inzet van personeel Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Inzet van personeel’ voor beide opleidingen positief.
2.4
Voorzieningen
Materiële voorzieningen (facet 4.1) De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen • Het faciliteitenbeleid wordt op hogeschoolniveau ontwikkeld. De directie van ATGM oefent hierop invloed uit via het locatieoverleg waarin zij participeert. Tussen ondersteunende diensten en de academie worden Dienstverleningsovereenkomensten (DVO) getekend om afspraken ten aanzien van dienstverlening met elkaar vast te leggen (DVO DIF-ATGM 2010; DVO LIC ATGM 2010; DVO DMCS-ATGM 2010). • Onder de diensteenheid ICT en Facilitaire dienst (DIF) vallen alle activiteiten op het gebied van ICT, facilitaire zaken, roosteren en tentaminering. Onder de diensteenheid Marketing, Communicatie en Studentenzaken (DMCS) vallen alle activiteiten op het gebied van op die betreffende terreinen binnen Avans Hogeschool. • Het huisvestingsbudget van het instituut wordt periodiek vastgesteld door de Raad van Bestuur, op basis van het aantal lesuren en de ruimtenorm per student en docent, met een extra toekenning voor vakspecifieke ruimten. • Sinds de vorige accreditatie is de huisvestingsituatie verbeterd. ATGM heeft vanwege haar groei en het grotere docentencorps een aantal gesloten ruimtes in het gebouw weer in gebruik genomen en de bestaande ruimtes gunstiger ingedeeld. Uit de SWOT analyse uit het Businessplan ATGM 2010 komt toch nog als ‘zwakte’ naar voren dat “het gebouw aan de Lovensdijkstraat absoluut onaantrekkelijk is en bovendien zijn er problemen met luchtverversing en klimaatbeheersing. De faciliteiten steken ook op andere gebieden (ICT voorzieningen, facilitair, XPLORA) sterk af ten opzichte van de HSL.”
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
39/67
•
•
•
•
•
•
•
•
Het gebouw staat aan de vooravond van verbouwingen teneinde voorgenoemde punten te verbeteren. De opleidingen B&M en Chemie beschikken over verschillende soorten onderwijsruimten, zoals theorie- en practicumlokalen, laboratoria, computerwerkplekken, werkplekken voor docenten en studieplekken voor studenten. Studenten kunnen gebruik maken van de studiecentrum/mediatheek gevestigd aan de Hogeschoollaan, nabij de eigen locatie. In het studiecentrum/mediatheek kunnen (internationale) boeken, kranten, tijdschriften worden geleend en diverse databanken worden geraadpleegd. Xplora, de multifunctionele leeromgeving voor studenten en medewerkers biedt een breed palet van voorzieningen, zoals werkplekken om individueel of in groepjes te kunnen werken, een multimediaruimte, computerfaciliteiten, et cetera. Via de intranetomgeving (Blackboard) kunnen studenten onder meer informatie opzoeken over het studentenstatuut, studiefaciliteiten, mediatheek, audiovisuele middelen, de opleidingsgids van de opleiding, roosters, roosterwijzigingen en tentamencijfers. Studenten kunnen op verschillende plekken binnen de hogeschool gebruik maken van computers. De ratio computers-studenten is momenteel één op tien. Het gebouw is voorzien van draadloos internet, zodat studenten met een eigen laptop aan de slag kunnen. Daar waar steeds meer studenten gebruik maken van een eigen laptop heeft de opleiding besloten om extra wandcontactdozen aan te leggen in het gebouw. De laboratoria staan bij B&M en Chemie centraal. Binnen ATGM zijn een tiental laboratoria ondergebracht. Uit de SWOT analyse uit het Businessplan ATGM 2010 wordt duidelijk dat er “te weinig laboratoriumruimtes zijn bij huidige manier van werken”. De opleidingen hebben daarom enkele laboratoria verbouwd en uitgebreid. Het auditteam heeft verschillende laboratoria bekeken en is van mening dat deze toereikend zijn om het programma te realiseren. Volgens het Studenttevredenheidsonderzoek zijn de scores voor de ICT-voorzieningen sterk verbeterd. Waren de studenten van beide opleidingen in 2007 nog ontevreden over dit aspect, in 2009-2010 wordt dit positief beoordeeld. De studenten beoordelen de materiële voorzieningen van de opleiding met rapportcijfers tussen de 6,7 en de 6,8 (Chemie) en de 6,5 en 6,7 (B&M) (Studententevredenheidsonderzoek 2007, 2008 en 2009).
Overwegingen Het auditteam heeft de faciliteiten waargenomen tijdens een rondleiding en stelt vast dat deze toereikend zijn voor de opleidingen om het programma naar wens uit te voeren. De opleidingen beschikken over ruime en voldoende geoutilleerde praktijklokalen waar studenten de vereiste beroepshandelingen kunnen ontwikkelen. Het auditteam bevestigt wel het oordeel dat als zwakte uit de SWOT analyse is gekomen en acht vernieuwingen aan het pand wenselijk. De studenten zijn over het algemeen tevreden over de voorzieningen. Het auditteam constateert dat de opleidingen verbetermaatregelen inzetten teneinde de faciliteiten te optimaliseren, op basis van evaluaties onder studenten.
40/67
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor beide opleidingen en beide varianten tot het oordeel goed.
Studiebegeleiding (facet 4.2) De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Bevindingen • De studieloopbaanbegeleiding (SLB) die de opleidingen hun studenten aanbieden, heeft als doel dat de student leert om zelfstandig zijn leerproces en zijn professionele ontwikkeling te sturen wat betreft organisatie, planning, uitvoering en evaluatie, ook na afronding van de opleiding. Drie concrete doelstellingen die de opleidingen nastreven met SLB zijn: - het bewaken van een goede aansluiting tussen voortgezet en hoger onderwijs; - het begeleiden van kritische keuze- en beslismomenten van de student met betrekking tot zijn/haar studieloopbaan; - het tegengaan van studie-uitval en studievertraging. • Iedere student krijgt bij aanvang van de studie een studieloopbaanbegeleider (SLB’er) toegewezen. Na de propedeuse wordt dit overgenomen door een SLB’er uit de hoofdfase. Tijdens de stage en afstudeerproject wordt de rol van de SLB’er overgenomen door de begeleidende docent. In het kader van SLB vindt iedere onderwijsperiode een studieloopbaangesprek plaats tussen de student en de SLB’er. Voor de deeltijdstudenten wordt aanvullend tweemaal per jaar een terugkomdag georganiseerd, waarbij vooral bekeken wordt of de student werkzaamheden op hbo-niveau uitvoert. • Het accent bij SLB ligt op het faciliteren van het keuzeproces binnen de studie (deeltijd, voltijd, stage, keuze buitenland, minor) en het signaleren en managen van vertraging bij studenten. SLB richt zich op de ondersteuning bij het maken van persoonlijke studiekeuzes, het begeleiden bij het zoeken van werk en het helpen voorkomen en/of oplossen van problemen in de studie. • Terwijl de academie verantwoordelijk is voor de uitvoering van de SLB (eerstelijnsbegeleiding), ligt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van bijzondere begeleiding bij de ondersteunende eenheden (tweedelijnsbegeleiding), voornamelijk bij de studentendecaan. Inzet van studentendecanen op de verschillende locaties is noodzakelijk voor een optimale dienstverlening aan studenten. Dit betekent dat elke studentendecaan ingezet wordt voor (een) bepaalde locatie(s) en een aantal opleidingen (academies) onder zijn hoede heeft. • Voor het inzicht in de studieontwikkeling stelt de student een portfolio op, waarin aan het eind van de studie een totaaloverzicht van de verworven kennis, vaardigheden en competenties is opgenomen. In het document Studieloopbaanbegeleiding 2010 wordt toegelicht wat een portfolio is en hoe dit is opgebouwd. Het portfolio heeft een vaste basisindeling die de student vervolgens zelf verder invult. Een belangrijk onderdeel van
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
41/67
•
•
•
het portfolio is het persoonlijk ontwikkelingsplan (POP). Hierin beschrijft en motiveert de student zijn studieplan en persoonlijke leerdoelen. Informatievoorziening is gericht op de bevordering van de studievoortgang en op de behoeften van de studenten. Via het studentvolgsysteem OSIRIS wordt de studievoortgang van studenten gevolgd en kunnen, wanneer gewenst, direct afspraken met studenten worden gemaakt om de gewenste studievoortgang te ondersteunen. In het Studententevredenheidsonderzoek 2009 beoordelen de studenten van beide opleidingen de kwaliteit van de studieloopbaancoaching en de wijze van informeren positief. Dit blijkt ook uit het gesprek dat het auditteam voerde met de studenten. Studenten van beide opleidingen en van beide varianten geven aan tevreden te zijn over de SLB en de rol van de SLB’er. De betrokkenheid en bereikbaarheid van SLB’ers en docenten worden door hen genoemd als pluspunten. Uit het gesprek met de studenten komt naar voren dat zij tevreden zijn over de doorlooptijd waarmee de cijfers bekend worden gemaakt. Studenten zijn minder tevreden over de tijdigheid van de voorlichting over de roostering.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de opleidingen de studiebegeleiding op adequate en zorgvuldige wijze uitvoeren en dat studenten van beide opleidingen en van beide varianten hierover zeer tevreden zijn. De informatievoorziening is, naar oordeel van het auditteam, voldoende toereikend ingericht op het bevorderen van de studievoortgang van studenten en om studenten een actueel beeld te geven van de studievoortgang. Studenten zijn minder te spreken over de tijdigheid waarmee de roostering bekend wordt gemaakt. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor beide opleidingen en beide varianten tot het oordeel goed. Samenvattend oordeel Voorzieningen Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Voorzieningen’ voor beide opleidingen positief.
2.5
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten (facet 5.1) De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Bevindingen • De opleidingen sluiten met hun kwaliteitszorg aan bij dat van de hogeschool, de faculteit en het instituut. Het beleid van de opleidingen is beschreven in het Avans Raamwerk Integrale Kwaliteitszorg 2007-2010 (2007) en het Kwaliteitsbeleidsplan ATGM 2005. Deze zijn met name gericht op de processen en het beheer van de evaluaties.
42/67
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
•
•
•
•
•
•
Jaarlijks wordt er een kwaliteitsjaarplan en een kwaliteitsjaarverslag door het instituut opgesteld. Deze opzet laat zien dat er planmatig wordt gewerkt vanuit de plan-do-checkact-cyclus (Deming). Er wordt met plannen gestuurd op vooraf vastgestelde beleidsdoelen die betrekking hebben op de kwaliteit van het onderwijs. Het auditteam stelt vast dat de streefdoelen die in de “kwaliteitzorgdocumenten” (Avans Raamwerk Integrale Kwaliteitszorg 2007-2010 (2007) en het Kwaliteitsbeleidsplan ATGM 2005) worden genoemd, beperkt worden geëxpliciteerd en dat de koppeling van doelen aan een tijdlijn in de toekomst ontbreekt. Ook constateert het auditteam dat er voor de opvolging van evaluatieresultaten geen strakke richtlijnen gelden. Dit wordt bevestigd in gesprekken die zijn gevoerd met directie en docenten. Tot slot heeft het auditteam vastgesteld dat de overlegvormen in het kader van kwaliteitzorg en bijbehorende actieplannen, weliswaar worden beschreven op papier, maar in de praktijk niet structureel plaatsvinden of gestructureerd invulling en opvolging krijgen. Op het niveau van de opleidingen worden er PDCA-cycli uitgevoerd op het gebied van kwaliteit door: - De jaarteams met betrekking tot de diverse studiejaren (horizontaal); - De majorcoördinatoren met betrekking tot het onderwijs van een major gedurende alle studiejaren (verticaal); - De onderwijskundige met betrekking tot diverse evaluaties en enquêtes; - Het management met betrekking tot diverse evaluaties en enquêtes. Er is een ATGM brede kwaliteitscommissie die de uitvoering van het kwaliteitsbeleid coördineert en de zorgvuldigheid mede bewaakt. Haar taken zijn: - Het bepalen van de te gebruiken meetinstrumenten; - Het coördineren van de vormgeving van de meetinstrumenten; - Het formuleren van een kwaliteitsjaarplan en het schrijven van een -jaarplan; - Monitoring van de uitvoering van de activiteiten in het kwaliteitsjaarplan volgens de PDCA-cyclus; - Periodiek voortgangsverslagen uitbrengen aan de directie; - Het volgen van Avans kaders en ontwikkelingen met betrekking tot kwaliteitszorg. Het TCMCO – samengesteld uit de jaarteamcoördinatoren (TC) en de majorcoördinatoren (MC), de onderwijskundig beleidsmedewerkers en de directie van ATGM – heeft het document Verbeterplan, Aanpassingen onderwijs 2010-2011 opgesteld met als doel verbeteringen te koppelen aan de semesterevaluatie, de periodeevaluaties en de lopende verbetertrajecten gekoppeld aan de speerpunten uit het Businessplan 2010. Het auditteam is van mening dat de opleiding hierin meer concrete kwantitatieve en kwalitatieve streefnormen kan opnemen om na afloop van 2010-2011 te kunnen toetsen of de plannen naar tevredenheid zijn gerealiseerd. De projectgroep ijking (onderwijskundige, coördinatoren en docenten (vijf personen) is in het leven geroepen om systematisch en kritisch te kijken naar het ATGM-onderwijs. Hierbij gaat het om een actualisatie van de onderwijsvisie, een aanpassing van het onderwijsmodel en een beschrijving van de onderwijskundige opzet (Verbeterplan, Aanpassingen onderwijs 2010-2011).
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
43/67
•
•
•
•
•
Sinds de laatste accreditatie hebben de opleidingen de uitvoering van het kwaliteitsbeleid verder uitgebreid. Voorbeelden van evaluaties waarvan de opleiding sindsdien gebruikt van maakt zijn: - Module- en projectevaluatie (student); - stage-evaluatie (student en bedrijfbegeleider); - Afstudeerevaluatie (student en bedrijfsbegeleider); - minoronderzoek (student); - studenttevredenheidsonderzoek (student); - alumni-onderzoek; - werkgeversonderzoek; - medewerkerstevredenheidsonderzoek; Bij verschillende evaluaties ontbreekt de absolute en relatieve respons. Hiermee zijn ze lastig op waarde te schatten als bewijs. Voor de evaluaties waarvan het auditteam de responscijfers heeft ingezien, is het auditteam van mening dat de respons onder studenten, alumni en werkgevers erg laag is (respectievelijk minder dan 10 procent, minder dan 10 procent en minder dan vijf procent). Dit maakt dat het auditteam kanttekeningen zet bij de representativiteit van de evaluaties. De twijfel over de representativiteit van evaluaties wordt verder gevoed door de SWOT-analyse uit het Businessplan ATGM 2010, waarin als ‘zwakte’ naar voren komt dat “Kwaliteit van de opleidingen niet (alleen indirect) wordt gemeten”. Het auditteam ziet hierin noodzaak tot verbetering. Via de verschillende evaluatie-instrumenten stelt de opleiding vast in welke mate de streefdoelen zijn gerealiseerd. Op basis van streefnormen voor tevredenheid worden evaluatie-uitkomsten geanalyseerd en, waar nodig of gewenst, verbetermaatregelen in gang gezet. Het auditteam heeft hiervoor op papier bewijzen gevonden, in de praktijk heeft het auditteam dit echter niet kunnen verifiëren. De opleidingen geven aan dat de streefcijfers voor tevredenheid van aan aantal factoren afhankelijk zijn. In het algemeen geldt dat onvoldoende scores altijd een aandachtspunt zijn. De opleidingen vinden een score onder de drie op een vijfpuntsschaal onvoldoende. In 2010 heeft het ATGM de normen opgeschroefd en hanteert nu een streefscore van 3,5. Het auditteam is van mening dat de opleidingen zich in het kader van de accreditatie weinig zelfkritisch opstellen. Dit uit zich in de goede oordelen die de opleidingen zichzelf voor alle facetten geven in de ZER terwijl dit niet overeenkomt met de bevindingen in de SWOT analyse (Businessplan ATGM 2010) die het auditteam heeft ingezien, in de keuze die is gemaakt voor de leden van de werkveldcommissie (dit bleken op een persoon na allemaal tevens alumni te zijn) en in de antwoorden die gegeven worden op kritische vragen van het auditteam. Het auditteam is van mening dat zelfreflectie en het kritisch naar zichzelf kunnen kijken een belangrijke voorwaarde is voor kwaliteitszorg.
Overwegingen Vastgesteld is dat de opleidingen een kwaliteitsbeleid hebben op basis waarvan het kwaliteitszorgsysteem wordt ingericht en uitgevoerd. Er is een kwaliteitszorgplan beschikbaar dat gericht is op het evalueren van de kwaliteit van het onderwijs en tevredenheid van alle betrokkenen. Alle elementen van het onderwijs worden geëvalueerd. Naar de mening van
44/67
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
het auditteam geven de “kwaliteitszorgdocumenten" (bijvoorbeeld Avans Raamwerk Integrale Kwaliteitszorg 2007-2010 (2007) en Kwaliteitsbeleidsplan ATGM 2005) echter beperkt zicht op de wijze waarop verbeteringen in de praktijk worden gesignaleerd, besproken en aangepakt in de tijd. Het auditteam heeft uit gesprekken met docenten, coördinatoren en directie opgemaakt dat er voldoende betrokkenheid is om te investeren in de kwaliteit van de opleiding. De gesprekken wijzen echter ook uit dat de inhoud van de “kwaliteitszorgdocumenten" onvoldoende “leeft” bij de betrokkenen van de opleiding. Op basis van de gesprekken met het management en de docenten constateert het auditteam dat de opleidingen verzuimen zichzelf de ‘waarom’ vraag te stellen naar aanleiding van de evaluaties. Het auditteam vindt het noodzakelijk dat de opleidingen prioriteit geven aan de verdere verbetering, concretisering en inbedding van een kwalitatief goed kwaliteitszorgsysteem binnen de opleiding. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen, overwegingen en de genoemde kanttekeningen voor wat betreft de actieve inbedding en de concretisering van het kwaliteitszorgsysteem, komt het auditteam voor beide opleidingen en beide varianten tot het oordeel voldoende.
Maatregelen tot verbetering (facet 5.2) De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Bevindingen • In het zelfevaluatierapport geven de opleidingen Chemie en B&M aan dat de resultaten uit evaluaties de bron vormen voor analyses en verbeteracties in de richting van het streefdoel. • Op grond van het bestudeerde materiaal en de gesprekken met docenten en studenten stelt het auditteam vast dat de opleidingen verbeteringen doorvoeren naar aanleiding van evaluaties. Daarbij constateert het auditteam dat evaluaties niet altijd structureel worden opgevolgd. Met het opstellen van de jaarlijkse verbeterplannen laten de opleidingen zien aandacht te besteden aan kwaliteit. Een stap die hierin volgens het auditteam nog ontbreekt, is het kwantificeren van de verbetermaatregelen waarmee inzichtelijk wordt gemaakt welk effect er beoogd wordt met de invoering van de verbetermaatregel en er vervolgens ook gemeten kan worden of het gewenste effect behaald is (zie facet 5.1). • Voorbeelden van verbeteracties naar aanleiding van studentevaluaties zijn (1) invoering nieuw onderwijsmodel, (2) verbetering Osiris, (3) het intensief in gesprek gaan met – meestal oudere – docenten die lage evaluatiescores hadden bij studenten en moeite hadden met CGO, (4) gebruik maken van Blackboard voor bekendmaking roosterwijzigingen, (6) alumnibeleid. • Sinds de vorige accreditatie is er een Werkveldadviesraad (WAR) ingesteld, met daarin een vertegenwoordiging van de werkvelden. Het auditteam is van mening dat voorgaande vooral “op papier” is uitgewerkt: uit notulen en het gesprek met het werkveld blijkt namelijk dat de opkomst bij de bijeenkomsten minimaal is. De vertegenwoordiging
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
45/67
•
•
lijkt bovendien redelijk eenzijdig (in tegenstelling tot de ‘brede vertegenwoordiging’ die hierin nagestreefd wordt). In 2009 is een ATGM- enquête over SLB afgenomen onder docenten en studenten. Aanleiding was dat beide groepen vraagtekens zetten bij de doeltreffendheid van het huidige SLB-traject. De enquêteresultaten gaven inzicht in de mening van ondervraagden over het SLB-traject, maar ook over aanleunende trajecten: de studie-, stage- & werkveldoriëntatie en de curriculumaanvullende activiteiten (CAA). Naast afname van de enquête heeft ATGM docenten tijdens de ATGM-studiemiddag gevraagd te brainstormen over verschillende aspecten van studentbegeleiding. Deze initiatieven tezamen hebben de input gevormd voor aanbevelingen ter verbetering van de ATGM- studentbegeleiding op het gebied van SLB, CAA en oriëntatie op studie-, stage- & werkveld (Verbeterplan, Aanpassingen onderwijs 2010-2011). Studenten met wie het auditteam sprak, gaven aan dat zij zien dat de opleidingen evaluaties en door hen geconstateerde knelpunten serieus nemen en dat er verbetermaatregelen worden geformuleerd naar aanleiding hiervan.
Overwegingen Op grond van het bestudeerde materiaal en de gesprekken met docenten, studenten en het werkveld, stelt het auditteam vast dat de opleiding verbeteringen doorvoert naar aanleiding van de evaluaties. Dit kan echter verder gesystematiseerd worden, bijvoorbeeld door het effect van verbetermaatregelen vooraf te kwantificeren, waardoor na afloop van een ‘verbeterperiode’ getoetst kan worden of het gewenste resultaat is bereikt. Omdat dit nu nog niet structureel toegepast wordt door de opleidingen is het voor het auditteam niet altijd inzichtelijk is of de verbetermaatregelen ook tot de gewenste resultaten leiden. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen, overwegingen en bovenstaande opmerkingen van het auditteam over het in kaart brengen van het effect van verbetermaatregelen, komt het auditteam voor beide opleidingen en beide varianten tot het oordeel voldoende.
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld (facet 5.3) Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Bevindingen • De opleidingen onderscheiden verschillende stakeholders, waaronder studenten, alumni, het afnemend beroepenveld en docenten. De stakeholders worden, zo geven de opleidingen in het zelfevaluatierapport aan, betrokken bij het verbeteren van het programma en, het ontwikkelen van verbeterbeleid. • Het werkveld wordt betrokken bij de ontwikkelingen in het onderwijs, bij aanpassingen in het curriculum en bij het onderzoek van de kenniskring bij het lectoraat. De contacten van de opleidingen met onderzoeksinstituten, hogescholen en universiteiten zijn afgelopen jaren geïntensiveerd.
46/67
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
•
•
•
•
•
Daarnaast werd tot 2009 een werkveldenquête afgenomen onder de werkgevers. In verband met de geringe respons is in het najaar van 2009 besloten om de werkveldenquête af te nemen onder afstudeerbegeleiders. Docenten nemen periodiek deel aan teamoverleggen en hebben zitting in ontwikkelgroepen zoals de curriculumcommissie, de opleidingscommissie en de beroepenveldcommissie. Afhankelijk van het onderwerp worden evaluatieresultaten met docenten individueel, in het teamoverleg of in de curriculumcommissie besproken. In 2009 is er een nieuw beleid geformuleerd voor de alumni (doelstellingen alumni ATGM 2009-2010). Er is een alumnibestand opgebouwd, welke interactief is op de ATGM alumnisite. Alumni ontvangen tweemaal per jaar een nieuwsbrief, zij worden ingezet bij laboratoria tijdens open dagen en ingezet als gastdocent of betrokken bij het organiseren van excursies. Als onderdeel van dit beleid is in 2009 tevens een alumni-enquête afgenomen. Ook wordt de mening van alumni onderzocht via de alumnivragenlijst en de HBO-Monitor. Medezeggenschap van studenten is geborgd via de academieraad. Studenten zijn op verschillende manieren betrokken bij de continue verbetering van het onderwijs. Studenten nemen deel aan diverse enquêtes, zoals de module-evaluatie en het minoronderzoek, waarin de tevredenheid over de inhoud van het onderwijs wordt geëvalueerd en een keer per twee jaar nemen studenten deel aan het hogeschoolbrede STO (zie ook facet 5.1). Een vertegenwoordiging van de studenten van de opleiding neemt (samen met een vertegenwoordiging van docenten) deel aan de opleidingscommissie van de opleiding die periodiek overleg voert over de inhoud van en organisatie rondom de opleiding. Binnen de opleidingscommissie worden tevens evaluatie-uitkomsten besproken. Studenten hebben tevens inspraak via het studentenplatform voor niet onderwijskundige aspecten. Uit de resultaten van het Studenttevredenheidsonderzoek 2007, 2008 en 2009 blijkt dat studenten vinden dat zij niet voldoende worden geïnformeerd over de uitkomsten van de onderwijsevaluaties. Een beeld dat ook naar voren komt uit het zelfevaluatierapport en, zij het in beperkte mate, in het gesprek dat het auditteam voerde met de studenten. Hoewel de studenten vinden dat er voldoende onderwijsevaluaties plaatsvinden, zien zij hun inbreng niet genoeg terug.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de opleidingen de belanghebbenden bij de kwaliteitszorg van het onderwijs betrekken, maar dat de terugkoppeling van de resultaten van evaluaties aan studenten een belangrijk, en voor verbetering vatbaar, aandachtpunt voor de opleidingen is, blijkens de uitkomsten van het Studenttevredenheidsonderzoek en het gesprek met de studenten. De door de opleidingen ingezette maatregelen zullen hier, naar verwachting van het auditteam, een positieve bijdrage aan kunnen leveren. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen, overwegingen en het genoemde aandachtspunt, komt het auditteam voor beide opleidingen en beide varianten tot het oordeel voldoende.
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
47/67
Samenvattend oordeel Interne kwaliteitszorg Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’ voor beide opleidingen positief.
2.6
Resultaten
Gerealiseerd niveau (facet 6.1) De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Bevindingen • De afstudeeropdracht is het sluitstuk van beide opleidingen en vindt plaats in het vierde studiejaar. De afstudeeropdracht wordt gezien als een proeve van bekwaamheid waarin de student aantoont zelfstandig een onderzoek ten behoeve van het fundamentele of toegepaste onderzoek te kunnen uitvoeren bij een bedrijf of een researchafdeling van een universiteit. Het afstudeertraject beslaat een periode van twintig weken en bestaat uit vier onderdelen: het portfolio, de werkzaamheden, het onderzoeksverslag en de afstudeerverdediging. Het volledige afstudeertraject is beschreven in de Brochure Stage en Afstuderen (2009). • De doelstellingen bij het afstuderen zijn afgeleid van de landelijke doelstellingen DAS (zie facet 1.1). De afstudeerdoelstellingen staan vermeld in het document Master opleidingskader ATGM (2010) de brochure stage en afstuderen (2010), de verschillende majorhandboeken. • Teneinde te borgen dat studenten over voldoende bagage beschikken, hebben de opleidingen een afstudeerdrempel ingebouwd. Dit betekent dat studenten pas mogen beginnen met de stage of het afstuderen wanneer zij een vastgesteld aantal studiepunten hebben behaald (180 EC). • Uit het gesprek met de studenten komt naar voren dat zij de combinatie van stage en afstuderen als positief ervaren. De stage, maar ook de projecten in eerdere jaren, bereiden de studenten voor op de afstudeeropdracht in het laatste jaar. • De beoordelingscriteria zijn uitgewerkt in de beoordelingsformulieren. In de beoordelingscriteria zijn de bachelorkwalificaties te herkennen. • Het auditteam heeft tien eindwerkstukken van recent afgestudeerden bestudeerd en stelt vast dat het gerealiseerde niveau voldoet aan het hbo-bachelorniveau. Ten aanzien van de afstudeerverslagen is het auditteam een aantal zaken opgevallen: de opzet en structuur van het onderzoek is over het algemeen voldoende en in de meeste gevallen is gekozen voor relevante onderwerpen die aansluiten bij de beroepspraktijk. Toch ontbreekt bij enkele verslagen een duidelijke lijn in het verslag, in sommige gevallen ontbreekt een onderzoeksvraag en het plan van aanpak. In de beoordeling van de verschillende toetsen en onderdelen worden soms ruim voldoende cijfers gegeven voor eindverslagen waarin een gewenste onderzoeksaanpak ontbreekt. Daarbij is niet altijd helder hoe het eindcijfer is gewogen. • In de zelfevaluatie geven de opleidingen aan dat er bij het afstuderen veelal een extern gecommitteerde aanwezig is die een adviserende rol heeft in de beoordeling. Bij de
48/67
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
•
bestudering van de eindwerkstukken heeft het auditteam echter geen beoordelingen aangetroffen waaruit de aanwezigheid van een extern gecommitteerde bleek. Het auditteam is van mening dat de opleiding in de uitvoering van de beoordelingen van eindwerkstukken beter haar eigen richtlijnen moet volgen, zoals het betrekken van een externe gecommitteerde (zie ook facet 2.8). Uit de HBO-Monitor blijkt dat de opleidingen een goede basis bieden om te kunnen starten op de arbeidsmarkt. De tevredenheid van studenten over hun voorbereiding op de actuele beroepspraktijk is over het geheel genomen positief.
Overwegingen Het auditteam is van mening dat het afstudeertraject dusdanig is ingericht dat studenten kunnen laten zien dat zij de opleidingscompetenties op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar beheersen. Uit de HBO-Monitor blijkt dat afgestudeerden de aansluiting van de opleiding op de beroepspraktijk voldoende vinden. De alumni en het werkveld die het auditteam hierover sprak zijn hierover ook positief. Het auditteam is, op grond van bestudeerde afstudeerproducten van studenten en gesprekken met leden van het werkveld en alumni, overtuigd van het gewenste niveau van de afgestudeerden. De eindproducten vertegenwoordigen op overtuigende wijze datgene waarvoor de opleidingen in hun kern staan, namelijk het zelfstandig of in teamverband kunnen oplossen van problemen of beantwoorden van vraagstellingen op biologisch, medisch of chemisch gebied, al dan niet met behulp van experimenteel laboratoriumonderzoek. Het auditteam is wel van mening dat studenten in staat moeten zijn om bij het afstuderen ‘curriculumoverstijgende’ vaardigheden te laten zien, zoals het formuleren van een gedegen onderzoeksvraag en het formuleren van een plan van aanpak voor het uitvoeren van het onderzoek. Hoewel hier tijdens de opleiding aandacht aan besteed wordt, blijkt uit de bestudering van de afstudeerwerken dat studenten dit nog niet consequent laten zien. Het auditteam heeft tevens een belangrijk aandachtspunt vastgesteld met betrekking tot de wijze van beoordeling van de eindwerkstukken. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen, en de opmerking over de geconstateerde kwaliteit in de eindwerkstukken, komt het auditteam voor beide opleidingen en beide varianten tot het oordeel voldoende.
Onderwijsrendement (facet 6.2) Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Bevindingen • De opleidingen hebben de volgende streefcijfers geformuleerd voor het onderwijsrendement van de voltijd opleidingen: - propedeuserendement: 50 procent (binnen een jaar) - propedeuserendement: 75 procent (binnen twee jaar)
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
49/67
•
•
•
•
•
•
- studieuitval: een gemiddelde verblijfsduur van twaalf maanden - onderwijsrendement: 60 procent na vier jaar en 75 procent na vijf jaar - studieduur afgestudeerden: 4,5 jaar Voor de deeltijdvarianten gelden de volgende streefcijfers: - propedeuserendement: 50 procent (binnen een jaar) - propedeuserendement: 70 procent (binnen twee jaar) - studieuitval: een gemiddelde verblijfsduur van twaalf maanden - onderwijsrendement: 50 procent na vier jaar, 60 procent na vijf jaar en 70 procent na meer dan vijf jaar - studieduur afgestudeerden: 4,5 jaar De opleidingen streven naar een optimaal rendement en doen dat door het aanbieden van diverse onderwijsvormen, buiten het reguliere curriculum om, zoals bijspijkercursussen en peermentoring. Het percentage van de hoofdfasestudenten dat de opleiding binnen vijf jaar afrondt, is voor B&M voltijd meer dan 70 procent (cohort 2004), waarmee het streefcijfer wordt benaderd. Over de cohorten in de jaren hierna kunnen nog geen uitspraken worden gedaan. Voor Chemie voltijd geldt een percentage van 68 procent (cohort 2003), waarmee het streefcijfer van 75 procent wordt benaderd, maar nog niet wordt behaald. De cohorten van 2005 en verder zijn nog niet afgerond. Voor de deeltijd opleiding B&M kunnen geen betrouwbare uitspraken gedaan worden over het gerealiseerd rendement, omdat de instroom zeer beperkt is. Bij de deeltijdopleiding Chemie is 63 procent (cohort 2005) en 71 procent (cohort 2006) waarmee in het laatste cohort de streefnorm wordt behaald. Uit de berekening van de propedeuserendementen over vijf jaar, blijkt het gemiddelde propedeuserendement over de instroom 2003-2007 van B&M 76 procent bedraagt en van Chemie 80 procent. Hiermee wordt de gemiddelde streefnorm na 2 jaar behaald. Wel is te zien dat het rendement B&M in de loop der jaren afneemt. Dit heeft momenteel de aandacht van de academie. Uit de gesprekken die het auditteam met de docenten en het management gevoerd hebben over de redenen voor bovengenoemde terugloop en het veelal niet behalen van de streefnormen voor de propedeuserendementen binnen één jaar bij de opleiding B&M, blijkt dat niet inzichtelijk is waarom de streefnormen niet gehaald worden. Het auditteam heeft bemerkt dat de opleidingen dit niet als een groot probleem ervaren vanuit de opvatting dat de streefnorm hoog ligt. Toch hebben het instituut en de opleidingen enkele rendementsverhogende maatregelen getroffen. Eén van de maatregelen die de opleidingen heeft getroffen om het propedeuserendement, dat achterblijft bij de streefcijfers, te verhogen is de coaching van eerstejaars studenten door hogerejaars studenten (peermentoring). Vanuit de visie van de opleiding dat studenten niet teveel tijd kwijt dienen te zijn met een verkeerde studiekeuze, dient uitval zoveel mogelijk in de eerste twee jaar plaats te vinden. De uitval in de hoofdfase in de cohorten vanaf 2005 is tot nu toe nul procent. De uitval bij de voltijdse opleiding B&M ligt vanaf 2005 boven de streefnorm van 25 procent en schommelt rond de 30 procent. De gemiddelde uitval bij de voltijdse opleiding Chemie
50/67
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
schommelt per cohort (2004-2008) en schommelt rond de 21 procent en voldoet dus aan de streefnorm. Overwegingen Het auditteam is van mening dat de opleidingen met de aangeleverde kengetallen en streefcijfers aantonen dat zij voldoende inzicht hebben op relevante gegevens als propedeuse- en hoofdfaserendement. Het auditteam stelt vast dat de opleidingsrendementen over vijf jaar de streefnomen goed benaderen. Daar waar opleidingsrendementen teruglopen, zoals het propedeuserendement bij B&M, hebben de opleidingen enkele maatregelen getroffen om de te verbeteren. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor beide opleidingen en beide varianten tot het oordeel goed. Samenvattend oordeel Resultaten Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Resultaten’ voor beide opleidingen positief.
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
51/67
52/67
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
3
Bijlagen
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
53/67
Lid auditteam: De heer dr. G.P.F. van Strijdonck
Lid auditteam: De heer Ir. W.T.A.M. de Laat
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s
Relevante werkvelddeskundigheid
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X
Studentgebonden deskundigheid
Visitatie- of auditdeskundigheid
Lid auditteam NQA: Mevrouw drs. S.P. Wierema
Deskundigheden leden van het auditteam
Studentlid auditteam: Mevrouw D. Foppen
Bijlage 1
X
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de leden van het auditteam: De heer dr. G.P.F. van Strijdonck De heer Van Strijdonck is ingezet vanwege zijn deskundigheid op het gebied van chemie en vanwege zijn inzicht in de internationale ontwikkelingen in dit werkveld. Hij is werkzaam geweest in de Verenigde Staten en België en kent internationaal het niveau van de opleidingen door diverse contacten. Bovendien heeft de heer Van Strijdonck onderwijservaring als senior docent organische chemie bij Hogeschool Zuyd. Sinds 2009 is hij bestuurslid KNCV sectie organische chemie. Voor deze visitatie heeft de heer Van Strijdonck onze handleiding voor auditteamleden ontvangen en in een voorbereidende vergadering is hij aanvullend geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1990-1994 1984-1989 1978-1985
54/67
Promotie onderzoek KUN Nolte/Steggerda Chemie studie KUN VWO
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
Werkervaring: sept 2010-heden 2005-heden 1998-2005 1996-1998 1994-1996
Associate lector synthese en materialen Senior docent organische chemie HSZuyd, coördinator Zuydlab UvA Homogene katalyse (co-promotor diverse Ph D’s) Post-doc Ku Leuven Fotofysica Post-doc Johns Hopkins University Baltimore bioanorganische chemie
De Heer Ir. W.T.A.M. de Laat De heer de Laat is ingezet als lid van het auditteam vanwege zijn deskundigheis op het gebied van chemie, biologie. Hij is werkzaam als Lector Biogrondstoffen en Bioprocessen aan de Hogeschool in Rotterdam en als freelance medewerker voor diverse bedrijven op het gebied van Industriële Biotechnologie. Voor deze visitatie heeft de heer de Laat onze handleiding voor auditteamleden ontvangen en in een voorbereidende vergadering is hij aanvullend geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1974-1980 VWO 1980-1987 Moleculaire Wetenschappen Landbouw Hogeschool Wageningen Werkervaring: 1987-1989 PFW Nederland B.V. te Amersfoort R&D natuurlijke geur- en smaakstoffen 1989-2000 Gist brocades te Delft R&D Senior Scientist Fermentatie Technologie 2000-2006 Koninklijke Nedalco B.V. te Bergen op Zoom Manager R&D & QC 2006-2010 DSM-Gist te Delft Principal Scientist Bioprocessing 2010-nu Hogeschool Rotterdam Lector Biogrondstoffen en Bioprocessen
Mevrouw D. Foppen Mevrouw Foppen is ingezet als studentlid. Zij volgt de opleiding Chemie, studieroute Crime Science bij Saxion Hogeschool, waar zij lid is van de opleidingscommissie Chemie. Tevens vervult zij een bestuursfunctie bij de studievereniging van deze opleiding. Mevrouw Foppen is representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding en beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen in het domein. Voor deze visitatie is mevrouw Foppen aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 2002 – 2008 2008 – heden
VWO Chemie, studieroute Crime Science
Werkervaring: 2005 – 2009 Verkoopmedewerkster schoenenwinkel 2008 – 2009 Student assistent, Crime Science, Saxion
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
55/67
Mevrouw drs. S.P. Wierema Mevrouw Wierema is ingezet als NQA-auditor. Mevrouw Wierema is als ontwikkelaar, assessor, coach en trainer betrokken bij diverse management development programma’s en trainingsprogramma`s voor medewerkers binnen MKB-bedrijven. Mevrouw Wierema heeft de interne training NQA-auditor gevolgd. Zij is bekend met het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en is verder ingewerkt binnen de werkwijze van NQA. Opleiding: 2000-2005
Psychologie aan de Radboud universiteit Nijmegen Doctoraal Cultuur- en Persoonlijkheidspsychologie
Trainingen en Cursussen: 2009 Talent academie: integraal opleidingsprogramma voor adviseurs binnen BDO, waaronder Communicatie- en Adviesvaardigheden, Timemanagement en Persoonlijke Effectiviteit (oa. Utrecht). 2008 Adviesvaardigheden voor Adviseurs bij Schouten & Nelissen (Berg en Dal). 2008 Cubiks PAPI-training: certificatietraining op het gebied van persoonlijkheidsvragenlijsten (Utrecht). 2007 Criterium Gericht Interviewen bij Humanage B.V. (Zeist). 2006 Systeemlab: training met betrekking tot organisatiestructuren voor managementfuncties bij Ardis, Organisatie en Ontwikkeling (Den Haag). 2003 Individuele talencursus Spaans bij Sevilla, Academia de Español (Antigua, Guatemala). Werkervaring: 2008–heden BDO Consultants B.V. - consultant Human Resource 2008 Randstad Uitzendbureau – Intercendente 2006-2007 Humanage B.V. - Assessmentpsycholoog 2005-2006 Ardis, Organisatie en Ontwikkeling - Onderzoeker 360° feedback
56/67
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
Bijlage 2
Onafhankelijkheidsverklaring auditteam
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
57/67
58/67
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
59/67
60/67
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
Bijlage 3
Bezoekprogramma
Tijdstip 9.00 – 11.00 uur 11.00 – 11.45 uur
Programmaonderdeel Ontvangst Materiaalbestudering Gesprek met opleidingsmanagement
11.45 – 12.30 uur
Gesprek met studenten
12.30 – 13.15 uur 13.15 – 14.00 uur
Lunchpauze Gesprek met docenten
14.00 – 14.30 uur
Gesprek met lectoren
14.30 – 15.15 uur
Gesprek met werkveld en afgestudeerden
15.15 – 17.00 uur
Rondleiding Eventuele extra gesprekken Materiaal bestuderen Intern overleg auditteam Tweede gesprek met opleidingsmanagement en afronding
17.00 – 17.30 uur
17.30 – 18.00 uur
Afsluitend overleg auditteam
Deelnemers (Auditteam) Paul van Hal Corné Verhees Ingrid Kremers Maaike van den Ham Solmaz Karakaya Roel van der Velden Mitchell Klees Nicole Tiel Rianne Sens Nick Das Rob Wortel Anne-Marie Wullink Tom Vermaas Frank Booij Annemiek Wilmink Ben de Rooij Jack van Schijndel Nicole van den Braak Robert Sijbrandi Ans Arets Liesbeth Nuyens Johan van Hoek Ad Dekkers René van Arendonk Govert Somsen Jan Andries Martie Verschuren Ben de Rooij Mevrouw A. de Klein De heer K. van Dun Mevrouw R. de Voer De heer S. Erkeland De heer A. Zwijger De heer H.Esselbrugge Nicole van Dijke Jeroen Kerkhof Jens de Bont Hossein Mahmoud Corné Verhees Liesbeth Nuyens Niek van Hoof Rob Wortel Paul van Hal Corné Verhees Ingrid Kremers Maaike van den Ham (Auditteam)
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
61/67
62/67
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
Bijlage 4
Bijlagen zelfevaluatie en ter inzage gelegd materiaal
1. Beleidsdocumenten op opleidings-, faculteits- en hogeschoolniveau: • Stand van zaken notitie MK, 2010 • Startdossiers B&M en Chemie, 2010 • Avans onderwijsvisie 2007 • Master Opleidingskader ATGM, 2010 • Meerjarenbeleidsplan, 2003 • Meerjarenbeleidsplan 2007-2010 • Notitie Beleidskader Bachelor-opleidingen, 2005 • Opleidingskader Bachelor of Applied Sciences, 2005 • Businessplan 2006-2009 • Businessplan 2010 • Beleidskader Bacheloropleidingen, 2005 • Inrichting van het Leercentrum, 2006 • Kaderstelling Huisvesting, 2004 • Producten- en Dienstencatalogus DIF, 2008 • Ruimte voor Techniek, 2010 • Besturingsmodel, 2004 • Effectiviteit verbeteracties, 2010 • Cohortanalyse 2003-2009, 2010 • Streefnormen ATGM definitief, 2010 2. Onderwijsbeleid en toetsbeleid: • Bachelor of Applied Science, een competentiegerichte profielbeschrijving, 2008 • Businessplan ATGM, 2010 (2010) • Kaderplan Techniek en ICT (2009) • Onderwijs- en examenregelingen van de opleidingen ATGM 2009-2010 (2009) • Brochure Stage en Afstuderen ATGM voltijd, 2009 • Brochure Stage en Afstuderen ATGM deeltijd, 2009 • Kaders studieloopbaanbegeleiding, 2010 • Toetsing, van beleid naar uitvoering, 2009 • Opleidingskader Bachelor of Applied Sciences, 2005 3. Een representatieve selectie uit het studiemateriaal, zoals: • Moduelehandleidingen • Stage- en afstudeer)handleidingen • Literatuurlijst en boekenlijst + selectie van boeken (onderscheiden in verplicht en aanbevolen) • Projectopdrachten (selectie)
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
63/67
4. Een representatieve set van gemaakte toetsen (inclusief beoordelingen en feedback): • Toetsen en toetsrooster • Opdrachten • Portfolio’s • Stageverslagen • Projectverslagen 5. Personeelsbeleid: • Businessplan 2006-2009 • Businessplan 2010 • Meerjarenbeleidsplan 2007-2010 • Personeelsbeleidsplan 2010-2014 ATGM, 2010 • Meerjarenformatieplan ATGM, 2010 6. Informatie over het interne kwaliteitszorgsysteem: • Positiedocument kwaliteitsbeleidsplan ATGM, 2005 • Plan van Aanpak stuurgroep Integrale Kwaliteitszorg, 2006 • Startdossier B&M en Chemie_Evaluatieresultaten B&M 2005-2009 (2009) • Startdossier B&M en Chemie_Evaluatieresultaten Chemie 2005-2009 (2009) • Startdossier Effectiviteit verbeterakties, 2010 • Positiedocument Verbeterplan, 2010 7. Samenstelling en verslagen van relevante overlegorganen • Startdossiers B&M en C, 2010 • Kaderbrief, 2008 • DVO DIF ATGM 2010 • Notulen diverse overlegvormen
8. Overzicht van externe contacten en aard van die contacten 9. Afstudeerproducten inclusief beoordelingen 10. De meest recente voorlichtingsbrochures en overig relevant voorlichtingsmateriaal
64/67
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
Bijlage 5
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Het domeinspecifieke referentiekader is te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl. De beroepscompetenties gekoppeld aan de Dublin descriptoren, hbo-kernkwalificaties en algemene competenties ATGM. Dublin descriptoren Kennis en inzicht: heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied is vereist. Toepassen kennis en inzicht: Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied.
Generieke hbokernkwalificaties Brede professionalisering: voert zelfstandig taken uit als beginnend beroepsbeoefenaar in een organisatie en is toegerust voor de verdere professionalisering van de eigen beroepsuitoefening. Multidisciplinaire integratie: integreert vanuit het perspectief van beroepsmatig handelen kennis, inhoud en vaardigheden op verschillende vakgebieden. Probleemgericht werken: definieert en analyseert complexe probleemsituaties zelfstandig. Wetenschappelijk onderzoek: past uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek toe bij vraagstukken waarmee hij in zijn beroepsuitoefening wordt geconfronteerd. Creativiteit en complexiteit in handelen: weet om te gaan met vraagstukken waarvan het probleem op voorhand niet duidelijk is omschreven en waarop standaardprocedures niet van toepassing zijn.
Algemene competenties ATGM
Beroepscompetenties DAS
Vakkundigheid Aandacht voor kwaliteit Plannen en organiseren Initiatief Stressbestendigheid
1 t/m/ 8 *
Probleemanalyse Verzamelen van Informatie
1. Onderzoeken 2. Experimenteren 3. Ontwikkelen
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
65/67
Oordeelsvorming: is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten
Methodisch en reflectief denken en handelen: stelt realistische doelen, pakt werkzaamheden planmatig aan en reflecteert op het beroepsmatig handelen. Besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid: toont zich betrokken bij maatschappelijke, in het bijzonder ethische vragen die samenhangen met de beroepspraktijk.
Communicatie: is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of nietspecialisten.
Sociaal communicatieve bekwaamheid: communiceert en werkt samen met anderen in een multiculturele, internationale of multidisciplinaire werkomgeving. Basiskwalificering voor managementfuncties: kan eenvoudige leidinggevende en managementtaken uitvoeren. Transfer en brede inzetbaarheid: past kennis, inzichten en vaardigheden toe in uiteenlopende beroepssituaties. Brede professionalisering: kan zelfstandig taken uitvoeren als beginnend beroepsbeoefenaar in een organisatie en is toegerust voor de verdere professionalisering van de eigen beroepsuitoefening.
Leervaardigheden: bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan.
66/67
Kritische stellingname
1. Onderzoeken 2. Experimenteren 3. Ontwikkelen 4. Beheren
Schriftelijk communiceren / taalvaardigheid Mondeling communiceren / presenteren Werken in teamverband Netwerken
1. Onderzoeken 3. Ontwikkelen 5. Adviseren 6. Instrueren 7. Managen
Leervermogen Plannen en organiseren Initiatief Stressbestendigheid
1 t/m 8 **
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
*) Studenten ontwikkelen een brede professionaliteit door de formulering van verschillende beroepsrollen en de bijbehorende competenties. Deze bestrijken het gehele beroepsdomein. Met de ontwikkelde competenties kunnen afgestudeerden zelfstandig verschillende taken uitvoeren, een grote variëteit aan problemen oplossen en diverse functies vervullen op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. Competenties: 1. Onderzoeken 2. Experimenteren 3. Ontwikkelen 4. Beheren 5. Adviseren 6. Instrueren 7. Managen 8. Zelfsturing **) Aan alle competenties liggen kennis, inzichten en vaardigheden ten grondslag. Naarmate studenten verder in de opleiding komen, wordt hierop een steeds groter beroep gedaan. Het overbrengen van wat in de opleidingssituatie geleerd is naar de beroepssituatie zal worden bevorderd door de leersituatie zoveel mogelijk een afspiegeling te laten zijn van de beroepspraktijk. Het leervermogen van de student om zich verder te ontwikkelen in zijn of haar professie zal derhalve veel aandacht krijgen.
© NQA - Avans: audit bestaande hbo-bachelor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek en Chemie
67/67