Hogeschool Zuyd, Heerlen HBO-Bachelor Chemie Chemische Technologie Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek
© Netherlands Quality Agency (NQA) December 2010
2/73
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
Managementsamenvatting Dit rapport is het verslag van het auditteam dat in opdracht van Netherlands Quality Agency (NQA) drie bestaande hbo-bacheloropleidingen heeft beoordeeld. Het beschrijft de bevindingen, overwegingen en conclusies. Het rapport is conform het NQA Protocol 2010 hbo-bacheloropleiding opgesteld. De rapportage heeft betrekking op: Instelling Opleiding(en) Variant(en)
Croho-nummer
Locatie Auditdata Auditteam
Hogeschool Zuyd Chemie, Chemische Technologie en BML Chemie: voltijd CT: voltijd en duaal BML: voltijd Chemie: 34369 Chemische Technologie: 34275 Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: 34397 Heerlen 15 en 16 september 2010 De heer dr. G.P. van der Laan (vakdeskundige) De heer dr. J.T. Lutgerink (vakdeskundige) De heer prof. dr. C.A.M.J.J. van den Hondel (vakdeskundige) Mevrouw E.C.E. Zeller (studentlid auditteam) Mevrouw drs. M.E. Voorthuis (NQA-auditor) De heer drs. J.Betkó (NQA-juniorauditor)
Door Hogeschool Zuyd is een dossier ingediend bij NQA voor de beoordeling van de bestaande hbo-bacheloropleidingen Chemie, Chemische Technologie (CT) en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek (BML) in een clustervisitatie. Bij de aanvraag werd door de instelling een kritische reflectie aangeboden die naar vorm en inhoud voldeed aan de eisen die NQA in het NQA Protocol 2010 hbo-bacheloropleiding stelt. Voor de beoordeling van de kwaliteit en het niveau van de drie bestaande opleidingen heeft NQA een auditteam samengesteld, dat voldoet aan de eisen van de NVAO. Het team heeft de kritische reflectie bestudeerd en een bezoek aan de opleidingen gebracht. De kritische reflectie en alle overige (mondeling en schriftelijk) verstrekte informatie hebben het auditteam in staat gesteld om tot een weloverwogen oordeel te komen. Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding De opleidingen Chemie en BML maken gebruik van zeven van de acht competenties die zijn opgesteld door de Stichting Domain Applied Sciences (DAS). CT hanteert acht competenties. De extra competentie die CT gebruikt is Ontwikkelen. De competenties zijn gevalideerd door de werkveldcommissies van de opleidingen. De faculteit heeft haar competentieset vergeleken met de internationaal geldende standaarden voor ingenieursopleidingen (EURACE), die zijn opgesteld door het European Network for Accreditation of Engineering Education (ENAEE). De opleiding Chemie profileert zich
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
3/73
inhoudelijk door haar studenten op te leiden voor onderzoekers binnen het domein van de organische synthese, de analytische chemie en de verwante disciplines zoals materiaaltechnologie, procestechnologie en biochemie. De opleiding Chemische Technologie profileert zich door de kiezen voor de inhoudelijke zwaartepunten procestechnologie en materiaaltechnologie. En de opleiding BML profileert zich door haar studenten op te leiden tot onderzoeker binnen de biomedische-/biochemische research of de medische diagnostiek. Alle drie de opleidingen hebben hun competenties aantoonbaar gerelateerd aan de Dublin descriptoren. De competenties worden onderscheiden in vier niveaus: van beginners- tot het gevorderdenniveau. De afgestudeerden van de drie opleidingen vinden emplooi in sectoren en beroepen waarvoor zij worden opgeleid. Onderwerp 2. Programma Alle drie de opleidingen zorgen ervoor dat er in het onderwijs voortdurend een relatie wordt gelegd met de beroepspraktijk. Een belangrijk onderdeel hiervan zijn de opdrachten, die studenten in het Zuydlab uitvoeren, een laboratoriumomgeving, waarin studenten opdrachten uitvoeren voor “echte” opdrachtgevers (bedrijven). Samenhang tussen de opleidingen wordt gerealiseerd doordat de eerste twee jaar grotendeels gezamenlijk zijn. Binnen elk van de opleidingen is samenhang tussen de theorie en de praktijk doordat er gewerkt wordt met blokken, waarin kennis en vaardigheden samenkomen in een project. De faculteit besteedt veel aandacht aan de studeerbaarheid van de curricula. Studenten besteden tussen de dertig en veertig uur per week aan de studie. De opleiding biedt verkorte routes aan voor zowel mbo-ers als vwo-ers. De aansluiting is in het algemeen in orde, maar studenten hebben vaak moeite met het vak Wiskunde, dat als zwaar wordt ervaren. De faculteit heeft daarom een deficiëntietoets Wiskunde ingevoerd en indien nodig moeten studenten een bijspijkercursus Wiskunde volgen. Alle drie de opleidingen worden in voltijd aangeboden en hebben een omvang van 240 EC. CT heeft ook een duale variant. Deze is bedoeld voor studenten die al in het bezit zijn van de vooropleiding VAPRO-D. De duale variant had tot en met het vorig studiejaar (2009-2010) een omvang van 90 EC. Met ingang van het huidige studiejaar (2010-2011) heeft deze variant een omvang van 120 EC. Voor de duale studenten is er tot en met het studiejaar 2009-2010 uitgegaan van een tweejarig programma van 90 EC. Zij werden vrijgesteld van de voltijdstage. De ontwikkeling die deze studenten doormaken in hun werkervaring werd beoordeeld in de onderzoeksopdracht en het afstuderen. Vanaf 2010-2011 wordt er een assessment afgenomen die de competentieontwikkeling van studenten meet vanaf de start van de opleiding tot aan de afronding van de studie. Het onderwijs van de drie opleidingen is gebaseerd op de uitgangspunten van vraaggestuurd, competentiegericht en maatwerkonderwijs. De gebruikte werkvormen zijn hoorcolleges, werkcolleges, projecten, stages en praktijkmodulen en – onderzoeksopdrachten. Het toetsbeleid sluit aan bij deze werkvormen. De kwaliteit van de toetsing wordt bewaakt door de toetscommissie.
4/73
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
Onderwerp 3. Inzet van personeel De docenten van de drie opleidingen hebben veelvuldig contact met de beroepspraktijk, onder andere door middel van de opdrachten, die in het Zuydlab worden uitgevoerd en door hun betrokkenheid bij het lectoraat. De faculteit werkt met een vaste staf van 22 docenten (13.2 fte) en zes laboratoriummedewerkers (5.5 fte). Zonder de laboratoriummedewerkers is de docentstudent ratio 1: 22.1 en inclusief deze medewerkers is de ratio 1: 17.3. Op faculteitsniveau is vastgelegd dat 80% van de docententijd is gereserveerd voor onderwijsgerelateerde zaken en twintig procent voor deskundigheidsbevordering. Onderwerp 4. Voorzieningen De faculteit is gehuisvest in een gebouw van de hogeschool uit 1998. De faculteit beschikt over goede voorzieningen, waaronder goed geoutilleerde laboratoria. De opleiding CT heeft de beschikking over het laboratorium “De Fabriek”. In een deel van de laboratoria van de hogeschool en de faculteit is een laboratorium van de provincie Limburg gevestigd. De faculteit beschikt over een eigen bibliotheek. De studiebegeleiding van de drie opleidingen is te onderscheiden in Studie Loopbaan Begeleiding (SLB) en individuele begeleiding. De SLB vindt plaats in de eerste twee jaar van de opleidingen en wordt verzorgd door de SLB’er. In het derde jaar en vierde jaar neemt de stage- en afstudeerbegeleider in opleidingen de SLB-taken op zich. De competenties die expliciet aan de orde komen in de SLB zijn onderzoeken, experimenteren en zelfsturing. Voor eerstejaars studenten, die later instromen of bijles nodig hebben of andere studenten die hieraan behoefte hebben is er een buddysysteem. Het huidige buddysysteem is te vrijblijvend, aldus de faculteit. Gewerkt wordt aan verbeteringen van het systeem. Studenten worden via Blackboard geïnformeerd over studiezaken betreffende hun opleiding en Infonet van de hogeschool over hogeschoolzaken. Onderwerp 5. Interne kwaliteitszorg Het kwaliteitszorgbeleid van de faculteit is beschreven in het Kwaliteitsbeleidsplan Faculteit Life Sciences (2008). In het document wordt een overzicht gegeven van de instrumenten, die worden gebruikt ten behoeve van de kwaliteitszorg. De faculteit maakt gebruik van de PDCA-cyclus, die is afgeleid van de P&C cyclus van de hogeschool. De kwaliteitscoördinator van de faculteit fungeert als contactpersoon tussen de faculteit en de P&C cyclus van de hogeschool. De faculteit werkt met verschillende streefcijfers, die zijn vastgelegd in de nota Meerjarenbeleid 2009-2013. Bij de uitvoering van de kwaliteitszorg maakt de faculteit gebruik van verschillende evaluatieinstrumenten van de hogeschool en van de faculteit, alsook van landelijke evaluaties, zoals de HBO-monitor. Ook de opleidingscommissie speelt een rol in de kwaliteitszorg. Alle stakeholders van de opleidingen zijn betrokken bij de kwaliteitszorg door hun deelname aan schriftelijke enquêtes of hun participatie in commissies, zoals de opleidingscommissie.
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
5/73
Onderwerp 6. Resultaten De afstudeerprocedure van de faculteit is beschreven in het document Informatiebrochure afstudeerperiode 2009-2010. Hierin staan de doelen, de wijze waarop er beoordeeld wordt en de beoordelingscriteria. De afstudeeropdracht bestaat uit een zelfstandig uit te voeren toegepast onderzoek en heeft als doelstelling het bereiken en tonen van het voor de betreffende opleiding beoogde competentieniveau ten aanzien van alle opleidingscompetenties, waarbij de focus ligt op de kerncompetenties. Voor Chemie en BML zijn dat Onderzoeken, Experimenteren en Zelfsturing. Voor CT komt daar de competentie Ontwikkelen bij. Voor BML Medische Diagnostiek en CT omvat de afstudeeropdracht 30 EC met een doorlooptijd van vijf maanden. Voor BML Research en Chemie omvat de opdracht 43 EC met een doorlooptijd van zeven en halve maand. De afstudeeropdrachten van de studenten van alle drie de opleidingen zijn van een goede kwaliteit en goed hbo-niveau. Ook het werkveld en de alumni zijn hier tevreden over. De faculteit heeft streefcijfers geformuleerd voor het propedeuse- en het examenrendement en de maximale verblijfsduur van uitvallers en afgestudeerden. Uit de cijfers blijkt dat het propedeuserendement na één jaar incidenteel wordt gerealiseerd; het totale rendement wordt in het algemeen wel gerealiseerd. De examenrendementen na vijf jaar worden in het algemeen niet gerealiseerd, maar zijn wel nagenoeg overeenkomstig de landelijke gemiddelden. De streefcijfers voor de studieduur van uitvallers en afstudeerders worden wel gerealiseerd. Alles overziend komt het auditteam van NQA tot de conclusie dat de kwaliteit en het niveau van de bestaande hbo-bacheloropleidingen Chemie, Chemische Technologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek van Hogeschool Zuyd voldoen aan de vereiste basiskwaliteit. Een onderbouwing van deze conclusie is opgenomen in hoofdstuk 2.
6/73
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
1
Basisgegevens
2
Beoordeling
3
9
13
2.1
Doelstellingen van de opleiding
14
2.2
Programma
19
2.3
Inzet van personeel
34
2.4
Voorzieningen
37
2.5
Interne kwaliteitszorg
41
2.6
Resultaten
45
Bijlagen
51
Bijlage 1
Deskundigheden auditteam
53
Bijlage 2
Onafhankelijkheidsverklaring auditteam
59
Bijlage 3
Bezoekprogramma
65
Bijlage 4
Bijlagen zelfevaluatie en ter inzage gelegd materiaal
69
Bijlage 5
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
73
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
7/73
8/73
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
1
Basisgegevens
De basisgegevens van de bestaande hbo-bacheloropleidingen Chemie, Chemische Technologie (voltijd en duaal) en Biologie en MedischLlaboratoriumonderzoek zijn in onderstaande tabel weergeven. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
8. 9. 10. 11.
Naam instelling Status instelling Naam opleiding in CROHO Registratienummer in CROHO Oriëntatie en niveau Aantal studiepunten Afstudeerrichting(en)
Locatie(s) Code of conduct Variant(en) Inhoudelijk profiel opleiding
12. Beoogd werkveld alumni
Hogeschool Zuyd Bekostigd Cluster Chemie, Chemische Technologie en BML 34275 / 34396 / 34397 hbo; bachelor Voltijd 240 EC ; duaal 120 EC Chemie (CH): Organische Chemie en Analytische Chemie Chemische Technologie (CT): Procestechnologie en Materiaaltechnologie Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek (BML): Biomedische/Biochemische Research en Medische Diagnostiek Nieuw Eyckholt 300, 6419 DJ Heerlen Ondertekend Voltijd (BML, CH, CT) / duaal (CT) De opleiding BML kiest ervoor om studenten primair op te leiden tot onderzoekers binnen de biomedische-/ biochemische research (wetenschap en industrie) of binnen alle facetten van de medische diagnostiek. Verder besteedt de opleiding specifiek aandacht aan verwante vakgebieden chemie en (in beperkte mate) chemische technologie. De opleiding Chemie kiest ervoor om studenten primair op te leiden tot onderzoeker binnen de organische dan wel analytische chemie. Bovendien besteedt de opleiding specifiek aandacht aan de verwante disciplines materiaaltechnologie, procestechnologie en biochemie. De opleiding Chemische Technologie kent twee zwaartepunten: Procestechnologie en Materiaaltechnologie. Bovendien besteedt de opleiding specifiek aandacht aan organische en analytische chemie en biochemie. Alumni BML zijn werkzaam in biologisch/medische laboratoria in volgende sectoren: • Onderzoeksinstellingen als universiteiten, RIVM, TNO. • Bedrijven: farmaceutische industrie, diagnostiekbedrijven, biotechnologische bedrijven, voedingsmiddelenindustrie, adviesbureaus. • Gezondheidszorg & Milieu: ziekenhuizen, streeklaboratoria voor volksgezondheid, instituten voor ecologisch en milieuonderzoek.
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
9/73
13. Plaats opleiding in organisatiestructuur hogeschool
14. Jaar vorige visitatie en datum besluit NVAO 15. Belangrijkste wijzigingen in opleiding sinds vorige visitatie
10/73
Alumni Chemie werken in: • Bedrijfsleven: chemische en farmaceutische industrie, ingenieurs- en adviesbureaus. • Onderzoeksinstellingen als universiteiten, RIVM, TNO. • Servicelaboratoria: milieulaboratoria, laboratoria voor kwaliteitscontrole en productie op organisch, biochemisch en analytisch gebied. Chemisch Technologen werken in: • Chemische of aanverwante industrie; • Ingenieurs- en adviesbureaus; • Onderzoeksinstellingen. Typische voorbeelden: kunststofproducerende bedrijven, papier-, verf-, geneesmiddelen- en levensmiddelenindustrie. De opleidingen BML, CH en CT zijn de 3 opleidingen van de faculteit Life Sciences. Samen met de faculteiten Techniek, Bouw en ICT maken ze deel uit van het platform Techniek & ICT van de Hogeschool Zuyd. Er wordt nauw samengewerkt met het lectoraat Life Sciences. Vorige visitatie vond plaats in 2004. Datum positief besluit NVAO:1-1-2006. • Inrichting Zuydlab, o.a. resulterend in intensivering van samenwerking met bedrijven en bijdrage aan regionale economische ontwikkeling • Doorontwikkelen van competentiegericht onderwijs • Focus op ontwikkeling competenties onderzoeken, experimenteren en zelfsturing van studenten o.a. via Zuydlab • Invoering van semester Nanotechnologie • Flexibilisering van het onderwijs in jaar 3 en 4 • Verdere vormgeving internationalisering o.a. door samenwerking met Duitse instellingen en met internationale partners op gebied van microreactortechnologie
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
Schema opbouw programma Studiefase
Chemische Technologie
Propedeuse
BML research
BML diagnostiek
gemeenschappelijk voor de drie opleidingen beperkte keuzemogelijkheden keuze heeft geen consequenties Periode 1 + 2
Studiejaar 2
Jaar 3
Chemie
Thema Bacteriën in de fabriek keuze voor verdieping in één van de deelaspecten: biochemische research, microbiologie, procestechnologie, organische chemie Overgang semester 1 naar 2: Oriënterende stage van een week periode 3 + 4 Thema Nanotechnologie in de geneeskunde aan de hand van bio-implantaten keuze voor verdieping in één van de deelaspecten: biologische karakterisering, chemische karakterisering, mechanische karakterisering STAGE STAGE STAGE STAGE
1e semester
Jaar 3
leerperiode op school incl. Zuydlab
leerperiode op school incl. minor Zuydlab en keuze
leerperiode op school incl. minor Zuydlab en keuze
Leerperiodes afwisselend op school en in werkveld
AFSTUDEREN Vanaf periode 3 materiaaltechnologie procestechnologie
AFSTUDEREN Vanaf periode 2: analytische chemie organische chemie
AFSTUDEREN Vanaf periode 2
AFSTUDEREN Vanaf periode 3
2e semester + Jaar 4
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
11/73
12/73
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
2
Beoordeling
Het auditteam komt samenvattend tot het volgende oordeel over de opleiding: Onderwerp
1 Doelstellingen
2 Programma
Oordeel Chemie CT, BML P
P
3 Inzet personeel
P
4 Voorzieningen
P
5 Interne kwaliteitszorg
P
6 Resultaten
P
Facet
1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau 1.3 Oriëntatie hbo 2.1 Eisen hbo 2.2 Relatie doelstellingen programma 2.3 Samenhang programma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming vormgeving inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing 3.1 Eisen hbo 3.2 Kwantiteit 3.3 Kwaliteit 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen verbetering 5.3 Betrokkenheid 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement
Chemie
CT voltijd
CT duaal
BML
G G G G
G G G G
G G G G
G G G G
G
G
G
G
G G G Voldaan
G G G Voldaan
G G G Voldaan
G G G Voldaan
G G G G G V V G
G G G G G G V G
G G G G G G V G
G G G G G V V G
G V G V
G V G V
G V G V
G V G V
Het auditteam stelt vast dat de kwaliteit en het niveau van de bestaande hbobacheloropleidingen Chemie, Chemische Technologie (de voltijd en duale variant) en BML van Hogeschool Zuyd aan de vereiste basiskwaliteit voldoen en adviseert de NVAO positief ten aanzien van de accreditatie van deze opleidingen. Het auditteam beschrijft in de volgende paragrafen per onderwerp en per facet van het NVAO beoordelingskader de bevindingen, overwegingen en conclusies. Elke paragraaf sluit af met een samenvattend oordeel op onderwerpniveau. Indien er verschillen tussen de opleidingen en varianten zijn, worden deze expliciet beschreven.
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
13/73
2.1
Doelstellingen van de opleiding
Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Bevindingen • De opleidingen hebben hun eindkwalificaties geformuleerd op basis van acht competenties, die zijn ontleend aan de competentiegerichte profielbeschrijving van de Bachelor of Applied Sciences (Bachelor of Applied Sciences, een competentiegerichte profielbeschrijving, maart 2008) van de Stichting Domain Applied Sciences (DAS). In bijlage 5 zijn de competenties weergegeven. Bij elk van de competenties is een set handelingsindicatoren vastgesteld op verschillende competentieniveaus. Hiermee kunnen studenten aantonen dat aan de competenties op het juiste niveau wordt voldaan (in: Visiedocument faculteit Life Sciences, 2010). • De profielbeschrijving van Stichting DAS is in samenwerking met het beroepenveld tot stand gekomen. De eerste versie is opgesteld aan de hand van input van regionale werkveldcommissies. Het concept is besproken op een werkveldconferentie en becommentarieerd door verschillende individuele contacten van stichting DAS. Op de werkveldconferentie waren verschillende bedrijven, instellingen, beroepsverenigingen en brancheverenigingen aanwezig, waaronder DSM, Medisch Centrum Alkmaar, Rijkswaterstaat waterdienst, Unilever, Koninklijke Nederlandse Chemische Vereniging en VNO-NCW. Na aanpassing is het uiteindelijke document gevalideerd door een delegatie werkveldvertegenwoordigers. De opleidingen van de Faculteit Life Sciences hebben ieder hun eigen werkveldcommissie, die soms gezamenlijk vergaderen. Het auditteam heeft de notulen van de werkveldcommissies ingezien, waaruit blijkt dat de opleidingsdoelen en competenties besproken zijn in diverse vergaderingen van de commissies. • De competenties van de Bachelor of Applied Sciences zijn in de landelijke profielbeschrijving verder uitgewerkt in landelijke opleidingsprofielen. In de opleidingsspecifieke opleidingsprofielen is beschreven welke van de acht competenties van Applied Sciences van toepassing zijn op de opleiding en aan welk competentieniveau minimaal voldaan dient te worden (zie facet 1.2 voor meer informatie over competentieniveaus). Opleidingen kunnen om zich te profileren inzetten op extra competenties of een hoger competentieniveau dan wordt vereist. • De opleidingen aan de faculteit Life Sciences nemen de domeincompetenties, handelingsindicatoren, niveau-indicaties en de visie op knowledge en skills van DAS als uitgangspunt voor de inhoud van het onderwijs. Voor de opleiding CT zijn alle acht de competenties van Applied Sciences van toepassing. Voor de opleidingen Chemie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek (BML) zijn alle competenties van toepassing, met uitzondering van de competentie ‘ontwikkelen’. Binnen BML verschillen de competentieniveaus per uitstroomprofiel. • De uitstroomprofielen van de opleiding BML zijn Biomedische/Biochemische Research en Medische Diagnostiek, van de opleiding Chemie zijn Organische Chemie en
14/73
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
•
•
•
•
•
•
Analytische Chemie, en van de opleiding CT zijn dit Procestechnologie en Materiaaltechnologie. Alle drie de opleidingen leggen de focus bij de competenties Onderzoeken, Experimenteren en Zelfsturing; de overige competenties worden als ondersteunend beschouwd. Voor de opleiding CT is Ontwikkelen ook een kerncompetentie, voor het uitstroomprofiel Medische Diagnostiek van BML is Beheren/coördineren ook een kerncompetentie. Dit is in overeenstemming met de profielbeschrijving van Stichting DAS. In de competentiegerichte profielbeschrijving staat een overzicht opgenomen van alle hogescholen en opleidingen, die opleidingen in toegepaste wetenschappen aanbieden. Hierin is opgenomen waarin elke opleiding zich specialiseert. De faculteit heeft haar competentieset in grote lijnen vergeleken met de internationaal geldende standaarden voor ingenieursopleidingen (EURACE), zoals opgesteld door het European Network for Accreditation of Engineering Education (ENAEE). In de toekomst zal de Stichting DAS voor alle Nederlandse opleidingen in dit domein een internationale benchmark maken aan de hand van deze internationale standaarden. Daarnaast werkt de faculteit samen met een aantal Euregionale hogescholen en universiteiten. Alumni van de faculteit Life Sciences kunnen instromen in de masterprogramma’s van de Rheinisch-Westfaelische Technische Hochschule Aachen (RWTH). Er is een programmavergelijking gemaakt tussen de programma’s van de RWTH en de faculteit. De RWTH heeft voor Chemie vier masteropleidingen. Alumni kunnen zonder een schakelprogramma rechtstreeks instromen in twee van de vier masters: Analytisch chemie en Organische chemie. Alumni van de opleiding BML kunnen rechtstreeks instromen in de masteropleidingen Biochemie aan de RWTH. De opleiding Chemie profileert zich inhoudelijk door studenten primair op te leiden tot onderzoekers binnen de organische dan wel analytische chemie. Specifieke aandacht wordt besteed aan organische synthese en aan de verwante disciplines materiaaltechnologie, procestechnologie en biochemie. De opleiding CT profileert zich door te kiezen voor de inhoudelijke zwaartepunten procestechnologie en materiaaltechnologie. Studenten worden opgeleid tot probleemoplosser binnen de proces- en de materiaaltechnologie. De opleiding besteedt specifieke aandacht aan organische chemie, polymeerchemie, biochemie en microbiologie. De opleiding BML profileert zich door haar studenten op te leiden tot onderzoeker binnen de biomedische-/biochemische research (wetenschap of industrie) of binnen de medische diagnostiek. De opleiding besteedt specifieke aandacht aan de verwante vakgebieden chemie en (in beperkte mate) procestechnologie. De faculteit profileert zich tevens door specifieke aandacht te besteden aan multidisciplinariteit en nanotechnologie, een technologie die zich bevindt op het snijvlak van de drie opleidingen.
Overwegingen Het auditteam heeft geconstateerd dat de eindkwalificaties van de opleidingen aansluiten bij de eisen die gesteld worden door vakgenoten en de relevante beroepspraktijk van de opleidingen. De domeincompetenties zijn vastgesteld door de Stichting DAS.
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
15/73
De competenties zijn gevalideerd door werkveldcommissies van de opleidingen. Zij profileren zich met name inhoudelijk en positioneren zich internationaal, doordat zij hun competenties in grote lijnen hebben vergeleken met de internationaal geldende standaarden voor ingenieursopleidingen (EURACE), zoals opgesteld door het European Network for Accreditation of Engineering Education (ENAEE). Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor de voltijdvariant van alle drie de opleidingen en de duale variant van CT tot het oordeel goed op dit facet.
Niveau bachelor (facet 1.2) De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Bevindingen • In de landelijke opleidingsprofielen van de opleidingen is de koppeling gemaakt tussen de opleidingscompetenties en de Dublin descriptoren en tussen de opleidingscompetenties en de tien generieke hbo-kwalificaties. In twee matrices is weergegeven hoe de competenties de descriptoren en kwalificaties afdekken. • Een voorbeeld hiervan is de generieke hbo-kwalificatie nummer 9, ‘basiskwalificering voor managementfuncties’, die in alle drie de opleidingen wordt afgedekt door de competentie Leidinggeven. Een ander voorbeeld is de Dublin descriptor ‘Leervaardigheden’, die in alle drie de opleidingen wordt afgedekt door de competentie Zelfsturing en één zogenoemde handelingsindicator, die betrekking heeft op zelfstandig werken van de competenties Onderzoeken, Experimenteren, en (voor de opleiding CT) Ontwikkelen. • In de profielbeschrijving van de opleidingen zijn vier competentieniveaus gedefinieerd, waarbij I het beginnerniveau en IV het gevorderdenniveau is. Niveau IV staat voor het competentieniveau van een beroepsbeoefenaar met vijf jaar werkervaring. Gedurende de opleiding kan een student maximaal niveau III behalen. In de onderstaande matrix is een koppeling gemaakt tussen de competenties en de niveaus voor elk van de drie opleidingen. Wat in de matrix opvalt, is dat de drie opleidingen voor de afzonderlijke competenties verschillende niveaus hanteren. In het document Bachelor of Applied Sciences (2008) is voor elke opleiding afzonderlijk aangegeven welk niveau bereikt moet worden. Deze aanduidingen zijn sinds 2003 dezelfde gebleven, conform de in dat jaar opgestelde landelijke opleidingsprofielen. Uit de onderstaande matrix blijkt dat bij het profiel Research van de opleiding BML en bij de opleiding Chemie twee van de drie kerncompetenties, namelijk Onderzoeken en Experimenteren, behaald moeten zijn op niveau III. Bij de opleiding CT wordt wat deze competenties betreft niveau II nagestreefd.
16/73
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
Competentie Onderzoeken Experimenteren Ontwikkelen Beheren/coördineren Adviseren/in- en verkopen Instrueren/begeleiden/doceren/coachen Leiding geven/managen Zelfsturing
BML-R/D III/II III I/II I I I II
CH III III I I I I II
CT II II II I I I I II
Overwegingen Het auditteam heeft vastgesteld dat de competenties van de drie opleidingen zijn afgeleid van de Dublin Descriptoren en aansluiten bij de generieke hbo-kwalificaties en derhalve bij de algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van het bachelorniveau. De opleidingen voldoen qua niveau aan de eisen waaraan zij volgens de niveaubeschrijving van de Bachelor of Applied Sciences moeten voldoen. Het auditteam is van oordeel dat de opleidingen ook duidelijk hebben beschreven op welk moment in de opleiding welk niveau behaald moet zijn. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in vier niveaus, van het beginners- tot het gevorderden niveau. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor de voltijdvariant van alle drie de opleidingen en de duale variant van CT tot het oordeel goed op dit facet.
Oriëntatie hbo bachelor (facet 1.3) De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist of dienstig is. Bevindingen • Zoals aangegeven bij facet 1.1 zijn de eindkwalificaties/competenties van de opleidingen ontleend aan de landelijke domeincompetenties. Deze zijn in samenspraak met het beroepenveld tot stand gekomen en door het beroepenveld gevalideerd. De opleidingen nemen deel aan het landelijke opleidingsoverleg. Ook hebben de opleidingen hun beroepsprofielen en eindkwalificaties besproken met hun werkveldcommissies. • De opleidingen kennen de volgende, door de Stichting DAS vastgestelde, beroepsdomeinen: Chemie: R&D, CSD, Toepassing & Productie (T&P), CT: R&D, CSD, Engineering & Fabricage (E&F), BML: Research & Development (R&D), Medische Laboratoriumdiagnostiek (MLD), Commercie, Service en Dienstverlening (CSD). • De opleiding Chemie leidt studenten op voor functies in het bedrijfsleven, de chemische en farmaceutische industrie, ingenieurs- en adviesbureaus, onderzoeksinstellingen
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
17/73
•
•
binnen of buiten universiteiten, zoals het RIVM of TNO, servicelaboratoria, zoals milieulaboratoria, laboratoria voor kwaliteitscontrole en productie op organisch, biochemisch en analytisch gebied. De werkzaamheden van de chemicus bestaan vooral uit het zelfstandig of in teamverband oplossen van problemen of beantwoorden van vraagstellingen op chemisch gebied door middel van experimenteel onderzoek. De opleiding CT leidt studenten op voor functies in chemische of aanverwante industrie, ingenieurs- en adviesbureaus of onderzoeksinstellingen. Voorbeelden zijn kunststofproducerende bedrijven, papier-, verf-, geneesmiddelen- en de levensmiddelenindustrie. De chemisch technoloog houdt zich bezig met het beheren en beheersen van het productieproces, het ontwikkelen en toepassen van nieuwe of het verbeteren van bestaande processen, producten of materialen en/of het geven van adviezen op deze gebieden. De opleiding BML leidt studenten op voor functies in biologisch/medische laboratoria in onderzoeksinstellingen zoals het RIVM of TNO, in de farmaceutische industrie, diagnostiekbedrijven, biotechnologische bedrijven, voedingsmiddelenindustrie, adviesbureaus, ziekenhuizen, streeklaboratoria voor volksgezondheid en instituten voor ecologisch- en milieuonderzoek. De werkzaamheden van de BML’er bestaan evenals die van de chemicus vooral uit het zelfstandig of in teamverband oplossen van problemen of beantwoorden van vraagstellingen op biologisch en medisch gebied door het uitvoeren van experimenteel onderzoek. Kenmerkend voor de BML’er is dat hij zich naast de “wat” vraag en “hoe” vraag ook bezighoudt met de “waarom” vraag.
Overwegingen Het auditteam heeft vastgesteld dat de opleidingen overtuigend hebben aangetoond dat hun eindkwalificaties zijn ontleend aan de landelijke domein- en opleidingscompetenties, die zijn opgesteld in samenspraak met de relevante beroepenvelden. Tevens heeft het auditteam vastgesteld dat de alumni van alle drie de opleidingen terechtkomen in de sectoren en beroepen waarvoor ze worden opgeleid. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor de voltijdvariant van alle drie de opleidingen en de duale variant van CT tot het oordeel goed op dit facet. Samenvattend oordeel Doelstellingen opleiding Alle facetten van onderwerp 1 “Doelstellingen opleiding” zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp positief beoordeeld.
18/73
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
2.2
Programma
Eisen hbo (facet 2.1) Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Bevindingen • De faculteit is van mening dat een gedegen basis van specifieke kennis en vaardigheden een noodzakelijke voorwaarde is voor de beroepsbeoefening en voor het verwerven van de competenties, die nodig zijn voor de beroepsuitoefening. • De ontwikkeling van kennis en vaardigheden vindt plaats in een vakspecifieke setting. Iedere opleiding heeft zijn eigen Body of Knowledge and Skills (BoKS) vastgesteld. De opleidingen lopen hiermee vooruit op landelijke ontwikkelingen, aangezien de landelijke BoKSen zich nog in de conceptfase bevinden. Deze concepten zijn gebruikt als basis. In de BoKSen hebben de opleidingen vakgebieden benoemd en daaraan de onderdelen gekoppeld, die daarbij horen. Tevens wordt in de matrix aangegeven in welk vak de onderdelen aan de orde komen, het aantal EC, het jaar waarin het vak wordt gegeven en (indien van toepassing) bij welk uitstroomprofiel het hoort. Door gebruik te maken van deze BoKSen borgt de faculteit dat studenten een overzicht van en inzicht in het betreffende kennisgebied krijgen. • Kennisontwikkeling bij studenten vindt onder andere plaats door middel van vakliteratuur. Het auditteam heeft de literatuur bestudeerd die door de opleidingen gebruikt wordt. Het zijn veelal (internationale) standaardwerken. Aanvullende en verdiepende literatuur is vooral beschikbaar in de vorm van artikelen, die in readers zijn gebundeld. De standaardwerken zijn niet heel recent, met uitzondering van de boeken, die gebruikt worden door BML. De gebruikte artikelen zijn wel van recente datum, ook bij Chemie en CT. De opleidingen verwijzen regelmatig naar relevante websites. Bij de stage, het afstuderen en de Zuydlabopdracht komen studenten ook in aanraking met beroepsgerichte vakliteratuur. Het auditteam heeft ook een modulehandleiding aangetroffen voor de ‘Journal Club’ voor BML-research. Deze module gaat over het selecteren, kritisch lezen en begrijpen van Engelstalige artikelen. Wetenschappelijke artikelen dienen te worden bestudeerd en er worden ook discussies over georganiseerd. • De opleidingen maken veel gebruik van studiemateriaal, dat ontleend is aan de beroepspraktijk. Een voorbeeld hiervan zijn de casussen, die gebruikt worden in het projectonderwijs en die rechtstreeks zijn ontleend aan het werkveld. Daarnaast brengen gastdocenten eigen ervaringen en bedrijfsthematieken in. De opdrachten in de projecten in de eerste twee studiejaren zijn afkomstig uit de beroepspraktijk en door de opleidingen aangepast aan de fase, waarin studenten zich bevinden. Studenten van de drie opleidingen werken gezamenlijk aan projecten, maar wel vanuit de invalshoek van hun
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
19/73
•
•
•
•
•
•
eigen opleiding. De thema’s zijn zoveel mogelijk gekozen om studenten kennis te laten maken met het brede werkveld van Applied Sciences. Studenten komen gedurende hun studie veelvuldig in contact met toegepast onderzoek. In de stage in het eerste semester van het derde jaar (30 EC voor alle drie de opleidingen) voeren studenten een onderzoeksopdracht uit. Hierbij brengen zij in de praktijk wat zij in de opleiding hebben geleerd en is er ruimte voor kennisontwikkeling door onderzoek en experiment. In de derde en vierde periode van het derde studiejaar en de eerste periode van het vierde studiejaar voeren studenten (Chemie, CT en BML met het uitstroomprofiel Research) in het kader van Zuydlab een onderzoeksopdracht van 15 EC uit (3 EC is ondersteunend theorieonderwijs) voor een bedrijf of organisatie. Docentcoördinatoren nemen de opdrachten aan, screenen deze op geschiktheid en “matchen” de opdrachten aan studenten. Studenten Chemie en BML Research kunnen een extra onderzoeksproject als minor doen binnen Zuydlab. Daarnaast voert een promovendus van de hogeschool (in samenwerking met Universiteit Maastricht) een promotieonderzoek uit, waarvan delen uitgevoerd worden door hogeschoolstudenten. Het uitstroomprofiel BML Diagnostiek heeft in het derde en vierde jaar een duaal karakter. De studie vindt grotendeels plaats op de werkplek (bijvoorbeeld een ziekenhuis). Studenten volgen, na de stage, nog twee verdiepende stages, Microbiologie en Klinische Chemie/Hematologie. Studenten die deze minor volgen, verrichten onderzoek binnen en voor een ziekenhuis. De duale variant van CT is bedoeld voor studenten, die al in het bezit zijn van werkervaring en het VAPRO-D diploma (Associate Degree niveau). Zij krijgen in de regel een vrijstelling voor de eerste twee jaren en de stage, op basis van hun werkervaring. Vanaf 2010-2011 krijgen studenten CT-duaal niet langer automatisch een vrijstelling voor de stage, maar zal een competentie-assessment worden afgenomen. De beroepsgerichtheid van deze variant is evident, gezien het duale karakter. Studenten verwerven competenties en beroepsvaardigheden door de combinatie van werken en onderwijs volgen. De majorvakken is het programma zijn identiek aan die van het voltijdprogramma. De afstudeeropdracht is echter een onderzoeksopdracht, die wordt uitgevoerd op de eigen werkplek. Een passende baan is een vereiste om in te kunnen stromen in de duale opleiding. BML en Chemie kennen een (zeer geringe) Duitse instroom van studenten in jaar drie. Zij werken bij specifieke bedrijven en hebben een specifieke vooropleiding (zie ook facet 2.5). Deze studenten doen onderzoek dat normaliter via Zuydlab gebeurt in gevalideerde onderzoekstrajecten in hun eigen bedrijf. De opleidingen houden via het lectoraat Life Sciences “feeling” met actuele wetenschappelijke ontwikkelingen. Drie docenten nemen deel aan de kenniskring behorende bij het lectoraat. De kenniskring richt zich op nanotechnologie, vroege diagnostiek & biomarkers en nieuwe materialen. Ook neemt één docent deel aan de kenniskring van het lectoraat Nieuwe Energie. Alle docenten, die deel uitmaken van de kenniskring, zijn hier voor minstens 0.4 fte aan verbonden. Er zijn plannen om in de toekomst het lectoraat sterk uit te breiden en te integreren in de opleiding, waardoor alle docenten betrokken worden bij onderzoek. Studenten krijgen tevens te maken met actuele ontwikkelingen in het vakgebied via stages en afstudeerprojecten op plaatsen
20/73
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
•
•
waar gewerkt wordt met de nieuwste technieken, zoals bij universiteiten en onderzoeksinstituten, die grote laboratoria bezitten. Beroepsvaardigheden, zoals laboratoriumvaardigheden komen aan de orde in de stage, het afstuderen en het Zuydlabproject. Theorie en vaardigheden die in aparte vakken worden behandeld, zijn inhoudelijk via voorbeelden, casussen en opdrachten gerelateerd aan de beroepspraktijk. In de meeste periodes vindt het merendeel van het projectwerk na afronding van het vakonderwijs plaats, waardoor de verworven kennis en vaardigheden direct toegepast kunnen worden in een praktijksimulatie (het project). Specialistische onderdelen van het programma worden verzorgd door gastdocenten uit het werkveld. In de eerste twee jaren worden tevens regelmatig excursies georganiseerd naar organisaties in het afnemend werkveld, een voorbeeld hiervan is een excursie naar de Waterleiding Maatschappij Limburg in het eerste blok van het eerste jaar. Uit evaluaties blijkt dat de docenten tevreden zijn over de relaties, die de opleidingen onderhouden met actuele ontwikkelingen in de beroepspraktijk. In het STO 2008-2009 geven studenten aan over het algemeen tevreden te zijn over aspecten rond de beroepsgerichtheid van de opleidingen. Bij de laatste studentenevaluatie (2009) scoorden alle drie de opleidingen op deze onderwerpen voldoende.
Overwegingen Het auditteam heeft geconstateerd dat de ontwikkeling van kennis bij studenten plaatsvindt via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal, interactie met de beroepspraktijk en toegepast onderzoek. Volgens het auditteam voldoet de literatuur; de artikelen in de readers zijn een goede aanvulling hierop. In het programma is veel aandacht voor toegepast onderzoek en ook voor het onderhouden van contact met de beroepspraktijk. Dit gebeurt veelal in projecten, de Zuydlabminor, de stage en het afstuderen. Het auditteam vindt het positief dat ook in de alternatieve studieroutes, zoals de duale opleiding CT en de Duitse instroom bij BML en Chemie voldoende aandacht is voor de beroepspraktijk. De opleidingen waarborgen voldoende dat zij de actuele ontwikkelingen in de beroepspraktijk en in de vakgebieden volgen. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor de voltijdvariant van alle drie de opleidingen en de duale variant van CT tot het oordeel goed op dit facet.
Relatie doelstellingen en inhoud programma (facet 2.2) Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
21/73
Bevindingen • De huidige curricula zijn gestart in 2004-2005. Vanaf het studiejaar 2010-2011 zijn de curricula aangepast, de nieuwe lichting propedeusestudenten heeft met dit gewijzigde curriculum te maken. De wijzigingen in het curricula vloeien voort uit het onderzoek naar het relatief lage rendement in de propedeuse, dat is uitgevoerd door de Commissie Excellente Propedeuse (CEP). De CEP is ingesteld in het studiejaar 2008-2009. De opdracht van de commissie is later uitgebreid met de taak om de studeerbaarheid in de eerste twee jaar te verbeteren (zie ook facet 2.4). (n.b. Een schematische weergave van de voltijdscurricula is weergegeven in de tabel met basisgegevens in dit rapport). • Zoals in genoemd schema te zien is, kennen de eerste twee jaar van de opleidingen een deels gemeenschappelijk programma (ongeveer 70%). Hierbij geldt dat projecten geen onderdeel zijn van het gemeenschappelijk onderdeel van het programma. Projecten worden weliswaar uitgevoerd in multidisciplinaire samenstelling, met studenten van alle opleidingen, maar binnen een project focussen studenten zich op hun eigen vakgebied. Desondanks is het voor studenten mogelijk om na anderhalf jaar zonder tijdsverlies van opleiding te veranderen. In de nieuwe curricula is het gemeenschappelijk programma korter geworden en is het keuzemoment naar voren gehaald, dat wil zeggen aan het einde van het eerste jaar. Een belangrijke reden van de faculteit om hiervoor te kiezen is dat studenten, vooral die van CT, baat blijken te hebben bij meer aandacht voor opleidingsspecifieke vakken. • In het vorige facet is, in relatie tot het toegepast onderzoek, al aan de orde gekomen hoe de opleidingen van elkaar verschillen in het derde en vierde jaar. In aanvulling daarop dient nog opgemerkt te worden dat het afstuderen bij de opleiding CT en de uitstroomvariant Medische Diagnostiek bij BML twee periodes beslaat, terwijl het afstuderen bij de overige opleidingen/varianten drie periodes beslaat. Bij CT is er in het curriculum plaatsgemaakt voor extra majoronderwijs, om meer aandacht te kunnen geven aan het CT-specifieke onderwijs na het grotendeels gemeenschappelijke (generieke) curriculum in de eerste twee jaren. Bij BML Medische Diagnostiek is het afstuderen korter ten behoeve van een verdiepende stage, die voor het afstuderen plaatsvindt. • In het duale CT-programma voeren studenten competentiegerelateerde opdrachten op hun werkplek uit. De leerdoelen van de onderwijseenheden zijn beschreven in de modulewijzers. - Projectdoelen zijn beschreven als beoogde producten, specificaties en kennisdoelen. De leerdoelen van de projecten zijn direct gerelateerd aan de (kern)competenties. - Aan theorie en vaardigheden zijn respectievelijk kennis- en vaardigheidsdoelen verbonden, die beredeneerd zijn vanuit de Body of Knowledge. - In de stagebrochure staan de opleidingscompetenties en de algemene stagedoelen beschreven. In het POP beschrijft de student zijn persoonlijke stagedoelen. - De leerdoelen van Zuydlab zijn omschreven als projectopdrachten en opdrachtspecificaties, gerelateerd aan de competenties onderzoeken, experimenteren, zelfsturing en adviseren. - Aandacht voor competentieontwikkeling is een belangrijk onderdeel van de studieloopbaanbegeleiding (SLB).
22/73
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
• •
•
In het Visiedocument (2010) is voor iedere competentie opgenomen op welk niveau die in welk vak getoetst wordt. In de verplichte Zuydlabminor benadrukt de opleiding de kerncompetenties Onderzoeken, Experimenteren en Zelfsturing door studenten een onderzoeksopdracht uit te laten voeren in een realistische setting voor een bestaande opdrachtgever. Enerzijds is de zelfstandigheid van de Zuydlab-minor in veel gevallen groter dan bij een stage of bij het afstuderen, anderzijds vindt het onderzoek vaak op de school zelf plaats waardoor de opleidingen studenten kunnen volgen en ondersteunen. In het STO 2008-2009 scoren de opleidingen de laatste jaren hoog op inhoud en niveau. Op keuzemogelijkheden scoren Chemie en BML eveneens hoog, CT scoort in de monitor van 2008-2009 op dit punt onvoldoende (in het meest recente onderzoek was de respons dusdanig laag, dat er geen rapportage van is gemaakt). De opleiding verklaart deze score doordat CT studenten minder keuzeruimte hebben, vanwege de extra aandacht in het derde en vierde voor CT-specifiek onderwijs. In de toekomst zal hier al in eerdere jaren meer aandacht voor zijn. Over het algemeen is de tevredenheid over het programma lager bij CT-studenten dan bij studenten BML en Chemie.
Overwegingen Zoals al beschreven bij het onderwerp Doelstellingen ligt de focus van de faculteit qua competenties op Onderzoeken, Experimenteren en Zelfsturing, conform de profielbeschrijving van Stichting DAS. De aandacht die de opleidingen in hun programma’s besteden aan de realisatie van deze competenties is bovengemiddeld, zo heeft het auditteam vastgesteld. Dit komt in het bijzonder tot uiting in het Zuydlab, waar studenten werken aan een toegepast onderzoek voor een “echte” opdrachtgever. Het auditteam heeft waardering voor deze werkvorm, waarmee vrijwel alle studenten in aanraking komen. Temeer omdat het een toevoeging is ten opzichte van de meer conventionele manieren om de competenties te ontwikkelen, zoals projectonderwijs, stages en het afstuderen. De faculteit zorgt ervoor dat studenten die de minor in het kader van Zuydlab uitvoeren een soortgelijk programma volgen, waarbij de nadruk ligt op dezelfde competenties. Dit zijn voornamelijk duale studenten van CT en Duitse studenten in jaar drie. Hoewel in de huidige curricula voldoende mogelijkheden worden geboden om de eindkwalificaties te realiseren, is het auditteam positief over de gewijzigde opzet in het eerste en tweede jaar, waarin meer aandacht is voor de eigenheid van de drie afzonderlijke opleidingen. Het auditteam is van mening dat hierdoor een betere balans wordt gevonden tussen de vakspecifieke inhoud en de realisatie van de competenties enerzijds en multidisciplinariteit anderzijds. Dit zal een positief effect hebben op de realisatie van de competenties, met name voor CT. Het auditteam veronderstelt dat hiermee de oorzaken voor de lagere scores van CT-studenten in evaluaties worden ondervangen en dat studenten CT zich meer erkend zullen voelen. Het auditteam vindt de leerdoelen zoals deze zijn beschreven zijn in de modulewijzers helder en goed aansluiten bij de competenties. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor de voltijdvariant van alle drie de opleidingen en de duale variant van CT tot het oordeel goed op dit facet.
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
23/73
Samenhang in opleidingsprogramma (facet 2.3) Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Bevindingen • De opleidingen hangen onderling samen, doordat zij voor een deel een gezamenlijk programma hebben. Studenten uit de drie opleidingen voeren samen projecten uit, weliswaar vanuit het perspectief van hun eigen opleiding. Het auditteam constateert dat Chemie hierin een centrale positie inneemt, CT en BML zijn meer gerelateerd aan Chemie dan aan elkaar. • De horizontale samenhang in de opleidingen wordt gerealiseerd door het thematische blokkensysteem, waarmee in de eerste twee studiejaren gewerkt wordt. Hierdoor wordt gedurende tien weken aandacht besteed aan relevante thema’s. Een blok van tien weken bestaat uit zes weken basisvakken en projectondersteunende vakken, een tentamenweek, twee projectweken en een afrondingsweek. De geleerde kennis en vaardigheden worden in de praktijk toegepast in het project. Hierdoor is er een samenhang tussen de theorie en de praktijk. Vanaf 2010-2011 verandert de opzet van de blokken en worden de verschillende programmaonderdelen meer geïntegreerd aangeboden. Het project start dan aan het begin van het blok, waardoor de geleerde kennis en vaardigheden direct toegepast kunnen worden en het project een bindende en richtinggevende functie in het blok krijgt. In 2010-2011 zijn de thema’s van de blokken in de propedeuse: water, gebruiksvoorwerpen, voeding en gezondheid/de fabriek. Vanaf het derde jaar wordt de horizontale samenhang gerealiseerd, doordat de stage en het afstuderen worden geflankeerd door onderwijs. • Elk van de vier studiejaren is ingericht vanuit een aantal te bereiken niveaudoelen, die zijn beschreven aan de hand van handelingsindicatoren van beoogd gedrag in een organisatie (zie facet 1.1 en 1.2). Door toe te werken naar deze niveaudoelen wordt een verticale samenhang gerealiseerd. Dit gebeurt eveneens doordat de opdrachten in de loop van de studie complexer worden. In een tabel die is opgenomen in het Visiedocument (2010) is per competentie opgenomen in welke studieonderdelen aan welk competentieniveau wordt gewerkt. • Gedurende het verloop van de opleidingen neemt de mate van specialisatie toe (zie ook facet 2.2). Waar in de eerste twee jaren (tot en met het studiejaar 2009-2010) nog een breed gezamenlijk programma gevolgd werd, was in het derde en vierde jaar sprake van meer opleidingsspecifieke onderdelen. Studenten krijgen in de loop der studie ook steeds meer keuzevrijheid en gelegenheid tot zelfsturing. Dit uit zich onder andere in de keuze voor de snuffelstage, de stage, de minor(en) en het afstuderen. • Uit diverse gesprekken, die het auditteam tijdens het visitatiebezoek heeft gevoerd is gebleken dat er in de eerste jaren van de opleiding soms afstemmingsproblemen waren tussen de verschillende opleidingen. Docenten van de ene opleiding waren niet altijd op de hoogte wat docenten van een andere opleiding gedoceerd hadden. Mede hierom zijn, naar aanleiding van de aanbevelingen van de CEP een aantal maatregelen getroffen. Alle docenten die betrokken zijn bij het onderwijs in een blok zijn vanaf studiejaar 20102011 gezamenlijk ingedeeld in blokteams, die regelmatig met elkaar vergaderen. Voor deze vergaderingen is vanuit de faculteit tijd beschikbaar gesteld. Om te borgen dat de
24/73
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
•
•
•
samenhang binnen de blokken blijvend aandacht krijgt, is overlap voortaan een vast onderdeel van blokevaluaties. Uit de laatste personeelsmonitor blijkt dat docenten de opleidingen voldoende samenhangend vinden. Ook studenten beoordelen de samenhang in de programma’s als voldoende, zo blijkt uit evaluatiegegevens. Momenteel wordt in de geïntegreerde projecten in het eerste en tweede jaar aandacht besteed aan onderzoek. Vanaf 2010/2011 is er in het eerste jaar een aparte module onderzoeksvaardigheden. Voor de duale studenten CT brengt de opleiding samenhang aan tussen het onderwijsdeel en het deel werkervaring. Dit gebeurt doordat studenten in de colleges hun bedrijfservaring inbrengen en doordat zij op hun werkplek competenties ontwikkelen, onder andere door onderzoeksopdrachten uit te voeren.
Overwegingen Bij facet 2.2 is al beschreven dat er een zekere spanning zit in de grote mate van overlap tussen de drie opleidingen. Deze spanning heeft betrekking op het feit dat studenten te weinig eigenheid van hun opleidingen herkennen. Het auditteam heeft vastgesteld dat dit de aandacht van het management van de faculteit heeft en indien wenselijk de curricula worden bijgesteld. Het auditteam is ook positief over het feit dat er structureel overlegtijd is ingeroosterd voor docenten uit de drie opleidingen, die binnen hetzelfde blok onderwijs verzorgen. Dit borgt een samenhangend programma. Ook de opbouw van de niveaus dragen bij aan de samenhang. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor de voltijdvariant van alle drie de opleidingen en de duale variant van CT tot het oordeel goed op dit facet.
Studielast (facet 2.4) Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Bevindingen • Elk studiejaar is opgedeeld in vier blokken van tien weken, waardoor het onderwijs is gespreid in voor studenten overzichtelijke eenheden en tijdsperiodes. Toetsing en eventuele herkansingen vinden ook plaats binnen het blok. De studielast is evenwichtig verdeeld over de periodes (15 EC per blok). De contacttijden per dag zijn zoveel mogelijk aansluitend. In de propedeuse en het tweede jaar is de contacttijd gemiddeld 17 uur per week. Door de manier waarop de blokken gestructureerd zijn, is de contacttijd de eerste zes weken hoger dan in de latere weken binnen een blok, waarin de tentamenweek en het projectwerk plaatsvinden. Het aantal contacturen in de lesblokken varieert van zeven tot veertien. Elke student krijgt tijdens zijn onderzoeksopdracht binnen Zuydlab
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
25/73
•
•
•
•
•
•
•
gemiddeld twee uur per week begeleiding van de vakdocent, eventueel aangevuld met praktijkinstructie door de labassistent. Voor alle onderwijseenheden zijn (vooraf) modulehandleidingen beschikbaar, met daarin informatie die studenten nodig hebben om de onderwijseenheid succesvol af te ronden. Ook het overige studiemateriaal is vooraf beschikbaar. De CEP heeft onderzoek gedaan naar de studeerbaarheid in de twee gemeenschappelijke basisjaren van de faculteit Life Sciences. De commissie kwam tot een aantal conclusies en heeft naar aanleiding hiervan verbetermaatregelen voorgesteld om de studeerbaarheid te vergroten. Een voorbeeld is dat de commissie constateerde dat het instroomniveau van studenten vaak onvoldoende is, met name op het gebied van wiskunde. Hierop is gereageerd met een deficiëntieprogramma op het gebied van wiskunde. Voor taalvaardigheid en scheikunde zijn er soortgelijke plannen (zie ook facet 2.5). Ook constateerde de commissie een geleidelijk negatievere studiehouding onder studenten in vergelijking met “vroeger”. Dit wordt ondervangen in de SLB (zie facet 4.2). Op het gebied van samenhang heeft de commissie veranderingen doorgevoerd in hoe de onderwijsblokken in de eerste twee jaar zijn opgebouwd (zie het vorige facet). Uit het STO 2008-2009 blijkt dat studenten de afgelopen jaren niet onverdeeld tevreden waren over aspecten die de studeerbaarheid betreffen. Bij CT en BML zijn studenten kritisch over de spreiding van de studielast over het jaar. Daarnaast zijn alle studenten kritisch over het aantal uur dat zij gemiddeld besteden aan de opleiding, volgens het STO 2008-2009 was dat in 2009 gemiddeld 27 (chemie), 28 (CT) en 31 (BML) uur. Uit de laatste studentenevaluatie, NSE 2009-2010, blijkt echter dat studenten tevreden zijn over de studielast. Op basis van de evaluatiegesprekken die gevoerd zijn, komt de faculteit tot de conclusie dat studenten die zijn ingestroomd in het jaar 2009-2010 hier meer tevreden over zijn. Studenten met wie het auditteam heeft gesproken, waren wel tevreden over de verdeling van de studielast over de blokken en over het studiejaar. Studenten met wie het auditteam heeft gesproken, gaven aan tussen de dertig en veertig uur per week bezig te zijn met hun studie. Tijdens de stage maken zij meer uren, omdat zij naast hun stage ook nog moeten werken aan het stageverslag. De faculteit hanteert een bindend studieadvies, dat is beschreven in de notitie Toetsbeleid (2009). De norm hiervoor is dat studenten in het eerste jaar minimaal 30 EC moeten halen en in het tweede jaar hun propedeuse moeten afronden. Uit gesprekken die gevoerd zijn met studenten en docenten is gebleken dat er enkele struikelvakken zijn. Studenten BML gaven aan dat, afhankelijk van de vooropleiding van instromende studenten, Wiskunde een problematisch vak kan zijn. Daarnaast gaven studenten aan Organische Chemie 3 lastig te vinden en niet te snappen waarom dit vak bij BML gegeven wordt. Volgens hen is het dermate chemisch georiënteerd dat het buiten hun vakgebied valt. Voor Chemie gelden Organische Chemie 5 en 6, alsmede Wiskunde als lastige vakken. Docenten gaven aan dat wat gezien wordt als ‘struikelvakken’ grotendeels afhankelijk is van het instroomprofiel van studenten. Sommige studenten vertelden het auditteam, dat zij moeite hadden met lessen in de avonduren. Bij Chemische Technologie heeft dit onder andere als reden, dat ook de duale studenten in de gelegenheid moeten zijn om de vakken te volgen. Ook het gebrek aan voldoende onderwijsruimte kan hiervan een oorzaak zijn (zie ook facet 4.1).
26/73
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
Overwegingen Het auditteam heeft geconstateerd dat de faculteit veel energie besteedt aan de studeerbaarheid van de opleidingen. Er zijn wel enkele struikelvakken, die samenhangen met het instroomprofiel van de instromend studenten. De curricula kennen relatief veel contacturen. Studenten zijn tussen de dertig en veertig uur met hun studie bezig. De evaluatieresultaten betreffende de studeerbaarheid laten een stijgende lijn zien. Het grootschalige onderzoek dat gedaan is door de CEP heeft geleid tot een aantal aanpassingen, die naar mening van het auditteam bijdragen aan de verbetering van de studeerbaarheid van de opleidingen. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor de voltijdvariant van alle drie de opleidingen en de duale variant van CT tot het oordeel goed op dit facet. Bij dit oordeel heeft het auditteam de activiteiten van de CEP meegewogen. Het auditteam heeft er vertrouwen in dat de activiteiten van de CEP een positief effect zullen hebben op de studeerbaarheid van de programma’s.
Instroom (facet 2.5) Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Bevindingen • Instromende studenten moeten in het bezit zijn van een diploma op havo, vwo, mbo-4 of een gelijkwaardig buitenlands diploma of succesvol een 21+-toets hebben afgelegd. Instromers vanuit havo of vwo moeten het profiel Natuur & Techniek of Natuur & Gezondheid hebben gevolgd. Mbo-instromers worden door de opleiding met het oog op hun slaagkansen geadviseerd om een chemietechnische beroeps- of laboratoriumopleiding te hebben afgerond op beroepskwalificatieniveau 4, dan wel een beroepsopleiding te hebben afgerond met extra certificaten wis- en scheikunde. Toelatingsvoorwaarden zijn opgenomen op de website en in de voorlichtingsbrochure van de faculteit. • De opleiding biedt verkorte routes aan voor instromers uit zowel vwo (drieënhalf jaar) als mbo (drie jaar), mits de laatste groep een verwante opleiding heeft gevolgd. Bij instromers uit het mbo wordt het specifieke vakkenpakket gewogen. Dit gebeurt in het intakegesprek dat wordt afgenomen door de coördinator van het basisprogramma (het eerste en het tweede jaar). Hij stelt een advies op voor de examencommissie die vervolgens een formeel besluit neemt over de toelating tot de verkorte route. Wanneer een student hiervoor in aanmerking komt, kan hij het driejarige programma volgen. Hierin is het propedeusejaar vervangen door een schakelsemester en vervalt de stageperiode in het derde jaar. Vwo’ers met één van bovenstaande profielen kunnen ook een schakelsemester volgen. Wanneer de student hier positieve resultaten behaalt, dan kan hij instromen in jaar twee en de opleiding in drieënhalf jaar afronden.
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
27/73
• •
•
•
•
• •
Er zijn aparte studiegidsen voor havo-, vwo- en mbo-instroom. Hierin zijn de betreffende onderwijsprofielen opgenomen. Het vrijstellingenbeleid is opgenomen in de Onderwijs en Examenregeling 2009-2010. Vrijstellingen worden verleend door de examencommissie op basis van een programmavergelijking tussen de module waarvoor vrijstelling wordt gevraagd en de module op grond waarvan de student in aanmerking voor vrijstelling wil komen. De duale variant van CT bestaat in feite uit twee onderdelen. Het eerste gedeelte is een door CT aangeboden commerciële cursus, die inhoudelijk vergelijkbaar is met de eerste twee jaren met een focus op stage en procestechnologie. De opleiding leidt bedrijfsmedewerkers op tot VAPRO-D niveau, vergelijkbaar met Associate Degree niveau. Mensen in bezit van een VAPRO-D diploma kunnen instromen in de duale CT-opleiding en in twee jaar 90 EC halen en met ingang van dit jaar 2010-2011 120 EC. Een voorwaarde voor instroom is het hebben van een passende werkplek. Of de werkplek passend is wordt beoordeeld door een docent van het opleidingsteam CT in samenspraak met de opleidingscoördinator CT. Zij stellen een advies op, dat zij voorleggen aan de examencommissie, die uiteindelijk de formele beslissing neemt. De vrijstellingen die gegeven worden aan duale studenten CT zijn beschreven bij facet 2.1. Sinds 2006 bieden de opleidingen BML en Chemie ook een trajectmaatwerk voor Duitse studenten met een specifieke vooropleiding en een passende werkkring. Het gaat om werknemers van de chemiebedrijven Grünental en Bayer en Forschungszentrum Jülich, waar de instromende studenten al specifieke cursussen hebben gevolgd. Instromende studenten uit Duitsland dienen in het bezit te zijn van een diploma dat gelijkwaardig is aan het havodiploma en een driejarige Duitse duale beroepsopleiding gevolgd te hebben, waarbij zij beroepservaring hebben opgedaan bij de genoemde bedrijven. Het niveau is vergelijkbaar met het hierboven genoemde VAPRO-D. Zij kunnen instromen in het tweede semester van het derde studiejaar en volgen het voltijdprogramma. In plaats van de opdracht voor Zuydlab voeren zij door de opleiding gevalideerde onderzoeksopdrachten uit in hun eigen bedrijf. Sinds 2006 hebben vijfentwintig studenten gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. Vanuit het faculteitsbeleid (Meerjarenbeleid 2009-2013) is een aantal doelen gesteld met betrekking tot de instroom. Dit zijn onder andere: - Vergroten instroom studenten uit de Euregio. - PR en voorlichting richten op de Duitse markt. - Vergroten mbo-instroom met werkervaring. - Intensiveren van de samenwerking met het mbo. - Aanscherpen van voorlichting en PR. - In samenwerking met het voortgezet onderwijs verbeteren van het beroeps- en studiekeuzeproces. - Aanpassen propedeuse op basis van veranderingen in het vo-scheikundeprogramma. De hogeschool heeft een erkende EVC procedure, op basis waarvan maatwerk kan worden geleverd aan studenten. De hogeschool en faculteit voeren verschillende voorlichtingsactiviteiten uit. Het studieinformatiecentrum in Heerlen speelt hierbij een belangrijke rol. Activiteiten zijn voorlichtingsdagen en meeloopdagen. Ook kunnen studenten de website van de hogeschool met een ‘studiezoeker’ functie en voorlichtingsbrochures raadplegen.
28/73
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
•
•
•
•
•
•
De CEP constateert in haar eindverslag verschillende aansluitingsproblemen (Eindverslag, CEP, 2009). De kwaliteit van de instroom wordt te laag bevonden: rekenvaardigheid is onder de maat, de algebraïsche vaardigheid eveneens. Er is sprake van een gebrekkige studiehouding en een zeer diverse instroom. Ook binnen de havouitstroomprofielen die geaccepteerd worden (‘maximaal NT profiel versus minimaal NG profiel’) constateert de commissie grote verschillen. Ook de docenten van de opleidingen zijn blijkens het CEP eindverslag ontevreden over de aansluiting, vooral over het instapniveau van havostudenten. Docenten constateren dat er een verschil is tussen de havo-eindtermen en het werkelijke niveau van studenten die van de havo afkomen. Op basis van de bevindingen van de CEP is een aantal maatregelen genomen (zie ook facet 2.2, 2.4 en 5.2). Zo is een basiscursus Wiskunde (‘Wiskunde 0’) ingevoerd in het eerste blok. Studenten die de deficiëntietoets niet halen zijn verplicht deze cursus te volgen. Het opleidingsmanagement heeft in gesprek met het auditteam laten weten dat vanaf het huidige studiejaar deze wiskundelessen verplicht zijn. Er vindt tweewekelijks een toetsing plaats. Thans wordt een taaltoets, die is ontworpen door een collega-opleiding van Hogeschool Zuyd binnen de faculteit getest op de bruikbaarheid. Het vak Chemie 1 is beter toegesneden op het instroomniveau van de studenten. Daarnaast zijn de SLB (zie facet 4.2) en de didactiek (zie facet 2.7) aangepast, zodat deze beter aansluiten bij de hedendaagse havostudent. Uit evaluatie zal moeten blijken of de ontwikkeling van een diagnostische scheikundetoets voor instromers noodzakelijk is. In het duale programma van CT wordt met het oog op een betere aansluiting bij de vooropleiding extra onderwijs gegeven in de vakken Organische Chemie en Materiaaltechnologie. Gesprekken die het auditteam heeft gevoerd met docenten bevestigen de door CEP gesignaleerde problemen. Docenten geven aan dat voornamelijk de mbo-instroom en havisten die alleen Wiskunde A gevolgd hebben, veel moeite hebben met Wiskunde. Ook Nederlands en Scheikunde zijn volgens hen problematisch. Uit het STO 2008-2009 blijkt dat studenten van alle opleidingen tevreden zijn over de aansluiting tussen vooropleiding en studie. In evaluatiegesprekken geven propedeusestudenten aan er zeer tevreden over te zijn dat bij vrijwel alle vakken in de propedeuse de voorkennis wordt geactualiseerd en de havoleerstof in hoog tempo wordt herhaald. Het auditteam heeft gesproken met studenten en alumni over de aansluiting op de vooropleiding. Zij bevestigden het beeld dat het afhankelijk is van de vooropleiding hoe soepel de aansluiting verloopt. Vooral voor studenten afkomstig uit het mbo vonden zij de overstap lastig. Over de aansluiting voor Duitse chemiestudenten klonken positieve geluiden. Studenten in bezit van een bachelordiploma van de faculteit kunnen, mits zij hun taalvaardigheid bewijzen, op basis van een programma-analyse doorstromen naar de vakgroep Chemie en Biochemie van de universiteit RWTH Aachen. Ook kunnen studenten op basis van afspraken over het programma doorstromen naar de masterfase van Molecular Life Sciences van de Universiteit Maastricht. Zij hoeven geen schakelprogramma te volgen. Er vindt wel een intakegesprek, tijdens welke de student zijn afstudeerscriptie overhandigt.
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
29/73
Overwegingen De faculteit biedt in de voltijdvarianten van de drie opleidingen verkorte routes voor studenten met een relevante mbo-opleiding (drie jaar) en vwo-ers (drieënhalf jaar). Het auditteam heeft vastgesteld dat de aansluiting op de vooropleiding van de studenten qua inhoud en vorm in het algemeen goed verloopt. Echter, afhankelijk van het instroomprofiel, hebben instromers soms moeite met Wiskunde, Scheikunde en Nederlands. Inmiddels heeft de faculteit de deficiëntietoets Wiskunde in het leven geroepen. Indien studenten deze toets niet halen, moeten zij de bijspijkercursus Wiskunde volgen. Het auditteam is positief over deze maatregel en andere maatregelen, die de opleiding neemt om de aansluiting met de vooropleiding te optimaliseren. Voor studenten blijkt een herhaling van de leerstof uit de vooropleiding en de actualisatie ervan waardevol en nuttig. Het auditteam is van mening dat de instroom van bijzondere groepen (CT duaal en de Duitse instroom Chemie) goed geregeld is in het Onderwijs- en examenreglement. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor de voltijdvariant van alle drie de opleidingen en de duale variant van CT tot het oordeel goed op dit facet.
Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten/european credit points. Bevindingen • Het programma van de opleidingen is beschreven in de studiegidsen en in het visiedocument. De programma’s bestaan uit vier jaren van elk 60 EC. • Het duale programma CT bestond tot het huidige collegejaar uit 90 EC, vanaf het huidige collegejaar uit 120 EC (vrijstellingen en instroomeisen staan beschreven onder facet 2.1). Overwegingen Het auditteam heeft vastgesteld dat de omvang van het curriculum van de drie voltijdopleidingen in overeenstemming is met de voorschriften. De omvang is 240 EC. Vanaf dit studiejaar heeft de duale variant CT een omvang van 120 EC (dat was voorheen 90 EC). Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen stelt het auditteam vast dat de voltijdvariant van alle drie de opleidingen en (vanaf heden) de duale variant van CT aan de formele eisen voldoen met betrekking tot de omvang van de curricula.
Afstemming tussen vormgeving en inhoud (facet 2.7) Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
30/73
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
Bevindingen • Het didactische concept en de gebruikte werkvormen zijn een concrete uitwerking van het onderwijsbeleid van Hogeschool Zuyd, dat gekarakteriseerd wordt door vraaggestuurd, competentiegericht onderwijs en maatwerk (vastgelegd in de hogeschoolbrede notitie Maatwerk). • In het visiedocument Life Sciences zijn de volgende vijf uitgangspunten voor de inrichting van het onderwijs vastgelegd: - Student, docent en professionals uit het werkveld zijn partners in leren; - De student is de centrale actor, participant en manager van zijn eigen leerproces en leertraject; - De docent is de professional, inspirator, coach en dienstverlener; - Student en docent werken aan competentieontwikkeling in een competentiegerichte leeromgeving; - Student en docent zijn onderzoeker, innovator en teamspeler in een multidisciplinaire context. • In het didactisch model van de faculteit wordt grote betekenis toegekend aan de beroepsgerichtheid van de curricula. Dit is deels inhoudelijk ingegeven (zie facet 2.1), maar ook omdat de faculteit van mening is dat een beroepsgericht curriculum leermotiverend en prestatieverbeterend werkt. De leerinhouden binnen het curriculum worden verworven en ontwikkeld in een beroepsgericht verband, aan de hand van realistische taken. Ook de leeromgeving is beroepsgericht, door de stages, projectopdrachten, het onderzoek, de afstudeeropdracht en aanwezige laboratoria. • De beroepsgerichtheid in het curriculum krijgt ook vorm in het concept Zuydlab (zie ook facet 2.1). Hier voeren studenten, individueel of in duo’s, opdrachten uit voor bedrijven of organisaties uit de regio, ondersteund met onderwijs en begeleiding op maat. Studenten worden gedwongen om met verantwoordelijkheid te opereren in de beroepspraktijk. De opdracht wordt afgerond met een evaluatie met de opdrachtgever, een evaluatie met de student, een beoordelingsresultaat in tien facetten en een poster voor het afrondende symposium voor opdrachtgevers en bedrijven uit het netwerk van Zuydlab. • De faculteit beschouwt een brede basis aan kennis en vaardigheden als voorwaarde voor het realiseren van competent gedrag, aangezien life sciences een kennisintensief domein is waarvoor naast veel theoretische kennis ook specifieke kennis van bijvoorbeeld veiligheid, procedures en chemische reacties van groot belang is. Kennis en vaardigheden worden opgedaan in een praktijkgerelateerde context, zoals beschreven in facet 2.1. • De opleidingen maken gebruik van verschillende werkvormen, zoals projecten, stages, praktijkmodulen (bijvoorbeeld voor het aanleren van laboratoriumvaardigheden), hoorcolleges en werkcolleges. Uit het gesprek dat het auditteam gevoerd heeft met studenten blijkt dat in de studieloopbaanbegeleiding aandacht is voor nieuwe werkvormen. • De CEP heeft geconstateerd dat het toepassingsgerichte leren in de propedeuse versterkt moest worden. Hierom is de opbouw van de blokken aangepast en begint een blok in het huidige curriculum met een praktijkvraagstuk (een project) (zie voor het verschil in opbouw facet 2.3).
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
31/73
•
Uit het STO 2008-2009 blijkt dat studenten van alle opleidingen tevreden zijn over de afwisseling in werkvormen. Uit de door de opleiding gehouden evaluatiegesprekken blijkt dat studenten tevreden zijn over het werken met projecten. Studenten CT geven aan dat een meer CT-specifiek curriculum hen aantrekkelijk had geleken.
Overwegingen Het auditteam is van mening dat het didactisch concept, dat gekarakteriseerd wordt als vraaggestuurd, competentiegericht en maatwerk, goed aansluit bij de doelstellingen van de opleidingen. De sterk beroepsgerichte curricula bieden goede mogelijkheden om de competenties te realiseren. Dit geldt ook voor de werkvormen, met name de projecten, opdrachten, de stage en de afstudeeropdracht. Ook Zuydlab speelt hierbij een belangrijke rol. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor de voltijdvariant van alle drie de opleidingen en duale variant van CT tot het oordeel goed op dit facet.
Beoordeling en toetsing (facet 2.8) Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Bevindingen • In faculteitsverband zijn vier standaarden opgesteld voor de toetsing: validiteit, transparantie, bruikbaarheid en betrouwbaarheid. Het facultaire toetsbeleid is vastgelegd in de notitie Toetsbeleid (2009). • In het collegejaar 2009-2010 heeft de faculteit een toetscommissie in het leven geroepen om de transparantie en kwaliteit van de toetsing te borgen. Uit gesprekken met docenten blijkt dat deze commissie goed functioneert en dat toetsen die gemaakt worden eerst langs de commissie gaan, die ze controleert. Ook de examencommissie speelt een rol bij de bewaking van de kwaliteit van de toetsen. • Binnen modulen hanteren de opleidingen verschillende toetsvormen om te ‘controleren’ of de leerdoelen behaald worden. Toetsvormen zijn gerelateerd aan de inhoud en de gebruikte werkvorm van de onderwijseenheid. In de notitie Toetsbeleid (2009-2010) worden theorietoetsen, praktijktoetsen en assessments van projecten beschreven, evenals de toetstmomenten en de beoordelingscriteria. Er zijn voorbeeldtoetsen beschikbaar, zodat studenten kunnen oefenen. Het beleid is dat toetsresultaten uiterlijk binnen vijftien dagen na afname bekend zijn. Uit evaluaties blijkt dat studenten tevreden zijn over de termijn waarop resultaten bekend worden gemaakt. Behaalde studieresultaten worden beschikbaar gesteld via Osiris. • Het auditteam heeft een aantal toetsen bestudeerd en vindt deze van een goede kwaliteit. Er worden vragen gesteld die het auditteam als goed, relevant en van een voldoende niveau beoordeeld. Er zijn antwoordsleutels beschikbaar. Het auditteam vindt de mate waarin feedback gegeven wordt op schriftelijke toetsing wat mager. Uit navraag
32/73
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
•
•
•
•
bij verschillende gesprekspartners blijkt echter dat er speciale responsiecolleges gehouden worden, waarin feedback gegeven wordt op schriftelijke toetsen. Voor studenten die een onvoldoende gescoord hebben zijn deze colleges verplicht. Om meeliften te voorkomen heeft de faculteit onder andere een ‘peer assessment’ ingevoerd onder studenten. De enquêtes die hiervoor gebruikt worden vormen input voor een gesprek onder begeleiding van de docent. Hiermee kunnen studenten elkaar beoordelen en krijgen ze feedback op hun eigen handelen. Daarnaast worden vaardigheden in periode 1 en 2 individueel beoordeeld en worden bij projecten ook individuele praktijktoetsen gebruikt. Uit het STO 2008-2009 blijkt dat studenten van alle opleidingen over het algemeen tevreden zijn over de toetsing: de beoordelingscriteria zijn voldoende helder, de toetsen sluiten voldoende aan op het onderwijs, de resultaten worden tijdig bekend gemaakt en er zijn voldoende herkansingsmogelijkheden. Uit de gehouden evaluatiegesprekken blijkt dat studenten van mening zijn dat de toetsen goed aansluiten op de leerstof en op het beoogde niveau. Ze zijn van mening dat beoordelingen fair zijn. Ook uit gesprekken die het auditteam heeft gevoerd met studenten blijkt dat studenten tevreden zijn over zowel de toetscriteria, de feedback na afloop en de toetsing van de competenties op de werkplek. Studenten geven aan bij hun bedrijfsbegeleiders van tevoren een werkplan in te dienen, waardoor het bedrijf ook weet op welke competenties ze studenten dienen te beoordelen. Ook is er tevredenheid over het gebruik van voorbeeldtoetsen, waardoor studenten van tevoren weten waar ze aan toe zijn. In het duale CT-programma voeren studenten competentiegerelateerde opdrachten op hun werkplek uit. Aan de hand van de beoordeling van de minor en het afstuderen wordt de competentieontwikkeling beoordeeld. Vanaf 2011 zal de competentieontwikkeling op de werkplek gemonitord worden. Hiervoor zal gebruik worden gemaakt van een portfolio en een competentie-assessment.
Overwegingen Het auditteam is positief over het toetsbeleid in de faculteit. De toetscommissie zorgt voor de borging van de kwaliteit van de toetsen. Deze sluiten volgens het auditteam in voldoende mate aan op de werkvormen en de inhoud van de opleidingen. Het auditteam vindt de toetsen van een goede kwaliteit en heeft vastgesteld dat er voor alle toetsen beoordelingsformulieren voorhanden zijn, waarin beoordelingscriteria zijn opgenomen. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor de voltijdvariant van alle drie de opleidingen en de duale variant van CT tot het oordeel goed op dit facet. Samenvattend oordeel Programma Alle facetten van het onderwerp “Programma” zijn ten minste met een voldoende beoordeeld. Aan facet 2.6 Duur is voldaan. Daarmee beoordeelt het auditteam het onderwerp als positief.
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
33/73
2.3
Inzet van personeel
Eisen hbo (facet 3.1) Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Bevindingen • De faculteit stelt zich tot doel dat docenten voldoende relevante beroepservaring hebben. Vrijwel alle docenten hebben een taak als stage- of afstudeerbegeleider. Via de bedrijfsbezoeken en analyses die met deze taak verbonden zijn, houden zij feeling met de beroepspraktijk. • Jaarlijks is er een bedrijfsbezoek voor alle docenten, in 2010 was dit een bezoek aan Chemelot, ook in het kader van de opening van het nieuwe Zuydlab. Docenten die hun kennis op peil willen houden kunnen een korte docentstage volgen, om kennis en vaardigheden op een specifiek terrein op te doen. De betrokkenheid van docenten bij de lectoraten wordt beschreven bij facet 2.1. • Zuydlab is voor de docenten een belangrijke bron van kennis over de actuele beroepspraktijk. Er vindt een jaarlijks symposium plaats over onderzoeksresultaten voor de opdrachtgevers en bedrijven uit het netwerk. Met verschillende bedrijven en organisaties uit de regio zijn convenanten gesloten, waarin is vastgelegd dat zij Zuydlab ondersteunen met financiële en materiële bijdragen en jaarlijks een aantal stages, afstudeer- en Zuydlabopdrachten aanleveren. • Het auditteam heeft de cv’s van docenten bestudeerd en is van mening dat docenten in voldoende mate beschikken over actuele kennis van de praktijk. • De opleidingen maken gebruik van gastdocenten. Dit zijn onder andere alumni, die al werkzaam zijn in de beroepspraktijk. In de propedeuse worden geen gastdocenten ingezet. Wel geven in de propedeuse mensen uit het werkveld lezingen, die zijn gekoppeld aan het thema van het desbetreffende onderwijsblok. In de hoofdfase worden bepaalde delen van het curriculum verzorgd door gastdocenten. Bijvoorbeeld in de modules Biomaterialen en Nanotechnologie en Medische Microbiologie. • Een aantal modulen wordt samen met het werkveld verzorgd, een voorbeeld hiervan is de minor Microreactoren, die verzorgd wordt door Chemtrix, Hull University en de Hogeschool Zuyd. • Uit het STO 2008-2009 blijkt dat studenten tevreden zijn over de kennis die docenten hebben van de beroepspraktijk. Docenten geven in de Personeelsmonitor (2007) krappe voldoendes voor de mate waarin de faculteit mogelijkheden biedt om zich te oriënteren op de beroepspraktijk en voor de gelegenheid die er is om hier ervaring op te doen. In het MTO 2010 wordt hoger gescoord op het item ‘relaties met de beroepspraktijk’; er is sprake van een stijgende lijn. Overwegingen Docenten van de faculteit komen veelal in aanraking met de beroepspraktijk door het begeleiden van stages en afstudeeropdrachten, Zuydlabprojecten en via symposia. Ook door de relatie met de lectoraten onderhouden de docenten contacten met de beroepspraktijk. De tevredenheid van docenten over hun betrokkenheid bij de beroepspraktijk is de laatste jaren
34/73
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
sterk toegenomen. Ook de studenten zijn tevreden over de kennis van de docenten over de beroepspraktijk. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor de voltijdvariant van alle drie de opleidingen en de duale variant van CT tot het oordeel goed op dit facet.
Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Bevindingen • Op 1 oktober 2009 had de faculteit 34 personen (20,8 fte) in dienst, onderwijzend en niet onderwijzend. Hierbij is 13.2 fte (22 docenten), waarvan 5.5 fte (zes laboratoriummedewerkers) niet meegeteld. Laboratoriummedewerkers verrichten gedeeltelijk instructie- en begeleidingstaken voor studenten, naast beheer- en coördinatietaken. Zonder de laboratoriummedewerkers is de docent-studentratio 1:22.1, met de laboratoriummedewerkers 1:17.3. Gastdocenten, die op declaratiebasis worden ingehuurd, zijn hier niet bij meegerekend. Docenten geven aan dat voor deze opleidingen, waar intensief laboratoriumonderwijs wordt gegeven, dit normale ratio’s zijn. • De opleidingen beschouwen zichzelf vanwege het aantal contacturen en het feit dat het laboratoriumonderwijs betreft, als contactintensieve opleidingen, met als gevolg dat een relatief groot deel van de tijd wordt besteed aan onderwijstaken, zoals de begeleiding van de stage- en afstudeeropdrachten, de toetsing en beoordeling en de begeleiding en upgrading van onderwijseenheden. • De faculteit heeft een ziekteverzuim van 2.7%. • Docenten ervaren de werkdruk als hoog, door de combinatie van stijgende studentenaantallen en een hoge contactintensiteit. Hierdoor hebben zij minder tijd voor ontwikkeltaken. Docenten met wie het auditteam heeft gesproken hebben bevestigd dat de werkdruk soms hoog is. De reden die zij zelf hiervoor noemen is dat volgens hen de faculteit vrij klein is. Wanneer er dan iets bijkomt zijn er (te) weinig mensen om het werk te verdelen. Dit wordt bevestigd door de hogeschoolbrede werknemerstevredenheidsonderzoeken (Werkbelevingsonderzoek, 2008 en 2010. • Uit evaluaties onder studenten blijkt dat zij hun docenten in het algemeen voldoende bereikbaar vinden. Overwegingen Het auditteam heeft vastgesteld dat de docent-studentratio van 1: 22.1 in orde is. De docenten ervaren desondanks een relatief hoge werkdruk. Dit lijkt echter geen negatief effect te hebben op hun bereikbaarheid en op het ziekteverzuim.
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
35/73
Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor de voltijdvariant van alle drie de opleidingen en de duale variant van CT tot het oordeel goed op dit facet. Het auditteam heeft meegewogen dat de door de docenten als relatief zwaar ervaren werkdruk geen negatieve invloed heeft op hun bereikbaarheid of op het hun ziekteverzuim.
Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Bevindingen • Het personeelsbeleid van de faculteit is vastgelegd in de notitie Personeelsplan 20092013 Faculteit Life Sciences. De faculteit delegeert verantwoordelijkheden, binnen de beleidskaders van de faculteit, naar de docententeams. Medewerkers zijn wisselend lid van teams die verantwoordelijk zijn voor de bedrijfsvoering. Docententeams zijn zelf verantwoordelijk voor het signaleren en oplossen van problemen. Voor de hoofdonderdelen (propedeuse en opleidingen) zijn coördinatoren aangesteld. Het merendeel van de docenten wordt bij verschillende opleidingen ingezet. • Het auditteam heeft de cv’s van de docenten bestudeerd en is van mening dat zij vakinhoudelijk, onderwijskundig en organisatorisch voldoende bekwaam zijn om de programma’s te realiseren. Er is een goede spreiding van vakinhoudelijke kennis over de verschillende opleidingen en vakgebieden. • Van de 22 docenten, die werkzaam zijn aan de faculteit zijn er tien gepromoveerd, zes hebben een bachelordiploma en zes een masterdiploma. • De hogeschool heeft als doel een rol te spelen in de kennisinfrastructuur van de Euregio en daar kennis te verwerven, te ontwikkelen en te delen in samenwerking met het bedrijfsleven. In dat perspectief beschikt de faculteit over een lectoraat, een kenniskring en Zuydlab. Docenten verwerven en ontwikkelen hier kennis (naast de al bij facet 3.1 genoemde stage- en afstudeerbegeleiding). • Gedurende een studiejaar worden verschillende studiedagen voor faculteitsteams georganiseerd, over bijvoorbeeld coaching, begeleiding of toetsing. Daarnaast worden jaarlijks scholingsthema’s opgesteld, in 2009-2010 was dit bijvoorbeeld het leren toepassen van de EVC-procedure. • Op hogeschoolniveau zijn verschillende scholingsvoorzieningen aanwezig. Voorheen vond de nascholing plaats in Zuyd Kompas, het centrum voor loopbaanontwikkeling, mobiliteit en deskundigheidsbevordering voor medewerkers en managers. In 2009 zijn alle scholingsactiviteiten ondergebracht bij Zuydplein. Zuyd Kompas concentreert zich vanaf dat moment op de loopbaangesprekken. Het management is van mening dat docenten regelmatiger gebruik zouden kunnen maken van het aanbod van Zuydplein. Docenten met wie het auditteam heeft gesproken, gaven aan dat Zuydplein (te) centraal geregeld is en onvoldoende rekening houdt met bijvoorbeeld facultaire lestijden. Dit bemoeilijkt deelname aan cursussen bij Zuydplein. Nieuwe docenten met minder dan twee jaar didactische ervaring moeten bij Zuydplein een didactische aantekening halen.
36/73
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
•
• •
In 2009-2010 is het systeem van functioneringsgesprekken aangepast, waarbij de opleidingscoördinatoren een grotere rol hebben gekregen. Zij voeren voortaan, in plaats van de faculteitsdirecteur, functioneringsgesprekken met de in hun team ingedeelde docenten. In deze gesprekken komen verschillende zaken aan de orde, zoals de beroepsgerichtheid, de vakinhoudelijkheid, didactische vermogens en de studentevaluaties. Op basis van de functioneringsgesprekken wordt een scholingsprogramma samengesteld. In 2009 is onder andere de volgende scholing gevolgd: Power point 2007, VMT (veilige microbiologische technieken), Financieel management in een non-profitorganisatie, Experimental design en Leiderschap in leven en werk. In het faculteitsbeleid is vastgelegd dat 80% van de docententijd bedoeld is voor onderwijsgerelateerde taken en ontwikkeltaken en 20% voor deskundigheidsbevordering. Uit evaluaties blijkt dat studenten tevreden zijn over de didactische kwaliteiten en de inhoudelijke deskundigheid van hun docenten. Dit bleek eveneens uit de met het auditteam gevoerde gesprekken. Ook de alumni waren tevreden over de kwaliteit van de docenten.
Overwegingen Het auditteam is positief over de kwaliteit van het docentencorps van de faculteit. Het opleidingsniveau is relatief hoog. Hoewel het auditteam opmerkt dat een dergelijk niveau niet uitzonderlijk is voor opleidingen binnen dit domein. Het auditteam vindt dat er voldoende tijd wordt gereserveerd voor deskundigheidsbevordering van de docenten. Het auditteam heeft vastgesteld dat van de bijscholingsmogelijkheden van de centrale voorziening Zuydplein weinig gebruik wordt gemaakt door de docenten. Zij scholen zich elders bij, bijvoorbeeld door het bezoeken van symposia. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor de voltijdvariant van alle drie de opleidingen en de duale variant van CT tot het oordeel goed op dit facet. Samenvattend oordeel Inzet van personeel Alle facetten van het Onderwerp “Inzet personeel” zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee wordt het onderwerp positief beoordeeld.
2.4
Voorzieningen
Materiële voorzieningen (facet 4.1) De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen • De Faculteit Life Sciences is samen met negen andere faculteiten gevestigd in een gebouw dat dateert uit 1998. Er is een aantal gemeenschappelijke faciliteiten, zoals de technische dienst, restauratieve voorzieningen, de reproservice, het studielandschap en
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
37/73
•
•
•
•
ICT-voorzieningen. Het studielandschap bevat diversie informatiebronnen, hoewel de Life Sciences opleidingen hun eigen bibliotheekje hebben (zie hieronder). In het studielandschap kan individueel of in groepen gestudeerd worden. Er zijn 120 werkplekken, waarvan 54 met een computer en onbeperkte toegang tot het internet. De lokalen waar Life Sciences gebruik van kan maken, sluiten aan bij de lesmethoden van de faculteit en het beroepsgeoriënteerde karakter van de opleidingen (‘leren in een realistische taakomgeving’). Er zijn specifieke voorzieningen, zoals laboratoria en De Fabriek, een gesimuleerde, kleinschalige, chemische fabriek die dienst doet als praktijkruimte voor CT. Laboratoria zijn belangrijk voor de opleidingen, zowel vanuit het oogpunt van het onderwijs als vanwege het feit dat veel afgestudeerden hun carrière beginnen als onderzoeker in een laboratorium. Er zijn diverse laboratoria: basischemie, organische chemie, analytische chemie, materiaalkunde, procestechnologie, biochemie en een laboratorium voor Microbiologie, Hematologie en Klinische chemie. In een deel van de laboratoria is het lab van de provincie Limburg gevestigd (Provincie Limburg, Laboratorium Milieuadvies en -onderzoek). Dit laboratorium wordt eveneens gebruikt voor Zuydlab. In oktober 2009 is op de innovatiecampus van Chemelot in Geleen het Zuydlab Chemelot geopend, een laagdrempelig toegankelijk laboratorium voor bedrijven op en buiten de innovatiecampus. Het huidige laboratorium is een tijdelijke voorziening. Er lagen ambitieuze plannen om met investeringen van het bedrijfsleven een groot laboratorium in te richten. De economische crisis heeft voor uitstel hiervan gezorgd. Om toch alvast fysiek aanwezig te zijn op de innovatiecampus heeft de faculteit een laboratoriumruimte gehuurd. Momenteel werken hier slechts enkele studenten. In de toekomst moeten hier in toenemende mate studenten aan de slag gaan. Het laboratorium richt zich vooralsnog alleen op Chemie. Het auditteam is uitgebreid rondgeleid langs alle voorzieningen, inclusief het Zuydlab Chemelot in Geleen. Voor alle laboratoria geldt dat deze zeer goed zijn verzorgd en worden onderhouden. Vooral over de voorzieningen van CT is het auditteam uitgesproken positief. Met De Fabriek heeft de opleiding een bijzondere voorziening in huis, waar studenten veel aan hebben. Voor BML zijn er celkweek faciliteiten (flowkasten voor steriel werk met cellen) met twee laminair flowkasten en 2 CO2 incubatoren. Deze worden intensief gebruikt tijdens het tweedejaars semester Nanotechnologie en tijdens de onderzoeksopdrachten in het kader van Zuydlab. In het tweede semester van elk cursusjaar ontstaat er een piekbelasting van de kweekfaciliteiten, zodat studenten die met de onderzoeksminor bezig zijn de kweekfaciliteit dienen te reserveren in de daartoe bestemde agenda. BML heeft beschikking over drie PCR-apparaten: één standaard PCR - en twee “realtime” PCR-appararaten. Het laboratorium op Chemelot voegt weinig extra toe aan de andere laboratoria van de faculteit, maar geeft docenten en studenten de mogelijkheid om kennis te maken met andere bedrijven en laboratoria op deze innovatiecampus. De faculteit heeft een bibliotheek waarin de verplichte literatuur is opgenomen. Daarnaast is in deze bibliotheek relevante, actuele literatuur en een aantal tijdschriften te vinden. Studenten kunnen literatuur op aanvraag raadplegen. De bibliotheek is gepositioneerd bij de laboratoria, omdat studenten vaak literatuur nodig hebben wanneer zij in een
38/73
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
•
•
•
laboratorium aan het werk zijn. Het auditteam heeft de ruimte en de aanwezige literatuur bestudeerd en is van mening dat deze, hoewel beperkt, voldoende is. Doordat bij de nieuwbouw vooral aandacht was voor de kleinere projectlokalen, is thans sprake van overbezetting van de grotere lokalen. Dit leidt er toe dat lessen in de avond gegeven moeten worden of dat lokalen te vol zijn. Tevens zijn er niet genoeg stroomvoorzieningen in het gebouw aanwezig om te voorzien in massaal laptopgebruik van studenten; dit terwijl studenten worden verplicht een laptop aan te schaffen, om het probleem van het gebrek aan vaste computers te ondervangen. Het management van de faculteit is zich bewust van deze problemen. Uit studentenevaluaties (STO 2008-2009 en NSE 2009-2010) blijkt dat studenten over veel materiële voorzieningen tevreden zijn, zoals de onderwijsruimten, de bibliotheek en de informatiebalie. Over de ICT-voorzieningen wisselt de tevredenheid, vooral studenten Chemie en CT zijn kritisch. Chemiestudenten zijn ook kritisch over de beschikbaarheid van werkplekken. Studenten Chemie hebben aangegeven dat de lokalen waar ze les in hebben soms overvol zijn.
Overwegingen Het auditteam heeft op basis van de resultaten van evaluaties, de gevoerde gesprekken en de rondleiding tijdens het visitatiebezoek vastgesteld dat de faculteit over goede voorzieningen beschikt. De bibliotheek voldoet, hoewel de collectie aan de magere kant is. De ICT-voorzieningen zouden beter kunnen en er zijn (te) weinig grote lesruimtes beschikbaar. Het auditteam is op basis van de rondleiding door de laboratoria hierover erg te spreken. De laboratoria zien er zeer verzorgd uit. De opleiding CT beschikt in vergelijking met andere CT opleidingen over een uniek laboratorium De Fabriek, zo heeft het auditteam vastgesteld. Conclusie Op basis van de opmerking over de ICT-voorzieningen en het feit dat er te weinig grote leslokalen zijn, komt het auditteam voor de voltijdvariant van Chemie en BML tot het oordeel voldoende op dit facet. De opleiding CT krijgt voor zowel de voltijd- als de duale variant het oordeel goed, vanwege het uitstekende laboratorium De Fabriek, waarover deze opleiding beschikt. Studiebegeleiding (facet 4.2) De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Bevindingen • Doelen die de faculteit heeft geformuleerd voor de studiebegeleiding en -informatie zijn o.a. het beperken van studie-uitval en -vertraging, het vermogen tot zelfsturing bij studenten bevorderen, studenten begeleiden bij keuzemomenten en studenten ondersteunen, die specifieke leervragen en leerwijzen hebben.
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
39/73
•
•
•
•
•
• •
•
De uitgangspunten van de studieloopbaanbegeleiding (SLB) zijn beschreven in de Modulewijzer SLB (2009). In het eerste studiejaar krijgen studenten één uur in de week SLB in een groep van zestien studenten. Ook heeft iedere student in dit jaar drie individuele studievoortgangsgesprekken. In het eerste jaar is een belangrijk deel van de SLB het adviseren van studenten over hun geschiktheid. Thans onderzoekt de faculteit of de resultaten van de ingangstoets Wiskunde een voorspellende waarde hebben voor studie-uitval. In het tweede studiejaar vindt twee keer per periode een individueel SLBgesprek plaats. De SLB’er is in de eerste twee jaar dezelfde. Hij is als docent verbonden aan de faculteit. De SLB’er is de persoonlijke coach van de student en beoordeelt de opdrachten die hij maakt voor de SLB. De competenties die expliciet aan de orde komen in de SLB zijn Onderzoeken, Experimenteren en Zelfsturing. In het derde jaar en vierde jaar nemen de stage- en afstudeerbegeleider de SLB-taken over. De groepsbegeleiding richt zich op thema’s zoals studie en faculteit, studievaardigheid, beroepsoriëntatie en opleidingskeuzen. De individuele begeleiding is gericht op de competentieontwikkeling van de individuele student. De faculteit maakt gebruik van een buddysysteem voor eerstejaarsstudenten die later instromen of bijles nodig hebben. Ook overige studenten kunnen gebruik maken van de buddy’s. Het systeem werkt op aanvraag, een student die een buddy wil kan zich melden. Uit gesprekken met studenten en docenten blijkt dat hier weinig gebruik van wordt gemaakt. In de CEP is de vraag gesteld of SLB niet teveel een kwestie is van praten tegen de studenten in plaats van praten met studenten over wat ze willen, kunnen en hoe ze de toekomst zien. In 2009-2010 zijn enkele verbeteringen ontwikkeld, gericht op de verhoging van effectiviteit van SLB, die in 2010-2011 geïmplementeerd worden. Er zal dan minder tijd zijn voor SLB ten gunste van meer aandacht voor praktijkopdrachten in het programma. Ook zullen de SLB-gesprekken gerichter worden gevoerd. Er vinden met elke student nog vier individuele gesprekken plaats. Op verzoek van de student en indien nodig kan het aantal gesprekken worden uitgebreid. Uit het STO 2008-2009 blijkt dat studenten Chemie en CT de kwaliteit van de SLB niet altijd met een voldoende waarderen. Studenten zijn wel tevreden over de mate waarin ze op de hoogte worden gehouden over hun studievoortgang. In het laatste studentenonderzoek (NSE 2009-2010) zijn studenten van alle opleidingen positief over de studiebegeleiding. Alumni van alle opleidingen hebben aangegeven dat de begeleiding tijdens de stage, het studeren en de opdrachten voor Zuydlab naar wens was. Hogeschoolbreed wordt gebruik gemaakt van de digitale leeromgeving Blackboard. Hierop wordt moduulspecifieke informatie aangeboden. Via Infonet, het intranet van Hogeschool Zuyd hebben studenten de beschikking over onder andere roosters, cijfers en studiepunten. De opleidingen hebben studiegidsen voor de verschillende instroomgroepen (havo, vwo en mbo) met daarin informatie over de organisatie van de opleiding, de eindkwalificaties en een beschrijving van het programma op hoofdlijnen. Ook is er een overzicht in opgenomen waar studenten andere informatie kunnen vinden, zoals over de Onderwijs en Examenregeling, de decentrale medezeggenschapsraad en de opleidingscommissie.
40/73
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
•
Uit het studentenevaluaties blijkt dat de studententevredenheid op het punt van informatie wisselt. Studenten zijn tevreden over de tijdige bekendmaking van het toetsrooster, over de informatiebalie, infonet en de studentenadministratie. Studenten zijn ontevreden over het niet tijdig bekendmaken van roosters en roosterwijzigingen en over de mate waarin het lesrooster het hen mogelijk maakt om hun tijd efficiënt te besteden. Studenten nuanceerden deze problematiek in het gesprek met het auditteam overigens en gaven aan dat roosterwijzigingen vaak wel ruim van tevoren online te vinden zijn, maar dat sommige studenten niet goed kijken.
Overwegingen Het auditteam is van mening dat de studiebegeleiding en informatievoorziening naar studenten adequaat zijn. De faculteit heeft desondanks een aantal verbeterpunten ten aanzien van de studiebegeleiding geformuleerd, zoals het efficiënter omgaan met de tijd die is gereserveerd voor de SLB en het niet meer automatisch voeren van vier gesprekken met elke student, maar alleen indien de student of zijn coach hierom vraagt. Vanaf het huidige studiejaar (2010-2011) wordt gewerkt aan de invoering van deze maatregelen. Tot slot: de informatievoorziening over roosterwijzigingen scoort al jarenlang matig bij evaluaties. Conclusie Op basis van bovenstaande kanttekeningen ten aanzien van de SLB en de informatievoorziening komt het auditteam voor de voltijdvariant van alle drie de opleidingen en de duale variant van CT tot het oordeel voldoende op dit facet. Samenvattend oordeel Voorzieningen Alle facetten van het Onderwerp “Voorzieningen” zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp positief beoordeeld.
2.5
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten (facet 5.1) De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Bevindingen • Hogeschoolbreed wordt gebruik gemaakt van het INK-model voor monitoring en verbetering. Er is een P & C cyclus. Het beleid is dat iedere organisatie-eenheid (faculteit, lectoraat en dienst) werkt vanuit een visie, periodiek de gerealiseerde kwaliteit checkt en werkt aan verbeteringen. Eenheden maken eigen jaarplannen en begrotingen en sluiten managementcontracten af met het CvB. Voor het studiejaar 2010-2011 is er voor het eerst een managementcontract met de faculteit Life Sciences afgesloten. Faculteiten maken vanaf 2009-2010 jaarlijks een informatiedossier, waarin aan de hand van het accreditatiekader en het INK-model rekenschap wordt afgelegd over het eigen prestatieniveau. De hogeschool streeft er op deze manier naar dat elke opleiding op elk moment aan kan tonen dat zij accreditatiewaardig is. De Audit & Control groep (A&C)
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
41/73
•
• •
•
•
•
evalueert beleidsvorming en uitvoering op hogeschoolniveau en op het niveau van de organisatie-eenheden en biedt ondersteuning en advies op het gebied van kwaliteitszorg. Het kwaliteitsbeleid van de faculteit is vastgelegd in het Kwaliteitsbeleidsplan Faculteit Life Sciences (2008). Hierin is onder andere het kwaliteitszorgsysteem beschreven en zijn de kwaliteitsinstrumenten beschreven. Ook staan de sterke punten en de punten waarbij ruimte is voor verbetering op het gebied van kwaliteitsbeleid beschreven, zijn er doelen gesteld en is een activiteitenplan opgesteld om gestelde doelen te bereiken. De PDCA-cyclus van de faculteit is een afgeleide van de P&C-cyclus van de hogeschool. Er is een kwaliteitscoördinator aan de faculteit verbonden, die fungeert als contactpersoon tussen de faculteit en A&C en die een ondersteunende en faciliterende rol heeft bij de kwaliteitszorg. De faculteit ziet de medewerkers als de basis van zowel kwaliteit als kwaliteitszorg. Zij bepalen binnen de facultaire kaders wat de kwaliteitsvereisten zijn op hun eigen gebied. In het Meerjarenbeleid 2009-2013 heeft de faculteit concrete streefcijfers vastgelegd, bijvoorbeeld ten aanzien van het aantal buitenlandse studenten, het aantal studenten van Life Sciences in het buitenland, medewerkersbetrokkenheid (in 2010-2011 streefwaarde 7), het studierendement en de studenttevredenheid (in 2010-2011 streefwaarde 7,5). In 2008 is twaalf procent van de studenten van Life Sciences in het buitenland geweest voor de studie (voor 15 EC of meer). Het streven is om dit per 2010-2011 op vijftien procent te krijgen en in 2012-2013 op zeventien procent. De faculteit maakt gebruik van de volgende evaluaties: - HBO-Monitor, het jaarlijkse onderzoek onder afgestudeerden; - Medewerkerstevredenheidsonderzoek, het jaarlijkse onderzoek onder aansturing van de HBO-raad; - Studentenmonitor, het jaarlijkse onderzoek van de hogeschool, waarvan de resultaten landelijk vergelijkbaar zijn. Sinds dit jaar is deze monitor vervangen door de Nationale Studentenenquête (NSE); - Periode-evaluaties, periodieke evaluaties van onderwijseenheden. In 2009-2010 vond een specifieke vakevaluatie plaats met de focus op didactisch handelen; - Afstudeerevaluatie onder gecommitteerden; - Signalerend onderzoek door de toetscommissie; - Exitgesprekken met uitvallers, gehouden door de decaan. Daarnaast wordt er binnen de faculteit, indien nodig, incidenteel onderzoek uitgevoerd, naar aanleiding van signalen, waar de CEP een voorbeeld van is. Ook worden jaarverslagen en tussenrapportages opgesteld en is er een jaarlijkse check op het informatiedossier door A&C, een interne periodieke audit, een cyclus van functioneringsen beoordelingsgesprekken en zijn er diverse commissies die zich periodiek over een bepaald aspect van de opleiding buigen (zoals de opleidings- en werkveldcommissie). Uit evaluaties blijkt dat studenten vinden dat er genoeg geëvalueerd wordt. Zij zijn echter niet altijd op de hoogte van wat er gebeurd met de uitkomsten van onderwijsevaluaties. Uit de Personeelsmonitor (2007) blijkt dat docenten van mening zijn dat de belangrijkste aspecten van de Life Sciences opleidingen in voldoende mate periodiek worden geëvalueerd.
42/73
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
Overwegingen Het auditteam is van mening dat de faculteit werkt met een goed systeem van kwaliteitszorg. Het onderwijs wordt volgens het auditteam in voldoende mate geëvalueerd. De faculteit gebruikt hiervoor een scala aan evaluatie-instrumenten, zowel interne, als externe. Het auditteam heeft tevens geconstateerd dat de faculteit werkt met gedifferentieerde streefcijfers en deze jaarlijks bijstelt. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor de voltijdvariant van alle drie de opleidingen en duale variant van CT tot het oordeel goed op dit facet.
Maatregelen tot verbetering (facet 5.2) De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Bevindingen • Zoals beschreven in facet 5.1 maakt de faculteit gebruik van de PDCA-cyclus. Plan gebeurt in het meerjarenbeleidsplan, in de jaarplannen en begrotingen. Do is het verzorgen en uitvoeren van onderwijs en bijdragen aan de regionale ontwikkeling via onderzoek. Check gebeurt via de genoemde evaluatie-instrumenten en Act zijn de verbeteracties die ingezet worden op basis van evaluatieresultaten. • De CEP heeft onderzoek gedaan naar mogelijkheden om de studeerbaarheid in de eerste twee studiejaren van de faculteit te vergroten. De commissie heeft een literatuurstudie uitgevoerd, gebruik gemaakt van de Studentenmonitor van de hogeschool en heeft gesprekken gevoerd met docenten, opleidingscoördinatoren en de opleidingscommissie. Op basis hiervan is een flink aantal verbeteringsmaatregelen opgesteld, die deels al doorgevoerd zijn. Enkele voorbeelden zijn: - De blokindeling is veranderd, waardoor theorie en praktijk beter geïntegreerd zijn (zie facet 2.3); - Het gemeenschappelijke studieprogramma is in omvang teruggebracht en het moment waarop een student definitief moet kiezen voor één van de drie opleidingen is naar voren gehaald (zie ook onderwerp 2.2); - Er is een deficiëntietoets Wiskunde ingevoerd in het eerste jaar. Studenten die deze toets niet halen moeten een aanvullend programma volgen (zie facet 2.5). • De faculteit heeft op basis van verbetersuggesties die naar aanleiding van de vorige visitatie (2004) zijn gedaan een aantal veranderingen in de opleidingen doorgevoerd. Zo gaf het vorige visitatiepanel aan dat de streefcijfers voor rendementen te ambitieus waren. De opleidingen hebben deze inmiddels bijgesteld. Ook werden vraagtekens gezet bij de mate van competentiegerichtheid van het curriculum, omdat praktijk en theorie nog vrij strikt gescheiden waren in het toenmalige curriculum. Op basis hiervan heeft de opleiding in het huidige curriculum theorie en praktijk sterker geïntegreerd.
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
43/73
•
Uit de NSE 2009-2010 blijkt dat studenten matig tevreden zijn over de mate waarin de faculteit gebruik maakt van de uitkomsten van onderwijsevaluaties en reageert op klachten en problemen. Uit de Personeelsmonitor (2007) blijkt dat docenten de mate waarin evaluaties vertaald worden naar een verbeterplan en verbeteractiviteiten beoordelen met een voldoende.
Overwegingen Het auditteam heeft geconstateerd dat de faculteit veel werk maakt van verbeterbeleid. Het onderwijs wordt continu geëvalueerd en er wordt gericht verbeterbeleid gevoerd. Een voorbeeld hiervan is de invoering van de deficiëntietoets voor Wiskunde en de daarop volgende bijspijkercursus. Zo werkt de faculteit aan een goede aansluiting op de vooropleiding. Ook de keuze om eerder opleidingsspecifieke inhouden aan de orde te laten komen in het curriculum is een voorbeeld van het goed inspelen op eventuele knelpunten, zo oordeelt het auditteam. Dit geldt ook voor het instellen van de CEP. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor de voltijdvariant van alle drie de opleidingen en de duale variant van CT tot het oordeel goed op dit facet.
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld (facet 5.3) Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Bevindingen • Docenten zijn betrokken bij de kwaliteitszorg via de gesprekscyclus, via het faculteitsbrede docentenoverleg, door deelname aan studiedagen over relevante onderwerpen, door opleidingsspecifiek overleg, door deelname aan de personeelsmonitor van de hogeschool en het werkbelevingsonderzoek. • Studenten worden bij de kwaliteitszorg van hun opleiding betrokken via de opleidingscommissie, waarin enkele studenten zitting hebben en via deelname aan verschillende evaluaties en de studentenmonitor van de hogeschool. Uit de evaluaties onder studenten blijkt dat zij over het algemeen tevreden zijn over de mate waarin zij bij de kwaliteitszorg van het onderwijs worden betrokken, al zijn de studenten CT hierover iets kritischer. • Het werkveld is betrokken bij de kwaliteitszorg van de opleidingen via de werkveldcommissie en door opleidingsspecifieke studiemiddagen die met het werkveld worden georganiseerd over opleidingsdoelen. De werkveldadviescommissie komt gemiddeld twee maal per jaar bij elkaar. Indien bepaalde ontwikkelingen daartoe aanleiding geven, worden extra bijenkomsten georganiseerd met vertegenwoordigers uit het werkveld. Daarnaast is de faculteit ingebed in het regionale bedrijfsleven, waardoor het ook mogelijk is om met representatieve vertegenwoordigers te overleggen over zaken als profilering, een regiospecifiek aanbod en de kwalificaties van studenten. De werkveldvertegenwoordigers met wie het auditteam heeft gesproken waren positief over
44/73
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
•
de mate waarin ze betrokken worden bij de opleidingen en hoe goed er naar hen geluisterd wordt. Alumni worden betrokken bij de kwaliteitszorg door hun inzet als gastdocent en via hun deelname aan de HBO-Monitor. De bruikbaarheid van de resultaten van de HBO-Monitor is echter klein, aangezien de deelname te gering is (voor de HBO-Monitor van 2008 ging het om twee Chemie, zeven CT en zes BML afgestudeerden). Daarnaast is er een alumnivereniging. Via deze vereniging worden periodiek interviews afgenomen met afgestudeerden. De alumni met wie het auditteam heeft gesproken, gaven aan weinig betrokken te zijn bij hun oude opleidingen. Niemand van hen wist wat de alumnivereniging doet. Wel waren enkele alumni gastdocent.
Overwegingen De opleiding evalueert veel (zie facet 5.2) en door deelname aan de evaluaties worden de relevante stakeholders betrokken. Een kanttekening die het auditteam hierbij plaatst, is de mate waarin alumni betrokken worden bij de opleidingen. Tot op heden gebeurt dit het meest systematisch door hun deelname aan de HBO-Monitor, maar omdat deze deelname gering is, vindt het auditteam hun betrokkenheid bij de kwaliteitszorg van de faculteit vooralsnog te mager. Conclusie Op basis van bovenstaande kritische bevindingen en overwegingen ten aanzien van de betrokkenheid van alumni bij de kwaliteitszorg, komt het auditteam voor de voltijdvariant van alle drie de opleidingen en de duale variant van CT tot het oordeel voldoende op dit facet. Samenvattend oordeel Interne kwaliteitszorg Alle facetten van het Onderwerp “Interne kwaliteitszorg” zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp positief beoordeeld.
2.6
Resultaten
Gerealiseerd niveau (facet 6.1) De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Bevindingen • Door middel van de afstudeeropdracht moet de student aantonen dat hij aan de beoogde competenties voldoet. Voorwaarden om te beginnen aan de afstudeeropdracht staan beschreven in de Informatiebrochure afstudeerperiode 2009-2010 en zijn onder andere een succesvol afgeronde stage en minor. In de Informatiebrochure staat verder beschreven wat de doelen van het afstuderen zijn, hoe er beoordeeld wordt en welke beoordelingscriteria worden gehanteerd. Hoe de afstudeeropdracht beoordeeld wordt staat ook beschreven in de notitie Toetsbeleid (2009). • De afstudeeropdracht bestaat uit een zelfstandig uit te voeren toegepast onderzoek, waarbij de focus ligt op de kerncompetenties. Voor Chemie en BML zijn dit Onderzoeken,
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
45/73
•
•
•
•
•
Experimenteren en Zelfsturing, voor CT komt daar de competentie Ontwikkelen bij. Voor BML Diagnostiek is Beheren/coördineren, een kerncompetentie die op niveau II behaald moet worden. Voor BML medische diagnostiek en CT bedraagt de doorlooptijd van het afstudeerproject vijf maanden en omvat het 30 EC, voor BML Research en Chemie is deze zeven maanden en omvat het 43 EC. De stappen in het afstudeertraject zijn: - Het opstellen van persoonlijke leerdoelen voor het afstuderen in het POP. - Kiezen voor een afstudeerplaats op advies van afstudeercoördinator. - Opstellen en vaststellen van een persoonlijk actieplan en beschrijven van de afstudeeropdracht (de afstudeeropdracht wordt opgesteld door de bedrijfsbegeleider in overleg met de schoolbegeleider). - Opstellen en bespreken werkplan. - Terugkomdag. - Tussentijdse evaluatie. - Opstellen en bespreken conceptverslag. - Afstudeerpresentatie, met externe deskundige uit het werkveld. - Eindbeoordeling, door schoolbegeleider op advies extern deskundige en bedrijfsbegeleider. Het auditteam heeft afstudeerwerken van alle drie de opleidingen en de duale variant CT bestudeerd. Voor alle drie de opleidingen geldt dat de probleemstellingen in de afstudeerwerken relevant zijn voor het werkveld, van een voldoende niveau zijn en dat de vraagstellingen adequaat zijn uitgewerkt. Het auditteam is van mening dat de vraagstellingen in de afstudeerwerken van CT wat concreter hadden kunnen zijn. Het auditteam is verder van oordeel dat de juiste onderzoeksmethodes worden gebruikt en dat de keuze hiervan duidelijk wordt beargumenteerd. Wat betreft het gebruik van literatuur merkt het auditteam op dat deze in orde is, hoewel niet in alle afstudeerwerken gebruik wordt gemaakt van de voorhanden zijnde internationale literatuur. Het auditteam beoordeelt bijna alle afstudeerwerken met hetzelfde cijfer als de opleiding heeft gedaan. In een enkel geval is de beoordeling volgens het auditteam enigszins aan de hoge kant. Het auditteam concludeert dat afstudeerwerken van alle drie de opleidingen (van CT van de voltijd en de duale variant) van een voldoende tot goed hbo-bachelorniveau zijn. Om inzicht te krijgen in de mate waarin afgestudeerden de juiste competenties bezitten, wordt sinds 2004 een overzicht gemaakt van de bevindingen van externe deskundigen. Hen wordt gevraagd om de werkstukken te beoordelen met behulp van tien criteria, zoals relevantie, moeilijkheidsgraad, theoretische onderbouwing en of in voldoende mate wordt voldaan aan de kwalificatie beginnend beroepsbeoefenaar. Het auditteam heeft de bevindingen van deze externen ingezien en constateert dat bij alle drie de studies de mening van de externen in grote mate overeenkomt met de beoordeling door de opleiding. De bevindingen onderschrijven die van het auditteam. Uit de HBO-Monitor blijkt dat voor CT en BML de tevredenheid over de gerealiseerde kwalificaties voldoende is. De opleiding Chemie scoort onvoldoende op de items “Tevreden met huidige functie”, “Voldoende benutting capaciteiten” en “Voorbereiding op de actuele beroepspraktijk”. Echter, zoals al bij facet 5.3 is vermeld, is de respons te laag om hier conclusies aan te verbinden.
46/73
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
•
•
De alumni met wie het auditteam heeft gesproken zijn tevreden over de mate waarin hun eindkwalificaties van de door hen gevolgde opleiding hen in staat stelde te starten als beginnend beroepsbeoefenaar. Alle alumni hadden een baan of waren bezig met een vervolgstudie. In het gesprek werd aangegeven dat de baanmogelijkheden goed zijn. Sommige alumni gaven aan dat ze nog aanvullende cursussen nodig hadden voor hun werk, aangezien ze werkzaamheden verrichten waar zeer specialistische kennis voor nodig is. Een voorbeeld hiervan is een oud-student CT die een cursus coatings moest volgen. Het auditteam heeft ook gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers uit het werkveld, afkomstig uit verschillende sectoren die het werkveld van alle drie de opleidingen afdekte. Uit deze gesprekken bleek dat er over de volle breedte van het werkveld tevredenheid is over de mate waarin de eindkwalificaties van net afgestudeerde Life Sciences alumni aansluiten bij de taken van een beginnend beroepsbeoefenaar. Werkveldvertegenwoordigers gaven aan geen grote verschillen te zien met studenten die een soortgelijke opleiding aan een andere hogeschool gevolgd hebben. Wel gaven zij aan dat, in vergelijking met studenten die een soortgelijke opleiding in België hebben gevoerd, studenten van Zuyd minder breed zijn opgeleid, maar wel in het bezit zijn van meer diepgaande inhoudelijke kennis en wat creatiever en initiatiefrijker zijn.
Overwegingen Het auditteam heeft vastgesteld dat de afstudeeropdracht die de studenten in het vierde jaar uitvoeren, een goede afsluiting van de opleidingen is. In de opdracht - het uitvoeren van een toegepast onderzoek - dienen de studenten aan te tonen dat zij de benodigde competenties beheersen. De opdrachten kennen volgens het auditteam een heldere opbouw en fasering. Voor de beoordeling ervan zijn duidelijke criteria geformuleerd. De afstudeeropdrachten zijn volgens het auditteam van een voldoende tot goede kwaliteit en een hbo-bachelorniveau. Het auditteam vindt de beoordeling van de afstudeerwerken adequaat. Ook de vertegenwoordigers uit het werkveld toonden zich tevreden over het niveau van de afgestudeerden. Dit heeft het auditteam meegewogen in het oordeel over het gerealiseerde eindniveau. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor de voltijdvariant van alle drie de opleidingen en de duale variant van CT tot het oordeel goed op dit facet.
Onderwijsrendement (facet 6.2) Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
47/73
Bevindingen • De faculteit heeft de volgende streefcijfers geformuleerd: - een propedeuserendement na 1 jaar van gemiddeld 50% - een propedeuserendement na 2 jaar van gemiddeld 65% - een examenrendement na 5 jaar van de eerste instroom in propedeuse van 45% (vanaf cohort 2010- 2011 is dit 55%) - een gemiddelde verblijfsduur van studie-uitvallers van maximaal 1.35 jaar - een gemiddelde verblijfsduur van gediplomeerden van maximaal 4.5 jaar De faculteit heeft voor de duale variant van CT en de vwo -, mbo - en Duitse instroom geen specifieke streefcijfers geformuleerd. Van de duale studenten behaalt 90% het diploma. • Hieronder worden in tabellen voor elk van de drie opleidingen de door de faculteit beschikbaar gestelde kengetallen gepresenteerd. CT (voltijd) Cohort 2004 Prop. rend. na 1 jaar Prop. rend. totaal Examenrendement na 5 jaar Studieduur uitvallers (in jaren) Studieduur afgestudeerden (in jaren)
Cohort 2005
Cohort 2006
Cohort 2008 15.0
81.5
Cohort 2007 11.1 77.8
0.8
37.5 1.1
63.6 0.9
0.6
0.7
4.2
3.5
3.4
3.3
Chemie Cohort 2004 Prop. rend. na 1 jaar Prop.rend. totaal Examenrendement na 5 jaar Studieduur uitvallers (in jaren) Studieduur afgestudeerden (in jaren)
Cohort 2005
Cohort 2006 68.2
66.7 0.4 4.3
38.1 1.19 3.9
0.88 2.58
Cohort 2007 30 76.7
Cohort 2008 31.6
1.28
0.65
Cohort 2008 20.5
0.79
BML Cohort 2004 Prop. rend. na 1 jaar Prop. rend. totaal Examenrendement na 5 jaar Studieduur uitvallers (in jaren) Studieduur afgestudeerden (in jaren)
48/73
Cohort 2005
Cohort 2006 70.8
Cohort 2007 25.7 60.0
43.6 1.45
48.6 1.20
0.89
0.83
3.86
3.57
3.23
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
•
•
Op basis van de kengetallen in de tabellen stelt het auditteam vast dat het streefcijfer voor het propedeuserendement na 1 jaar (van 50%) voor de cohorten 2007 en 2008 van alle drie de opleidingen niet wordt gerealiseerd. Ten aanzien van het totale propedeuserendementen wordt niet aangegeven na hoeveel jaren deze zijn berekend. Uit de cijfers blijkt dat de totale rendementen van de cohorten 2006 en 2007 het streefrendement van 65% behalen, uitgezonderd cohort 2007 van de opleiding BML. Het streefcijfer voor het examenrendement na vijf jaar wordt niet gerealiseerd voor cohort 2004 van CT (voltijd) en BML. Dit geldt eveneens voor het rendement van cohort 2005 van Chemie. Voor de overige cohorten van alle drie de opleidingen wordt het streefcijfer voor het examenrendement na vijf jaar wel gerealiseerd. Verder constateert het auditteam dat sinds de vorige visitatie de rendementen licht zijn gestegen. Thans benaderen alle drie de opleidingen de landelijk gemiddelde rendementen van collega-opleidingen. Uit de tabellen blijkt verder dat de studieduur van uitvallers voor de cohorten 2004 tot en met 2008 onder de streefnorm van 1,35 jaar ligt. Dit geldt eveneens voor de studieduur van afgestudeerden. Hiervoor zijn cijfers bekend voor de cohorten 2004 tot en met 2007 van de opleiding CT, van de cohorten 2004 tot en met 2006 van de opleidingen Chemie en BML.
Overwegingen Het auditteam concludeert op basis van de gepresenteerde kengetallen dat de opleidingen in het algemeen niet voldoen aan het streefrendement voor de propedeuse na één jaar. Zij voldoen in het algemeen wel aan het streefrendement voor de totale propedeuse. De examenrendementen zijn niet altijd overeenkomstig het streefrendement na vijf jaar. Ondanks dat de rendementen sinds de vorige visitatie wat zijn gestegen, zijn deze naar mening van het auditteam nog steeds aan de magere kant. Het auditteam vindt blijvende aandacht van het management gerechtvaardigd. Ten aanzien van de gemiddelde studieduur van uitvallers en afgestudeerden heeft het auditteam vastgesteld dat deze wel overeenkomen met de streefnormen. Conclusie Het auditteam komt ondanks dat de streefcijfers niet altijd worden gehaald voor de voltijdvariant van alle drie de opleidingen en de duale variant van CT tot het oordeel voldoende op dit facet. Hierbij heeft het auditteam meegewogen dat de propedeuse- en de examenrendementen een stijgende lijn laten zien en dat deze rendementen de landelijke scores benaderen. Ook het feit dat de streefnormen voor de studieduur van uitvallers en afgestudeerden wel worden gerealiseerd, heeft het auditteam meegewogen bij dit oordeel. Samenvattend oordeel Resultaten De beide facetten van onderwerp 6 “Resultaten” zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee wordt het onderwerp als positief beoordeeld.
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
49/73
50/73
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
3
Bijlagen
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
51/73
52/73
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
Bijlage 1:
Deskundigheden leden van het auditteam
Lid auditteam: De heer prof.dr. C.A.M.J.J. van den Hondel
X
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X
X
X
X
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatie- of auditdeskundigheid
Lid auditteam NQA: De heer drs. J.G. Betkó
Lid auditteam: De heer dr. J.T. Lutgerink
Relevante werkvelddeskundigheid
Lid auditteam NQA: Mevrouw drs. M.E. Voorthuis
Lid auditteam: De heer dr. G.P. van der Laan
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s
Studentlid auditteam: Mevrouw E.C.E. Zeller
Bacheloropleidingen Chemische Technologie, Chemie, en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek, Hogeschool Zuyd
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de leden van het auditteam:
De heer dr. G.P. van der Laan De heer Van der Laan is ingezet als lid van het auditteam vanwege zijn deskundigheid op het gebied van chemie. Hij werkt als groepsleider van een team van ongeveer 10 hbo/universitair opgeleide medewerkers (met name chemici) dat zich bezig houdt met materiaalkundig onderzoek in analyse afdeling; toner receptuurontwikkeling en toner aanmaakprocesontwikkelingen alsmede overdracht naar productie. De heer Van der Laan is naast de chemisch/organisatorische werkzaamheden tevens als technisch selecteur betrokken bij het aannamebeleid van nieuwe medewerkers (chemie). Voor deze visitatie heeft de heer Van der Laan onze handleiding voor auditteamleden ontvangen en in een voorbereidende vergadering is hij aanvullend geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
53/73
Opleiding: 1978-1984 Gymnasium B 1984-1991 Chemie RUG (polymeerchemie) 1991-1995 Promotie TU-Delft (op grensvlak chemie/fysica naar elektrische geleiding in polymeren) Werkervaring: 1996-heden Océ Technologies - Venlo; achtereenvolgens - Analytische afdeling - Development afdeling; inktontwikkeling - Engineering afdeling; toner ontwikkeling en toner industrialisatie
De heer dr. J.T. Lutgerink De heer Lutgerink is voornamelijk ingezet vanwege zijn expertise op het gebied van onderwijs in de chemie en chemische technologie, alsmede in de biologie en biotechnologie. Ook heeft de heer Lutgerink uitgebreide ervaring in het ontwikkelen van uiteenlopende onderwijsmodules. Tevens heeft hij ervaring in het begeleiden van studenten, stagiairs, AIO’s en postdocs. Daarnaast heeft de heer Lutgerink ervaring als lid van de beoordelingscommissies voor academische promoties. De heer Lutgerink heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining hoger onderwijs en is voor deze visitatie aanvullend individueel geïnstrueerd. Opleiding: 1973 – 1980 1998 – 1998 1998 – 1999 1980 – 2004 1997 – heden
Werkervaring: 1971 – 1972 1972 – 1973 1980 – 1984 1984 – 1989 1987 2/89 – 9/90 1990 – 1995 6/95 – 11/97 9/98 – 3/00 3/00 – 5/03 6/03 – 2/04 2/04 – heden
54/73
Biologie, Rijksuniversiteit Leiden Wetenschapsjournalistiek, Utrecht Opleiding eerstegraads bevoegd docent scheikunde, TULO, TU Eindhoven Uiteenlopende cursussen t.b.v. bevordering werkvelddeskundigheid Cursussen op het gebied van ICT, bio-informatica, onderwijsvernieuwing, competentieontwikkeling, schrijven (opiniërend, schrijven voor het web), meerdere managementcursussen (onderwijsmanagement, > 5 dagen)
Diverse werkgevers via uitzendbureau Militaire dienst Promotieonderzoek VU Amsterdam Wetenschappelijk medewerker, NKI Amsterdam Wetenschappelijk medewerker, Baylor College of Medicine, Houston, Texas (2 mnd.) Wetenschappelijk medewerker faculteit Geneeskunde, VU Amsterdam Universitair Docent binnen de faculteit Gezondheidswetenschappen, Universiteit Maastricht Wetenschappelijk medewerker faculteit Geneeskunde, Universiteit Maastricht Docent biologie en scheikunde (VO), scholen in Maastricht en Boxtel (HAVO, VWO, GYM) Coördinator opleidingsteam, coördinator internationale opleiding en docent (opleiding Biologie en medisch laboratoriumonderzoek, Saxion Hogeschool, Deventer) Universitair Docent binnen de faculteit Natuurwetenschappen, OUNL, Heerlen UHD binnen het Ruud de Moor Centrum voor professionalisering van onderwijsgevenden, Open Universiteit Nederland, Heerlen (zie ook onder ‘Overig’)
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
Overig: Advieswerk voor advocaten m.b.t. forensisch DNA onderzoek in strafzaken Voormalig lid Commissie Stralenveiligheid (voert het beheer over de bestralingsfaciliteiten en/of de radionucliden-laboratoria van de universiteit, het Academisch Ziekenhuis Maastricht en het Centrum voor Prenatale Diagnostiek, Maastricht). Expertise met contentmanagementsystemen (als beheerder en auteur) voor het genereren van webpublicaties (kennisbanken biologie, natuurkunde en scheikunde voor beginnende docenten, of onderdelen hiervan). Expertise met elektronische leeromgevingen. Expertise op het gebied van e-didactiek. Binnen het RdMC betrokken binnen verschillende projecten, waaronder projecten voor het genereren van kennisbanken (http://portal.rdmc.ou.nl/portal-live/portal), Leraar24 (www.leraar24.nl; samenwerking RdMC, Teleac, SBL en Kennisnet) en Wikiwijs (www.wikiwijs.nl; samenwerking OU/RdMC en Kennisnet).
De heer prof.dr. C.A.M.J.J. van den Hondel De heer Van den Hondel is ingezet vanwege zijn deskundigheid op het gebied van chemische technologie en vanwege zijn inzicht in de internationale ontwikkelingen in dit werkveld. Hij is sinds 15 jaar coördinator van grote Europese projecten (waarin 20 -30 Europese groepen samenwerken) en is al 20 jaar voorzitter van de international scientific commission van “European Conference of Fungal Genetics”. Zijn research group heeft contract research uitgevoerd voor internationale biotechnologische industrieën, zoals Novozymes, Danisco, Genencor, DSM, Hoffman-la Roche, BASF, Dyadic, Royal Oy, Beldem, Unilever. Hij heeft lezingen op uitnodiging gegeven in Europa, USA, Mexico, Brazilië, Japan, Zuid-Korea, China en Zuid-Afrika. Bovendien heeft de heer Van den Hondel onderwijservaring als hoogleraar en heeft tientallen bachelor- en masterstudenten van de hogere laboratorium opleiding en universiteit begeleid. Hij is promotor geweest van 14 promovendi. De heer Van den Hondel is twee maal lid geweest van een audit commissie voor het “Centre of BioScience” van de Universiteit van Kopenhagen. Voor deze visitatie heeft de heer Van den Hondel onze handleiding voor auditteamleden ontvangen en in een voorbereidende vergadering is hij aanvullend geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: Afgestudeerd als biochemicus Gepromoveerd als moleculair bioloog Werkervaring: 1974 - 2000 1974 - heden 2005 - 2009 2005 – heden 2001 - 2010
microbioloog en biotechnoloog TNO hoogleraar moleculaire microbiologie en biotechnologie – Universiteit van Leiden onderwijsdirecteur Instituut biologie Universiteit Leiden lector Industriële Microbiologie en docent masteropleiding – Hogeschool van Arnhem en Nijmegen programma leider Kluyver Centre of Genomics of Industrial Fermentation
Mevrouw E.C.E. Zeller Mevrouw Zelleris ingezet als studentlid. Zij volgt momenteel de opleiding Chemie aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Bij de NHTV is zij voorzitter geweest van de Academie Commissie en bestuurslid van commissies van de studentenvereniging. Mevrouw Zeller is representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding en beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
55/73
in het domein. Voor deze visitatie is mevrouw Zeller aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.. Opleiding: 2007-2011 2006-2008 2004-2006 2000-2004
HLO Chemie, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen NHTV internationale hogeschool Breda; Urban Design, stedenbouwkunde; tweede jaar succesvol afgerond. Propedeuse behaald in juli 2007 Notre Dame Des Anges te Ubbergen; HAVO. Nijmeegse Scholengemeenschap Groenewoud; VMBO-t.
Werkervaring: Sep. 2009-heden Chalet Brakkenstijn, Bediening Aug. 2009-heden Hostess NEC stadion Juli 2007-aug 2009 Bediening Phillips stadion en partijen op locatie
Mevrouw drs. M.E. Voorthuis Mevrouw Voorthuis beschikt zowel door haar opleiding als door haar werk over een brede onderwijskundige kennis van en ervaring met het onderwijs. Zij heeft een groot aantal jaren gewerkt als senioradviseur en -onderzoeker op het terrein van met name het hoger onderwijs en de bve sector en hierover gepubliceerd. Voor het hoger onderwijs voerde zij een groot aantal onderzoeken en adviestrajecten uit. Deze hadden onder andere betrekking op de implementatie en evaluatie van tal van onderwijskundige vernieuwingen, alsook op kwaliteitszorg. Andere terreinen waarop zij onderzoek deed en adviestrajecten uitvoerde zijn studiebegeleiding en studieloopbanen, studiekeuzeprocessen en de positie van allochtone studenten in het hoger onderwijs. Daarnaast was zij gedurende een aantal jaren projectleider van een monitorproject van management- en verkooptrainingen bij een gerenommeerd internationaal bedrijf voor managementtrainingen. Als auditor heeft zij ruime ervaring binnen verschillende domeinen in zowel het hoger beroepsonderwijs, als het universitaire onderwijs. Opleiding: 1973 1985 1989 1992 1995 2000
Diploma Pedagogische Academie Doctoraal Pedagogische Wetenschappen, met het hoofdvak Onderwijskunde en de bijvakken Organisatiesociologie en Bestuurskunde Leergang Modulair Onderwijs bij het Nederlands Studie Centrum Cursus Gegevensverwerking met Data Entry en SPSS/PC+ Training Krauthammer International Cursus Vergelijking ATLAS/ti-Nvivo
Werkervaring: 1973 - 1977 Basisonderwijs 1985 - 2002 SCO-Kohnstamm instituut van de Universiteit van Amsterdam: onderzoeker en adviseur hoger onderwijs 2002 - 2004 HBO-raad, afdeling Kwaliteitszorg 2004 - heden Netherlands Quality Agency: senior-auditor en –adviseur en accountmanager 2005 Quality Assurance Netherlands Universities (QANU): secretaris commissie Germaanse talen
56/73
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
De heer drs. J.G. Betkó De heer Betkó is ingezet als NQA-auditor. In zijn functie als bestuurslid van de Landelijke Studenten Vakbond (LSVb) heeft hij ervaring opgedaan met verschillende aspecten van het hoger onderwijs, zoals bekostiging, accreditatie, medezeggenschap en excellentie. Hij is in die hoedanigheid betrokken geweest bij de totstandkoming van het nieuwe accreditatiestelsel. In de beoordelingscommissies “Studiekeuzegesprekken – wat werkt?” heeft hij tweemaal een subsidie van OCW helpen verdelen onder hogescholen en universiteiten die willen experimenteren met studiekeuzegesprekken. Hij is ingewerkt in de werkwijze van NQA en heeft ervaring met meerdere visitaties. Opleiding 1999 - 2007 Werkervaring 2007 - 2009 2008 - 2009 2009-heden
Geschiedenis, Radboud Universiteit
Landelijke Studenten Vakbond: bestuurslid Lid beoordelingscommissie “studiekeuzegesprekken – wat werkt?” (deel I en II, onder begeleiding van SURF) Netherlands Quality Agency: junior auditor
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
57/73
58/73
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
Bijlage 2
Onafhankelijkheidsverklaring auditteam
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
59/73
60/73
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
61/73
62/73
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
63/73
64/73
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
Bijlage 3
Bezoekprogramma
Programma woensdag 15 september 2010 Tijdstip
Ruimte
Programmaonderdeel
Deelnemers
Opmerking
Aankomst panelleden
12.00 uur 12.00 – 14:30 uur
C.1.109
Inzage stukken en werklunch
panel
14:30 – 15:00 uur
C.1.109
Gesprek met lector faculteit Life Sciences prof. P. Borm
panel
15:00- 16:00 uur
C.1.109
Gesprek met opleidingsmanagement
panel met opleidingsmanagement
de heer J. Schreurs (directeur) mevrouw F. Crijns (opleidingscoördinator BML) mevrouw C. Van Hooy (opleidingscoördinator CH/CT)
16:10 – 17:10 uur
C.1.109 / D.1.207 Werkveldgesprek
Werkgevers en leden van de werkveldcommissie van BML, CH en CT
Uitgenodigd: Dhr. G. Simons Dhr. J. Bakker Dhr. N. Kuijpers Dhr. H. Rutten Dhr. J. Friedrichs
17:10 – 18:00 uur
Rondleiding
Panel met opleidingsmanagement
18:00 uur
Vertrek naar hotel
panel
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
65/73
Programma donderdag 16 september 2010 Tijdstip
Ruimte
Programmaonderdeel
Deelnemers
09:00 – 9:45 uur
C1.109 / D.1.203
Afgestudeerden
Recent afgestudeerden van alle opleidingen (max. 3 jaar)
Isabelle Meijsen BML-R Christian von Wintersdorff BML-R Marina Birster BML-D Guy Draaisma CH Jorrit Janssen CH Alexander Croon CH (Grunenthal) Sabine Meulenbergh CT Huub Driessen CT-duaal Rolf Cuijpers CT-duaal
Studenten
studenten 2e, 3e en 4e studiejaar, diverse vooropleidingen (incl. studenten duaal CT)
Studenten CH: Gert-Jan Hurkxens Zacharia Brdid Minou Simons Adriana Wojtowicz Jonathan Cremers Anique Andrien
09:50 – 10:35
Parallelsessie D.1.203 D.1.205 D.1.207
Studenten CH Studenten CT (+ CT duaal) Studenten BML
Opmerkingen
Studenten CT: Jordi Hendriks Noel Winckens Jon Hermans Charel Thewissen Marc Linsen Roel Keuren Jeffrey Thewissen (CT-duaal) Studenten BML: Pauline Herst Stefanie Segers Glenn Theunissen Ingrid Frissen Charlotte Kruyswijk Carola Peters Tim Gelissen (BML D)
66/73
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
Tijdstip
Ruimte
Deelnemers
Opmerkingen
pauze
10:35 – 10:50 uur 10:50 – 11:50 uur
Programmaonderdeel
C1.109 / D.1.205
11:45 - 13:30 uur
Docenten
Docenten van de opleidingen CH/CT Dhr. T. Peters (CH) en BML Dhr. G. van Strijdonck (CH) Dhr. C. Lemmens (CH/CT/BML) Mevr. B. Teunissen (BML) Mevr. R. van Haaften (BML) Dhr. R. Boetes (CT) Dhr. T. Schmeetz (CT)
Bezoek Chemelot
Panel, management
13:30 – 14.30
C.1.109
Werklunch en intern paneloverleg
Panel
14.30 – 15.00 uur
C.1.109
Bijzonder kenmerk
Projectleiders Zuydlab
15.00 – 16.30/17.00 uur
C.1.109
Divers programma: paneloverleg, materiaalstudie
Vanaf 17.00 (of eerder) - 17:45 uur
C.1.109
Tweede gesprek met opleidingsmanagement
Dhr. G. van Strydonck Dhr. C. Mentink Mevr. B. Teunissen Dhr. P. Borm Op verzoek extra informatie
panel + opleidingsmanagement
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
de heer J. Schreurs (directeur) mevrouw F. Crijns (opleidingscoördinator BML) mevrouw C. Van Hooy (opl.coördinator CH/CT)
67/73
68/73
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
Bijlage 4
Bijlagen zelfevaluatie en ter inzage gelegd materiaal
1.
Beleidsdocumenten op opleidings- en hogeschoolniveau waaruit in kwalitatieve en kwantitatieve zin blijkt hoe in de afgelopen jaren aan de opleiding gestalte is gegeven en welk beleid de opleiding de komende jaren voor ogen heeft. • Hogeschool Zuyd, Beleidsvoornemens 2013 • Hogeschool Zuyd, 2009-2013, een gedetailleerde uitwerking naar taakstelling van de strategienota, november 2009 • Hogeschool Zuyd, Notitie maatwerk, naar een nieuwe onderwijsarchitectuur • Faculteit Life Sciences, Meerjarenbeleid 2009-2013, april 2009 • Beleid Internationalisering Faculteit Life Sciences, 2010 • Jaarverslag Faculteit Life Sciences, 2008 en 2009 • Jaarbeeld 2008 • Kengetallen personeel per 1 januari 2009
2.
Literatuurlijst en boekenlijst + selectie van boeken van de 3 opleidingen en over de 4 opleidingsjaren
3.
Onderwijsbeleid en toetsbeleid. • Studiegidsen 2009-2010, HAVO-, MBO- en VWO-instroom • Studiegidsen 2010-2011, HAVO-, MBO- en VWO-instroom • Visiedocument faculteit Life Sciences, maart 2010 • Toetsbeleid 2009-2010, faculteit Life Sciences • Toetsbeleid 2010-2011, faculteit Life Sciences • Draaiboek Deels Duaal Traject Medische Diagnostiek, schooljaar 2009-2010 • Bachelor of Applied Science, een competentie gerichte profielbeschrijving, maart 2008 • EURACE • Projectopdracht Excellente Propedeuse, fase 2, 6 oktober 2009 • Studieloopbaanbegeleiding 2009-2010, studentenhandleiding propedeuse en studieloopbaanbegeleiding hoofdfase 2009-2010
4.
Een representatieve selectie uit het studiemateriaal: • Modules, modulewijzers, projectwijzers van de 3 opleidingen, en over de 4 opleidingsjaren • Boeken • Informatiebrochure, Stage derdejaars Chemie, Chemische Technologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek, 2009/2010 • Afstudeerbrochures BML, CH, CT 2009-2010
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
69/73
5.
Een representatieve set van gemaakte toetsen • Gemaakte toetsen van de 3 opleidingen, en over de 4 opleidingsjaren, inclusief beoordelingssleutel en beoordelingen • Via infonet: digitale toetsen via QMP • Projectopdrachten, werkplannen en projectverslagen • Stageverslagen • Verslagen van onderzoeksopdrachten in het kader van Zuydlab • Afstudeerverslagen
6.
Personeelsbeleid • Personeelsplan 2009/2013, Faculteit Life Sciences • Format verslaglegging functioneringsgesprekken faculteit Life Sciences • Overzicht scholing medewerkers faculteit Life Sciences
7.
Informatie over het interne kwaliteitszorgsysteem: • Kwaliteitsbeleidsplan Faculteit Life Sciences, juni 2008 • Faculteit Life Sciences, Meerjarenbeleid 2009-2013, april 2009 • Rapportage studentenmonitor 2008-2009 • Rapportage studentenmonitor 2009-2010 • Werkbelevingsonderzoek Hogeschool Zuyd, juni 2008 • Werkbelevingsonderzoek Hogeschool Zuyd, juni 2009 • Wettelijke eis RI&E: Risico Inventarisatie en Evaluatie Auditrapport Hogeschool Zuyd Faculteit Life Sciences Nieuw Eyckholt Heerlen, juni 2009. Hieraan verbonden: Plan van Aanpak faculteit Life Sciences 2009-2010 • Via infonet: periode evaluaties (enquêtes die elke periode worden afgenomen van studenten, inclusief evaluaties) • Studentenenquête i.v.m. het didactisch handelen van docenten • Tussenresultaten vragenlijstonderzoek Collectief Leren binnen docententeams, november 2009 • Rapportages over eindniveau BML op basis van evaluatie van externe deskundigen, 2007, 2008, 2009 • Meerjaren afstudeerevaluatie BML op basis van evaluatie van externe deskundigen 2004-2009 • Meerjaren afstudeerevaluatie CH en CT op basis van evaluatie van externe deskundigen 2004-2009 • HBO-Monitor 2008 en 2009
8.
Notulen van overlegorganen van de 3 opleidingen: opleidingscommissie, opleidingsoverleg, werkveldadviescommissie, faculteitsvergadering, landelijk overleg, overleg Domein Applied Sciences
9.
Overzicht van externe contacten en aard van die contacten.
10.
70/73
Recente verslagen van afstudeeropdrachten inclusief beoordelingen
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
11.
De meest recente voorlichtingsbrochure en overig relevant voorlichtingsmateriaal. • Voorlichtingsbrochure Life Sciences, Heerlen 2009-2010
12.
Alle overige documenten waar de opleiding in het zelfevaluatierapport naar verwijst: • Convenanten Zuydlab • Eindverslag Commissie Excellente Propedeuse (CEP), 1 juni 2009 • Opdracht project Excellente Propedeuse 2, 2010 • Zelfevaluatierapporten BML, CT en Chemie, maart 2004 • Editie Zuyd, oktober 2008 • Programma Planning Kennis in Bedrijf, 26 november 2009 • Rekenmodel convenant Leerkracht, versie 1.2 • Life Sciences, teamdiagnose van rendementsbeïnvloedende factoren 7 december 2009 • Pieken in de Delta Uitvoeringsprogramma, oktober 2008 • Uitnodiging Zuydlabcafé 2010 • Portfolio Opdrachten Zuydlab
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
71/73
72/73
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
Bijlage 5
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Het domeinspecifieke referentiekader is te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl. Het beroepsprofiel van het domein Applied Sciences omvat acht competenties: 1. Onderzoeken 2. Experimenteren 3. Ontwikkelen 4. Beheren | coördineren 5. Adviseren | in- en verkopen 6. Instrueren | begeleiden | doceren | coachen 7. Leidinggeven | managen 8. Zelfsturing
© NQA - Hogeschool Zuyd: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen cluster Chemie en BML
73/73