Hogeschool Zuyd, Heerlen Opleiding: Fysiotherapie, hbo-bachelor Variant: voltijd Visitatiedata:
12 oktober 2005
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, december 2005
Inhoud
2
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
Inhoud
2
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per onderwerp 1.7 Totaaloordeel
5 7 7 8 9 10 13
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Doelstellingen van de opleiding Onderwerp 2 Programma Onderwerp 3 Inzet van personeel Onderwerp 4 Voorzieningen Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg Onderwerp 6 Resultaten Onderwerp 7 Bijzonder kwaliteitskenmerk: Zelfstandigheid & zelfsturing Onderwerp 8 Bijzonder kwaliteitskenmerk: Wetenschappelijke oriëntatie
15 17 20 29 32 35 37 40 44
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5:
49 50 51 54 56 56
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Kengetallen Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
3
4
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
5
6
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
Onderwerpen
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Fysiotherapie van de Hogeschool Zuyd heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaats gevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart in maart 2005, het moment waarop de opleiding haar zelfevaluatierapport bij de NQA heeft aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft een panelbezoek aan de opleiding plaatsgevonden op 12 oktober 2005. In het panel hebben de volgende personen zitting genomen: Mw. drs. A.E. Spreen (voorzitter); Mw. E.J. Voskuil (domeinpanellid Fysiotherapie); Mw. N.S. Boekholt (studentpanellid); Mw. drs. M.J.J. van Beers (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document ‘Protocol VBI’s’ (22 augustus 2005) van de NVAO. Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een Hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De Hogeschool Zuyd is in 2001 ontstaan uit een fusie van de Hogeschool Limburg en de Hogeschool Maastricht. Bij de fusie is gekozen voor een tweelagenstructuur waarbij het College van Bestuur het dagelijks bestuur van de hogeschool vormt en de faculteitsdirecteuren aanstuurt. De hogeschool telt circa 13.000 studenten en 1569 medewerkers (1003 docenten, 577 fte en 566 overige medewerkers, 402 fte, teldatum 1-12005) en omvat de sectoren economie, gezondheidszorg, onderwijs, sociaal-agogisch en techniek. Deze sectoren zijn geclusterd in 20 faculteiten. De faculteitsdirecteuren zijn © NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
7
integraal verantwoordelijk voor de uitvoering van de werkzaamheden van de faculteit. Het betreft zowel organisatorische aspecten als de inhoud en structuur van het onderwijs. In totaal verzorgt de hogeschool 53 bacheloropleidingen en 3 masteropleidingen. Daarnaast verricht de hogeschool toegepast onderzoek in ongeveer 10 kenniskringen. De hogeschool heeft een vitale functie voor de ontwikkeling van kennis en cultuur in haar (EU)regio. In het Innovatieplan Hogeschool Zuyd 2005-2008 worden drie trends genoemd waarop de hogeschool zich in het bijzonder richt: een groeiende kenniseconomie, globalisering en de toenemende rol van Europa en de toenemende behoefte aan transparantie en verantwoording. Vestigingsplaatsen van de hogeschool zijn Heerlen, Maastricht en Sittard. De opleiding Fysiotherapie van de Hogeschool Zuyd vindt zijn oorsprong in de Limburgse Opleiding voor Fysiotherapie (1950) en de Academie voor Fysiotherapie (1965) die in 1986 gefuseerd zijn tot de huidige opleiding Fysiotherapie. Na een reeks van instellingsfusies is de opleiding nu samen met de opleiding Biometrie ondergebracht in de Faculteit Gezondheid & Techniek van de Hogeschool Zuyd in Heerlen. Nadat de opleiding in januari 1997 ‘zorgelijk’ was verklaard is in 1998 een zeer ingrijpende onderwijsvernieuwing ingevoerd. De visitatiecommissie 1999/2000 was zeer positief over deze vernieuwing. De onderwijsvernieuwing is vervolgens verder uitgebouwd. Op dit moment is de opleiding gestart met de voorbereiding van een grote curriculumvernieuwing ten behoeve van het ‘curriculum 2005’. In december 2004 / februari 2005 kwam de opleiding in aanmerking voor ministeriële subsidie in het kader van ‘Ruim baan voor talent’ (zie facet 2.5). De opleiding Fysiotherapie telt 439 studenten, 47 docenten (20,2 fte). De docent/studentratio van de opleiding is 1:21,7. Studenten worden opgeleid als ‘Bachelor of Physiotherapy’. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. De visitatie vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.2). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de informatieanalyse) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Nadat het zelfevaluatierapport met de bijlagen in orde was bevonden, heeft de auditor met de opleiding tezamen besproken welke facetten of welke thema’s naar verwachting de meeste aandacht zullen krijgen tijdens het bezoek van het panel aan de opleiding (de agenderende audit). Daardoor konden de opleiding en het visitatiepanel zich op adequate wijze voorbereiden op dit bezoek.
8
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
In diezelfde periode (september/oktober 2005) bereiden de panelleden zich inhoudelijk voor op het bezoek. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel concreet voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleidingen (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, werkveld en afgestudeerden. Aan het begin en tijdens het bezoek is ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel zogenaamde ‘schakelmomenten’ ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport wordt door de opleiding accreditatie aangevraagd bij de NVAO. In het facetrapport wordt door NQA gerapporteerd op facetniveau. De opleiding heeft in november 2005 een concept van dit rapport voor een check op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het onderwerprapport wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in november 2005 voor een check op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in november 2005. Het visitatierapport is uiteindelijk in december 2005 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
9
notitie ‘Handreiking voor oordeelsvorming’ een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. 1.5
Oordelen per onderwerp
1.5.1 Doelstellingen opleiding Het facet Domeinspecifieke eisen is beoordeeld als excellent, de andere twee facetten zijn beoordeeld als goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.2 Programma Alle facetten bij het onderwerp Programma zijn beoordeeld als goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.3 Inzet van personeel Het facet eisen hbo is beoordeeld als excellent, de beide andere facetten als goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.4 Voorzieningen De beide facetten zijn beoordeeld als goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.5 Interne kwaliteitszorg De drie facetten bij het onderwerp interne kwaliteitszorg zijn beoordeeld als goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.6 Resultaten De beide facetten bij het onderwerp resultaten zijn beoordeeld als goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.7 Bijzonder kwaliteitskenmerk: Zelfstandigheid en zelfsturing De vier facetten bij het onderwerp zijn beoordeeld als goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief.
10
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
Het panel stelt vast dat de opleiding zelfstandigheid en zelfsturing als speerpunt in de opleiding hanteert. Doordat zij dit op een goede wijze weten te concretiseren in het curriculum, leidt dit tot een bijzondere kwaliteit van het onderwijs. 1.5.8 Bijzonder kwaliteitskenmerk: Wetenschappelijke oriëntatie De vier facetten bij het onderwerp zijn beoordeeld als goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Het panel stelt vast dat het speerpunt en bijzondere kwaliteitskenmerk ‘wetenschappelijke oriëntatie’ een bijzondere kwaliteit geeft aan het onderwijs. Door de constante verwevenheid in het curriculum en hoge mate waarin de afgestudeerden wetenschappelijk georiënteerd zijn, weet de opleiding zich op dit punt sterk te onderscheiden.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
11
1.6
Schematisch overzicht oordelen
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Opleiding Fysiotherapie Onderwerp 1 Doelstellingen 1.1 Domeinspecifieke eisen Excellent 1.2 Niveau bachelor Goed 1.3 Oriëntatie hbo-bachelor Goed Totaal oordeel Positief Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen hbo Goed 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma Goed 2.3 Samenhang in het opleidingsprogramma Goed 2.4 Studielast Goed 2.5 Instroom Goed 2.6 Duur Goed 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud Goed 2.8 Beoordeling en toetsing Goed Totaal oordeel Positief Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen hbo Excellent 3.2 Kwantiteit personeel Goed 3.3 Kwaliteit personeel Goed Totaal oordeel Positief Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiele voorzieningen Goed 4.2 Studiebegeleiding Goed Totaal oordeel Positief Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten Goed 5.2 Maatregelen tot verbetering Goed 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Goed Totaal oordeel Positief Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau Goed 6.2 Onderwijsrendement Goed Totaal oordeel Positief Onderwerp 7 Bijzonder kwaliteitskenmerk: Zelfstandigheid & zelfsturing 7.1 Differentiatie en profilering Goed 7.2 Concretisering Goed 7.3 Kwaliteit Goed 7.4 Onderscheidend karakter Goed Totaal oordeel Positief Onderwerp 8 Bijzonder kwaliteitskenmerk: Wetenschappelijke oriëntatie 8.1 Differentiatie en profilering Goed 8.2 Concretisering Goed 8.3 Kwaliteit Goed 8.4 Onderscheidend karakter Goed Totaal oordeel Positief
12
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
1.7
Totaaloordeel
Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan in paragraaf 1.5 waaruit blijkt dat de opleiding op de zes de onderwerpen positief scoren, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleiding POSITIEF is.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
13
14
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
15
16
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
Onderwerp 1
Facet 1.1
DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING
Domeinspecifieke eisen
Excellent
Criteria: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het beroep Fysiotherapeut is in de wet BIG beschermd, waardoor de opleiding zich moet houden aan een nationaal kader. Dit landelijke kader is in 1997 nader geconcretiseerd in het beroepsprofiel van de KNGF en de landelijk vastgestelde eindtermen. Deze vormen dan ook het uitgangspunt voor de opleiding (Eindtermen voor de opleiding Fysiotherapie, 1997). • Het landelijke kader is voor het curriculum 1998 geoperationaliseerd in het OMCU-rapport ‘leren van problemen’ (1997). Het panel stelt vast dat de curriculumdoelstellingen en blokdoelstellingen van de opleiding een goede operationalisering zijn van de landelijke eindtermen en dat deze koppeling duidelijk zichtbaar is weergegeven in een matrix. De uitwerking ervan is in de Studiegids (2005-2006) vastgelegd. • De landelijke eindtermen van de opleiding fysiotherapie zijn geformuleerd op tien taakgebieden, hierbinnen zijn de eindtermen op verschillende subtaakgebieden geformuleerd (Studiegids 2005-2006). In jaarlijkse curriculumherzieningen is het curriculum 1998 op basis van actuele ontwikkelingen in het beroep voortdurend geactualiseerd. • Momenteel worden het beroepsprofiel en de opleidingscompetenties door het KNGF en het studierichtingsoverleg fysiotherapie (SROF) geactualiseerd. De opleiding is bij deze actualisatie betrokken. • Voor het nieuwe curriculum (2005) heeft de opleiding een competentieprofiel opgesteld (Competentieprofiel Fysiotherapeut, 2005). Dit competentieprofiel is afgestemd op de conceptversie van het nieuwe beroepsprofiel. De curriculumcommissie die is belast met de curriculumherziening 2005, betrekt nadrukkelijk de ontwikkeling van het nieuwe beroepsprofiel bij haar werkzaamheden. Wanneer de landelijke documenten definitief worden, zal de commissie het actualiteitsgehalte van het nieuwe curriculum nogmaals screenen. • Op basis van het competentieprofiel heeft de opleiding een curriculummatrix opgesteld (overzicht competenties, december 2004), waarin de competenties op drie niveaus zijn beschreven. Deze matrix is vervolgens op curriculumjaarniveau en op blokniveau verder geoperationaliseerd. Het panel stelt vast dat deze operationalisatie een goede basis is om het curriculum op te ontwikkelen. • De opleiding Fysiotherapie van de Hogeschool Zuyd heeft vier speerpunten geformuleerd waarop zij zich willen onderscheiden. Dit zijn zelfstandigheid & zelfsturing; wetenschappelijke oriëntatie; internationale oriëntatie en intensieve en complexe zorg. De
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
17
eerste twee zijn aangevraagd als bijzonder kwaliteitskenmerk en worden nader toegelicht in onderwerp 7 en 8. • Het speerpunt intensieve en complexe zorg komt met name in de blokken 15 t/m 18 en in de stage tot uiting. Dit speerpunt is afgeleid van de toenemende vergrijzing en de toename van het aantal chronische patiënten. De problematiek van chronische en/of complexe zorg vragende patiënten moet worden beschouwd als veelzijdig en behoeft een speciale aanpak om deze patiëntengroep optimaal te begeleiden. In de meeste opleidingen Fysiotherapie krijgen deze patiënten weinig aandacht, terwijl het een steeds belangrijker deel van het vakgebied bestrijkt. In Heerlen krijgt deze groep patiënten aandacht in verschillende onderwijsblokken en de stages. • Het internationale speerpunt komt tot uiting in de stageplaatsen in het buitenland, dit doet ongeveer 10% van de studenten. Ook komen verschillende buitenlandse studenten naar Heerlen, naast de Duitse instroom. Veel studenten lopen stage in de Duitse grensregio. De opleiding onderhoudt contacten in Australië en is lid van verschillende internationale organisaties (Notitie Internationalisering, 2005). In Heerlen opgeleide fysiotherapeuten kunnen gaan werken in het buitenland, in verschillende landen. Hierbij zijn geen problemen met diploma-erkenning. • Het panel vindt de vier speerpunten tezamen een zeer positieve aanvulling op de landelijke eindtermen, dit zijn speerpunten die steeds belangrijker worden in het beroep en aandacht nodig hebben. Het panel heeft bij andere opleidingen gezien dat sommige ook een van deze speerpunten nastreeft, maar zij vindt het onderscheidend en ambitieus dat de opleiding vier speerpunten heeft benoemd en uitgewerkt. De vier speerpunten zijn op goede wijze verweven in het gehele curriculum, waarmee de opleiding een voorbeeld stelt voor andere opleidingen. Het werkveld geeft aan dat zij de opleiding op dit punt onderscheidend vinden. Het panel komt daarom tot het oordeel excellent.
Facet 1.2
Niveau bachelor
Goed
Criteria: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding Fysiotherapie baseert zich voor zowel het oude als het nieuwe curriculum op de Dublin-descriptoren en de generieke kwalificaties voor de hbo-bachelor. De landelijke eindtermen voldoen aan de Dublin-descriptoren en de opleiding sluit aan bij de landelijke eindtermen. • In een matrix maakt de opleiding inzichtelijk hoe de Dublin-descriptoren zijn gekoppeld aan de verschillende taakgebieden zoals deze zijn geformuleerd in de landelijke eindtermen Fysiotherapie. In het zelfevaluatierapport geeft de opleiding een uitwerking van de Dublin-descriptoren in relatie tot de landelijke eindtermen.
18
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
• De eindkwalificaties van de opleiding zijn in een matrix gekoppeld aan de Dublindescriptoren en de generieke kwalificaties voor de hbo-bachelor en zij zijn vergeleken met de landelijk vastgestelde eindtermen (OMCU-rapport, 1997). • Er loopt een landelijk project waarin wordt gewerkt aan het competentiegericht herformuleren van het beroepsprofiel en de eindtermen/opleidingscompetenties. De nieuwe eindcompetenties worden tevens gekoppeld aan de Dublin-descriptoren en de generieke eindkwalificaties. • In de meeste Europese landen wordt fysiotherapie op bachelor-niveau aangeboden, vaak in een driejarig programma. Nederlandse fysiotherapeuten hebben internationaal een goede naam. Zij kunnen daarom goed in het buitenland aan het werk, wat relatief vaak gebeurt. Nederlandse studenten kunnen goed mee bij internationaal hoog aangeschreven fysiotherapie-opleidingen (bv Australië). Deze zitten op vergelijkbaar niveau. • In de Studentenmonitor (2005) beoordelen de studenten het inhoudelijk niveau van het onderwijs met een 7,4 (schaal 1-10).
Facet 1.3
Oriëntatie hbo-bachelor
Goed
Criteria: De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hboopleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De landelijk vastgestelde eindtermen zijn gebaseerd op de kwalificaties voor een beginnend beroepsbeoefenaar en ingedeeld in een aantal taakgebieden. Beroepskwalificaties en eindtermen zijn, in nauwe samenwerking tussen de landelijke beroepsorganisatie (KNGF) en de gezamenlijke opleidingen (SROF) tot stand gekomen (Eindtermen voor de opleiding Fysiotherapie, 1997). De opleidingsvereisten zijn beschreven in de wet Beroepen Individuele Gezondheidszorg (wet BIG). • De eindtermen worden gebruikt om inhoud aan het curriculum te geven: het eerste jaar is gericht op eenvoudige beroepssituaties, daarna worden de beroepssituaties complexer en de zelfstandigheid groter. Aan het eind van de opleiding moeten studenten in staat zijn wetenschappelijke inzichten (bv. uit artikelen) te vertalen naar en toe te passen in de praktijk (evidence based handelen). • De kwalificaties van de taakgebieden (met uitzondering van taakgebied 7 en 10, deze zitten in het afstudeeronderzoek) zijn in een uitgebreid project en in samenspraak met het stagewerkveld geconcretiseerd tot stagebeoordelingslijsten. Aan het eind van de stages dienen studenten het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar te hebben gerealiseerd. • De opleiding heeft een werkveldcommissie en een stagecommissie. De werkveldcommissie heeft een bredere samenstelling en doelstelling. Zij hebben onder andere de vertaling van de landelijke eindtermen naar zowel het oude als het nieuwe
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
19
curriculum besproken en hier positief op gereageerd. De stagecommissie richt zich specifiek op de stages. De stagebegeleiders komen vier keer per jaar bijeen, waarbij ontwikkelingen rond de opleiding worden besproken en het stageveld feedback kan geven. Het werkveld en de stagebegeleiders oordelen positief over de beroepskwalificaties en het niveau van de afgestudeerden. Het panel concludeert op basis van gesprekken met het management en het werkveld dat de opleiding intensieve contacten onderhoudt met het (stage)werkveld.
Onderwerp 2
Facet 2.1
PROGRAMMA
Eisen hbo
Goed
Criteria: Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Studenten komen zowel in het oude als het nieuwe curriculum in aanraking met de beroepspraktijk door middel van aan de beroepspraktijk ontleende casuïstiek, aan de hand waarvan de studenten onder deskundige begeleiding hun leerdoelen formuleren en hun vaardigheden aanleren. • In de eerste 2,7 jaar van de studie vinden kennis- en vaardigheidsontwikkeling geïntegreerd in blokken plaats aan de hand van jaarlijks geactualiseerde vakliteratuur, waaronder Engelstalige artikelen, relevante internetsites, cd-roms en video’s. In de opleiding wordt veel gewerkt met simulatiepatiënten en patiëntdemonstraties. In deze eerst 2,7 jaar lopen de studenten ook een snuffelstage en maken de studenten praktijkopdrachten. • De studenten dienen zelf hun literatuurbronnen bij een probleem te selecteren. Soms door breed te zoeken en vaak aan de hand van een door de opleiding opgestelde lijst. De boeken en artikelen opgenomen in deze lijst kunnen worden opgezocht in de bibliotheek. Studenten leren zo zelf geschikte literatuur te selecteren en ze leren zelfstandig te werken. Het panel is positief over het niveau en de beroepsrelevantie van de literatuurlijsten. • In de laatste 1,3 jaar van de studie vindt verdere kennis- en vaardigheidsontwikkeling plaats tijdens de praktijkstages en in het afstudeerproject. Studenten komen hier in contact met de actuele beroepspraktijk door drie stages van ieder 15 weken in de beroepspraktijk, bij tenminste twee praktijksettings (één intramuraal, één extramuraal). De
20
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
•
•
•
•
kwaliteit van de stages wordt geborgd door training en scholing van de begeleiders (zie ook facet 6.1). Bij het vervaardigen en screenen van onderwijsmateriaal, bij colleges, bij patiëntdemonstraties en trainingen en bij toetsing van vaardigheden wordt uitgebreid gebruik gemaakt van gastdocenten en externe deskundigen. Ontwikkelingen in de beroepspraktijk worden besproken met de werkveldcommissie en het stagewerkveld en de stagecommissie, om zo het curriculum geactualiseerd te houden. De werkveldcommissie en de werkveldbegeleiders komen, mede hiervoor, vier keer per jaar bij elkaar, de stagecommissie aan de hand van concrete vervolgvragen en -projecten. Het afstudeerproject is altijd in hoge mate praktijkgerelateerd, ofwel in de vorm van toegepast onderzoek, ofwel in de vorm van een project, waarin wetenschappelijke ontwikkelingen worden vertaald naar de beroepspraktijk (of naar het onderwijs). De opleiding kent een aantal themagebieden, waarbinnen onderwerpen aan studenten worden aangeboden. Vanaf 2005 mogen studenten alleen met een goedgekeurd, uitgewerkt voorstel hiervan afwijken. Een deel van de vraagstellingen komt rechtstreeks van (stage)praktijkinstellingen. Het panel stelt op basis van inzage in het materiaal vast dat er veel gebruik wordt gemaakt van actuele voorbeelden uit de praktijk in het onderwijs. Docenten en gastdocenten dragen veel voorbeelden aan uit hun eigen beroepspraktijk en zijn ook betrokken bij actuele ontwikkelingen. Ook komt de hbo-oriëntatie in het programma door evidence based handelen als integraal onderdeel van het curriculum aan te bieden. De studenten oordelen in de Studentenmonitor (2005) positief over het up-to-date zijn van de studiestof, dit aspect scoort een 7,3. Ook in het gesprek met het panel zijn de studenten zeer enthousiast over de actualiteit en de beroepsgerichtheid van het programma.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Goed
Criteria: Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Bij de opzet van het huidige curriculum (1998) zijn de eindtermen vertaald naar curriculumdoelstellingen en blokdoelstellingen (OMCU-rapport, 1997). In een matrix (2002) geeft de opleiding de relatie weer tussen de hbo-kwalificaties, de eindtermen en de blokdoelstellingen. Vanuit deze blokdoelstellingen zijn de blokken inhoudelijk vormgegeven. De doelstellingen van beide laatste studieonderdelen omvatten de eindtermen. Het panel stelt vast dat de eindtermen op goede wijze zijn vertaald in blokdoelstellingen en dat deze doelstellingen worden weergegeven in de studiegids en in de blokboeken. © NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
21
• De ontwikkeling van het nieuwe curriculum (2005) loopt deels parallel met de ontwikkeling van het nieuwe beroepsprofiel. In een schema is voor de eerste twee studiejaren aangegeven, waar in het curriculum de competenties terugkomen en op welk niveau. • Het huidige curriculum (1998) is opgebouwd uit 22 blokken die verdeeld zijn over een vier fasen. De eerste fase is oriëntatie en selectie (blok 1-7), de tweede fase is de verdieping (blok 8-18), de derde de stage (blok 19-21) en de laatste fase is het afstudeerproject (blok 19-22). In het vierjarige curriculum komen vijf fasen of profielen aan de orde. Het eerste profiel richt zich op een introductie binnen het onderwijssysteem en de plaatsbepaling van de fysiotherapeut (blok 1 t/m 4), het twee profiel richt zich op de patiënt (blok 5 t/m 14), in het derde profiel komen ook de secundaire taken aan de orde (blok 15 t/m 18), het vierde richt zich op beroepsmatig handelen (blok 19 t/m 21) en binnen het laatste profiel dient een duidelijk probleem te worden onderzocht (blok 22). • De eerste twee jaar van de opleiding zijn vooral gericht op het vakgebied van de fysiotherapie, daarna wordt er meer samengewerkt met andere opleidingen in het onderwijs en is er meer aandacht voor mulitdisciplinariteit. Met de vier gezondheidszorgopleidingen (Fysiotherapie, Ergotherapie, Logopedie en Verpleegkunde) is een gezamenlijk blok over multidisciplinair werken en zijn gezamenlijke minors ontwikkeld (‘masterclass’, ondernemerschap, management) of worden ontwikkeld. • Per 1 januari 2006 gaat de Directe Toegankelijkheid Fysiotherapie in en dienen alle fysiotherapeuten hiervoor opgeleid te zijn. De opleiding springt hier op in door het aanbieden van een cursus en in het nieuwe curriculum zal dit geïntegreerd zijn. • In het oude curriculum is relatief weinig aandacht voor ondernemen, terwijl dit in de praktijk steeds meer van een fysiotherapeut wordt verwacht. In het nieuwe conceptberoepsprofiel en de nieuwe eindcompetenties is het ondernemen meer expliciet opgenomen. In het oude curriculum komt dit in de doelstellingen nog niet terug.
Facet 2.3
Samenhang in het opleidingsprogramma
Goed
Criteria: Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding is opgebouwd uit vijf fasen of profielen. Deze profielen zijn opgebouwd van eenvoudige naar complexe kennis en vaardigheden; van uniforme leerinhoud naar differentiatie; van gezond en eenvoudige pathologie naar multiple pathologie; van solitair behandelen naar multidisciplinair behandelen; en van beperkte zelfsturing naar veel zelfsturing en zelfstandigheid (Studiegids 2004-2005). • Het onderwijs is modulair vormgegeven, waarbij alle vakken aan de hand van praktijkproblemen geïntegreerd zijn. Dit waarborgt de samenhang binnen blokken, omdat het gehele blok gerelateerd is aan dezelfde casuïstiek. • De opleiding heeft blokplanningsgroepen ingesteld die de inhoud van de blokken samenstellen. De beleids & organisatiecommissie bespreekt de uitkomsten van evaluaties met de blokplanningsgroepen en bewaakt de samenhang tussen blokken. De
22
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
lijncoördinatoren bewaken de horizontale samenhang van specifieke vak- of aandachtsgebieden (Faculteits Organisatie Besluit). De lijncoördinator bewaakt de integrale leerlijn en zorgt voor de integratie tussen theorie en praktijk. In de blokken vindt een vergaande vorm van integratie plaats, zodat naar studenten geen expliciet onderscheid tussen leerlijnen wordt gemaakt. • De docenten participeren als onderwijsmaker (lid blokplanningsgroep) en onderwijsuitvoerder (tutor, trainer, stagebegeleider & afstudeerbegeleider) in meerdere blokken door het gehele curriculum heen. Dit geeft samenhang tussen de verschillende onderdelen, omdat de docenten daarmee het gehele curriculum goed kennen en aansluiting op de eigen blokken kunnen zien en kunnen laten zien. • De studenten oordelen positief over de samenhang tussen vakken en programmaonderdelen. In de Studentenmonitor (2005) scoort dit een 7,4 (schaal 1-10) en ook in de gesprekken die het panel heeft gevoerd, oordelen de studenten positief over de samenhang tussen theorie en praktijk en over de vakken onderling. De rode draad in de opleiding wordt toegelicht in de blokboeken. • In het nieuwe curriculum wordt de rode draad verder uitgewerkt. Praktijksituaties, EBP en klinisch redeneren worden nog centraler gesteld, waardoor de relatie tussen theorie en praktijk verder wordt ontwikkeld en de keuze voor welke diagnostische en therapeutische middelen worden toegepast, wordt verbeterd. Lijncoördinatoren proberen de opbouw tussen blokken verder te versterken. Bij het opbouwen van het nieuwe curriculum bewaakt de curriculumcommissie de samenhang.
Facet 2.4
Studielast
Goed
Criteria: Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het onderwijs wordt dusdanig aangeboden dat een goede spreiding van studieactiviteiten in de tijd mogelijk is en dat hierover tijdig duidelijkheid bestaat. Studenten wordt vroegtijdig duidelijkheid geboden over welke activiteiten van hen verwacht worden en over wat zij zelf kunnen doen om hun studiedruk te reguleren. • Om de studeerbaarheid van de opleiding te bevorderen, streeft de opleiding naar een tijdige uitslag van toetsresultaten, een hanteerbare vorm voor hertoetsen, de mogelijkheid voor studenten om voor een hogere of eventueel lagere studiedruk te kiezen en een duidelijke studie(loopbaan)begeleiding. De beschikbaarheid van faciliteiten mag geen belemmering vormen voor de planning. • Tijdens de studie is regelmatig aandacht voor de vraag hoe de studenten de studie het beste kunnen inrichten en hoe zij de studiedruk kunnen reguleren. Daarbij wordt ingegaan op de studie-opbouw en de mogelijkheden om het studiepad in te richten. Het zelf
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
23
•
• •
• •
•
reflecteren op studieontwikkeling en het ontvangen van feedback van de docent en zorgen voor een vroege signalering van studieproblemen. Het niet tijdig beschikbaar zijn van toetsuitslagen kan een belemmering zijn voor de studeerbaarheid. Zeker omdat de hertentamens vijf weken na het tentamen zijn. De opleiding hanteert een nakijktermijn van maximaal drie weken. Naar aanleiding van klachten heeft de opleiding hierover overleg gehad met de opleidingscommissie. Het opleidingsmanagement heeft de klachten serieus genomen, maar is tot de conclusie gekomen dat een kortere nakijktermijn niet haalbaar is. De studenten in de opleidingscommissie hebben aangegeven dat zij liever niet zien dat de hertentamens later gepland worden. De studenten die het panel heeft gesproken geven aan dat de nakijktermijn slechts in enkele gevallen een belemmering is voor de studeerbaarheid. Het panel stelt vast dat de opleiding met deze nakijktermijn heeft gekozen voor kwaliteit boven snelheid. De studenten geven aan dat er bijna nooit lessen uitvallen. Wanneer een docent afwezig is, wordt de les in bijna alle gevallen overgenomen. Bij de instroom in de opleiding wordt rekening gehouden met het aantal stageplaatsen. Hierdoor hebben studenten nog nooit vertraging opgelopen door een gebrek aan stageplaatsen. In gesprek met het panel geven de studenten aan dat het een pittige opleiding is, zij studeren gemiddeld 30 tot 40 uur per week. Studenten kunnen de opleiding sneller afronden door eerder aan het afstudeerproject te beginnen. In uitzonderlijke gevallen is het mogelijk om de eerste stage te vervangen door een keuzevak, dit is echter nog niet voorgekomen. Bij studievoortgangsproblemen is er de mogelijkheid voor een individuele verlengde studierouteplanning en een remedial teaching programma wanneer studenten nog niet toelaatbaar zijn tot de stages. Ook kunnen de stages verlengd worden om aan de stagedoelen te voldoen. In de Studentenmonitor (2005) scoort de mate waarin het studieprogramma voor de gemiddelde student goed te doen is in de tijd die er voor staat een 7,1. De mate waarin het studierooster zorgt voor spreiding van tentamens en studielast scoort een 6,5.
Facet 2.5
Instroom
Goed
Criteria: Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Studenten zijn toelaatbaar tot de opleiding wanneer zij voldoen aan de wettelijke toelatingseisen, waarbij de Nederlandse taal voldoende beheerst moet worden. Studenten met een havo- of vwo-diploma zijn toelaatbaar zonder verdere eisen aan het profiel of het vakkenpakket. Een exact profiel verdient wel de voorkeur. Tevens kunnen studenten met een mbo-diploma op kwalificatieniveau vier en studenten ouder dan 21 die hun colloquium
24
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
•
•
•
•
•
•
•
doctum hebben behaald, worden toegelaten tot de opleiding (Onderwijs en examenregeling, 2004-2005). Vanaf studiejaar 2005-2006 moeten alle studenten die toegelaten willen worden tot de opleiding deelnemen aan een intake-assessment. In 2003 is met deze selectie begonnen bij de Duitstalige studenten. In 2004 is op basis van de instellingsfixus de helft van het aantal beschikbare studieplaatsen via decentrale selectie toegewezen. In het kader van het project 'Ruim baan voor talent' is per 2005 toestemming verleend voor volledige instroomselectie. Instroomselectie wordt gedaan om voor de schaarse opleidingsplaatsen zo vroeg mogelijk, met zo valide mogelijke argumenten, studenten te selecteren. De eerste resultaten wijzen op minder uitval en betere studieprestaties van studenten die aan het assessment hebben deelgenomen. Het intake-assessment is afgerond voor 15 mei, zodat studenten op tijd de uitslag horen om eventueel mee te loten voor een andere opleiding. De belangrijkste redenen voor de opleiding om over te gaan op centrale selectie zijn: de belangstelling is groter dan het aanbod, er worden strenge eisen gesteld aan stagetoelating (patiëntenbelang), en de eisen die worden gesteld met betrekking tot de beroepshouding en inzet. De opleiding selecteert op motivatie, sociale vaardigheden, motorische vaardigheden en ruimtelijk inzicht. De voorlopige resultaten geven aan dat er nauwelijks no-show (studenten die wel ingeloot zijn, maar toch niet aan de studie beginnen) is, er is minder naplaatsing van Nederlandse studenten en voorlopig is er een beter rendement (Presentatie ‘intake assessment, toelating en experimentenwet’). Studenten van de opleiding Fysiotherapie hebben de mogelijkheid om, wanneer zij de juiste keuzemodulen volgen, door te stromen naar de eenjarige master Bewegingswetenschappen (BW) van de Universiteit Maastricht. De totale studieduur is dan 4 + 1 jaar. Omgekeerd kunnen studenten BW instromen bij Fysiotherapie. Tot september 2005 konden zij in een zwaar programma in 4,3 jaar zowel de nominaal 4jarige fysiotherapie-bachelor als de 3-jarige BW-bachelor halen. Omdat het programmeren te complex werd, zijn gedeelten van het BW-programma weggelaten, zodat studenten nu in 4,3 jaar de fysiotherapie-bachelor met een aantal BW-onderdelen doen, waarmee zij ruim voldoen aan de toelatingseisen voor de BW-master. De opleiding is gestart met het voeren van verkennende gesprekken met het CIOS in Sittard over de afstemming van door- en instroomkwalificaties. Bij studenten met een andere vooropleiding wordt individueel gekeken naar vrijstellingsmogelijkheden. De examencommissie heeft hier richtlijnen voor. Tijdens de voorlichting is aandacht voor zowel de keuze voor het beroep fysiotherapeut als voor de opleiding in Heerlen. Studenten die deelnemen aan de voorlichtingsdag, wordt de mogelijkheid geboden om ook deel te nemen aan de meeloopdag. Deze wordt door de studenten zelf georganiseerd. Naast de reguliere instroom kent de opleiding ook instroom van Duitse studenten. Deze studenten met diploma’s die met havo en vwo vergelijkbaar zijn, volgen een één jarige cursus die gelijk is aan de propedeuse. Studenten kunnen worden toegelaten tot de hoofdfase wanneer zij voldoende studieresultaten hebben behaald. De Duitse studenten kunnen daarmee een volledige vierjarige opleiding volgen in het Nederlands. Het panel is zeer positief over de wijze waarop de Duitse studenten zijn geïntegreerd in het Nederlandse onderwijs. Voor Duitsers die bij een samenwerkingspartner een gezamenlijk
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
25
ontwikkelde fysiotherapie opleiding op MBO+-niveau in Duitsland volgen heeft de opleiding een verkort programma, waardoor deze studenten in 4,3 jaar een Duits fysiotherapiediploma en een Nederlands fysiotherapiediploma op bachelorniveau halen. De eerste groep hiervan moet nog afstuderen. • Om de overgang naar de opleiding te bevorderen, organiseert de opleidingsvereniging een introductiekamp. De mentorgroepen van de introductie blijven intact als onderwijsgroep in de eerste tien weken, aangevuld met op de introductie afwezige studenten. Bij aanvang van de opleiding is er aandacht voor de wijze van studeren, onder andere door een leerstijlentest met individuele feedback. Er is een studiepakket beschikbaar indien studenten natuurkunde en biologie willen bijspijkeren. Voor Duitse studenten is voorafgaand aan het eerste blok een intensieve taalcursus, tijdens theorietoetsen krijgen zij extra tijd en mogen ze een woordenboek gebruiken, aan het eind van het eerste jaar moeten ze NT-2 hebben gehaald. • De studenten geven in gesprek met het panel aan dat de aansluiting op vooropleiding goed is. Dit wordt bevestigd in de Studentenmonitor (2005) (score 6,4). Het panel oordeelt zeer positief over de wijze waarop de opleiding omgaat met de instroom. Zij ziet de intakeassessment als een positieve ontwikkeling, hierdoor stromen niet alleen betere studenten in, maar is de keus van de studenten voor de opleiding en de hogeschool bewuster en zijn de studenten gemotiveerder.
Facet 2.6
Duur
Goed
Criteria: De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het vierjarig programma is gebaseerd op 240 european credits (EC’s), waarbij per studiejaar 60 EC’s kunnen worden behaald. Het opleidingsprogramma omvat voor alle routes 240 EC. Elk studiejaar is verdeeld in vier blokken. • In de Studiegids (2005-2006) geeft de opleiding de verdeling van de studiepunten over de onderwijseenheden weer voor zowel het curriculum 1998-2004 als het curriculum vanaf 2005.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Goed
Criteria: Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
26
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding hanteert PGO+ (1999) als didactisch concept. Dit concept is nader uitgewerkt in PGO+, De integratie van vaardigheden in het probleemgestuurd onderwijs als innovatieproject (1999). In PGO-onderwijs is het vaardighedenonderwijs weinig geïntegreerd, het wordt apart onderwezen naast theorieonderwijs en blijft behavioristisch van opzet. PGO+ streeft naar een verregaande integratie tussen theoretisch en vaardigheidsonderwijs. Door contextgebonden leren kunnen studenten het geleerde adequaat toepassen. In een leerproces waarbij de beroepspraktijk centraal staat wordt het onderwijs vanuit problemen en niet vanuit vakken gegeven. Dit didactisch concept legt een grote nadruk op zelfwerkzaamheid (zie ook onderwerp 7). Zo wordt een beroepsattitude ontwikkeld die is gebaseerd op het evidence based handelen. Binnen PGO+ wordt gewerkt met de zevensprong. • Dit didactisch concept is ontwikkeld met het curriculum 1998, waarbij, zonder het woord te gebruiken, competentieleren het uitgangspunt was. De toekomstige beroepspraktijk wordt nadrukkelijk op de voorgrond gesteld, door de sterke integratie. Dit wordt bewerkstelligd door een verdergaande vorm van probleemgestuurd onderwijs, waarbij de klassieke tegenstelling tussen theorie en vaardigheden wordt overbrugd. Ook in het nieuwe curriculum (2005) wordt gewerkt met PGO+. • In alle fasen van de studie wordt het samenwerkend leren vormgegeven, waarbij studenten als (onderwijs)groep en als individu hun leerproces vormgeven. In het curriculum wordt gevarieerd met soorten onderwijsgroepen en krijgen studenten verschillende soorten individuele (deel)taken. Het panel stelt vast dat de gebruikte werkvormen goed aansluiten bij het didactisch concept en bij het beroep op eigen verantwoordelijkheid en het werken in teams. Het panel concludeert op basis van inzage in het materiaal dat in het nieuwe curriculum deze aansluiting nog verder wordt uitgewerkt. • In de eerste 2,7 jaar worden kennis en vaardigheidsontwikkeling geïntegreerd in blokken aan de hand van aan de beroepspraktijk ontleende casuïstiek, vakliteratuur, colleges, patiëntdemonstraties, simulatiepatiënten en trainingen, praktijkopdrachten en snuffelstages en buitenschoolse activiteiten. In de laatste 1,3 jaar vindt verdere kennis- en vaardigheidsontwikkeling plaats tijdens praktijkstages en het afstudeerproject. Tijdens de praktijkstages wordt de student steeds zelfstandiger en in het afstudeerproject moet een team een eigen eindproduct of scriptie ontwikkelen. • Het panel oordeelt positief over het PGO+ systeem. In het nieuwe curriculum (gestart in 2005) zal het didactisch concept nog verder uitgewerkt worden.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Goed
Criteria: Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
27
Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding hanteert gedurende het curriculum verschillende toetsvormen. Dit zijn theorietoetsen, vaardigheidstoetsen, opdrachten en verslagen, bijzondere activiteiten en de beoordeling van de stage/beroepsvoorbereidende periode. De criteria en procedures van deze verschillende toetsvormen staan uitgewerkt in de blokboeken, zodat het voor de student vooraf helder is op welke wijze en op basis van welke criteria getoetst zal worden. De toetsen vallen onder de primaire verantwoordelijkheid van de blokplanningsgroepen en sluiten aan bij het onderwijsconcept PGO+. • De opleiding hanteert verschillende toetsvormen waardoor diverse aspecten van het functioneren beoordeeld worden en waardoor een opbouw aanwezig is in de aspecten die beoordeeld worden. In de eerste 2,7 jaar gaat het daarbij vooral om na te gaan of iemand geschikt is voor het beroep en de stages. In de laatste 1,3 jaar gaat het vooral om het in complexe situaties laten zien dat op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar kan worden gefunctioneerd. De eindtermen van de opleiding krijgen vorm in de laatste studiefase in het afstudeerproject en in de praktijkstages. • In de eerste 2,7 jaar worden de volgende toetsvormen gehanteerd: een zelfevaluatieverslag waarbij wordt beoordeeld op beroepshouding en inzet, opdrachten, theorietoetsen en vaardigheidstoetsen. In de laatste 1,3 jaar betreft de toetsing grotere gehelen, zoals het proces en resultaat van het afstudeerproject en het geheel van functioneren tijdens de stages. Het panel heeft verschillende toetsen ingezien en concludeert dat er voldoende variatie zit in de toetsvormen en dat de toetsvormen goed aansluiten op de leerstof. De toetsen zijn duidelijk gekoppeld aan de vooraf gestelde leerdoelen. De studenten geven aan dat de toetsen goed aansluiten op de leerstof en dat meeliftgedrag niet voorkomt, ook niet bij het afstuderen. • De adequaatheid van de toetsing wordt bewaakt door de examencommissie. De verschillende taken van deze commissie zijn kwaliteitsbewaking, procedurebewaking, de aftekening van theorietoetsen. Er wordt gezorgd dat studenten feedback ontvangen op toetsen, theorietoetsen worden nabesproken met de studenten voor het vaststellen van de uitslagen. Studenten kunnen bij de examencommissie, indien noodzakelijk, bezwaar aantekenen tegen toetsuitslagen. In de bezwaarprocedures is er zo veel mogelijk in voorzien dat studenten niet afhankelijk zijn van eventuele willekeur van docenten. In de openbare mappen van Outlook staat de regeling omtrent de examencommissie evenals in het Onderwijs en Examenreglement (2004-2005). • Voor de stages en het afstuderen zijn uitgebreide criteria opgesteld. De stages worden beoordeeld aan de hand van stagebeoordelingslijsten die in samenspraak met het stagewerkveld tot stand zijn gekomen. Studenten worden beoordeeld door hun stagebegeleider. Deze beoordeling wordt besproken met de student, waarna er een evaluatiegesprek plaatsvindt met de stagedocent. Studenten die in het buitenland stage lopen, worden door een van de stagedocenten bezocht. Wanneer studenten niet voldoen aan de criteria worden ze besproken in een team van stagedocenten, zodat er vergelijkbare acties worden opgezet om toch de leerdoelen te behalen. Het stageteam legt deze acties voor aan de examencommissie. Het panel concludeert op basis van inzage in het materiaal en gesprekken met alumni en studenten dat de stages en het afstuderen op goede wijze worden beoordeeld. De beoordeling vindt plaats op basis van
28
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
•
•
•
•
•
vooraf vastgesteld criteria die zijn gebaseerd op de leerdoelen. De beoordelingsformulieren zijn uitgebreid en goed ingevuld. Uit de enquête (KBP-enquête 2004) gehouden naar aanleiding van de stages onder praktijkbegeleiders, docentbegeleiders en studenten blijkt het volgende. 97% Van de studenten is vooraf geïnformeerd over de beoordelingsregels, 97% van de studenten geeft aan dat de praktijkbegeleider weet hoe het beoordelingsformulier ingevuld moet worden. De praktijkbegeleiders geven aan dat de opleiding hun oordeel in de beoordeling betrekt (99%) en 96% van de studenten geeft aan dat de beoordeling heeft plaatsgevonden volgens de geldende regels. In het nieuwe curriculum wil de opleiding de toetsing verder verbeteren door meer nadruk te leggen op het kunnen toepassen van kennis en vaardigheden. Het beheersen van deelvaardigheden wordt in het nieuwe curriculum tijdens het blok gecheckt. Als deze voldoende zijn, kan de student deelnemen aan de afsluitende competentietoets, waar de student een praktijksituatie wordt voorgelegd. Bij die situatie moet de student door klinisch te redeneren zowel theoretische kennis als praktische vaardigheden toepassen. De studenten hebben in het verleden kritiek geuit op de representativiteit van toetsen. In de Studentenmonitor (2005) scoorde dit een 5,5. Naar aanleiding hiervan is overgestapt op een eenvoudiger toetsprogramma en zijn de toetsverwerkingsprocedures bijgesteld. Aan studenten wordt duidelijker aangegeven dat het accent meer ligt op het geheel van studieprestaties en minder op afzonderlijke toetsen. Beoordelingen van mondelinge toetsen worden altijd door twee docenten gegeven. Vaardigheidstoeten bestaan uit minstens twee stations met verschillende beoordelaars. Het panel concludeert op basis van het gesprek met het werkveld, dat zij intensief worden betrokken bij de toetsing. Toetsen worden voorgelegd aan het werkveld voor controle op beroepsgerichtheid, ook draagt het werkveld zelf casussen aan. De stages worden mede beoordeeld door de praktijkbegeleider. Per jaar maken de studenten zeven zelfevaluatieverslagen (zie ook facet 4.2). In het gesprek met het panel geven de studenten aan dat alle verslagen worden voorzien van uitgebreide feedback door de docenten. Mede op basis van kritiek van studenten wordt het systeem van zelfevaluatieverslagen veranderd in persoonlijke ontwikkelplannen, die in jaar 2 en 3 minder vaak, maar intensiever zijn.
Onderwerp 3
Facet 3.1
INZET VAN PERSONEEL
Eisen hbo
Excellent
Criteria: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
29
Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Ruim tweederde van de docenten aan de opleiding is parttime docent en parttime werkzaam in de fysiotherapeutische of in hun eigen specifieke beroepspraktijk als BIGgeregistreerde fysiotherapeut. Hierdoor legt een ruime meerderheid van het personeel een verbinding tussen opleiding en beroepspraktijk. In het personeelsbeleid is vastgelegd dat tenminste de helft van de personeelsleden werkzaam is in de beroepspraktijk. De opleiding voldoet hier ruim aan. Het panel stelt vast dat in vergelijking met andere opleidingen het percentage praktiserende fysiotherapeuten hoog is. • De overige vakdocenten zijn fysiotherapeuten met jarenlange beroepservaring, maar niet meer in de beroepspraktijk werkzaam. Daarnaast zijn er docenten uit andere, voor de fysiotherapie relevante disciplines. • De meeste docenten zijn als fysiotherapeut geregistreerd in het KNGF-kwaliteitsregister, van waaruit zij inhoudelijke ontwikkelingen in hun vakgebied bijhouden. • De opleiding maakt veel gebruik van gastdocenten. Praktiserende fysiotherapeuten worden ook ingezet als gastexaminator bij de opleiding. Studenten geven aan dat zij bijna in elk blok wel een keer onderwijs krijgen van een gastdocent. De vakgroep Anatomie en Embryologie van de UM geeft snijzaalonderwijs. • Alle onderwijsmodulen worden gemaakt door blokplanningsgroepen van meestal drie docentleden en een studentlid, waarvan ten minste één docent werkzaam is in de fysiotherapeutische beroepspraktijk. Waar nodig wordt de blokplanningsgroep versterkt door externe deskundigen. • In de Personeelsmonitor (2005) scoort de vraag naar de aantoonbare verbanden van het onderwijsprogramma met ontwikkelingen in de beroepspraktijk een 8,1 (op een tienpuntschaal). De studenten beoordelen de inhoudelijke deskundigheid van docenten positief (score 7,4, Studentenmonitor 2005, hogeschoolgemiddelde is 6,8). • Het panel concludeert dat de opleiding op drie punten onderscheidend is op dit facet. Allereerst het grote percentage in de beroepspraktijk werkzame docenten. De docenten weten een sterk verband te leggen tussen hun eigen beroepspraktijk en het onderwijs. Het panel concludeert dit op basis van het materiaal. Ook het grote aantal gastdocenten vindt het panel positief. Bij de meeste opleidingen krijgen studenten een paar keer per jaar een gastdocent, in Heerlen gebeurt dit elk blok tenminste één keer. Het panel heeft bij de opleiding een docententeam aangetroffen met een grote bevlogenheid en affiniteit met het vak. Om deze drie redenen komt het panel hier tot het oordeel excellent.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Goed
Criteria: Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding Fysiotherapie telde op 1 oktober 2004 439 studenten en 20,2 fte aan docenten, de ratio is daarmee 1: 21,7. Hier zijn de Duitse studenten bij meegeteld. Deze
30
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
•
•
•
•
ratio is voldoende om onderwijsgroepen van twaalf studenten en vaardigheidsgroepen van 24 studenten te draaien. De omvang van inzetbaar personeel is voor een belangrijk deel de uitkomst van een prioriteitsstelling op landelijk niveau, namelijk het bekostigingsstelsel. De opleiding streeft ernaar om zo veel mogelijk coördinerende en organisatorische taken bij voorkeur door docenten zelf te laten uitvoeren om een prettige mix in onderwijsuitvoering en onderwijsvoorbereiding te bevorderen. Het panel stelt vast dat dit ook in hoge mate gebeurt: de meeste docenten zitten ook in blokplanningsgroep, curriculumgroepen of zijn lijncoördinator. Het ziekteverzuim binnen de opleiding is laag, in 2004 was dit 1,71%. De opleiding streeft naar een prettig arbeidsklimaat om dit ziekteverzuim ook laag te houden. Het panel concludeert uit de gesprekken dat de sfeer onder collega’s van de opleiding goed is. De docenten geven in het gesprek met het panel aan dat de werkdruk hanteerbaar is. In de Personeelsmonitor (2005) geeft 73% van de docenten aan dat de taakbelasting goed is. Uit de Studentenmonitor (2005) blijkt dat de studenten tevreden zijn over de beschikbaarheid van de docenten (score 7,0) en over de mate waarin docenten en leiding zich houden aan gemaakte afspraken (score 7,2).
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Goed
Criteria: Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Bij de kwalificaties van personeel wordt de betrokkenheid van docenten bij hun beroep en het onderwijs het belangrijkst geacht. Voor gekwalificeerd personeel is een cultuur waar respect voor elkaars zwakke en sterke kanten en de bereidheid om van elkaar te leren van grote waarde. Van daaruit zijn docenten bereid tot scholing en leren. Uit onderzoek blijkt dat docenten in hoge mate open staan voor informeel leren en voor de inbreng van hun collega’s (Professionaliseren is excelleren, 2005). Docenten kunnen langzaam in rollen en taken groeien en zo maximaal profiteren van hun informele leeromgeving. • Behalve koppeling met de beroepspraktijk is ook een koppeling met (beroeps)innovatie van belang. De opleiding is bezig om in samenwerking met voorlopers in de beroepspraktijk het EBP verder vorm te geven. Er wordt samengewerkt met verschillende instellingen. • Alle docenten hebben één keer per jaar een functioneringsgesprek met het opleidingsmanagement. Door de vele informele contacten is het management altijd goed op de hoogte van wat er speelt bij de verschillende docenten. De docenten geven aan dit te waarderen. Het panel heeft verslagen ingezien waarin de docenten aangeven wat zij komend jaar gaan doen en het afgelopen jaar hebben gedaan en stelt vast dat de opleiding een goed overzicht bijhoudt.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
31
• De opleiding participeert actief in twee kenniskringen (Autonomie & participatie van chronisch zieken en Life Sciences). Binnen de hogeschool hebben lectoren een zelfstandige positie naast de opleidingen en faculteiten. Hiermee wordt de samenwerking over de grenzen van vakgebieden heen en tussen opleidingen bevorderd. In samenwerking met de Universiteit Maastricht wordt gewerkt aan een masteropleiding Advanced Spine Specialist. • Docenten hebben ruimte voor scholing en maken hier ook gebruik van. De opleiding heeft zelf intern maatwerkonderwijs opgezet voor EBP en onderzoeksmethodologie. Ook voor sociale vaardigheden en studiebegeleiding is eigen scholing opgezet met nadrukkelijk een intern karakter. Voor scholing in projectmatig werken en toetsing wordt deskundigheid ingehuurd. • Voor een vaste aanstelling is hogeschoolbreed de didactische cursus verplicht. Deze gaat op advies van fysiotherapie omgevormd worden tot een bij het huidige onderwijs passende vorm van permanente scholing, waarbij informeel leren, coaching, maatwerk en gerichte korte cursussen veel meer op de voorgrond staan.
Onderwerp 4
Facet 4.1
VOORZIENINGEN
Materiële voorzieningen
Goed
Criteria: De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding Fysiotherapie is gehuisvest in een gebouw aan Nieuw Eyckholt, te Heerlen. Zij delen dit gebouw met alle opleidingen van de Hogeschool Zuyd in Heerlen. Het gebouw is opgeleverd in 1998 en oogt ruimtelijk en overzichtelijk. • De onderwijsruimten, zowel voor theorie als vaardigheden, zijn goed uitgerust om het onderwijs te verzorgen. In het gebouw zijn zes vaardigheidslokalen aanwezig met behandeltafels. De behandeltafels in de theorielokalen kunnen vlak voor de vaardigheidstoetsen ook door studenten worden gebruikt om te oefenen. • In het gebouw is een bibliotheek aanwezig, waar alle opleidingen in het gebouw gebruik van kunnen maken. Een pilot, mede op initiatief van de opleiding, heeft geleid tot een hogeschoolbrede digitale bibliotheekvoorziening. De opleiding wil het gebruik van digitale literatuur bevorderen voor de wetenschappelijke onderbouwing van het vakgebied. Met de Universiteit Maastricht (UM) zijn afspraken gemaakt, waardoor studenten toegang tot de bibliotheek en de online catalogus krijgen. De bibliotheek is ook toegankelijk voor stagebegeleiders. • In het gebouw is tevens een uitleenbureau voor studiemateriaal anders dan boeken aanwezig, waar zowel docenten als studenten terecht kunnen.
32
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
• De opleiding Fysiotherapie gebruikt de faciliteiten van de capaciteitsgroep Anatomie en Embryologie van de UM voor het snijzaalonderwijs. • In de verschillende vaardigheidsruimten zijn fitnessapparaten aanwezig voor medical fitness. De opleiding schaft deze apparatuur gefaseerd aan om dit uit te breiden. • Uit de Studentenmonitor (2005) blijkt dat de studenten tevreden zijn met de beschikbare voorzieningen. De bibliotheek scoort 6,8, de computerfaciliteiten 6,4, de practicumfaciliteiten 7,0, de collegezalen en de les- en werkgroepruimten een 7,1. • De bezettingsgraad van het gebouw wordt gemonitord om toenemende intensiteit in het gebruik te volgen. Ook worden op locatieniveau afspraken gemaakt over de wijze van roosteren om verdere efficiëntiewinst te boeken.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Goed
Criteria: De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het studiebegeleidingsmodel van de opleiding Fysiotherapie bestaat uit drie fasen. De eerste fase omvat de dagelijkse begeleiding. De tweede fase overstijgt de dagelijkse begeleiding en omvat de studentenbegeleider en het studentendecanaat. De derde fase wordt gevormd door gerichte trainingen (bv. faalangst) of begeleiding. • De opleiding stelt hoge eisen aan de studiebegeleiding in het kader van de zelfstandige beroepsbeoefening. De begeleiding door docenten is intensief, maar ook expliciet gericht op (het bevorderen van) zelfstandigheid en zelfsturing. • Alle studenten houden een logboek bij, waarop zij hun reflectieverslagen baseren. Zij schrijven per jaar zeven zelfevaluatieverslagen, waarop uitgebreide feedback komt van de docenten. In deze verslagen dienen zij uitgebreid op hun studiegedrag en beroepshouding te reflecteren. Deze verslagen dienen tevens om eventuele studieproblemen te signaleren. De studenten geven aan dat deze verslagen ook allemaal nagekeken worden en hier ook uitgebreide feedback op komt van docenten. Het panel heeft de verslagen ingezien en stelt vast dat deze zeer uitgebreid zijn en van goed niveau. Mede op basis van kritiek van studenten wordt het systeem van zelfevaluatieverslagen veranderd in persoonlijke ontwikkelplannen, die in jaar 2 en 3 minder vaak, maar intensiever zijn. • Docenten geven studiebegeleiding vanuit verschillende rollen, te weten tutor, trainer, stagedocent en afstudeerbegeleider. Het panel stelt vast dat de studenten op uiteenlopende momenten worden gecoacht door de docenten richting zelfstandigheid. Doordat studenten zelfevaluaties bijhouden, houdt de opleiding goed zicht op de ontwikkeling van de student.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
33
• De tweede fase wordt gevormd door de studentenbegeleider en het studentendecanaat. De studentenbegeleider binnen de opleiding heeft tot taak om met studenten op het meer persoonsgerichte vlak aan verdere probleemverkenning en gerichte verwijzing te doen of om de mogelijkheden van gerichte compensatieopdrachten voor onvoldoende beroepshouding en inzet te bespreken. Het studentendecanaat heeft de taak van probleemsignalering en verwijzing op een breed vlak. Studenten van de opleiding maken hier, volgens rapportages van het decanaat, ten opzichte van de andere gezondheidszorgopleidingen relatief weinig gebruik van. • De derde fase bestaat uit enkele gerichte trainingen (bv. zelfhandhaving en faalangsttraining) en mogelijkheden van verwijzing naar psychotherapeuten. De opleiding ijvert voor uitbreiding van dit aanbod op hogeschoolniveau. • Ouderejaars studenten zijn als peers betrokken bij de begeleiding van hun jongere studiegenoten. Voorbeelden hiervan zijn onder andere de voorlichting, open dagen, meeloopdagen, het introductiekamp, blokplanningsgroepen, begeleid oefenen van jongerejaars, de opleidingscommissie en activiteiten van de opleidingsvereniging. Ook de studenten zelf noemen de goede communicatie tussen studenten van verschillende jaren als een positief punt van de opleiding. Het panel is positief over dit punt, vanwege het begeleidingsaspect, maar ook omdat het aanstuurt op de zelfstandigheid van de studenten. • De studenten zijn tevreden over de mate waarin de studiebegeleiding is afgestemd op de eigen persoonlijke situatie. Dit scoort een 6,4 in de Studentenmonitor (2004). Ook in het gesprek met het panel geven de studenten aan tevreden te zijn met de studiebegeleiding, zij krijgen tijdige informatie en feedback waar zij ook iets mee kunnen. • Informatie over de studievoortgang is online toegankelijk via Osiris. De examencommsisie analyseert deze studievoortgang en geeft adviezen, niet alleen op basis van studieresultaten maar ook steeds sterker op basis van persoonlijk karakter. Eerstejaars ontvangen drie tot vier maal studieadvies, tweedejaars met te weinig studievoortgang tenminste twee maal. Bij derdejaars krijgt de toelaatbaarheid tot stages nadrukkelijke aandacht. De examencommissie hanteert een voortgangslijst van haar werkzaamheden, zodat niemand uit het oog wordt verloren. De informatievoorziening rond studievoortgang scoort 6,5 (Studentenmonitor, 2005). • Overige informatievoorziening loopt via de openbare mappen in outlook en het intranet. De informatievoorziening over de diensten en voorzieningen in het algemeen scoort 6,2 (Studentenmonitor, 2005). De manier waarop de opleiding studenten informeert over onderwijsactiviteiten en roosterveranderingen scoort een 6,6 (gemiddelde hogeschool 6,0).
34
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
Onderwerp 5
Facet 5.1
INTERNE KWALITEITSZORG
Evaluatie resultaten
Goed
Criteria: De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De faculteit Gezondheid & Techniek formuleert een faculteitsmeerjarenplan, waarin visie en missie worden toegelicht. Op basis van het meerjarenplan worden jaarplannen opgesteld. In het jaarverslag van de faculteit wordt gerapporteerd over de voortgang van zaken op faculteitsniveau en over planning en uitvoering van activiteiten in het kader van het systeem van kwaliteitszorg. Het panel heeft deze plannen en verslagen ingezien en constateert dat de opleiding een goede cyclus heeft. In de jaarplannen formuleert de faculteit verschillende doelen met daarbij indicatoren. • In de tussenliggende tijd van de zesjarige externe evaluatiecyclus, vindt een interne evaluatie plaats door de Audit-en-Control groep. • De verschillende onderwijsblokken worden systematisch geëvalueerd door de blokplanningsgroepen. Tijdens en na de blokken wordt ook mondeling geëvalueerd. Het panel heeft de evaluaties en de verslagen met resultaten ingezien en concludeert dat dit goede instrumenten zijn en dat de evaluaties consequent worden uitgevoerd. • De hogeschool Zuyd monitort jaarlijks onder studenten en onder docenten. Tevens neemt de opleiding deel aan de landelijke HBO-Monitor voor afgestudeerden en neemt de opleiding deel aan het onderzoek naar het niveau van NQA. • Landelijk is tussen 1999-2001 het Meetsysteem Kwaliteit Beroepsvoorbereidende periode (KPB) Paramedische Opleidingen en Bewegingstechnologie ontwikkeld. Dit biedt een aantal kwaliteitscriteria en daaraan gekoppelde meetinstrumenten. Samen met ergotherapie en logopedie is een project gestart om bij praktijkstages een afgeslankte en meer geïntegreerde vorm toe te passen. Vanaf maart 2003 worden alle stageperiodes afgesloten met een enquête (KBP-enquête) onder studenten, stagedocenten en werkveld/praktijkbegeleiders. • Het opleidingsmanagement geeft aan dat men breed in de opleiding kwaliteitsbewust is en meer wil dan alleen een voldoende halen. Vanuit de filosofie van het continu verder willen verbeteren zijn daarom bewust géén absolute streefnormen geformuleerd.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Goed
Criteria: De uitkomsten van deze evaluaties vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
35
Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De resultaten van de jaarmonitoren onder studenten en docenten vormen input voor de jaarplannen. Het panel stelt vast dat in deze jaarplannen verbeteracties worden beschreven. • De blokplanningsgroepen stellen naar aanleiding van de blokevaluaties jaarlijks een evaluatieverslag op. Dit verslag wordt besproken met de beleid- en organisatiecommissie (BOC). De BOC stelt aandachtspunten voor het blok en voor blokoverstijgende zaken op. • Het panel heeft verschillende verbeteracties waargenomen naar aanleiding van evaluatieresultaten. Een voorbeeld is het spanningsveld tussen het onderwijs en de eerste stage, hierdoor is het curriculum 2005 nog meer de toepasbaarheid van kennis en vaardigheden vormgegeven, maar is ook meer aandacht voor basiskennis en basisvaardigheden. Studenten worden voorafgaand aan de stages getoetst op alle basisvaardigheden. • In refereerbijeenkomsten verdiept het docententeam zich in vraagstukken met betrekking tot verschillende aspecten van de opleiding. De docenten geven in gesprek met het panel aan dat zij terecht kunnen met eventuele klachten en dat aan de hand hiervan ook verbeteracties worden opgezet. • De studenten geven in gesprek met het panel aan dat zij duidelijk verbeteringen zien naar aanleiding van eerdere klachten. • Sinds de vorige visitatie (Dynamiek in een veranderend decor, mei 2000) heeft de opleiding veel verbeteringen doorgevoerd. Dit geldt met name op het gebied van de toetsing, de rendementen, de internationalisering en het personeelsbeleid. Bij deze visitatie had de opleiding wetenschappelijke oriëntatie als speerpunt, de toenmalige commissie stelde echter vast dat deze nog onvoldoende ontwikkeld was om als speerpunt aan te duiden.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Goed
Criteria: Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De medewerkers van de opleiding worden op verschillende manier betrokken bij de kwaliteitszorg van de opleiding. Zij zitten in verschillende commissies en overlegorganen waar zaken besproken worden. Dit zijn de beleids & organisatiecommissie (BOC), opleidingscommissie (OC-FY), curriculumcommissie, docentenoverleg, lijncoördinatoren, examencommissie, blokplanningsgroepen. De docenten zijn betrokken bij het opstellen van de blokevaluaties. • De BOC komt iedere twee weken bij elkaar en bespreekt evaluatieverslagen van de verschillende blokken, maar ook beleidsstukken. De curriculumcommissie is belast met het nieuwe curriculum en de blokplanningsgroepen worden per blok samengesteld.
36
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
• Studenten worden betrokken bij de kwaliteitszorg door het invullen van evaluaties. Zij zijn vertegenwoordigd in de blokplanningsgroepen en in de OC-FY. Resultaten van evaluaties worden naar alle studenten en docenten teruggekoppeld per email. In de openbare mappen in Outlook is directe terugkoppeling van evaluatieresultaten mogelijk en worden ook verbeteracties aangegeven. • Het werkveld is vertegenwoordigd in de werkveldcommissie (WVC). De WVC komt vier keer per jaar bij elkaar en bestaat uit zeven leden uit uiteenlopende vakgebieden. Bij deze vergaderingen zijn ook de stagecoördinator en de directeur van de opleiding aanwezig. Het panel stelt vast dat deze commissie representatief is voor het werkveld. • De opleiding heeft een intensieve samenwerking met het werkveld. Docenten zitten vaak ook in de beroepsuitoefening, gastdocenten/examinatoren geven feedback en deskundigen wordt gevraagd commentaar te geven op blokboeken. Ook krijgt de opleiding feedback van stagebegeleiders, via enquêtes en via informele wegen. Leden van zowel de werkveld- als de stagecommissie geven aan dat de opleiding hun adviezen ook oppakt. • De overlap tussen stageveld, alumni en werkveld is groot. Alumni wordt gevraagd om de enquêtes van de HBO-Monitor en het onderzoek van NQA in te vullen. Afgestudeerden houden jaarlijks voordrachten aan derdejaars. Stagedocenten zien alumni bij stagebezoeken. De opleiding heeft geen alumnivereniging, deze liep niet goed omdat er al voldoende intensieve contacten waren. Ook speelt de opleiding een actieve rol bij bijscholingsprogramma's voor alumni. Nieuwe alumni worden uitgenodigd voor een retrodag. • Het panel concludeert op basis van de gevoerde gesprekken dat de verschillende groepen actief betrokken zijn bij de kwaliteitszorg van de opleiding. Iedereen geeft aan zich betrokken te voelen en zich gehoord te voelen indien nodig.
Onderwerp 6
Facet 6.1
RESULTATEN
Gerealiseerd niveau
Goed
Criteria: De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De stagedoelstellingen zijn gekoppeld aan de eindtermen van de opleiding, verspreid over tien taakgebieden. Ook de afstudeerdoelstellingen zijn gekoppeld aan de eindtermen. Hier zijn de eindtermen verspreid over de taakgebieden 5, 6, 7, 8, 10. Op deze eindtermen wordt beoordeeld bij beide studieonderdelen. Het curriculum is zo vormgegeven dat alle eindkwalificaties in de twee laatste onderwijsactiviteiten, stages en afstudeerproject, nadrukkelijk aan bod komen.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
37
• De operationalisatie van de eindtermen van de stages is in samenspraak met het stagewerkveld tot stand gekomen. Studenten lopen drie stages van 15 weken aan het einde van hun studie. Tijdens deze stages moeten de studenten een minimumniveau behalen. Wanneer zij dit niet behalen, wordt de stage verlengd. De kwaliteit van de stageadressen wordt bewaakt door het verzorgen van stagecursussen voor nieuwe stagebegeleiders, bijscholingscursussen voor ervaren begeleiders en vier maal per jaar stagebegeleidersbijeenkomsten. • De laatste stage wordt afgesloten op het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar volgens een samen met het stagewerkveld vastgesteld beoordelingsformulier dat is gebaseerd op de landelijke eindtermen en beroepsprofiel. Stagebegeleiders vinden soms dat studenten aan het begin van hun stage te weinig weten, maar beoordelen studenten aan het eind van hun stage vaak hoog. Op basis van de stageverslagen concludeert het panel dat de stages van een goed niveau zijn en dat deze relevant zijn voor het beroep. De stagebeoordelingslijsten zijn uitgebreid tot zeer uitgebreid ingevuld. • De opleiding bewaakt nadrukkelijk het minimumniveau dat in de afstudeerprojecten bereikt moet worden. Heerlense studenten hebben zich met hun afstudeerprojecten landelijk opvallend vaak onderscheiden door het winnen van landelijke prijzen en publicaties in vaktijdschriften. • Studenten die vanwege ernstige studieproblemen in de eindfase van de studie overstappen naar een andere instelling, weten daar in korte tijd te voldoen aan de diplomanorm. Dit betreft enkele studenten. Hieruit concludeert het opleidingsmanagement dat het niveau van de opleiding in Heerlen hoog is. Afgestudeerden vinden snel een baan en zijn goed tevreden over het niveau dat zij hebben bereikt. • Het panel heeft tien scripties ingezien, variërend in beoordelingsresultaat. Het panel stelt vast dat de scripties van hoog niveau zijn. In alle scripties is een wetenschappelijke oriëntatie terug te vinden, zowel in het gebruik van onderzoeksmethoden als in het gebruik van literatuur. De onderwerpen sluiten aan op de praktijk en hebben voldoende diepgang. Op basis van het beoordelingsformulier concludeert het panel dat er op systematische wijze wordt beoordeeld. • De werkveldvertegenwoordigers met wie het panel heeft gesproken zijn positief over de afgestudeerden. Zij beschikken over voldoende vakinhoudelijke kennis en zijn in staat om op hbo-niveau te functioneren. Door hun zelfstandige houding hebben zij een goede basis om zich verder te ontwikkelen. Dit zal nodig zijn omdat in de nabije toekomst hogere eisen zullen worden gesteld aan de fysiotherapeut in het kader van de directe toegankelijkheid en het evidence based handelen. • Uit de HBO-Monitor (2004) blijkt dat 76% van de afgestudeerden de eigen capaciteiten niet te kort vindt schieten (landelijk is dit 70%). Uit het zelfde onderzoek blijkt dat 71% vindt dat de opleiding een goede basis is om te starten (49% landelijk) en 88% vindt de opleiding een goede basis voor verdere ontwikkeling (landelijk 71%). In het gesprek met het panel bevestigen de afgestudeerden dit, zij hebben een goede aansluiting tussen opleiding en werk ervaren. Uit dezelfde HBO-Monitor blijkt dat 77% van de studenten in Heerlen de breedte van de opleiding goed vinden (landelijk 59%) en 62% vindt de diepgang goed (landelijk 52%).
38
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
• NQA heeft in het voorjaar 2005 in opdracht van de opleidingen Fysiotherapie een onderzoek gedaan naar het niveau van de opleiding (Onderzoek naar het niveau van de opleiding Fysiotherapie Hogeschool Zuyd, 2005). Het onderzoek vond plaats in het kader van het niveauonderzoek onder vier opleidingen Fysiotherapie in Nederland. In het onderzoek zijn de gerealiseerde kwalificaties afgezet tegen de vijf Dublin-descriptoren voor het hbo-bachelorniveau, uitgewerkt naar het domein van de fysiotherapie. Het onderzoek leidt tot de conclusie dat de opleiding het beoogde niveau in voldoende mate realiseert. Daarbij vormen kennis en inzicht op het gebied van management en wet- en regelgeving de niet sterke kwalificaties. Afgestudeerden kunnen vakinhoudelijke kennis goed toepassen en bezitten sterke kwalificaties op het gebied van oordeelsvorming en communicatie.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Goed
Criteria: Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding Fysiotherapie hanteert streefcijfers voor een voldoende, een goed en een excellent rendement. Deze streefcijfers zijn mede gebaseerd op landelijke cijfers. De opleiding heeft streefcijfers geformuleerd voor propedeuserendement, rendement postpropedeuse en het rendement van de opleiding. • De streefcijfers geformuleerd voor het propedeuserendement zijn als volgt: voldoende 65%, goed 70% en excellent 80%. Van de cohorten 2001 en 2002 heeft 70% de propedeuse behaald. De opleiding voldoet hiermee aan de eigen rendementcijfers voor een goed propedeuserendement. • De streefcijfers voor het rendement van de postpropedeuse zijn als volgt: voldoende 90% van instroom, goed 95% van instroom en excellent 95% van instroom. Van het cohort 2000 is 92,9% van de instroom in de hoofdfase afgestudeerd. Van cohort 2001 is 87,2% afgestudeerd en is 1,8% nog studerend. Het panel stelt vast dat het rendement onder de studenten die instromen vanuit Bewegingswetenschappen lager is, omdat zij in de propedeuse niet zijn geselecteerd. • De streefcijfers voor het rendement van de opleiding zijn als volgt: voldoende >58,5%, goed >66,5% en excellent >76%. Het rendement van de opleiding is 71,1% na 5 jaar (cohort 1999), landelijk is dit gemiddeld 62,9% (Nationale studentenenquête, 2004). De opleiding voldoet hiermee aan de eigen norm ‘goed’. • In bijlage 4 is af te lezen dat de rendementcijfers goed zijn in vergelijking tot het landelijk gemiddelde. Zo is het rendement na 5 jaar hoger, de gemiddelde studieduur van gediplomeerden korter en het percentage uitval lager dan het landelijk gemiddelde.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
39
Onderwerp 7
Facet 7.1
Bijzonder kwaliteitskenmerk ZELFSTANDIGHEID & ZELFSTURING
Differentiatie en profilering
Goed
Criteria - Het kenmerk levert een betekenisvolle bijdrage aan de differentiatie en profilering in het hoger onderwijs. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding Fysiotherapie draagt zelfstandigheid & zelfsturing aan als bijzonder kwaliteitskenmerk. Hiermee bedoelt de opleiding de uitzonderlijke mate van zelfstandigheid en zelfsturing van studenten en de zelfstandige houding die hen wordt geleerd gedurende de opleiding vanaf de start van het programma. Zelfstandigheid en zelfsturing sluit aan bij de doelstellingen van de Hogeschool Zuyd (Instellingsplan, 2005). • De opleiding heeft als aanvulling op de eindtermen vier speerpunten benoemd. Dit zijn zelfstandigheid en zelfsturing, wetenschappelijke oriëntatie, internationalisering en intensieve en complexe zorg. Het panel stelt vast dat deze speerpunten sterk met elkaar verweven zijn. Deze speerpunten als aanvulling op de doelstellingen hebben een sterk onderscheidend karakter, omdat het op deze wijze een bredere invulling krijgt dan wanneer er alleen een doel wordt geformuleerd. Het speerpunt Zelfstandigheid en zelfsturing is vastgelegd in de studiegids (2005-2006), het OMCU-rapport (1997) en de nota studentbegeleiding en Project Studieloopbaanbegeleiding (2004). • De opleiding doelt met dit bijzondere kwaliteitskenmerk op een bredere zelfstandigheid en zelfsturing dan in de meeste opleidingen wordt nagestreefd. Behalve een zelfstandige beroepshouding waar meestal op wordt gedoeld wanneer een opleiding praat over zelfstandigheid, richt deze opleiding zich vooral op de gehele attitude van de student, breder dan alleen de beroepspraktijk. • Door studenten te stimuleren tot grote zelfstandigheid, zijn zij ook in hun vakgebied zelfstandig. Dit draagt in grote mate bij aan het uitvoeren van het fysiotherapeutische beroep. De actieve houding zorgt ervoor dat studenten zelf op zoek gaan naar oplossingen wanneer zij ergens tegenaan lopen. Op deze wijze streeft de opleiding naar het afleveren van een student die niet vraagt en consumeert, maar die zelf op zoek gaat naar kennis en oplossingen en naar een student die uit zichzelf zaken aanpakt. • De zelfstandigheid komt mede voort uit het ‘leren leren’ concept. Dit concept wordt bij de opleiding vormgegeven in een onderwijsmethodiek, PGO+. Hierin is het probleemgestuurde onderwijs optimaal doorontwikkeld en sterk gekoppeld aan het ontwikkelen van zelfstandigheid. In het PGO+ moeten studenten zelfstandig een probleem aanpakken. • De nadruk die de opleiding legt op zelfstandige beroepsuitoefening, komt ook naar voren in de wetsverandering in de wet BIG. Deze wet verandert de fysiotherapeut van iemand die in opdracht van een arts behandelingen toepast, naar een beroepsbeoefenaar die zelfstandig kan diagnosticeren en in samenspraak met de patiënt de behandeling kan bepalen, uitvoeren en bijstellen. De directe toegankelijkheid van de fysiotherapeut die
40
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
ingevoerd wordt per 1 januari 2006 vraagt tevens meer zelfstandigheid van de fysiotherapeut, met name op het gebied van klinisch redeneren en methodisch handelen.
Facet 7.2
Concretisering
Goed
Criteria - De gevolgen van het kenmerk voor de kwaliteit van het onderwijs (instroom, onderwijsprogramma, onderwijsproces, output, voorzieningen, kwaliteit staf) zijn geoperationaliseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Zelfstandigheid en zelfsturing is aanwezig in het gehele onderwijs. Het is geïntegreerd in de gehele opleiding en zowel onderdeel van het didactisch concept, als onderdeel van de studiebegeleiding. Ook is het onderdeel van de gehanteerde doelstellingen (zie ook facet 1.1), opdrachten en toetsing en toelatingseisen. Hierdoor wordt zelfstandigheid en zelfsturing vanaf het eerste jaar als attitude bij de studenten aangeleerd. • De opleiding start direct met het stimuleren tot zelfstandigheid en zelfsturing bij aanvang van de opleiding door middel van het intake assessment (zie ook facet 2.5). Dit is al de eerste aanzet tot het nadenken over wat de student wil gaan doen. Tevens zorgt dit er mede voor dat er weinig studenten op de opleiding starten, die niet graag zelfstandig werken. Dit wordt doorgezet in de eerste weken van het eerste studiejaar, waar de studenten op verschillende manieren worden gestimuleerd in zelfstandig gedrag. • Een belangrijke rol in de ontwikkeling van zelfstandigheid en zelfsturing van studenten speelt de studieloopbaanbegeleiding (zie ook facet 4.2). Studenten schrijven per jaar zeven keer een zelfevaluatieverslag, waarvan er tenminste zes als voldoende moeten worden beoordeeld. Eventueel bestaat de mogelijkheid tot aanvullende opdrachten bij twee of meer onvoldoendes, wanneer studenten echt gemotiveerd zijn. Op deze wijze vindt veel reflectie plaats op studiegedrag en beroepshouding. De studiebegeleiding is sterk gericht op het coachen naar en in zelfstandigheid en zelfsturing, dit is een van de belangrijkste aandachtspunten in de begeleiding. • In een pilot in studiejaar 2004-2005 werd een verdere stap gezet in de vormgeving van de studiebegeleiding. De student dient zich expliciet en stelselmatig te oriënteren op het beroep en de daarvoor benodigde competenties. De student overlegt in dit proces met medestudenten en wordt gecoacht door docenten. Docenten zijn intensief geschoold voor deze coachende rol. Het panel oordeelt positief over deze scholing. • Vanaf 1998 wordt een nieuw didactisch concept gebruikt: PGO+ (zie ook facet 2.7). Deze onderwijsvisie draagt bij aan de zelfstandigheid van studenten. In de gehele studie wordt vanuit de positie van de student het beroepsperspectief centraal gesteld. Vanaf blok 1 vindt een volledige integratie van vakken plaats, wordt het methodisch handelen gehanteerd en zijn er buitenschoolse activiteiten en aandacht voor beroepsoriëntatie. De student wordt in zijn leerproces niet gehinderd door een onnatuurlijke barrière tussen verschillende kennis- en toepassingsdomeinen. Casuïstiek uit de beroepspraktijk staat centraal en van daaruit formuleren studenten hun doelen en richten zij hun leeractiviteiten in. © NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
41
• In het onderwijs wordt aangestuurd op zelfstandigheid door studenten zelf literatuur te laten zoeken om te gebruiken voor het onderwijs. Om studenten niet volledig in het diepe te gooien, wordt in de blokboeken een literatuurlijst gegeven, waaruit studenten een selectie kunnen maken. Studenten dragen tevens zelf literatuur aan. De opleiding waakt er over dat het streven naar zelfstandigheid niet omslaat naar ‘in het diepe gooien’. Het panel stelt op basis van inzage vast dat het studiemateriaal en de opdrachten die de studenten krijgen bijdraagt aan activerend leren en daarmee als zelfsturing en zelfstandigheid. • Ook via bijzondere studieactiviteiten worden studenten gestimuleerd tot zelfstandigheid en zelfsturing. Dit zijn bijvoorbeeld de mogelijkheid om vanuit zelfreflectie tot een bij de persoonlijke situatie passende invulling van onderwijsactiviteiten en leeromgeving te komen; de mogelijkheid om maatschappelijke medeverantwoordelijkheid en betrokkenheid vorm te geven. De voorlichtingsdagen worden door de studenten georganiseerd, dit zijn studenten uit het eerste, tweede en vierde jaar. De studenten doen dit meerdere jaren om geen kennis verloren te laten gaan. Hoe langer zij in een dergelijke commissie zitten, des te meer zij doorgroeien naar zelfstandigheid. Dit leren zij ook aan de jongerejaars. Ook in andere gelegenheden leren studenten zo van elkaar.
Facet 7.3
Kwaliteit
Goed
Criteria - Het kenmerk leidt tot een bijzondere kwaliteit van het onderwijs. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het bijzondere kwaliteitskenmerk is verwoord in de doelstellingen van de opleiding. De realisatie van deze doelstelling leidt tot een bijzondere kwaliteit van het onderwijs. Dit komt mede doordat het twee kanten op werkt: het onderwijs stimuleert de zelfstandigheid, maar de zelfstandigheid van studenten geeft ook een bijzondere kwaliteit aan het onderwijs. • Het stimuleren van de zelfstandigheid wordt geïntegreerd aangeboden in de Studieloopbaanbegeleiding, waardoor het vanzelfsprekend is. Een belangrijke factor hierin is coaching op alle vlakken. Door de sterke intergratie in het gehele curriculum, wordt het voor de studenten ‘gewoon’ om zelfstandig te functioneren. Het panel is van mening dat doordat het overal in verweven is, het in grote mate kwaliteitsbevorderend is. Studenten worden zeker ook individueel aangesproken op hun zelfstandigheid door verschillende docenten en tutoren, dit wordt al in de eerste vijf weken gestimuleerd. De wijze waarop studenten worden betrokken en op hun zelfstandigheid worden aangesproken, leidt tot een hoge mate van tevredenheid over het onderwijs en tot een hoog rendement (zie ook facet 6.2). • Er wordt in het onderwijs een sterk accent gelegd op het klinisch redeneren. Studenten worden gedurende de gehele studie actief gestimuleerd om altijd vragen te stellen of dingen op te zoeken. Dit leren studenten ook elkaar, bijvoorbeeld tijdens open dagen of introducties. Het panel heeft dit waargenomen in de gesprekken en in het materiaal.
42
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
• De opleiding stelt hoge eisen aan de studiebegeleiding in het kader van de zelfstandige beroepsbeoefening. De begeleiding door docenten is intensief en expliciet gericht op (het bevorderen van) zelfstandigheid en zelfsturing. • Door scholing kunnen ook alle docenten goed overweg met de ontwikkeling van zelfstandigheid en de coaching op dit vlak. De studenten geven in gesprek met het panel aan dat dit alle docenten betreft en niet slechts enkelen. Ook de docenten worden door het opleidingsmanagement gestimuleerd in hun eigen zelfstandigheid, bijvoorbeeld omtrent functioneringsgesprekken. Hierdoor worden de docenten rolmodel voor de studenten. Bij de invoering van het nieuwe curriculum (1998) zijn docenten uitgebreid geschoold in PGO+ en de rol van tutor. In het kader van het Project Studieloopbaanbegeleiding (2004) hebben in 2004-2005 22 docenten een intensieve interne coachingstraining gevolgd. Hiermee werd bij de nota en bij de eigen onderwijsvisie passend maatwerk geleverd. Bovendien is op deze manier de cultuurverandering het grootst, omdat dan een hele groep tot gedragsverandering wordt gestimuleerd, waardoor de kans op ‘terugval’ kleiner is. • Studenten geven voor aanvang van een stage zelf aan op basis van hun portfolio wat zij nog moeten leren. Zij zijn ook zelf verantwoordelijk voor het behalen van de doelstellingen. De stagebegeleiders oordelen hier positief over. Het panel stelt op basis van de gesprekken vast dat deze aanpak een positieve uitwerking heeft. • De mate waarin het studieprogramma stimuleert tot zelfstandig denken en een kritische instelling scoort in de Studentenmonitor (2005) een 7,6. Deze score is hogeschoolbreed het hoogst met uitzondering van de toneelacademie. • Het panel stelt vast dat het streven naar zelfstandigheid reeds bij eerstejaars studenten wordt gerealiseerd. Bij de meeste andere opleidingen, wordt hier pas in de latere studiejaren actief aan gewerkt. Het panel constateert op basis van bestudeerd materiaal (o.a. zelfevaluatieverslagen) en de gevoerde gesprekken (met studenten, docenten, alumni en met vertegenwoordigers van het werkveld waaronder stagebegeleiders) dat studenten deze houding vanaf het eerste studiejaar, gedurende de gehele opleiding laten zien. Tevens heeft het panel een zeer zelfstandige houding waargenomen bij de studenten die zij heeft gesproken.
Facet 7.4
Onderscheidend karakter
Goed
Criteria - Het kenmerk is onderscheidend voor de opleiding in relatie tot relevante opleidingen in het Nederlandse hoger onderwijs. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het panel is verrast door de zelfstandigheid en zelfsturing van de studenten van de opleiding. Het streven naar zelfstandigheid van studenten is op zichzelf niet onderscheidend. Onderscheidend is echter de veel ruimere doelstelling die de opleiding op dit punt heeft en de mate waarin de Heerlense opleiding dit ook werkelijk in hoge mate
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
43
•
•
•
•
•
weet te bereiken. Dit wordt mede behaald doordat er vanaf de aanvang van de opleiding aan wordt gewerkt. Vertegenwoordigers van het werkveld stellen in het gesprek unaniem dat stagiaires en afgestudeerden van deze opleiding duidelijk zelfstandiger functioneren in de praktijk dan studenten van andere opleidingen, zowel andere opleidingen Fysiotherapie als opleidingen in een ander (verwant) vakgebied. Opvallend noemen zij de wijze waarop studenten zelf zaken uitzoeken wanneer zij iets niet weten en het feit dat de studenten terugkomen op hiaten in hun kennis, nadat ze dingen hebben uitgezocht. Omdat niet iedereen zelfstandigheid en het streven hiernaar fijn vindt, zijn er studenten die wisselen van instelling. De studenten die switchen tussen instellingen, geven achteraf aan dat de opleiding in Heerlen duidelijk meer beroep doet op de zelfstandigheid van studenten. Dit blijkt uit contacten van de opleiding en studiegenoten met deze studenten. Studenten en alumni geven in gesprek met het panel aan dat zij zelf ervaren dat zij goed zelfstandig kunnen functioneren en hier duidelijk meer in gestimuleerd worden dan bekenden bij andere instellingen of opleidingen. In de Keuzegids Hoger Onderwijs (2004) scoort de opleiding Fysiotherapie van de Hogeschool Zuyd een 7,6 op de vraag naar de mate van zelfstandigheid. Zij scoren hier ruim boven het landelijk gemiddelde wat 6,9 is. (De scores liggen tussen 6,6 en 7,6, wat betekent dat Zuyd hier het hoogst scoort.) In de hbo-monitor (2004) scoort de eigen beoordeling van de zelfstandigheid 100% (vs 90% landelijk). 6% Van de afgestudeerden van de hogeschool Zuyd geven aan dat zij te weinig zelfstandig zijn (n=33) tegen 13% landelijk (n=249). Het panel stelt vast dat veel opleidingen in het hbo-onderwijs streven naar zelfstandigheid, maar de Fysiotherapie opleiding in Heerlen geeft hier een bijzondere invulling aan en weet dit ook te realiseren.
Onderwerp 8
Facet 8.1
Bijzonder kwaliteitskenmerk WETENSCHAPPELIJKE ORIENTATIE
Differentiatie en profilering
Goed
Criteria - Het kenmerk levert een betekenisvolle bijdrage aan de differentiatie en profilering in het hoger onderwijs. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Als tweede bijzondere kwaliteitskenmerk draagt de opleiding Fysiotherapie de wetenschappelijke oriëntatie van de opleiding aan. Wetenschappelijke oriëntatie sluit aan bij de doelstellingen van de Hogeschool Zuyd (Instellingsplan, 2005). In het landelijke beroepsprofiel is als één van de tien taakgebieden het verrichten van wetenschappelijk onderzoek opgenomen, die in het OMCU-rapport (1997) worden gespecificeerd voor de opleiding. Het speerpunt wetenschapellijke orientatie is vastgelegd in de Studiegids,
44
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
•
•
•
•
notitie EBP (2003), overzicht EBP curriculum, Projectplan EBP stage en Speerpunten opleiding Fysiotherapie. Met het kenmerk wetenschappelijke oriëntatie wil de opleiding het belang van wetenschap voor de ontwikkeling van het vakgebied en daarmee het belang van wetenschap naar het eigen curriculum tot uitdrukking brengen. Om een goede wisselwerking tussen wetenschap en het vakgebied te kunnen vormgeven acht de opleiding 4 aspecten van groot belang: Alle fysiotherapeuten dienen voldoende feeling met wetenschap te hebben. Een deel van de fysiotherapeuten dient een dusdanige betrokkenheid met wetenschap te hebben dat zij kunnen bijdragen aan het vertalen van praktijkvragen naar wetenschappelijke vragen en aan het helpen om praktijkgerelateerd wetenschappelijk onderzoek te kunnen vormgeven. Voor praktijkrelevant onderzoek is het, vergelijkbaar met de geneeskunde, van belang dat een deel van deze fysiotherapeuten praktijkbeoefening combineert met het doen van praktijkgerelateerd wetenschappelijk onderzoek. Tot slot is het van belang dat ook enkele fysiotherapeuten doorgroeien tot fulltime wetenschappelijk onderzoeker. De opleiding stelt nadrukkelijk dat zij geen wetenschappelijke opleiding wil zijn, maar zij wil kritische professionals opleiden. Om het vakgebied van de fysiotherapie verder te ontwikkelen is het belangrijk dat iedere fysiotherapeut kan bijdragen aan nieuwe ontwikkelingen. Ook dient iedere fysiotherapeut op basis van wetenschappelijk onderzoek te bepalen welke nieuwe methoden in de praktijk gebruikt kunnen worden en op welke wijze. Iedere student dient een kritische (wetenschappelijke) attitude aangeleerd te krijgen, waarbij het vanzelfsprekend is om steeds vragen te stellen en antwoorden op deze vragen op te zoeken. Dit geeft tevens aan dat dit aspect van de wetenschappelijke oriëntatie in hoge mate verweven is met het kenmerk zelfstandigheid en zelfsturing. Om met de ontwikkelingen in het vak mee te groeien, moet volgens de opleiding iedere fysiotherapeut tenminste wetenschappelijk georiënteerd zijn, terwijl het voor de ontwikkeling van het vakgebied gewenst is dat ook de basis wordt gelegd om een deel van de afgestudeerden te laten doorgroeien naar een actievere rol met betrekking tot wetenschapsbeoefening. De opleiding stelt zichzelf ten doel kritische professionals op te leiden, hen kennis en vaardigheden bij te brengen om met ontwikkelingen in het vak mee te kunnen groeien en het stelselmatig integreren van Evidence Based Practice (EBP) in fysiotherapeutisch methodisch handelen. Niet als apart vak of keuzeonderwijs, maar als rode draad in het onderwijs voor alle studenten. Daarmee wordt het onderdeel van de eigen kritische en actieve beroepshouding en kunnen de studenten hun eigen beroepsmatig redeneren en handelen wetenschappelijk onderbouwen. Binnen het curriculum is veel aandacht voor methodisch handelen en klinisch redeneren. Beide worden vanaf het eerste jaar systematisch vormgegeven, steeds geïntegreerd in casuïstiek. Het methodisch handelen en klinisch redeneren vormen de basis voor verdere verwetenschappelijking van het fysiotherapeutisch werkveld. Kenmerkend is immers dat in het redeneren en handelen bewust keuzes worden gemaakt die gebaseerd zijn op een wetenschappelijke onderbouwing. Hierdoor wordt evidence based practice gestimuleerd. Met deze vormgeving wordt wetenschappelijke oriëntatie een vanzelfsprekend onderdeel van de beroepshouding. De manier waarop de opleiding dit doet is onderscheidend ten opzichte van andere opleidingen.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
45
• De opleiding doelt met dit bijzondere kwaliteitskenmerk op een bredere wisselwerking tussen het beroep en het onderwijs enerzijds en de wetenschap anderzijds dan in de meeste opleidingen wordt nagestreefd. Behalve de evidence based practice (samenvallend met de wisselwerking beroep en onderwijs) waar meestal op wordt gedoeld wanneer een opleiding praat over wetenschappelijke oriëntatie, formuleert deze opleiding ook beleid voor die bredere wisselwerking tussen het vakgebied en wetenschap. • Reeds bij de vorige visitatie heeft de opleiding de wetenschappelijke oriëntatie als speerpunt benoemd (Dynamiek in een veranderend decor, mei 2000). Het panel stelt op basis hiervan vast dat de opleiding al lange tijd bezig is met het ontwikkelen van de wetenschappelijke oriëntatie. Dit is ook zichtbaar in het curriculum (zie facet 8.2).
Facet 8.2
Concretisering
Goed
Criteria - De gevolgen van het kenmerk voor de kwaliteit van het onderwijs (instroom, onderwijsprogramma, onderwijsproces, output, voorzieningen, kwaliteit staf) zijn geoperationaliseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het panel stelt vast dat de opleiding reeds een lange traditie heeft op het gebied van wetenschappelijke oriëntatie. Docenten van de opleiding Fysiotherapie zijn al sinds 1994 actief betrokken bij de vormgeving en uitvoering van het verkorte doctoraalprogramma Bewegingswetenschappen. Sinds 1998 zit er zowel een expliciete lijn in het curriculum voor onderzoeksmethodologie als voor Evidence Based Practice (EBP). • In het curriculum is veel aandacht voor onderzoeksmethodologie. Het wordt tevens belangrijk gevonden dat fysiotherapeuten ook zelf vanuit de praktijk actief bijdragen aan de vormgeving van wetenschappelijk onderzoek. Het panel stelt op basis van inzage in het materiaal vast dat in veel verschillende vakken onderzoeksmethodologie terugkomt. Vaak is dit geïntegreerd in de casuïstiek. Het panel stelt vast dat reeds vanaf blok 1 voor wetenschappelijke oriëntatie relevante onderwerpen aan de orde komen en gebruik wordt gemaakt van wetenschappelijke artikelen. • De opleiding Fysiotherapie heeft een intensieve samenwerking met de Universiteit Maastricht en in het bijzonder de opleiding Bewegingswetenschappen (BW). Studenten Fysiotherapie wordt de mogelijkheid geboden om in te stromen bij BW en studenten BW kunnen na twee jaar instromen bij Fysiotherapie en door keuzevakken met elkaar uit te wisselen twee diploma’s halen (zie ook facet 2.5). • Het panel stelt vast dat binnen de opleiding meerdere docenten werken die zijn gepromoveerd en hierdoor op goede wijze een wetenschappelijke oriëntatie aan de opleiding kunnen geven. Enkele van hen hebben een lange periode bij de Universiteit Maastricht gewerkt, hebben daar een uitgebreid netwerk of zijn parttime ook daar werkzaam. Ook wordt de opleiding geadviseerd door docenten van de Universiteit Maastricht.
46
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
• Voor het afstuderen wordt een onderzoeksproject gekozen, al dan niet in combinatie met praktijkstages of wetenschappelijke afstudeerprojecten. Studenten hebben een lange voorbereidingstijd (driekwart van het vierde jaar) bij hun afstuderen, waarin gestructureerd een aantal fasen worden doorlopen. Dit leidt tot meer doordachte en uitgewerkte vraagstellingen. Studenten worden al vroeg in de opleiding geconfronteerd met het afstuderen, bijvoorbeeld via het afstudeercongres waarvoor ook de jongerejaars uitgenodigd worden. De afstudeeropdrachten zijn gericht op toegepast onderzoek met een wetenschappelijke oriëntatie. • De begeleiders van de studenten hebben extra scholing gehad op het terrein van onderzoeksmethodologie. Tevens zijn docenten geschoold om studenten een afstudeerproject te laten maken dat in de praktijk bruikbaar is. De resultaten van afstudeerprojecten blijken vaak geïmplementeerd te worden in de praktijk of volgen er publicaties. • Voor veelbelovende afstudeerprojecten worden budgetten beschikbaar gesteld. Studenten wordt de mogelijkheid gegeven met hun afstudeeronderzoek aan te sluiten bij lopend onderzoek. Een onderdeel van het afstudeeronderzoek is een literatuuronderzoek. Facet 8.3
Kwaliteit
Goed
Criteria - Het kenmerk leidt tot een bijzondere kwaliteit van het onderwijs. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding geeft aan dat de scheidslijn tussen bachelor en master diffuus is. Zij denkt op dit moment de top te hebben bereikt van wat zij binnen een bachelor opleiding kan aanbieden. De opleiding pretendeert niet een masteropleiding te zijn. De opleiding merkt in dit verband op dat in België fysiotherapie een masteropleiding is, maar op basis van gesprekken met het werkveld blijkt er geen verschil in niveau te zijn met de in Nederland opgeleide fysiotherapeuten. • De docenten zijn de afgelopen vier jaar veel bijgeschoold onder andere ook op het gebied van literatuur zoeken en onderzoeksmethoden. Voor het buitenschoolse curriculum betreft het een gedragsverandering en dit is moeilijker te bewerkstelligen. • Door de uitwerking van de wetenschappelijke oriëntatie in het curriculum zijn studenten uit Heerlen in staat om hun vak verder door te ontwikkelen. Het is bij de studenten duidelijk dat zij hier niet verplicht mee hoeven te werken, het belangrijkste is dat studenten zichzelf afvragen waarom zij bepaalde handelingen juist wel of juist niet uitvoeren. In het gesprek met het panel geeft het werkveld aan dat zij zeer positief zijn over de wetenschappelijke oriëntatie van de afgestudeerden. Het panel stelt op basis van inzage in materiaal en de scripties vast dat het speerpunt wetenschappelijk oriëntatie bijdraagt aan het bereiken van een hoger niveau en een hogere kwaliteit. • De afgestudeerden waar het panel mee heeft gesproken, geven aan dat zij een sterke basis hebben om wetenschappelijke artikelen te lezen en wetenschappelijk georiënteerd onderzoek (mee) uit te voeren. Het panel stelt vast dat de wetenschappelijke oriëntatie blijkt uit de afstudeerscripties, deze zijn methodologisch van een hoog niveau.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
47
• Uit het Niveau-onderzoek NQA (2005) blijkt dat de alumni erg kritisch zijn naar zichzelf, zij achten hun methodologische kennis nog voor verbetering vatbaar. De opleiding stelt dat de studenten in het tweede deel van de studie een toenemend belang gaan zien van methodologie/epidemiologie. Deze vakgebieden kunnen niet altijd goed herkend en benoemd worden,omdat ze sterk verweven zitten in het curriculum. De opleiding signaleert dat de studenten graag willen groeien in hun methodologische kennis. Facet 8.4
Onderscheidend karakter
Goed
Criteria - Het kenmerk is onderscheidend voor de opleiding in relatie tot relevante opleidingen in het Nederlandse hoger onderwijs. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De Heerlense studenten onderscheiden zich met hun afstudeeropdrachten door deze uit te voeren in opdracht van instellingen of afdelingen op het gebied van de wetenschap of gezondheidszorg. Zij dragen zowel bij aan de vormgeving van wetenschappelijk onderzoek, als aan de toepassing hiervan in de praktijk. • Studenten van de Fysiotherapie opleiding in Heerlen weten zich gedurende een reeks van jaren te onderscheiden door middel van diverse presentaties op congressen; afstudeerprijzen en publicaties. Zo waren de laatste keer vier van de vijf artikelen van de studenteneditie van het vaktijdschrift geschreven door studenten van de Hogeschool Zuyd. • Door middel van een masterclass kunnen studenten zich kwalificeren voor directe toegang tot een wetenschappelijke master, opgezet samen met de UM. Zij volgen deze masterclass gedurende de bachelor in de vrije keuzeruimte. Studenten bewegingswetenschappen en studenten Prävention und Rehabilitation (Keulen) kunnen een duo-programma volgen, zodat zij tevens hun fysiotherapiediploma behalen. • Het panel concludeert op basis van materiaal, scripties en gesprekken met het werkveld, dat de afgestudeerden zich onderscheiden op wetenschappelijke oriëntatie. De scripties zijn methodologisch erg sterk. Het werkveld bevestigt dat studenten deze methodologische kennis ook in de praktijk kunnen toepassen.
48
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
49
Bijlage 1:
50
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
Deskundigheden panelleden
Panellid student: Mw. Boekholt
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding Onderwijsdeskundigheid
Panellid domein Fysiotherapie: Mw. Voskuil
Relevante werkvelddeskundigheid
Panellid, voorzitter: Mw. Spreen
Vereiste deskundigheid volgens NVAO
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: Mw. van Beers
Bijlage 2:
X X
X
X
X
NB: Alle panelleden hebben de onafhankelijkheidsverklaring ondertekend. Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
Mevrouw drs. A.E. Spreen Voornamelijk ingezet vanwege haar ervaringen als voorzitter en haar kennis van het werkveld. Heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining hoger onderwijs. Doordat zij twee jaar werkzaam is geweest in de onderwijssector (opleidingsinstituut UMC Utrecht) heeft zij tevens onderwijskundige kennis en is vertrouwd met het hbo-onderwijs. Zij is bekend met het internationale werkveld. Opleiding: 1999 - 2000 1992 - 1995 1988 - 1990 1985 - 1987 1976 - 1980 1970 - 1976
Management leergang ‘Leiderschap in de zorg’ Landelijk Centrum Verpleging & Verzorging Sociologie van Verzorging & Beleid Afstudeerrichting: Medische Sociologie, UvA Voortgezette Opleiding Beroepsinnovatie, Hogeschool Midden Nederland, Utrecht Kaderopleiding Intramurale Gezondheidszorg, Hogeschool Midden Nederland, Utrecht Inservice Opleiding A-verpleegkundige, Academisch Ziekenhuis, Groningen vwo/havo, Wessel Gansfort College, Groningen
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
51
Werkervaring: 2001 - heden UMC Utrecht, Manager Zorg 1996 - 2001 AZU-WKZ en later UMC Utrecht, Staflid patiëntenzorg Raad van Bestuur 1992 - 1996 Wilhelmina Kinderziekenhuis Utrecht, Staflid verpleegkundige zaken Verplegingsdienst en Raad van Bestuur 1990 - 1992 Wilhelmina Kinderziekenhuis Utrecht, Docent Opleidingsinstituut/Bijscholingen 1982 - 1990 Overvecht Ziekenhuis Utrecht, Verpleegkundige in leidinggevende functie op de kinderafdeling 1981 - 1982 Oudenrijn Ziekenhuis Utrecht, Cursist aantekening kinderverpleging 1980 - 1981 Meerdere ziekenhuizen regio Utrecht, Verpleegkundige 1976 - 1980 Academisch Ziekenhuis Groningen, Leerling verpleegkundige(A-inservice)
Mevrouw E.J. Voskuil Voornamelijk ingezet vanwege haar werkvelddeskundigheid. Zij heeft deelgenomen aan de NQAauditortraining hoger onderwijs. Zij werkt in de fysiotherapie sinds 1981. Op dit moment heeft zij een eigen praktijk te Driebergen, met drie maten, twee loondienstmedewerkers en een stagiaire. De praktijk verzorgt ook behandelingen in twee verzorgingshuizen. In één hiervan geven zij fysiofitness voor 55+ in groepen. Binnen deze praktijk begeleiden zij stagiaires van de Hogeschool van Utrecht. Opleiding 1971 - 1977: Atheneum B 1977 - 1981: Fysiotherapie SUPA in utrecht 1984: Fysiotherapie in de sportgezondheidszorg 1986 - 1989: Orthopedische geneeskunde, academie Leffelaar in Amsterdam Verschillende cursussen via Stichting Wetenschap en Scholing Fysiotherapie, de Katholieke Universiteit Nijmegen en het NPI
Mevrouw N.S. Boekholt Ingezet als studentlid. Studeert Fysiotherapie aan de Hogeschool Arnhem Nijmegen. Is lid van de opleidingscommissie. Opleiding: 1995 -2000 havo 2002 tot heden Fysiotherapie Werkervaring: 2001 tot heden Sport- en expertisecentrum Seneca te Nijmegen, Functie: medisch fitnessbegeleider 2004 tot heden Spac/sport Nijmegen, Functie: verkoopster van gespecialiseerde outdoor/buitensport artikelen
52
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
Mevrouw M.J.J. van Beers Ingezet als NQA-auditor. Zij heeft ervaring als NQA-auditor en als student-panellid bij meerdere visitaties. Heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining hoger onderwijs. Opleiding: 1997-1998 1998-2004
Bio-farmaceutische wetenschappen, Rijksuniversiteit Leiden Psychologie, Universiteit Utrecht
Werkervaring: 2004 Gezondheidspsycholoog bij Emotional Brain, Almere 2005Auditor NQA Relevante ervaring: 1998-2004 Actief in studenteninspraak, onder andere faculteitsraad en helpdesk medezeggenschap. Lid Advies Commissie Kwaliteit Onderwijs, UU 2000-2001 Bestuurslid Stichting Onderwijs Evaluatie Rapport
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
53
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Programma visitatie opleiding Fysiotherapie Hogeschool Zuyd op 12 oktober 2005 Tijdstip 8.30 – 9.45 uur 9.50 – 10.10 uur
Programmaonderdeel Materiaalbestudering Toelichting bijzondere kenmerken Zelfstandigheid & zelfsturing Wetenschappelijke oriëntatie
10.10 – 10.50 uur 11.00 – 11.45 uur
Gesprek met opleidingsmanagement Gesprek met studenten
11.45 – 12.30 uur
Gesprek met docenten
54
Deelnemers Visitatiepanel • Opleidingsmanagement (Peter Hilderink (directeur), Monique van de Broek (voorzitter Beleids- en Organisatie Commissie) en Ruud Gerards (lid Beleids- en Organisatie Commissie)) • Y. Nelissen, lijncrd. Studiebegeleiding • S. Beurskens, lijncrd. Evidence based practice Opleidingsmanagement Studenten: • Nils Gassen (1e jaar, Gymnasium Abitur – vergelijkbaar met vwo) • Carlo Daamen (2e jaar, vwo) • Bram Schepers (2e jaar, mbo VP) • Denise Houben (3e jaar, havo en hbo dansacademie) • Kevin Krekels (3e jaar, mavo en toelatingsexamen)) • Yvette van Meulebrouck (3e jaar, havo en mbo niveau 4) • Ellen van den Oord (4e jaar, vwo) • Ellen de Jong (4e jaar, havo) • Nathalie Vandewerken (4e jaar, diploma behaald in Luxemburg, vergelijkbaar met vwo) Docenten: • Sandra Beurskens • Susy Braun • Albert Dujardin • Alexander Eurelings • Dorien Gerards • Dagmar Heumuller-Schulte • Jose van Oppen • Fon van de Riet • Marc de Ruijter • Piet Slangen • Pieter Wolters
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
Tijdstip 12.30 – 13.30 uur 13.30 – 14.30 uur
Programmaonderdeel lunchpauze Gesprek met werkveld en afgestudeerden
14.30 – 17.00 uur
Eventuele extra gesprekken Materiaal bestuderen Intern overleg Gesprek opleidingsmanagement
17.00 – 17.30
Deelnemers Werkveld / afgestudeerden: • Roger Bastiaens (werkveld/werkgever) • Rob de Bie (werkveld) • Dhr. Nabers (werkveld • Ed Waltje (stagebegeleider) • Lex Geerling (stagebegeleider) • Michel Reij (oud student) • Andreas Wimmer (oud student) • Eveline van Engelen (oud student) • Nancy Hauffen (oud student) • Carla Palmen (oud student) • Yvonne Feijts (oud student) Visitatiepanel
Opleidingsmanagement
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
55
Bijlage 4:
Kengetallen
In deze bijlage zijn de kengetallen van de opleiding Fysiotherapie weergegeven. Deze cijfers worden vergeleken met het landelijk gemiddelde.
Tabel 1: Gegevens Opleiding Fysiotherapie Hogeschool Zuyd en het landelijk gemiddelde (LG). 1995 1996 1997 1998 1999 62,1% 68,8% 76,0% 68,7% 76,8% Percentage diploma behaald Opl. na 5 jaar (van instroomcohort) LG 62,5% 60,9% 62,2% 63,8% 66,9% 73,7% 71,9% Percentage diploma behaald Opl. na 8 jaar (van instroomcohort) LG 70,4% 67,7% Bron: website HBO-raad.
Tabel 2: Gegevens Opleiding Fysiotherapie Hogeschool Zuyd en het landelijk gemiddelde (LG) (Voltijd) 1999 2000 2001 2002 2003 Gemiddelde studieduur van Opl. 50,2 47,7 44,9 43,3 41,1 gediplomeerden uitstroomcohort LG 48,5 49,6 46,5 45,3 46,9 jaar X (in maanden) Gemiddelde studieduur Opl. 21,7 20,1 20,1 18,4 17,4 studiestakers in maanden van het LG. 21,3 18,4 16,0 15,6 17,8 uitstroomcohort in jaar X (in maanden) Bron: website HBO-raad.
Tabel 3: Gegevens Opleiding Fysiotherapie Hogeschool Zuyd en het landelijk gemiddelde (LG) (Voltijd) 1999 2000 2001 2002 2003 Percentage uitval na 1 jaar Opl. 12,0% 16,1% 16,2% 18,5% 19,7% LG 18,9% 20,6% 20,1% 22,0% 23,2% Percentage uitval na 3 jaar
Opl. LG
20,0% 26,0%
24,1% 27,8%
23,5% 27,6%
-
-
Bron: website HBO-raad.
Tabel 4: Gegevens Opleiding Fysiotherapie Hogeschool Zuyd en totaal landelijk (TL) (Voltijd). 1999 2000 2001 2002 2003 2004 Aantal inschrijvingen Opl. 421 430 410 402 438 TL 5.025 5.453 5.813 6.111 6.430 Instroom Opl. 132 129 116 122 150 TL 1.482 1.773 1.820 1.870 1.934 Aantal behaalde diploma’s Opl. 75 92 101 99 95 TL 915 972 1.045 1.172 1.156 Bron: website HBO-raad.
56
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
Bijlage 5: -
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
CV’s afgestudeerden CV’s docenten CV’s externe betrokkenen CV’s studenten Studiegids 2005-2006 Eindtermen, competenties, curriculuminhoud en blokdoelstellingen Positiedocument & Startdossier zelfevaluatie fysiotherapie 2005 Met daarin de volgende bijlagen: o studiegids 2004-2005 o bestuursreglement o faculteitsorganisatiebesluit o beleidscyclus- en beleidsdocumenten o jaarverslag faculteit Gezondheid en Techniek 2004 o jaarplan 2004 o halfjaarrapportage jaarplan 2004 o jaarplan 2005 o beleidsbrief 2005 o document Ministerie VWS ‘verwijsbrief naar fysiotherapie vanaf 2006 niet meer nodig’ o Nota Onderwijsherziening o Voortgang herziening Curriculum december 2004 o PGO+, definitieve nota o Onderzoek samen met OU, studiebegeleiding o Vastgestelde nota studentbegeleiding o Project studieloopbaanbegeleiding o Pilot eerstejaars fysiotherapie 2004-2005 o Notitie EBP april 2003 o Overzicht EBP curriculum o Projectplan EBP stage o Speerpunten opleiding Fysiotherapie o Inventarisatie Speerpuntenprojecten o Concept afstudeeropdrachten o Handboek BVP o Internationalisering, versie 17 november 2004 o Notitie Internationalisering o Excel overzicht KBP fysio maart-juli 2004 o HBO monitor fysiotherapie afgestudeerden o Personele kenmerken o Gastdocenten per blok o Overzicht van de studievarianten o Subsidieverzoek OC&W ‘Ruim baan voor talent’ o Intake Assessment, toelatingen Experimentenwet o Bijzondere Activiteiten regeling o Overzicht Procedures Examen Commissie o Overzichten meerdere toetsen o Stage enquetes o Personeelsbeleid aan de opleiding Fysiotherapie o Ziekteverzuim en Arbeidsongeschiktheid
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
57
-
o Professionaliseren is Excelleren o EBH in het werkveld o Auteursprijs Susy Braun, bericht Infonet o Snijzaal o Opleidingsrendementsgegevens april 2005 o Positiedocument & Startdossier zelfevaluatie fysiotherapie 2005 – aanvullingen Met daarin de volgende bijlagen: o Personeelsmonitor 2003-2004 met vergelijking op hogeschoolniveau o Personeelsmonitor 2004-2005 met gegevens op faculteitsniveau o Studentenmonitor 2003-2004 met vergelijking op hogeschoolniveau o Studentenmonitor 2004-2005 met gegevens op opleidingsniveau o Rapport SM faculteit Gezondheid en Techniek o Keuzegidsgegevens o HBO monitor 2004, tabel 2.8 o HBO monitor, hele rapport o Handleiding studieloopbaanbegeleiding o Inhoudsopgave Theoretische kaders (leerlijn bewegingstherapie) o Effecten van decentrale selectie (Ruim baan voor talent)
Documenten welke tijdens de visitatie 12.10.2005 ter inzage beschikbaar waren: - Blokmaterialen en evaluatieverslagen van blok 1 t/m 22 schooljaar 2004-2005 - Blokmaterialen van blok 1.1 nieuw en blok 8 en 15 schooljaar 2005-2006 - Notulen van de Beleids- en Organisatie Commissie (BOC) van de afgelopen jaren - Notulen van de WerkVeldCommissie (WVC) van de afgelopen jaren - Uitgebreide CV’s van de docenten - Publicaties - Stageverslagen - Toetsuitslagen/verslagen - Evaluaties (hbo monitor/jaarmonitoren/docentenmonitoren) - Studenten-/afgestudeerden enquêtes - Overzichten (A4tjes) ‘Wetenschappelijke oriëntatie in het fysiotherapiecurriculum’ en ‘Zelfsturing en zelfverantwoordelijkheid in het fysiotherapiecurriculum’.
Een tiental afstudeerscripties en de bijbehorende beoordelingen - HVH - Evaluatieformulier voor het bespreken van fysiotherapeutische richtlijnen. Nicole Hesdahl & Cindy van Houtem (mei 2002) - Parkinson ontmoet hydrotherapie – ervaringen van hydrotherapie bij de ziekte van Parkinson. Janneke de Louw & Esther Vleeshouwers (juni 2005) - Samen verder met de fysiotherapeut – het fysiotherapeutisch revalidatieproces na CVA. A.G.H. Reumkens & K.E. Tummers (mei 2005) - ADHS – Ein physiotherapeutisches interventionsprogramm. Eric Breuer & Nadine Waldhausen - Krachtig voetballen – krachtraining in het Nederlandse eredivisie voetbal. Desire Keun (september 2005)
58
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
-
-
-
Kennis en kunde paraat; zorg op maat – projectverslag bij een voorlichtingscd-rom voor werknemers werkzaam bij thuiszorgorganisatie Domicura te Maastricht. Kirsten Benders, Inge op den Camp & Joyce Schevers (juni 2004) Rollenspel – onderzoek naar de invloed van verschillende rolstoelen op mobiliteit. David Franke & Kay Vehlow (2004) Zoek de verschillen – de constructvaliditeit van de Life Habits vragenlijsten in vergelijking met drie andere vragenlijsten. M. Kivit & S. Willems (juni 2004) Fysiotherapie in beweging – een onderzoek naar de behoefte aan bij- en/of nascholing van fysiotherapeuten in de regio midden- en zuid-Limburg. Gonny Senden & Nancy Hauffen (augustus 2002) Hoe nu verder? – Een effectevaluatie van Herstel & Balans revalidatieprogramma voor kankerpatiënten. F.Y.C. Pijls & G.A.M. Goossens (juni 2002)
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Heerlen, opleiding Fysiotherapie hbo-bachelor
59