Hogeschool Zuyd, Heerlen Faculteit Bouw Opleiding: Civiele Techniek (voltijd)
Visitatiedata: 29 en 30 september 2004
© NQA (Netherlands Quality Agency)
2
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
Inhoud
3
Deel A:
Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per onderwerp 1.6 Schematisch overzicht oordelen 1.7 Totaaloordeel
5 7 7 8 9 9 13 14
Deel B:
Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
15 17 19 27 29 31 35
Deel C:
Doelstellingen van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Bijlagen Bijlage 1 Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Bijlage 2 Beknopt CV Panelleden Bijlage 3 De zelfevaluatie in verband met NVAO accreditatie Vragen en Aanwijzingen Bijlage 4 Beoordelingsprotocol van NQA Bijlage 5 Handreiking voor oordeelsvorming
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
39 41 43 51 69 87
3
4
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
5
6
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
Deel A: Onderwerpen
1.1
Voorwoord
In dit rapport doet het panel, dat in opdracht van NQA de bacheloropleiding Civiele Techniek van Hogeschool Zuyd heeft gevisiteerd, verslag van zijn werkwijze, bevindingen en conclusies. Het onderzoek vond plaats met het oog op accreditatie van de opleiding. Het onderzoek is feitelijk gestart in maart 2004, het moment waarop de opleiding haar zelfevaluatierapport bij de NQA aanleverde. Een visitatiebezoek vond plaats op woensdag 29 en donderdag 30 september 2004 en werd uitgevoerd door een panel dat bestond uit de volgende personen: De heer dr. F.M. van Eijnatten (voorzitter) De heer ir. P. Lubbers De heer ir. P.F.M. Paalman Mevrouw L.G. Stoop (student-lid) De heer drs. L.S. van der Veen (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (12 mei 2003). Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken en de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • deel B: een detailrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan hier uit van de vierpuntsschaal zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit detailrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De opleiding Civiele Techniek maakt deel uit van de Faculteit Bouw van de Hogeschool Zuyd en is gevestigd in Heerlen. De opleiding wordt als voltijdvariant aangeboden. Per 1 oktober 2003 staan bij de opleiding 94 studenten ingeschreven. De opleiding wordt verzorgd door 25 docenten in een formatieomvang van 5,5 fte. De student/fte ratio is dus 17. De opleiding kent, samen met de andere twee opleidingen van de Faculteit Bouw, Bouwkunde en Bouwtechnisch Bedrijfskunde, een gemeenschappelijke propedeuse. De opleiding kent geen afstudeerdifferentiaties.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
7
1.3
Werkwijze
De visitatie van de opleiding door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA (zie bijlage 4), die hieronder in concreto wordt beschreven. Dit houdt tevens in dat het panel heeft vastgesteld dat het zelfevaluatierapport plus de bijlagen een voldoende basis bood voor het visitatiebezoek en dat de visitatie plaats vond op basis van het voor de opleidingen geldende domeinspecifieke referentiekader (zie hieronder). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke visitatiebezoek en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft de NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de screening) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. De bevindingen zijn aan de opleiding gerapporteerd in een valideringsbrief. Naar aanleiding van deze brief heeft de opleiding aanvullende informatie verstrekt. Op basis van het zelfevaluatierapport en de aanvullende informatie zijn de panelleden zich inhoudelijk gaan voorbereiden op het bezoek. Zij lazen het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten, die doorgegeven werden aan de NQA-auditor. Hoewel ieder panellid alle onderwerpen en facetten onder de loep nam, is er sprake geweest van een taakverdeling, waarbij bepaalde onderwerpen en facetten door een bepaald panellid extra grondig bestudeerd zijn. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het visitatiebezoek concreet voorbereid. De opleiding heeft in het zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. Het panel heeft dit getoetst aan het landelijke beroeps- en opleidingsprofiel (zie Detailrapport). Het visitatiebezoek NQA heeft een Raamwerk bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het visitatiebezoek dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding. De opleiding Civiele Techniek is gelijktijdig met de opleiding Bouwkunde gevisiteerd. Tijdens het visitatiebezoek is gesproken met (een representatieve) vertegenwoordiging van: docenten, studenten, werkveld en afgestudeerden. Met de docenten en de hoofdfasestudenten zijn afzonderlijk gesprekken gevoerd voor de beide gevisiteerde opleidingen. Met propedeusestudenten, werkveldvertegenwoordigers en afgestudeerden vonden gecombineerde gesprekken plaats. Aan het begin en aan het eind van het visitatiebezoek vonden gesprekken plaats met het faculteitsmanagement (het operationeel management). Tijdens het bezoek vond er tevens, voor meer opleidingen tegelijk, een gesprek plaats met het college van bestuur (het strategisch management). Tijdens de eerste visitatiedag heeft het panel materiaal bestudeerd dat door de opleiding ter inzage was gelegd en voorbereidend overleg gevoerd voor de te voeren gesprekken. In het
8
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
bezoekprogramma kende het ochtendprogramma van de tweede visitatiedag een vaste structuur en is gesproken met de bovengenoemde gespreksgroepen. Het middagprogramma had een meer open karakter. In het begin van de middag heeft het panel: • een aanvullend gesprek gevoerd met de medewerker kwaliteitszorg • nader materiaal bestudeerd • zich een beeld gevormd van de faciliteiten. Het tweede deel van de middag is benut om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. Aan het einde van de middag heeft het panel een tweede gesprek gevoerd met het management. De fase van rapporteren De NQA-auditor heeft, op basis van de bevindingen van het panel, een conceptrapportage opgesteld en die voorgelegd aan de panelleden. Het panel heeft vervolgens het definitieve concept vastgesteld. Het definitieve conceptrapport is aan de opleiding voorgelegd ter correctie van feitelijke onjuistheden. Naar aanleiding daarvan zijn door de NQA-auditor enkele wijzigingen aangebracht en is het definitieve rapport door het panel vastgesteld. Het visitatie- of beoordelingsrapport is uiteindelijk ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In hoofdstuk 1.5 wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken. Het oordeel komt tot stand op basis van een weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels, zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol (zie bijlage 4) zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor Oordeelsvorming (zie bijlage 5), een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere opleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als er sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overstijgen; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. 1.5
Oordelen per onderwerp
1.5.1 Doelstellingen opleiding Het facet ‘Niveau bachelor’ is met een goed beoordeeld, de facetten ‘Domeinspecifieke eisen’ en ‘Oriëntatie hbo-bachelor’ zijn met een voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is derhalve positief.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
9
Het beroeps- en opleidingsprofiel van de opleiding komt overeen met dat van overeenkomstige opleidingen binnen het domein. Ze zijn afgeleid van de landelijk vastgestelde competenties. Voorts is een vergelijking gemaakt met de Dublin-descriptoren. 1.5.2 Programma De facetten 2.1 en 2.2 zijn met een voldoende beoordeeld. De facetten 2.3 t/m 2.7 zijn goed beoordeeld. Facet 2.8 is met een onvoldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is positief. Het programma sluit in voldoende mate aan op de doelstellingen, het voldoet aan de eisen voor hoger beroepsonderwijs en het vormt een logisch en samenhangend geheel. Het didactisch concept dat eraan ten grondslag ligt is goed gekozen en de werkvormen sluiten daar goed op aan. Het onderwijs sluit tevens goed aan op de vooropleiding van studenten. Het facet ‘Beoordeling en toetsing’ is met een onvoldoende beoordeeld. Doorslaggevend daarin is dat de kwaliteit van de beoordeling sterk te wensen over laat. Het panel vindt dat een belangrijk punt, aangezien het de bewaking van het niveau betreft. Dat neemt echter niet weg dat het panel zeker ook positieve elementen in de toetsing heeft geconstateerd, in het bijzonder het feit dat de toetsen voldoende aansluiten op de leerstof en het feit dat de opleiding zelf de zwakte van de beoordeling onderkent. Gezien het feit dat de opleiding bovendien op vijf van de overige facetten een goed scoort en op de twee andere een voldoende, acht het panel een positieve beoordeling van het onderwerp op zijn plaats. De onvoldoende op het facet ‘Beoordeling en toetsing’ wordt ruimschoots gecompenseerd door de oordelen op de andere facetten. 1.5.3 Inzet van personeel Alle drie facetten: ‘Eisen hbo’, ‘Kwantiteit van het personeel’ en ‘Kwaliteit van het personeel’ worden met een voldoende beoordeeld. Het oordeel op dit onderwerp is derhalve positief. 1.5.4 Voorzieningen Beide facetten: ‘Materiële voorzieningen’ en ‘Studiebegeleiding’, worden als goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is derhalve positief. 1.5.5 Interne kwaliteitszorg. Het facet 5.1 is met goed beoordeeld, de facetten 5.2 en 5.3 met voldoende. Het oordeel op het onderwerp is derhalve positief. De opleiding wordt goed en regelmatig geëvalueerd. Op basis van de evaluatieresultaten worden in voldoende mate maatregelen getroffen ter verbetering. Medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld worden in voldoende mate bij de interne kwaliteitszorg betrokken. 1.5.6 Resultaten. Het facet ‘Onderwijsrendement’ is met goed beoordeeld, het facet ‘Gerealiseerd niveau’ met voldoende. Het oordeel op dit onderwerp is derhalve positief.
10
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
Kengetallen opleiding Civiele Techniek Hogeschool Zuyd Tabel 1: Algemene gegevens opleiding 1998* Totaal aantal ingeschreven 127 studenten Totaal aantal docenten Omvang docerend personeel in fte Student/ fte ratio *
1999 124
2000 129
2001 113
2002 101
2003 94 25 5,5 17
1998 betekent het studiejaar 1998/1999. Idem voor de andere jaartallen
Tabel 2: Instroomgegevens opleiding (instroomcohort eerste keer hogeschool) INSTROOM 1998 1999 2000 2001 2002 Totaal ingestroomde studenten 37 25 27 22 23
2003 23
Vergelijking van de kengetallen van de opleidingen met landelijke kengetallen De gegevens van de opleidingen worden hieronder vergeleken met landelijke gegevens, voor zover die via de website van de HBO-raad beschikbaar zijn (CRIHO). In de tabellen 3a en 3b worden rendementsgegevens, uitvalgegevens en gegevens met betrekking tot de gemiddelde studieduur vergeleken. Tabel 3a: Gegevens opleiding Civiele Techniek Hogeschool Zuyd 1998 1999 2000 2001 2002 2003 Percentage diploma behaald na 5 78 55 31 10 jaar (instroomcohort) Gemiddelde studieduur van 4,27 4,08 4,22 4,25 4,26 4,4 gediplomeerden uitstroomcohort jaar x (in jaren) Percentage uitval na 1 jaar 18 28 16 17 19 12 (instroomcohort) Percentage uitval na 3 jaar 22 38 27 24 27 12 (instroomcohort) Gemiddelde studieduur 1,71 1,11 1,36 2,11 2,5 1,62 studiestakers in jaren van het uitstroomcohort in jaar x (in jaren)
Tabel 3b: Landelijke gegevens (instroomcohort eerste keer hogeschool) 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 Percentage diploma behaald na 5 Ct 61,0 59,1 60,9 60,7 61,7 htno 61,0 59,1 60,9 60,7 61,7 jaar (instroomcohort) Ct 49,5 49,3 48,4 46,5 45,4 Gemiddelde studieduur van htno 48,2 46,5 46,5 46,7 47,3 gediplomeerden uitstroomcohort jaar x (in maanden) Ct 22,4 23,9 23,5 21,3 23,7 Percentage uitval na 1 jaar htno 27,1 28,1 29,5 30,1 28,9 (instroomcohort) Ct 26,9 28,6 29,5 32,9 34,4 Percentage uitval na 3 jaar htno 33,5 34,4 37,9 38,6 41,2 (instroomcohort) Ct Gemiddelde studieduur 20,6 20,7 19,8 24,0 21,1 studiestakers in maanden van het htno 19,5 20,1 19,3 19,4 20,8 uitstroomcohort in jaar x (in maanden)
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
11
Conclusies ten aanzien van de vergelijking van de kengetallen: •
•
•
•
12
Het opleidingsrendement na vijf jaar van de instroomcohort 1998 (78%) is flink hoger dan het landelijk gemiddelde voor de opleidingen Civiele Techniek (61,7%), het landelijk gemiddelde hbo-rendement (alle hbo-opleidingen, 56%) en het gemiddelde van de sector HTNO (61,7%). Het uitvalpercentage na 1 jaar voor de instroomcohorten 1998 tot 2002 ligt, afgezien van 1999, lager dan het landelijk gemiddelde voor Civiele Techniek. Het uitvalpercentage na 3 jaar (instroomcohorten 1998 tot 2000) varieert ten opzichte van het landelijk gemiddelde. De gemiddelde studieduur van gediplomeerden (uitstroomcohorten 1998 tot 2002) is vrij stabiel: tussen 4,08 en 4,27 jaar. Het landelijk gemiddelde daalt van 4,13 jaar in 1998 naar 3,78 jaar in 2002. De gemiddelde studieduur van studiestakers (uitstroomcohorten 1998 tot 2002) stijgt van 1,11 jaar in 1999 naar 2,5 jaar in 2002. Het landelijk gemiddelde varieert in die periode van 1,65 tot 2,0 jaar. In 2003 is de gemiddelde studieduur van de studiestakers van de opleiding Civiele Techniek van de Hogeschool Zuyd gedaald naar 1,62 jaar.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
1.6
Schematisch overzicht Oordelen
Totaaloverzicht oordelen op facet- en onderwerpniveau Opleiding: Civiele Techniek Hogeschool Zuyd Onderwerp/Facet Doelstellingen 1.1 1.2 1.3 Totaaloordeel Programma 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 Totaaloordeel Personeel 3.1 3.2 3.3 Totaaloordeel Voorzieningen 4.1 4.2 Totaaloordeel Kwaliteitszorg 5.1 5.2 5.3 Totaaloordeel Resultaten 6.1 6.2 Totaaloordeel
Oordelen
G V V Positief V V G G G G G O Positief V V V Positief G G Positief G V V Positief G V Positief
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
13
1.7
Totaaloordeel
Op grond van bovenstaand schema en de onderbouwing daarvan in paragraaf 1.5, waaruit blijkt dat de opleiding op alle zes de onderwerpen positief scoort, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleiding POSITIEF is. De opleiding voldoet op alle facetten aan de basiskwaliteit en gaat daar op meerdere facetten bovenuit.
14
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
Deel B:
Facetten
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
15
16
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
Deel B:
Onderwerp 1
Facet 1.1
Facetten
DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING
Niveau bachelor
goed
Criteria: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding onderschrijft de kernkwalificaties uit het eindrapport Validering Kernkwalificaties van het Onderwijs Innovatie Centrum Bouwnijverheid (1999) en neemt deze als leidraad voor het onderwijs. Deze kernkwalificaties zijn ingedeeld in drie categorieën: categorie A heeft betrekking op het algemene beeld van de hbo-ingenieur, categorie B op zijn competenties en categorie C bevat de eindtermen. • De opleiding werkt aan een vertaling van de landelijk vastgestelde Competenties voor de HBO-opleiding Civiele Techniek (Hoger onderwijs groep Bouw & Ruimte, mei 2003). De Faculteit Bouw heeft ervoor gekozen de realisatie van competentiegerichte leerwegen te koppelen aan de discussie over verbreding van de bacheloropleidingen. Voor beide onderwerpen zijn projectvoorstellen geformuleerd (Visie op leren en onderwijzen binnen de Faculteit Bouw, juli 2004). • De opleiding maakt in het document Vertaling Dublin-descriptoren (juli 2004) inzichtelijk op welke wijze de tien generieke kernkwalificaties voor de hbo-bachelor in de doelstellingen en het curriculum aan de orde komen. Deze tien kernkwalificaties dekken de internationale Dublin-descriptoren voor het bachelorniveau.
Facet 1.2
Domeinspecifieke eisen
voldoende
Criteria: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding volgt de kernkwalificaties uit het eindrapport Validering Kernkwalificaties van het Onderwijs Innovatie Centrum Bouwnijverheid (1999). Deze zijn ontwikkeld op basis van de uitkomsten van een enquête onder afgestudeerden en zijn gevalideerd door experts uit het beroepenveld en door de betrokken hogescholen. Hierbij waren experts uit verschillende relevante invalshoeken van het beroepenveld betrokken. Het panel heeft vertrouwen in de procedure waarop deze validering tot stand is gekomen.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
17
•
•
De opleiding richt zich op een breed beroepenveld binnen de bouwwereld. Zij hanteert het Beroeps- en Opleidingsprofiel van de HBO-ingenieur Civiele Techniek (1999), dat is opgenomen in het rapport Validering Kernkwalificaties, als uitgangspunt voor het onderwijs. Daarin wordt een goede beschrijving gegeven van de algemene kenmerken van het beroepenveld en van de typen van organisaties en functies die in het veld een rol vervullen. Er wordt een onderscheid gemaakt in vijf categorieën: professionele opdrachtgevers, ontwerpende bedrijven, uitvoerende bedrijven, exploitanten en beheerders van civiele werken die andere (niet projectspecifieke) functies vervullen. In het document Aanvullende Eindkwalificaties (juli 2004) geeft de opleiding aan dat de eigen invulling van het curriculum wordt bepaald door extra aandacht aan multidisciplinaire integratie, aan het werken in teamverband en aan een verbreding en een verdieping van de leerstof ten opzichte van de kernkwalificaties. Hiervoor zijn geen concrete eindtermen geformuleerd. Wel werkt de opleiding in het genoemde document nader uit op welke wijze deze aandachtsgebieden naar voren komen in de projecten, in het afstudeerproject en in de vrije studieruimte. De ruimte voor aanvullende eindtermen wordt niet benut voor afstudeerdifferentiaties. Afgestudeerden vinden dat een gemis. Het panel onderschrijft dat.
Facet 1.3
Oriëntatie hbo-bachelor
voldoende
Criteria: De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hboopleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding volgt de kernkwalificaties uit het eindrapport Validering Kernkwalificaties van het Onderwijs Innovatie Centrum Bouwnijverheid. (1999). Het in het rapport opgenomen beroepsprofiel beschrijft op uitvoerige en adequate wijze de functies van afgestudeerde ingenieurs Civiele Techniek en de taken van beginnende beroepsbeoefenaars (1-5 jaar). Daarbij wordt een onderscheid gemaakt in vijf categorieën (vergelijk 1.2). • In het document Profielschets opleiding Civiele Techniek (juli 2004) neemt de opleiding de vijf functiecategorieën uit het landelijk Beroeps- en Opleidingsprofiel van de HBOingenieur Civiele Techniek (1999) over: professioneel opdrachtgeven; ontwerpen; uitvoeren; exploiteren en beheren; en overige, niet projectgebonden functies. Het panel acht deze functiegebieden relevant voor de uitoefening van het beroep. • De Faculteit Bouw heeft een werkveldcommissie voor haar drie opleidingen die ongeveer vier keer per jaar bijeenkomt. De commissie fungeert vooral als klankbord voor de opleiding. Het curriculum en het beroeps- en opleidingsprofiel komen aan de orde, zij het niet systematisch. In de commissie komen vooral zaken van meer strategische aard aan de orde, zoals enkele jaren geleden het starten van een opleiding Bouwtechnische Bedrijfskunde. 18
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
•
Hoewel een van de beleidsprioriteiten van de Hogeschool Zuyd, is bij de opleiding van een speciale oriëntatie op de Euregio niet expliciet sprake.
Onderwerp 2
Facet 2.1
PROGRAMMA
Eisen hbo
voldoende
Criteria: Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het binnenschoolse onderwijsprogramma bestaat in de eerste drie studiejaren uit projecten, basisvakken en practica in de verhouding 40%-40%-20%. Het vierde jaar bestaat voor het grootste gedeelte uit projecten. In de projecten worden de studenten geconfronteerd met situaties die nauw samenhangen met de beroepspraktijk. In de thema’s komt de diversiteit van het beroepenveld tot uitdrukking. In de projecten leggen de studenten ook bedrijfsbezoeken af en worden in contact gebracht met externe praktijkdeskundigen. • Het buitenschools curriculum bestaat uit een oriënterende stage in de eerste helft van het tweede jaar en een beroepsstage in de tweede helft van het derde jaar. Tijdens de eerste stage maakt de student nader kennis met het beroepenveld. Deze stage is tevens van belang voor de keuze voor een van de drie opleidingen. Studenten geven in het gesprek met het panel aan vooral in de oriënterende stage een goed beeld te krijgen van het beroep. De beroepsstage heeft een verdiepend karakter. De stagedoelen zijn opgenomen in de betreffende handleidingen van de opleidingen. Ze zijn relevant, maar niet expliciet afgeleid van de eindkwalificaties. Afgestudeerden en studenten vinden de doelen duidelijk. • Een deel van het programma van de opleiding wordt verzorgd door gastdocenten. Zij belichten specifieke invalshoeken en brengen actuele ontwikkelingen binnen de opleidingen. Voorbeelden zijn gastcolleges over ‘duurzaam bouwen’ en ‘ruimtelijke ordening’. De opleiding werkt nauw samen met KennisTransferBouw, onder meer ten aanzien van stageplaatsen en gastdocenten. • De opleiding maakt gebruik van leerboeken en dictaten. Op een aantal terreinen zijn dossiers opgebouwd over thema’s en ontwikkelingen in de bouw. Het materiaal is naar de mening van het panel van voldoende kwaliteit. De actualiteit van het materiaal laat enigszins te wensen over, maar dit wordt gecompenseerd door het inzetten van gastdocenten en door het projectmatig werken, waarbij studenten via internet en andere © NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
19
•
media in aanraking komen met de actualiteit. De projecten bevatten relevante opdrachten. De diverse aspecten van de beroepspraktijk worden er in voldoende mate en op adequate manier in aan de orde gesteld. De opleiding biedt studenten, volgens het zelfevaluatierapport, de mogelijkheid om via de stage en het afstuderen in aanraking te komen met toegepast onderzoek. Het panel heeft niet kunnen vaststellen of dit daadwerkelijk gebeurt. Ze heeft geen stage- of afstudeerverslagen gezien waar toegepast onderzoek deel van uitmaakt.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
voldoende
Criteria: Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In de gemeenschappelijke propedeuse maken de studenten kennis met de diversiteit en de complexiteit van de bouwnijverheid. Enerzijds worden er basiskennis en basisvaardigheden aangeboden, anderzijds krijgen ze een oriëntatie op het toekomstige beroep en maken ze kennis met het projectonderwijs. Tevens vindt er een aantal bedrijfsbezoeken en excursies plaats. De thematiek van het eerste jaar betreft de fasering van het bouwproces: oriëntatie en planvorming; analyse; technisch ontwerp; en uitvoering. • De opleiding laat in matrices zien op welke wijze de kernkwalificaties in de verschillende onderwijseenheden van de hoofdfase (basisvakken, practica, projecten, stages) aan de orde komen. Daaruit blijkt dat de kernkwalificaties in voldoende mate aan bod komen. Hoewel de opleiding geen concrete aanvullende eindtermen heeft geformuleerd voor de eigen invulling van het curriculum, zijn de aandachtsgebieden die ze daarvoor noemt wel herkenbaar in het onderwijs (vergelijk 1.2). De koppeling van de eindkwalificaties aan de leerdoelen van de modulen is volgens het zelfevaluatierapport diffuus door het ontbreken van jaardoelen. • De hoofdfase begint met een oriëntatiestage van een half jaar. In de Handleiding Oriëntatiestage zijn relevante stagedoelen opgenomen. In bijlagen bij deze handleiding zijn bovendien per bedrijfstype goede lijsten opgenomen van activiteiten die de student verplicht moet verrichten. De activiteiten zijn verdeeld in drie categorieën: producten, sociaalcommunicatieve en beroepsgerichte activiteiten. Voorts zijn per bedrijfstype vaardighedenwijzers opgenomen met vaardigheden die de student na één jaar theorieonderwijs heeft. Deze dienen als leidraad voor de invulling van de stage. • In de tweede helft van het tweede jaar en de eerste helft van het derde jaar volgt binnenschools onderwijs, waarin de beroepsgerichte vakken centraal staan. Studenten werken in projecten waarin de verschillende vakgebieden aan de orde komen. De 20
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
projecten leiden tot technische verdieping en methodische verbreding. Dit wordt vormgegeven door een opbouwende en repeterende thematische lijn in de blokken. De projectdoelen zijn in voldoende mate afgeleid van de kernkwalificaties. • De laatste twee blokken van het derde jaar doen de studenten een beroepsstage in een bedrijf. De algemene stagedoelen zijn opgenomen in de Handleiding Beroepsstage. Ze zijn slechts in beperkte mate aan de kernkwalificaties gerelateerd. • In de eerste twee blokken van het laatste jaar werken de studenten rond een centraal thema deelopdrachten uit, zodat ze inzicht krijgen in de samenhang tussen de vakgebieden. Daarnaast leren ze vaktechnische diepgang te bereiken en in multidisciplinaire teams te werken. Ondersteunend worden er basisvakken en practica gegeven. In het afstudeerproject moet de student ervan blijk geven in staat te zijn de verworven civieltechnische kennis operationeel te kunnen inzetten. Studenten werken in teamverband een door hen zelf aangedragen onderwerp uit, waarvan de probleemstelling meestal wordt aangedragen door het beroepenveld. In de afstudeerhandleiding zijn algemene doelstellingen geformuleerd en worden de activiteiten beschreven die moeten worden uitgevoerd. • Uit gesprekken met afgestudeerden en studenten komt naar voren dat zij in voldoende mate worden voorbereid op de internationale beroepspraktijk. Aan kennis over de uitvoeringsaspecten wordt naar hun mening wat weinig aandacht besteed. • Alumni geven in evaluatieve gesprekken met de opleiding aan dat het programma er toe leidt dat de eindkwalificaties (kunnen) worden gehaald. Studenten geven te kennen tevreden te zijn over het niveau van het programma. Samenvattend is het panel van oordeel dat het programma zodanig is opgebouwd, dat de inhoud ervan het in voldoende mate mogelijk maakt de eindkwalificaties te bereiken. De vertaling van de eindkwalificaties in leerdoelen kan beter worden geconcretiseerd en de relatie tussen beide kan meer expliciet worden aangebracht.
Facet 2.3
Samenhang in het opleidingsprogramma
goed
Criteria: Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opbouw van het studieprogramma laat een duidelijke lijn zien en vormt een logisch geheel. Het programma start in de propedeuse met een brede kennismaking met het beroepenveld en biedt in de hoofdfase verdere verdieping. De propedeuse volgt de fasering van het bouwproces, per blok één thema van het bouwproces. Voor het binnenschools curriculum van de hoofdfase van blok 2.3 t/m 3.2 is gekozen voor een indeling naar relevante vakgebieden. Het panel is van oordeel dat het curriculum qua verticale opbouw, samenhang en verdieping goed is afgestemd op de eindkwalificaties. • De oriënterende stage volgt direct op de propedeuse. Beide hebben een verkennend karakter. Het binnenschoolse hoofdfaseprogramma en de beroepsstage hebben een overeenkomstig verdiepend karakter.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
21
•
•
•
•
De projectopdrachten en leertaken worden aangeboden in een oplopende moeilijkheid en complexiteit. Dat mondt uit in de afstudeeropdracht, waarin studenten in een grote mate van zelfstandigheid een opdracht moeten uitvoeren en de opgedane kennis moeten integreren. Elk blok wordt zodanig opgezet, dat de kennis en vaardigheden die tijdens het blok worden aangeboden nodig zijn voor de uitvoering van de projectopdracht. Binnen de modulen zijn de basisvakken (kennisontwikkeling) en de practica (vaardigheidsonderwijs) goed op elkaar afgestemd. De samenhang scoort de laatste twee jaar positief in de studentenmonitor. Dat beeld wordt bevestigd in de gesprekken van het panel met afgestudeerden en studenten. Waren afgestudeerden nog ontevreden over de ‘onsamenhangende’ opbouw, studenten zijn daar positief over. Ook in de evaluatieve gesprekken van de opleiding met studenten uiten zij op dit punt hun waardering. De samenhang wordt geborgd door de curriculumcommissie. Deze zet de lijn uit voor de opbouw van het programma. In het overleg van vakdocenten wordt de samenhang op het niveau van de modulen en projecten tot stand gebracht en bewaakt. Voorts vindt er afstemming plaats tussen de blokcoördinatoren.
Facet 2.4
Studielast
goed
Criteria: Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De studielast is evenwichtig gespreid over vier perioden per jaar van tien weken. Elk blok wordt afgesloten met een tentamen. Uiterlijk na het daarop volgende blok is er een herkansingsmogelijkheid. • Voor alle blokken is er een blokboek met relevante informatie voor de student. Voor de modulen zijn er modulebeschrijvingen. Deze bevatten de informatie die de student nodig heeft om de module te kunnen volgen. Ze bevatten onder meer de doelen, de inhoud, de studielast, de werkvormen en de toetsvormen. • De opleiding evalueert de studielast via de studiebegeleiding, de mentorgesprekken, de studentenmonitor en de blokenquêtes. De resultaten van de studentenmonitor geven aan dat de studie goed te doen is in de tijd die ervoor staat. Studenten geven in het gesprek met het panel aan dat het programma de mogelijkheid biedt om de werklast goed te verdelen. • Volgens de Studentenmonitor 2002-2003 zijn studenten tevreden over de spreiding van tentamens en herkansingsmogelijkheden. De mate waarin het studierooster zorgt voor spreiding is gestegen van onvoldoende naar voldoende. De snelheid waarmee tentamencijfers bekend worden gemaakt laat nog te wensen over. Uit evaluatieve
22
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
gesprekken van de opleiding met studenten komt naar voren dat ze het programma goed studeerbaar vinden.
Facet 2.5
Instroom
goed
Criteria: Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Voor toelating moeten studenten voldoen aan de formele eisen van de WHW. Als ze daar niet aan voldoen is er de mogelijkheid om de tekorten vooraf weg te werken of tijdens de propedeuse. De hogeschool biedt een wiskundecursus aan om deficiënties op dit terrein op te heffen. • Studenten met een mbo-vooropleiding Grond-, Weg- en Waterbouwkunde met wiskunde kunnen een verkorte leerroute volgen van drie jaar. Zij hebben voor 21 studiepunten vrijstellingen in het propedeuseprogramma en 21 studiepunten in het tweede jaar, voor de oriënterende stage (16 studiepunten) en voor enkele andere onderdelen. Mbostudenten met dezelfde vooropleiding, maar zonder wiskunde, volgen het vierjarige traject en worden in een aparte klas geplaatst. • De opleiding bereidt de studenten voor op de onderwijswerkvormen en de verwachte studiehouding door middel van een introductieprogramma, door expliciet stil te staan bij de studiehouding tijdens het inleidende themacollege, door de werkhouding van de studenten tijdens het werken aan de projecten bij te houden en door informatie te verstrekken in een algemeen blokboek voor de propedeuse over de werkvormen en over een efficiënte tijdsplanning. Om studenten te ondersteunen bij het werken in projecten wordt vanaf het begin het vak Bedrijfscommunicatie gegeven. • Om een goede aansluiting op de vooropleiding te bevorderen: - is er een speciale projectleider voor alle techniekopleidingen van de hogeschool; - voert de faculteitsdirecteur gesprekken met decanen van middelbare scholen en directeuren van ROC’s; - verzorgt de opleiding voorlichtingsbijeenkomsten voor havo en vwo; - kunnen middelbare scholieren zich gedurende drie dagen werken aan een eigen profielwerkstuk; - organiseert de opleiding meeloopdagen voor deze studenten; - krijgt de opleiding informatie uit de studentenmonitor over de aansluiting op de vooropleiding. • De opleiding geeft een bindend negatief studieadvies aan studenten die binnen het eerste jaar minder dan 26 (havo/vwo, mbo-lang) of 34 (mbo-kort) studiepunten hebben behaald. Na twee jaar moeten studenten voor de propedeuse geslaagd zijn.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
23
•
•
Het propedeuserendement na twee jaar is ongeveer conform de streefnorm van 70%. Studenten met een vooropleiding mbo scoren iets lager, maar de opleiding ziet daar nog geen aanleiding in voor speciale maatregelen. Uit de Studentenmonitor 2002/2003 blijkt dat studenten de aansluiting voor verbetering vatbaar vonden. Dat is de aanleiding geweest om het vak Bedrijfscommunicatie naar voren te halen en het vanaf het begin van de studie te programmeren. De evaluatieve gesprekken van de opleiding met studenten leveren als resultaat dat studenten de aansluiting op de vooropleiding nu goed vinden. Uit de gesprekken van het panel komt naar voren dat studenten zich in het begin van de hbo-studie goed opgevangen voelen door de docenten. De aansluiting op de vooropleiding levert weinig problemen op. In het verleden lag dat moeilijker. Studenten die de deficiëntiecursus wiskunde hebben gevolgd zijn daar tevreden over.
Facet 2.6
Duur
goed
Criteria: De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het onderwijsprogramma omvat 168 studiepunten. In de Onderwijs- en Examenregeling is de verdeling over de studiejaren, perioden en onderwijseenheden verantwoord. Met ingang van september 2004 gaat de opleiding over op het European Credits systeem (EC’s).
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
goed
Criteria: Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het didactisch concept kent de volgende uitgangspunten: - competentiegericht leren in een realistische taakomgeving, ontleend aan de beroepspraktijk; - activerend onderwijs, dat studenten stimuleert en motiveert en waarbij ook meer procesgerichte competenties (communicatie, samenwerking) aan bod komen; - studenten volgen zo veel mogelijk een volledige leercyclus (leercyclus van Kolb: uitvoeren, reflecteren, conceptualiseren, experimenteren). Projectonderwijs is volgens de opleiding het aangewezen middel om deze uitgangspunten te realiseren, omdat deze onderwijsvorm aansluit bij de bouwpraktijk. Naar de mening van het panel sluit deze didactische visie goed aan op de eindkwalificaties. 24
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
•
Het onderwijs wordt vormgegeven in projecten, practica en basisvakken. In een project werkt een groep studenten aan het realiseren van een opdracht en reflecteert op de opbrengst. De projectgroep wordt begeleid door een tutor (procesbegeleiding). Daarnaast zijn er vakdocenten beschikbaar om problemen te verhelderen (spreekuur). In de basisvakken verwerft de student kennis via werkvormen als werkcolleges, hoorcolleges, instructiecolleges, themacolleges en zelfstudie. In de practica zijn de werkvormen training en interactieve workshop. De rol van de docent is hier die van expert. • Docenten ervaren de didactische keuze als juist, omdat projectonderwijs aansluit bij de beroepspraktijk, omdat de studenten kunnen oefenen in een reële context en omdat het een beroep doet op de zelfwerkzaamheid en de communicatieve vaardigheden van de studenten. • Studenten zijn positief over het projectonderwijs. Dat blijkt uit de Studentenmonitor 20022003, de evaluatieve gesprekken van de opleiding en de gesprekken van het panel met studenten. Ze vinden dat ze er beter door leren communiceren, een zakelijke houding ontwikkelen en verantwoordelijkheid te nemen. Bovendien is het motiverend en verhoogt het de zelfdiscipline. Ook over de begeleiding zijn ze tevreden. Ook afgestudeerden zijn deze mening toegedaan. • Ook het werkveld onderschrijft, volgens evaluatieve gesprekken van de opleiding met werkveldvertegenwoordigers, de keuze voor projectonderwijs. Het draagt bij aan het eindniveau van de student. Bouwen is ‘teamwork’ en beroepsbeoefenaren in de bouwnijverheid moeten goed kunnen communiceren. Men wijst wel op het gevaar van meeliftgedrag van studenten en op het feit dat de balans tussen breed opleiden en specialistische kennis moet worden bewaakt. Het panel komt tot de slotsom dat de opleiding erin slaagt goed uitvoering te geven aan het gekozen concept. Het concept is bovendien adequaat en goed doordacht. De opleiding heeft een goede vernieuwingsslag gemaakt.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
onvoldoende
Criteria: Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding hanteert de volgende toetsvormen: - de basisvakken en themacolleges worden getoetst door middel van multiple-choice vragen, open vragen, essayvragen, casustoetsen en opdrachten; - de practica en workshops worden getoetst door multiple-choice vragen en werkstukken; - in de projecten toetst men het groepsproduct (eindverslag en presentatie) en het groepsproces (peer-assessment);
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
25
-
het buitenschools curriculum wordt getoetst door het uitvoeren van verplichte vaardigheden, door presentaties op school tijdens terugkomdagen en door verplichte opdrachten. • De inhoud van de toetsen van de basisvakken en de practica sluit naar de mening van het panel in het algemeen voldoende aan bij de leerstof. De resultaten van de Studentenmonitor 2002-2003 bevestigen dat. De kwaliteit van de tentamenvragen laat soms echter te wensen over. De vragen zijn niet altijd helder en eenduidig geformuleerd. De hertentamens komen volgens studenten veel overeen met de tentamens. De projectbeoordelingen zijn overzichtelijk en er is bij groepsprestaties ook ruimte voor individuele beoordeling van studenten. Uit gesprekken met studenten komt naar voren dat er verbetering is opgetreden ten aanzien van het voorkomen van meeliftgedrag. • Het panel stelt vast dat de opgestelde beoordelingscriteria in teveel gevallen onvoldoende worden gehanteerd. Daar zijn positieve uitzonderingen op. Zo worden voor rapportagetechniek de beoordelingsformats goed gebruikt. Daardoor is sprake van eenduidige beoordeling. • De beoordeling van de stages weerspiegelt in wisselende mate het niveau en kan beter op de doelen worden afgestemd. De algemene doelen voor de beide stages zijn goed, maar de invulling van persoonlijke stagedoelen en de beoordeling daarop gebeurt volgens studenten niet voldoende. Afgestudeerden geven in het gesprek met het panel aan dat zij de beoordeling van de stages niet scherp genoeg vinden. Er zouden meer onvoldoendes moeten vallen. • Voor de beoordeling van de afstudeerwerken is een goed format ontwikkeld. Bij de feitelijke beoordeling wordt dat volgens afgestudeerden en externe deskundigen, die bij de eindbeoordeling betrokken zijn, echter onvoldoende gehanteerd. Afgestudeerden merken bovendien op dat het voorkomt dat studenten van de afstudeergroep die weinig inzet hebben getoond toch afstuderen. Ook werkveldvertegenwoordigers merken op dat de opleiding het meeliften van studenten beter moet voorkomen. • De resultaten van de tentamens worden naar de studenten teruggekoppeld tijdens de feedbackweek, twee weken na het tentamen. Uit het gesprek met studenten blijkt dat zij daar tevreden over zijn. • De opleiding stelt in haar zelfevaluatierapport vast dat de borging van de kwaliteit van de toetsen moet worden verbeterd. Er zijn geen criteria opgesteld ten aanzien van de betrouwbaarheid, de validiteit en de beoordeling van de toetsen. Elke docent hanteert eigen beoordelingscriteria. Docenten zijn volgens de Personeelsmonitor 2002-2003 van mening dat een expliciet toetsbeleid ontbreekt. De opleiding is inmiddels gestart met het opstellen van een projectplan Herziening Toetsbeleid. Doel daarvan is het toetsbeleid tot een gemeenschappelijke taak te maken van alle docenten en om evenwicht te brengen tussen (schriftelijke) vakgebonden toetsen en assessments. De ontwerpfase start in januari 2005. De examencommissie krijgt een belangrijke verantwoordelijkheid ten aanzien van het toetsbeleid en van de betrouwbaarheid, validiteit en beoordeling van de toetsen. Het panel komt alles afwegend tot een onvoldoende beoordeling op het facet. Weliswaar sluiten de toetsen in voldoende mate aan bij de leerstof, maar de borging van de kwaliteit van de beoordeling laat sterk te wensen over. In het algemeen doet zich het probleem voor dat de criteria, die er veelal wel zijn, onvoldoende worden gehanteerd. In het bijzonder is de 26
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
kwaliteit van de beoordeling van de stages en van het afstuderen wisselend en niet goed geborgd (vergelijk 6.2). Door deze problemen kan de opleiding onvoldoende waarborgen dat alle studenten het vereiste eindniveau behalen. De opleiding komt ook zelf tot de conclusie dat de borging niet in orde is. Het is positief dat zij inmiddels het initiatief heeft genomen tot de uitvoering van het project Herziening Toetsbeleid. Dit staat echter nog in de kinderschoenen. Het plan is nog niet volledig uitgewerkt en het project is nog niet daadwerkelijk van start gegaan. Het geeft daarmee nog geen aanleiding om het facet voldoende te beoordelen.
Onderwerp 3
Facet 3.1
INZET VAN PERSONEEL
Eisen hbo
voldoende
Criteria: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Docenten hebben volgens de opleiding een relatie met de beroepspraktijk als ze een relevante deeltijdfunctie in het werkveld hebben, als ze stages en afstudeeropdrachten begeleiden, als ze als coördinator optreden bij gastcolleges, als ze praktijkgerelateerde projecten uitvoeren, als ze relevante bestuurlijke activiteiten uitvoeren, als ze deelnemen aan kenniskringen en/of als ze de ontwikkelingen in het vakgebied volgen. Het panel vindt dit relevante punten. • Uit een overzicht van de kwalificaties, opgenomen als bijlage bij het zelfevaluatierapport, blijkt dat alle docenten aan tenminste één van de genoemde eisen voldoet. Vrijwel alle docenten zijn betrokken bij stages en afstuderen en 25-30% heeft recente werkervaring of bestuurlijke ervaring in het werkveld en evenveel docenten zijn betrokken bij het projectonderwijs. • De opleiding heeft voorts contacten met het werkveld via de hogeschoolbrede manifestatie Kennis & Bedrijf, via deelname aan het overleg KennisTransfer Bouw en via de werkveldcommissie. • Wanneer wordt geconstateerd dat de verbinding van docenten met de beroepspraktijk op zeker moment zwak is, heeft de opleiding mogelijkheden voor docentstages, intervisie met collega’s, het volgen van lessen bij collega’s of het aanstellen van een docentmentor. Hoewel de mogelijkheden er zijn, geven docenten aan dat het realiseren ervan als gevolg van de strakke onderwijsorganisatie vaak niet haalbaar is. • Uit de Studentenmonitor 2002-2003, de blokevaluaties en de evaluatieve gesprekken met studenten blijkt dat ze tevreden zijn over de beroepsgerichtheid van de docenten. Uit de gesprekken met werkveldvertegenwoordigers en afgestudeerden concludeert het panel dat de docenten in het algemeen voldoende op de hoogte zijn van actuele ontwikkelingen. Van een aantal van de docenten is de praktijkkennis volgens afgestudeerden verouderd. © NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
27
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
voldoende
Criteria: Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Voor de bepaling van de formatieomvang hanteert de opleiding een aantal uitgangspunten: een toenemende zelfsturing van de student gedurende het opleidingstraject en een toename van individuele begeleiding in de hogere jaren; een gemeenschappelijk eerste en gedeeltelijk tweede studiejaar; door de grote overlap tussen de opleidingen van de faculteit Bouw geven de docenten veelal les aan alle drie opleidingen; elke docent heeft een collega die zonodig zijn deel van het onderwijsprogramma kan overnemen. De opleiding streeft naar een docent-student ratio van maximaal 1:27. De feitelijk ratio is 1:20, een acceptabele ratio om het onderwijs uit te voeren. • De opleiding heeft de volgende streefcijfers voor de taakbelasting: 40% voor onderwijsactiviteiten, 40% voor ontwikkelingstaken, 10% voor deskundigheidsbevordering en 10% voor overige taken. Uit een Arbo-onderzoek blijkt dat docenten de taakbelasting als hoog ervaren. Het gesprek van het panel met de docenten bevestigt dit beeld, maar het toont tevens een groot enthousiasme waarmee de docenten hun werk doen. De situatie is niet zodanig, dat de werkdruk de kwaliteit van het onderwijs bedreigt. Ook het lage ziekteverzuimcijfer, van 3%, wijst daarop. Het panel wijst het management er echter wel op de werkbelasting goed te bewaken. Inmiddels is door een werkgroep ‘Taakbelasting’, bestaande uit docenten, een start gemaakt met het verkennen van verbetermogelijkheden. Een en ander moet leiden tot een nieuw taakbelastingsmodel.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
voldoende
Criteria: Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Uit het overzicht van de kwalificaties, opgenomen als bijlage bij het zelfevaluatierapport, blijkt dat de docenten voldoende gekwalificeerd zijn. Ongeveer eenderde van hen heeft een wetenschappelijke opleiding en ongeveer tweederde een hbo-opleiding. Ongeveer tweederde heeft aanvullende cursussen en trainingen gevolgd op vakinhoudelijk of didactisch terrein. • De opleiding reserveert 10% van het formatiebudget voor deskundigheidsbevordering. Docenten geven in het gesprek met het panel aan dat ze de ruimte krijgen om cursussen te volgen als ze daar om vragen. Met het oog op de invoering van andere onderwijsvormen zijn door de faculteit cursussen georganiseerd, bijvoorbeeld over 28
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
•
• •
coaching en meeliftgedrag. Er is in dit verband echter niet sprake van een gericht professionaliseringsbeleid. Eén keer per jaar worden er functioneringsgesprekken gehouden. Voor deze jaargesprekken is een goed format ontwikkeld. In de gesprekken wordt gesproken over de persoonlijke ontwikkeling van de medewerker en over de plannen om waar nodig tot verbeteringen te komen. De resultaten van de blokevaluaties komen in de gesprekken aan de orde. Uit de Personeelsmonitor 2002-2003 blijkt dat docenten vinden dat ze weinig feedback krijgen op hun functioneren. Uit evaluatieve gesprekken van de opleiding met studenten en met alumni en uit de Studentenmonitor 2002-2003 blijkt dat studenten en afgestudeerden zeer tevreden zijn over de kwaliteit van de docenten. Hun kennis is up-to-date en ze dragen de stof goed over. Ze typeren de docenten als informeel en hulpgevend. De beschikbaarheid scoort in de studentenmonitor onvoldoende. Uit de gesprekken van het panel met studenten en afgestudeerden spreekt waardering voor de gemotiveerdheid en het enthousiasme van docenten. Het panel heeft dat in het gesprek met docenten evenzo ervaren. Over de didactische kwaliteiten zijn met name afgestudeerden minder tevreden, maar ze signaleren wel een positieve tendens.
Onderwerp 4
Facet 4.1
VOORZIENINGEN
Materiële voorzieningen
goed
Criteria: De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding is gehuisvest in een modern en goed geoutilleerd gebouw. Het beschikt in ruime/voldoende mate over collegezalen, projectruimten, laboratoria en een studielandschap. Daarnaast zijn er pc-lokalen, waar de studenten tevens aan de projecten kunnen werken. • Het panel heeft op basis van een bezichtiging en van gesprekken vastgesteld dat de voorzieningen voldoen aan de eisen die de gekozen onderwijsvorm stelt. De collegezalen en projectruimten zijn geschikt en in voldoende mate aanwezig. Er zijn voldoende, ruim opgezette laboratoria met goede werkplekken. Alle relevante practicumactiviteiten kunnen er goed worden uitgevoerd. Het studielandschap is goed voorzien van literatuur op het gebied van de bouwnijverheid. De werkplekken van de docenten beschikken alle nodige voorzieningen. Docenten kunnen van thuis op het hogeschoolnetwerk inloggen. • De studenten van de opleiding maken weinig gebruik van de computerfaciliteiten in het studielandschap. De opleiding beschikt over eigen computervoorzieningen (1 pc per 3 studenten). Het panel heeft kunnen vaststellen dat deze zijn voorzien van relevante,
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
29
•
moderne softwareprogramma’s. De pc-lokalen bieden voldoende mogelijkheden voor studenten om er te werken. Een nadeel is wel dat ze er niet terechtkunnen als er les wordt gegeven. Volgens de Personeelsmonitor 2002-2003 is het personeel tevreden over de voorzieningen voor de studenten en de docenten. De Studentenmonitor 2002-2003 geeft aan dat de studenten tevreden zijn over de collegezalen en de les- en werkgroepruimten. Desondanks vindt de opleiding dat de werkgroepruimten nog verbeterd kunnen worden. De computervoorzieningen scoren onvoldoende. De opleiding stelt dat dit niet het gevolg is van een te klein aantal computers maar van een overbezetting tijdens piektijden en van het feit dat de computers ook worden gebruikt voor lesdoeleinden. Het is dus een logistieke kwestie.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
goed
Criteria: De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: •
•
30
De binnenschoolse studiebegeleiding omvat het mentoraat, de begeleiding tijdens de projecten en het decanaat. De mentor voert minimaal twee individuele gesprekken per jaar. Naar aanleiding van exitgesprekken, gehouden door de mentor, is deze begeleiding voor de propedeuse sinds 2003 geïntensiveerd. De mentor helpt de student in het eerste jaar bij zijn keuze voor een van de drie bouwopleidingen. De opleiding werkt mee aan het pilotproject Elektronisch Portfolio systeem ‘Folio’. Dat kan mentoren en studenten ondersteunen bij het maken en bewaken van afspraken en bij het sturen op resultaten. Tijdens het gesprek van het panel met studenten blijken zij hier nog niet bekend mee te zijn. Tijdens de projecten worden de studenten begeleid door tutoren die optreden als procesbegeleider. Hij begeleidt de samenwerking binnen de groep en bewaakt de afspraken, de actieve deelname en het meeliftgedrag. Op grond van de resultaten van de Studentenmonitor 2002-2003 en van gesprekken met studenten en afgestudeerden stelt het panel vast dat de begeleiding door de mentor en de tutoren in het algemeen goed verloopt. Docenten zijn toegankelijk en behulpzaam. Het mentoraat in de propedeuse is intensief, in de hoofdfase ligt het initiatief voornamelijk bij de student. Bij de stagebegeleiding zijn de stagecoördinator, de stagedocent en de bedrijfsmentor betrokken. De stagecoördinator is verantwoordelijk voor de stage en de voorlichting daarover en kent de stageplaatsen toe. De stagedocent heeft twee formele contactmomenten met de student en de bedrijfsmentor. Tijdens de oriënterende stage organiseert hij één terugkomdag per week. © NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
•
•
•
Afgestudeerden zijn blijkens het gesprek met het panel slecht te spreken over de stagebegeleiding. De begeleiders bezochten de studenten niet of nauwelijks op de stageplek en voor zover dat wel gebeurde was de begeleiding ontoereikend. Gezien de opmerkingen die studenten maakten tijdens het gesprek met het panel is er inmiddels verbetering opgetreden. De begeleiding van de oriëntatiestage vinden ze goed. Tijdens de derdejaars stage krijgen ze één keer per vier weken begeleiding op school en bezoekt de stagedocent hen één keer op het bedrijf. Deze bezoeken worden als zinvol ervaren. De voortgang wordt besproken aan de hand van de doelen. Ook uit een door de opleiding gehouden enquête onder studenten en bedrijven over de oriënterende stage blijkt tevredenheid over de begeleiding vanuit de school. Tijdens het afstuderen worden de studenten begeleid vanuit de opleiding en, voorzover van toepassing, vanuit het bedrijf. In de zogeheten bouwvergaderingen worden de aanpak, de voortgang en de vorderingen besproken. Afgestudeerden verklaren tegenover het panel tevreden te zijn over de afstudeerbegeleiding. Zij noemen die intensief en enthousiasmerend. De mentor registreert en analyseert de voortgang van de studenten met behulp van het studentvolgsysteem Volg+. De studenten ontvangen na iedere periode een overzicht van de behaalde resultaten. Ze kunnen elk moment hun resultaten online opvragen. Voor studenten die hun propedeuse niet binnen één jaar hebben gehaald en die niet een bindend negatief studieadvies hebben stelt de examencommissie een studiepad op. Studenten uit de D-klas (mbo-studenten met een deficiëntie voor wiskunde) hebben een aparte mentor die het studierendement bewaakt. De opleiding gebruikt diverse informatiemiddelen. Op ‘Infonet’ kunnen studenten onder meer informatie vinden over roosters, roosterwijzigingen, de studentenstatuten, de blokboeken, adressen en telefoonnummers. Roosterwijzigingen worden ook bekend gemaakt op de terminals in de gang en op het bord bij het secretariaat van de faculteit. Studenten zijn blijkens het gesprek met het panel tevreden over de informatievoorziening.
Onderwerp 5
Facet 5.1
INTERNE KWALITEITSZORG
Evaluatie resultaten
goed
Criteria: De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding neemt deel aan de volgende hogeschoolbreed opgezette evaluaties: - de HBO-Monitor: over de kwaliteit en relevantie van de kwalificaties van afgestudeerden;
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
31
•
•
•
32
- de personeelsmonitor, die jaarlijks de tevredenheid van medewerkers meet over thema’s als de kwaliteit van het leiderschap, de inhoud van het takenpakket, de cultuur binnen de organisatie en de materiële voorzieningen; - de studentenmonitor meet jaarlijks de tevredenheid van de studenten; in de vragenlijsten komen onder meer aan de orde: de opbouw en structuur van het curriculum, de didactische werkvormen, de kwaliteit van de docenten, de toetsing etc.; de resultaten worden vergeleken met de uitkomsten van de blokevaluaties (zie hieronder); - de Risico Inventarisatie en Evaluatie, waarin 1 keer per 3 à 6 jaar knelpunten op het gebied van veiligheid, gezondheid en welzijn in relatie tot het werk in kaart worden gebracht. Op opleidingsniveau worden de volgende schriftelijke evaluaties verricht: - de blokenquêtes, die vier keer per jaar na afronding van elk blok schriftelijk worden afgenomen; aan de orde komen de waardering ten aanzien van de basisvakken en practica: de inhoud, de opzet, de aansluiting op andere onderwijseenheden, het blokboek, de kwaliteit van de docenten, de leermiddelen, het niveau en de inhoud van de toets en de studielast; - de stage-enquête, die wordt gehouden onder de stagiairs en de stageverlenende bedrijven; doel is zicht te krijgen op eventuele knelpunten; - de afstudeerevaluaties, om het niveau en de aansluiting met de beroepspraktijk te meten; het (standaard)evaluatieformulier wordt ingevuld door de beoordelaars die betrokken zijn bij het afstuderen en door leden van de werkveldcommissie; thema’s zijn onder meer de diepgang van het werkstuk, de wijze van presenteren, de relatie met actuele ontwikkelingen in de beroepspraktijk en het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar. Naast deze schriftelijke evaluaties hanteert de opleiding diverse andere middelen om de kwaliteit te meten. In het zelfevaluatierapport worden in dat verband genoemd: - de opleiding voert periodiek overleg met de opleidingscommissie, die bestaat uit studenten en docenten; - de opleiding voert drie keer per jaar overleg met de werkveldcommissie van de Faculteit Bouw; - de examencommissie; - de jaargesprekken, jaarlijks gehouden functioneringsgesprekken; - de decaan voert exitgesprekken met studenten die de opleiding vroegtijdig verlaten; - de opleiding voert incidenteel onderzoek uit naar ervaringen met toetsen, nieuwe werkvormen, het didactisch concept en nieuwe curricula; de gegevens worden verzameld middels interviews door een onderwijskundige van de faculteit met docenten en studenten; - de oudercontactavond in de propedeuse. Uit het zelfevaluatierapport blijkt dat evaluatieactiviteiten binnen de faculteit enige tijd hebben stilgelegen. Het panel is positief over de wijze waarop de opleiding deze evaluatieactiviteiten sinds 2002/2003 weer heeft opgenomen (personeelsmonitor, studentenmonitor, blokenquêtes en afstudeerevaluaties) en in 2003/2004 heeft aangevuld met een aantal andere (HBO-Monitor en opleidingscommissie).
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
•
De opleiding hanteert kwantitatieve en kwalitatieve streefdoelen. In het hogeschooldocument Kerngegevens ten behoeve van bilaterale gesprekken van College van Bestuur met faculteit (augustus 2002) zijn streefdoelen opgenomen ten aanzien van de onderdelen onderwijs, studenten, personeel en financiën. In het jaarplan, dat de faculteit in het kader van de planning & controlecyclus opstelt voor het college van bestuur, zijn doelstellingen en gewenste resultaten geformuleerd ten aanzien van de omgeving van de faculteit, van studenten en overige doelgroepen, van onderwijs en onderzoek, van processen en middelen en van financiën. Bij alle onderdelen worden de doelstellingen en gewenste resultaten beschreven, de ondersteuning die nodig is voor de realisatie ervan en de kosten en de dekking daarvan.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
voldoende
Criteria: De uitkomsten van deze evaluaties vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport een overzicht opgenomen, waarin ze per evaluatie-instrument voorbeelden noemt van gesignaleerde knelpunten en uitgevoerde verbeteracties. Zo is naar aanleiding van de uitkomsten van stage-enquêtes tijdens de terugkomdag voor stagiairs meer tijd vrijgemaakt voor het schrijven van het stageverslag. Naar aanleiding van de klacht uit blokenquêtes dat de computerfaciliteiten ontoereikend waren is er een extra computerlokaal ingericht. Aan de doelstelling in het jaarplan ten aanzien van de modernisering van de onderwijsvormen en het curriculum is gevolg gegeven door de implementatie van nieuw onderwijs in de blokperioden 2.4, 3.1, 3.2, 3.3 en 3.4. • Uit gesprekken met studenten blijkt dat er naar aanleiding van de uitgevoerde evaluaties verbeteringen worden doorgevoerd. Studenten hebben het panel daar concrete voorbeelden van gegeven. Er wordt in het algemeen snel gereageerd op kritiek en suggesties. • De kwaliteitsmedewerker inventariseert en analyseert de resultaten van de evaluaties en rapporteert die naar de blokcoördinatoren en de projectteams. Tevens legt zij de resultaten voor aan de opleidingscommissie voor advies. Naar aanleiding van het gesprek met de kwaliteitsmedewerker stelt het panel vast dat de taken van de blokcoördinatoren in dit verband niet voldoende duidelijk zijn en dat het goed doorspreken van de resultaten en de te ondernemen acties soms moeilijk verloopt als gevolg het feit dat overleg vaak moeilijk te plannen is. Het panel komt tot een voldoende oordeel op grond van het feit dat het op basis van de gesprekken en het materiaal heeft vastgesteld dat de evaluaties leiden tot verbeteringen. Daarbij wordt de kanttekening geplaatst dat de systematiek nog tekorten vertoont. Een duidelijker prioritering is noodzakelijk.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
33
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
voldoende
Criteria: Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De medewerkers van de opleiding worden volgens het zelfevaluatierapport bij de kwaliteitszorg betrokken via de volgende evaluatiemomenten en -instrumenten: - het jaarplan - functioneringsgesprekken - een jaarlijkse faculteitsdag - de personeelsmonitor - stage- en afstudeerbegeleiding - follow-up van de acties naar aanleiding van de studentenmonitor - de blokevaluaties - het docententeamoverleg. • De studenten worden betrokken via deelname aan de blokevaluaties, de studentenmonitor, de opleidingscommissie en de deelraad en door het mentoraat en diverse informele gesprekken. • De afgestudeerden worden betrokken via de HBO-Monitor en via de alumnivereniging van het platform techniek van de hogeschool. De opleiding is bezig met de ontwikkeling en implementatie van een eigen alumnibeleid. • Het beroepenveld is bij de kwaliteitszorg betrokken door middel van de werkveldcommissie en door stage- en afstudeerbegeleiding. • De werkveldcommissie fungeert voornamelijk als klankbord en reageert op voorstellen van de opleiding. Vanuit hun rol als stage- of afstudeerbegeleider geven zij tevens hun mening over de kwaliteit van de studenten en maken zij opmerkingen over de inrichting van de stages. Het curriculum wordt niet diepgaand in de commissie besproken. Wel is bijvoorbeeld een discussie gevoerd over de noodzaak van een opleiding Bouwtechnische Bedrijfskunde. De werkveldcommissie komt drie à vier keer per jaar bijeen. • Uit evaluatieve gesprekken die de opleiding heeft gehouden met studenten en werkveld komt naar voren dat de opleiding te weinig terugkoppelt wat de uitkomsten zijn van de evaluaties en welke acties de opleiding op basis daarvan onderneemt. Studenten bevestigen dat in het gesprek met het visitatiepanel. Uit dat gesprek blijkt echter tevens dat de resultaten wel worden teruggekoppeld in de vorig jaar opgestarte opleidingscommissie. De resultaten van de studentenmonitor verschijnen bovendien op het intranet. • In evaluatieve gesprekken van de opleiding met medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld hebben deze aangegeven voldoende actief bij de interne kwaliteitszorg te worden betrokken. Dat beeld wordt bevestigd in de gesprekken van het panel.
34
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
Onderwerp 6
Facet 6.1
RESULTATEN
Onderwijsrendement
goed
Criteria: Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding streeft naar een propedeuserendement van 70% na twee jaar. Voor de gemiddelde studieduur van afgestudeerden en studiestakers hanteert ze als streefcijfer 4,5 respectievelijk 1,35 jaar. De opleiding heeft geen expliciet streefcijfer voor het opleidingsrendement geformuleerd. • Het gerealiseerde propedeuserendement na twee jaar is voor de cohorten 1998 tot 2001 gemiddeld ongeveer 74,5%. In 2001 is het 76%. Het propedeuserendement ligt dus boven de streefnorm. De opleiding treft de volgende maatregelen om het rendement op peil te houden: - eerstejaars mentoren hebben een student uit de groep ‘overigen’ toegewezen gekregen; - voor alle studenten is een mentoruur ingeroosterd om de studievoortgang te bespreken; - de invoering van het projectonderwijs, waardoor de studenten vanaf het begin daadwerkelijk aan het werk zijn. • De gerealiseerde gemiddelde studieduur van studenten die hun studie hebben gestaakt in de jaren 1998 tot 2003 is 1,74 jaar. In 2003 was het 1,62 jaar. De gemiddelde studieduur van studiestakers ligt dus boven de gestelde streefnorm. Na een forse stijging van de gemiddelde studieduur in 2001 is er de laatste jaren echter weer een daling ingetreden. • De gerealiseerde gemiddelde studieduur van de studenten die zijn geslaagd in de jaren 1998 tot 2003 is 4,25 jaar, dus onder de streefnorm. De gemiddelde studieduur stijgt de laatste jaren, tot 4,4 jaar in 2003. • Het gerealiseerde diplomarendement na vijf jaar voor de cohort 1998 is 78%. Het ligt daarmee ruim boven het landelijk gemiddelde van 51,8%. • De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport een vergelijking gemaakt van de negen technische opleidingen van de Hogeschool Zuyd ten aanzien van de gemiddelde propedeuserendementen en de gemiddelde studieduur van de geslaagden. De opleiding blijkt de één na beste score te hebben op het gemiddelde propedeuserendement en eindigt op de zesde plaats als het gaat om de gemiddelde studieduur van de geslaagden.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
35
Facet 6.2
Gerealiseerd niveau
voldoende
Criteria: De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: •
•
•
•
•
36
De afstudeeropdracht van de blokken 4.3 en 4.4 vormen een proeve van bekwaamheid. Naar de mening van het panel is deze op een goede manier vormgegeven. De student moet aantonen zijn verworven civieltechnische kennis operationeel te kunnen inzetten. Studenten moeten in teamverband (drie studenten) een door hen zelf aangedragen onderwerp, waarbij de probleemstelling meestal wordt aangedragen door het beroepenveld. In de opdracht moeten twee vakgebieden van de Civiele Techniek aan de orde komen. De eindbeoordeling van de afstudeeropdracht omvat de beoordeling van de kwaliteit en de kwantiteit van het werk, de organisatie en samenwerking, de schriftelijke en mondelinge presentatie, de voortgang en de bestede tijd. De beoordeling omvat individuele en groepscomponenten: een individuele beoordeling voor de bouwvergaderingen en voor de mondelinge presentatie en een groepscijfer het projectdocument. Bij de beoordeling zijn inhoudsdeskundigen uit het werkveld betrokken. Werkveldvertegenwoordigers bevestigen dat tegenover het panel, maar merken daarbij op dat hun inbreng niet een beoordeling op concrete punten betreft, maar meer een algemene indruk. Uit het gesprek met afgestudeerden komt het beeld naar voren dat de beoordeling niet streng is en vrij globaal. De criteria zijn niet op alle onderdelen concreet geformuleerd. Afgestudeerden melden tevens dat de beoordeling in de groepen soms niet eerlijk verloopt. Een lagere inzet van groepsleden wordt niet weerspiegeld in de beoordeling. Werkveldvertegenwoordigers zien die verschillen overigens niet. Het panel heeft een aantal afstudeerproducten ingezien en vindt het niveau voldoende. Ook werkveldvertegenwoordigers zijn van mening dat de afstudeerproducten van goede kwaliteit en actueel zijn. Voor de beoordeling is een helder format ontwikkeld. Afgestudeerden merken echter op dat de beoordeling niet consequent plaatsvindt op basis van heldere criteria. De opleiding krijgt informatie over de kwaliteit van de afgestudeerden en het niveau van de gerealiseerde eindkwalificaties op basis van de bereikte resultaten op de afstudeerwerkstukken en -presentaties, via de externe beoordelaars bij het afstuderen, via de leden van de werkveldcommissie die betrokken zijn bij het afstuderen, via de bedrijfsbegeleiders en via evaluaties van de inhoudelijke en de toetskwaliteit. Uit evaluatieve gesprekken van de opleiding met werkveldvertegenwoordigers en afgestudeerden blijkt volgens het zelfevaluatierapport dat de afgestudeerden beschikken over praktijkgericht inzicht, over het niveau van de beginnend beroepsbeoefenaar, over een communicatieve houding en over de juiste diepgang. Ze zijn breed inzetbaar en multidisciplinair. Het werkveld vindt de kwaliteit in het algemeen zeer goed.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
Werkveldvertegenwoordigers en afgestudeerden geven tijdens het gesprek met het panel aan tevreden te zijn over het niveau. De afgestudeerden zijn generalisten die over voldoende basiskennis beschikken en breed zijn opgeleid. Specialistische kennis is in voldoende mate aanwezig. Die wordt in het bedrijf waar nodig aangevuld. Ze zijn positief over de niet-technische vaardigheden van de afgestudeerden, die door het projectonderwijs sterker naar voren komen. De technische kennis lijdt daar niet te veel onder. De mentaliteit en instelling van de studenten en de afgestudeerden noemen zij zeer goed. Bovendien zijn ze in staat om zich in korte tijd nieuwe dingen eigen te maken. Het panel is, op grond van de afstudeerwerken die ze heeft gezien en op basis van de mening van het werkveld en de afgestudeerden, van oordeel dat de bereikte resultaten en het gerealiseerd niveau voldoende zijn. De borging van de eindkwalificaties schiet echter tekort (vergelijk 2.8). In de eindafweging ten aanzien van de beoordeling van het facet heeft het panel de gerealiseerde kwalificaties laten prevaleren boven de borging ervan.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
37
38
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
39
40
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
Bijlage 1:
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
41
42
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
Bijlage 2:
Beknopt CV panelleden
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
43
Voorzitter Naam Initialen Tussenvoegsel(s) Titulatuur M/V Geboortedatum Auditdeskundigheid (Heeft u ervaring als INK- of ISO-auditor?) Oud voorzitter/lid visitatiecommissie (Wilt u aangeven of de hiernaast opgenomen informatie correct is en eventueel aanvullen?) Heeft u gefunctioneerd als dagvoorzitter? Onderwijsdeskundigheid (Bent u onderwijskundige of werkzaam geweest in de onderwijssector?) Werkvelddeskundigheid (Wilt u hierbij aangeven welke relevante werkervaring u heeft?) Internationale deskundigheid (Wilt u hierbij aangeven of u deskundigheid over de internationale ontwikkeling van het vakgebied heeft?) Domeindeskundigheid (Wilt u hiernaast aangeven voor welk domein u deskundigheid heeft?)
Opleiding(en) 1985 1978 Werkervaring 1988 - heden 1985 - 1988
44
Eijnatten F.M. van dr. M 23-02-1951 Lid HBO-visitatiecommissie Technische Bedrijfskunde Ja, 2001/2002 , Technische Bedrijfskunde
Ja, 2001/2002, Technische Bedrijfskunde Associate professor (UHD), TU Eindhoven Technische Bedrijfskunde op universitair nivo Diverse functies op Europees en mondiaal niveau, USA Academy of Management Internationale bedrijfskunde, Personeelsmanagement (vakinhoudelijk) Agrarische bedrijfskunde Agrologistiek Bedrijfskunde en agribusiness Bedrijfskundige informatica Bouwtechnische bedrijfskunde Communicatie Facilitaire dienstverlening Facilitaire dienstverlening/Facility management Internationale bedrijfskunde, (vakinhoudelijk) Marketing management (vakinhoudelijk) Personeel en Arbeid Personeelsmanagement (vakinhoudelijk) Doctor sociale wetenschappen KUN doctoraal psychologie/organisatiepsychologie Universiteit Tilburg Heden universitair hoofddocent TU Eindhoven Universitair docent KUN Voor meer details zie uitgebreid CV
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
Panellid Naam Initialen Tussenvoegsel(s) Titulatuur M/V Geboortedatum Auditdeskundigheid (Heeft u ervaring als INK- of ISO-auditor?) Oud voorzitter/lid visitatiecommissie
Lubbers P. ir. M 31-01-1974 Nee. Nee.
(Wilt u aangeven of de hiernaast opgenomen informatie correct is en eventueel aanvullen?)
Heeft u gefunctioneerd als dagvoorzitter? Onderwijsdeskundigheid (Bent u onderwijskundige of werkzaam geweest in de onderwijssector?) Werkvelddeskundigheid (Wilt u hierbij aangeven welke relevante werkervaring u heeft?)
Nee. Ja/nee, heb als gastdocent aan de TUE 4x2 uur les gegeven. Projectleider uitvoering. Projectleider bouwmanagement. Projectontwikkelaar a) commercieel b) woningcorporatie. Ja, op Europees gebied.
Internationale deskundigheid (Wilt u hierbij aangeven of u deskundigheid over de internationale ontwikkeling van het vakgebied heeft?) Domeindeskundigheid Bouwkunde en Bouwtechnische bedrijfskunde. (Wilt u hiernaast aangeven voor welk domein u deskundigheid heeft?) Opleiding(en) 1986-1992 Atheneum, College Noetsele te Nijverdal. Vakken: Nederlands, Engels, natuurkunde, wiskunde A, wiskunde B, economie 1 en economie 2. 1992-1997 Technische Universiteit Eindhoven, bouwkunde. Afgestudeerd bij prof. ir. J. Westra in de vakgroep BPU (Bouw Productie en Uitvoering), afstudeerdifferentiatie productietechniek / innovatieve bouwtechniek. Ik heb mij bezig gehouden met het maken en het uitwerken van een ontwerp voor een Nederlands paviljoen voor de wereldtentoonstelling 2000 in Hannover. Hierbij was het hergebruik van het paviljoen als kantoor voor de periode na de wereldtentoonstelling een belangrijk item. 2003 Masterclass Strategische projectontwikkeling, een postdoctorale opleiding gegeven door de Academie van Management van de Rijksuniversiteit Groningen. 2001-heden Open Universiteit Bedrijfskunde Werkervaring 1997-2000 Projectleider Bouwteam General Contractors 2000-2001 Projectleider An Archi 2001-2002 Projectleider BOAG 2002-2003 Ontwikkelingsmanager Altus advies en ontwikkeling 2003-heden Projectontwikkelaar Woonzorg Nederland.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
45
Panellid Naam Initialen Tussenvoegsel(s) Titulatuur M/V Geboortedatum Auditdeskundigheid (Heeft u ervaring als INK- of ISO-auditor?) Oud voorzitter/lid visitatiecommissie (Wilt u aangeven of de hiernaast opgenomen informatie correct is en eventueel aanvullen?) Heeft u gefunctioneerd als dagvoorzitter? Onderwijsdeskundigheid (Bent u onderwijskundige of werkzaam geweest in de onderwijssector?) Werkvelddeskundigheid (Wilt u hierbij aangeven welke relevante werkervaring u heeft?) Internationale deskundigheid (Wilt u hierbij aangeven of u deskundigheid over de internationale ontwikkeling van het vakgebied heeft?) Domeindeskundigheid (Wilt u hiernaast aangeven voor welk domein u deskundigheid heeft?)
Opleiding(en) 1972 - 1977 1978 - 1979 1987 - 2002 Mar 2002 Oct 1999 Jul 1999 Jun 1998 Nov 1997 Feb 1997 Oct 1994 Apr1994 Apr 1993 Nov 1991 Jul 1990 Sep 1988 Oct 1987 Jun 1987
46
Paalman P.F.M. (Peter) ir. m 6 maart 1953 Ja, ISO-auditor
Niet voor NQA visitaties Onderwijskundige en werkzaam geweest in de onderwijssector (1979 – 1986) Project Manager, Royal Dutch/Shell Group Internal Auditor, Royal Dutch/Shell Group CEO, Pacon Consultancy Competencies: Project Management, IT & Major Capital Investments (International) - Internal Audit, Multi Disciplinary (Global) - Educational Services, Course Development Project Management (Anglo-Saxon) Bedrijfskundige informatica, Bouwkunde, Bouwtechnische bedrijfskunde, Civiele techniek, Geodesie, Informatica en informatiekunde, Informatiedienstverlening en -management, Petroleum- en gastechnologie, Ruimtelijke ordening en planologie, Verkeerskunde en Werktuigbouwkunde Civil Engineer (BSc/MSc) Full Lecturing Degree (NL) Post Masters (Royal Dutch/Shell Group) - Auditing in a technical Environment (IIA) - Safety Management Audit Training - Leadership Challenge - Developing EP Business Skills (Oil & Gas) - Contractor Safety Management (VVA 2) - Contractor Safety Management (VVA 1) - Incident Investigation & Analysis (Tripod) - Soil Remediation (M19 Certificate) - Scaffolding Safety management - HSE in Projects - Advanced Negotiation Skills - Advanced Project Engineering - EP Business Course (Oil & Gas) - Business Systems Analysis
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
Werkervaring 1976 - 1980
1980 - 1986
1986 - 2004 (June)
2004
BosKalis/Westminster Geo Surveyor and Construction Superintendent – Civil (Europe & West Africa) Associated Consulting Engineers Structural Designer – Civil (Europe) Project Engineer – Civil (Europe & USA) Dutch Ministry of Education Implementation of Civil Engineering department at Poly Technical Institutes (Den Hague & Gouda). Team leader of the combined Civil Engineering / Building Environment section. Royal Dutch/Shell Group IT Specialist (Europe) Civil Engineer (Europe) Project Engineer – Multi Disciplinary (Europe) Project Manager – Multi Disciplinary (Europe) Technical Auditor – Co & Lead (Global) Pacon Consultancy CEO/Consultant
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
47
Student-lid Naam Initialen Tussenvoegsel(s) Titulatuur M/V Geboortedatum Opleiding Welke opleiding volgt u thans? Wat is de naam van het opleidingsinstituut? In welk studiejaar studeert u? Volgt u een voltijd, deeltijd, duale of afstandsstudie of wellicht anderszins? Bij welke activiteiten bent u binnen de opleiding betrokken? Auditdeskundigheid (Heeft u ervaring als INK- of ISO-auditor?) Bent u eerder lid geweest van een visitatiecommissie? Onderwijsdeskundigheid (Bent u onderwijskundige of werkzaam geweest in de onderwijssector?) Werkvelddeskundigheid (Wilt u hierbij aangeven welke relevante werkervaring u heeft?) Internationale deskundigheid (Wilt u hierbij aangeven of u deskundigheid over de internationale ontwikkeling van het vakgebied heeft?) Domeindeskundigheid (Wilt u hiernaast aangeven voor welk domein u deskundigheid heeft?) Opleiding(en) 1998 2000 2004 Werkervaring
Stoop L.G. V 11-05-1982 HTS Bouwkunde Hogeschool Rotterdam e 2 Voltijd Ik was voorzitter van de opleidingscommissie vorig jaar Ja, 3 keer in 2004 nee
Mavo diploma behaald Havo diploma behaald Certificaat van de NQA auditcursus Gebruikelijke studenten bijbaantjes zoals bij AH, in de horeca enz. Op school heb ik de studieadviseur geholpen bij het uitwerken van de module-evaluaties Veel commissie werk (gedaan en doe) op de studentenvereniging waar ik lid ben.
48
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
NQA-auditor Naam Initialen Tussenvoegsel(s) Titulatuur M/V Geboortedatum Auditdeskundigheid (Heeft u ervaring als INK- of ISO-auditor?) Oud voorzitter/lid visitatiecommissie (Wilt u aangeven of de hiernaast opgenomen informatie correct is en eventueel aanvullen?) Heeft u gefunctioneerd als dagvoorzitter? Onderwijsdeskundigheid (Bent u onderwijskundige of werkzaam geweest in de onderwijssector?) Werkvelddeskundigheid (Wilt u hierbij aangeven welke relevante werkervaring u heeft?) Opleiding(en) 1963 - 1969 1969 - 1970 1970 - 1971 1971 - 1980 1993 – 1996, 1998 - 1999 1987 - 1989 1988 1990 - 1992 1997 - 1998 2003 2003 Werkervaring 1976 - 1977 1978 - 1979 1979 - 1980 1980 - 1983 1983 - 1985 1986 - 1990 1991 - 1994 1995 - 1997 2000 - 2003 2004 -
Veen L.S. van der drs. M 14 mei 1950 Ja, 4 jaar auditervaring bij HBO-raad en NQA - Secretaris visitatiecommissies 2000 - 2003 - NQA-auditor visitatiepanels 2004 Nee Ja , zie onder ‘werkervaring’ - advies over onderwijskundige, organisatie- en beleidsvraagstukken - projectmanagement - zie onder ‘werkervaring’ Gymnasium B Technische Universiteit Delft: civiele techniek Rijksuniversiteit Groningen: wis- en natuurkunde Rijksuniversiteit Groningen: sociale wetenschappen, doctoraalexamen andragogie Rijksuniversiteit Utrecht: deeltijdstudie filosofie Informatica Ambi I1+HE1 Cursus Welzijnsmarketing ISW: Hoger Management Non-profit Organisaties Open Universiteit: Statistiek + Methoden & Technieken van Onderzoek Thymos cursussen Verzakelijking en Adviesvaardigheden Training Auditor Hoger Onderwijs NQA i.s.m. Lloyds Register RUG: studentassistent Pedagogische en Andragogische Wetenschappen RUG: studentassistent Interdisciplinaire Onderwijskunde Gemeente Hoevelaken: beleidsmedewerker Provincie Zeeland: projectleider AKU-project (kunstzinnige vorming en amateuristische kunstbeoefening) Landelijk Ondersteuningsinstituut Kunstzinnige Vorming: projectmedewerker PABO Zeeuws Steunpunt Volwasseneneducatie: adviseur educatie en organisatie Regionaal Educatief Centrum ZeeuwschVlaanderen: adviseur educatie en organisatie Regionaal Opleidingencentrum Westerschelde: stafmedewerker HBO-raad: beleidsmedewerker kwaliteitszorg NQA: adviseur/auditor
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
49
50
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
Bijlage 3
De zelfevaluatie in verband met NVAO-accreditatie Vragen en aanwijzingen
Basiskwaliteit HBO-bachelor
Maart 2003
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
51
Onderwerp Facet Preambule ...................................................................................................................... 53 1. Doelstellingen van de opleiding (beoogde eindkwalificaties) ............................................ 56 1.1 Niveau bachelor........................................................................................................ 56 1.2 Domeinspecifieke eisen ............................................................................................ 56 1.3 Oriëntatie hbo bachelor............................................................................................. 56 2. Programma ...................................................................................................................... 58 2.1 Eisen hbo ................................................................................................................. 58 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma ............................................................ 59 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma........................................................................ 60 2.4 Studielast.................................................................................................................. 60 2.5 Instroom ................................................................................................................... 61 2.6 Duur.......................................................................................................................... 61 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud................................................................ 62 2.8 Beoordeling en toetsing ............................................................................................ 62 3. Inzet van personeel.......................................................................................................... 63 3.1 Eisen hbo ................................................................................................................. 63 3.2 Kwantiteit personeel ................................................................................................. 63 3.3 Kwaliteit personeel.................................................................................................... 63 4. Voorzieningen.................................................................................................................. 64 4.1 Materiële voorzieningen............................................................................................ 64 4.2 Studiebegeleiding. .................................................................................................... 64 5. Interne kwaliteitszorg ....................................................................................................... 65 5.1 Evaluatie resultaten .................................................................................................. 65 5.2 Maatregelen tot verbetering ...................................................................................... 65 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld. .......................... 65 6. Resultaten........................................................................................................................ 66 6.1 Onderwijsrendement................................................................................................. 66 6.2 Gerealiseerde niveau................................................................................................ 66 7. Bijzondere kwaliteitskenmerken (facultatief)..................................................................... 67 7.1 Differentiatie en profilering ........................................................................................ 67 7.2 Kwaliteit .................................................................................................................... 67 7.3 Concretisering .......................................................................................................... 67 7.4 Onderscheidend karakter.......................................................................................... 67 Bijlage1. Kengetallen .......... ............................................................................................................68
52
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
Preambule
Uitgangspunt Een zelfevaluatie kan meerdere functies hebben en vele doelen dienen. De waarde ligt in eerste instantie in de mate waarin de opleiding de zelfevaluatie benut voor de eigen beleidsvoering, in het bijzonder wat betreft de interne kwaliteitszorg. In deze brochure ligt echter de nadruk op de zelfevaluatie in dienst van de accreditatieaanvraag bij de NVAO. Er wordt in die zin dus ingezoomd op de verantwoordingsfunctie en op basiskwaliteit. De onderwijsinstelling dient met een extern onafhankelijk visitatierapport aan te tonen dat haar opleiding aan de kwaliteitscriteria van de NVAO voldoet. De zelfevaluatie vormt het vertrekpunt voor de objectieve oordeelsvorming door een extern visitatiepanel. De mate waarin de zelfevaluatie op overtuigende wijze aantoont dat aan de kwaliteitscriteria wordt voldaan, bepaalt voorts de intensiteit van nadere materiaalbestudering en gespreksvoering door het visitatiepanel.
Kwaliteitscriteria NVAO Voor het beoordelen van basiskwaliteit zijn door de NVAO in totaal 30 kwaliteitscriteria geformuleerd, die zijn ondergebracht bij 21 facetten. Per facet moet uiteindelijk door een visitatiepanel worden bepaald of de opleiding hierop een: onvoldoende voldoende goed of excellent scoort. De 21 facetten zijn op hun beurt ingedeeld naar 6 onderwerpen. Het oordeel dat een visitatiepanel velt per onderwerp komt tot stand op basis van weging van oordelen over de afzonderlijke facetten van dat onderwerp. Voor een positief totaaloordeel moet het oordeel over elk onderwerp tenminste voldoende zijn. 30 criteria
21 facetten
6 onderwerpen
totaaloordeel
Centrale vragen bij oordeelsvorming (visitatiepanel) Om te bepalen of aan de kwaliteitscriteria wordt voldaan, zijn voor de externe kwaliteitsbeoordelaars van NQA de volgende vragen van belang: Doelen: welke ambitie heeft de opleiding ten aanzien van een bepaald onderwerp: welke kwaliteit wordt nagestreefd; welke resultaten worden beoogd, kortom; wat zijn de eigen doelen? Borging: hoe borgt de opleiding dat deze doelen kunnen worden bereikt; zijn beleid, management en processen logisch op die eigen doelen afgestemd?
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
53
-
Resultaten: hoe verhouden de resultaten zich tot de eigen doelen (mede in vergelijking met andere opleidingen)? Verbetering: indien het borgen en bereiken van de doelen te wensen overlaat, zijn er dan verbeteringen in het vooruitzicht?
Informatiegehalte zelfevaluatie Om de bovenstaande vragen te kunnen beantwoorden, zal de zelfevaluatie hierover voldoende informatie moeten bevatten. Het gaat dan om de volgende vier typen van informatie: 1.
Richtinggevende informatie: eigen visie en doelstellingen, eigen kwaliteitsopvattingen, waar mag de opleiding op worden afgerekend?
2.
Beschrijvende informatie: hoe reilt en zeilt de opleiding, hoe zijn processen ingericht, welke afspraken zijn gemaakt, et cetera?
3.
Evaluatieve informatie: worden de doelen bereikt, hoe waarderen betrokkenen (met name studenten, afnemers en personeel) de verschillende facetten (evaluatieuitkomsten), en welke kwantitatieve resultaten worden bereikt (kengetallen)?
4.
Analytische informatie: gezien 1 t/m 3: hoe is het met de kwaliteit gesteld, welke conclusies kunnen hierover worden getrokken, worden de eigen doelen waargemaakt, zijn er discrepanties tussen doelstelling en doelbereiking, welke oorzaken zijn er voor aan te wijzen en welke verbeteringen zijn (of worden) hierop ingezet?
Om te bewaken dat het informatiegehalte voldoende is voor de oordeelsvorming zijn per facet relevante vragen ter beantwoording door de opleiding gegeven. Deze vragen zijn dus rechtstreeks ontleend aan de NVAO-facetten en -criteria. Als hulpmiddel voor de beantwoording van die vragen zijn per vraag aanwijzingen voor die beantwoording gegeven.
Opbouw zelfevaluatie Het is van belang dat de visitatiepanels de benodigde informatie voor elk van de 21 facetten op een efficiënte wijze tot zich kunnen nemen. Dit zou kunnen door de opbouw van de zelfevaluatie (de hoofdstukindeling) het NVAO-kader te laten volgen: I. Doelstellingen van de opleiding (beoogde eindkwalificaties) II. Programma III. Inzet van personeel IV. Voorzieningen V. Interne kwaliteitszorg VI Resultaten VII Indien van toepassing: Bijzonder kwaliteitskenmerk
54
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
Een andere ordening is mogelijk, mits de benodigde informatie per facet snel toegankelijk is voor de panels. Hierover kunt u desgewenst afspraken maken met NQA. Zoals hierboven reeds is aangegeven, stelt NQA ten aanzien van elk facet een of meerdere vragen waarop in de zelfevaluatie een antwoord wordt gegeven. Deze vragen hebben betrekking op het betreffende facet en de daarbij behorende criteria. Voor de beantwoording van die vragen zijn aanwijzingen gegeven over zaken die beschreven en documenten waarnaar verwezen kan worden. Deze aanwijzingen zijn indicatief en niet voorschrijvend bedoeld.
Omvang Het zelfevaluatierapport zal als zelfstandig document gelezen moeten kunnen worden; het zal dus voldoende informatie moeten bevatten. Bijlagen dienen als naslagwerk. Gevraagd wordt om de volgende bijlagen mee te sturen: overzicht van beoogde eindkwalificaties; het beroepsprofiel; studiegids; overzicht van programma/curriculum (voor elke variant en locatie); overzicht van personeel (kwalificaties docenten); kengetallen. In het zelfevaluatierapport kan daarnaast belangrijke informatie uit andere documenten worden opgenomen, onder verwijzing naar deze documenten (die tijdens het bezoek ter inzage worden gelegd). In de aanwijzingen is te vinden om welke documenten het kan gaan. Indien dat nodig is voor de oordeelsvorming door de panels, kan de opleiding (zowel vóór, tijdens, als na het bezoek) om aanvullende informatie gevraagd worden. NQA zal zich echter inspannen om de informatielast zo beperkt mogelijk te houden. Door het duidelijk verwijzen naar andere documenten kan het zelfevaluatierapport beperkt blijven tot ten hoogste 40 pagina’s per opleiding, in uitzonderlijke gevallen van grote complexiteit (veel locaties en varianten) tot maximaal 80 pagina’s.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
55
1. Doelstellingen van de opleiding (beoogde eindkwalificaties)
1.1 Niveau bachelor - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. 1.2 Domeinspecifieke eisen - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). 1.3 Oriëntatie hbo bachelor - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hboopleiding vereist is of dienstig is.
56
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
Vragen Welke eindkwalificaties worden beoogd?
Facet 1.1 1.2 1.3
Bij welke algemene, internationaal geaccepteerde beschrijving van het bachelorniveau sluiten de beoogde eindkwalificaties aan?
1.1
Op welk specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen hebben de beoogde eindkwalificaties betrekking? Bij welke eisen van (buitenlandse) vakgenoten en de (buitenlandse) beroepspraktijk sluiten de beoogde eindkwalificaties aan? Aan welke door het beoogde beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties zijn de beoogde eindkwalficaties ontleend?
1.3
Waaruit blijkt dat de beoogde eindkwalificaties betrekking hebben op (ten minste) het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar?
1.3
1.2
1.2
Aanwijzing Verwijs naar een document waarin expliciet is beschreven voor welke specifieke competenties of specifieke kennis, houding, inzicht en vaardigheden de opleiding studenten beoogt op te leiden. Voeg dit document bij als bijlage. Geef aan wat voor de instelling het ‘bachelorniveau’ van een (beroepsgerichte) opleiding bepaalt. Welk internationaal referentiekader heeft de instelling hiervoor? Beschrijf hoe dit referentiekader in de beoogde eindkwalificaties tot uitdrukking komt. U zou hiervoor de Dublin-descriptoren (zie bijlage 2 in het NVAOaccreditatiekader) kunnen gebruiken. Deze beschrijven het bachelorniveau op een generiek abstractieniveau. De opleiding zou daarbij per descriptor kunnen aangeven voor welke beoogde eindkwalificaties de descriptor relevantie heeft. Indien u hierbij ondersteuning nodig heeft, of als u wilt weten hoe de Dublin-descriptoren zich verhouden tot de generieke kernkwalificaties van de Commissie Franssen/ proefaccreditering, neemt u dan contact op met NQA. Beschrijf het beroepenveld waarvoor de opleiding beoogt op te leiden. Verwijs naar het document waarin de wensen en behoeften van het beoogde beroepenveld tot uitdrukking komen. Voeg dit document als bijlage bij het zelfevaluatierapport. Het gaat hierbij om een actueel, door (of in samenspraak met) het werkveld opgesteld beroepsprofiel. Geef aan of er internationale standaarden voor het beroep (en daarmee voor de opleiding) bestaan. Denk daarbij ook aan buitenlandse beroeps- of opleidingsprofielen of specifieke gegevens over buitenlandse opleidingen. Beschrijf hoe dit referentiekader zich verhoudt tot de beoogde eindkwalificaties. Wat moet de afgestudeerde ten minste kunnen en kennen om een goede start te kunnen maken in het beoogde beroepenveld? Beschrijf hoe dit in de beoogde eindkwalificaties tot uitdrukking komt.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
57
2. Programma
2.1 Eisen hbo - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Vragen Op welke wijze beoogt de opleiding kennisontwikkeling door studenten plaats te laten vinden? Welke rol heeft vakliteratuur daarbij? Hoe ontleent de opleiding studiemateriaal aan de beroepspraktijk? Hoe komen studenten in aanraking met de actuele beroepspraktijk?
Hoe wordt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden vormgegeven? Op welke wijze is sprake van interactie met (toegepast) onderzoek?
Hoe wordt geborgd dat studenten de actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline meekrijgen? Welke aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk heeft de opleiding? Ervaren studenten, afgestudeerden en afnemend werkveld dat sprake is van een actueel en praktijkgericht programma?
58
Aanwijzingen Beschrijf hoe u de kennisontwikkeling door studenten programmeert. Voeg de studiegids bij als bijlage bij het zelfevaluatierapport. Beschrijf hoe gebruik gemaakt wordt van vakliteratuur over de opleiding als geheel. Stel (via de studiegids of via het materiaal dat ter inzage wordt gelegd) een lijst beschikbaar van vakliteratuur die wordt gebruikt. Beschrijf hoe de opleiding gebruik maakt van aan de praktijk ontleend studiemateriaal. Hoe wordt dat studiemateriaal ingezet in het programma? Geef aan hoe studenten in aanraking komen met de actuele beroepspraktijk: welke werkveldbezoeken, stages / praktijkperioden zijn in het programma opgenomen? Welke doelen zijn aan die programmadelen gekoppeld? Bij welke (buitenlandse) instellingen kunnen studenten stage lopen? Worden er gastcolleges gegeven door mensen uit het werkveld? Beschrijf hoe de ontwikkeling van beroepsvaardigheden binnen het programma vorm krijgt (bijvoorbeeld via ‘vaardighedenlijn’, praktijklessen, praktijkopdrachten, stages). Beschrijf hoe studenten in aanraking komen met (toegepast) onderzoek. Geef aan hoe relevante onderzoeksresultaten ingebracht worden in het programma. Zijn docenten betrokken bij de opzet / uitvoering van onderzoek? Is er een lectoraat of kenniskring dat specifieke betekenis heeft voor de opleiding? Moeten studenten zelf onderzoeksopdrachten uitvoeren, of moeten zij met onderzoeksresultaten werken? Geef aan hoe u waarborgt dat de actuele ontwikkelingen in het vakgebied/discipline binnen het programma aan bod komen. Denk bijvoorbeeld aan het gebruik van recente artikelen uit vaktijdschriften, afspraken / beleid rond de actualisering van de inhoud van modulen en daarbij horende readers. Beschrijf de structurele contacten met de beroepspraktijk. Is er bijvoorbeeld een werkveldcommissie? Zijn er andere verbanden met de actuele beroepspraktijk? Wat is de invloed hiervan op het programma? Geef aan welke evaluatieresultaten beschikbaar zijn (oordelen studenten, afgestudeerden, werkveld) over actualiteit en praktijkgerichtheid van het opleidingsprogramma (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Heeft dit geleid tot verbeteractiviteiten?
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Vragen Wat is het programma van de opleiding? Hoe worden de beoogde eindkwalificaties qua niveau (zie 1.1) geconcretiseerd in het programma? Hoe worden de beoogde eindkwalificaties qua oriëntatie (zie 1.3) geconcretiseerd in het programma? Hoe worden de beoogde eindkwalificaties qua domeinspecifieke eisen (zie 1.2) geconcretiseerd in het programma? Hoe vindt de vertaling van eindkwalificaties in leerdoelen in het programma plaats? Ervaren studenten dat door middel van het programma de eindkwalificaties kunnen worden bereikt?
Aanwijzingen Beschrijf kort het programma van de opleiding, inclusief (voornaamste verschillen tussen) eventuele varianten en locaties. Voeg een overzicht van het programma (curriculum) bij als bijlage bij het zelfevaluatierapport. Geef daarbij aan hoe de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen worden geconcretiseerd in het curriculum. Beschrijf hoe binnen de opleiding geborgd wordt dat alle kwalificaties binnen het programma ‘gedekt’ zijn. Beschrijf hoe de koppeling van de beoogde eindkwalificaties aan leerdoelen van programmaonderdelen tot stand is gekomen. Geef in het programmaoverzicht aan welke leerdoelen bij welke eindkwalificaties horen. Geef aan welke evaluatieresultaten beschikbaar zijn (oordelen afgestudeerden, studenten) over de aansluiting van het opleidingsprogramma op de beoogde eindkwalificaties (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Heeft dit geleid tot verbeteractiviteiten?
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
59
2.3 Samenhang in opleidingsprogramma - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Vragen Hoe wordt geborgd dat studenten een inhoudelijk samenhangend programma volgen?
Ervaren studenten die samenhang ook?
Aanwijzingen Geef aan welke samenhang naar uw opvatting in het programma bestaat. Is er een logische relatie tussen programmaonderdelen en tussen studiefases; hoe worden deze op elkaar afgestemd? Besteed ook aandacht aan eventuele internationale programmaonderdelen en hoe deze passen binnen de visie op internationalisering. Geef aan op welke manier de samenhang in de opleiding gewaarborgd wordt. Welke rol speelt het opleidingsmanagement daarin, hoe vindt afstemming tussen (groepen) docenten plaats? Geef aan welke evaluatieresultaten beschikbaar zijn (oordelen studenten, afgestudeerden) over de inhoudelijke samenhang binnen het opleidingsprogramma (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Heeft dit geleid tot verbeteractiviteiten?
2.4 Studielast - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Vragen Hoe worden factoren die de studievoortgang belemmeren weggenomen?
Ervaren studenten een studeerbaar programma?
60
Aanwijzingen Geef aan wat de opleiding doet om een efficiënte studievoortgang mogelijk te maken. Hoe houdt de opleiding zicht op de vraag of zich belemmerende factoren voordoen? Welke stappen zet de opleiding wanneer zich problemen voordoen? Geef aan welke evaluatieresultaten beschikbaar zijn (oordelen studenten, afgestudeerden) over de studeerbaarheid van het opleidingsprogramma (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Heeft dit geleid tot verbeteractiviteiten?
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
2.5 Instroom - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Vraag Aanwijzing Hoe wordt geborgd dat er aansluiting is Geef aan welke werkvormen de opleiding hanteert aan de qua vorm? start van de opleiding. Hoe sluiten die werkvormen aan op de vooropleiding van studenten? Beschrijf eventuele activiteiten die de opleiding aanbiedt om studenten te introduceren in de verwachte studiehouding c.q. de gehanteerde werkvormen. Hoe wordt geborgd dat er is aansluiting Geef aan welke toelatingseisen de opleiding stelt, welke is qua inhoud? deficiëntieprogramma’s worden aangeboden voor studenten die bepaalde vakken niet voldoende beheersen, en/of welke mogelijkheden er zijn voor bijscholing dan wel extra begeleiding. Beschrijf welke verkorte leerroutes worden aangeboden, en hoe en wanneer studenten in aanmerking komen voor vrijstellingen. Geef aan hoe de opleiding nagaat of sprake is van voldoende inhoudelijke aansluiting. Wordt bijvoorbeeld een assessment gehanteerd voor instromende studenten? Hoe wordt gedifferentieerd tussen Geef aan op welke manier gedifferentieerd wordt tussen instromende vwo-studenten, havovwo-instroom, havo-instroom en anderen. Beschrijf of en studenten en andere instromende hoe de opleiding studieresultaten van verschillende studenten? groepen monitort, en hoe wordt ingespeeld op voorkomende aansluitingsproblemen. Welke activiteiten worden ondernomen om de aansluiting van (buitenlandse) studenten met een buitenlandse vooropleiding te bevorderen? Ervaren studenten de aansluiting ook? Geef aan welke evaluatieresultaten beschikbaar zijn (oordelen studenten) over de aansluiting van de opleiding op de vooropleiding (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Heeft dit geleid tot verbeteractiviteiten?
2.6 Duur - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Vragen Voldoet de opleiding aan de formele eis van 240 studiepunten? Waaruit blijkt dat?
Aanwijzingen Geef aan hoe uit de opbouw van het opleidingsprogramma en de omvang van modulen blijkt dat de totale studiebelasting van de opleiding aan de formele eis voldoet.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
61
2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Vragen Wat is het didactisch concept van de opleiding? Hoe verhoudt dat didactisch concept zich tot de beoogde eindkwalificaties (doelstellingen)? Ervaren studenten dat de gehanteerde werkvormen adequaat zijn en aansluiten bij het didactisch concept?
Aanwijzingen Beschrijf het didactisch concept van de opleiding. Beschrijf kort hoe het didactisch concept zich verhoudt tot (afgestemd is op) de doelstellingen van de opleiding. Beschrijf de uitwerking van het didactisch concept naar het gebruik van verschillende werkvormen binnen de opleiding. Geef aan welke evaluatieresultaten beschikbaar zijn (oordelen studenten, afgestudeerden) over het didactisch concept en de gehanteerde werkvormen binnen de opleiding (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Heeft dit geleid tot verbeteractiviteiten?
2.8 Beoordeling en toetsing - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Vragen Op welke wijze worden studenten beoordeeld, getoetst en geëxamineerd?
Ervaren studenten dat zij adequaat getoetst worden op het behalen van de beoogde leerdoelen?
62
Aanwijzingen Beschrijf het toetsbeleid en de verschillende toetsvormen van de opleiding. Betrek hierbij ook de stage- en afstudeeropdrachten. Geef aan hoe de toetsvormen zich verhouden tot de doelstellingen van de opleiding en de leerdoelen. Beschrijf welke afspraken bestaan ten aanzien van de formulering en toepassing van beoordelingscriteria en de verzorging van feedback aan studenten. Geef aan hoe de kwaliteit van de toetsen binnen de opleiding wordt geborgd. Als studenten toetsing bij een buitenlandse instelling of bij een instelling in het werkveld ondergaan, hoe vergewist zich de opleiding dan van de kwaliteit van deze toetsing? Geef aan welke evaluatieresultaten beschikbaar zijn (oordelen studenten, afgestudeerden) over de gehanteerde toetsvormen, het niveau van de toetsen en de feedback die studenten over resultaten krijgen (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Heeft dit geleid tot verbeteractiviteiten?
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
3. Inzet van personeel
3.1 Eisen hbo - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. 3.2 Kwantiteit personeel - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. 3.3 Kwaliteit personeel - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Vragen Welk deel van de opleiders legt een verbinding met de beroepspraktijk?
Waaruit blijkt dat sprake is van voldoende personeel om de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Hoe wordt geborgd dat de opleiders gekwalificeerd zijn voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Ervaren studenten en opleiders zelf dat opleiders gekwalificeerd zijn?
Facet Aanwijzingen 3.1 Geef aan welk deel van de opleiders beschikt over recente ervaring met en/of kennis van de beroepspraktijk. Voeg een overzicht van het personeel als bijlage bij het zelfevaluatierapport. Neem in dit overzicht de leeftijd, het geslacht en de kwalificaties van docenten/opleiders op, met name de gevolgde opleidingen, cursussen en trainingen, huidige en vorige werkkringen en functies, eventuele docentstages en andere relevante informatie over de interactie met de beroepspraktijk. 3.2 Beschrijf de visie van de opleiding op de verhouding tussen de omvang van het personeel en de gewenste kwaliteit. Reflecteer op de actuele en gewenste student/docent ratio. Hoe hoog is het ziekteverzuim? Wat zijn de streefcijfers voor de werkbelasting van docenten en hoe verhoudt zich dit tot de ervaren werkbelasting? Als er personeelstekorten zijn, hoe gaat de opleiding dan hiermee om? 3.3 Beschrijf de visie van de opleiding op de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische kwalificaties van docenten/opleiders. Geef aan hoe gebruik wordt gemaakt van scholing en professionalisering om deze kwalificaties te verbeteren c.q. op peil te houden. Welke rol hebben functionerings- en beoordelingsgesprekken (frequentie, inhoud) hierbij? Hoe worden docenten/opleiders in de gelegenheid gesteld om actuele (internationale) ontwikkelingen in het beroepenveld en vakgebied te volgen? Als er onderwijs in een vreemde taal wordt verzorgd, hoe borgt de opleiding dan de kwaliteit daarvan (vreemde taalbeheersing van docenten)? 3.3 Geef aan welke evaluatieresultaten beschikbaar zijn (oordelen studenten en opleiders) over de inhoudelijke (inclusief beroepspraktijkkennis/ervaring), onderwijskundige en organisatorische kwalificaties (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Heeft dit geleid tot verbeteractiviteiten?
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
63
4. Voorzieningen
4.1 Materiële voorzieningen - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Vragen Waaruit blijkt dat huisvesting en materiële voorzieningen toereikend zijn om het programma te realiseren?
Ervaren studenten en docenten dat de huisvesting en materiële voorzieningen toereikend zijn?
Aanwijzingen Beschrijf de locatie, de bibliotheek- of mediatheek, de ict-voorzieningen, en de onderwijs-, praktijk-, studieen werkruimten. Geef daarbij aan hoe wordt getoetst of met de bestaande huisvesting en materiële voorzieningen het programma gerealiseerd kan worden. Zijn deze afgestemd op de behoeften van eventuele buitenlandse, deeltijd- en duaal studenten? Welke verbeteringen zijn gepland, op welke termijn, en welke middelen zijn daarvoor gereserveerd? Verwijs naar opinies over huisvesting en materiële voorzieningen in studenten- en docentenevaluaties (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Wat is er met de uitkomsten gedaan?
4.2 Studiebegeleiding Vragen Hoe dragen de studiebegeleiding en informatievoorziening bij aan de studievoortgang van studenten?
Ervaren studenten dat de studiebegeleiding en informatievoorziening voldoet aan hun behoeften?
64
Aanwijzingen Beschrijf het systeem van studiebegeleiding en studievoortgangsregistratie. Beschrijf ook hoe de informatievoorziening aan studenten plaatsvindt. Geef bij deze beschrijvingen aan, mede aan de hand van rendementscijfers, welke knelpunten er zijn met betrekking tot de studievoortgang. Heeft dit gevolgen voor de studiebegeleiding of de informatievoorziening aan studenten? Als er (veel) buitenlandse studenten zijn, geef dan aan of hier speciale voorzieningen voor zijn getroffen. Verwijs naar opinies over studiebegeleiding en informatievoorziening in studentenevaluaties (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Besteed daarbij speciale aandacht aan de begeleiding van studenten in de propedeuse en tijdens de (binnenen buitenlandse) stages en in de afstudeerfase. Ga ook in op studenttevredenheid over zaken als roosters, toegankelijkheid van en informatieverstrekking door docenten. Geef aan wat met de uitkomsten van deze studentenevaluaties is gedaan.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
5. Interne kwaliteitszorg
5.1 Evaluatie resultaten - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. 5.2 Maatregelen tot verbetering - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld. - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Vragen Welke aspecten worden geëvalueerd, hoe en met welke frequentie?
Facet Aanwijzing 5.1 Beschrijf de evaluaties die plaatsvinden en de frequentie daarvan, de onderwerpen (aspecten) waarop de evaluaties betrekking hebben, en de methoden die gebruikt worden. Verwijs naar het kwaliteitszorgplan of andere relevante kwaliteitszorgdocumenten. Wat zijn daarbij de streefdoelen en 5.1 Geef voor elk van de aspecten die geëvalueerd worden aan welke streefdoelen zijn geformuleerd. Hoe wordt hoe wordt getoetst of deze zijn getoetst of de streefdoelen zijn bereikt? Hoe zorgt de bereikt? opleiding ervoor dat deze toetsing gebeurt op basis van betrouwbare en valide informatie? Waaruit blijkt dat uitkomsten van 5.2 Beschrijf wat er met de uitkomsten van evaluaties evaluaties tot verbeteringen gebeurt. Geef aan of (en voor welke aspecten) er sprake hebben geleid? is van een verbetercyclus (plan, do check, act). Geef zo mogelijk een aantal praktijkvoorbeelden. Heeft de opleiding nader onderzoek gedaan naar verschillen tussen nagestreefde en behaalde resultaten? Zijn er maatregelen tot verbetering genomen? Zo ja, wie is verantwoordelijk voor het doorvoeren van verbeteringen? Op welke termijn en met welke prioriteit worden verbeteringen doorgevoerd? Hoe wordt nagegaan of de beoogde verbeteringen worden gerealiseerd? 5.3 Beschrijf bij welke evaluaties medewerkers, studenten, Op welke wijze worden: alumni en het afnemend beroepenveld worden -medewerkers, betrokken. Hoe vaak gebeurt dit? Hoe wordt ervoor -studenten, gezorgd dat deze evaluaties representatief zijn voor deze -alumni groepen? Worden de resultaten van evaluaties -afnemend beroepenveld teruggekoppeld naar betrokkenen? Kunnen genoemde bij de interne kwaliteitszorg betrokken? groepen ook ongevraagd zaken die voor hen van belang zijn doorgeven aan de opleiding en wat doet de opleiding hiermee? Geef aan hoe de inspraak van studenten en medewerkers is geregeld. Als de opleiding intensief samenwerkt met buitenlandse partnerinstellingen (uitwisselingen, dubbeldiplomering, etc.) of met instellingen in het beroepenveld (met name bij duale trajecten) geef dan aan hoe de kwaliteit van de samenwerking wordt bewaakt.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
65
6. Resultaten
6.1 Onderwijsrendement - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Vragen Hoe wordt het onderwijsrendement bepaald?
Aanwijzingen Vul het overzicht met kengetallen in (zie bijlage 1) en voeg dit als bijlage bij het zelfevaluatierapport. Geef aan wat de opleiding zelf als de belangrijkste kengetallen ziet. Wat bepaalt voor de opleiding het onderwijsrendement? Wat zijn daarbij de streefcijfers? Geef aan welke streefcijfers voor het rendement de opleiding hanteert. Hoe verhouden deze zich tot relevante Beargumenteer de keuze van de streefcijfers, met name hoe andere opleidingen? deze zich verhouden tot die van relevante andere opleidingen. Voldoet het rendement aan de eigen Verwijs naar het overzicht met kengetallen voor een streefcijfers? beoordeling van de mate waarin het rendement voldoet aan de streefcijfers. Hoe verhoudt zich dit tot het rendement van relevante andere opleidingen? Wat zijn de oorzaken voor tekortschietende rendementen? Wat heeft de opleiding gedaan om het rendement te verbeteren?
6.2 Gerealiseerde niveau - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Vragen Hoe wordt bepaald of beoogde eindkwalificaties zijn gerealiseerd? - qua niveau (zie 1.1)? - qua oriëntatie (zie 1.3)? - qua domeinspecifieke eisen (zie 1.2)? Bestaat er tevredenheid in het werkveld over de gerealiseerde kwalificaties?
66
Aanwijzingen Geef aan hoe de opleiding toetst of de beoogde eindkwalificaties zijn gerealiseerd (dit geldt ook voor in het buitenland gevolgde programmaonderdelen). Maak daarbij een onderscheid naar niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Besteed ook aandacht aan de toetsing van afstudeeropdrachten, de examinering en de eventuele betrokkenheid van het werkveld of andere externe (mede)beoordelaars. Geef aan welke evaluatieresultaten beschikbaar zijn (oordelen afgestudeerden, afnemend werkveld) over de gerealiseerde kwalificaties (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Heeft dit geleid tot verbeteractiviteiten?
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
7. Bijzondere kwaliteitskenmerken (facultatief)
7.1 Differentiatie en profilering - Het kenmerk levert een betekenisvolle bijdrage aan de differentiatie en profilering in het hoger onderwijs. 7.2 Kwaliteit - Het kenmerk leidt tot een bijzondere kwaliteit van het onderwijs. 7.3 Concretisering - De gevolgen van het kenmerk voor de kwaliteit van het onderwijs (instroom, onderwijsprogramma, onderwijsproces, output, voorzieningen, kwaliteit staf) zijn geoperationaliseerd. 7.4 Onderscheidend karakter - Het kenmerk is onderscheidend voor de opleiding in relatie tot relevante opleidingen in het Nederlands hoger onderwijs. N.B. In de NVAO toelichting wordt expliciet gesteld, dat de bewijslast voor de bijzondere kwaliteit bij de instelling ligt. De opleiding moet de VBI overtuigen van het bijzondere karakter van het kenmerk van de opleiding. Vragen Is het bijzondere kenmerk gedefinieerd in doelen en concrete operationaliseerbare termen? Is het kenmerk betekenisvol? Is het kenmerk geoperationaliseerd en aantoonbaar aanwezig in de opleiding? Is de opleiding onderscheidend ten opzichte van andere (verwante) opleidingen in Nederland?
Facet Aanwijzingen 7.2 Beschrijf welke bijzondere kwaliteit de opleiding 7.3 nastreeft, met daarbij de doelen en te verwachten resultaten. 7.1 Dit kan onder andere blijken uit de waardering van het kenmerk door studenten, alumni, werkveld, docenten, maatschappelijke organisaties. 7.3 Geef aan hoe het kenmerk expliciet terug te vinden is in programmaonderdelen, in opdrachten, eindresultaat (inhoud en indien relevant rendement), voorzieningen, kwaliteit staf). Hier is ook de waardering door stakeholders van belang. 7.4 De opleiding heeft een vergelijkend onderzoek uitgevoerd of laten uitvoeren (kan ook door NQA) onder verwante opleidingen in Nederland. Uit dit vergelijkende onderzoek blijkt dat de opleiding zich op dit kenmerk onderscheidt van andere (verwante) opleidingen.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
67
Bijlage 1.
Kengetallen
Instroom, uitstroom, ingeschreven, personeel Opleiding X Totaal aantal ingeschreven studenten Totaal aantal docenten* Omvang docerend personeel in fte Student / fte ratio Instroom propedeuse, eerste keer hbo Totaal aantal instromende studenten: ‘instroom opleiding’ Totaal aantal geslaagden Aantal geslaagden uit propedeuse instroom ‘eerste keer hbo’ Gemiddelde studieduur geslaagden, in jaren Aantal studiestakers Gemiddelde studieduur studiestakers, in jaren
1997
1998
1999
2000
2001
Opleidingsrendement, in percentage van instroom propedeuse, eerste keer hbo (instroomcohorten) 1997 1998 1999 2000 2001 Diploma behaald na 1 jaar Diploma behaald na 2 jaar Diploma behaald na 3 jaar Diploma behaald na 4 jaar Diploma behaald na 5 jaar Diploma behaald na 6 jaar
Uitvalpercentage van instroom propedeuse, eerste keer hbo (instroomcohorten) 1997 1998 1999 2000 2001 Percentage uitval na 1 jaar Percentage uitval na 2 jaar Percentage uitval na 3 jaar Percentage uitval na 4 jaar Percentage uitval na 5 jaar Percentage uitval na 6 jaar
68
2002
2002
2001
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
Bijlage 4
Beoordelingsprotocol van Netherlands Quality Agency (NQA)
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
69
70
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
Beoordelingsprotocol: operationalisering criteria accreditatiekader De operationalisering geschiedt in de werkwijze van NQA door middel van richtlijnen voor de zelfevaluatie. Deze richtlijnen vormen een vertaling van het NVAO-kader naar aandachtspunten voor de zelfevaluatie. In de richtlijnen zijn naast algemene eisen (bijvoorbeeld ten aanzien van omvang en bijlagen) die aan een zelfevaluatierapport gesteld worden ook vragen en aanwijzingen voor de opleiding opgenomen. De vragen zijn rechtstreeks afgeleid van de facetten en criteria in het NVAO-kader. De vragen zouden daarom beantwoord moeten worden in het zelfevaluatierapport. De aanwijzingen zijn bedoeld als hulpmiddel bij het schrijven van het zelfevaluatierapport en zijn daarom meer indicatief van aard. De richtlijnen hebben als titel ‘De zelfevaluatie in verband met NVAO-accreditatie: vragen en aanwijzingen’ en zijn als bijlage opgenomen. Het betreft een concept dat verder verbeterd wordt naar aanleiding van opmerkingen van betrokkenen en eventuele wijzigingen als gevolg van de definitieve goedkeuring van het accreditatiekader.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
71
Beoordelingsprotocol: operationalisering beslisregels Inleiding De NVAO beschrijft in het accreditatiekader (hfst. 4) beslisregels voor de accreditatie. Een beslisregel is heel expliciet: de opleiding komt alleen voor een positief eindoordeel in aanmerking als op alle onderwerpen (6x) een voldoende wordt gescoord. Aan de VBI wordt overgelaten om voor het oordeel per onderwerp beslisregels te formuleren teneinde te komen tot een weging van oordelen over de afzonderlijke facetten van dat onderwerp. Er wordt hier dus niet gesteld dat er ook beslisregels moeten zijn die leiden tot een oordeel over een facet. In de toelichting (pag. 17) staat echter, dat ‘afwegingen op alle niveaus facetten, onderwerpen en eindoordeel - inzichtelijk’ gemaakt moeten worden. Dit houdt in dat er ook aangegeven zou moeten worden hoe je van criteria tot een facetoordeel komt. Alleen de beoordeling per criterium is ‘vrij’. Een belangrijke aanwijzing in de toelichting is, dat de waardering ‘goed’ of ‘excellent’ gebruikt kan worden als compensatie voor een ‘onvoldoende’ op een facet binnen hetzelfde onderwerp. Daarmee mag echter ‘niet louter instrumenteel worden omgegaan’; inhoudelijke afweging blijft noodzakelijk. Samenvattend zijn er volgens NVAO dus 3 afwegingen noodzakelijk: betreffende het eindoordeel; betreffende het onderwerp (van facet naar onderwerp); betreffende het facet. Bovendien dienen afwegingen niet ‘louter instrumenteel’ (compensatieregeling), maar ook inhoudelijk gemotiveerd te zijn.
Eindoordeel Het eindoordeel over de opleiding is positief indien het oordeel over elk van de 6 onderwerpen tenminste voldoende is. NVAO heeft bepaald dat voor elke opleidingsvariant afzonderlijk de basiskwaliteit gewaarborgd moet zijn. Ook heeft NVAO bepaald dat de opleiding alleen in aanmerking komt voor accreditatie als elke locatie voldoet aan de in het kader genoemde criteria voor basiskwaliteit. Dit zou inhouden dat een positief eindoordeel alleen mogelijk is als elke variant en elke locatie op elk onderwerp tenminste als voldoende is beoordeeld. De consequentie hiervan zou zijn dat accreditatie wordt onthouden indien de grote voltijdvariant en de hoofdlocatie als voldoende worden beoordeeld, maar een kleine deeltijd- of duale variant of een kleinere nevenvestiging als onvoldoende wordt beoordeeld. Omdat dit tot onevenredige schade zou leiden, heeft NVAO de weg geopend om tot nadere afspraken met de instelling te komen over verbeteren of stoppen met de betreffende variant (zie brief NVAO d.d. 13-3-2003).
72
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
Om het instelling en NVAO mogelijk te maken hieromtrent transparante beslissingen te nemen, wordt bij de vermelding van het eindoordeel een samenvattende tabel geplaatst met daarin de oordelen per onderwerp, facet, variant en locatie.
Oordeel per onderwerp Het uitgangspunt voor de oordeelsvorming per onderwerp is dat het panel, rekening houdend met de context van de opleiding, de weging van facetten maakt. Dit betekent dat het panel bepaalt voor welke facetten binnen een bepaald onderwerp een compensatieregeling, zoals aangegeven door NVAO, kan worden toegepast. Dit wil zeggen dat een onvoldoende op een facet gecompenseerd kan worden door een goed of excellent op een ander facet binnen hetzelfde onderwerp. Deze afweging dient door het panel steeds inhoudelijk beargumenteerd te worden. Ten behoeve van consistentie in de afweging binnen en tussen panels zal NQA een handreiking voor panelleden verschaffen. In deze handreiking wordt onder meer ingegaan op de wijze waarop oordelen onderbouwd kunnen worden1. Daarbij wordt speciale aandacht gevraagd voor de facetten die, gegeven het NVAO-kader, bij accreditatie van bijzonder belang geacht kunnen worden. Dit betreft binnen het onderwerp doelstellingen de facetten niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Voorts binnen de onderwerpen programma en inzet van personeel de facetten eisen hbo/wo. Tenslotte binnen het onderwerp intern kwaliteitszorgsysteem het facet maatregelen tot verbetering, waarin de kwaliteitsverbetercyclus primair tot uiting komt, en binnen het onderwerp resultaten het facet gerealiseerd niveau. Hiermee wordt aangesloten bij de toelichting op het accreditatiekader waarin NVAO duidelijk aangeeft dat de onderwerpen intern kwaliteitszorgsysteem en resultaten van bijzonder belang worden geacht. Verder zal NQA een structuur creëren waarbinnen consistentie van paneloordelen wordt bevorderd. Binnen deze structuur is een belangrijke rol weggelegd voor de secretaris, die op methodologische aspecten en consistentie van paneloordelen moet letten. Om de consistentie tussen panels te bevorderen zal NQA een permanent overleg tussen panelsecretarissen inrichten. Ook zullen beoordelingsrapporten altijd worden tegengelezen door 1 of meer andere NQA medewerkers, waarbij speciaal op consistentie en overige methodologische aspecten gelet zal worden. Indien dit tot een negatieve conclusie op het punt van methodologie of consistentie leidt, kan de directie van NQA passende maatregelen nemen, waaronder terugzending van het rapport naar het panel.
1
De handreiking zal ook andere aandachtspunten bevatten, bijvoorbeeld met betrekking tot de zelfevaluatie. Zo mag een zelfkritische zelfevaluatie er niet toe leiden dat een opleiding door het panel ‘gestraft’ wordt door zelfkritiek van de opleiding over te nemen in de beoordeling en op basis hiervan tot een negatief oordeel op het betreffende facet te komen. Veeleer is het zo dat zelfkritiek een aanwijzing kan zijn voor een goed functionerend kwaliteitszorgsysteem, dat vertrouwen kan geven in snelle verbeteringen van geconstateerde tekortkomingen. Een zelfkritische zelfevaluatie zal daarom in positieve zin moeten worden meegewogen bij de oordeelsvorming door de panels.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
73
Eventueel optredende verschillen tussen varianten en locaties met betrekking tot het paneloordeel op een bepaald onderwerp zullen expliciet vermeld worden.
Oordeel per facet Om tot een oordeel op een facet te komen, is er vaak één en zijn er soms meerdere criteria die beoordeeld moeten worden. In het geval van één criterium is de situatie in principe duidelijk; dit moet voldoende zijn om tot een ‘voldoende’ op het facet te komen. Daar waar er meerdere criteria zijn (soms drie) ligt dat moeilijker. Om te bepalen of aan de criteria wordt voldaan, zijn voor de externe kwaliteitsbeoordelaars van NQA de volgende vragen van belang: Doelen: welke ambitie heeft de opleiding ten aanzien van een bepaald facet: welke kwaliteit wordt nagestreefd; welke resultaten worden beoogd, kortom; wat zijn de eigen doelen? Borging: hoe borgt de opleiding dat deze doelen kunnen worden bereikt; zijn beleid, management en processen logisch op die eigen doelen afgestemd? Resultaten2: hoe verhouden de bereikte resultaten zich tot de eigen doelen (mede in vergelijking met andere opleidingen); zijn direct betrokkenen (stakeholders) tevreden over de bereikte resultaten? Verbetering: indien het borgen en bereiken van de doelen te wensen overlaat, zijn er dan verbeteringen in het vooruitzicht? De vragen die in de richtlijnen van NQA voor de zelfevaluatie aan opleidingen worden gesteld, houden verband met de doelen3, borging, resultaten en verbetering. De kern vormen de resultaten en de borging; dus datgene wat bereikt is en de borging daarvan in de toekomst (accreditatie wordt immers voor zes jaar verleend). Het ligt dan ook voor de hand dat panels bij de oordeelsvorming een belangrijke plaats inruimen voor de resultaten en de borging. Toch kan het niet zo zijn dat een tekortschietende borging of nog uitblijvende resultaten ‘automatisch’ tot een onvoldoende op het betreffende facet leidt. Zo zal er bijvoorbeeld begrip moeten zijn voor het feit dat veel opleidingen zich op sommige facetten, die nieuw zijn ten opzichte van visitaties (bijvoorbeeld de Dublin-descriptoren bij de niveaubepaling), zich nog in een ontwikkelingsstadium bevinden. In dergelijke gevallen kunnen onvoldoende resultaten of borging gecompenseerd worden door concrete en aantoonbare verbeteracties. Zijn de resultaten boven verwachting en de doelen ook in orde, dan kan het panel een oordeel ‘goed’ overwegen. Is de situatie zodanig dat zelfs geen verbeteringen meer nodig zijn, dan kan een oordeel ‘excellent’ gegeven worden. In een dergelijk geval fungeert de opleiding als voorbeeld van een ‘best practice’ op het betreffende facet. Eventueel optredende verschillen tussen varianten en locaties met betrekking tot het paneloordeel op een bepaald facet zullen expliciet vermeld worden. 2
Hiermee is niet het onderwerp ‘resultaten’ bedoeld maar de bereikte resultaten ten aanzien van elk facet. Echter niet bij elk aspect, bijvoorbeeld bij duur van programma is er sprake van een wettelijke verplichting waar de opleiding geen afwijkende doelstellingen tegenover kan stellen.
3
74
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
Beoordelingsprotocol: werkwijze bij visitaties Inleiding De beschrijving van de werkwijze gaat in eerste instantie uit van een ‘enkelvoudige’ beoordeling: een beoordeling die gericht is op één opleiding, met één (vt/dt/duaal) variant, op één locatie. Na die kernbeschrijving zal worden aangegeven op welke manier NQA om wil gaan met een meer complexe beoordeling, dat wil zeggen hoe de werkwijze wordt aangepast wanneer meerdere opleidingen, varianten en/of locaties gelijktijdig beoordeeld worden. Procedureel en in de tijd onderscheidt NQA de volgende fasen:
Intake De intake is erop gericht vast te stellen wat de bepalende randvoorwaarden zijn binnen een beoordelingsproject: • op welke en hoeveel opleidingen is de beoordeling gericht; • welke varianten (voltijd, deeltijd, duaal) van de opleidingen worden aangeboden; • op hoeveel locaties worden opleidingen aangeboden; • eventuele bijzondere kwaliteitskenmerken; • eventuele additionele behoeften, zoals de wijze waarop (internationale) vergelijkingen tussen opleidingen worden uitgevoerd, of het aanbieden van een vertrouwelijke management letter gericht op kwaliteitsverbetering. In gevallen waar het gaat om meerdere opleidingen, wordt eveneens bezien in hoeverre opleidingen aan elkaar verwant zijn, en in welke mate het beoordelingsproces als gevolg daarvan geïntegreerd kan worden. NQA heeft hiertoe een intakeformulier ontwikkeld, dat in overleg met de betreffende hogeschool wordt ingevuld en vastgesteld.
Inhoudelijke voorbereiding op de zelfevaluatie en het beoordelingsbezoek In de voorbereiding op zelfevaluatie en bezoek worden de volgende stappen gezet. Opleiding • Alvorens de zelfevaluatie wordt gestart treedt de opleiding in overleg met NQA over de opzet van de zelfevaluatie (NQA heeft richtlijnen voor het zelfevaluatierapport opgesteld).
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
75
•
•
Bij de start van het zelfevaluatieproces geeft de opleiding aan welk domeinspecifiek referentiekader men wenst te hanteren en communiceert hierover met NQA ten behoeve van de vaststelling van het domeinspecifieke kader. De opleiding schrijft het zelfevaluatierapport inclusief bijlagen en stelt dit ter beschikking aan NQA binnen een van tevoren aangegeven termijn.
Panelsecretaris (medewerker NQA4) • Naar aanleiding van de opgave van het domeinspecifieke referentiekader door de opleiding: de secretaris checkt met domeindeskundige(n) in het panel aan de hand van ankerpunten (beroepsprofielen, competentiecatalogi, in eerdere visitaties gebruikte beoordelingskaders) of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel specificatie van domeinspecifieke doelstellingen nodig is. • Check op kwaliteit en compleetheid zelfevaluatierapport. • Vastleggen / communiceren voorbereidende werkzaamheden panel. • Inhoudelijke voorbereiding op bezoek: lezen zelfevaluatierapport, formuleren voorlopige oordelen en vraagpunten. • Opstellen overzicht / aggregatie van voorlopige oordelen en vraagpunten van panelleden. Dit kan worden besproken tijdens de voorbereidende vergadering (die voorafgaande aan de gesprekken plaatsvindt). Panel als geheel • Inhoudelijke voorbereiding op bezoek: lezen zelfevaluatierapport en formuleren voorlopige oordelen en vraagpunten. • Doorgeven voorlopige oordelen en vraagpunten naar panelsecretaris. • Op basis van het overzicht van voorlopige oordelen inventariseren kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken (dit kan geschieden tijdens de voorbereidende vergadering).
Beoordeling materiaal en faciliteiten (tijdens beoordelingsbezoek) NQA stelt een lijst van ter inzage gevraagd materiaal op; naar aanleiding van de bestudering van het zelfevaluatierapport en de door het panel geformuleerde vraagpunten kan aanvullend specifiek materiaal gevraagd worden. Het panel beoordeelt ter inzage gelegde materialen. Waar nodig en mogelijk vraagt NQA de opleiding ook toegang tot digitaal materiaal, zoals bijvoorbeeld een digitale studiegids of een digitale leeromgeving.
4
Conform de bepalingen van NVAO bestaat het panel uit drie leden (voorzitter, secretaris en lid) plus, voorzover vereist, een studentlid. De panelsecretaris maakt deel uit van het panel; in de persoon van de panelsecretaris is in principe audit- en onderwijsdeskundigheid verenigd. De voorzitter en het andere panellid maken deel uit van een ‘pool’ van panelleden. In deze personen is domeinspecifieke deskundigheid in discipline en afnemend veld, alsmede deskundigheid over de internationale ontwikkeling van de discipline, vertegenwoordigd. Zij hebben de algemene training op het vlak van auditvaardigheden en het werken met het NQA protocol doorlopen.
76
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
Interviews / gesprekken Tijdens de site visit spreekt het panel in ieder geval met (representatieve vertegenwoordigingen van) de volgende groepen: • management (dagelijkse leiding) van de opleiding (operationeel management); • docenten; • studenten; • werkveld5; • afgestudeerden; • College van Bestuur en/of Faculteits/Instituuts/Schooldirectie (strategisch management); dit gesprek kan ook plaats vinden voor een cluster van bij de betreffende instelling beoordeelde opleidingen.
Bezoekprogramma NQA heeft een raamprogramma ontwikkeld voor de (dag)indeling van het beoordelingsbezoek, dat kan worden aangepast aan de specifieke situatie bij de betreffende opleiding. Het raamprogramma heeft betrekking op een ‘enkelvoudige’ beoordeling: een beoordeling die gericht is op één opleiding, met één (voltijd/deeltijd/duaal) variant, op één locatie. Wanneer sprake is van een beoordeling van een opleiding die met meerdere varianten, of op meerdere locaties wordt aangeboden, worden globaal de volgende uitgangspunten gehanteerd: 1. Bij de intake wordt voor elke variant en locatie nagegaan in hoeverre sprake is van een overeenkomst in programma’s en docententeams. 2. Bij varianten (vt/dt/duaal) waar sprake is van een duidelijke overeenkomst in het programma en het docententeam wordt het beoordelingsbezoek geïntegreerd uitgevoerd. Dit houdt in dat elk van de gespreksgroepen representatief samengesteld moet zijn, dat wil zeggen dat studenten, docenten en afgestudeerden van elke variant bevraagd kunnen worden. Indien tussen de programma’s of de docententeams van varianten significante verschillen bestaan, kunnen aan het raamprogramma worden toegevoegd: - een extra gesprek met studenten; - een extra gesprek met docenten. In de extra gesprekken wordt separaat gesproken met studenten respectievelijk docenten die verbonden zijn aan de variant. 3. Wanneer een opleiding op meerdere locaties wordt aangeboden: a Wordt bij grote overeenkomst in programma’s en docententeams het beoordelingsbezoek afgelegd op de hoofdvestiging, waarbij de samenstelling van de gespreksgroepen representatief moet zijn naar de verschillende vestigingen. Tevens worden dan aanvullende eisen gesteld aan het materiaal 5
Bij het gesprek met vertegenwoordigers van het werkveld gaat het om twee groepen: enerzijds een selectie van werkgevers van afgestudeerden en anderzijds leden van een werkveldcommissie of andere structurele overlegverbanden met werkgevers.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
77
dat ter inzage beschikbaar is (tevredenheidsmetingen studenten / docenten, waarin onder andere inzicht over kwaliteit van materiële voorzieningen). Voor zover het panel dit nodig acht, wordt aanvullend aan het beoordelingsbezoek op de hoofdvestiging een kort bezoek aan de nevenvestiging gebracht ter verificatie van de aanwezige materiële voorzieningen. b Wanneer er in geringe mate sprake is van overeenkomst in programma’s en docententeams wordt elke locatie afzonderlijk bezocht. In de opzet van het beoordelingsbezoek kunnen ook aanpassingen worden aangebracht wanneer gelijktijdig meerdere (al of niet verwante) opleidingen binnen een hogeschool of faculteit/instituut/school worden beoordeeld.
Instrumenten en formats Gedurende en voorafgaande aan het beoordelingsbezoek maakt het panel gebruik van formats en instrumenten die zijn gericht op het verzamelen van informatie en het formuleren van oordelen en conclusies.
Rapportage De panelsecretaris stelt een conceptrapportage op en legt die voor aan de panelleden. Het panel stelt vervolgens het definitieve concept vast. In de rapportage wordt - voorzover van toepassing - expliciet ingegaan op de verschillende varianten en/of locaties.
Hoor en wederhoor Het definitieve concept wordt aan opleiding voorgelegd ter correctie van feitelijke onjuistheden. Naar aanleiding van de reactie van de opleiding worden door de panelsecretaris zonodig wijzigingen aangebracht en wordt het definitieve rapport door het panel vastgesteld. Het rapport wordt daarna ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. Indien zich tijdens het beoordelingsproces, ondanks de verschillende procedures die NQA hanteert ter voorkoming daarvan, conflicten voordoen binnen panels, tussen panel en NQA, of tussen panel en opleiding, zal een vooraf ontworpen conflictprocedure ter oplossing worden toegepast.
78
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
Klachtenprocedure NQA hanteert een klachtenprocedure waarin is vastgelegd op welke wijze opleidingen hun beklag kunnen doen wanneer zij zich in de beoordelingsprocedure op enigerlei wijze tekort gedaan voelen.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
79
Beoordelingsprotocol: wijze waarop vergelijkingen tussen opleidingen worden gemaakt NVAO heeft voorgeschreven dat in de beoordeling een vergelijking met minimaal 1 andere verwante opleiding wordt betrokken. NQA kan aan dit voorschrift op verschillende manieren voldoen: 1. Indien NQA meer opleidingen in hetzelfde domein beoordeelt, kan een vergelijking met verwante opleidingen vrij gemakkelijk door NQA worden gemaakt. Doordat NQA voor een groot aantal instellingen actief is, ligt deze mogelijkheid voor de hand. NQA werkt momenteel aan een database met beoordelingen, waarin vergelijkingsmateriaal wordt opgeslagen. 2. Bij de samenstelling van de panels zal erop gelet worden dat panelleden zo mogelijk bij verwante opleidingen worden ingeschakeld. Vergelijkingen tussen verwante opleidingen kunnen dan door de betreffende panelleden worden uitgevoerd. 3. NQA heeft voor een aantal facetten aangegeven waar gebruik kan worden gemaakt van openbare, vergelijkende informatie. Het betreft onder andere kengetallen (afdeling BIV van HBO-raad), gegevens uit de HBO- en WO-Monitor, en studentenoordelen (Keuzegids Hoger Onderwijs en Elsevier). 4. NQA onderhoudt een groot netwerk, zowel nationaal en internationaal. Samenwerking met andere VBI’s en internationale kwaliteitszorgorganisaties ten behoeve van het maken van vergelijkingen ligt daarom voor de hand. Ook internationale vergelijkingen behoren daarom tot de mogelijkheden. Het profiel (doelstellingen programma) en de behoeften van de opleiding vormen echter steeds het uitgangspunt bij het maken van vergelijkingen. De wijze waarop vergelijkingen worden gemaakt komt in dialoog met de opleiding tot stand. In de visie van NQA is het maken van vergelijkingen pas waardevol als dit goed aansluit bij de context van de opleiding. NQA zal in het beoordelingsrapport verantwoorden hoe vergelijkingen zijn gemaakt en de redenen daarvoor.
80
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
Beoordelingsprotocol: wijze waarop bijzondere kwaliteitskenmerken worden getoetst Inleiding Naast accreditatie, gericht op basiskwaliteit, bestaat er de wettelijke mogelijkheid voor hoinstellingen om een aantekening te verkrijgen voor bijzondere kenmerken van de opleiding (WHW art. 5a.10). Een instelling voor ho kan een VBI verzoeken bijzondere kwaliteitskenmerken (verder BK genoemd) te toetsen. Als een BK positief is beoordeeld door de VBI en dit oordeel door de NVAO is gevalideerd, levert dit een aantekening op bij de accreditatie.
Kader voor beoordeling van het bijzonder kwaliteitskenmerk Het door de NVAO ontwikkelde accreditatiekader bestaande opleidingen verlangt van de VBI dat het bijzondere kwaliteitskenmerk op de volgende facetten en criteria wordt getoetst. 7.1 Differentiatie en profilering - Het kenmerk levert een betekenisvolle bijdrage aan de differentiatie en profilering in het hoger onderwijs. 7.2 Kwaliteit - Het kenmerk leidt tot een bijzondere kwaliteit van het onderwijs. 7.3 Concretisering - De gevolgen van het kenmerk voor de kwaliteit van het onderwijs (instroom, onderwijsprogramma, onderwijsproces, output, voorzieningen, kwaliteit staf) zijn geoperationaliseerd. 7.4 Onderscheidend karakter - Het kenmerk is onderscheidend voor de opleiding in relatie tot relevante opleidingen in het Nederlands hoger onderwijs.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
81
Operationalisering bijzondere kwaliteit door NQA NQA heeft de criteria als volgt geoperationaliseerd in het NQA beoordelingskader. Vragen Is het bijzondere kenmerk gedefinieerd in doelen en concrete operationaliseerbare termen? Het kenmerk is betekenisvol.
Op welke wijze is het kenmerk geoperationaliseerd en aantoonbaar aanwezig in de opleiding?
Opleiding positioneert zich ten opzichte van andere (verwante) opleidingen in Nederland (het kenmerk hoeft niet noodzakelijkerwijs uniek te zijn).
Aanwijzingen Van belang is dat de opleiding beschikt over een document waarin ze expliciet heeft beschreven welk bijzondere kwaliteit ze nastreeft met daarbij de doelen en te verwachten resultaten. Dit kan onder andere blijken uit de waardering van het kenmerk (de doelen en het thema als zodanig) door studenten, alumni, werkveld, docenten, maatschappelijke organisaties. Geef aan hoe het kenmerk expliciet terug te vinden is in programmaonderdelen, in opdrachten, eindresultaat (inhoud en indien relevant rendement), voorzieningen, kwaliteit staf. Hier is ook de waardering door stakeholders van het resultaat van belang. De opleiding heeft vergelijkend onderzoek uitgevoerd of laten uitvoeren onder verwante opleidingen in Nederland waaruit blijkt dat het kenmerk onderscheidend is. Onderzoek kan de toets der kritiek doorstaan (valide).
Wijze van rapportage door de opleiding (zelfevaluatierapport) en NQA De opleiding en de VBI maken een afspraak over de wijze waarop het BK in de rapportage verwerkt wordt. Dit kan op twee manieren gebeuren: • Als expliciet onderdeel in het zelfevaluatierapport en in het rapport van de NQA. • Als geïntegreerd onderdeel van de zelfevaluatierapport en in het rapport van de NQA. Bij elk aspect dient het BK wel herkenbaar beoordeeld te worden. Opleiding en NQA geven in een samenvattende paragraaf van het zelfevaluatierapport respectievelijk het visitatierapport weer wat het totaaloordeel is over het BK. In de rapportage dient de VBI haar werkwijze te verantwoorden. De conclusies dienen beargumenteerd te worden aan de hand van het referentiekader van de VBI en de analyse van de feiten. Een vergelijking van de opleiding met andere opleidingen maakt nadrukkelijk onderdeel uit van de rapportage.
Beoordelen van het bijzondere kwaliteitskenmerk In de toelichting bij het NVAO beoordelingskader wordt expliciet gesteld, dat de bewijslast voor de bijzondere kwaliteit bij de instelling ligt. De opleiding moet de VBI overtuigen van het bijzondere karakter van het kenmerk van de opleiding. Dat betekent dat de opleiding inzicht moet verschaffen in de wijze waarop de kwaliteit van het bijzondere kenmerk is gemeten. De kwaliteit van de bewijsvoering door de opleiding is
82
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
hierbij van belang. De onderzoeksmethode die de opleiding gebruikt om het BK te evalueren moet naar het oordeel van het panel solide zijn. Dat betekent dat er systematisch kwalitatief en kwantitatief onderzoek aan ten grondslag moet liggen. Ook het vergelijkend onderzoek van het kenmerk onder verwante opleidingen dient valide te zijn. De resultaten van het onderzoek moeten uitwijzen dat er inderdaad sprake is van een bijzonder kenmerk en een bijzondere kwaliteit.
Samenstelling panel in verband met het bijzondere kwaliteitskenmerk In het panel is voldoende expertise aanwezig om het bijzondere kwaliteitskenmerk te kunnen beoordelen. Dit moet blijken uit opleiding en/of ervaring van de panelleden (CV).
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
83
Beoordelingsprotocol: wijze waarop de rapportage plaatsvindt Inleiding Het rapport staat in dienst van het verkrijgen van een accreditatie voor een opleiding van een hogeschool. In het rapport doet het panel verslag van het onderzoek dat het panel heeft gedaan naar de kwaliteit van de opleiding. Het verslag volgt het NVAO accreditatiekader en de richtlijnen van NQA. Het verslag is feitelijk, ‘to the point’ en geeft beargumenteerde en goed onderbouwde oordelen. Het verslag bevat geen aanbevelingen, uitgebreide analyses of andere uitweidingen die afleiden van de beoordeling en de onderbouwing daarvan.
NQA richtlijnen voor het beoordelingsrapport I
Beoordeling per facet
Elk facet van het accreditatiekader bestaande opleidingen wordt beoordeeld door het panel conform het hierboven beschreven beoordelingsprotocol. Per opleidingsvariant (voltijd, deeltijd, duaal) wordt een oordeel gegeven over het facet (zonodig onderverdeeld naar opleidingslocatie). Het oordeel bij de facetten wordt gevolgd door een samenhangende onderbouwing van het oordeel aan de hand van een logisch opgebouwd betoog. Bij een positief oordeel (‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’) begint de paragraaf met het geven van een toelichting op dit oordeel, dat wil zeggen dat wordt aangegeven welke positieve aspecten bepalen dat er sprake is van voldoende basiskwaliteit dan wel van goede of excellente kwaliteit. Vervolgens kunnen eventuele kritische kanttekeningen worden geplaatst. Indien het oordeel negatief is (‘onvoldoende’), begint de paragraaf met het geven van een toelichting op dit oordeel, dat wil zeggen dat wordt aangeven waarom geen sprake is van basiskwaliteit. Aan het eind kunnen opbouwende en positieve kanttekeningen worden geplaatst. De criteria uit het accreditatiekader geven richting aan de onderbouwing van het oordeel. II
Beoordeling per onderwerp
Per opleidingsvariant (voltijd, deeltijd, duaal) wordt een oordeel gegeven over het onderwerp (zonodig onderverdeeld naar opleidingslocatie). Het panel geeft voor elk van de zes te beoordelen onderwerpen van het beoordelingskader een oordeel conform het hierboven beschreven beoordelingsprotocol. Daarbij worden de oordelen over de onderliggende facetten betrokken. In het verslag verantwoordt het panel welke afwegingen zij heeft gemaakt om tot een positief dan wel negatief oordeel te komen. Indien de opleiding heeft verzocht om beoordeling van een bijzonder kwaliteitskenmerk dan wordt het samenvattend oordeel hierover afzonderlijk in het rapport behandeld. Voor de wijze van rapportage verwijzen we naar het onderdeel uit het beoordelingsprotocol ‘wijze waarop 84
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
bijzondere kwaliteitskenmerken worden getoetst’. Voor het overige zijn voor bijzondere kwaliteitskenmerken de rapportagerichtlijnen voor de oordelen per facet en onderwerp van toepassing. III
Eindoordeel
Het hoofdstuk met het eindoordeel start met een overzichtstabel waarin duidelijk wordt gemaakt welke oordelen zijn gegeven per facet, per onderwerp en per opleidingsvariant (en zonodig per opleidingslocatie). Het eindoordeel volgt uit de oordelen per onderwerp; voor een positief eindoordeel dienen immers alle zes onderwerpen als voldoende te zijn beoordeeld. Bij optredende verschillen tussen varianten en locaties zal het eindoordeel beargumenteerd worden. IV
Bijlagen
In de bijlagen verantwoordt het panel de werkwijze, dit bevat in ieder geval: • Ondertekende verklaringen van elk panellid waaruit blijkt dat het oordeel van het panel in volstrekte onafhankelijkheid tot stand is gekomen. Panelleden mogen geen bindingen hebben met de beoordeelde opleiding. • Verklaring van het panel over de zelfevaluatie; of deze een voldoende basis bood voor de visitatie. • Een overzicht van de samenstelling van het panel (inclusief kort curriculum vitae van de panelleden). Hieruit moet blijken dat er voldoende onderwijsdeskundigheid, domeindeskundigheid, auditdeskundigheid en deskundigheid op het gebied van internationale ontwikkelingen van de discipline in het panel aanwezig is. • Een verantwoording van het gehanteerde beoordelingsprotocol en de gevolgde werkwijze, waarbij afwijkende keuzen en gehanteerde procedures worden toegelicht en beargumenteerd. Daarbij wordt speciale aandacht besteed aan de beoordelingswijze van eventuele bijzondere kwaliteitskenmerken, en de wijze van vergelijking met andere, vergelijkbare opleidingen. Eventuele afwijkingen van het beoordelingsprotocol worden gerapporteerd en beargumenteerd. • Het domeinspecifieke referentiekader met een verklaring van het panel over de wijze waarop dit tot stand is gekomen en de wijze waarop domeinspecificiteit is betrokken in de oordelen.
Interne kwaliteitstoets beoordelingsrapport Het conceptrapport wordt door minimaal 1 ervaren medewerker van NQA, niet zijnde de panelsecretaris, onderworpen aan vooraf vastgestelde kwaliteitseisen met betrekking tot methodologie en consistentie van paneloordelen. Er zal een procedure ontwikkeld worden voor de verdere behandeling indien er gebreken met betrekking tot methodologie of consistentie zijn geconstateerd.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
85
Managementletter Opleidingen kunnen NQA verzoeken een management letter te schrijven met adviezen over kwaliteitsverbetering. Deze management letter is de verantwoordelijkheid van NQA (waarbij panelleden om advies kunnen worden gevraagd), volgt na het beoordelingsrapport, behoort niet tot de accreditatieprocedure en wordt daarom vertrouwelijk aan de opdrachtgever ter beschikking gesteld. Een management letter kan een waardevolle bijdrage leveren aan het nader invullen van de verbeteringsfunctie. Adviezen over kwaliteitsverbetering hebben echter slechts zin als daarvoor een draagvlak is; vandaar dat management letters alleen worden aangeboden als de opdrachtgever kenbaar heeft gemaakt dat daaraan behoefte is.
86
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
Bijlage 5
HANDREIKING VOOR OORDEELSVORMING6 Introductie Een van de belangrijkste en ingewikkeldste aspecten van het visitatieproces is de oordeelsvorming. Op verschillende niveaus zijn er oordelen nodig. Het eindoordeel is gebaseerd op het oordeel op zes onderwerpen. Daaronder ligt weer het oordeel op 21 facetten. Per onderwerp dienen, na weging, de facetten te leiden tot een oordeel over het onderwerp. Inhoudelijk richtinggevend voor de oordelen is het NVAO-kader dat bepaalt wat de objecten van onderzoek zijn. Het diepst in het kader liggen de door de NVAO geformuleerde 31 criteria. Informatie over die criteria moet inzicht geven of basiskwaliteit al dan niet door de beoordeelde opleiding wordt gerealiseerd. De criteria in het accreditatiekader geven tevens richting aan de onderbouwing van het oordeel. Het NVAO-kader is zo opgezet dat er ruimte wordt gelaten voor het timmermansoog van de panelleden en de positiebepaling en de eigen doelstellingen van de hogescholen. NQA onderschrijft die uitgangspunten en kiest er bij de oordeelsvorming dan ook niet voor om te werken met mathematische procedures en methodieken. NQA gaat er vanuit dat niet bij voorbaat te zeggen is dat alle facetten overal evenveel waarde hebben. Dat is mede afhankelijk van de keuzes van hogescholen (bijvoorbeeld in de missie geformuleerd). Er is dus ruimte nodig om in de oordeelsvorming aan die diversiteit tegemoet te komen. Dat houdt tevens voor de opleidingen in dat er veel nadruk komt te liggen op de bewijslast. Hoewel dus niet gekozen wordt voor mechanische beslisregels, dient er toch naar gestreefd te worden dat de oordelen van het panel binnen de gehanteerde werkwijze zo objectief en betrouwbaar mogelijk zijn. Bovendien is het van groot belang dat er consistentie is in de afwegingen van de verschillende panels. Tevens zal NQA een structuur creëren waarbinnen consistentie van paneloordelen wordt bevorderd. Binnen deze structuur is een belangrijke rol weggelegd voor de secretaris, die op methodologische aspecten en consistentie van paneloordelen moet letten. Om de consistentie tussen panels te bevorderen zal NQA een permanent overleg tussen panelsecretarissen inrichten. Ook zullen beoordelingsrapporten worden ‘tegengelezen’ door één of meer andere NQA medewerkers, waarbij speciaal op consistentie en overige methodologische aspecten gelet zal worden. Indien dit tot een negatieve conclusie op het punt van methodologie of consistentie leidt, kan NQA actie ondernemen zoals het terugzending van het rapport naar het panel.
6
Versie 7, 10 maart 2004
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
87
Beslisregels Inleiding De NVAO beschrijft in het accreditatiekader (hfst. 4) beslisregels voor de accreditatie. Eén beslisregel is heel expliciet: de opleiding komt alleen voor een positief eindoordeel in aanmerking als op alle onderwerpen (6x) een voldoende wordt gescoord. Aan de VBI wordt overgelaten om voor het oordeel per onderwerp beslisregels te formuleren teneinde te komen tot een weging van oordelen over de afzonderlijke facetten van dat onderwerp. Er wordt hier dus niet gesteld dat er ook beslisregels moeten zijn die leiden tot een oordeel over een facet. In de toelichting (pag. 17) staat echter, dat ‘afwegingen op alle niveaus - facetten, onderwerpen en eindoordeel - inzichtelijk’ gemaakt moeten worden. Dit houdt in dat er ook aangegeven zou moeten worden hoe je van criteria tot een facetoordeel komt. Alleen de beoordeling per criterium is ‘vrij’. Een belangrijke aanwijzing in de toelichting is, dat de waardering ‘goed’ of ‘excellent’ gebruikt kan worden als compensatie voor een ‘onvoldoende’ op een facet binnen hetzelfde onderwerp. Daarmee mag echter ‘niet louter instrumenteel worden omgegaan’; inhoudelijke afweging blijft noodzakelijk. Samenvattend zijn er volgens NVAO dus 3 afwegingen noodzakelijk: betreffende het facet; betreffende het onderwerp (van facet naar onderwerp); betreffende het eindoordeel. Bovendien dienen afwegingen niet ‘louter instrumenteel’ (compensatieregeling), maar ook inhoudelijk gemotiveerd te zijn. Oordeel per facet Om tot een oordeel op een facet te komen, is er vaak één en zijn er soms meerdere criteria die beoordeeld moeten worden. In het geval van één criterium is de situatie in principe duidelijk; dit moet voldoende zijn om tot een ‘voldoende’ op het facet te komen. Daar waar er meerdere criteria zijn (soms drie) ligt dat moeilijker. Om te bepalen of aan de criteria wordt voldaan, zijn voor de externe kwaliteitsbeoordelaars van NQA de volgende vragen van belang: Doelen: welke ambitie heeft de opleiding ten aanzien van een bepaald facet: welke kwaliteit wordt nagestreefd; welke resultaten worden beoogd, kortom; wat zijn de eigen doelen? Borging: hoe borgt de opleiding dat deze doelen kunnen worden bereikt; zijn beleid, management en processen logisch op die eigen doelen afgestemd?
88
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
Resultaten7: hoe verhouden de bereikte resultaten zich tot de eigen doelen (mede in vergelijking met andere opleidingen); zijn direct betrokkenen (stakeholders) tevreden over de bereikte resultaten? Verbetering: indien het borgen en bereiken van de doelen te wensen overlaat, zijn er dan verbeteringen in het vooruitzicht? De vragen die in de richtlijnen van NQA voor de zelfevaluatie aan opleidingen worden gesteld, houden verband met de doelen8, borging, resultaten en verbetering. Bij de beoordeling komt centraal te staan dat aanvaardbaar wordt gemaakt dat de opleiding resultaten heeft behaald overeenkomstig de door haar nagestreefde doelen. Vanuit dat perspectief spreekt het vanzelf dat de kern gevormd wordt door de resultaten en de borging; dus datgene wat bereikt is en de borging daarvan in de toekomst (accreditatie wordt immers voor zes jaar verleend). In feite houdt dit in dat bij afweging de uitvoering zwaarder weegt dan het beleid. Toch kan het niet zo zijn dat een tekortschietende borging of nog uitblijvende resultaten ‘automatisch’ tot een onvoldoende op het betreffende facet leidt. Zo zal er bijvoorbeeld begrip moeten zijn voor het feit dat veel opleidingen zich op sommige facetten, die nieuw zijn ten opzichte van visitaties (bijvoorbeeld de Dublin-descriptoren bij de niveaubepaling), zich nog in een ontwikkelingsstadium bevinden. In dergelijke gevallen kunnen onvoldoende resultaten of borging gecompenseerd worden door concrete en aantoonbare verbeteracties. Zijn de resultaten boven verwachting en de doelen ook in orde, dan kan het panel een oordeel ‘goed’ overwegen. Is de situatie zodanig dat zelfs geen verbeteringen meer nodig zijn, dan kan een oordeel ‘excellent’ gegeven worden. In een dergelijk geval fungeert de opleiding als voorbeeld van een ‘best practice’ op het betreffende facet. Eventueel optredende verschillen tussen varianten en locaties met betrekking tot het paneloordeel op een bepaald facet zullen expliciet vermeld worden. Oordeel per onderwerp Het uitgangspunt voor de oordeelsvorming per onderwerp is dat het panel, rekening houdend met de context van de opleiding, de weging van facetten maakt. Dit betekent dat het panel bepaalt voor welke facetten binnen een bepaald onderwerp een compensatieregeling, zoals aangegeven door de NVAO, kan worden toegepast. Dit wil zeggen dat een onvoldoende op een facet gecompenseerd kan worden door een goed of excellent op een ander facet binnen hetzelfde onderwerp. Deze afweging dient door het panel steeds inhoudelijk beargumenteerd te worden. NQA vindt, gegeven het NVAO-kader, dat een aantal facetten bij accreditatie van bijzonder belang geacht kan worden. Dat wil overigens niet zeggen dat deze weging absoluut is en noodzakelijkerwijs tot onvoldoendes op onderwerpniveau moet leiden. Steeds dient gekeken te worden naar specifieke keuzes die de opleiding maakt of de concrete situatie waarin zij 7
Hiermee is niet het onderwerp ‘resultaten’ bedoeld maar de bereikte resultaten ten aanzien van elk facet. Echter niet bij elk aspect, bijvoorbeeld bij duur van programma is er sprake van een wettelijke verplichting waar de opleiding geen afwijkende doelstellingen tegenover kan stellen.
8
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
89
zich bevindt. De context speelt dus steeds een belangrijke rol. Uiteraard komt daarbij wel een (extra) zware druk op de bewijslast te liggen. De accenten die NQA legt betreffen binnen het onderwerp doelstellingen de facetten niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het gaat hier om facetten die de status als hbo-opleiding in een bepaald domein beschrijven. Voorts binnen de onderwerpen programma en inzet van personeel de facetten eisen hbo/wo. Deze facetten hebben betrekking op de praktijk- en beroepsgerichtheid van de opleidingen. Tenslotte binnen het onderwerp intern kwaliteitszorgsysteem het facet maatregelen tot verbetering, waarin de kwaliteitsverbetercyclus primair tot uiting komt, en binnen het onderwerp resultaten het facet gerealiseerd niveau. Hiermee wordt aangesloten bij de toelichting op het accreditatiekader waarin de NVAO duidelijk aangeeft dat de onderwerpen intern kwaliteitszorgsysteem en resultaten van bijzonder belang worden geacht. Het oordeel op onderwerpniveau dient weergegeven te worden als voldoende of onvoldoende. Dit houdt echter niet in dat er in de onderbouwing geen sprake zou kunnen zijn van nuancering. Als er binnen een onderwerp op basis van de facetoordelen sprake is van een ‘goede’ of zelfs ‘excellente’ situatie dan moet dat in de formulering tot uitdrukking kunnen komen. Een bijzondere situatie doet zich voor bij opleidingen in opbouw die in de visitatie meegenomen moeten worden. Deze opleidingen bevinden zich in een bepaalde fase van ontwikkeling en hebben nog geen afgestudeerden. Op bepaalde onderwerpen (resultaten bijvoorbeeld) kan geen oordeel geven worden. In die situaties zal het oordeel gebaseerd zijn op wat gerealiseerd is, de verdere plannen en het vertrouwen dat is ontstaan in een succesvolle verdere realisering van de opleiding. Anders gezegd; daar waar resultaten afwezig zijn, is een scherp zicht op de borging van groot belang. Eindoordeel Het eindoordeel over de opleiding is positief indien het oordeel over elk van de 6 onderwerpen tenminste voldoende is. De NVAO heeft bepaald dat voor elke opleidingsvariant afzonderlijk de basiskwaliteit gewaarborgd moet zijn. Ook heeft de NVAO bepaald dat de opleiding alleen in aanmerking komt voor accreditatie als elke locatie voldoet aan de in het kader genoemde criteria voor basiskwaliteit. Dit zou inhouden dat een positief eindoordeel alleen mogelijk is als elke variant en elke locatie op elk onderwerp tenminste als voldoende is beoordeeld. De consequentie hiervan zou zijn dat accreditatie wordt onthouden indien, bijvoorbeeld, de grote voltijdvariant en de hoofdlocatie als voldoende worden beoordeeld, maar een kleine deeltijd- of duale variant of een kleinere nevenvestiging als onvoldoende wordt beoordeeld. Omdat dit tot onevenredige schade zou leiden, heeft de NVAO de weg geopend om tot nadere afspraken met de instelling te komen over verbeteren of stoppen met de betreffende variant.
90
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
Om het de gevisiteerde opleiding en de NVAO mogelijk te maken hieromtrent transparante beslissingen te nemen, wordt bij de vermelding van het eindoordeel een samenvattende tabel geplaatst met daarin de oordelen per onderwerp, facet, variant en locatie. Samenvattend: de beslisregels op facetniveau zijn kwalitatief (gebaseerd op duidelijke argumenten); de beslisregels op onderwerpniveau zijn kwalitatief en rekenkundig (compensatiemogelijkheid); beslisregels op het niveau van het eindoordeel zijn rekenkundig (alles voldoende).
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd Faculteit Bouw opleiding Civiele Techniek
91