Hogeschool Zuyd, Heerlen Opleiding:
Facility Management
Visitatiedata:
13 en 14 oktober 2004
© NQA (Netherlands Quality Agency)
2
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
Inhoud
3
Deel A:
Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per onderwerp 1.6 Schematisch overzicht oordelen 1.7 Totaaloordeel
5 7 8 8 10 10 14 15
Deel B:
Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
17 19 21 29 32 34 37
Deel C:
Doelstellingen van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Bijlagen Bijlage 1 Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Bijlage 2 Beknopt CV Panelleden Bijlage 3 De zelfevaluatie in verband met NVAO accreditatie Vragen en Aanwijzingen Bijlage 4 Beoordelingsprotocol van NQA Bijlage 5 Handreiking voor oordeelsvorming
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
41 43 45 51 69 87
3
4
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
5
6
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
Deel A: Onderwerpen
1.1
Voorwoord
In dit rapport doet het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Facility Management van Hogeschool Zuyd heeft gevisiteerd, verslag van zijn werkwijze, bevindingen en conclusies. Het onderzoek vond plaats in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart in april 2004, het moment waarop de opleiding haar zelfevaluatierapport bij de NQA aanleverde. Een visitatiebezoek vond plaats op woensdag 13 en donderdag 14 oktober en werd uitgevoerd door een panel dat bestond uit de volgende personen: Mevrouw drs. M.A.A.U. van Oppen (voorzitter), De heer drs. W.J. Jongerius (panellid), De heer A.N.C. Arreman (student-lid), De heer drs. J.H. Boerke, (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (12 mei 2003). Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2 bij dit rapport). Het rapport bestaat uit drie delen: • deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken en de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • deel B: een detailrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan hier uit van de vierpuntsschaal zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit detailrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
7
1.2
Inleiding
De Hogeschool Zuyd is in 2001 ontstaan uit een fusie van Hogeschool Limburg en de Hogeschool Maastricht. De 53 opleidingen die de hogeschool aanbiedt, zijn geclusterd in 24 faculteiten. Een daarvan is de faculteit Facility Management. Daar er slechts één opleiding onder valt, vallen opleiding en faculteit samen. Dat is zo sinds september 2002. Tot 2001 heette de opleiding Facilitaire Dienstverlening. De opleiding had zowel een voltijdse als een duale variant, maar per september 2004 wordt de duale variant niet meer aangeboden. Deze wordt daarom ook niet ter accreditatie voorgelegd. De opleiding kent verkorte routes voor studenten met de mbo-opleiding Facilitaire Dienstverlening, voor vwo’ers en voor afgestudeerde mbo-studenten met een doorstroomkwalificatie. Bij de opleiding stonden in 2003 735 voltijdstudenten ingeschreven. Het aantal docenten bedroeg toen 63 verdeeld over 45,1 fte. De fte/student-ratio bedroeg 1:18,1. De instroom bedroeg in het studiejaar 2003-2004 258 studenten, waarvan er 211 studeren in Heerlen en 47 aan de in 2003 gestarte interfacultaire studieroute Tourism Management. De opleiding heeft blijkens het zelfevaluatierapport tot doel op te leiden tot facility manager, dat wil zeggen iemand die:’op een professionele manier (als professional) faciliteiten in hun onderlinge samenhang organiseert en erover adviseert. De facility manager richt zich hierbij op de strategische doelen van de organisatie en op de wensen van de uiteindelijke gebruiker’. De opleiding is voor het laatst gevisiteerd in 1999. Op het moment van visitatie is de opleiding bezig met een project ‘competentiegericht en vraaggestuurd onderwijs’. Dat moet in 2005 tot een vernieuwing van het curriculum leiden. Tevens werkt men aan de invoering van een major-minorstructuur. 1.3
Werkwijze
De visitatie van de opleiding Facility Management door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het beoordelingsprotocol van NQA (zie bijlage 4) en die hieronder meer in concreto wordt beschreven. Dit houdt tevens in dat het panel heeft vastgesteld dat het zelfevaluatierapport plus de bijlagen en de aanvullende informatie een voldoende basis bood voor het visitatiebezoek en dat de visitatie plaats vond op basis van het voor de Facility Management geldende domeinspecifieke referentiekader (zie hieronder). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke visitatiebezoek en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft de NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de screening) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Nadat het zelfevaluatierapport in orde was bevonden, zijn de panelleden zich inhoudelijk gaan voorbereiden op het bezoek. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een Beoordelingsformat voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten, die doorgegeven werden aan de NQA-auditor. Hoewel ieder
8
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
panellid alle onderwerpen en facetten onder de loep nam, is er sprake geweest van een taakverdeling, waarbij bepaalde onderwerpen en facetten door een bepaald panellid extra grondig bestudeerd zijn. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het visitatiebezoek concreet voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundige(n) in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het detailrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het visitatiebezoek NQA heeft een Raamwerk bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het visitatiebezoek dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding. Tijdens het visitatiebezoek is gesproken met (een representatieve) vertegenwoordiging van: docenten, studenten, werkveld en afgestudeerden. Daarnaast vonden er aan het begin en aan het eind van het visitatiebezoek gesprekken plaats met het management van de opleiding (het operationeel management). In een eerder stadium vond er, voor meer opleidingen tegelijk, een gesprek plaats met het college van bestuur (het strategisch management). Aan het begin van het bezoek is er ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. In het raamwerk bezoekprogramma kende het ochtendprogramma een vaste structuur, maar was het middagprogramma ‘vrij’. In deze tijd heeft het panel zogenaamde ‘schakelmomenten’ ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen)oordelen. De bevindingen zijn, volgens de afgesproken taakverdeling, door ieder panellid, schriftelijk beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een korte mondelinge terugkoppeling aan het management gegeven van de ervaringen en bevindingen van het panel, zonder expliciete en inhoudelijk waarderende oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren De NQA-auditor heeft, op basis van de bevindingen van het panel, een conceptrapportage opgesteld en die voorgelegd aan de panelleden. Het panel heeft vervolgens het definitieve concept vastgesteld. Het definitieve conceptrapport is aan de opleiding voorgelegd ter correctie van feitelijke onjuistheden. Naar aanleiding daarvan zijn door de NQA-auditor enkele wijzigingen aangebracht en is het definitieve rapport door het panel vastgesteld. Het visitatie- of beoordelingsrapport is uiteindelijk ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
9
1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het beoordelingsprotocol (zie bijlage) zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie (zie bijlage 5) een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere Facility Management -opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als er sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De wegingen zullen in dit rapport niet diepgaand zijn, omdat de opleiding op alle facetten minimaal een voldoende heeft gehaald. De (uitgebreide) argumentatie daarvoor is te vinden in het detailrapport. Wat betreft de benchmarking is gebruik gemaakt van andere zelfevaluatierapporten van opleidingen Facility Management die door NQA worden beoordeeld. Belangrijk te vermelden is dat een internationale vergelijking niet goed mogelijk is, omdat er op dit moment geen internationale pendant van het door de opleiding gehanteerde beroepsprofiel bestaat. 1.5
Oordelen per onderwerp
1.5.1 Doelstellingen opleiding Alledrie de facetten van dit onderwerp zijn met een goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is derhalve positief. De beschrijving van de drie facetten door de opleiding op dit onderwerp zijn vergeleken met die van enkele andere opleidingen Facility Management. De gehanteerde eindtermen en kerncompetenties zijn gebaseerd op de 88 eindkwalificaties zoals die zijn neergelegd in het landelijke Beroeps -en opleidingsprofiel Facilitaire Dienstverlening uit 1999. De opleiding heeft daar zelf een viertal eindtermen aan toegevoegd. De opleiding heeft de Dublin-descriptoren als referentiekader genomen voor het nagestreefde bachelorniveau. Ze heeft gecheckt in hoeverre de descriptoren relevant zijn voor de negen kerncompetenties.Tevens is aangegeven hoe die descriptoren gelinkt zijn aan de meest relevante onderwijsactiviteiten. De opleiding doet eigen werkveldonderzoek ter borging van de actualiteit van de eindkwalificaties. Ook de werkveldadviescommissie speelt een actieve rol bij de controle op actualiteit. Landelijk is gewerkt aan een onderzoek naar de actualiteit van profielen en competenties van 1999. Geconcludeerd is dat actualisering wenselijk is; aan realisering daarvan wordt gewerkt.
10
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
1.5.2 Programma Op vijf van de acht tot dit onderwerp behorende facetten is het oordeel ‘goed’ toegekend. Drie facetten: ‘samenhang’, ‘afstemming tussen vorm en inhoud’ en ‘Beoordeling en toetsing’, zijn als voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is derhalve positief. Over het geheel bezien is het feit dat de opleiding deze score heeft behaald het gevolg van de consequente doorvertaling van eindtermen en kerncompetenties naar het curriculum. Door de thematische aanpak, de gekozen werkvormen en de gerichtheid op de actualiteit heeft de opleiding een sterk beroeps –en praktijkgericht karakter. Door het gevoerde beleid ten aanzien van mogelijke de studievoortgang belemmerende factoren, het adequate instroombeleid en de goede begeleiding weet de opleiding een studeerbaar programma aan te bieden, wat ook blijkt uit het feit dat de gemiddelde studieduur van geslaagden onder de bekostigingsnorm ligt. 1.5.3 Inzet van personeel De drie facetten zijn met een voldoende beoordeeld. Het oordeel op dit onderwerp is derhalve positief. 1.5.4 Voorzieningen Het facet ‘Materiële voorzieningen’ is met een voldoende, het facet ‘Begeleiding’ met een goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is derhalve positief. 1.5.5 Interne kwaliteitszorg. Alledrie de facetten van dit onderwerp zijn met een voldoende beoordeeld. Het eindoordeel op dit onderwerp is daarom positief. 1.5.6 Resultaten Het facet ‘Onderwijsrendement’ is met een voldoende, het facet ‘Gerealiseerd niveau’ met een goed beoordeeld. Het eindoordeel op dit onderwerp is daarom ook positief. Tabel 1: Algemene gegevens Opleiding FM Hs Zuyd (voltijd) Totaal aantal ingeschreven studenten Omvang docerend personeel in fte Fte/student-ratio Totaal aantal docenten
1999
2000 703
2001 696
657
2002 708
2003 718
40,31 1: 17,6 59
39,6 1:18,1 58
Vergelijking van kengetallen van de opleiding met landelijke kengetallen De gegevens van de opleiding worden hieronder vergeleken met landelijke gegevens, voorzover die via de website van de HBO-raad beschikbaar zijn (CRIHO). In de tabellen 3a en 3b wordt de instroom vergeleken, in de tabellen 4a en 4b rendementsgegevens, uitvalgegevens en gegevens met betrekking tot de gemiddelde studieduur.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
11
Tabel 2a: Instroomgegevens opleiding FM Hs Zuyd (instroomcohort eerste keer hogeschool) INSTROOM 1996 1998 1999 2000 2001 2002 2003 Totaal ingestroomde vt 203 218 204 184 192 225 studenten Tabel 2b: Landelijke instroomgegevens (instroomcohort eerste keer hogeschool) INSTROOM 1999 2000 2001 2002 HEO 33.371 34.075 35.43 33.578 Totaal ingestroomde studenten voor de FM 1.295 1.574 1.473 1.388 sector HEO en voor de opleidingen landelijk
2003 35.335 1.445
Tabel 3a: Gegevens opleiding (instroomcohort eerste keer hogeschool) Facility Management Voltijd 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 72,8* 68,1* 60* Percentage diploma behaald na 5 60 jaar 50,4 51,6 47,4 48,8 50,9 51.6 Gemiddelde studieduur van gediplomeerden instroomcohort jaar x (in maanden) 15 28 35 25 31 Percentage uitval na 1 jaar Gemiddelde studieduur studiestakers in maanden van instroomcohort in jaar x)
16.8
17,7
17,3
17,4
20,8
20,4
* cijfers ontleend aan kengetallen HBO-raad
Tabel 3b: Landelijke gegevens (instroomcohort eerste keer hogeschool) 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 Percentage diploma behaald na 5 HEO 44.6 46.7 46.3 44.1 45.0 FM 60,6 61,2 57,2 53,8 55,0 jaar HEO 47,5 47,0 47,0 46,8 46,2 Gemiddelde studieduur van FM 48,6 49,6 52,0 53,0 52,4 gediplomeerden instroomcohort jaar x (in maanden) HEO 30,4 34,9 37,7 37,7 32,4 Percentage uitval na 1 jaar FM 27,6 32,1 28,3 27,6 29,3 HEO Gemiddelde studieduur 19,8 19,4 19,2 19,8 20,0 studiestakers in maanden van het FM 16,6 17,7 17,9 19,8 19,8 instroomcohort in jaar x (in maanden)
Conclusies ten aanzien van de vergelijking van de kengetallen: • Het opleidingsrendement na vijf jaar van de opleiding ligt duidelijk hoger dan het gemiddelde landelijke FM-resultaat en het totale HEO-rendement. • De uitvalpercentages na 1 jaar liggen onder die van de sector HEO als geheel. De mate van afwijking verschilt per jaar. Ten opzichte van het landelijke FM-resultaat is het beeld wisselend. • De gemiddelde studieduur van gediplomeerden vertoont een toenemende tendens. De opleiding ligt vanaf 1999 onder het getal voor alle FM-opleidingen, maar boven het totale HEO-gemiddelde. Het totale landelijke FM-resultaat ligt boven dat van de sector. • De gemiddelde studieduur van studiestakers toont na 1999 een stijgende tendens. De opleiding ligt onder de resultaten van de sector en sinds 2001 ongeveer op het
12
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
landelijke FM-niveau. Daarvoor lag de gemiddelde studieduur van studiestakers eronder. De opleiding heeft ten aanzien van de kwantitatieve resultaten een aantal uitgangspunten en streefcijfers geformuleerd. NQA heeft deze vergeleken met enkele andere opleidingen uit het domein Tabel 4: Streefcijfers van de opleiding FM te Heerlen ten opzichte van andere opleidingen Voltijd 25%
Opleiding X 35%
Opleiding Y 30%
Opleiding Z 25%
Uitvalpercentage postpropedeutische fase Diploma behaald (per cohort) (na vijf jaar)
65%
60%
5% 65%
10% 65%
Gemiddelde studieduur geslaagden Gemiddelde studieduur studiestakers
4,5 1,35
(na 6 jaar) 4,5 1,5
4.20 1.35
3.7
Uitvalpercentage propedeuse,
Wat betreft het gerealiseerde niveau heeft de opleiding voldoende instrumenten om het behalen van de gerealiseerde kwalificaties te waarborgen. De afstudeerwerken werden door het panel als van een goed niveau gekwalificeerd. Werkveldvertegenwoordigers waren heel positief over de kwaliteit van de afgestudeerden. Afgestudeerden zelf zijn positief over de kwalificaties die zij hebben meegekregen. Alleen op financiële aspecten is verbetering van het curriculum wenselijk. De HBO-Monitor 2002 geeft aan dat 75% van de ondervraagde alumni vindt dat de voorbereiding op de beroepspraktijk voldoende is (landelijk 79%).
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
13
1.6
Schematisch overzicht oordelen
Totaaloverzicht oordelen op facet- en onderwerpniveau. Opleiding: Facilty Management Hogeschool Zuyd Onderwerp/Facet Doelstellingen 1.1 1.2 1.3 Totaaloordeel Programma 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 Totaaloordeel Personeel 3.1 3.2 3.3 Totaaloordeel Voorzieningen 4.1 4.2 Totaaloordeel Kwaliteitszorg 5.1 5.2 5.3 Totaaloordeel Resultaten 6.1 6.2 Totaaloordeel
14
Voltijd
G G G Positief G G V G G G V V Positief V V V Positief V G Positief V V V Positief V G Positief
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
1.7
Totaaloordeel
Op grond van bovenstaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan in paragraaf 1.4 waaruit blijkt dat de opleiding op alle zes de onderwerpen een voldoende scoort, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleiding een POSITIEF oordeel oplevert. De opleiding voldoet op alle facetten aan de basiskwaliteit en gaat daar op meerdere facetten, met name binnen de onderwerpen ‘Doelstellingen’’, ‘Programma’ en ‘Resultaten’ bovenuit.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
15
16
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
Deel B:
Facetten
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
17
18
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
Deel B:
Onderwerp 1 Facet 1.1
Facetten
DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING Niveau bachelor
goed
Criteria: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. De argumentatie voor het oordeel is als volgt: • De opleiding beschikt over een uitgebreide set eindtermen (92) en overkoepelende kerncompetenties (9) die zichtbaar zijn afgeleid van de eindkwalificaties zoals geformuleerd in het landelijke beroeps- en opleidingsprofiel Beroepsprofiel & Opleidingsprofiel Facilitaire Dienstverlening HBO (november 1999). • De opleiding heeft, om te bepalen of zij voldoet aan de eisen die gesteld worden aan een hbo-bacheloropleiding, de Dublin-descriptoren als referentiekader genomen. In een bijlage bij het zelfevaluatierapport laat zij door middel van een duidelijke tabel zien in hoeverre de negen kerncompetenties per descriptor relevant zijn. Daaruit blijkt dat elke Dublin-descriptor relevantie heeft voor meerdere kerncompetenties. In datzelfde overzicht wordt ook aangegeven wat voor elke descriptor de meest relevante onderwijsactiviteiten zijn. Daarmee wordt een directe link gelegd met het aangeboden curriculum. • Hoewel de opleiding ze niet als uitgangspunt hanteert, laat ze wel zien dat de tien generieke kwalificaties zoals die door de commissie Franssen zijn geformuleerd in het rapport Prikkelen, presteren, profileren, terugkomen in de negen kerncompetenties. • In recent werkveldonderzoek (2003) van de opleiding is nagegaan welke op dit moment de meest relevante competenties zijn. Met name de competenties betreffende communicatie kwamen daarbij als belangrijkste naar voren. In het per 2005 te vernieuwen curriculum zal de opleiding de resultaten van het onderzoek verwerken.
Facet 1.2
Domeinspecifieke eisen
goed
Criteria: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). De argumentatie voor het oordeel is als volgt: • Hierboven is reeds aangegeven dat de opleiding expliciet en helder is over de vraag welke eindkwalificaties/competenties worden beoogd. • De landelijke eisen voor startbekwame beroepsbeoefenaars zijn beschreven in het rapport Beroepsprofiel & Opleidingsprofiel Facilitaire Dienstverlening HBO. Dit
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
19
• •
•
•
beroepsprofiel is in 1999 door het werkveld tijdens een conferentie met werkveldvertegenwoordigers en representanten uit het onderwijsveld op een adequate wijze gevalideerd. De procedure is in het voornoemde rapport beschreven. In het profiel is rekening gehouden met internationale ontwikkelingen zoals vastgelegd in de proceedings van de Conference on Facility Management van 1998. De beroepsspecifieke eindtermen van de opleiding sluiten naar de mening van het panel goed aan op de eisen die de beroepspraktijk stelt. De opleiding richt zich op het brede beroepenveld van de facilitaire dienstverlening. De facilitaire manager vervult functies op het terrein van het ‘organiseren en realiseren van facilitaire diensten en op het terrein van de advisering over facilitaire diensten (inlener, aanbieder, adviseur)’. Naast Facility Management onderscheidt de opleiding nog drie andere werkvelden: Vastgoedmanagement, Tourism & eventmanagement en Consumentenzaken. Deze verschillende werkvelden komen in de afstudeerrichtingen van de opleiding terug. De opleiding geeft tevens een indicatie van de drie soorten organisaties waarin facility managers werkzaam zijn. Met de gezamenlijke opleidingen is een onderzoek gedaan naar de actualiteit van het beroepsprofiel. Geconcludeerd is dat een actualisering wenselijk is; aan realisering daarvan wordt gewerkt. Het panel stelde verder op basis van een gesprek en verslagen vast dat de werkveldadviescommissie nauw betrokken is bij de controle of de (domeinspecifieke) eindkwalificaties van de opleiding actueel genoeg zijn.
Facet 1.3
Oriëntatie hbo-bachelor
goed
Criteria: De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hboopleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel goed wordt toegekend op grond van de volgende overwegingen. • Hierboven is reeds beschreven op welk spectrum van werkvelden en beroepen de beoogde eindkwalificaties betrekking hebben. • Tevens is aangegeven dat de beoogde eindtermen en competenties aansluiten bij het landelijke beroepsprofiel dat voor de betreffende discipline geldt. • Het beroepsprofiel waarop de eindtermen zijn gebaseerd is gericht op startkwalificaties van de beginnende beroepsbeoefenaar en het vervullen van functies gedurende de eerste 5 jaar. De 92 eindtermen en 9 kerncompetenties geven dus samen het niveau aan dat van een beginnende beroepsbeoefenaar binnen het FM-domein mag worden verwacht. • De opleiding onderscheidt in de loop der jaren een ontwikkeling van een generiek en operationeel niveau naar een tactisch-strategisch niveau aan het eind van de opleiding.
20
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
•
Dat komt tot uiting in het curriculum dat in de laatste jaren wordt aangeboden en in de eisen die aan het afstudeerproduct worden gesteld. Relevantie van eindkwalificaties maakt deel uit van werkveldonderzoek dat in 2003 is afgenomen. Uit dat onderzoek blijkt dat vooral de kerncompetenties ‘Houding en gedrag’ en ‘Beleid en beleidsontwikkling’ de belangrijkste zijn. Tevens zijn relevantie van eindtermen en hbo-niveau blijkens verslagen en de gesprekken met werkveldvertegenwoordigers gespreksonderwerpen in de werkveldcommissie. Deze commissie heeft ook een belangrijke functie in de bewaking van het niveau waarop de eindkwalificaties gerealiseerd worden. Leden treden op als externe deskundigen bij het afstuderen.
Onderwerp 2 Facet 2.1
PROGRAMMA Eisen hbo
goed
Criteria: Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel goed is gebaseerd op de volgende argumenten. • De kennisontwikkeling van de student vindt plaats op drie manieren: kennisverwerving en -opbouw via de methodiek van probleemgestuurd onderwijs (pgo); kennistoepassing en probleemoplossing via ‘real life’ projecten; verwerven van vaardigheden door middel van de practica van de vaardigheidsvakken. Deze drie onderwijsvormen worden ondersteund door werkveldoriëntatie en studieloopbaanbegeleiding. In pgo en projecten wordt gewerkt met aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal: praktijkcasussen in het pgo, reële opdrachten met een externe opdrachtgever in de projecten, met name in het derde en vierde jaar. Ook het gebruik van artikelen en publicaties via internet verkregen kan gezien worden als praktijkmateriaal. • Vakliteratuur: boeken, dictaten, readers, vakbladen, wordt gebruikt als voorgeschreven en aanbevolen literatuur zowel in pgo als projecten. Deze literatuur is vermeld in leerplan (in Studiegids) en in blokboeken. Vanaf het tweede jaar wordt meer zelfstandigheid in het opzoeken van literatuur via mediatheek en internet gevraagd. Het panel stelt op basis van het materiaal dat zij heeft gezien vast, dat het merendeel van de aangeboden literatuur voldoende breed, van niveau en actueel is. Studenten en afgestudeerden tonen zich in gesprekken en evaluatiegegevens tevreden over de actualiteit van het materiaal. • Het panel stelt vast dat de interactie met de beroepspraktijk goed is geregeld door middel van stage in het derde jaar en de afsluiting met een afstudeerstage met daaraan gekoppeld de afstudeeropdracht (meesterproef). Daarnaast is er in het eerste en tweede © NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
21
•
•
•
•
jaar werkveldoriëntatie en zijn er per blok gastcolleges, bedrijfs- en beursbezoeken. De projecten resulteren veelal in concrete eindproducten. Studenten noemen het werken met reële opdrachten/problemen en het aanbod aan stages als sterke punten van de opleiding. Het panel stelt vast dat de werkveldcommissie een concrete en stimulerende rol vervult in het bewaken en bevorderen van een op het werkveld gerichte houding van de opleiding. Uit gesprekken van het panel met studenten en docenten en bestudering van het curriculum is duidelijk geworden dat er via pgo en projecten voldoende aandacht aan praktische onderzoeksvaardigheden wordt gewijd. Alle projecten en bedrijfsgerelateerde opdrachten bevatten onderzoekselementen. Ook stages moeten onderzoekselementen bevatten en worden daar op beoordeeld. De afstudeeropdracht heeft als kern een voor de betreffende organisatie relevant onderzoek. Ook hier zijn blijkens de afstudeerhandleiding de onderzoeksvaardigheden expliciet een aspect van de beoordeling. Specifiek onderwijs in methoden en technieken van (toegepast) onderzoek wordt niet aangeboden. De opleiding heeft naast programmaonderdelen die werkelijk in de praktijk plaatsvinden, in het binnenschools curriculum ruimte voor vaardighedenonderwijs opgenomen. Dat vindt plaats binnen de vaardigheden stroom die door het hele curriculum heen loopt. Concreet gaat het via practica, werkcolleges en trainingen. De vaardigheden die studenten hier opdoen, worden vervolgens toegepast in projecten, stages en afstudeerstage. Het betreft sociaal-communicatieve vaardigheden, (bedrijfs)economische vaardigheden en managementvaardigheden. Het traject managementvaardigheden kent door de hele opleiding heen een duidelijke opbouw. Studenten vinden dat een sterk punt van de opleiding. Teneinde de actualiteit van het programma te waarborgen, maakt de opleiding zoals het panel vaststelde aantoonbaar gebruik van gastdocenten, werkveldcommissie, overleg met bedrijven en bedrijfsmentoren (projecten, stage en afstuderen). Daarnaast organiseert de opleiding themabijeenkomsten en neemt deel aan bijeenkomsten van de zogenaamde Facilitaire kring. Elk van de vier profielcoördinatoren (samen de curriculum commissie) is verantwoordelijk voor de actualisering van programma, literatuur en readers. Uit gesprekken met studenten en afgestudeerden en evaluatiegegevens is het panel duidelijk geworden dat het programma voldoende actueel en praktijkgericht wordt gevonden.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
goed
Criteria: Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. 22
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
Het oordeel goed is gebaseerd op de volgende overwegingen. • Het onderwijsprogramma is zo opgebouwd dat er per blok een thema centraal staat. Deze thema’s: klantoriëntatie, de facilitaire organisatie, kwaliteit en dienstverlening bijvoorbeeld, zijn op basis van de eindtermen gekozen en aantoonbaar ontleend aan de beroepspraktijk. In hun totaliteit geven ze een compleet beeld te zien van het terrein waarop de facilitair manager werkzaam is. • Centraal in het curriculum staat de zogenaamde managementcyclus die, gebaseerd op de pdca-cyclus, bestaat uit zes stappen. In een bijlage wordt uitvoerig aangegeven hoe de door studenten te verwerven kennis, kunde en beroepshouding in relatie staan tot die zes stappen. • In de beschrijving van elk blok in het leerplan staat expliciet aangegeven aan welke eindtermen dat blok een bijdrage levert. De opleiding maakt zo heel duidelijk hoe eindtermen terugkomen in het curriculum. • De curriculumcommissie is er verantwoordelijk voor dat alle eindtermen via leerdoelen door het aangeboden programma gedekt worden. • Alle modulen zijn gebaseerd op specifieke leerdoelen. Deze zijn voornamelijk geformuleerd in termen van kennis, inzicht, vaardigheden en houdingen. Ook per leerdoel is weer aangegeven hoe die in relatie staat met de nagestreefde eindtermen. • Op grond van wat zij heeft gezien en de gevoerde gesprekken met alle geledingen, is het panel van oordeel dat het programma van de opleiding een adequate uitwerking geeft van de beoogde eindkwalificaties. Het hbo-niveau, de hbo-oriëntatie en de domeinspecifieke eisen komen er in voldoende mate in tot uitdrukking. • Uit de gesprekken met werkveldvertegenwoordigers en afgestudeerden werd duidelijk dat zij van mening zijn dat nagestreefde eindkwalificaties daadwerkelijk worden behaald. Uit de laatste HBO-Monitor van 2002 blijkt dat 75% van de studenten van mening is dat de voorbereiding op de beroepspraktijk voldoende is.
Facet 2.3
Samenhang in het opleidingsprogramma
voldoende
Criteria: Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel is voldoende op grond van de volgende argumenten. • Een belangrijke bijdrage aan de horizontale samenhang van het curriculum vormt de thematische benadering. Hiervoor is al aangegeven dat het curriculum is opgebouwd uit een aantal thematische blokken die gezamenlijk het beroepenspectrum bestrijken. Daarnaast hebben de blokken steeds een vaste opbouw: pgo-vaardigheden -projecten. Deze formule zou tot een sterk mate van integratie moeten leiden. In de praktijk blijkt echter dat, zoals het zelfevaluatierapport aangeeft, de afstemming van de vaardigheden op project en pgo voor verbetering vatbaar is. Dat werd bevestigd in de gesprekken met studenten en afgestudeerden. Daar werd met name aangegeven dat het aspect financiën te los staat van de rest. Verder is er geen samenhang tussen de blokken/thema’s als
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
23
zodanig. De opleiding heeft dat bewust gedaan om tussentijdse instroom mogelijk te maken. • Naast deze horizontale samenhang is er ook sprake van een verticale samenhang door het hele curriculum heen: - er is aantoonbaar sprake van een toenemende moeilijkheidsgraad en het programma leidt ook tot een steeds sterkere zelfstandigheid en zelfsturing; - De toenemende complexiteit zit in het toenemende niveau: van operationeel tot strategisch; - er is bovendien een duidelijke rode draad door het hele curriculum heen, namelijk de eerder genoemde managementcyclus; - in de blokboeken wordt expliciet aangegeven hoe het blok zich verhoudt tot voorgaande blokken. Tevens wordt aangegeven wat er, bijvoorbeeld wat betreft moeilijkheidsgraad is veranderd ten opzichte van het voorgaande jaar. • In het zelfevaluatierapport geeft de opleiding vier manieren aan waarop het binnen- en buitenschools curriculum op elkaar zijn afgestemd. • Verantwoordelijk voor de samenhang in het curriculum is in eerste instantie de blokcoördinator en uiteindelijk de curriculumcommissie. • Evaluatiegegevens laten zien dat studenten en afgestudeerden de samenhang in het curriculum positief ervaren. Evaluatievragen betreffende samenhang geven aan dat 95% van de respondenten positief scoort, met als cijfer 6,9. Volgens de HBO-Monitor 2002 is 86% van de afgestudeerden van mening dat er sprake is van voldoende samenhang. Hoewel er veel positiefs over de samenhang is te melden, komt het panel gezien de kritische opmerkingen bij de horizontale samenhang, tot een voldoende en niet tot de goed die de opleiding zichzelf geeft.
Facet 2.4
Studielast
goed
Criteria: Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel is goed gezien de volgende argumenten. • Positief voor de studeerbaarheid is dat de opleiding voor verschillende instroomcategorieën verschillende studieroutes heeft. Zo kunnen studenten met een verwante mbo-opleiding en vwo-studenten een verkorte route volgen van maximaal 3,5 jaar. • Er zijn geen instapvoorwaarden voor bepaalde modulen of stages. Er worden ondermeer via de begeleiding goede mogelijkheden geboden om achterstanden weg te werken. Dat geldt zeker ook voor studenten die zich in het vijfde jaar van inschrijving bevinden. • De programma’s zijn opgebouwd volgens een vaste, heldere structuur: elk studiejaar bestaat uit vier perioden van tien weken, twee perioden per semester. Elke onderwijsblok kent dezelfde opbouw. Elk blok wordt afgesloten met een tentamenperiode. In deze
24
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
• • •
•
•
periode vinden tevens de herkansingen plaats van het vorige blok. Elke 10 weken krijgt de student zo zicht op de studievoortgang. Tentamen- en herkansingsroosters en data van tentameninzage worden aan het begin van het studiejaar verstrekt, zodat een goede studieplanning mogelijk is. Problemen rond het ‘struikelvak’ bedrijfseconomie worden ondervangen door het aanbieden van bijlessen. In het OER (opgenomen in de Studiegids) zijn bepalingen opgenomen over studielast en studeerbaarheid. De studielast is per jaar over de perioden gespreid (ca. 10 studiepunten per blok) en is per studieonderdeel genormeerd. Via evaluaties houdt de opleiding zicht op de vraag of zich belemmerende factoren voordoen. Uit die evaluaties, maar ook uit de gesprekken, blijkt dat studenten tevreden zijn over de spreiding van tentamens en studielast. De benodigde informatie is ruim voldoende en staat in de blokboeken en op het intranet. Cijfers worden op tijd geleverd. De studielast haalt niet de beoogde 40 uur, maar de opleiding onderkent dat en heeft studieverzwarende maatregelen ingevoerd als: verzwaring van diverse vakken, het aantrekken van de norm voor het bindend studieadvies en het strenger maken van de compensatieregeling. Een belangrijk instrument om doorstroomproblemen te signaleren is naast de evaluaties de studieloopbaanbegeleiding (zie paragraaf 4.2)
Facet 2.5
Instroom
goed
Criteria: Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel is ‘goed’ en daarvoor gelden de volgende argumenten. • De opleiding hanteert de wettelijke toelatingseisen. Voor buitenlandse studenten gelden aanvullende eisen voor de beheersing van het Nederlands. Voor 21+-studenten is er een toelatingsonderzoek. • Er is een uitgebreid systeem van voorlichting en open dagen waarin ook informatie wordt verschaft over de gehanteerde werkvormen. Tevens kunnen aspirant-studenten deelnemen aan meeloopdagen. De voorlichtingsbrochures zijn wat dat betreft duidelijk en informatief. • De opleiding kent twee instroommomenten: één in september en één in februari. • Om studenten zo goed mogelijk voor te bereiden op de dominante werkvormen, start de studie met een introductiecursus pgo. Bovendien worden studenten al in het eerste blok bekend gemaakt met de principes van het projectmatig werken. Deze introductiecursus wordt op grond van evaluatiegegevens aangepast en al meer gericht op het vak facility management. Tevens is er in het introductieblok aandacht voor andere studievaardigheden.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
25
•
•
•
• •
Alle startende studenten doen mee aan een diagnostische instroomtoets met betrekking tot informatica, rekenen en taalvaardigheid. Worden er onvoldoendes gescoord dan kan er bijgespijkerd worden met behulp van computerondersteund onderwijs. Eventuele andere deficiënties worden gesignaleerd en opgevangen binnen de studieloopbaanbegeleiding. Voor studenten die in de propedeuse een studieachterstand oplopen, is er een diagnoseinstrument. De uitslag ervan kan de student bespreken met begeleider of studentendecaan. De opleiding differentieert in haar programma bewust niet naar de verschillen in vooropleiding. Wel zijn er zoals eerder aangegeven verkorte routes mogelijk voor mbostudenten met een verwante opleiding en vwo-studenten. In samenwerking met het ROC Eindhoven werkt de opleiding aan een project dat het deelnemende studenten mogelijk maakt in het tweede jaar in te stromen. Naast de verkorte routes zijn er ook individuele vrijstellingen mogelijk. De regeling is vastgelegd in de studiegids. Studenten van verschillende vooropleidingen gaven het panel te kennen dat de aansluiting goed is en dat de propedeuse een goed beeld geeft van de verschillende mogelijkheden. Dat wordt bevestigd door evaluatiegegevens. Gemiddeld 79% van de studenten is blijkens de studentenmonitor 2003 tevreden over de aansluiting op de kennis van de vooropleiding.
Facet 2.6
Duur
goed
Criteria: De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel is gebaseerd op de volgende feiten. • De studielast voor de hele opleiding bedraagt 168 studiepunten. Bij een belasting van 40 uur per studiepunt bedraagt de totale studielast 6720 uur. De verdeling van de studiepunten staat beschreven in de Onderwijs-en examenregeling (OER) en is als zodanig opgenomen in de Studiegids. Per september 2004 voert de opleiding het European Credits-systeem (EC’s). De studielast bedraagt dan 240 EC’s.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
voldoende
Criteria: Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
26
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
Het oordeel is ‘voldoende’ gezien de volgende overwegingen. • Het didactisch concept van de opleiding is vastgelegd in het document Studieconcept Faculteit Facility Management en wordt ook helder beschreven in het zelfevaluatierapport. Het kent een aantal duidelijke uitgangspunten: - het beroepsprofiel bepaalt de eindtermen van de opleiding; - prioriteit heeft informatieverwerking en probleemoplossing gericht op het ‘leren sturen’ in complexe situaties; - het leerproces vindt zowel individueel als groepsgewijs plaats; - de zelfsturing kent een geleidelijke opbouw; - leren is een actief proces; actieve werkvormen ondersteunen dit. Zoals eerder vermeld heeft de opleiding gekozen voor pgo en projectonderwijs, ondersteund door een vaardighedenstroom om dit te verwezenlijken. Het werken aan de hand van praktijkprobleem (realistische opdrachten) staat daarbij centraal. Met name door de thematisch opzet van het curriculum vormt dit een weerspiegeling van de beroepspraktijk. • Naast pgo en de projecten zijn er andere ondersteunende werkvormen als (hoor/werk)colleges, practica (trainingen, workshops), zelfstudie, excursies, stages en het afstudeerproject. Deze werkvormen zijn in de beschrijvingen van het leerplan in de studiegids steeds per onderwijseenheid aangegeven. • Het panel is met de opleiding van mening dat de didactische uitgangspunten van de opleiding en de uitwerking daarvan goed aansluiten op de doelstellingen (eindtermen en competenties) van de opleiding en op de visie op beroep en onderwijs. • In blokevaluaties en via de studentenmonitor worden de werkvormen of aspecten daarvan kritisch geëvalueerd. • Uit gesprekken met afgestudeerden, studenten en de evaluatiegegevens is duidelijk geworden dat de gehanteerde werkvormen overwegend positief (met name ten aanzien van de projecten) worden gevonden. Er is echter ook kritiek. Het consequent werken met pgo en met name het toepassen van de ‘zevensprong’ wordt als saai en weinig uitdagend ervaren. Dat geldt ook voor de afwisseling in pgo-taken. Hoorcolleges worden niet altijd als zinvol ervaren. De opleiding onderkent de problemen en werkt binnen het kader van het project ‘competentiegericht en vraaggestuurd onderwijs’ aan verbeteracties. Eén ervan, de aanpassing van de introductiemodule is reeds genoemd. • De opleiding werkt aan een meer competentiegericht curriculum. Daarbij kan voortgeborduurd worden op het pgo en de projecten, maar de rest van het curriculum zal ook meer op integratie van kennis, houding en vaardigheden en de integrale toetsing daarvan gericht moeten worden. Met name de integratie van de verschillende onderdelen van het didactisch concept is daarbij aandachtspunt. Ondanks de geformuleerde kritiekpunten is dit facet zonder meer voldoende.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
27
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
voldoende
Criteria: Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel ‘voldoende‘ is gebaseerd op de volgende argumenten. • De opleiding heeft een toetscommissie die enerzijds het management adviseert en anderzijds duidelijke taken heeft ten aanzien van de kwaliteitsbewaking en -bevordering van de toetsen. Taken en verantwoordelijkheden zijn vastgelegd in het document Taken toetscommissie en worden ook beschreven in de studiegids. De toetscommissie heeft een handleiding toetsen samengesteld en richtlijnen vastgelegd voor de toetsing van projecten. Daarnaast verzorgt ze ook scholing van docenten. Het toetsbeleid als zodanig is nog niet expliciet vastgelegd, maar dat gaat blijkens de Groslijst verbetervoornemens wel gebeuren. • Het panel stelt vast dat de opleiding verschillende toetsen hanteert voor verschillende inhouden. Zo zijn er omvangrijke bloktoetsen voor de afsluiting van pgo-onderdelen, proces en projectverslagen, presentaties, mondelinge ondervraging, oplossen van opdrachten en peer assessment bij groepswerk. Voor de vaardigheden zijn er schriftelijke toetsen en gedragsobservaties. Op dit moment worden de verschillende onderdelen nog afzonderlijk getoetst. Bij de projecten in het derde en vierde jaar worden de projecten door een andere tutor beoordeeld dan degene die de groep begeleid heeft. • Het panel stelt op grond van de toetsen die het heeft gezien vast dat toetsvormen in voldoende mate aansluiten bij de leerdoelen, werkvormen en de inhoud van de leerstof. Dat wordt onderschreven door evaluatieresultaten. Uit de studentenmonitor 2003 blijkt dat 77% van de studenten vindt dat de toetsen voldoende (cijfer 6,3) aansluiten op de leerstof. Minder zijn ze te spreken over de juist/onjuisttoetsen waarmee het pgo afgesloten wordt. Ze vinden dat ze te weinig van de opgedane kennis kwijt kunnen. Het panel vindt dat deze wijze van toetsing als enige manier het pgo niet voldoende adequaat toetst. Studenten zijn tevreden over de wijze waarop de opleiding tracht het zogenoemde ‘meeliften’ via individuele beoordelingsaspecten ook bij het groepswerk te ontmoedigen. • De gehanteerde beoordelingscriteria zijn niet altijd duidelijk. Ze zijn niet opgenomen in de blokboeken. Studenten geven echter aan dat de criteria voor de bloktoetsen op de toets zelf zijn aangegeven en dat de criteria bij de vaardigheidstoetsen in de les duidelijk gemaakt worden. De criteria voor de projectbeoordeling liggen wel expliciet vast. Het panel vindt dat dat voor alle toetsvormen (dus ook verslagen gesprekken, logboeken etc.) zou moeten gelden. Nu kunnen er te grote verschillen tussen de beoordelingen van docenten en tutoren ontstaan. Voor de stages zijn de criteria wel duidelijk omschreven. Zij zijn vastgelegd in de handboeken managementstage en afstudeerstage. • De feedback is blijkens de gesprekken met de studenten voldoende geregeld. Er is recht op inzage en indien gewenst is er een nabespreking van de toets mogelijk. In de projecten wordt de feedback veel directer gegeven zowel door de docenten als via peer assessment. Daarvoor wordt er een uitgebreide scorelijst gedragsvaardigheden gebruikt.
28
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
•
Ondanks de geformuleerde kritiekpunten is de toetsing voldoende. Voor een volledig competentiegericht en vraaggericht curriculum dat de opleiding nastreeft, is de toetsing echter nog teveel gebaseerd op ‘losse’ toetsmomenten. Hoewel er goede aanzetten zijn, is er nog niet over de hele lijn sprake van integrale toetsing van kennis, houding en vaardigheden. De opleiding geeft aan dat: ‘Een reflectie op de toetsing en beoordeling, gerelateerd aan de uitgangspunten van het nieuwe curriculum wenselijk is’. Het panel vindt dat er verdere stappen ondernomen moeten worden.
Onderwerp 3 Facet 3.1
INZET VAN PERSONEEL Eisen hbo
voldoende
Criteria: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Voor het oordeel ‘voldoende’ geldt de volgende bewijsvoering. • De afdeling heeft binnen het vaste docentenbestand enkele docenten die naast hun onderwijstaak participeren in de beroepspraktijk. Wel zijn meerdere docenten actief in beroepsverenigingen (IFMA en FMA bijvoorbeeld) of andere op de beroepspraktijk gerichte netwerken (Facilitaire kring, kenniskring Facility Management). Er wordt, zoals eerdere aangegeven in ruime mate gebruik gemaakt van gastdocenten. • Uit docentengegevens (CV’s) blijkt dat vrijwel alle docenten beschikken over ervaring in het werkveld. Voor de meeste docenten geldt echter dat ze al lang(er) uit de praktijk zijn. Met name door de (intensieve) stage- en afstudeerbegeleiding en door het begeleiden van projecten, waar alle docenten bij zijn betrokken, blijven zij op de hoogte van de beroepspraktijk. Van het instrument docentenstages wordt slechts incidenteel (en niet recent) gebruik gemaakt. De opleiding geeft in het zelfevaluatierapport aan dat uit personeelsonderzoek is gebleken dat de mogelijkheden voor oriëntatie op het beroepenveld nog onvoldoende worden benut. Werkveldvertegenwoordigers onderschreven dat. • Wel zorgt bijscholing, literatuurstudie, input via de werkveldcommissie voor het up to date houden van kennis en ervaring. • In het zelfevaluatierapport geeft de opleiding aan hoe docenten daadwerkelijk de verbinding met de beroepspraktijk leggen: in pgo-casuïstiek en in de aan de praktijk ontleende opdrachten, het werken in projectvorm, in de begeleiding van de stage -en afstudeeropdrachten, het organiseren van bedrijfsbezoeken, het werken met actuele voorbeelden etcetera. • De opleiding wijst in het zelfevaluatierapport naar studentenmonitor en blokevaluaties voor de mening van de studenten over de beroepsgerichtheid van de opleiders. Het panel heeft in de betreffende evaluaties echter geen expliciete vragen kunnen ontdekken die daarop wijzen. Wel worden in de docentenmonitor op dat aspect vragen gesteld (zie boven).
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
29
•
Uit gesprekken met studenten, werkveldvertegenwoordigers en afgestudeerden is duidelijk geworden dat de docenten voldoende op de hoogte zijn van de actualiteit om een adequate verbinding met de beroepspraktijk te kunnen leggen. Wel is intensivering en uitbreiding van contacten met de beroepspraktijk, zoals de opleiding zich ook voorneemt, gewenst. Het oordeel goed dat de opleiding zichzelf geeft onderschrijft het panel daarom niet.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
voldoende
Criteria: Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel ‘voldoende’ is gebaseerd op de volgende argumenten. • Jaarlijks wordt er een personeelsplan opgesteld waarin de personeelsbehoefte voor het betreffende studiejaar wordt bepaald. Voor de taakverdeling zijn streefcijfers geformuleerd: 50% onderwijstaken, 23% algemene docenttaken (waaronder scholing) en 27% bijzondere taken. • De opleiding heeft voldoende personeel om het onderwijs te verzorgen. Er zijn 62 medewerkers, verdeeld over 42,6 fte. Uit de docentenmonitor blijkt dat 72% van de docenten vindt dat er voldoende personeel wordt ingezet. • Er is sprake van een docent/studentratio van 19,1. De opleiding geeft aan dat die niet boven de 20 mag komen. De komende vernieuwingen met een aangescherpte rol van de docenten gaan die situatie onder druk gaan zetten. De opleiding wil oplossingen bereiken door functiedifferentiatie en de inzet van studenttutoren. • De inzet van docenten wordt jaarlijks vastgesteld in overleg tussen faculteitsdirecteur en de betreffende docent. In het zelfevaluatierapport wordt aangegeven dat de werkdruk van docenten mede als gevolg van vernieuwingen en nog in te voeren vernieuwingen hoog ligt. Dat werd bevestigd in de gesprekken met docenten, hoewel zij aangaven daar door eigen ambities en inzet mede schuldig aan te zijn. Een indicatie is mogelijk wel dat in de studentmonitor van 2003 slechts 69% van de studenten aangaf dat de beschikbaarheid van de docenten voldoende is. De opleiding gaat daar nader onderzoek naar verrichten. Een ander aandachtspunt is dat de scholing door de werklast onder druk kan komen te staan. • Ondanks deze werkdruk is het ziekteverzuim met name voor docenten laag. Over 2003 bedroeg die gemiddeld 2,30%.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
voldoende
Criteria: Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
30
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
Het oordeel ‘voldoende’ wordt als volgt gestaafd. • Het personeelsbeleid van de opleiding wordt uitgevoerd binnen de kaders die door de hogeschool worden aangegeven. De Hogeschool Zuyd voert een actief personeelsbeleid dat is vastgelegd in meerdere notities. Het beleid van de opleiding is vastgelegd in het Personeelsplan Faculteit Facility Management 2003-2004 en het Scholing- en deskundigheidsbevorderingsplan (2003). • Uit door de opleiding verstrekte gegevens in een bijlage blijkt dat de docenten qua opleiding en voorkennis voldoende gekwalificeerd zijn. Alle vakdocenten hebben werkervaring in de relevante beroepspraktijk. Uit diezelfde bijlage blijkt dat de docenten d.m.v opleiding of nadere scholing voldoende didactisch zijn geschoold. Een deel van de docenten heeft ook organisatorische en coördinerende taken (in de curriculumcommissie en toetscommissie bijvoorbeeld). • Er worden jaarlijks functioneringsgesprekken (jaargesprekken) gevoerd door de faculteitsdirecteur. In die gesprekken worden de zogenaamde POP’s besproken en komt ook de scholingsbehoefte van de docent aan de orde, evenals uitslagen van studentenevaluaties. De resultaten worden op een daartoe bestemd formulier vastgelegd. Docenten zijn tevreden over die gesprekken. • In het scholingsplan van de opleiding zijn scholingsdoelen geformuleerd en er zijn kwalificaties benoemd die de opleiding via scholing wil aanscherpen of realiseren. Het panel vindt het plan wel ambitieus, maar weinig concreet. Het is bovendien sterk gericht op didactische scholing en veel minder op beroepsgerichte deskundigheidsbevordering. Deze is nu te adhoc en te afhankelijk van individueel initiatief. Scholingsactiviteiten kunnen zowel voortkomen uit behoefte van de opleiding als van de docent. In de komende jaren zal, gezien het personeelsplan, scholing vooral gericht zijn op de in te voeren onderwijsvernieuwing. Individuele scholing vanuit de docenten zelf gebeurt door het bezoeken van studiedagen, symposia, cursussen, thema-avonden, onderwijslunches. In de eerder genoemde bijlage met personeelsgegevens staat een overzicht van de gerealiseerde scholingsactiviteiten. Hoewel in het zelfevaluatierapport wordt aangegeven dat de scholingsactiviteiten nauwkeurig worden gemonitord, is dat in de praktijk blijkens de gesprekken met docenten niet (altijd) het geval. Mogelijk is dat het gevolg van het feit dat, zoals in het zelfevaluatierapport staat, de faculteitsdirecteur door de omvang van het personeel niet altijd de gewenste aandacht aan elke medewerker kan gegeven. • Docenten zijn in de gesprekken overwegend tevreden met het personeelsbeleid, maar er zijn ook een aantal zaken genoemd die het functioneren bemoeilijken: het gaat dan vooral om de interne communicatie en een gebrekkig inzicht in wat anderen doen. Deze kritiek komt ook terug in de personeelsmonitor 2003. Verbetering is opgenomen in de groslijs verbeteracties, maar het panel heeft geen zicht op wat er op dat gebied inmiddels gebeurd is. • De docent in zijn verschillende rollen is onderwerp van evaluatie. Uit recente evaluaties blijkt tevredenheid van de studenten over de docenten: 86% is tevreden over de inhoudelijke deskundigheid van docenten (score 6,5). In de HBO-Monitor van 2003 geeft 87% van de ondervraagde afgestudeerden aan dat de kwaliteit van de docenten voldoende is. Hoewel het panel een positief beeld heeft van de kwaliteit van het personeel vindt het de beoordeling van de opleiding zelf: ‘goed’ gezien de beschreven kritiekpunten te hoog. © NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
31
Onderwerp 4 Facet 4.1
VOORZIENINGEN Materiële voorzieningen
voldoende
Criteria: De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel voldoende is gebaseerd op de volgende argumenten. • De opleiding is gevestigd in een modern, ruim, licht en goed geoutilleerd gebouw in Heerlen. • Het panel heeft de faciliteiten bekeken en heeft er een positief beeld van gekregen. De inrichting is goed afgestemd op de onderwijsvormen. Er zijn voldoende lesruimtes voor verschillende doelen: werkruimtes (pgo/projecten), lesruimtes, oefenruimtes (pclokalen). Studenten kunnen die ruimtes, als ze niet bezet zijn, reserveren voor projectwerk. Ook beschikt de opleiding over vier collegezalen van verschillende grootte. De lokalen zijn goed geoutilleerd: schoolbord, pc, overheadprojectie. Studenten zijn blijkens gesprekken tevreden over de accommodatie. Kritiekpunten uit de studentenmonitor 2003 -het tekort aan ruimtes- zijn inmiddels verholpen. De flexibele werkruimtes voor docenten zijn op een paar knelpunten na adequaat. Die knelpunten gaan onderzocht worden. • De opleiding maakt gebruik van de hogeschoolbrede bibliotheek/ mediatheek. Deze is goed geoutilleerd en voldoende en actueel gevuld, zowel qua boeken als tijdschriften. Dit studielandschap bevat ook 112 individuele studentwerkplekken (inclusief 54 met pc) en twee projectruimtes. De opleiding zelf geeft aan dat ze de ‘eigen’ literatuur meer in de directe leeromgeving zou willen hebben. Door de algemene indeling van de bibliotheek zijn de boeken en vakliteratuur nu moeilijk te vinden. • De informatie- en communicatiemiddelen zijn adequaat; de computerlokalen zijn goed geoutilleerd en up-to-date qua software. Apparatuur is naar het oordeel van het panel in voldoende mate aanwezig. Alle studenten en personeelsleden beschikken over e-mail. Daarnaast is er het, naar de mening van de studenten, goed ingerichte en goed functionerende intranet. Uit de studentenmonitor van 2003 is duidelijk geworden dat studenten heel negatief oordelen over de computerfaciliteiten (20% is tevreden; cijfer 3.7). Ook in het gesprek met de studenten werden de computerfaciliteiten als zwak punt van de opleiding genoemd. De opleiding onderkent de problemen en werkt aan uitbreiding van de computerfaciliteiten. • Via de jaarlijkse studenten- en personeelsmonitor wordt getoetst in hoeverre de faciliteiten voldoen. De gegevens bevestigen het hiervoor beschreven oordeel van de studenten. Ondanks kritiek op onderdelen is het oordeel, ook van de studenten, over het geheel van de faciliteiten voldoende.
32
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
Facet 4.2
Studiebegeleiding
goed
Criteria: De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel is ‘goed’ op grond van de volgende overwegingen. • In het zelfevaluatierapport worden de uitgangspunten van de begeleiding helder beschreven. Opzet en uitvoering daarvan zijn uitvoeriger vastgelegd in een tweetal documenten:Taakomschrijving mentor propedeuse en postpropedeuse en de notitie Studieloopbaanbegeleiding. • De studentbegeleiding bestaat uit twee onderdelen: studieloopbaanbegeleiding en ‘directe studiebegeleiding’. De eerste is gericht op een optimale studievoortgang door de hele opleiding heen. Deze begeleiding is in handen van de studieloopbaanbegeleider en de studentendecaan. De studieloopbaanbegeleider coacht de student tot deze afstudeert. Wel neemt de intensiteit in de loop van de studie af. Belangrijkste begeleidingsinstrument is het portfolio. Aan de hand van gerichte vragen houdt de student zijn voortgang bij. Het panel heeft daar goede voorbeelden van gezien. Regelmatig vinden voortgangsgesprekken plaats. 73% van de studenten is blijkens de studentenmonitor 2003 tevreden over de studieloopbaanbegeleiding. • De directe begeleiding is direct aan het onderwijs gekoppeld, met name bij pgo en projectwerk. De begeleiding is hier in handen van de tutor. In de eerste jaren een studenttutor in de latere jaren een docenttutor. Het gaat dan vooral om procesbegeleiding. Tutoren vergaderen wekelijks om de blokvoortgang te bespreken en de begeleiding af te stemmen. Uit een overzicht van blokevaluaties blijkt dat studenten deze begeleidingsvorm zeer waarderen (scores boven de 80% tevredenheid domineren). • Begeleiding in de latere jaren is vooral begeleiding van stage en afstuderen. Daarvoor zijn er de Stagegids en de Handboeken managementstage en afstudeerstage die de studenten en begeleiders informeren over doelen, organisatie, begeleiding en beoordeling. Studenten en afgestudeerden tonen zich zeer tevreden over de begeleiding. Studenten geven aan dat de contacten met de begeleiders goed zijn; ze zijn goed benaderbaar en er wordt snel gereageerd. Stagedocenten komen zeker twee keer per stage op de werkplek en zijn ook verder via telefoon en e-mail goed bereikbaar. Uit de HBO-Monitor 2002 blijkt dat 82% van de ondervraagde afgestudeerden de begeleiding voldoende vindt. • Cijfermatige voortgangsregistratie vindt plaats in het systeem Volg +. Studenten kunnen op elk moment toegang krijgen tot hun resultaten. Daarnaast krijgen ze twee keer per jaar een schriftelijk overzicht van de resultaten thuisgestuurd. • Andere informatie wordt zowel op papier (studiegids/blokboeken) als via het infonet verspreid. Ander informatiebronnen zijn de mobiele telefoon, de kabelkrantmonitor en diverse eenheden en personen: Bureau Onderwijs, Bureau externe betrekkingen,
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
33
begeleiders. De informatievoorziening is volgens de studenten in het gesprek naar tevredenheid. Dat is afwijkend van het resultaat van de studentenmonitor 2003. Blijkbaar hebben de sinds die evaluatie genomen maatregelen effect gesorteerd.
Onderwerp 5 Facet 5.1
INTERNE KWALITEITSZORG Evaluatie resultaten
Voldoende
Criteria: De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het panel komt tot het oordeel ‘voldoende’ gezien de volgende argumenten. • Het kwaliteitsbeleid van de opleiding vindt plaats binnen de kaders van de hogeschool zoals die zijn vastgelegd in het Handboek Integraal Kwaliteitszorgsysteem Hogeschool Zuyd (2002). Daarnaast is de Planning-en Controlcyclus een belangrijk element in de kwaliteitszorg. Kern ervan vormen jaarplan en begroting, samen het managementcontract. Daarover wordt twee keer per jaar door het college van bestuur en de faculteitsdirecteur gesproken.Tenslotte kent de hogeschool een Audit- en Controlgroep die eens in de drie jaar een audit afneemt. De faculteit Facility Management heeft een eigen coördinator kwaliteitszorg, dat wil zeggen een docent die daarvoor gefaciliteerd is. Hij maakt geen deel uit van het managementteam. Om de twee jaar worden er interne audits gehouden om de actuele stand van zaken te bepalen. De laatste dateert van december 2003. Het panel heeft de resultaten daarvan gezien. • Op grond van het hogeschoolbeleid wordt het kwaliteitsbeleid van de opleiding vastgelegd in het Werkboek voor het opstellen van het Handboek voor Integrale Kwaliteitszorg. Centraal staat het werken volgens de pdca-cyclus. Per aandachtsgebied (9x) uit het INK-systeem worden steeds criteria/standaarden, activiteiten en procedures/documenten beschreven. De opleiding hanteert verschillende kwalitatieve en kwantitatieve streefdoelen. Er zijn streefwaarden voor de te bereiken fase bij de INKpositiebepaling. Inhoudelijke, toetsbare, streefdoelen zijn verder de dertig criteria van het NVAO-kader. De opleiding moet kunnen aantonen daaraan te voldoen. Als kwantitatieve norm geldt dat bij evaluaties wordt gestreefd naar een tevredenheid van 70% en een cijfer 7. Bij minder dan 60% tevredenheid wordt in principe actie ondernomen. • Op basis van evaluatiedocumenten en gesprekken met studenten en afgestudeerden heeft het panel kunnen vaststellen dat er daadwerkelijk regelmatig evaluaties worden uitgevoerd. De opleiding werkt nu met instrumenten zoals: jaarlijkse studentenmonitor, pgo-evaluaties, blokevaluaties, stage-evaluatie, personeelsmonitor, alumnipanel (recent), werkveldonderzoek onder werkgevers en de instellingsrapportage van de HBO-Monitor. De verschillende evaluatie-instrumenten zijn van voldoende kwaliteit om beleid op te baseren. Onderwerpen die geëvalueerd worden zijn vooral: onderwijs (curriculum: inhoud, samenhang, werkvormen, toetsing), studeerbaarheid (studielast), begeleiding, docenten, voorzieningen. Belangrijke organen voor de kwaliteitszorg zijn de werkveldcommissie, de opleidingscommissie en sinds begin 2004 ook de 34
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
•
panelgesprekken naar aanleiding van de twee monitoren. De opleiding geeft zelf als aandachtpunt aan de lange wachttijden bij de centrale enquête service. i.v.m. de grote aantallen enquêtes. Er wordt centraal onderzocht hoe dit probleem, bijvoorbeeld via digitale enquêtering is op te lossen. Door het brede scala aan vragen komen veel aspecten van onderwijsinhoud en -proces op een systematische wijze aan bod.
Kanttekening: Het panel stelt vast dat het systeem als zodanig helder is vastgelegd maar dat in de praktijk zaken ook informeel en ad hoc worden uitgevoerd. Het systeem als zodanig is nog niet geïmplementeerd. De opleiding streeft ernaar dit in december 2004 te bereiken. Niet alles verloopt voldoende planmatig of wordt vastgelegd. Dat laat onverlet dat dit facet op basis van wat er daadwerkelijk al gerealiseerd wordt, voldoende is.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
voldoende
Criteria: De uitkomsten van deze evaluaties vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. De opleiding komt tot een ‘voldoende’ op dit facet op basis van de volgende overwegingen. • De coördinator kwaliteitszorg verzamelt de resultaten van de evaluaties en speelt die door aan de betreffende blokcoördinator. Deze analyseert de gegevens en stelt een verbeterplan op. Dit wordt besproken door de curriculumcommissie. Gaat die akkoord, dan voert de blokcoördinator de verbeteringen door. Het panel heeft een aantal voorbeelden van blokevaluatierapporten gezien. Deze zijn volgens een vast stramien opgebouwd en geven goed inzicht in wat er het afgelopen jaar verbeterd is, wat het resultaat is en wat er op basis van evaluaties verder verbeterd moet worden. De opleiding onderscheidt daarbij maatregelen op het operationele, het tactische en het strategische niveau. Verbeteractiviteiten op die laatste niveaus komen vooral in het jaarplan terecht. • Kleinere verbeteracties op operationeel niveau, met name als het gaat om de zogenaamde ‘kleine kwaliteit’ worden vaak al direct aangepakt, grotere komen in het eerder genoemde verbeterplan terecht. • In het zelfevaluatierapport geeft de opleiding als bijlage een overzicht van verbeteracties gekoppeld aan de evaluaties waarop ze gebaseerd zijn. In het zelfevaluatierapport wordt bovendien een aantal duidelijke, concrete voorbeelden van aantoonbare verbeteracties beschreven: zoals de verbetering van het blok ‘Servicemanagement’, de invoering van individuele beoordelingen om meeliftgedrag tegen te gaan. Ook de invoering van ‘action learningopdrachten’ in de managementstage is een verbetering. Ook studenten gaven aan dat er op grond van evaluaties wordt verbeterd, zoals de aanpassing van een module managementvaardigheden, het vernieuwen van boeken en de aanpassing van het instructieblok in de propedeuse.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
35
• •
Gezien het feit dat alle blokken worden geëvalueerd, komen aangebrachte verbeteringen in het volgende jaar in de evaluaties aan de orde. Daarmee is de cirkel rond. Per december 2004 gaat er een kwaliteitsjaaroverzicht verschijnen met uitgevoerde evaluaties, analyses en verbeteracties gekoppeld aan de pdca-cyclus. Het is de bedoeling dat die besproken gaat worden tijdens een jaarlijks te houden docentenconferentie. Blijkens een statusrapportage van oktober 2004 moet dat laatste voornemen nog opgepakt worden.
Kanttekening De opleiding geeft zelf aan dat er ten aanzien van analyses en verbeteracties nog meer geëxpliciteerd kan worden. De pdca-cyclus wordt met name als het gaat om de onderwijsblokken uitgevoerd. In de grotere cycli (tactisch/strategisch) is dat veel minder het geval. Aandachtspunt is, volgens de studenten en afgestudeerden, de terugkoppeling van resultaten. Studenten krijgen weinig tot niets te horen over de resultaten van de schriftelijke evaluaties, noch over de uitgevoerde verbeteracties.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
voldoende
Criteria: Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Dit facet is ‘voldoende’ en daarvoor gelden de volgende argumenten • In het zelfevaluatierapport wordt een overtuigend overzicht gegeven van de wijze waarop de verschillende groeperingen bij de kwaliteitszorg zijn betrokken. • Duidelijk is dat medewerkers en studenten actief zijn betrokken, zowel binnen de inspraakprocedures als via de evaluatiemethodiek. De opleiding betrekt studenten bij haar interne kwaliteitszorg door middel van mondelinge en schriftelijke evaluaties de panelgesprekken en de opleidingscommissie. Studenten geven te kennen dat er serieus naar hen wordt geluisterd. • Docenten zijn betrokken door hun verschillende rollen in onder andere de diverse commissies, de uitvoering van verbeteractiviteiten, de jaargesprekken, de personeelsmonitor. Daarnaast zijn zij het ‘onderwerp’ van de studentenevaluaties. • Studenten en docenten zijn tevens vertegenwoordigd in de deelraad en zijn gesprekspartners van de auditcommissie als er een interne audit wordt uitgevoerd. • Het werkveld is bij de opleiding betrokken via de stage- en afstudeerevaluaties, de externe deskundigen bij de examengesprekken en de werkveldcommissie. Deze bestaat uit 9 personen, is representatief samengesteld en komt 4 keer per jaar bij elkaar. Het panel concludeert op basis van het gesprek met het werkveld en verslagen die zij heeft gezien dat deze commissie goed functioneert en zeer betrokken is. Wel vindt ze dat leden erg lang zitting hebben. De commissie speelt een belangrijke rol voor de opleiding Enerzijds geeft zij advies over voornemens van de opleiding (bijvoorbeeld het nieuwe
36
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
curriculum, de strategische positionering). Anderzijds levert zij input over de ontwikkelingen in de beroepspraktijk. Vertegenwoordigers van de commissie bevestigden dat de opleiding de adviezen van de raad serieus neemt. In opdracht van het LOOFD (landelijk overleg) en de FMN (beroepsvereniging Facility Management Nederland) heeft een medewerker van de Hogeschool Zuyd en Saxion Hogeschool IJselland een uitgebreid werkveldonderzoek verricht dat in boekvorm in 2004 is uitgekomen. Resultaten daarvan gaan gebruikt worden bij de vernieuwing van het curriculum. Het is de bedoeling dat dit onderzoek elke vijf jaar gaat plaatsvinden. • Voor de alumni was de betrokkenheid tot voor kort beperkt. Er was alleen de instellingsrapportage van de HBO-Monitor en een alumniwebsite. Sinds kort is er volgens de alumni gebruik gemaakt van een alumnipanel. Het feitelijk functioneren daarvan moet zich nog bewijzen. Hoewel op dit facet verbeteringen en intensivering mogelijk zijn, is het oordeel ‘voldoende’ dat de opleiding zichzelf toekent, gerechtvaardigd.
Onderwerp 6 Facet 6.1
RESULTATEN Onderwijsrendement
voldoende
Criteria: Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel is ‘voldoende’, en daarvoor gelden de volgende argumenten. • Het rendementsbeleid wordt in eerste instantie door de hogeschool bepaald. Het propedeuserendement is vastgesteld op een percentage van 75% na twee jaar. Daarnaast zijn er streefcijfers voor de gemiddelde studieduur van geslaagden: 4,5 jaar en voor die van studiestakers 1,35 jaar. Deze streefcijfers zijn niet zoals het NVAO-criterium voorschrijft geformuleerd in vergelijking met andere opleidingen. • De hogeschool is bezig het managementinformatiesysteem te verbeteren waardoor het management tijdiger en vollediger inzicht krijgt in de rendementsgegevens van de opleiding. Nu worden die ontleend aan het volgsysteem Volg +. • De opleiding heeft in overleg met het college van bestuur enigszins afwijkende streefnormen. Ze gaat uit van een propedeuserendement na twee jaar van 65%. De streefcijfers voor de gemiddelde verblijfsduur van afgestudeerden en studiestakers zijn respectievelijk 4,2 en 1,4 jaar. De eerste ligt onder, de andere net iets boven de bekostigingsnorm. De opleiding heeft geen expliciet streefcijfer voor het opleidingsrendement. Men gaat ervan uit dat na de selectie in de propedeuse in principe iedereen de hoofdfase haalt. Impliciet wordt dus een streefcijfer voor de hoofdfase van 100% gehanteerd. Gezien het streefcijfer voor de propedeuse bedraagt het impliciete streefgetal voor het opleidingsrendement dus 65%. De opleiding geeft zelf aan dat dat niet realistisch is, omdat er altijd wel studenten uitvallen.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
37
•
•
Het is begrijpelijk dat het impliciete streefcijfer niet wordt gehaald. Wel ligt het resultaat in de buurt: 60% na vijf jaar in 1998. Dat ligt boven het landelijk gemiddelde van 55%. Het propedeuserendement ligt de laatste jaren zo rond de 60%, zodat de streefnorm niet wordt gehaald. Dat geldt niet voor de studieduur van gediplomeerden. Die varieert de laatste jaren tussen de 3,95 en 4,33 jaar en voldoet daarmee aan de streefnorm. De studieduur van studiestakers lag lange tijd rond het streefgetal, maar is de laatste jaren wat toegenomen en ligt nu op 1,77 jaar. De opleiding maakt analyses op grond van de rendementscijfers en neemt zo nodig maatregelen. Zo zijn ter verbetering van de rendementen in de afgelopen jaren de studieloopbaanbegeleiding ingevoerd, is het aantal contacturen voor struikelvakken als bedrijfseconomie en statistiek uitgebreid en is de regeling rond het bindend studieadvies aangescherpt.
Facet 6.2
Gerealiseerd niveau
goed
Criteria: De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het gerealiseerde niveau wordt als ‘goed’ beoordeeld. Dit oordeel wordt als volgt gemotiveerd. • Voor het verifiëren van de vraag of de eindkwalificaties ook daadwerkelijk worden behaald, heeft de opleiding, zoals het panel heeft kunnen vaststellen, voldoende bruikbare instrumenten: de reguliere toetsing, de beoordeling van de stages, de evaluaties onder stage- en afstudeerbegeleiders, de contacten met de stagebegeleiders, de contacten met de werkveldcommissie. Belangrijk is dat bij een aantal cruciale onderdelen van het programma: de projecten, de managementstage, de afstudeeropdracht, externen uit het werkveld betrokken zijn bij de beoordeling. Ook hier speelt de werkveldcommissie een rol. • De opleiding wordt afgesloten met een afstudeerstage tevens afstudeeropdracht. Deze wordt extern uitgevoerd. De afstudeeropdracht wordt gezien als meesterproef waarmee de student bewijst als beginnend beroepsbeoefenaar te kunnen functioneren. Voor opzet uitvoering en beoordeling zijn er heldere procedures en criteria die vastgelegd zijn in Stagegids en het Handboek Afstudeerstage. Criteria hebben betrekking op de inhoud (moet onderzoek zijn, moet nieuwe resultaten toevoegen), de vormgeving, maar ook op de gedragsvaardigheden. Het geheel wordt afgesloten met een mondelinge presentatie en ondervraging. Bij de beoordeling zijn naast de begeleidende docent(en) ook de externe mentor en een externe deskundige betrokken. Bevindingen worden vastgelegd in een formulier. Het panel is van oordeel dat op deze wijze het bereiken van het eindniveau goed geborgd is. • Werkveldvertegenwoordigers met wie het panel sprak waren zeer positief over de afgestudeerden. Dat blijkt ook uit het feit dat meerderen van hen regelmatig afgestudeerden in dienst nemen. De afgestudeerden zijn breed inzetbaar wat belangrijk is gezien het zeer gevarieerde werkveld. Ze hebben een onderzoekende houding en 38
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
•
•
•
beschikken over een goed probleemoplossend vermogen. Ze zijn in staat snel informatie te verzamelen. Ze beschikken over een goede commerciële attitude en zijn ook op het punt van sociale en communicatieve vaardigheden sterk. Wat minder goed zijn ze op het financiële vlak. Door hun vermogen tot reflectie en helicopterview onderscheiden ze zich van de mbo’er die veel meer operationeel gericht is. Afgestudeerden gaven aan dat ze voldoende bagage hebben meegekregen en dat die goed aansluit op de beroepspraktijk. Ze zijn een goede gesprekspartner voor specialisten in de organisatie. Ze vinden vooral positief het projectmatig en in teamverband kunnen werken, het doelgericht werken, de systematische probleemaanpak, het zich snel in een nieuw onderwerp kunnen inwerken, de toegenomen zelfstandigheid en de communicatieve vaardigheden. Ook zij wijzen als zwak punt op financiële aspecten en ze vonden dat er meer internationalisering zou moeten zijn, waaronder het onderwijs in vreemde talen. Van het management vernam het panel dat daar door middel van een pilot reeds aan wordt gewerkt. Het panel vond de afstudeerwerkstukken die zij heeft bestudeerd overwegend van een goed niveau. Ze zijn praktisch, beroepsgericht, up-to-date en daarmee voor de praktijk bruikbaar, wat een van de uitgangspunten is. De opzet van de rapporten is in overeenstemming met de eisen in de betreffende stagegids. Er is meestal een duidelijke probleemstelling en er wordt voldoende theorie gebruikt, wat ook blijkt uit de literatuurlijsten. De beoordeling van de rapportage is reëel. Wel vond het panel het een gemis dat er geen ‘procesrapporten‘ waren. Uit een panelevaluatie van januari 2004 blijkt dat alumni de opleiding het cijfer 7 geven. Uit de HBO-Monitor 2002 blijkt dat 75% van de voltijdstudenten tevreden is over de voorbereiding op de beroepspraktijk. en dat ze werk op opleidingsniveau vinden.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
39
40
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
41
42
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
Bijlage 1:
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
43
44
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
Bijlage 2:
Beknopt CV panelleden
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
45
Voorzitter Naam Initialen Tussenvoegsel(s) Titulatuur M/V Geboortedatum Auditdeskundigheid (Heeft u ervaring als INK- of ISO-auditor?)
Oppen M.A.A.U. van drs. V 04/02/1953 Ja, ik ben gecertificeerd INK-auditor en heb ervaring met het organiseren van zelfevaluaties en audits in het kader van kwaliteitszorg. Verder ben ik op de hoogte van ISO en gewerkt aan een kwaliteitshandboek volgens ISO met behulp van het programma visio.
Oud voorzitter/lid visitatiecommissie (Wilt u aangeven of de hiernaast opgenomen informatie correct is en eventueel aanvullen?) Heeft u gefunctioneerd als dagvoorzitter? Onderwijsdeskundigheid (Bent u onderwijskundige of werkzaam geweest in de onderwijssector?) Werkvelddeskundigheid (Wilt u hierbij aangeven welke relevante werkervaring u heeft) Internationale deskundigheid (Wilt u hierbij aangeven of u deskundigheid over de internationale ontwikkeling van het vakgebied heeft?)
Domeindeskundigheid (Wilt u hiernaast kolom aangeven voor welk domein u deskundigheid heeft?) Opleiding(en) 1998 1996 1992 1986 1985 1981 Werkervaring 1977-1982 1982Vanaf 1986
46
Ja ik heb als dagvoorzitter gefunctioneerd. Ja ik ben nog steeds als onderwijskundig adviseur werkzaam in de onderwijssector. Zie bijlage bij uitgebreid CV. Ik heb studiereizen gemaakt in onderwijsinstellingen in het buitenland als kwaliteitszorg adviseur. Dit betrof: Sheffield College en Wakefield College. Onderzoek naar staff-appraisal in het kader van kwaliteitszorg en personele ontwikkeling. 1996 Verder studiereis naar Chicago voor een ITConferentie. Op veel vlakken domeindeskundigheid. Zie CV voor uitgebreide informatie. Zie uitgebreide CV bijlage. Opleiding Hogeschool voor de Kunsten: deeltijd opleiding autonome vormgeving Kwalificatie onderwijsadviseur Rijksuniversiteit Utrecht Supervisiemethodiek Postacademisch Onderwijs Sociale Wetenschappen Leiden (geregistreerd lid LVSB) Doctoraal sociale pedagogiek V.U. Amsterdam Bijvakken: organisatiekunde en sociologie MO-B sociale pedagogiek R.U. Utrecht MO-A sociale pedagogiek R.U.Utrecht Leidinggevende thuiszorg N.O-Utrecht Docent / trainer / beleidsmedewerker kwaliteitszorg ROC-Utrecht (en voorgangers) (deels) zelfstandig adviseur /trainer diverse onderwijsinstellingen. Zie voor opdrachtgevers uitgebreide CV bijlage onder opdrachten en organisaties.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
Panellid Naam Initialen Tussenvoegsel(s) Titulatuur M/V Geboortedatum Auditdeskundigheid (Heeft u ervaring als INK- of ISO-auditor?) Oud voorzitter/lid visitatiecommissie (Wilt u aangeven of de hiernaast opgenomen informatie correct is en eventueel aanvullen?) Heeft u gefunctioneerd als dagvoorzitter? Onderwijsdeskundigheid (Bent u onderwijskundige of werkzaam geweest in de onderwijssector?) Werkvelddeskundigheid (Wilt u hierbij aangeven welke relevante werkervaring u heeft?) Internationale deskundigheid (Wilt u hierbij aangeven of u deskundigheid over de internationale ontwikkeling van het vakgebied heeft?) Domeindeskundigheid (Wilt u hiernaast aangeven voor welk domein u deskundigheid heeft?) Opleiding(en) 1989-1995 1996 1996 1997 1999-2002 Werkervaring 1995-1996 1996-2000 2000-2002 2002-2003 2003-heden
Jongerius W.J. drs. M 22-01-1970 ISO
Nee. Ja, doch niet in primair proces. Facilitaire Dienstverlening/Facility Management.
Financieel management.
Opleiding Facilitaire Dienst (FD), vrije studierichting HBO-Beta, Hogeschool Holland,Diemen Cursus kwaliteitszorg, sanering/reductie kwaliteitsprocedures, opleidings- en certificeringsinstituut Det Norske Veritas (DNV). Avondcursus ‘koplopers in facility management’, Hogeschool van Utrecht Cursus VSR-kwaliteitsinspecteur, opleidingsinstituut SVS, Rotterdam Doctoraal avondopleiding Bedrijfskunde, Katholieke Universiteit Nijmegen Medewerker bedrijfsbureau schoonmaakbedrijf SGA, Amsterdam Stafmedewerker (kwaliteitscoördinator) Facilitair Bedrijf Universiteit Utrecht, afdeling schoonmaakmanagement Beleidsmedewerker divisie facilities, Facilitair Bedrijf Universiteit Utrecht Projectleider FBU, universiteitsbrede professionaliseringstrajecten, Facilitair Bedrijf, Universiteit Utrecht Management controller FBU, Facilitair Bedrijf, Universiteit Utrecht.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
47
Student-lid Naam Initialen Tussenvoegsel(s) Titulatuur M/V Geboortedatum Opleiding Welke opleiding volgt u thans? Wat is de naam van het opleidingsinstituut? In welk studiejaar studeert u? Volgt u een voltijd, deeltijd, duale of afstandsstudie of wellicht anderszins? Bij welke activiteiten bent u binnen de opleiding betrokken? Auditdeskundigheid (Heeft u ervaring als INK- of ISO-auditor?) Bent u eerder lid geweest van een visitatiecommissie? Onderwijsdeskundigheid (Bent u onderwijskundige of werkzaam geweest in de onderwijssector) Werkvelddeskundigheid (Wilt u hierbij aangeven welke relevante werkervaring u heeft?) Internationale deskundigheid (Wilt u hierbij aangeven of u deskundigheid over de internationale ontwikkeling van het vakgebied heeft?) Domeindeskundigheid (Wilt u hiernaast aangeven voor welk domein u deskundigheid heeft?) Opleiding(en) 1996 tot 2000 2000 tot heden, afstudeerdatum: Juni 2004 Werkervaring Advocatenkantoor Clifford Chance Amsterdam Medewerker General Services, Bedrijfsstage TPG Post, Amsterdam Facility services Group 4 falck/ ABN AMRO, Amsterdam Facility services Back office Super de Boer, Weert Assistent Floormanager
48
Arreman A.N.C.
M 17-12-1980 Facility Management Hogeschool INHOLLAND, Diemen vierde voltijd Hogeschool Medezeggenschapsraad. Nee. Nee. Nee.
Werkzaam bij Facility service ABN AMRO en bij general service Clifford Chance. Uitwisseling in het derde jaar gehad met Facility management studenten in Finland.
Havo Gilde opleidingen Roermond Facility Management, Hogeschool INHOLLAND, Diemen 2003 tot heden Sept. 2002 tot Maart 2003 2000-2002 1995-2000.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
Nqa-auditor/panellid Naam Initialen Tussenvoegsel(s) Titulatuur M/V Geboortedatum Auditdeskundigheid (Heeft u ervaring als INK- of ISO-auditor?) Oud voorzitter/lid visitatiecommissie
Boerke J.H. drs. M 24-05-1947 ja, 12 jaar audit-ervaring: bij Koninklijk Instituut van Ingenieurs (4 jaar) en 8 jaar bij HBO-raad
(Wilt u aangeven of de hiernaast opgenomen informatie correct is en eventueel aanvullen?)
Heeft u gefunctioneerd als dagvoorzitter? Onderwijsdeskundigheid (Bent u onderwijskundige of werkzaam geweest in de onderwijssector?) Werkvelddeskundigheid (Wilt u hierbij aangeven welke relevante werkervaring u heeft?)
Internationale deskundigheid (Wilt u hiernaast aangeven of u deskundigheid over de internationale ontwikkeling van het vakgebied heeft?) Domeindeskundigheid (Wilt u in de hiernaast gelegen kolom aangeven voor welk domein u deskundigheid heeft?) Opleiding(en) HBS-A Doctoraal Nederlands Doctoraal onderwijskunde Assistant-to-the -manager Culturele bedrijfsvoering Werkervaring NQA HBO-Raad Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KivI) Nederlands Instituut voor Kunst en Management Nieuw Elan/De Baak VNO Ministerie van O&W Lyceum Sancta Maria
Nee. Beroep is onderwijskundige. 30 jaar gewerkt in onderwijsomgevingen w.o.8 jaar lesgegeven aan middelbare school. Kennis van onderwijs/kwaliteitszorg. Beleidsadviseur kwaliteitszorg. Beleidsmedewerker onderwijs bij KIVI. Beleidsadviseur Nederlands Instituut voor Kunst en Management. Beleidsmedewerker De Baak/VNO. Projectmedewerker Ministerie van O&W, directie HBO.
1959-1965 1965-1973 1982-1987 1987-1988 1990 sinds 1-01-2004 1997 -2003 1992-1996 1989-1992 1987-1989 1985-1987 1973-1981.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
49
50
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
Bijlage 3
De zelfevaluatie in verband met NVAO-accreditatie Vragen en aanwijzingen
Basiskwaliteit HBO-bachelor
Maart 2003
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
51
Onderwerp Facet Preambule........................................................................................................................ 53 1. Doelstellingen van de opleiding (beoogde eindkwalificaties) ............................................ 56 1.1 Niveau bachelor ......................................................................................................... 56 1.2 Domeinspecifieke eisen.............................................................................................. 56 1.3 Oriëntatie hbo bachelor .............................................................................................. 56 2. Programma ...................................................................................................................... 58 2.1 Eisen hbo ................................................................................................................... 58 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma .............................................................. 59 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma ......................................................................... 60 2.4 Studielast ................................................................................................................... 60 2.5 Instroom ..................................................................................................................... 61 2.6 Duur ........................................................................................................................... 61 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud ................................................................. 62 2.8 Beoordeling en toetsing .............................................................................................. 62 3. Inzet van personeel.......................................................................................................... 63 3.1 Eisen hbo ................................................................................................................... 63 3.2 Kwantiteit personeel ................................................................................................... 63 3.3 Kwaliteit personeel ..................................................................................................... 63 4. Voorzieningen.................................................................................................................. 64 4.1 Materiële voorzieningen.............................................................................................. 64 4.2 Studiebegeleiding. ...................................................................................................... 64 5. Interne kwaliteitszorg ....................................................................................................... 65 5.1 Evaluatie resultaten .................................................................................................... 65 5.2 Maatregelen tot verbetering........................................................................................ 65 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld. ............................ 65 6. Resultaten........................................................................................................................ 66 6.1 Onderwijsrendement .................................................................................................. 66 6.2 Gerealiseerde niveau ................................................................................................. 66 7. Bijzondere kwaliteitskenmerken (facultatief)..................................................................... 67 7.1 Differentiatie en profilering.......................................................................................... 67 7.2 Kwaliteit...................................................................................................................... 67 7.3 Concretisering ............................................................................................................ 67 7.4 Onderscheidend karakter ........................................................................................... 67 Bijlage1. Kengetallen ............ ............................................................................................................68
52
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
Preambule
Uitgangspunt Een zelfevaluatie kan meerdere functies hebben en vele doelen dienen. De waarde ligt in eerste instantie in de mate waarin de opleiding de zelfevaluatie benut voor de eigen beleidsvoering, in het bijzonder wat betreft de interne kwaliteitszorg. In deze brochure ligt echter de nadruk op de zelfevaluatie in dienst van de accreditatieaanvraag bij de NVAO. Er wordt in die zin dus ingezoomd op de verantwoordingsfunctie en op basiskwaliteit. De onderwijsinstelling dient met een extern onafhankelijk visitatierapport aan te tonen dat haar opleiding aan de kwaliteitscriteria van de NVAO voldoet. De zelfevaluatie vormt het vertrekpunt voor de objectieve oordeelsvorming door een extern visitatiepanel. De mate waarin de zelfevaluatie op overtuigende wijze aantoont dat aan de kwaliteitscriteria wordt voldaan, bepaalt voorts de intensiteit van nadere materiaalbestudering en gespreksvoering door het visitatiepanel.
Kwaliteitscriteria NVAO Voor het beoordelen van basiskwaliteit zijn door de NVAO in totaal 30 kwaliteitscriteria geformuleerd, die zijn ondergebracht bij 21 facetten. Per facet moet uiteindelijk door een visitatiepanel worden bepaald of de opleiding hierop een: - onvoldoende - voldoende - goed of - excellent scoort. De 21 facetten zijn op hun beurt ingedeeld naar 6 onderwerpen. Het oordeel dat een visitatiepanel velt per onderwerp komt tot stand op basis van weging van oordelen over de afzonderlijke facetten van dat onderwerp. Voor een positief totaaloordeel moet het oordeel over elk onderwerp tenminste voldoende zijn. 30 criteria
21 facetten
6 onderwerpen
totaaloordeel
Centrale vragen bij oordeelsvorming (visitatiepanel) Om te bepalen of aan de kwaliteitscriteria wordt voldaan, zijn voor de externe kwaliteitsbeoordelaars van NQA de volgende vragen van belang: Doelen: welke ambitie heeft de opleiding ten aanzien van een bepaald onderwerp: welke kwaliteit wordt nagestreefd; welke resultaten worden beoogd, kortom; wat zijn de eigen doelen? Borging: hoe borgt de opleiding dat deze doelen kunnen worden bereikt; zijn beleid, management en processen logisch op die eigen doelen afgestemd?
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
53
-
Resultaten: hoe verhouden de resultaten zich tot de eigen doelen (mede in vergelijking met andere opleidingen)? Verbetering: indien het borgen en bereiken van de doelen te wensen overlaat, zijn er dan verbeteringen in het vooruitzicht?
Informatiegehalte zelfevaluatie Om de bovenstaande vragen te kunnen beantwoorden, zal de zelfevaluatie hierover voldoende informatie moeten bevatten. Het gaat dan om de volgende vier typen van informatie: 1.
Richtinggevende informatie: eigen visie en doelstellingen, eigen kwaliteitsopvattingen, waar mag de opleiding op worden afgerekend?
2.
Beschrijvende informatie: hoe reilt en zeilt de opleiding, hoe zijn processen ingericht, welke afspraken zijn gemaakt, etcetera?
3.
Evaluatieve informatie: worden de doelen bereikt, hoe waarderen betrokkenen (met name studenten, afnemers en personeel) de verschillende facetten (evaluatieuitkomsten), en welke kwantitatieve resultaten worden bereikt (kengetallen)?
4.
Analytische informatie: gezien 1 t/m 3: hoe is het met de kwaliteit gesteld, welke conclusies kunnen hierover worden getrokken, worden de eigen doelen waargemaakt, zijn er discrepanties tussen doelstelling en doelbereiking, welke oorzaken zijn er voor aan te wijzen en welke verbeteringen zijn (of worden) hierop ingezet?
Om te bewaken dat het informatiegehalte voldoende is voor de oordeelsvorming zijn per facet relevante vragen ter beantwoording door de opleiding gegeven. Deze vragen zijn dus rechtstreeks ontleend aan de NVAO-facetten en -criteria. Als hulpmiddel voor de beantwoording van die vragen zijn per vraag aanwijzingen voor die beantwoording gegeven.
Opbouw zelfevaluatie Het is van belang dat de visitatiepanels de benodigde informatie voor elk van de 21 facetten op een efficiënte wijze tot zich kunnen nemen. Dit zou kunnen door de opbouw van de zelfevaluatie (de hoofdstukindeling) het NVAO-kader te laten volgen: I. Doelstellingen van de opleiding (beoogde eindkwalificaties) II. Programma III. Inzet van personeel IV. Voorzieningen V. Interne kwaliteitszorg VI. Resultaten VII. Indien van toepassing: Bijzonder kwaliteitskenmerk
54
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
Een andere ordening is mogelijk, mits de benodigde informatie per facet snel toegankelijk is voor de panels. Hierover kunt u desgewenst afspraken maken met NQA. Zoals hierboven reeds is aangegeven, stelt NQA ten aanzien van elk facet een of meerdere vragen waarop in de zelfevaluatie een antwoord wordt gegeven. Deze vragen hebben betrekking op het betreffende facet en de daarbij behorende criteria. Voor de beantwoording van die vragen zijn aanwijzingen gegeven over zaken die beschreven en documenten waarnaar verwezen kan worden. Deze aanwijzingen zijn indicatief en niet voorschrijvend bedoeld.
Omvang Het zelfevaluatierapport zal als zelfstandig document gelezen moeten kunnen worden; het zal dus voldoende informatie moeten bevatten. Bijlagen dienen als naslagwerk. Gevraagd wordt om de volgende bijlagen mee te sturen: - overzicht van beoogde eindkwalificaties; - het beroepsprofiel; - studiegids; - overzicht van programma/curriculum (voor elke variant en locatie); - overzicht van personeel (kwalificaties docenten); - kengetallen. In het zelfevaluatierapport kan daarnaast belangrijke informatie uit andere documenten worden opgenomen, onder verwijzing naar deze documenten (die tijdens het bezoek ter inzage worden gelegd). In de aanwijzingen is te vinden om welke documenten het kan gaan. Indien dat nodig is voor de oordeelsvorming door de panels, kan de opleiding (zowel vóór, tijdens, als na het bezoek) om aanvullende informatie gevraagd worden. NQA zal zich echter inspannen om de informatielast zo beperkt mogelijk te houden. Door het duidelijk verwijzen naar andere documenten kan het zelfevaluatierapport beperkt blijven tot ten hoogste 40 pagina’s per opleiding, in uitzonderlijke gevallen van grote complexiteit (veel locaties en varianten) tot maximaal 80 pagina’s.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
55
1. Doelstellingen van de opleiding (beoogde eindkwalificaties)
1.1 Niveau bachelor - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. 1.2 Domeinspecifieke eisen - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). 1.3 Oriëntatie hbo bachelor - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hboopleiding vereist is of dienstig is.
56
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
Vragen Welke eindkwalificaties worden beoogd?
Facet 1.1 1.2 1.3
Bij welke algemene, internationaal 1.1 geaccepteerde beschrijving van het bachelorniveau sluiten de beoogde eindkwalificaties aan?
Op welk specifiek beroep of 1.3 samenhangend spectrum van beroepen hebben de beoogde eindkwalificaties betrekking? Bij welke eisen van (buitenlandse) 1.2 vakgenoten en de (buitenlandse) beroepspraktijk sluiten de beoogde eindkwalificaties aan? Aan welke door het beoogde 1.2 beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties zijn de beoogde eindkwalficaties ontleend?
Waaruit blijkt dat de beoogde eindkwalificaties betrekking hebben op (ten minste) het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar?
1.3
Aanwijzing Verwijs naar een document waarin expliciet is beschreven voor welke specifieke competenties of specifieke kennis, houding, inzicht en vaardigheden de opleiding studenten beoogt op te leiden. Voeg dit document bij als bijlage. Geef aan wat voor de instelling het ‘bachelorniveau’ van een (beroepsgerichte) opleiding bepaalt. Welk internationaal referentiekader heeft de instelling hiervoor? Beschrijf hoe dit referentiekader in de beoogde eindkwalificaties tot uitdrukking komt. U zou hiervoor de Dublin-descriptoren (zie bijlage 2 in het NVAOaccreditatiekader) kunnen gebruiken. Deze beschrijven het bachelorniveau op een generiek abstractieniveau. De opleiding zou daarbij per descriptor kunnen aangeven voor welke beoogde eindkwalificaties de descriptor relevantie heeft. Indien u hierbij ondersteuning nodig heeft, of als u wilt weten hoe de Dublin-descriptoren zich verhouden tot de generieke kernkwalificaties van de Commissie Franssen/ proefaccreditering, neemt u dan contact op met NQA. Beschrijf het beroepenveld waarvoor de opleiding beoogt op te leiden. Verwijs naar het document waarin de wensen en behoeften van het beoogde beroepenveld tot uitdrukking komen. Voeg dit document als bijlage bij het zelfevaluatierapport. Het gaat hierbij om een actueel, door (of in samenspraak met) het werkveld opgesteld beroepsprofiel. Geef aan of er internationale standaarden voor het beroep (en daarmee voor de opleiding) bestaan. Denk daarbij ook aan buitenlandse beroeps- of opleidingsprofielen of specifieke gegevens over buitenlandse opleidingen. Beschrijf hoe dit referentiekader zich verhoudt tot de beoogde eindkwalificaties. Wat moet de afgestudeerde ten minste kunnen en kennen om een goede start te kunnen maken in het beoogde beroepenveld? Beschrijf hoe dit in de beoogde eindkwalificaties tot uitdrukking komt.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
57
2. Programma
2.1 Eisen hbo - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Vragen Op welke wijze beoogt de opleiding kennisontwikkeling door studenten plaats te laten vinden? Welke rol heeft vakliteratuur daarbij? Hoe ontleent de opleiding studiemateriaal aan de beroepspraktijk? Hoe komen studenten in aanraking met de actuele beroepspraktijk?
Hoe wordt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden vormgegeven? Op welke wijze is sprake van interactie met (toegepast) onderzoek?
Hoe wordt geborgd dat studenten de actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline meekrijgen? Welke aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk heeft de opleiding? Ervaren studenten, afgestudeerden en afnemend werkveld dat sprake is van een actueel en praktijkgericht programma?
58
Aanwijzingen Beschrijf hoe u de kennisontwikkeling door studenten programmeert. Voeg de studiegids bij als bijlage bij het zelfevaluatierapport. Beschrijf hoe gebruik gemaakt wordt van vakliteratuur over de opleiding als geheel. Stel (via de studiegids of via het materiaal dat ter inzage wordt gelegd) een lijst beschikbaar van vakliteratuur die wordt gebruikt. Beschrijf hoe de opleiding gebruik maakt van aan de praktijk ontleend studiemateriaal. Hoe wordt dat studiemateriaal ingezet in het programma? Geef aan hoe studenten in aanraking komen met de actuele beroepspraktijk: welke werkveldbezoeken, stages / praktijkperioden zijn in het programma opgenomen? Welke doelen zijn aan die programmadelen gekoppeld? Bij welke (buitenlandse) instellingen kunnen studenten stage lopen? Worden er gastcolleges gegeven door mensen uit het werkveld? Beschrijf hoe de ontwikkeling van beroepsvaardigheden binnen het programma vorm krijgt (bijvoorbeeld via ‘vaardighedenlijn’, praktijklessen, praktijkopdrachten, stages). Beschrijf hoe studenten in aanraking komen met (toegepast) onderzoek. Geef aan hoe relevante onderzoeksresultaten ingebracht worden in het programma. Zijn docenten betrokken bij de opzet / uitvoering van onderzoek? Is er een lectoraat of kenniskring dat specifieke betekenis heeft voor de opleiding? Moeten studenten zelf onderzoeksopdrachten uitvoeren, of moeten zij met onderzoeksresultaten werken? Geef aan hoe u waarborgt dat de actuele ontwikkelingen in het vakgebied/discipline binnen het programma aan bod komen. Denk bijvoorbeeld aan het gebruik van recente artikelen uit vaktijdschriften, afspraken / beleid rond de actualisering van de inhoud van modulen en daarbij horende readers. Beschrijf de structurele contacten met de beroepspraktijk. Is er bijvoorbeeld een werkveldcommissie? Zijn er andere verbanden met de actuele beroepspraktijk? Wat is de invloed hiervan op het programma? Geef aan welke evaluatieresultaten beschikbaar zijn (oordelen studenten, afgestudeerden, werkveld) over actualiteit en praktijkgerichtheid van het opleidingsprogramma (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Heeft dit geleid tot verbeteractiviteiten?
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Vragen Wat is het programma van de opleiding? Hoe worden de beoogde eindkwalificaties qua niveau (zie 1.1) geconcretiseerd in het programma? Hoe worden de beoogde eindkwalificaties qua oriëntatie (zie 1.3) geconcretiseerd in het programma? Hoe worden de beoogde eindkwalificaties qua domeinspecifieke eisen (zie 1.2) geconcretiseerd in het programma? Hoe vindt de vertaling van eindkwalificaties in leerdoelen in het programma plaats? Ervaren studenten dat door middel van het programma de eindkwalificaties kunnen worden bereikt?
Aanwijzingen Beschrijf kort het programma van de opleiding, inclusief (voornaamste verschillen tussen) eventuele varianten en locaties. Voeg een overzicht van het programma (curriculum) bij als bijlage bij het zelfevaluatierapport. Geef daarbij aan hoe de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen worden geconcretiseerd in het curriculum. Beschrijf hoe binnen de opleiding geborgd wordt dat alle kwalificaties binnen het programma ‘gedekt’ zijn. Beschrijf hoe de koppeling van de beoogde eindkwalificaties aan leerdoelen van programmaonderdelen tot stand is gekomen. Geef in het programmaoverzicht aan welke leerdoelen bij welke eindkwalificaties horen. Geef aan welke evaluatieresultaten beschikbaar zijn (oordelen afgestudeerden, studenten) over de aansluiting van het opleidingsprogramma op de beoogde eindkwalificaties (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Heeft dit geleid tot verbeteractiviteiten?
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
59
2.3 Samenhang in opleidingsprogramma - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Vragen Hoe wordt geborgd dat studenten een inhoudelijk samenhangend programma volgen?
Ervaren studenten die samenhang ook?
Aanwijzingen Geef aan welke samenhang naar uw opvatting in het programma bestaat. Is er een logische relatie tussen programmaonderdelen en tussen studiefases; hoe worden deze op elkaar afgestemd? Besteed ook aandacht aan eventuele internationale programmaonderdelen en hoe deze passen binnen de visie op internationalisering. Geef aan op welke manier de samenhang in de opleiding gewaarborgd wordt. Welke rol speelt het opleidingsmanagement daarin, hoe vindt afstemming tussen (groepen) docenten plaats? Geef aan welke evaluatieresultaten beschikbaar zijn (oordelen studenten, afgestudeerden) over de inhoudelijke samenhang binnen het opleidingsprogramma (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Heeft dit geleid tot verbeteractiviteiten?
2.4 Studielast - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Vragen Hoe worden factoren die de studievoortgang belemmeren weggenomen?
Ervaren studenten een studeerbaar programma?
60
Aanwijzingen Geef aan wat de opleiding doet om een efficiënte studievoortgang mogelijk te maken. Hoe houdt de opleiding zicht op de vraag of zich belemmerende factoren voordoen? Welke stappen zet de opleiding wanneer zich problemen voordoen? Geef aan welke evaluatieresultaten beschikbaar zijn (oordelen studenten, afgestudeerden) over de studeerbaarheid van het opleidingsprogramma (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Heeft dit geleid tot verbeteractiviteiten?
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
2.5 Instroom - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Vraag Aanwijzing Hoe wordt geborgd dat er aansluiting is Geef aan welke werkvormen de opleiding hanteert aan de qua vorm? start van de opleiding. Hoe sluiten die werkvormen aan op de vooropleiding van studenten? Beschrijf eventuele activiteiten die de opleiding aanbiedt om studenten te introduceren in de verwachte studiehouding c.q. de gehanteerde werkvormen. Hoe wordt geborgd dat er is aansluiting Geef aan welke toelatingseisen de opleiding stelt, welke is qua inhoud? deficiëntieprogramma’s worden aangeboden voor studenten die bepaalde vakken niet voldoende beheersen, en/of welke mogelijkheden er zijn voor bijscholing dan wel extra begeleiding. Beschrijf welke verkorte leerroutes worden aangeboden, en hoe en wanneer studenten in aanmerking komen voor vrijstellingen. Geef aan hoe de opleiding nagaat of sprake is van voldoende inhoudelijke aansluiting. Wordt bijvoorbeeld een assessment gehanteerd voor instromende studenten? Hoe wordt gedifferentieerd tussen Geef aan op welke manier gedifferentieerd wordt tussen instromende vwo-studenten, havovwo-instroom, havo-instroom en anderen. Beschrijf of en studenten en andere instromende hoe de opleiding studieresultaten van verschillende groepen monitort, en hoe wordt ingespeeld op studenten? voorkomende aansluitingsproblemen. Welke activiteiten worden ondernomen om de aansluiting van (buitenlandse) studenten met een buitenlandse vooropleiding te bevorderen? Ervaren studenten de aansluiting ook? Geef aan welke evaluatieresultaten beschikbaar zijn (oordelen studenten) over de aansluiting van de opleiding op de vooropleiding (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Heeft dit geleid tot verbeteractiviteiten?
2.6 Duur - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Vragen Voldoet de opleiding aan de formele eis van 240 studiepunten? Waaruit blijkt dat?
Aanwijzingen Geef aan hoe uit de opbouw van het opleidingsprogramma en de omvang van modulen blijkt dat de totale studiebelasting van de opleiding aan de formele eis voldoet.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
61
2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Vragen Wat is het didactisch concept van de opleiding? Hoe verhoudt dat didactisch concept zich tot de beoogde eindkwalicaties (doelstellingen)? Ervaren studenten dat de gehanteerde werkvormen adequaat zijn en aansluiten bij het didactisch concept?
Aanwijzingen Beschrijf het didactisch concept van de opleiding. Beschrijf kort hoe het didactisch concept zich verhoudt tot (afgestemd is op) de doelstellingen van de opleiding. Beschrijf de uitwerking van het didactisch concept naar het gebruik van verschillende werkvormen binnen de opleiding. Geef aan welke evaluatieresultaten beschikbaar zijn (oordelen studenten, afgestudeerden) over het didactisch concept en de gehanteerde werkvormen binnen de opleiding (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Heeft dit geleid tot verbeteractiviteiten?
2.8 Beoordeling en toetsing - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Vragen Op welke wijze worden studenten beoordeeld, getoetst en geëxamineerd?
Ervaren studenten dat zij adequaat getoetst worden op het behalen van de beoogde leerdoelen?
62
Aanwijzingen Beschrijf het toetsbeleid en de verschillende toetsvormen van de opleiding. Betrek hierbij ook de stage- en afstudeeropdrachten. Geef aan hoe de toetsvormen zich verhouden tot de doelstellingen van de opleiding en de leerdoelen. Beschrijf welke afspraken bestaan ten aanzien van de formulering en toepassing van beoordelingscriteria en de verzorging van feedback aan studenten. Geef aan hoe de kwaliteit van de toetsen binnen de opleiding wordt geborgd. Als studenten toetsing bij een buitenlandse instelling of bij een instelling in het werkveld ondergaan, hoe vergewist zich de opleiding dan van de kwaliteit van deze toetsing? Geef aan welke evaluatieresultaten beschikbaar zijn (oordelen studenten, afgestudeerden) over de gehanteerde toetsvormen, het niveau van de toetsen en de feedback die studenten over resultaten krijgen (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Heeft dit geleid tot verbeteractiviteiten?
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
3. Inzet van personeel
3.1 Eisen hbo - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. 3.2 Kwantiteit personeel - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. 3.3 Kwaliteit personeel - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Vragen Welk deel van de opleiders legt een verbinding met de beroepspraktijk?
Waaruit blijkt dat sprake is van voldoende personeel om de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Hoe wordt geborgd dat de opleiders gekwalificeerd zijn voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Ervaren studenten en opleiders zelf dat opleiders gekwalificeerd zijn?
Facet Aanwijzingen 3.1 Geef aan welk deel van de opleiders beschikt over recente ervaring met en/of kennis van de beroepspraktijk. Voeg een overzicht van het personeel als bijlage bij het zelfevaluatierapport. Neem in dit overzicht de leeftijd, het geslacht en de kwalificaties van docenten/opleiders op, met name de gevolgde opleidingen, cursussen en trainingen, huidige en vorige werkkringen en functies, eventuele docentstages en andere relevante informatie over de interactie met de beroepspraktijk. 3.2 Beschrijf de visie van de opleiding op de verhouding tussen de omvang van het personeel en de gewenste kwaliteit. Reflecteer op de actuele en gewenste student/docent ratio. Hoe hoog is het ziekteverzuim? Wat zijn de streefcijfers voor de werkbelasting van docenten en hoe verhoudt zich dit tot de ervaren werkbelasting? Als er personeelstekorten zijn, hoe gaat de opleiding dan hiermee om? 3.3 Beschrijf de visie van de opleiding op de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische kwalificaties van docenten/opleiders. Geef aan hoe gebruik wordt gemaakt van scholing en professionalisering om deze kwalificaties te verbeteren c.q. op peil te houden. Welke rol hebben functionerings- en beoordelingsgesprekken (frequentie, inhoud) hierbij? Hoe worden docenten/opleiders in de gelegenheid gesteld om actuele (internationale) ontwikkelingen in het beroepenveld en vakgebied te volgen? Als er onderwijs in een vreemde taal wordt verzorgd, hoe borgt de opleiding dan de kwaliteit daarvan (vreemde taalbeheersing van docenten)? 3.3 Geef aan welke evaluatieresultaten beschikbaar zijn (oordelen studenten en opleiders) over de inhoudelijke (inclusief beroepspraktijkkennis/ervaring), onderwijskundige en organisatorische kwalificaties (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Heeft dit geleid tot verbeteractiviteiten?
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
63
4. Voorzieningen
4.1 Materiële voorzieningen - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Vragen Waaruit blijkt dat huisvesting en materiële voorzieningen toereikend zijn om het programma te realiseren?
Ervaren studenten en docenten dat de huisvesting en materiële voorzieningen toereikend zijn?
Aanwijzingen Beschrijf de locatie, de bibliotheek- of mediatheek, de ict-voorzieningen, en de onderwijs-, praktijk-, studieen werkruimten. Geef daarbij aan hoe wordt getoetst of met de bestaande huisvesting en materiële voorzieningen het programma gerealiseerd kan worden. Zijn deze afgestemd op de behoeften van eventuele buitenlandse, deeltijd- en duaal studenten? Welke verbeteringen zijn gepland, op welke termijn, en welke middelen zijn daarvoor gereserveerd? Verwijs naar opinies over huisvesting en materiële voorzieningen in studenten- en docentenevaluaties (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Wat is er met de uitkomsten gedaan?
4.2 Studiebegeleiding Vragen Hoe dragen de studiebegeleiding en informatievoorziening bij aan de studievoortgang van studenten?
Ervaren studenten dat de studiebegeleiding en informatievoorziening voldoet aan hun behoeften?
64
Aanwijzingen Beschrijf het systeem van studiebegeleiding en studievoortgangsregistratie. Beschrijf ook hoe de informatievoorziening aan studenten plaatsvindt. Geef bij deze beschrijvingen aan, mede aan de hand van rendementscijfers, welke knelpunten er zijn met betrekking tot de studievoortgang. Heeft dit gevolgen voor de studiebegeleiding of de informatievoorziening aan studenten? Als er (veel) buitenlandse studenten zijn, geef dan aan of hier speciale voorzieningen voor zijn getroffen. Verwijs naar opinies over studiebegeleiding en informatievoorziening in studentenevaluaties (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Besteed daarbij speciale aandacht aan de begeleiding van studenten in de propedeuse en tijdens de (binnenen buitenlandse) stages en in de afstudeerfase. Ga ook in op studenttevredenheid over zaken als roosters, toegankelijkheid van en informatieverstrekking door docenten. Geef aan wat met de uitkomsten van deze studentenevaluaties is gedaan.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
5. Interne kwaliteitszorg
5.1 Evaluatie resultaten - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. 5.2 Maatregelen tot verbetering - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld. - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Vragen Welke aspecten worden geëvalueerd, hoe en met welke frequentie?
Facet Aanwijzing 5.1 Beschrijf de evaluaties die plaatsvinden en de frequentie daarvan, de onderwerpen (aspecten) waarop de evaluaties betrekking hebben, en de methoden die gebruikt worden. Verwijs naar het kwaliteitszorgplan of andere relevante kwaliteitszorgdocumenten. Wat zijn daarbij de streefdoelen en 5.1 Geef voor elk van de aspecten die geëvalueerd worden aan welke streefdoelen zijn geformuleerd. Hoe wordt hoe wordt getoetst of deze zijn getoetst of de streefdoelen zijn bereikt? Hoe zorgt de bereikt? opleiding ervoor dat deze toetsing gebeurt op basis van betrouwbare en valide informatie? Waaruit blijkt dat uitkomsten van 5.2 Beschrijf wat er met de uitkomsten van evaluaties evaluaties tot verbeteringen gebeurt. Geef aan of (en voor welke aspecten) er sprake hebben geleid? is van een verbetercyclus (plan, do check, act). Geef zo mogelijk een aantal praktijkvoorbeelden. Heeft de opleiding nader onderzoek gedaan naar verschillen tussen nagestreefde en behaalde resultaten? Zijn er maatregelen tot verbetering genomen? Zo ja, wie is verantwoordelijk voor het doorvoeren van verbeteringen? Op welke termijn en met welke prioriteit worden verbeteringen doorgevoerd? Hoe wordt nagegaan of de beoogde verbeteringen worden gerealiseerd? 5.3 Beschrijf bij welke evaluaties medewerkers, studenten, Op welke wijze worden: alumni en het afnemend beroepenveld worden -medewerkers, betrokken. Hoe vaak gebeurt dit? Hoe wordt ervoor -studenten, gezorgd dat deze evaluaties representatief zijn voor deze -alumni groepen? Worden de resultaten van evaluaties -afnemend beroepenveld teruggekoppeld naar betrokkenen? Kunnen genoemde bij de interne kwaliteitszorg betrokken? groepen ook ongevraagd zaken die voor hen van belang zijn doorgeven aan de opleiding en wat doet de opleiding hiermee? Geef aan hoe de inspraak van studenten en medewerkers is geregeld. Als de opleiding intensief samenwerkt met buitenlandse partnerinstellingen (uitwisselingen, dubbeldiplomering, etc.) of met instellingen in het beroepenveld (met name bij duale trajecten) geef dan aan hoe de kwaliteit van de samenwerking wordt bewaakt.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
65
6. Resultaten
6.1 Onderwijsrendement - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Vragen Hoe wordt het onderwijsrendement bepaald?
Aanwijzingen Vul het overzicht met kengetallen in (zie bijlage 1) en voeg dit als bijlage bij het zelfevaluatierapport. Geef aan wat de opleiding zelf als de belangrijkste kengetallen ziet. Wat bepaalt voor de opleiding het onderwijsrendement? Wat zijn daarbij de streefcijfers? Geef aan welke streefcijfers voor het rendement de opleiding hanteert. Hoe verhouden deze zich tot relevante Beargumenteer de keuze van de streefcijfers, met name hoe andere opleidingen? deze zich verhouden tot die van relevante andere opleidingen. Voldoet het rendement aan de eigen Verwijs naar het overzicht met kengetallen voor een streefcijfers? beoordeling van de mate waarin het rendement voldoet aan de streefcijfers. Hoe verhoudt zich dit tot het rendement van relevante andere opleidingen? Wat zijn de oorzaken voor tekortschietende rendementen? Wat heeft de opleiding gedaan om het rendement te verbeteren?
6.2 Gerealiseerde niveau - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Vragen Hoe wordt bepaald of beoogde eindkwalificaties zijn gerealiseerd? - qua niveau (zie 1.1)? - qua oriëntatie (zie 1.3)? - qua domeinspecifieke eisen (zie 1.2)? Bestaat er tevredenheid in het werkveld over de gerealiseerde kwalificaties?
66
Aanwijzingen Geef aan hoe de opleiding toetst of de beoogde eindkwalificaties zijn gerealiseerd (dit geldt ook voor in het buitenland gevolgde programmaonderdelen). Maak daarbij een onderscheid naar niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Besteed ook aandacht aan de toetsing van afstudeeropdrachten, de examinering en de eventuele betrokkenheid van het werkveld of andere externe (mede)beoordelaars. Geef aan welke evaluatieresultaten beschikbaar zijn (oordelen afgestudeerden, afnemend werkveld) over de gerealiseerde kwalificaties (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Heeft dit geleid tot verbeteractiviteiten?
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
7. Bijzondere kwaliteitskenmerken (facultatief)
7.1 Differentiatie en profilering - Het kenmerk levert een betekenisvolle bijdrage aan de differentiatie en profilering in het hoger onderwijs. 7.2 Kwaliteit - Het kenmerk leidt tot een bijzondere kwaliteit van het onderwijs. 7.3 Concretisering - De gevolgen van het kenmerk voor de kwaliteit van het onderwijs (instroom, onderwijsprogramma, onderwijsproces, output, voorzieningen, kwaliteit staf) zijn geoperationaliseerd. 7.4 Onderscheidend karakter - Het kenmerk is onderscheidend voor de opleiding in relatie tot relevante opleidingen in het Nederlands hoger onderwijs. N.B. In de NVAO toelichting wordt expliciet gesteld, dat de bewijslast voor de bijzondere kwaliteit bij de instelling ligt. De opleiding moet de VBI overtuigen van het bijzondere karakter van het kenmerk van de opleiding. Vragen Is het bijzondere kenmerk gedefinieerd in doelen en concrete operationaliseerbare termen? Is het kenmerk betekenisvol?
Facet Aanwijzingen 7.2 Beschrijf welke bijzondere kwaliteit de opleiding 7.3 nastreeft, met daarbij de doelen en te verwachten resultaten. 7.1 Dit kan onder andere blijken uit de waardering van het kenmerk door studenten, alumni, werkveld, docenten, maatschappelijke organisaties. Is het kenmerk 7.3 Geef aan hoe het kenmerk expliciet terug te vinden is in geoperationaliseerd en programmaonderdelen, in opdrachten, eindresultaat aantoonbaar aanwezig in de (inhoud en indien relevant rendement), voorzieningen, kwaliteit staf). opleiding? Hier is ook de waardering door stakeholders van belang. Is de opleiding onderscheidend 7.4 De opleiding heeft een vergelijkend onderzoek ten opzichte van andere (verwante) uitgevoerd of laten uitvoeren (kan ook door NQA) onder opleidingen in Nederland? verwante opleidingen in Nederland. Uit dit vergelijkende onderzoek blijkt dat de opleiding zich op dit kenmerk onderscheidt van andere (verwante) opleidingen.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
67
Bijlage 1.
Kengetallen
Instroom, uitstroom, ingeschreven, personeel Opleiding X Totaal aantal ingeschreven studenten Totaal aantal docenten* Omvang docerend personeel in fte Student / fte ratio Instroom propedeuse, eerste keer hbo Totaal aantal instromende studenten: ‘instroom opleiding’ Totaal aantal geslaagden Aantal geslaagden uit propedeuse instroom ‘eerste keer hbo’ Gemiddelde studieduur geslaagden, in jaren Aantal studiestakers Gemiddelde studieduur studiestakers, in jaren
1997
1998
1999
2000
2001
Opleidingsrendement, in percentage van instroom propedeuse, eerste keer hbo (instroomcohorten) 1997 1998 1999 2000 2001 Diploma behaald na 1 jaar Diploma behaald na 2 jaar. Diploma behaald na 3 jaar Diploma behaald na 4 jaar Diploma behaald na 5 jaar Diploma behaald na 6 jaar
Uitvalpercentage van instroom propedeuse, eerste keer hbo (instroomcohorten) 1997 1998 1999 2000 2001 Percentage uitval na 1 jaar Percentage uitval na 2 jaar Percentage uitval na 3 jaar Percentage uitval na 4 jaar Percentage uitval na 5 jaar Percentage uitval na 6 jaar
68
2002
2002
2001
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
Bijlage 4
Beoordelingsprotocol van Netherlands Quality Agency (NQA)
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
69
70
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
Beoordelingsprotocol: operationalisering criteria accreditatiekader De operationalisering geschiedt in de werkwijze van NQA door middel van richtlijnen voor de zelfevaluatie. Deze richtlijnen vormen een vertaling van het NVAO-kader naar aandachtspunten voor de zelfevaluatie. In de richtlijnen zijn naast algemene eisen (bijvoorbeeld ten aanzien van omvang en bijlagen) die aan een zelfevaluatierapport gesteld worden ook vragen en aanwijzingen voor de opleiding opgenomen. De vragen zijn rechtstreeks afgeleid van de facetten en criteria in het NVAO-kader. De vragen zouden daarom beantwoord moeten worden in het zelfevaluatierapport. De aanwijzingen zijn bedoeld als hulpmiddel bij het schrijven van het zelfevaluatierapport en zijn daarom meer indicatief van aard. De richtlijnen hebben als titel ‘De zelfevaluatie in verband met NVAO-accreditatie: vragen en aanwijzingen’ en zijn als bijlage opgenomen. Het betreft een concept dat verder verbeterd wordt naar aanleiding van opmerkingen van betrokkenen en eventuele wijzigingen als gevolg van de definitieve goedkeuring van het accreditatiekader.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
71
Beoordelingsprotocol: operationalisering beslisregels Inleiding De NVAO beschrijft in het accreditatiekader (hfst. 4) beslisregels voor de accreditatie. Een beslisregel is heel expliciet: de opleiding komt alleen voor een positief eindoordeel in aanmerking als op alle onderwerpen (6x) een voldoende wordt gescoord. Aan de VBI wordt overgelaten om voor het oordeel per onderwerp beslisregels te formuleren teneinde te komen tot een weging van oordelen over de afzonderlijke facetten van dat onderwerp. Er wordt hier dus niet gesteld dat er ook beslisregels moeten zijn die leiden tot een oordeel over een facet. In de toelichting (pag. 17) staat echter, dat ‘afwegingen op alle niveausfacetten, onderwerpen en eindoordeel- inzichtelijk’ gemaakt moeten worden. Dit houdt in dat er ook aangegeven zou moeten worden hoe je van criteria tot een facetoordeel komt. Alleen de beoordeling per criterium is ‘vrij’. Een belangrijke aanwijzing in de toelichting is, dat de waardering ‘goed’ of ‘excellent’ gebruikt kan worden als compensatie voor een ‘onvoldoende’ op een facet binnen hetzelfde onderwerp. Daarmee mag echter ‘niet louter instrumenteel worden omgegaan’; inhoudelijke afweging blijft noodzakelijk. Samenvattend zijn er volgens NVAO dus 3 afwegingen noodzakelijk: betreffende het eindoordeel; betreffende het onderwerp (van facet naar onderwerp); betreffende het facet. Bovendien dienen afwegingen niet ‘louter instrumenteel’ (compensatieregeling), maar ook inhoudelijk gemotiveerd te zijn.
Eindoordeel Het eindoordeel over de opleiding is positief indien het oordeel over elk van de 6 onderwerpen tenminste voldoende is. NVAO heeft bepaald dat voor elke opleidingsvariant afzonderlijk de basiskwaliteit gewaarborgd moet zijn. Ook heeft NVAO bepaald dat de opleiding alleen in aanmerking komt voor accreditatie als elke locatie voldoet aan de in het kader genoemde criteria voor basiskwaliteit. Dit zou inhouden dat een positief eindoordeel alleen mogelijk is als elke variant en elke locatie op elk onderwerp tenminste als voldoende is beoordeeld. De consequentie hiervan zou zijn dat accreditatie wordt onthouden indien de grote voltijdvariant en de hoofdlocatie als voldoende worden beoordeeld, maar een kleine deeltijd- of duale variant of een kleinere nevenvestiging als onvoldoende wordt beoordeeld. Omdat dit tot onevenredige schade zou leiden, heeft NVAO de weg geopend om tot nadere afspraken met de instelling te komen over verbeteren of stoppen met de betreffende variant (zie brief NVAO d.d. 13-3-2003).
72
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
Om het instelling en NVAO mogelijk te maken hieromtrent transparante beslissingen te nemen, wordt bij de vermelding van het eindoordeel een samenvattende tabel geplaatst met daarin de oordelen per onderwerp, facet, variant en locatie.
Oordeel per onderwerp Het uitgangspunt voor de oordeelsvorming per onderwerp is dat het panel, rekening houdend met de context van de opleiding, de weging van facetten maakt. Dit betekent dat het panel bepaalt voor welke facetten binnen een bepaald onderwerp een compensatieregeling, zoals aangegeven door NVAO, kan worden toegepast. Dit wil zeggen dat een onvoldoende op een facet gecompenseerd kan worden door een goed of excellent op een ander facet binnen hetzelfde onderwerp. Deze afweging dient door het panel steeds inhoudelijk beargumenteerd te worden. Ten behoeve van consistentie in de afweging binnen en tussen panels zal NQA een handreiking voor panelleden verschaffen. In deze handreiking wordt onder meer ingegaan op de wijze waarop oordelen onderbouwd kunnen worden1. Daarbij wordt speciale aandacht gevraagd voor de facetten die, gegeven het NVAO-kader, bij accreditatie van bijzonder belang geacht kunnen worden. Dit betreft binnen het onderwerp doelstellingen de facetten niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Voorts binnen de onderwerpen programma en inzet van personeel de facetten eisen hbo/wo. Tenslotte binnen het onderwerp intern kwaliteitszorgsysteem het facet maatregelen tot verbetering, waarin de kwaliteitsverbetercyclus primair tot uiting komt, en binnen het onderwerp resultaten het facet gerealiseerd niveau. Hiermee wordt aangesloten bij de toelichting op het accreditatiekader waarin NVAO duidelijk aangeeft dat de onderwerpen intern kwaliteitszorgsysteem en resultaten van bijzonder belang worden geacht. Verder zal NQA een structuur creëren waarbinnen consistentie van paneloordelen wordt bevorderd. Binnen deze structuur is een belangrijke rol weggelegd voor de secretaris, die op methodologische aspecten en consistentie van paneloordelen moet letten. Om de consistentie tussen panels te bevorderen zal NQA een permanent overleg tussen panelsecretarissen inrichten. Ook zullen beoordelingsrapporten altijd worden tegengelezen door 1 of meer andere NQA medewerkers, waarbij speciaal op consistentie en overige methodologische aspecten gelet zal worden. Indien dit tot een negatieve conclusie op het punt van methodologie of consistentie leidt, kan de directie van NQA passende maatregelen nemen, waaronder terugzending van het rapport naar het panel.
1
De handreiking zal ook andere aandachtspunten bevatten, bijvoorbeeld met betrekking tot de zelfevaluatie. Zo mag een zelfkritische zelfevaluatie er niet toe leiden dat een opleiding door het panel ‘gestraft’ wordt door zelfkritiek van de opleiding over te nemen in de beoordeling en op basis hiervan tot een negatief oordeel op het betreffende facet te komen. Veeleer is het zo dat zelfkritiek een aanwijzing kan zijn voor een goed functionerend kwaliteitszorgsysteem, dat vertrouwen kan geven in snelle verbeteringen van geconstateerde tekortkomingen. Een zelfkritische zelfevaluatie zal daarom in positieve zin moeten worden meegewogen bij de oordeelsvorming door de panels.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
73
Eventueel optredende verschillen tussen varianten en locaties met betrekking tot het paneloordeel op een bepaald onderwerp zullen expliciet vermeld worden.
Oordeel per facet Om tot een oordeel op een facet te komen, is er vaak één en zijn er soms meerdere criteria die beoordeeld moeten worden. In het geval van één criterium is de situatie in principe duidelijk; dit moet voldoende zijn om tot een ‘voldoende’ op het facet te komen. Daar waar er meerdere criteria zijn (soms drie) ligt dat moeilijker. Om te bepalen of aan de criteria wordt voldaan, zijn voor de externe kwaliteitsbeoordelaars van NQA de volgende vragen van belang: Doelen: welke ambitie heeft de opleiding ten aanzien van een bepaald facet: welke kwaliteit wordt nagestreefd; welke resultaten worden beoogd, kortom; wat zijn de eigen doelen? Borging: hoe borgt de opleiding dat deze doelen kunnen worden bereikt; zijn beleid, management en processen logisch op die eigen doelen afgestemd? Resultaten2: hoe verhouden de bereikte resultaten zich tot de eigen doelen (mede in vergelijking met andere opleidingen); zijn direct betrokkenen (stakeholders) tevreden over de bereikte resultaten? Verbetering: indien het borgen en bereiken van de doelen te wensen overlaat, zijn er dan verbeteringen in het vooruitzicht? De vragen die in de richtlijnen van NQA voor de zelfevaluatie aan opleidingen worden gesteld, houden verband met de doelen3, borging, resultaten en verbetering. De kern vormen de resultaten en de borging; dus datgene wat bereikt is en de borging daarvan in de toekomst (accreditatie wordt immers voor zes jaar verleend). Het ligt dan ook voor de hand dat panels bij de oordeelsvorming een belangrijke plaats inruimen voor de resultaten en de borging. Toch kan het niet zo zijn dat een tekortschietende borging of nog uitblijvende resultaten ‘automatisch’ tot een onvoldoende op het betreffende facet leidt. Zo zal er bijvoorbeeld begrip moeten zijn voor het feit dat veel opleidingen zich op sommige facetten, die nieuw zijn ten opzichte van visitaties (bijvoorbeeld de Dublin-descriptoren bij de niveaubepaling), zich nog in een ontwikkelingsstadium bevinden. In dergelijke gevallen kunnen onvoldoende resultaten of borging gecompenseerd worden door concrete en aantoonbare verbeteracties. Zijn de resultaten boven verwachting en de doelen ook in orde, dan kan het panel een oordeel ‘goed’ overwegen. Is de situatie zodanig dat zelfs geen verbeteringen meer nodig zijn, dan kan een oordeel ‘excellent’ gegeven worden. In een dergelijk geval fungeert de opleiding als voorbeeld van een ‘best practice’ op het betreffende facet. Eventueel optredende verschillen tussen varianten en locaties met betrekking tot het paneloordeel op een bepaald facet zullen expliciet vermeld worden. 2
Hiermee is niet het onderwerp ‘resultaten’ bedoeld maar de bereikte resultaten ten aanzien van elk facet. Echter niet bij elk aspect, bijvoorbeeld bij duur van programma is er sprake van een wettelijke verplichting waar de opleiding geen afwijkende doelstellingen tegenover kan stellen.
3
74
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
Beoordelingsprotocol: werkwijze bij visitaties Inleiding De beschrijving van de werkwijze gaat in eerste instantie uit van een ‘enkelvoudige’ beoordeling: een beoordeling die gericht is op één opleiding, met één (vt/dt/duaal) variant, op één locatie. Na die kernbeschrijving zal worden aangegeven op welke manier NQA om wil gaan met een meer complexe beoordeling, dat wil zeggen hoe de werkwijze wordt aangepast wanneer meerdere opleidingen, varianten en/of locaties gelijktijdig beoordeeld worden. Procedureel en in de tijd onderscheidt NQA de volgende fasen:
Intake De intake is erop gericht vast te stellen wat de bepalende randvoorwaarden zijn binnen een beoordelingsproject: • op welke en hoeveel opleidingen is de beoordeling gericht; • welke varianten (voltijd, deeltijd, duaal) van de opleidingen worden aangeboden; • op hoeveel locaties worden opleidingen aangeboden; • eventuele bijzondere kwaliteitskenmerken; • eventuele additionele behoeften, zoals de wijze waarop (internationale) vergelijkingen tussen opleidingen worden uitgevoerd, of het aanbieden van een vertrouwelijke management letter gericht op kwaliteitsverbetering. In gevallen waar het gaat om meerdere opleidingen, wordt eveneens bezien in hoeverre opleidingen aan elkaar verwant zijn, en in welke mate het beoordelingsproces als gevolg daarvan geïntegreerd kan worden. NQA heeft hiertoe een intakeformulier ontwikkeld, dat in overleg met de betreffende hogeschool wordt ingevuld en vastgesteld.
Inhoudelijke voorbereiding op de zelfevaluatie en het beoordelingsbezoek In de voorbereiding op zelfevaluatie en bezoek worden de volgende stappen gezet. Opleiding • Alvorens de zelfevaluatie wordt gestart treedt de opleiding in overleg met NQA over de opzet van de zelfevaluatie (NQA heeft richtlijnen voor het zelfevaluatierapport opgesteld).
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
75
•
•
Bij de start van het zelfevaluatieproces geeft de opleiding aan welk domeinspecifiek referentiekader men wenst te hanteren en communiceert hierover met NQA ten behoeve van de vaststelling van het domeinspecifieke kader. De opleiding schrijft het zelfevaluatierapport inclusief bijlagen en stelt dit ter beschikking aan NQA binnen een van tevoren aangegeven termijn.
Panelsecretaris (medewerker NQA4) • Naar aanleiding van de opgave van het domeinspecifieke referentiekader door de opleiding: de secretaris checkt met domeindeskundige(n) in het panel aan de hand van ankerpunten (beroepsprofielen, competentiecatalogi, in eerdere visitaties gebruikte beoordelingskaders) of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel specificatie van domeinspecifieke doelstellingen nodig is. • Check op kwaliteit en compleetheid zelfevaluatierapport. • Vastleggen / communiceren voorbereidende werkzaamheden panel. • Inhoudelijke voorbereiding op bezoek: lezen zelfevaluatierapport, formuleren voorlopige oordelen en vraagpunten. • Opstellen overzicht / aggregatie van voorlopige oordelen en vraagpunten van panelleden. Dit kan worden besproken tijdens de voorbereidende vergadering (die voorafgaande aan de gesprekken plaatsvindt). Panel als geheel • Inhoudelijke voorbereiding op bezoek: lezen zelfevaluatierapport en formuleren voorlopige oordelen en vraagpunten. • Doorgeven voorlopige oordelen en vraagpunten naar panelsecretaris. • Op basis van het overzicht van voorlopige oordelen inventariseren kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken (dit kan geschieden tijdens de voorbereidende vergadering).
Beoordeling materiaal en faciliteiten (tijdens beoordelingsbezoek) NQA stelt een lijst van ter inzage gevraagd materiaal op; naar aanleiding van de bestudering van het zelfevaluatierapport en de door het panel geformuleerde vraagpunten kan aanvullend specifiek materiaal gevraagd worden. Het panel beoordeelt ter inzage gelegde materialen. Waar nodig en mogelijk vraagt NQA de opleiding ook toegang tot digitaal materiaal, zoals bijvoorbeeld een digitale studiegids of een digitale leeromgeving.
4
Conform de bepalingen van NVAO bestaat het panel uit drie leden (voorzitter, secretaris en lid) plus, voorzover vereist, een studentlid. De panelsecretaris maakt deel uit van het panel; in de persoon van de panelsecretaris is in principe audit- en onderwijsdeskundigheid verenigd. De voorzitter en het andere panellid maken deel uit van een ‘pool’ van panelleden. In deze personen is domeinspecifieke deskundigheid in discipline en afnemend veld, alsmede deskundigheid over de internationale ontwikkeling van de discipline, vertegenwoordigd. Zij hebben de algemene training op het vlak van auditvaardigheden en het werken met het NQA protocol doorlopen.
76
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
Interviews / gesprekken Tijdens de site visit spreekt het panel in ieder geval met (representatieve vertegenwoordigingen van) de volgende groepen: • management (dagelijkse leiding) van de opleiding (operationeel management); • docenten; • studenten; • werkveld5; • afgestudeerden; • College van Bestuur en/of Faculteits/Instituuts/Schooldirectie (strategisch management); dit gesprek kan ook plaats vinden voor een cluster van bij de betreffende instelling beoordeelde opleidingen.
Bezoekprogramma NQA heeft een raamprogramma ontwikkeld voor de (dag)indeling van het beoordelingsbezoek, dat kan worden aangepast aan de specifieke situatie bij de betreffende opleiding. Het raamprogramma heeft betrekking op een ‘enkelvoudige’ beoordeling: een beoordeling die gericht is op één opleiding, met één (voltijd/deeltijd/duaal) variant, op één locatie. Wanneer sprake is van een beoordeling van een opleiding die met meerdere varianten, of op meerdere locaties wordt aangeboden, worden globaal de volgende uitgangspunten gehanteerd: 1. Bij de intake wordt voor elke variant en locatie nagegaan in hoeverre sprake is van een overeenkomst in programma’s en docententeams. 2. Bij varianten (vt/dt/duaal) waar sprake is van een duidelijke overeenkomst in het programma en het docententeam wordt het beoordelingsbezoek geïntegreerd uitgevoerd. Dit houdt in dat elk van de gespreksgroepen representatief samengesteld moet zijn, dat wil zeggen dat studenten, docenten en afgestudeerden van elke variant bevraagd kunnen worden. Indien tussen de programma’s of de docententeams van varianten significante verschillen bestaan, kunnen aan het raamprogramma worden toegevoegd: - een extra gesprek met studenten; - een extra gesprek met docenten. In de extra gesprekken wordt separaat gesproken met studenten respectievelijk docenten die verbonden zijn aan de variant. 3. Wanneer een opleiding op meerdere locaties wordt aangeboden: a Wordt bij grote overeenkomst in programma’s en docententeams het beoordelingsbezoek afgelegd op de hoofdvestiging, waarbij de samenstelling van de gespreksgroepen representatief moet zijn naar de verschillende vestigingen. Tevens worden dan aanvullende eisen gesteld aan het materiaal 5
Bij het gesprek met vertegenwoordigers van het werkveld gaat het om twee groepen: enerzijds een selectie van werkgevers van afgestudeerden en anderzijds leden van een werkveldcommissie of andere structurele overlegverbanden met werkgevers.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
77
dat ter inzage beschikbaar is (tevredenheidsmetingen studenten / docenten, waarin onder andere inzicht over kwaliteit van materiële voorzieningen). Voor zover het panel dit nodig acht, wordt aanvullend aan het beoordelingsbezoek op de hoofdvestiging een kort bezoek aan de nevenvestiging gebracht ter verificatie van de aanwezige materiële voorzieningen. b Wanneer er in geringe mate sprake is van overeenkomst in programma’s en docententeams wordt elke locatie afzonderlijk bezocht. In de opzet van het beoordelingsbezoek kunnen ook aanpassingen worden aangebracht wanneer gelijktijdig meerdere (al of niet verwante) opleidingen binnen een hogeschool of faculteit/instituut/school worden beoordeeld.
Instrumenten en formats Gedurende en voorafgaande aan het beoordelingsbezoek maakt het panel gebruik van formats en instrumenten die zijn gericht op het verzamelen van informatie en het formuleren van oordelen en conclusies.
Rapportage De panelsecretaris stelt een conceptrapportage op en legt die voor aan de panelleden. Het panel stelt vervolgens het definitieve concept vast. In de rapportage wordt - voorzover van toepassing - expliciet ingegaan op de verschillende varianten en/of locaties.
Hoor en wederhoor Het definitieve concept wordt aan opleiding voorgelegd ter correctie van feitelijke onjuistheden. Naar aanleiding van de reactie van de opleiding worden door de panelsecretaris zonodig wijzigingen aangebracht en wordt het definitieve rapport door het panel vastgesteld. Het rapport wordt daarna ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. Indien zich tijdens het beoordelingsproces, ondanks de verschillende procedures die NQA hanteert ter voorkoming daarvan, conflicten voordoen binnen panels, tussen panel en NQA, of tussen panel en opleiding, zal een vooraf ontworpen conflictprocedure ter oplossing worden toegepast.
78
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
Klachtenprocedure NQA hanteert een klachtenprocedure waarin is vastgelegd op welke wijze opleidingen hun beklag kunnen doen wanneer zij zich in de beoordelingsprocedure op enigerlei wijze tekort gedaan voelen.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
79
Beoordelingsprotocol: wijze waarop vergelijkingen tussen opleidingen worden gemaakt NVAO heeft voorgeschreven dat in de beoordeling een vergelijking met minimaal 1 andere verwante opleiding wordt betrokken. NQA kan aan dit voorschrift op verschillende manieren voldoen: 1. Indien NQA meer opleidingen in hetzelfde domein beoordeelt, kan een vergelijking met verwante opleidingen vrij gemakkelijk door NQA worden gemaakt. Doordat NQA voor een groot aantal instellingen actief is, ligt deze mogelijkheid voor de hand. NQA werkt momenteel aan een database met beoordelingen, waarin vergelijkingsmateriaal wordt opgeslagen. 2. Bij de samenstelling van de panels zal erop gelet worden dat panelleden zo mogelijk bij verwante opleidingen worden ingeschakeld. Vergelijkingen tussen verwante opleidingen kunnen dan door de betreffende panelleden worden uitgevoerd. 3. NQA heeft voor een aantal facetten aangegeven waar gebruik kan worden gemaakt van openbare, vergelijkende informatie. Het betreft onder andere kengetallen (afdeling BIV van HBO-raad), gegevens uit de HBO- en WO-Monitor, en studentenoordelen (Keuzegids Hoger Onderwijs en Elsevier). 4. NQA onderhoudt een groot netwerk, zowel nationaal en internationaal. Samenwerking met andere VBI’s en internationale kwaliteitszorgorganisaties ten behoeve van het maken van vergelijkingen ligt daarom voor de hand. Ook internationale vergelijkingen behoren daarom tot de mogelijkheden. Het profiel (doelstellingen programma) en de behoeften van de opleiding vormen echter steeds het uitgangspunt bij het maken van vergelijkingen. De wijze waarop vergelijkingen worden gemaakt komt in dialoog met de opleiding tot stand. In de visie van NQA is het maken van vergelijkingen pas waardevol als dit goed aansluit bij de context van de opleiding. NQA zal in het beoordelingsrapport verantwoorden hoe vergelijkingen zijn gemaakt en de redenen daarvoor.
80
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
Beoordelingsprotocol: wijze waarop bijzondere kwaliteitskenmerken worden getoetst Inleiding Naast accreditatie, gericht op basiskwaliteit, bestaat er de wettelijke mogelijkheid voor hoinstellingen om een aantekening te verkrijgen voor bijzondere kenmerken van de opleiding (WHW art. 5a.10). Een instelling voor ho kan een VBI verzoeken bijzondere kwaliteitskenmerken (verder BK genoemd) te toetsen. Als een BK positief is beoordeeld door de VBI en dit oordeel door de NVAO is gevalideerd, levert dit een aantekening op bij de accreditatie.
Kader voor beoordeling van het bijzonder kwaliteitskenmerk Het door de NVAO ontwikkelde accreditatiekader bestaande opleidingen verlangt van de VBI dat het bijzondere kwaliteitskenmerk op de volgende facetten en criteria wordt getoetst. 7.1 Differentiatie en profilering - Het kenmerk levert een betekenisvolle bijdrage aan de differentiatie en profilering in het hoger onderwijs. 7.2 Kwaliteit - Het kenmerk leidt tot een bijzondere kwaliteit van het onderwijs. 7.3 Concretisering - De gevolgen van het kenmerk voor de kwaliteit van het onderwijs (instroom, onderwijsprogramma, onderwijsproces, output, voorzieningen, kwaliteit staf) zijn geoperationaliseerd. 7.4 Onderscheidend karakter Het kenmerk is onderscheidend voor de opleiding in relatie tot relevante opleidingen in het Nederlands hoger onderwijs.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
81
Operationalisering bijzondere kwaliteit door NQA NQA heeft de criteria als volgt geoperationaliseerd in het NQA beoordelingskader. Vragen Is het bijzondere kenmerk gedefinieerd in doelen en concrete operationaliseerbare termen? Het kenmerk is betekenisvol.
Op welke wijze is het kenmerk geoperationaliseerd en aantoonbaar aanwezig in de opleiding?
Opleiding positioneert zich ten opzichte van andere (verwante) opleidingen in Nederland (het kenmerk hoeft niet noodzakelijkerwijs uniek te zijn).
Aanwijzingen Van belang is dat de opleiding beschikt over een document waarin ze expliciet heeft beschreven welk bijzondere kwaliteit ze nastreeft met daarbij de doelen en te verwachten resultaten. Dit kan onder andere blijken uit de waardering van het kenmerk (de doelen en het thema als zodanig) door studenten, alumni, werkveld, docenten, maatschappelijke organisaties. Geef aan hoe het kenmerk expliciet terug te vinden is in programmaonderdelen, in opdrachten, eindresultaat (inhoud en indien relevant rendement), voorzieningen, kwaliteit staf. Hier is ook de waardering door stakeholders van het resultaat van belang. De opleiding heeft vergelijkend onderzoek uitgevoerd of laten uitvoeren onder verwante opleidingen in Nederland waaruit blijkt dat het kenmerk onderscheidend is. Onderzoek kan de toets der kritiek doorstaan (valide).
Wijze van rapportage door de opleiding (zelfevaluatierapport) en NQA De opleiding en de VBI maken een afspraak over de wijze waarop het BK in de rapportage verwerkt wordt. Dit kan op twee manieren gebeuren: • Als expliciet onderdeel in het zelfevaluatierapport en in het rapport van de NQA. • Als geïntegreerd onderdeel van de zelfevaluatierapport en in het rapport van de NQA. Bij elk aspect dient het BK wel herkenbaar beoordeeld te worden. Opleiding en NQA geven in een samenvattende paragraaf van het zelfevaluatierapport respectievelijk het visitatierapport weer wat het totaaloordeel is over het BK. In de rapportage dient de VBI haar werkwijze te verantwoorden. De conclusies dienen beargumenteerd te worden aan de hand van het referentiekader van de VBI en de analyse van de feiten. Een vergelijking van de opleiding met andere opleidingen maakt nadrukkelijk onderdeel uit van de rapportage.
Beoordelen van het bijzondere kwaliteitskenmerk In de toelichting bij het NVAO beoordelingskader wordt expliciet gesteld, dat de bewijslast voor de bijzondere kwaliteit bij de instelling ligt. De opleiding moet de VBI overtuigen van het bijzondere karakter van het kenmerk van de opleiding. Dat betekent dat de opleiding inzicht moet verschaffen in de wijze waarop de kwaliteit van het bijzondere kenmerk is gemeten. De kwaliteit van de bewijsvoering door de opleiding is
82
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
hierbij van belang. De onderzoeksmethode die de opleiding gebruikt om het BK te evalueren moet naar het oordeel van het panel solide zijn. Dat betekent dat er systematisch kwalitatief en kwantitatief onderzoek aan ten grondslag moet liggen. Ook het vergelijkend onderzoek van het kenmerk onder verwante opleidingen dient valide te zijn. De resultaten van het onderzoek moeten uitwijzen dat er inderdaad sprake is van een bijzonder kenmerk en een bijzondere kwaliteit.
Samenstelling panel in verband met het bijzondere kwaliteitskenmerk In het panel is voldoende expertise aanwezig om het bijzondere kwaliteitskenmerk te kunnen beoordelen. Dit moet blijken uit opleiding en/of ervaring van de panelleden (CV).
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
83
Beoordelingsprotocol: wijze waarop de rapportage plaatsvindt Inleiding Het rapport staat in dienst van het verkrijgen van een accreditatie voor een opleiding van een hogeschool. In het rapport doet het panel verslag van het onderzoek dat het panel heeft gedaan naar de kwaliteit van de opleiding. Het verslag volgt het NVAO accreditatiekader en de richtlijnen van NQA. Het verslag is feitelijk, ‘to the point’ en geeft beargumenteerde en goed onderbouwde oordelen. Het verslag bevat geen aanbevelingen, uitgebreide analyses of andere uitweidingen die afleiden van de beoordeling en de onderbouwing daarvan.
NQA richtlijnen voor het beoordelingsrapport I
Beoordeling per facet
Elk facet van het accreditatiekader bestaande opleidingen wordt beoordeeld door het panel conform het hierboven beschreven beoordelingsprotocol. Per opleidingsvariant (voltijd, deeltijd, duaal) wordt een oordeel gegeven over het facet (zonodig onderverdeeld naar opleidingslocatie). Het oordeel bij de facetten wordt gevolgd door een samenhangende onderbouwing van het oordeel aan de hand van een logisch opgebouwd betoog. Bij een positief oordeel (‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’) begint de paragraaf met het geven van een toelichting op dit oordeel, dat wil zeggen dat wordt aangegeven welke positieve aspecten bepalen dat er sprake is van voldoende basiskwaliteit dan wel van goede of excellente kwaliteit. Vervolgens kunnen eventuele kritische kanttekeningen worden geplaatst. Indien het oordeel negatief is (‘onvoldoende’), begint de paragraaf met het geven van een toelichting op dit oordeel, dat wil zeggen dat wordt aangeven waarom geen sprake is van basiskwaliteit. Aan het eind kunnen opbouwende en positieve kanttekeningen worden geplaatst. De criteria uit het accreditatiekader geven richting aan de onderbouwing van het oordeel. II
Beoordeling per onderwerp
Per opleidingsvariant (voltijd, deeltijd, duaal) wordt een oordeel gegeven over het onderwerp (zonodig onderverdeeld naar opleidingslocatie). Het panel geeft voor elk van de zes te beoordelen onderwerpen van het beoordelingskader een oordeel conform het hierboven beschreven beoordelingsprotocol. Daarbij worden de oordelen over de onderliggende facetten betrokken. In het verslag verantwoordt het panel welke afwegingen zij heeft gemaakt om tot een positief dan wel negatief oordeel te komen. Indien de opleiding heeft verzocht om beoordeling van een bijzonder kwaliteitskenmerk dan wordt het samenvattend oordeel hierover afzonderlijk in het rapport behandeld. Voor de wijze van rapportage verwijzen we naar het onderdeel uit het beoordelingsprotocol ‘wijze waarop 84
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
bijzondere kwaliteitskenmerken worden getoetst’. Voor het overige zijn voor bijzondere kwaliteitskenmerken de rapportagerichtlijnen voor de oordelen per facet en onderwerp van toepassing. III
Eindoordeel
Het hoofdstuk met het eindoordeel start met een overzichtstabel waarin duidelijk wordt gemaakt welke oordelen zijn gegeven per facet, per onderwerp en per opleidingsvariant (en zonodig per opleidingslocatie). Het eindoordeel volgt uit de oordelen per onderwerp; voor een positief eindoordeel dienen immers alle zes onderwerpen als voldoende te zijn beoordeeld. Bij optredende verschillen tussen varianten en locaties zal het eindoordeel beargumenteerd worden. IV
Bijlagen
In de bijlagen verantwoordt het panel de werkwijze, dit bevat in ieder geval: Ondertekende verklaringen van elk panellid waaruit blijkt dat het oordeel van het panel in volstrekte onafhankelijkheid tot stand is gekomen. Panelleden mogen geen bindingen hebben met de beoordeelde opleiding. Verklaring van het panel over de zelfevaluatie; of deze een voldoende basis bood voor de visitatie. Een overzicht van de samenstelling van het panel (inclusief kort curriculum vitae van de panelleden). Hieruit moet blijken dat er voldoende onderwijsdeskundigheid, domeindeskundigheid, auditdeskundigheid en deskundigheid op het gebied van internationale ontwikkelingen van de discipline in het panel aanwezig is. Een verantwoording van het gehanteerde beoordelingsprotocol en de gevolgde werkwijze, waarbij afwijkende keuzen en gehanteerde procedures worden toegelicht en beargumenteerd. Daarbij wordt speciale aandacht besteed aan de beoordelingswijze van eventuele bijzondere kwaliteitskenmerken, en de wijze van vergelijking met andere, vergelijkbare opleidingen. Eventuele afwijkingen van het beoordelingsprotocol worden gerapporteerd en beargumenteerd. Het domeinspecifieke referentiekader met een verklaring van het panel over de wijze waarop dit tot stand is gekomen en de wijze waarop domeinspecificiteit is betrokken in de oordelen.
Interne kwaliteitstoets beoordelingsrapport Het conceptrapport wordt door minimaal 1 ervaren medewerker van NQA, niet zijnde de panelsecretaris, onderworpen aan vooraf vastgestelde kwaliteitseisen met betrekking tot methodologie en consistentie van paneloordelen. Er zal een procedure ontwikkeld worden voor de verdere behandeling indien er gebreken met betrekking tot methodologie of consistentie zijn geconstateerd.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
85
Managementletter Opleidingen kunnen NQA verzoeken een management letter te schrijven met adviezen over kwaliteitsverbetering. Deze management letter is de verantwoordelijkheid van NQA (waarbij panelleden om advies kunnen worden gevraagd), volgt na het beoordelingsrapport, behoort niet tot de accreditatieprocedure en wordt daarom vertrouwelijk aan de opdrachtgever ter beschikking gesteld. Een management letter kan een waardevolle bijdrage leveren aan het nader invullen van de verbeteringsfunctie. Adviezen over kwaliteitsverbetering hebben echter slechts zin als daarvoor een draagvlak is; vandaar dat management letters alleen worden aangeboden als de opdrachtgever kenbaar heeft gemaakt dat daaraan behoefte is.
86
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
Bijlage 5
HANDREIKING VOOR OORDEELSVORMING6
Introductie Een van de belangrijkste en ingewikkeldste aspecten van het visitatieproces is de oordeelsvorming. Op verschillende niveaus zijn er oordelen nodig. Het eindoordeel is gebaseerd op het oordeel op zes onderwerpen. Daaronder ligt weer het oordeel op 21 facetten. Per onderwerp dienen, na weging, de facetten te leiden tot een oordeel over het onderwerp. Inhoudelijk richtinggevend voor de oordelen is het NVAO-kader dat bepaalt wat de objecten van onderzoek zijn. Het diepst in het kader liggen de door de NVAO geformuleerde 31 criteria. Informatie over die criteria moet inzicht geven of basiskwaliteit al dan niet door de beoordeelde opleiding wordt gerealiseerd. De criteria in het accreditatiekader geven tevens richting aan de onderbouwing van het oordeel. Het NVAO-kader is zo opgezet dat er ruimte wordt gelaten voor het timmermansoog van de panelleden en de positiebepaling en de eigen doelstellingen van de hogescholen. NQA onderschrijft die uitgangspunten en kiest er bij de oordeelsvorming dan ook niet voor om te werken met mathematische procedures en methodieken. NQA gaat er vanuit dat niet bij voorbaat te zeggen is dat alle facetten overal evenveel waarde hebben. Dat is mede afhankelijk van de keuzes van hogescholen (bijvoorbeeld in de missie geformuleerd). Er is dus ruimte nodig om in de oordeelsvorming aan die diversiteit tegemoet te komen. Dat houdt tevens voor de opleidingen in dat er veel nadruk komt te liggen op de bewijslast. Hoewel dus niet gekozen wordt voor mechanische beslisregels, dient er toch naar gestreefd te worden dat de oordelen van het panel binnen de gehanteerde werkwijze zo objectief en betrouwbaar mogelijk zijn. Bovendien is het van groot belang dat er consistentie is in de afwegingen van de verschillende panels. Tevens zal NQA een structuur creëren waarbinnen consistentie van paneloordelen wordt bevorderd. Binnen deze structuur is een belangrijke rol weggelegd voor de secretaris, die op methodologische aspecten en consistentie van paneloordelen moet letten. Om de consistentie tussen panels te bevorderen zal NQA een permanent overleg tussen panelsecretarissen inrichten. Ook zullen beoordelingsrapporten worden ‘tegengelezen’ door één of meer andere NQA medewerkers, waarbij speciaal op consistentie en overige methodologische aspecten gelet zal worden. Indien dit tot een negatieve conclusie op het punt van methodologie of consistentie leidt, kan NQA actie ondernemen zoals het terugzending van het rapport naar het panel.
6
Versie 7, 10 maart 2004
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
87
Beslisregels Inleiding De NVAO beschrijft in het accreditatiekader (hfst. 4) beslisregels voor de accreditatie. Eén beslisregel is heel expliciet: de opleiding komt alleen voor een positief eindoordeel in aanmerking als op alle onderwerpen (6x) een voldoende wordt gescoord. Aan de VBI wordt overgelaten om voor het oordeel per onderwerp beslisregels te formuleren teneinde te komen tot een weging van oordelen over de afzonderlijke facetten van dat onderwerp. Er wordt hier dus niet gesteld dat er ook beslisregels moeten zijn die leiden tot een oordeel over een facet. In de toelichting (pag. 17) staat echter, dat ‘afwegingen op alle niveaus - facetten, onderwerpen en eindoordeel - inzichtelijk’ gemaakt moeten worden. Dit houdt in dat er ook aangegeven zou moeten worden hoe je van criteria tot een facetoordeel komt. Alleen de beoordeling per criterium is ‘vrij’. Een belangrijke aanwijzing in de toelichting is, dat de waardering ‘goed’ of ‘excellent’ gebruikt kan worden als compensatie voor een ‘onvoldoende’ op een facet binnen hetzelfde onderwerp. Daarmee mag echter ‘niet louter instrumenteel worden omgegaan’; inhoudelijke afweging blijft noodzakelijk. Samenvattend zijn er volgens NVAO dus 3 afwegingen noodzakelijk: betreffende het facet; betreffende het onderwerp (van facet naar onderwerp); betreffende het eindoordeel. Bovendien dienen afwegingen niet ‘louter instrumenteel’ (compensatieregeling), maar ook inhoudelijk gemotiveerd te zijn. Oordeel per facet Om tot een oordeel op een facet te komen, is er vaak één en zijn er soms meerdere criteria die beoordeeld moeten worden. In het geval van één criterium is de situatie in principe duidelijk; dit moet voldoende zijn om tot een ‘voldoende’ op het facet te komen. Daar waar er meerdere criteria zijn (soms drie) ligt dat moeilijker. Om te bepalen of aan de criteria wordt voldaan, zijn voor de externe kwaliteitsbeoordelaars van NQA de volgende vragen van belang: Doelen: welke ambitie heeft de opleiding ten aanzien van een bepaald facet: welke kwaliteit wordt nagestreefd; welke resultaten worden beoogd, kortom; wat zijn de eigen doelen? Borging: hoe borgt de opleiding dat deze doelen kunnen worden bereikt; zijn beleid, management en processen logisch op die eigen doelen afgestemd? Resultaten7: hoe verhouden de bereikte resultaten zich tot de eigen doelen (mede in vergelijking met andere opleidingen); zijn direct betrokkenen (stakeholders) tevreden over de bereikte resultaten? 7
Hiermee is niet het onderwerp ‘resultaten’ bedoeld maar de bereikte resultaten ten aanzien van elk facet.
88
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
Verbetering: indien het borgen en bereiken van de doelen te wensen overlaat, zijn er dan verbeteringen in het vooruitzicht? De vragen die in de richtlijnen van NQA voor de zelfevaluatie aan opleidingen worden gesteld, houden verband met de doelen8, borging, resultaten en verbetering. Bij de beoordeling komt centraal te staan dat aanvaardbaar wordt gemaakt dat de opleiding resultaten heeft behaald overeenkomstig de door haar nagestreefde doelen. Vanuit dat perspectief spreekt het vanzelf dat de kern gevormd wordt door de resultaten en de borging; dus datgene wat bereikt is en de borging daarvan in de toekomst (accreditatie wordt immers voor zes jaar verleend). In feite houdt dit in dat bij afweging de uitvoering zwaarder weegt dan het beleid. Toch kan het niet zo zijn dat een tekortschietende borging of nog uitblijvende resultaten ‘automatisch’ tot een onvoldoende op het betreffende facet leidt. Zo zal er bijvoorbeeld begrip moeten zijn voor het feit dat veel opleidingen zich op sommige facetten, die nieuw zijn ten opzichte van visitaties (bijvoorbeeld de Dublin-descriptoren bij de niveaubepaling), zich nog in een ontwikkelingsstadium bevinden. In dergelijke gevallen kunnen onvoldoende resultaten of borging gecompenseerd worden door concrete en aantoonbare verbeteracties. Zijn de resultaten boven verwachting en de doelen ook in orde, dan kan het panel een oordeel ‘goed’ overwegen. Is de situatie zodanig dat zelfs geen verbeteringen meer nodig zijn, dan kan een oordeel ‘excellent’ gegeven worden. In een dergelijk geval fungeert de opleiding als voorbeeld van een ‘best practice’ op het betreffende facet. Eventueel optredende verschillen tussen varianten en locaties met betrekking tot het paneloordeel op een bepaald facet zullen expliciet vermeld worden. Oordeel per onderwerp Het uitgangspunt voor de oordeelsvorming per onderwerp is dat het panel, rekening houdend met de context van de opleiding, de weging van facetten maakt. Dit betekent dat het panel bepaalt voor welke facetten binnen een bepaald onderwerp een compensatieregeling, zoals aangegeven door de NVAO, kan worden toegepast. Dit wil zeggen dat een onvoldoende op een facet gecompenseerd kan worden door een goed of excellent op een ander facet binnen hetzelfde onderwerp. Deze afweging dient door het panel steeds inhoudelijk beargumenteerd te worden. NQA vindt, gegeven het NVAO-kader, dat een aantal facetten bij accreditatie van bijzonder belang geacht kan worden. Dat wil overigens niet zeggen dat deze weging absoluut is en noodzakelijkerwijs tot onvoldoendes op onderwerpniveau moet leiden. Steeds dient gekeken te worden naar specifieke keuzes die de opleiding maakt of de concrete situatie waarin zij zich bevindt. De context speelt dus steeds een belangrijke rol. Uiteraard komt daarbij wel een (extra) zware druk op de bewijslast te liggen.
8
Echter niet bij elk aspect, bijvoorbeeld bij duur van programma is er sprake van een wettelijke verplichting waar de opleiding geen afwijkende doelstellingen tegenover kan stellen.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
89
De accenten die NQA legt betreffen binnen het onderwerp doelstellingen de facetten niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het gaat hier om facetten die de status als hbo-opleiding in een bepaald domein beschrijven. Voorts binnen de onderwerpen programma en inzet van personeel de facetten eisen hbo/wo. Deze facetten hebben betrekking op de praktijk- en beroepsgerichtheid van de opleidingen. Tenslotte binnen het onderwerp intern kwaliteitszorgsysteem het facet maatregelen tot verbetering, waarin de kwaliteitsverbetercyclus primair tot uiting komt, en binnen het onderwerp resultaten het facet gerealiseerd niveau. Hiermee wordt aangesloten bij de toelichting op het accreditatiekader waarin de NVAO duidelijk aangeeft dat de onderwerpen intern kwaliteitszorgsysteem en resultaten van bijzonder belang worden geacht. Het oordeel op onderwerpniveau dient weergegeven te worden als voldoende of onvoldoende. Dit houdt echter niet in dat er in de onderbouwing geen sprake zou kunnen zijn van nuancering. Als er binnen een onderwerp op basis van de facetoordelen sprake is van een ‘goede’ of zelfs ‘excellente’ situatie dan moet dat in de formulering tot uitdrukking kunnen komen. Een bijzondere situatie doet zich voor bij opleidingen in opbouw die in de visitatie meegenomen moeten worden. Deze opleidingen bevinden zich in een bepaalde fase van ontwikkeling en hebben nog geen afgestudeerden. Op bepaalde onderwerpen (resultaten bijvoorbeeld) kan geen oordeel geven worden. In die situaties zal het oordeel gebaseerd zijn op wat gerealiseerd is, de verdere plannen en het vertrouwen dat is ontstaan in een succesvolle verdere realisering van de opleiding. Anders gezegd; daar waar resultaten afwezig zijn, is een scherp zicht op de borging van groot belang. Eindoordeel Het eindoordeel over de opleiding is positief indien het oordeel over elk van de 6 onderwerpen tenminste voldoende is. De NVAO heeft bepaald dat voor elke opleidingsvariant afzonderlijk de basiskwaliteit gewaarborgd moet zijn. Ook heeft de NVAO bepaald dat de opleiding alleen in aanmerking komt voor accreditatie als elke locatie voldoet aan de in het kader genoemde criteria voor basiskwaliteit. Dit zou inhouden dat een positief eindoordeel alleen mogelijk is als elke variant en elke locatie op elk onderwerp tenminste als voldoende is beoordeeld. De consequentie hiervan zou zijn dat accreditatie wordt onthouden indien, bijvoorbeeld, de grote voltijdvariant en de hoofdlocatie als voldoende worden beoordeeld, maar een kleine deeltijd- of duale variant of een kleinere nevenvestiging als onvoldoende wordt beoordeeld. Omdat dit tot onevenredige schade zou leiden, heeft de NVAO de weg geopend om tot nadere afspraken met de instelling te komen over verbeteren of stoppen met de betreffende variant. Om het de gevisiteerde opleiding en de NVAO mogelijk te maken hieromtrent transparante beslissingen te nemen, wordt bij de vermelding van het eindoordeel een samenvattende tabel geplaatst met daarin de oordelen per onderwerp, facet, variant en locatie.
90
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
Samenvattend: - de beslisregels op facetniveau zijn kwalitatief (gebaseerd op duidelijke argumenten); - de beslisregels op onderwerpniveau zijn kwalitatief en rekenkundig (compensatiemogelijkheid); - beslisregels op het niveau van het eindoordeel zijn rekenkundig (alles voldoende).
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd opleiding Facility Management
91