Hogeschool Zuyd, Maastricht Opleiding: Communication & Multimediadesign, hbo bachelor; Varianten: Voltijd Visitatiedata:
12 oktober 2006
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, november 2006
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
2
Inhoud
3
Deel A:
Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per onderwerp 1.6 Schematisch overzicht oordelen 1.7 Totaaloordeel
5 7 7 8 9 10 11 11
Deel B:
Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 19 29 32 34 38
Deel C:
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4
Doelstellingen van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
41 42 47 51 53
3
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
4
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
5
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
6
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Communication & Multimediadesign van de Hogeschool Zuyd heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart in maart 2006, het moment waarop de opleiding haar zelfevaluatierapport bij NQA heeft aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek was er een panelbezoek aan de opleiding. Dit bezoek vond plaats op 12 oktober 2006. In het panel hebben de volgende personen zitting genomen: Mevrouw drs. J.E.D. Ossewold (voorzitter en domeinpanellid); De heer drs. P.J. Bogaards (domeinpanellid ); De heer A.H. Verhaar (Studentpanellid); De heer drs. J.H. Boerke (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document ‘Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties’ van de NVAO (22 augustus 2005). Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De Hogeschool Zuyd is in 2001 ontstaan uit een fusie van de Hogeschool Limburg en de Hogeschool Maastricht. De hogeschool heeft een tweelagenstructuur, met 20 Faculteiten, aangestuurd door faculteitsdirecties die onder het College van Bestuur ressorteren. De hogeschool heeft circa 13.000 studenten en zo’n 1600 medewerkers (2006). De hogeschool verzorgt 53 bacheloropleidingen en drie masteropleidingen in de sectoren economie, gezondheidszorg, kunst, onderwijs, sociaalagogisch en techniek. Vestigingsplaatsen van de hogeschool zijn Heerlen, Maastricht en Sittard. De faculteitsdirecteuren zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de werkzaamheden van hun faculteit. Dit betreft zowel de organisatie als de inhoud en structuur van het onderwijs. Daarnaast verricht de hogeschool toegepast onderzoek in ongeveer 10 kenniskringen.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
7
De opleiding Communication & Multimediadesign maakt onderdeel uit van de Faculteit ICT. De opleiding bestaat, als eerste in zijn soort in Nederland sinds 2000. De opleiding is gestart binnen een samenwerkingsverband met de Katholieke Hogeschool Limburg in Genk en de Fachhochschule Aachen. Tot 2006 werd de opleiding in Heerlen en Maastricht (jaar 3 en 4) aangeboden. Sinds september van dit jaar is er sprake van een unilocatie in Maastricht. De opleiding had in 2005 259 studenten, waarvan 85% mannen en 15% vrouwen. De instroom bedroeg in 2005 80 studenten bij een numerus fixus van 84 studenten. Er waren toen 30 docenten in dienst waarvan een deel afkomstig van de twee buitenlandse hogescholen. De student-docentratio bedraagt 1:22,1. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. De visitatie vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de validatie documentatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. De opleiding heeft op grond daarvan aanvullende informatie geleverd. Vervolgens zijn zelfevaluatierapport en bijlagen geaccordeerd. In diezelfde periode september en begin oktober 2006 bereidden de panelleden zich inhoudelijk voor op het bezoek (maand en jaar noemen). Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering te Utrecht is het bezoek door het panel concreet voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welk beroeps- en opleidingsprofiel het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidings- en faculteitsmanagement (2x) docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek is
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
8
ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd en zijn de faciliteiten en door studenten gemaakte producten bekeken. Tussen de gesprekken door heeft het panel zogenaamde ‘schakelmomenten’ ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport wordt door de opleiding accreditatie aangevraagd bij de NVAO. In het facetrapport wordt door NQA gerapporteerd op facetniveau. De opleiding heeft in november 2006 een concept van dit rapport voor een check op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het onderwerprapport wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is eveneens in november 2006 voor een check op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in december 2006. Het visitatierapport is uiteindelijk in december 2006 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
9
1.5
Oordelen per onderwerp
1.5.1 Doelstellingen opleiding Het facet Domeinspecifieke eisen is beoordeeld met een voldoende; de andere twee facetten van dit onderwerp met een goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.2 Programma De facetten Studielast, Duur en Afstemming van vormgeving en inhoud zijn beoordeeld met een goed, de overige vijf facetten met een voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.3 Inzet van personeel De facetten Eisen HBO en Kwaliteit personeel zijn beoordeeld met een goed, het facet Kwantiteit personeel met een voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.4 Voorzieningen Het facet Materiële voorzieningen is beoordeeld met een goed, het facet Studiebegeleiding met een voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.5 Interne kwaliteitszorg Het facet Evaluatieresultaten is beoordeeld met een goed, de facetten Maatregelen tot verbetering en Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld met een voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.6 Resultaten Beide facetten van dit onderwerp zijn beoordeeld met een voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
10
1.6
Schematisch overzicht oordelen
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau Bachelor 1.3 Oriëntatie HBO Bachelor Totaaloordeel 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel 6.1 Gerealiseerde niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
1.7
Opleiding Communication & Multimediadesign Voldoende Goed Goed Positief Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Goed Goed Voldoende Positief Goed Voldoende Goed Positief Goed Voldoende Positief Goed Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Positief
Totaaloordeel
Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan in paragraaf 1.5 waaruit blijkt dat de opleiding op de zes de onderwerpen positief scoort, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleiding positief is. De opleiding voldoet op alle facetten aan basiskwaliteit en gaat daar op meerdere facetten bovenuit.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
11
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
12
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
13
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
14
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Voldoende
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Daar de opleiding in Nederland de eerste was in haar soort, bestond er nog geen landelijk beroeps- en opleidingsprofiel. De opleiding baseerde zich voor haar competenties op een Euregionaal onderzoek naar de behoefte aan breed opgeleide multimediaprofessionals in het domein van de digitale communicatie (BV Hogeschool Limburg Contracting, Opleiding Communicatie en Multimediadesign. Eindrapport project Haalbaarheidsonderzoek naar een opleiding Communication & Interactive Digital Media, Heerlen 1999). Dit rapport gaf niet alleen een marktverkenning en een verkenning van multimedialand, maar ook een uitwerking van een gewenst curriculum en opleidingsprofiel. Er was sprake van twee afstudeerprofielen: Consultant Nieuwe Media en Multimediaontwikkelaar en voor elk van deze profielen zijn in algemene zin competenties geformuleerd. Deze competenties vormden in 2000 de basis van de toenmalige opleiding. • In 2002 is er een groot internationaal onderzoek uitgevoerd binnen de C-MDsector het zogenoemde NAME-rapport. Daarbij zijn 26 beroepsprofielen ondergebracht in 7 beroepscategorieën. De opleiding richt zich op al die categorieën. Op grond daarvan is zij tot een aangepaste set competenties gekomen. Deze set van competenties (2004) heeft betrekking op a. Visie en strategie b. Creativiteit en innovatie c. Multimedia en communicatie d. Vormgeving en ontwikkeling e. Multimediatechnologie f. Internationale en Euregionale oriëntatie g. Professionaliteit In het document Eindtermen C-MD worden deze competenties nader uitgewerkt. De laatste: ‘Professionaliteit’, bestaat uit een tiental persoons- en beroepskenmerken. • Inmiddels is er op landelijk niveau door een stuurgroep waarin alle CROHOgeregistreerde C-MD-opleidingen zitting hebben een nieuwe set competenties ontwikkeld op grond van een Landelijk beroeps- en competentieprofiel (april 2005). Deze competenties zijn reeds gevalideerd door het lokale werkveld (Notulen werkveldcommissie mei 2005) en worden binnenkort ter validatie voorgelegd aan het landelijke werkveld door het Landelijk Platform C-MD-opleidingen. Er worden drie competentieniveaus onderscheiden: algemene hbo- of bachelorcompetenties,
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
15
•
•
•
•
domeincompetenties en specifieke opleidingscompetenties. Elke domeincompetentie is gekoppeld aan een aantal gedragsindicatoren die een nadere uitwerking geven. Niet duidelijk is welke opleidingsspecifieke competenties de opleiding wil gaan hanteren. De opleiding werkt samen in een internationaal en Euregionaal verband binnen de Interfaculteit C-MD. Drie hogescholen in de Euregio bundelen binnen de Interfaculteit relevante kennis en inzichten; samen ontwikkelen zij onderwijs op het gebied van communicatie en multimedia en voeren zij dit uit. De Fachhochschule Aachen, de Katholieke Hogeschool Limburg te Genk en de Hogeschool Zuyd hebben de doelen en het programma van de opleiding C-MD gezamenlijk ontwikkeld en op elkaar afgestemd. De studenten volgen het onderwijs in de hogere jaren samen met buitenlandse studenten en mede onder begeleiding van buitenlandse docenten. De opleiding wil zich profileren en positioneren door daadwerkelijk invulling te geven aan deze internationale en Euregionale samenwerking. Het panel heeft op basis van documenten en gesprekken kunnen vaststellen dat deze internationalisering ook daadwerkelijk vorm heeft gekregen in bijvoorbeeld studenten- en docentenuitwisseling, gemeenschappelijke modules van de drie deelnemende partners, buitenlandse stages, de aandacht voor het Engels, het gebruik van Engelstalige modulen en vakliteratuur. In een document Buitenlandse programma’s laat de opleiding zien hoe zij zich verhoudt tot opleidingen in Amerika, Ierland, Denemarken en Duitsland. De opleidingen zijn daar met name minder breed. Het panel is gezien de tot nu toe gehanteerde doelstelling en eindkwalificaties van oordeel dat deze weliswaar adequaat en relevant voor het domein zijn, maar nog te weinig een expliciet beeld geven van de eigen visie en positionering van de opleiding wat betreft het vakgebied. Een aanscherping van die visie maakt het mogelijk tot een duidelijker focus te komen en daarmee tot een duidelijker prioriteitstelling ten aanzien van het curriculum. Zorg van het panel is dat de opleiding te breed wordt als het de ontwikkeling binnen het vakgebied niet beoordeelt en filtert vanuit een heldere visie en positionering. Het nieuwe opleidingsprofiel geeft daartoe goede mogelijkheden evenals de keuze van de opleiding om tot drie nieuwe afstudeerprofielen te komen (zie 2.2). Het panel komt daarom tot een oordeel voldoende en niet tot een goed voor dit facet.
Facet 1.2
Niveau Bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Hierboven is reeds beschreven welke eindkwalificaties de opleiding hanteert en welke ze in de nabije toekomst gaat gebruiken.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
16
• •
•
•
•
•
Ter definiëring van het bachelorniveau hanteert de opleiding de tien generieke hbokwalificaties zoals die zijn geformuleerd door de commissie Franssen. Als referentiekader voor de bepaling of de eindkwalificaties aansluiten bij internationaal geaccepteerde beschrijvingen gebruikt de opleiding de Dublin descriptoren. De opleiding heeft deze Dublin descriptoren en de tien generieke hbo kernkwalificaties van de commissie Franssen gekoppeld. In een aantal documenten laat de opleiding vervolgens zien hoe de nagestreefde competenties zich verhouden tot enerzijds de tien generieke kwalificaties van de commissie Fransen en anderzijds tot de Dublin descriptoren. Dat gebeurt aan de hand van een matrix, maar ook door middel van uitgebreide beschrijvingen. Tevens wordt in een andere matrix ook duidelijk gemaakt hoe generieke en startkwalificaties een doorwerking krijgen in curriculum en onderwijsaanpak. De opleiding gaat er vanuit dat de competenties die de afgestudeerde moet bezitten globaal in drie niveaus zijn te verdelen: - het eerste niveau bevat de competenties die nodig zijn om een willekeurig multimedia object te ontwerpen / realiseren; - het tweede niveau bevat de competenties die nodig zijn om de eigen producten en die van anderen te beoordelen; - het derde niveau bevat de competenties die nodig zijn om de gekozen oplossing vanuit een breder perspectief te bekijken. Het werkveld (werkveldcommissie en werkveldpanel) en de alumni (alumnipanel) hebben zich blijkens notulen en verslagen positief uitgesproken over het beoogde niveau van de competenties. Het panel stelt vast dat de nagestreefde competenties aantoonbaar aansluiten bij de Dublin descriptoren. Van belang is dat uit notulen gebleken is, dat de leden van de werkveldcommissie een positief kritische rol spelen bij de toetsing van het behaalde hbo-(eind)niveau van de afgestudeerden.
Facet 1.3
Oriëntatie HBO Bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Hierboven is reeds aangegeven welke eindkwalificaties de opleiding hanteert en hoe die aansluiten op uitgevoerde (markt)onderzoeken en een door het relevante beroepenveld opgesteld beroepsprofiel en de eindkwalificaties. Het beroepsprofiel geeft een beeld van het werkveld van de ‘digitale communicatieoplossingen’ de
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
17
•
•
•
•
•
ontwikkelingen daarin, de beroepsfuncties en beroepscompetenties.(Landelijk beroeps-en competentieprofiel Communication & Multimediadesign; 2005). Het doel van de professional bachelor opleiding Communication & Multimedia Design (C-MD) van de Hogeschool Zuyd is ‘het opleiden van mensen tot breed opgeleide, multidisciplinaire multimediaprofessionals die in staat zijn multimediacommunicatie vraagstukken op te lossen, te beheren, te concipiëren, te ontwikkelen, te ontwerpen, te exploiteren en/of te realiseren, die tegemoet komen aan de behoeften van eindgebruikers binnen diverse sectoren van de samenleving’. De scope van de C-MD’er is gericht op het helpen oplossen van media gestuurde communicatievraagstukken ten dienste van de eindgebruiker (doelgroep) binnen de context waarin deze (die) zich bevindt. Om dit mogelijk te maken, is het nodig dat de C-MD’er zich laat leiden door de wensen en behoeften van de eindgebruiker. In samenspraak met die eindgebruiker leert de C-MD’er van het begin af aan te werken aan de oplossing van een probleem met als uitgangspunt de ‘human needs’ en niet de technologie.Vandaar dat de scope het beste kan worden omschreven als ‘Co-makership of enduser programmed multimedia solutions’. Hiervoor is reeds gewezen op het (NAME-rapport).waarbij 7 beroepscategorieën, zijn benoemd. De 7 categorieën zijn: a. Projectmanagement b. Authoring c. Grafische realisatie en design d. Software-ontwikkeling e. Website-administratie f. Webmarketing g. Algemeen. De opleiding richt zich zoals gezegd in haar aanbod op al deze categorieën, waarbij studenten accenten leggen door middel van keuzes die zij maken in het derde en vierde jaar. De werkvelden waarin afgestudeerde C-MD’ers terecht kunnen komen zijn heel divers. Hiertoe behoren (de opsomming is niet volledig): - Multi media bedrijven (meestal bedrijven van kleine omvang < 30 medewerkers) - Marketing- en reclamebedrijven - Freelance- en zelfstandig ondernemerschap - ICT dienstverleners - Communicatie - en marketing afdelingen van overige bedrijven, Educatieve instellingen en uitgeverijen - Overheden - Non profit instellingen in de zorg, cultuur, onderwijs et cetera. De beroepen waarvoor opgeleid wordt zijn beschreven in de Studiegids. Deze sluiten aan bij de door het beroepenveld gegeven beschrijvingen. Beginnende beroepen zijn onder andere accountmanager, medewerker communicatie en junior developer. De professionele competentie van de afgestudeerde maakt het mogelijk om door te groeien naar functies als projectleider, consultant en 3D-videospecialist.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
18
•
Om vast te stellen of de opleidingskwalificaties door het werkveld actueel en relevant bevonden worden, heeft de opleiding een viertal instrumenten: er is regelmatig overleg over de competenties met de werkveldcommissie waarvan de leden werkzaam zijn in het werkveld in beleidsvormende en/of strategische functies; resultaten van enquêtes onder werkveld en alumni; het overleg met de andere C-MD-opleidingen draagt bij aan de bepaling van de gewenste competenties, de contacten van de opleiding met de bedrijfsstage- en afstudeerbegeleiders.
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen HBO
Voldoende
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De vakliteratuur, inclusief internetbronnen, is opgenomen in de literatuurlijst. De opleiding maakt veel gebruik van in de praktijk gehanteerde vakliteratuur. De opleiding heeft voor de te gebruiken vakliteratuur een aantal duidelijke uitgangspunten: in de eerste jaren is deze meer praktisch en op directe toepasbaarheid gericht; in de latere jaren komen meer kritische visies naar voren. In de eerste twee jaar wordt er meer basiskennis opgenomen met voor het grootste deel Nederlandstalige literatuur. In de latere jaren is de literatuur meer verdiepend en voornamelijk Engelstalig. De literatuur is ook opgenomen in de modulewijzers. Het panel herkent deze uitgangspunten wel, maar is van oordeel dat te veel literatuur alleen wordt aanbevolen en dat te weinig literatuur verplicht is. Het panel vindt deze (aanbevolen) literatuur wel voldoende breed en overwegend relevant en grotendeels actueel. Het internationale karakter zou versterkt kunnen worden. Waardering heeft het panel voor de bruikbaarheid en degelijkheid van de studie- en modulewijzers. Naast de ook in de praktijk gebruikte vakliteratuur (rol Internet) bevatten de casemodulen in de eerste twee jaar aan de praktijk ontleende opdrachten. Met name in het derde jaar spelen ook opdrachten uit het bedrijfsleven een belangrijke rol (zie hieronder). De studenten geven blijkens blokenquêtes aan dat zij voldoende tot ruim voldoende tevreden zijn over de leermiddelen.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
19
•
•
•
•
•
Het panel stelt vast dat de interactie met de beroepspraktijk voldoende is. Elke student loopt gedurende het vijfde semester stage (29 EC’s) bij een bedrijf of instelling en een afstudeerproject (32 EC’s) gedurende het achtste semester, eveneens bij een bedrijf of instelling. Jaarlijks zijn er, zoals studenten aangaven, gastdocenten en elke student gaat minstens een keer tijdens zijn studie op bedrijfsbezoek. Het leerbedrijf C-MD-Solutions dat contacten heeft met zo’n dertig bedrijven, zorgt voor opdrachten uit het beroepenveld die door studenten worden uitgevoerd, waarbij zij dan ook contact hebben met de opdrachtgever. Het panel heeft daar veel waardering voor. Ook vindt het besluit van de opleiding om de praktijkcomponent in de eerste twee jaar te versterken verstandig. De casemodulen worden regelmatig aangepast aan nieuwe inzichten en ontwikkelingen in de praktijk. De modulen in het derde en vierde jaar zijn meer thematisch van opzet en kunnen hierdoor qua inhoud gemakkelijker worden aangepast door gebruik te maken van actuele (internet)bronnen, nieuwe ontwikkelingen en zogeheten 'white papers'. Uit de modulewijzers komt een duidelijke samenhang tussen inhoud module en actuele ontwikkelingen in het vakgebied naar voren. De taakplanning van de docenten is op innovatie gericht: zij worden geacht tijdig nieuwe ontwikkelingen te signaleren en deze in te brengen als inhoud van de modulen van het volgende jaar. Alle docenten zijn actief binnen de stage- en /of afstudeerbegeleiding en komen zo in contact met bedrijven. Ook hier moet de positieve rol van het leerbedrijf genoemd worden. Uit het reglement van de werkveldcommissie blijkt dat een van haar expliciete taken is de opleiding op de hoogte te houden van nieuwe ontwikkelingen. De opleiding geeft in het zelfevaluatierapport een aantal voorbeelden van belangrijke ontwikkelingen waarop de opleiding inhaakt zoals - Mobiele communicatie (module Mobile Communication) - Het semantisch web (module Content is King, module The Interface en module Webservices & Multimedia Databases ) - Online journalism (module Infotainment ) - Digitale ongelijkheid (module The Digital Divide ) - Europe & New Media (module Europe & New Media). Niet duidelijk is geworden op grond van welke criteria/normen bepaald wordt of de opleiding al dan niet inspeelt op een van de vele en snelle ontwikkelingen in het vakgebied. Ook hier blijkt de noodzaak van een duidelijk focus zoals bepleit bij facet 1.1. Studenten komen al vanaf het eerste jaar in verschillende modulen in aanraking met onderzoeksmethoden en –vaardigheden (verzamelen, analyseren en interpreteren van informatie, probleemformulering en –oplossing, reflectievaardigheden). Als voorbeeld kunnen dienen de onderzoeksopdrachten bij Marketing en Communicatie. In het derde en vierde jaar is er bij elke stage –en afstudeeropdracht sprake van een (bedrijfsgericht)onderzoek. Maar daarnaast worden ook via literatuur en begeleiding door docenten onderzoeksvaardigheden aangereikt. Docenten die betrokken zijn bij de kenniskring Nieuwe Media verzorgen onderwijs binnen C-MD onder andere in de modulen Globalisation & New Media en Mobile Communication.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
20
•
•
Op grond van een inventarisatie die de opleiding heeft gedaan ten aanzien van de kennisontwikkeling door interactie met toegepast onderzoek, is besloten een meer structurele leerlijn te gaan uitzetten conform het hogeschoolbeleid. Zo wordt in het derde jaar met ingang van het studiejaar 2006/2007 een module (Praktijk)onderzoek verplicht ingevoerd. Het panel juicht deze ontwikkeling toe. Grafische en audiovisuele vaardigheden worden aangeleerd in diverse vakken in het eerste en tweedejaar zoals audiovisuele vormgeving en graphic design. Deze vaardigheden worden verder uitgediept in het derde en vierde jaar. Een student die zich meer specialiseert op dit gebied volgt daarmee een uitstroomprofiel van developer. Interactieve montage van nieuwe media is in het eerste en tweede jaar met name terug te vinden in de vakken ICT en Graphic Design. In het tweede en derde jaar vooral in de modules Content is King en Web services en Multimedia Databases. Specialisatie op dit terrein past eveneens in het profiel van developer. Communicatieve vaardigheden worden in de eerste twee jaar met name geoefend in het vak Communication en in de cases. In de laatste twee jaar met name in modules als Digital Divide, Multimedia Management, Ondernemerschap en Innovatie. Bij specialisatie op dit gebied volgt de student een uitstroomprofiel van consultant. Het panel vindt het positief dat er blijkens het gesprek met de studenten voldoende aandacht is voor de persoonlijke ontwikkeling. Docenten wijzen in dit verband op de module Self Esteem. Wel heeft het panel de indruk dat met name de vaardigheid om tot een eigen visie/ standpunt te komen, zoals wel gebeurt in onderdelen als kunstgeschiedenis en filosofie, ook in andere onderdelen versterkt moet worden. Gezien de kritische kanttekeningen die het panel bij een aantal aspecten van dit facet heeft geplaatst, komt het panel niet tot het oordeel goed dat de opleiding zichzelf toedicht, maar tot het oordeel voldoende.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Voldoende
Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het onderwijs dat verzorgd wordt, maakt onderscheid tussen case gerelateerde vakken en niet- case gerelateerde vakken die complementair aan elkaar (kunnen) zijn. Het casegebaseerde onderwijs wordt in de eerste twee studiejaren vormgegeven vanuit een achttal praktijkproblemen welke opklimmen in moeilijkheidsgraad. Elk studiejaar in het eerste en tweede jaar bestaat uit vier onderwijsblokken in de vorm van casemodulen. Elk praktijkprobleem vormt een caseproject. Een casemodule
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
21
•
•
•
bestaat meestal uit een onderwijsblok van 10 weken die elk weer bestaat uit vijf lesweken, een toetsweek en een drietal caseweken waarin wordt gewerkt aan een case project, individueel of in groepen. De studenten werken dan aan een authentiek (ontwerp)probleem, waarbij gebruik wordt gemaakt van de kennis en vaardigheden die ze in de voorafgaande weken hebben opgedaan. Het panel is enthousiast over deze wijze van werken zowel wat betreft de vorm als de inhoud. De benodigde kennis en vaardigheden worden opgebouwd vanuit vijf ‘kernvakken’: Audio/Video, Business/Marketing, Communicatie, Grafisch ontwerpen en Informatie- en communicatietechnologie. De hierbinnen gehanteerde didactische werkvormen zijn een mix van practica, hoorcolleges, groepswerk en zelfstudie. De laatste twee a drie weken zullen de studenten werken aan de caseprojecten. De docent vervult dan volledig de rol van coach en de student werkt individueel of in een groep, aan het caseproject. Naast deze kernvakken en casegerelateerde disciplines, volgt de student ook nog andere vakken zoals bijvoorbeeld Multimediatechnologie, Engels, Filosofie van de Techniek, Rapporteren en schrijfvaardigheden, Kunstgeschiedenis en Nieuwe Media, Projectmatig werken, Beroepsoriëntatie, Interactieve Mediaconcepten, Creatieve Ontwerpen en Multimediarecht. Deze vakken zijn over de blokken en jaren verdeeld. In de modulewijzers worden steeds per vak de competenties en de daaraan gerelateerde leerdoelen beschreven in termen van kennis, vaardigheden en houding. Zowel in een beschrijving als in twee uitgebreide matrixen laat de opleiding zien hoe de programma-onderdelen zijn gerelateerd aan de nagestreefde competenties en hoe de leerdoelen per vak zijn gerelateerd aan die competenties. Het panel vindt dat hier sprake is van een helder en overtuigend overzicht. Het panel heeft hiervoor al geconstateerd dat aan de ambitie van de opleiding om aan internationalisering te doen, ruimschoots wordt voldaan. In dat kader is het positief dat de borging van de kwaliteit van de gezamenlijk met Aken en Genk ontwikkelde keuzemodulen nog versterkt wordt. Waardering heeft het panel ook voor de wijze waarop, wat door de opleiding het ‘human needsmodel’ wordt genoemd, verweven is in het curriculum in verschillende modulen en opdrachten. Positief vindt ze ook dat er reeds enige aandacht wordt besteed aan culturele diversiteit/identiteit in bijvoorbeeld een module als Europe & New Media (interculturele communicatie). Dit aspect gaat nog versterkt worden door de nieuwe minor Cultural Awareness die ontwikkeld wordt. Het panel vindt expliciete aandacht voor dit aspect van groot belang, zowel vanwege ontwikkelingen in het vakgebied, als vanwege een gerichter en helderder positionering van de opleiding. Er zijn momenteel twee uitstroomprofielen van de opleiding developer en consultant. In het zelfevaluatierapport wordt aangeven dat in de opleiding zelf niet altijd even duidelijk is welke keuzen leiden tot welk uitstroomprofiel. Dat bleek ook uit de gesprekken met studenten en alumni. Er wordt wat teveel de nadruk gelegd op brede inzetbaarheid. Mede gezien ontwikkelingen in het vakgebied wordt op dit moment gewerkt aan het veranderen van de twee profielen naar drie profielen (multimedia en communicatie, multimedia en technologie en multimedia en vormgeving) en het in het curriculum verankeren hiervan, zodat studenten doelgerichter accenten kunnen leggen bij de samenstelling van de leerroute. Het panel is positief over deze
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
22
•
•
ontwikkeling, omdat ze design/vormgeving als belangrijke dimensie van het vak tot op heden onderbelicht vindt. Zij adviseert de opleiding dit domein te verdiepen en samenwerking met het ontwerponderwijs te zoeken op dit gebied. In dat kader is het positief dat de opleiding met ingang van het cursusjaar 2006-2007 de samenwerking met de Academie van Beeldende Kunsten heeft versterkt door het aanbieden van een gemeenschappelijke module ‘The Guerilla Lab’ in de Interfaculteit. De opleiding geeft aan dat in het kader van een nieuw onderwijsmodel met name in de eerste leerjaren gewerkt gaat worden aan een herschikking, samenvoeging of splitsing van onderwijseenheden en aanpassing van het aantal credits. In dat kader vindt het panel het van belang dat bij een aantal modulen (bijvoorbeeld The Narrative) getracht wordt deze minder ‘ vol’ maar met meer diepgang te maken. Uit gesprekken met afgestudeerden en werkveldvertegenwoordigers is duidelijk geworden dat het programma de mogelijkheid biedt om nagestreefde competenties daadwerkelijk te behalen. Het panel is eveneens van oordeel dat de inhoud van het programma studenten de mogelijkheden biedt om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken, omdat er sprake is van aantoonbare relaties tussen de doelstellingen van de vakken (vakinhoudelijk, vaardigheden, attitude, enz.) en competenties. Hoewel er verbeteringen nodig zijn en daar ook aan gewerkt wordt, vindt het panel het programma een voldoende concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het komt daarom tot het oordeel voldoende op dit facet.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Voldoende
Criteria - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Centraal staan in de eerste twee jaren een viertal cases: bijvoorbeeld Mirror, mirror on the screen, Cross media promotion. Deze zijn per jaar volgtijdelijk opgebouwd. Zij zijn gericht op het cumulatief verwerven van specifieke kennis, ambachtelijke vaardigheden en inzichten uit kerndisciplines als Audio/Video, Communicatie, Graphic Design. Daarnaast worden vakken gegeven voor meer algemene kennis. Daardoor is er in sterke mate sprake van horizontale samenhang. Elke case wordt afgesloten met een beroepsproduct waarin de opgedane kennis, vaardigheden en inzichten integraal moeten worden toegepast. Studenten blijken dit principe goed te herkennen en te waarderen. In de laatste studiejaren wordt de mate van integratie tussen twee of meer disciplines bepaald door het profiel en de thema's die de student kiest. • Verticale samenhang wordt in eerste instantie bereikt door de globale opbouw van het programma: oriëntatie op het vakgebied in het eerste jaar, toepassing en verdieping in het tweede en derde jaar en verdere verdieping en specialisatie in het vierde jaar. Door alle jaren heen vormen de disciplines marketing/business,
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
23
•
•
communicatie, vormgeving, technologie en audio/video de rode draad van het curriculum. Verticale integratie realiseert de opleiding verder doordat ze in het curriculum rekening houdt met afhankelijkheden tussen de onderdelen en aangeeft welke leerroutes er mogelijk zijn. Daarbij heeft zij de afhankelijkheden weggenomen waar zij niet strikt noodzakelijk zijn, zodat de student de mogelijkheid heeft om zijn eigen studiepad vorm te geven door eventueel af te wijken van de geprogrammeerde volgordelijkheid. In die zin werkt verhelderend dat in de modulewijzers (niet in alle) expliciet wordt aangegeven wat er voor die module nodig is en waarop deze vooruitloopt. Bij een aantal onderdelen is volgens het zelfevaluatierapport juist voor een logische leerlijn gekozen om de competenties qua niveau te kunnen opbouwen. Het panel heeft echter noch de hierboven genoemde leerroutes, noch de ‘logische leerlijnen’ kunnen ontdekken. Zo wordt niet duidelijk hoe de vijf verschillende disciplines zich tot elkaar verhouden. In een paar uitgebreide maar complexe en naar de mening van het panel weinig inzichtelijke schema’s laat de opleiding zien hoe het bovenstaande vorm krijgt. In het derde jaar speelt de afstemming theorie-praktijk een belangrijke rol. In een onderwijseenheid die speciaal gericht is op de oriëntatie op de beroepspraktijk, wordt de student voorbereid op de stage. In de stage kan de student zijn reeds verworven competenties inzetten en verdiepen, Na de stage wordt voortgeborduurd op de opgedane ervaringen met name waar het gaat om het toegenomen vermogen tot zelfstandigheid, zelfreflectie en het bewust maken van keuzes wat in het derde en vierde jaar belangrijk is. Uit het gesprek met de studenten bleek dat zij vooral door de informatievoorziening voldoende zicht hebben op de opbouw en samenhang van het curriculum: zo zijn er curriculumoverzichten en schema’s in studiegids en het intranet; via Blackboard wordt aangegeven wat je wanneer gaat doen; aan het begin van het semester wordt er een presentatie gegeven van alle modules, wat een goed overzicht geeft; er zijn forums die modulebeschrijvingen geven. Studenten beoordelen blijkens evaluaties. de samenhang als voldoende (6.1 op een schaal van 1-10). Gezien de opmerkingen van het panel ten aanzien van de verticale samenhang is zij het met dat cijfer wel eens en komt dus tot het oordeel voldoende.
Facet 2.4
Studielast
Goed
Criteria - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het curriculumoverzicht en de studiegids is duidelijk beschreven hoe de geplande studielast is verdeeld over de programmaonderdelen, herkenbaar aan het aantal EC’s per onderdeel. Tevens is in de modulewijzers aangegeven hoe de studielast binnen een module gepland is over de verschillende weken.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
24
•
•
•
De opleiding voert periodieke schriftelijke en/of mondelinge evaluaties uit bij studenten en alumni waarbij gevraagd wordt naar de feitelijke studiebelasting in vergelijking met de geplande. Hierbij voorkomende belemmerende factoren kunnen zijn de zwaarte van sommige programmaonderdelen en persoonlijke capaciteiten, inzet en motivatie van de student. Op basis van de evaluaties worden door het docententeam bijstellingen uitgevoerd aan het curriculum en/of de inhoud van modulen indien het om structurele bevindingen gaat. Een voorbeeld in het zelfevaluatierapport van een belemmering en de daaropvolgende bijstelling is dat de als lang en saai ervaren hoorcolleges zijn vervangen door instructiecolleges aan kleinere groepen. Studenten geven aan dat de sterkere studielast aan het eind van een blok (opdracht inleveren + tentamen) na klachten op dit punt sterk verbeterd is. Op grond van blokevaluaties kan gesteld worden dat de gemiddelde studielast goed overeenkomt met de geplande studielast. De studenten geven aan dat de tijd die zij moesten investeren gelijk was aan of iets meer was dan de geplande tijd. Dit werd bevestigd in het gesprek met de studenten. De opleiding is pittig maar is in vier jaar te halen. In individuele gevallen worden studiepaden aangepast of worden anderszins voorzieningen getroffen, dit onder regie van de mentor/jaarleider en met goedkeuring van de examencommissie. De begeleiding (zie 4.2) is een belangrijk instrument om mogelijke studiebelemmerende factoren te signaleren en op te lossen. Studenten geven aan dat ze bij voorkomende studievertraging goed worden begeleid.
Facet 2.5
Instroom
Voldoende
Criteria - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het toelatingsbeleid is beschreven in de studiegids, de voorlichtingsbrochures en de webportal van de hogeschool. De opleiding gaat uit van de wettelijke toelatingseisen. Aanbevolen (doch niet verplicht) in vakkenpakket zijn de vakken: wiskunde en Cultuur- en Kunstzinnige Vorming (CKV). De opleiding hanteert een numerus fixus van 84 instromende studenten. De opleiding streeft naar een minimum aantal vrouwelijke studenten van 20%. • Buitenlandse studenten met de juiste vooropleiding moeten het Staatsexamen NT2 met succes hebben afgerond. Een persoonlijk gesprek kan deel uitmaken van de toelatingsprocedure. • Studenten die niet over de juiste vooropleiding beschikken, minimaal 21 jaar of ouder zijn en de Nederlandse taal behoorlijk beheersen, kunnen een toelatingsonderzoek aanvragen bij de decaan van de faculteit ICT.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
25
•
•
•
•
•
Voor mbo'ers geldt dat in sommige situaties waarbij de genoten opleiding beter aansluit op de opleiding C-MD het mogelijk is om vrijstelling(en) te verkrijgen voor bepaalde vakken. Er is een duidelijke procedure m.b.t. het aanvragen en verlenen van vrijstellingen op grond van eerder verworven competenties en er is een verkort programma voor instromers vanuit het vwo. De voorwaarden en procedures zijn opgenomen in de Studiegids. De verkorte route voor vwo’ers wordt per studiejaar 2006/2007 afgebouwd. In plaats daarvan wordt onderzocht hoe op basis van EVC door middel van intake-assessments flexibele leerroutes mogelijk zijn. Ter verbetering van de aansluiting worden open dagen en meeloopdagen georganiseerd. In het eerste jaar wordt speciale aandacht besteed aan de aansluiting door mentoren en jaarleiders. Voor aankomende studenten worden meeloopdagen georganiseerd Kenmerken van werkvormen uit het studiehuis van havo en vwo zijn: zelfstandigheid, discipline, samenwerken, kennisverwerving en bronnen verzamelen. Deze komen terug binnen de vakdisciplines en de cases van de opleiding. Bijzondere individuele situaties leiden tot een aangepast studiepad, in overleg met de opleidingscoördinator en met instemming van de examencommissie. Voor studenten met beperkingen worden aansluitingsbevorderende maatregelen getroffen zoals extra begeleiding via mentor/decaan en/of indeling in X-groepen (dyslexie) bij toetsen. Studenten geven via evaluaties aan dat de aansluiting op de vooropleiding bijna voldoende is (score 5.5 op een schaal van 1-10).Dat lijkt voornamelijk te maken te hebben met het niveau van de onderwijseenheden (pittig). Uit het gesprek met de studenten is ook duidelijk geworden dat de voorlichting nog teveel de nadruk legt op techniek en de computer, terwijl de opleiding dat niet voorstaat en in de praktijk juist sterk de nadruk ligt op communicatie, wat het panel ook terecht vindt.
Facet 2.6
Duur
Goed
Criteria - De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbobachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft haar curriculum geprogrammeerd voor 240 EC’s in al zijn varianten en keuzemogelijkheden. Een deel van de 240 EC’s kan worden toegekend op basis van eerder verworven competenties. Voor instromers vanuit het vwo is er de mogelijkheid om de 240 EC’s in een periode van 3 jaar te behalen door het traject met hogere snelheid te volgen. In het curriculumoverzicht is het aantal EC’s per programmaonderdeel beschreven.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
26
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Goed
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De didactische visie van de opleiding is vastgelegd in het document Didactisch concept en de notitie ‘Inrichting van de onderwijsorganisatie in competentiegericht onderwijs’ en Uitgangspunten voor de inrichting van de onderwijsomgeving in competentiegericht onderwijs. Belangrijk uitgangspunt is dat de opleiding studenten wil laten leren van ervaringen, door hen te laten werken aan taken en opdrachten die afkomstig zijn uit de praktijk. Om de succeservaringen tijdens het leren te bevorderen, voorziet de opleiding de studenten van relevante basiskennis en vaardigheden om de taken en opdrachten op hun eigen niveau op te lossen. Samenvattend is het onderwijsconcept van de opleiding als volgt te typeren: ‘Een competentiegerichte opleiding waarin docenten en studenten werken en leren in een constructivistische leeromgeving’. De opleiding tracht dit te realiseren binnen een zogenoemde leergemeenschap, ‘waar de lerenden samenwerken en elkaar ondersteunen als zij een variëteit aan tools en informatiebronnen gebruiken in het bereiken van hun leerdoelen en probleemoplossende activiteiten’. Gezien de uitgangspunten van de opleiding: creativiteit, innovatie, professionaliteit en internationale oriëntatie past het didactisch concept daar goed bij. • Uitgaande van de hierboven kort omschreven didactische visie heeft de opleiding gekozen voor case-based onderwijs met ondersteunende instructiecolleges in de eerste studiefase en keuzetrajecten met een uitvoerige praktijkcomponent in de latere studiefasen. Het panel heeft reeds zijn waardering uitgesproken over deze onderwijsaanpak. De internationale oriëntatie komt goed tot uitdrukking door de samenwerking met de Belgische en Duitse partnerinstellingen in het derde en vierde jaar. • Om de didactische visie ook in de praktijk vorm te geven maakt de opleiding gebruik van een aantrekkelijke mix aan werkvormen. Centraal staan ‘practica, werk- en instructiecolleges, groepswerk en zelfstudie’. Daarnaast zijn er blijkens een Overzicht onderwijseenheden en werkvormen werkvormen als: interview, rollenspel onderwijsleergesprek, geleide discussie, debat, simulatiespel etc. In de modulewijzers wordt steeds duidelijk beschreven welke werkvorm er in welk onderdeel toegepast wordt. • De opleiding is bezig binnen het project Nieuw Onderwijsmodel haar curriculum naar vorm en inhoud te actualiseren en daarbij in lijn te brengen met de door hogeschool en faculteit recentelijk gestelde randvoorwaarden (zie ook 2.2 ).
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
27
•
Uit evaluatiegegevens blijkt dat studenten en docenten het case-based concept als uitdagend en effectief ervaren. Zij geven een voldoende tot ruim voldoende oordeel op dit aspect. Dit beeld werd in het gesprek van de studenten met het panel bevestigd.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Voldoende
Criteria - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het toetsbeleid van de opleiding staat beschreven in het document Toetsbeleid opleiding C-MD. Het gaat hier om een degelijk document dat aandacht schenkt aan de doelstelling en algemene kaders van het toetssysteem, de toetsing zoals die momenteel plaats vindt binnen de opleiding, de organisatie en de kwaliteitszorg. • Waar mogelijk wordt intercollegiale inspectie op de toetsen van de onderwijseenheden toegepast. In de eerste twee leerjaren zijn vaak meerdere docenten betrokken bij het opstellen van toetsen. Er vindt dan overleg plaats over zowel de inhoud van de toets als over de beoordelingsnormen. Dit geldt met name bij assesments van cases. Bij de tentamens van de onderwijseenheden vindt zoveel mogelijk intervisie tussen vakdocenten plaats. Binnen de opleiding zal de borging van de toetsing nader aandacht krijgen met het oog op een adequate kwaliteitszorg van het toetssysteem. Een meer systematische benadering van de kwaliteitsbewaking is daarbij uitgangspunt, waarbij tevens de rol van het werkveld zal worden uitgebouwd. Uitgangspunten voor herziening van het ‘toetshuis’ zijn vastgelegd in het document Rapportage Toetshuis BIC. • In studiegids en OER zijn de procedures rond toetsing en examinering vastgelegd. De examencommissie ziet toe op de kwaliteitsbewaking van het toetssysteem. • In de modulewijzers staan naast de leerdoelen en werkvormen ook de toetsvormen vermeld met de daarbij behorende beoordelingswijze, weging en soms ook de toetscriteria. Waar mogelijk is een voorbeeldtoets opgenomen. De beoordeling van stage en afstudeerproject gebeurt door stage en afstudeerbegeleider geadviseerd door de bedrijfsbegeleider. Dit werd bevestigd door werkveldvertegenwoordigers en alumni. De criteria voor de beoordeling van de stageperiode zijn beschreven in de stagehandleiding, die van het afstuderen in het Draaiboek Afstudeerstage C-MD. • Toetsing van de onderwijseenheden binnen de opleiding vindt plaats via tentamens en assessments of in voorkomende gevallen een combinatie van beiden. Het tentamen omvat een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek en kan bestaan uit meerdere deeltentamens in de vorm van schriftelijke toetsen en/of opdrachten en werkstukken. Assessments vinden met name plaats bij caseprojecten, modulen in het derde en vierde leerjaar, C-MD Solutions, stage, afstudeerfase.’
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
28
•
•
Studenten krijgen feedback (individueel of in groepen zodra de beoordelingen van toetsten zijn vastgesteld. Bij de cases vindt ook feedback tussentijds plaats. Studenten zijn tevreden over de wijze van feedback geven. Uit evaluatiegegevens blijkt dat studenten de wijze van toetsen en beoordelen ruim voldoende (6,6; 7,2) vinden. Ook uit het gesprek met de studenten is duidelijk geworden dat zij vinden dat de toetsen goed aansluiten bij de leerdoelen van de betreffende module en stof die geleerd is. In de gevallen dat dat niet zo is, is overleg met de betreffende docent mogelijk. Het panel vindt dat de verdeling van verschillende toetsvormen aansluit bij de werkvormen die er gedurende de opleiding aan bod komen. Het panel is, op basis van de steekproef aan toetsen die het heeft gezien, van oordeel dat de toetsen goed aansluiten bij de leerdoelen,en inhoud van de leerstof. Er is voldoende verscheidenheid in toetsvormen om de verschillende doelen: kennis, vaardigheden, toepassing, inzicht te kunnen meten. Ook binnen een toetsvorm, schriftelijke toetsen bijvoorbeeld, is er voldoende variatie. Zo zijn er open vragen, essayvragen, meerkeuzevragen, vragen naar aanleiding van cases (bijvoorbeeld. Een filmbespreking) Het grootste deel van de toetsen is van een degelijk niveau. Wel vindt het panel dat in de casebeoordelingen, met name daar waar de studenten zich gaan verdiepen binnen de afstudeerprofielen, de individuele bijdrage van groepsleden, hun rol in het project, geprononceerder naar voren moet komen. Het panel heeft in het gesprek met het management geconstateerd dat dit een aandachtspunt voor de opleiding is en er door middel van coaching en feedback meer aandacht aan besteed gaat worden. Het panel komt daarom tot het oordeel voldoende op dit facet.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van Personeel
Eisen HBO
Goed
Criteria - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Aan de opleiding zijn18 docenten (16 mannen, 2 vrouwen) verbonden (9,03 fte). Een substantieel deel (35%) van de medewerkers heeft een deeltijdaanstelling en is daarnaast werkzaam in het relevante beroepenveld. Tevens wordt er, en studenten bevestigen dat, regelmatig gebruik gemaakt van gastdocenten, wat studenten zeer waarderen. Het panel adviseert de opleiding op termijn te streven naar een grotere diversiteit binnen het docententeam, zodat het nog meer een afspiegeling wordt van de branche en van de samenleving.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
29
•
•
•
Alle docenten hebben regelmatig en structureel contact met de beroepspraktijk in de vorm van stage- en afstudeerbegeleiding, begeleiding van excursies en betrokkenheid respectievelijk begeleiding bij het leerbedrijf C-MD Solutions. Twee docenten zijn betrokken bij de kenniskring van het lectoraat Nieuwe Media. Ook door activiteiten buiten het onderwijs zoals: congresbezoek, deelname aan seminars, workshops, contacten met de buitenlandse partners, eigen onderzoek via internet (website MIT) blijven docenten bij. Alle medewerkers met een (deeltijd)aanstelling hebben in hun takenpakket het bijhouden van nieuwe ontwikkelingen op het gebied van Communicatie en Multimedia. Naar de mening van de studenten scoren de docenten ruim voldoende (7,2; 7,8; 7,1) tot goed op het gebied van actualiteit en praktijkgerichtheid. Dit werd bevestigd in het gesprek met studenten en alumni. Docenten zijn up-to-date, niet alleen op hun eigen discipline gefocust en ze staan er voor open zelf nieuwe dingen te leren.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Voldoende
Criteria - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft, per 1 oktober 2006, 7 fulltimers en 9 parttimers in dienst. Daarnaast worden 2 docenten extern ingehuurd. De docenten van de Fachhochschule Aachen zijn allen fulltimers en die van de (Belgische) Katholieke Hogeschool Limburg zijn deels fulltime, deels parttime en deels extern ingehuurd. • Deze bezetting levert een student-docentratio op van 22,1 wat de opleiding terecht acceptabel vindt. • Uit de personeelsmonitor is gebleken dat 55% van de medewerkers binnen de faculteit ICT de werkdruk als goed ervaart en de overige 45% als (te) zwaar. Uit het gesprek van het panel met de docenten is duidelijk geworden dat de werkdruk een probleem is. Met name voor de begeleiding zouden er (meer) tutoren moeten komen. Het management heeft er oog voor en er wordt naar docenten geluisterd. Het afgelopen jaar is er al sprake geweest van uitbreiding. In het kader van het personeelsbeleid van de faculteit en de opleiding wordt in de komende jaren gestreefd naar een grotere spreiding van functies (o.a. practicumassistenten, tutoren, seniortutoren, docenten, seniordocenten). Door differentiatie in schalen kan het aantal medewerkers toenemen en is nog meer gerichte inzet mogelijk. • Naast deze functiedifferentiatie is een aanvang gemaakt met de inzet van extra personeel op flexibele basis. Het panel steunt deze aanpak, mede met het oog op de overgang naar de drie afstudeerprofielen. Het panel verwacht daarnaast dat, als gevolg van de hiervoor bepleite duidelijker focus van de opleiding, er meer samenhang tussen de activiteiten van de docenten zal ontstaan wat de vermindering van de werkdruk ten goede zal komen
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
30
• • •
Gezien de nog komende onderwijsvernieuwingen blijft werkdruk een punt van aandacht. Ondanks de gesignaleerde werkdruk ligt het ziekteverzuim binnen de opleiding C-MD al enkele jaren beneden 2%. Studenten waren tot voor kort onvoldoende tevreden over de mate van bereikbaarheid van docenten. Dit werd hoofdzakelijk verklaard door het probleem van bilocatie van de opleiding. Nu deze op één locatie is gevestigd is het bereikbaarheidsprobleem opgelost.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Goed
Criteria - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het personeelsbeleid is in eerste instantie faculteitsbeleid en is vastgelegd in het document Personeelsplan Faculteit ICT 2006-2009. Daarin zijn onder meer uitgangspunten voor loopbaanbeleid en deskundigheidsbevordering opgenomen. • Uit de CV’s die het panel heeft gezien is duidelijk geworden dat alle medewerkers een adequate opleiding hebben genoten en/of in combinatie met eerdere werkervaringen in staat zijn om het programma inhoudelijk, onderwijskundig en organisatorisch vorm te geven en uit te voeren. • Het management voert jaargesprekken met de medewerkers. Daarin worden afspraken gemaakt voor verdere ontwikkeling op inhoudelijk, didactisch en organisatorisch gebied. Tijdens deze jaargesprekken wordt er geëvalueerd op basis van door de hogeschool gehanteerde docentcompetenties, zoals die zijn beschreven in het Competentiewoordenboek. De hogeschool, de faculteit en de opleiding gebruiken dit Competentiewoordenboek als instrument om medewerkers te ondersteunen bij het realiseren en borgen van het kwaliteitsniveau. Tijdens deze gesprekken komen ook de resultaten van studentenevaluaties aan de orde. De gesprekken worden vastgelegd op een standaardformulier. Ook voor de voorbereiding op het gesprek is er een formulier. • In de taakbelasting is inhoudelijke deskundigheidsbevordering opgenomen, zowel gericht (5%=opleidingen, langere trainingen, e.d.) als ongericht (8% = vakliteratuur, conferenties, congressen, korte cursussen e.d.). Deze wordt concreet ingevuld in samenspraak met en naar behoefte van de medewerkers. Docenten geven aan dat iedereen die geen onderwijsbevoegdheid heeft een didactische scholing krijgt; twee medewerkers uit de beroepspraktijk zijn bezig met zo’n didactische scholing en een medewerker volgt een bedrijfskundige scholing. Er is veel aandacht voor het verbeteren van de Engelse taalvaardigheid. Daarnaast vindt er, zoals ook aangegeven in 3.1, op aanvraag van de docenten regelmatig scholing op het vakgebied plaats.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
31
•
•
Voor de verdieping en verbreding van hun vakkundigheid spelen tevens het ontwikkelen van de derde- en vierdejaars modulen en de activiteiten binnen het leerbedrijf C-MD Solutions een belangrijke rol. Twee docenten participeren in de Kenniskring Nieuwe Media, waarvan een tevens een promotieonderzoek uitvoert. Binnen de faculteit zijn er speerpunten geformuleerd waarin door meerdere opleidingen toegepast onderzoek wordt gedaan en waarin kenniscreatie gerealiseerd wordt. Uit de gesprekken met studenten en alumni is duidelijk geworden dat zij tevreden zijn over de docenten wat betreft vakkennis en didactische bekwaamheden. Er zijn natuurlijk verschillen, maar het totale beeld is positief. Zij zijn met name enthousiast op de praktijkinbreng van de part-timedocenten. Het oordeel van de studenten en alumni wordt bevestigd door evaluatieresultaten waarin niveau, didactische en motiverende kwaliteiten van docenten door de studenten ruim voldoende (6,8; 7,4; 7,0) worden bevonden. Het panel herkent dat en heeft daarnaast waardering voor de grote betrokkenheid en het enthousiasme van het docententeam.
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Goed
Criteria - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding is sinds september 2006 gehuisvest in een fraai gerenoveerd deel van een monumentaal pand in Maastricht. • Er zijn professioneel ingerichte instructie- en practicumruimtes en de opleiding beschikt over een goed geoutilleerde ruime studio en AV-laboratorium. Er zijn voldoende grote en kleine ruimtes voor theorielessen en groepswerk. De werkplekken van de medewerkers zijn ruim en goed toegerust. Het leerbedrijf C-MD Solutions heeft een eigen kantoorruimte. • De informatie- en communicatiemiddelen zijn adequaat. Er zijn voldoende computers. Bovendien werken de studenten, zoals zij in het gesprek aangaven, allemaal met een eigen laptop. Die is voorzien van alle relevante software die studenten krijgen als zij de laptop kopen. Er is een systeembeheerder voor hulp bij hard- en softwareproblemen. Er wordt jaarlijks een substantieel bedrag gereserveerd voor AV-voorzieningen/apparatuur. Gaat de opleiding het designprofiel aanscherpen, dan adviseert het panel de aanschaf van een aantal MAC-computers.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
32
•
• •
De studenten kunnen op diverse plaatsen via hun laptop draadloos werken op het interne netwerk van de hogeschool. De opleiding maakt gebruikt van de elektronische leeromgeving Blackboard. Het gebruik van de elektronische leeromgeving (ELO) Blackboard wordt verder ondersteund door de aanstelling van een elo-coördinator op faculteitsniveau, die de opleiding ondersteunt in het gebruik en de toepassing ervan. De bibliotheek/mediatheek moest gezien de recente verhuizing nog ingericht worden. Studenten zijn blijkens het gesprek met het panel tevreden over de nieuwe faciliteiten.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Voldoende
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het beleid t.a.v. de studiebegeleiding is vastgelegd in de documenten Studieloopbaan begeleiding C-MD, Inrichting van de onderwijsorganisatie in competentiegericht onderwijs en in de studiegids Daarin zijn doelstellingen, opzet van de begeleiding en de taken van de verschillende soorten begeleiders beschreven. • De studie- en studentbegeleiding is in eerste instantie in handen van de coördinatoren studentzaken (mentor). Er is een coördinator studentzaken (mentor) voor de propedeuse en jaar 2 en een coördinator studentzaken voor de Interfaculteit C-MD (jaar 3 en 4). • Sinds 2005 wordt de coördinator studentzaken (mentor) bijgestaan door jaarleiders. Er zijn jaarleiders ingesteld voor de propedeuse, jaar 2 en een jaarleider voor het verkorte studietraject. De doelstelling van jaarleiders is een eerste aanspreekpunt en verwijsfunctie te zijn voor studenten als ondersteuning bij het richting geven aan het eigen leer -en ontwikkelingsproces binnen de kaders die gelden binnen de opleiding. • Mentoren en jaarleiders begeleiden studenten bij het uitstippelen van de studieloopbaan en het maken van keuzes daarin; dat laatste met name in de hogere leerjaren. Bij opgetreden studievertraging wordt bekeken hoe de betreffende student het beste de studie kan voortzetten. Voor internationale studie -of stagetrajecten is de faculteitscoördinator het eerste aanspreekpunt. • De aard en intensiteit van de begeleiding verandert per studiefase en leeromgeving. Gezien de (verwachte) toenemende zelfstandigheid van de student neemt de mate van begeleiding in de loop der jaren af. In het derde jaar is de belangrijkste begeleider de stagedocent die andere taken heeft dan de mentoren en jaarleiders. Datzelfde geldt ook voor het vierde jaar waar de begeleiding in handen is van een zogenoemde 'ankerdocent' die ook het afstuderen begeleidt. Hoewel het panel het hier geformuleerde uitgangspunt van de opleiding deelt, stelt het op grond van de
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
33
• •
• •
•
•
gesprekken met studenten en alumni vast dat de begeleiding in de hogere leerjaren voor verbetering vatbaar is. Met name bij de keuzes die studenten moeten maken ondervinden ze te weinig steun. Er wordt teveel aan het eigen initiatief overgelaten. Wel is het zo dat studenten als ze om hulp/begeleiding vragen, die ook krijgen. Daarnaast is er, hoewel niet algemeen gedeeld, kritiek op de stagebegeleiding vanuit de opleiding en de voorlichting over de stagevoorlichting. Mogelijk speelt hier een rol dat docenten aangaven (zie ook 3.2) dat ze het moeilijk vinden qua belasting om de taak als vakdocent en de verzwaarde functie als begeleider te combineren. De tweedelijnsbegeleiding is in handen van de decanen en vertrouwenspersonen. Zij houden zich bezig met meer algemene of juist heel persoonlijke problemen. Uit diverse evaluaties blijkt dat (jongerejaars) studenten vinden dat de begeleiding aansluit bij hun behoeften en verwachtingen. Alleen op het punt van de afstemming op de persoonlijke situatie zijn ze niet geheel tevreden. De opleiding heeft daarom de begeleiding in het eerste jaar veranderd door het aanstellen van klassenmentoren i.p.v. de huidige jaarleiders. In het kader van het invoeren van competentiegerichte vraaggestuurde onderwijs, zal de begeleiding veranderen. Mentoren worden daarvoor getraind. Informatie betreffende de studie wordt verstrekt via de studiegids en het intranet en Blackboard (jaarkalenders, opleidingsregeling. Studievoortgangsgegevens worden vastgelegd in het studievolgsysteem Osiris en zijn via het Infonet en Blackboard te raadplegen. Studenten waren blijkens evaluatiegegevens in het zelfevaluatierapport over die informatievoorziening niet tevreden. Daarom is inmiddels het Intranet geheel geherstructureerd. Het panel heeft tijdens het gesprek met de studenten op dit punt geen kritiek meer vernomen. Het panel komt op dit facet tot het oordeel voldoende, mede omdat de opleiding duidelijk de vinger aan de pols houdt en bij gesignaleerde gebreken snel met aanpassingen ter verbetering komt.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitzorg
Evaluatie resultaten
Goed
Criteria - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het kwaliteitszorgbeleid van de opleiding is in eerste instantie hogeschoolbeleid. Dat is vastgelegd in het document Kwaliteitszorg Hogeschool Zuyd. De hogeschool baseert zich op het EFQM-systeem zoals dat is uitgewerkt door het Instituut Nederlandse Kwaliteit. In de negen aandachtsgebieden van dat systeem komen alle aspecten van de opleiding
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
34
•
•
•
• •
• •
•
aan bod. Daarbij worden ook de onderwerpen van het NVAO-kader gedekt. Centraal in de systematiek staat de Plan-Do-Check-Act-cyclus. Daarnaast is er een Planning- en Controlcyclus. Per organisatie-eenheid worden jaarplannen en begrotingen gemaakt waarin te bereiken doelen, verbeteractiviteiten en tijdplanning worden beschreven. Jaarplan en begroting vormen samen het managementcontract en zijn onderwerp van bilateraal overleg tussen College van Bestuur en directies van faculteiten en diensten. Naast de genoemde rapportages wordt tevens gebruik gemaakt van een stelsel van stuur- en kengetallen. In het kader van de kwaliteitszorg op hogeschoolniveau vindt om de drie jaar een interne audit plaats door de Audit & Controlgroep van de hogeschool. Deze audit is gericht op de vormgeving en verbetering van het kwaliteitszorgsysteem. De opleiding C-MD werd voor het laatst geaudit in het voorjaar van 2005. Het hogeschoolbeleid wordt op faculteitsniveau (in dit geval ICT) uitgewerkt in een meerjarenplan, jaarplan en begroting door de faculteitsdirecteur. Hij geeft hier tevens aan hoe beleid en planning aansluiten bij de beleidsvoornemens van de hogeschool. Binnen de faculteit werkt de opleidingscoördinator het opleidingsjaarplan nader uit. Hij bespreekt dit met de directeur en stelt het samen met hem vast. De kwaliteitszorg van de opleiding is vastgelegd in het document Kwaliteitszorg C-MD. Daarin worden beschreven: de uitgangspunten, de verbetercyclus per blok volgens PDCA, de streefdoelen en een uitgebreide analyse van resultaten van de afgelopen jaren waarin wordt beschreven of de streefdoelen daadwerkelijk zijn behaald. De opleiding heeft een kwaliteitscoördinator aangesteld die zich in het bijzonder ook met de kwaliteit van de modules zal bezig houden. De operationele focus van de opleiding is voorlopig gericht op de aandachtsgebieden studenten/werkveld en medewerkers. Er zijn streefdoelen geformuleerd per aandachtsgebied. Alleen voor het aandachtsgebied medewerkers is dat nog niet het geval. De streefdoelen zijn kwantitatief, dus toetsbaar geformuleerd. Bij een waardering op een tienpuntsschaal is 6.5 het streefcijfer; indien instemming met een stelling wordt gevraagd, is het streefcijfer 70%; dat laatste geldt ook voor tevredenheid van studenten. Het panel vindt dat er wat betreft de interne kwaliteitszorg sprake is van heldere uitgangspunten en realistische streefdoelen. De opleiding heeft ook streefdoelen geformuleerd voor de rendementen (zie 6.2). Ten behoeve van de check uit de PDCA-cyclus gebruikt de opleiding een aantal instrumenten: blokenquêtes (4x/jaar); de studentenmonitor (1x/jaar); werkveldenquête (1x/2 jaar; alumni-enquête (idem), stage-evaluaties (1x/jaar) en een jaarlijkse personeelsenquête. Planning van deze evaluaties is opgenomen in het document Planning & controlcyclus van de opleiding. Daarnaast zijn er periodiek gesprekken met klassenvertegenwoordigers en de opleidingscommissie. Het panel heeft verslagen van die bijeenkomsten gezien en stelt vast dat ze daadwerkelijk een actieve rol spelen binnen de interne kwaliteitszorg. Het panel stelt vast dat de opleiding het onderwijs formeel evalueert aan de hand van (kwantitatieve) streefdoelen. Dit gebeurt, zoals in het zelfevaluatierapport wordt aangegeven binnen een duidelijk aangegeven focus. Er is veel vastgelegd en er is blijkens gesprekken en verslagen/notulen sprake van een duidelijk aanwezig
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
35
kwaliteitsbewustzijn bij de verschillende geledingen. Blijkens de enquêteformulieren worden alle relevante aspecten van het onderwijs bevraagd.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Voldoende
Criteria - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Binnen het INK-managementmodel neemt de verbetercyclus als tiende aandachtsgebied een belangrijke plaats in. Binnen de faculteit ICT ligt de nadruk in de cyclus op leren en verbeteren. De faculteitsdirecteur is eindverantwoordelijk voor de kwaliteitszorg, maar heeft deze taak gemandateerd aan de opleidingscoördinator. Deze wordt bijgestaan door een Coördinator Beheerszaken en Kwaliteitszorg (CBK). De opleiding werkt jaarlijks mee aan een faculteitsjaarplan en jaarverslag waarin doelen en realisaties zijn vastgelegd. Het panel heeft daar voorbeelden van gezien. • De eindtermen van de opleiding worden periodiek besproken, gevalideerd en vastgelegd in het landelijk opleidingsoverleg. Tijdens de twee reflexdagen per jaar evalueren opleidingscoördinator en team de eindcompetenties en het programma en nemen zij initiatieven tot eventuele verbeteringen. Deze zaken zijn ook onderwerp van overleg binnen de werkveldcommissie en opleidingscommissie. Daarna volgen bijstelling van de opleidingsregeling (OER), detailinvulling van de blokken, vaststelling van formatie en van ruimtebehoefte en van investeringen. • De blokcoördinator is verantwoordelijk voor de studentevaluaties. De verzamelde evaluaties van de verschillende blokken worden bewerkt door het enquêtebureau De evaluatieresultaten worden door het enquêtebureau verstuurd naar de opleidingscoördinator. Deze komt tot een analyse van de resultaten. Het panel heeft duidelijke voorbeelden van dergelijke analyses gezien. • De opleidingscoördinator bespreekt de evaluaties met de blokcoördinator. Afhankelijk van de indicaties worden er vervolgstappen ondernomen. De opleidingscoördinator organiseert een bijeenkomst, teamvergadering, met de betrokken docenten waarin onder andere de evaluaties van het blok worden geëvalueerd. Het blok wordt definitief afgehandeld met als eventuele output een verbetervoorstel opgesteld door de blokcoördinator. • In het zelfevaluatierapport geeft de opleiding twee voorbeelden van verbeteracties als gevolg van evaluatieresultaten: het herformuleren van case-modulecriteria en de ontwikkeling van het nieuwe onderwijsmodel. In de gesprekken met studenten en alumni, die beide aangaven dat er goed naar klachten wordt geluisterd, zijn nog meerdere voorbeelden genoemd van veranderingen die als gevolg van klachten en evaluaties doorgevoerd. Zo werden genoemd: het invoeren van instructiecolleges in plaats van grote hoorcolleges, het aanstellen van een nieuwe designdocent, de verlichting van de blokken aan het begin van het tweede studiejaar, het aanstellen van een onderwijsassistent en tutor ten behoeve van de ICT-ondersteuning van studenten.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
36
•
•
De opleiding is niet eerder gevisiteerd geweest en dus kan er ook geen sprake zijn van verbeteringen als gevolg van zo’n visitatie. Uit wat het panel heeft gezien in de verschillende documenten is haar nog niet duidelijk geworden hoe de opleiding checkt of ingevoerde verbeteringen ook daadwerkelijk tot verbeteringen hebben geleid. Uit het gesprek met studenten is gebleken dat er regelmatig wordt geëvalueerd en dat ze dat waarderen. Waar ze minder over te spreken zijn, is de terugkoppeling van evaluatieresultaten en gevolgen daarvan naar de studenten. Daarmee bevestigen ze een opmerking in het zelfevaluatierapport waar staat dat de studenten de wijze waarop de opleiding communiceert over de resultaten van evaluaties niet voldoende vinden (score 5,2 op een tienpuntsschaal). Het is het panel niet duidelijk geworden hoe de opleiding hierin verbetering wil brengen. Het panel stelt vast dat uitkomsten van evaluaties en andere signalen in voldoende mate gebruikt worden om te komen tot verbeteringen van de opleiding.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Voldoende
Criteria - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Uit het voorgaande is al duidelijk geworden dat medewerkers en studenten actief zijn betrokken bij de kwaliteitszorg, zowel binnen de inspraakprocedures als via de evaluatiemethodiek. Studenten zijn als volgt bij de kwaliteitszorg betrokken: - via de verschillende evaluaties, - via de evaluatiegesprekken met klassenvertegenwoordigers - via hun vertegenwoordiging in de opleidingscommissie. Deze bestaat uit 2 studenten van de opleiding en 2 docenten. De wijze waarop deze commissie worden samengesteld en welke taken uitgeoefend worden, is vastgelegd in het ‘Reglement Opleidingscommissies’ van de Hogeschool Zuyd (Infonet). De opleidingscommissie brengt advies uit over onder andere de onderwijs- en examenregeling, het onderwijs in het algemeen en kwaliteitsbevorderde maatregelen. • Medewerkers zijn betrokken via de personeelsenquête, het teamoverleg en de jaargesprekken. Verder zijn ze 'onderwerp' van de studentenenquêtes en zijn ze betrokken bij de implementatie van verbeteringen. Er zijn per jaar meerdere zogenoemde flexdagen waarin medewerkers evalueren en zicht krijgen op nieuwe ontwikkelingen. • Het werkveld is in eerste instantie betrokken via de werkveldcommissie die 3 à 4 keer per jaar bij elkaar komt. Deze commissie, waarvan de samenstelling in de studiegids is opgenomen, is voldoende representatief samengesteld wat betreft techniek en communicatie, maar er mag nog wel een ontwerpbureau bij, zeker wanneer er een
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
37
•
profiel vormgeving komt. Doel, samenstelling, werkwijze en voornaamste taken zijn vastgelegd in een reglement. De commissie geeft advies, oordeelt over de kwaliteit van het onderwijsprogramma, geeft informatie over nieuwe ontwikkelingen en stimuleert tot internationale oriëntatie. Het panel concludeert op basis van de gesprekken met werkveldvertegenwoordigers en verslagen die het heeft gezien dat de werkveldcommissie actief bij de opleiding betrokken is. Eens per twee jaar wordt er een werkveldenquête afgenomen. Daarnaast komt er informatie uit het werkveld via de evaluatiegegevens van stagebegeleiders. Alumni worden betrokken via een, op dit moment in omvang nog beperkte, tweejaarlijkse enquête. Gezien het feit dat het hier gaat om een nog jonge opleiding is hier sprake van een instrument in opbouw. De opleiding is bezig een alumnibeleid op te zetten door het opstarten van een ‘digital community’ en het tweejaarlijks organiseren van een alumni-avond.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerde niveau
Voldoende
Criteria - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Voor het verifiëren van de vraag of de eindkwalificaties ook daadwerkelijk worden behaald, heeft de opleiding, zoals het panel heeft kunnen vaststellen, voldoende bruikbare instrumenten: de voldoende toetsing, de procedures rond en de beoordeling van de stage en het afstuderen, de stage-evaluaties, de contacten met de stagebegeleiders van de bedrijven, de contacten met de werkveldcommissie, de uitkomsten van de eerste werkveld- en alumni-onderzoeken. Belangrijk is dat bij een aantal cruciale onderdelen van het programma: de stages, en de afstudeeropdracht, bedrijfsmentoren en externen uit het werkveld (adviserend) betrokken zijn bij de beoordeling. De opleiding wordt afgesloten met een afstudeeropdracht die extern wordt uitgevoerd. Voor het kunnen afstuderen zijn duidelijke instapvoorwaarden gesteld. Het afstuderen van de student gaat gepaard met de oplevering van een aantal tastbare ‘producten’. Afhankelijk van het afstudeeronderwerp kan een product verschillende vormen aannemen (website, businessplan) De producten gaan altijd vergezeld van een schriftelijke neerslag in de vorm van een afstudeerrapport/afstudeerscriptie waarin is vastgelegd in welke omgeving, aan welke afstudeeropdracht is gewerkt, volgens welke methodiek en met welk resultaat. Voor opzet, uitvoering en beoordeling zijn er heldere procedures en uitgebreide criteria die vastgelegd zijn in het Draaiboek Afstuderen 2006 Criteria hebben betrekking op de
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
38
•
•
•
inhoud (probleemstelling, methodologische aanpak, betoogtrant, literatuurgebruik), de mate waarin een eigen visie is gebruikt en de vormgeving. Het geheel wordt afgesloten met een mondelinge presentatie en verdediging. Het panel is van oordeel dat het bereiken van het eindniveau voldoende geborgd is. Werkveldvertegenwoordigers met wie het panel sprak, waren positief over de stagiairs en afgestudeerden. Dat blijkt ook uit het feit dat meerdere van hen regelmatig stagiairs en afgestudeerden in dienst nemen. De kracht van afgestudeerden zit in hun veelzijdige scholing. Daardoor zijn ze bij op zowel het gebied van de technologische als de communicatieontwikkelingen. Het gaat in de praktijk niet om kant en klare oplossingen maar om het zelf tot een conclusie komen;.meerdere oplossingen zijn mogelijk. Deze afgestudeerden en stagiairs zijn daartoe in staat. Ook zijn ze in staat makers van een product, een website bijvoorbeeld, te instrueren en te begeleiden een situatie die met name bij overheidsinstellingen nogal eens voorkomt. Vanuit het werkveld werd opgemerkt dat de aandacht voor conceptueel denken en visieontwikkeling nog scherper kan worden aangezet. Het panel is het daar (zie 2.1) mee eens. Daarmee wil niet gezegd zijn dat dit aspect in de afstudeerwerken zou ontbreken. Het hebben van een eigen visie is zelfs een basiscriterium bij het beoordelen van afstudeerwerken. Afgestudeerden gaven aan dat de opleiding goed aansluit op de praktijk. Ze hebben voldoende kennis en vaardigheden meegekregen om goed te kunnen functioneren in de beroepspraktijk. Ook zij wijzen op de brede basis die de opleiding geeft, met daarnaast de mogelijkheid tot specialisatie binnen de twee profielen. Daarnaast hebben ze het vermogen bijgebracht gekregen om zich te blijven ontwikkelen en snel zelf kennis te vinden, wat een noodzaak is in een branche waarin de ontwikkelingen zo snel gaan. Daarnaast wordt gewezen op vaardigheden als kunnen werken in teamverband. Wat meer aandacht hadden ze willen zien op punten als: het opzetten van een organisatiestructuur of een communicatielijn en het ‘ jong ondernemerschap’. Op dat laatste punt vinden ze het positief dat er inmiddels een module Actief ondernemerschap in het curriculum is opgenomen. Het panel heeft tien afstudeerwerkstukken plus beoordelingen vooraf bestudeerd en nog een aantal ter plekke, evenals een aantal concrete producten. Het panel heeft de werkstukken op een aantal criteria bekeken als: opzet onderzoek, probleemstelling, gebruikte methodes, gebruik relevante literatuur, relevantie voor werkveld en voldoende hbo-niveau. Het vond op grond daarvan de werkstukken van een voldoende tot goed niveau. In alle gevallen is er sprake van actuele onderwerpen/problemen die relevant zijn voor het werkveld en een nuttig product opleveren voor de opdrachtgever. De werkstukken getuigen van een sterke praktijkgerichtheid. Het literatuurgebruik en de theoretische verantwoording zou in een aantal gevallen beter kunnen, ondanks de praktische aard van veel werkstukken. Dit komt in de beoordelingen ook tot uiting. Het panel heeft zijn oordeel gecheckt aan dat van de docenten en kon zich goed in hun beoordelingen vinden. Naar de mening van het panel is er, afgemeten aan de door de opleiding gehanteerde generieke kwalificaties en Dublin descriptoren, sprake van voldoende hbo-niveau. Het panel adviseert de opleiding het werk van de studenten ook aan het oog van de wereld buiten de hogeschool te tonen.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
39
•
Uit de werkveldenquête die einde 2005 gehouden is onder diverse bedrijven en instellingen, is gebleken dat werkgevers tevreden zijn over het niveau; ook de bedrijfsbeoordelingen van de afstudeerprojecten geven dit aan. Uit de eveneens 2005 gehouden alumni-enquête blijkt een vergelijkbaar oordeel van de alumni over hun eigen niveau bij het afsluiten van de studie.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Voldoende
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het document Kwaliteitszorg C-MD heeft de opleiding een aantal streefcijfers geformuleerd: - Voor het propedeuserendement na 2 jaar 70%; - Voor het opleidingsrendement na 4,5 jaar (63); - Minder dan 4% van de studenten verlaat de opleiding na het behalen van de Propedeuse; - De gemiddelde studieduur van 70% van afgestudeerden is 4 jaar - Voor de verdeling van de instroom naar vooropleiding zijn de streefcijfers: 60% havisten, 20% mbo en 15% vwo en 5% overig; - De opleiding streeft na dat minstens 20% van de studentpopulatie bestaat uit vrouwelijke studenten. • Feitelijk is het propedeuserendement na 2 jaar meer dan 80% bij een verdeling naar instroom van 50% havisten, 10% mbo, 18% vwo en 20% overig. Het opleidingsrendement na 4,5 jaar is voor het cohort 2001 45%. • Doordat er nog weinig historische cijfers beschikbaar zijn, wordt een eerste aanvang gemaakt met het periodiek evalueren en bespreken van rendementscijfers om zo het onderwijsproces beter te sturen op basis van streefcijfers, kengetallen en trendcijfers en om op basis daarvan zo nodig verbetermaatregelen te nemen.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
40
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
41
Bijlage 1:
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
42
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
43
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
44
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
45
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
46
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
Relevante werkvelddeskundigheid
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: De heer drs. J.H. Boerke
Panellid student: De heer A.H. Verhaar
Panellid: de heer drs. P.J. Bogaards
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s; 22 augustus 2005
Panellid domein: Mevrouw drs. J.E.D. Ossewold
Hogeschool Zuyd Visitatiepanel voor de opleiding Communication & MultimediaDesign
X X
X
X
X
De panelleden hebben allen een onafhankelijkheidsverklaring getekend. Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
Panellid mevrouw drs. J.E.D. Ossewold Mevrouw Ossewold is ingezet als panellid vanwege haar grote expertise in de wereld van Communicatie en Multimedia Design. Sinds 1989 is zij werkzaam in het creatieve werkveld als filmmaker, ontwerper, consultant en als manager. Zij levert al jaren kennisintensieve, creatieve producten die zich bevinden op het snijvlak van design, media, technologie en communicatie aan opdrachtgevers als het Van Gogh Museum, Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam, Universiteit Leiden en Hogeschool Windesheim. Centraal in haar werk staan conceptontwikkeling, productinnovatie en coaching. Op grond van haar expertise wordt zij regelmatig gevraagd voor lezingen en om plaats te nemen in een forum of een jury (b.v. Nederlandse Designprijzen). Daarnaast neemt zij deel aan (internationale) congressen en seminars. Sinds 1990 is mevrouw Ossewold tevens werkzaam in het hoger onderwijs als docent, onderwijsontwikkelaar, manager en beleidsontwikkelaar.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
47
Opleiding: 1977 – 1983 1983 – 1988 1985 – 1988
1994
VWO, Gymnasium Nederlandse taal- en letterkunde, Radboud Universiteit Nijmegen Filosofie, Radboud Universiteit Nijmgen Didactiek voor het Kunstvakonderwijs, Hogeschool van Amsterdam
Werkervaring: 1988 – 1990 Curator en onderzoeker, Amsterdams Historisch Museum 1990 – 1997 Directeur van Ossewold Productions; een film en audiovisuele productiemaatschappij voor documentaires, experimentele films en interactieve producties 1994 – 1997 Consultant digitale media en productontwikkeling voor omroepen, culturele en onderwijsorganisaties (o.a. het Internationale Filmfestival Rotterdam, NCRV, Media Academy, Utrecht University) 1997 – 2001 Creatief directeur, chair en partner van TBWA/e-Company, een internationaal bureau op het gebied van digitale communicatie en realisatie van e-producten, eproductinnovatie en e-business strategie 2001 – 2002 Senior consultant ‘Communication & Design’, Eden Design & Communication, een groot, multidisciplinair ontwerpbureau in Amsterdam 2005-heden eigenaar en directeur vanThe Creative Media Consultancy, adviesbureau voor de creatieve industrie en het hoger creatief onderwijs Werkervaring in onderwijsfuncties: 1991 – 1994 Docent lineair en nonlineair scriptschrijven, Hogeschool voor de Kunsten Utrecht 1993 – 1997 Hoofd masteropleiding European Master of Arts - Interactieve Multimedia, Hogeschool voor de Kunsten, Utrecht 1994 – 1997 Hoofd afdeling Interactief Ontwerpen, Hogeschool voor de Kunsten, Utrecht 1995 – 2001 Docent Nieuwe Media en interactieve verhalen, Universiteit Utrecht 1998 – 1999 Docent Media ontwerp aan de Gerrit Rietveld Academie 1997 – 2000 Gastdocent Digitale Cultuur, Universiteit van Amsterdam 2000 Gastdocent Interactief Ontwerpen, Academie voor Kunst en ontwerpen St Joost, Breda 2001 – 2005 Hoofd afdeling ‘Communication & Multimedia Design’, Academie voor ICT en Media (AIM) en Academie voor Kunst en ontwerpen St.Joost, Avans Hogeschool Breda 2003 – 2005 Externe Examinator van de Master of Arts in Interactive Multimedia, Dublin Institute of Technology 2005 Externe Examinator van de Master of Arts in Interactive Multimedia, Michaelis School of Art & Design, Universiteit van Kaapstad, Zuid Afrika 2005 – 2006 Hoofd van de afdeling ‘Lab’, Design Academy Eindhoven 2006 -heden Lector Design en Technologie, Design Academy Eindhoven
Panellid de heer drs. P.J. Bogaards De heer Bogaards is ingezet vanwege zijn expertise op het gebied van informatie-ontwerp en -architectuur en gebruikersgericht ontwerpen. Zijn bijdragen aan het vakgebied van informatie-ontwerp worden internationaal erkend. Voor de oprichting van BogieLand was de heer Bogaards hoofd van de InfoDesign & Usability Group van Razorfish Europe en informatie- en interface-ontwerper bij Informaat. Hij was (mede)verantwoordelijk voor het ontwerp van de gebruikersinterface, sitearchitecturen, de navigatie en algehele bruikbaarheid van diverse toepassingen bij opdrachtgevers, zoals eBay, Elsevier Science, IBM, Nissan, Nokia en Vodafone.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
48
Opleiding: 1976 Pedagogische academie te Den Haag 1989 Universiteit van Amsterdam (Toegepaste taalwetenschappen) 1989 Universiteit van Amsterdam (Instructietechnologie) - cum laude Werkervaring: 1980 – 1995 Leraar Tweedetaalverwerving - Amsterdamse School voor Volwassenen 1985 – 1988 Ontwerper en ontwikkelaar van geautomatiseerde testsystemen voor tweede taalverwerving 1988 – 1990 Interaction Manager - Institute for Interaction Management (een initiatief van Philips, Sony, NFTVA, Enter Training, en de Universiteit van Amsterdam) 1990 – 1997 Informatie-ontwerper en documentatie-ingenieur - Informaat 1997 – 2000 Architect Webtoepassingen/B2B e-Commerce adviseur- SRC Caledon Business Technologies 2000 – 2001 Hoofd Informatie-ontwerp - Razorfish Amsterdam 2001 – 2003 Informatie-ontwerper/Projectleider - Razorfish Europe (Amsterdam) 2003 – heden Oprichter van BogieLand: Informatie-ontwerp & informatie-architectuur
Student panellid de heer A.H Verhaar De heer Verhaar is ingezet als student panellid. Hij is derdejaars student Kunst en Economie aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht (HKU) en heeft als afstudeerrichting Theater Management. Daarnaast is de heer Verhaar lid van de Centrale Medezeggenschaps Raad (CMR) van de hogeschool. De heer Verhaar beschikt over studentgebonden deskundigheid met betrekking tot studielast, onderwijsaanpak, voorzieningen en kwaliteitszorg bij opleidingen cultuur, media & management. De heer Verhaar is qua leeftijd en vooropleiding representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding Media en Entertainment Management. De heer Verhaar is individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1996 – 2001 2001 – 2002 2002 – 2003 2003 – heden
Werkervaring: 1999 – 2005 01/03 – 06/03 09/05 – 02/06 02/06 – 05/06
HAVO (profiel Economie en Maatschappij) HEAO (Arnhem-Nijmegen) alleen propedeuse MBO Administratie diploma niveau 4 Kunst & Economie (afstudeerrichting Theatre Management) 3e jaars student (bachelor)
Bakkerij Verbeek B.V. Logistiek medewerker Themans, groothandel in tuin- en klusmaterialen/-apparaten, Logistiek medewerker Het Zuidelijk Toneel, Eindhoven, theatergezelschap Bitterzoet, Amsterdam, theater/bar/podium
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
49
Panellid NQA de heer drs. J.H. Boerke De heer Boerke is ingezet als NQA panellid. Hij heeft eerdere ervaring met visitaties in verschillende domeinen en 12 jaar lang ervaring met visiteren in het hbo. Hij bezit auditorkwaliteiten vanwege jarenlange visitatie-ervaring en cursussen gevolgd bij Lloyd’s Register. Opleiding: 1959 – 1965 1965 – 1973 1982 – 1987 1987 – 1988 1990
HBS-A Doctoraal Nederlands (Universiteit van Amsterdam) Doctoraal onderwijskunde (cum laude) (Universiteit van Amsterdam) Assistant-to-the-manager (De Baak/VNO) Culturele bedrijfsvoering
Werkervaring: 1973 – 1981 1985 – 1987 1987 – 1989 1989 – 1992 1992 – 1996 1997 – 2003 2004 – heden
Lyceum Sancta Maria Ministerie van O&W Nieuw Elan/De Baak VNO Nederlands Instituut voor Kunst en Management Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KivI) HBO-raad NQA
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
50
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
visitatiedag 12 oktober 2006 Tijdstip 9.00 – 11.00 uur
Programmaonderdeel Ontvangst Materiaalbestudering
Deelnemers Visitatiepanel Mevr. J.E.D. Ossewold (domeindeskundige) De heer P. Bogaards (domeindeskundige) De heer A. Verhaar (studentlid) De heer J.H. Boerke (NQA auditor)
Gesprek met opleidingsmanagement
Opleidingsmanagement: Frits Simon, directeur faculteit Jos de Seriere, opleidingscoördinator Toegevoegd: Jan Beumers, kwaliteitscoördinator faculteit ICT
Gesprek met studenten
Leerjaar 1 Simona Peldziute Koen Coppens
BR. B11
11.00 – 11.45 uur BR. B11
11.45 – 12.30 uur BR. B11
Leerjaar 2: Benjamin Albertoe Kim Verseijden Leerjaar 3: Lieke Bosch Floris van der Haar Leerjaar 4: Maikel Loomans Dean Janssen Jim Rutten 12.30 – 13.15 uur
Lunchpauze
BR 1.17
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
51
Tijdstip 13.15 – 14.00 uur
Programmaonderdeel Gesprek met docenten
Deelnemers J. van Sintfiet R. Delsing F. Engelen S. Pisters L. Wanten R. Weldam S. Petit M. Schrevel
Gesprek met werkveld en afgestudeerden
De heer H. Cloudt, QNH Eurgio BV Maastricht Airport De heer L. van der Hijden, Bureau Interactieve Comm. Mevrouw drs. L. Beuken, Mondriaan Zorggroep De heer F. van Neer, Rijkswaterstaat Maaslanden
BR B11
14.00 – 14.45 uur BR B11
Alumni: Carla Bongaerts Ivo Hermans Brian van Lent Danny Huisman Tom Walter 14.45 – 17.00 uur BR B11 BR 1.17 17.00 – 17.30 uur
Rondleiding Eventuele extra gesprekken Materiaal bestuderen Intern paneloverleg
(Visitatiepanel)
Tweede gesprek met opleidingsmanagement en afronding
Opleidingsmanagement
BR B11 17.30 – 18.00 uur
Afsluitend paneloverleg
BR 1.17
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
52
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Titel / Omschrijving Aanstellingsbeleid Fachhochschule Aachen Alumni-enquête Bachelor-Master-Schakelsite Beoordelingsformulieren afstuderen Beroepenveld C-MD Beschrijving niveaus
Beschrijving vervolgstudie Vlaamse masteropleiding Blokenquêtes (a) Blokenquêtes (b) Blokenquêtes (c) Blokenquêtes (d) Brochures C-MD Opleiding Communication & MultimediaDesign Competentiewoordenboek HsZuyd Conferentierapport C-MD-opleidingen in Nederland Curriculummatrix (a) Curriculummatrix (b) Curriculumoverzicht (a) Curriculumoverzicht (b) Didactisch concept Eindtermen C-MD Evaluatiebeleid Fachhochschule Aachen Formats documenten t.b.v. jaargesprekken (a) Formats documenten t.b.v. jaargesprekken (b) Infonet Hogeschool Zuyd Informatiedossier Hogeschool Zuyd Kengetallen van P&O Kengetallensite van de HBO-raad Kwaliteitszorg C-MD kwaliteitszorg Hogeschool Zuyd Landelijk beroeps- en competentieprofiel Literatuurlijst (a) Literatuurlijst (b) Literatuurverkenning binnen Maatwerkproject Modulewijzers NAME-rapport Onderzoeksrapport Master en Bachelor Programma's C-MD
Opleidingsregeling C-MD (Onderwijs- en Examenregeling) Overige documentatie m.b.t C-MD Solutions (a) Overige documentatie m.b.t C-MD Solutions (b) Overige documentatie m.b.t C-MD Solutions (c) Overzicht Dublin descriptoren Overzicht rendementscijfers C-MD Overzicht van inhuur externe deskundigen
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
53
Overzicht van personeel en c.v. Pdca-cyclus en streefcijfers Personeelsbeleid faculteit ICT Personeelsmonitor Personeelsplan faculteit ICT Postgraduate multimedia education: practices, themes and issues
Presentatiemateriaal voor studievoorlichting (a) Presentatiemateriaal voor studievoorlichting (b) Rapportage Toetshuis BICT Relatie Curriculum met Competenties (a) Relatie Curriculum met Competenties (b) Relatie tussen Dublin descriptoren en de opleidingscompetenties (a) Relatie tussen Dublin descriptoren en de opleidingscompetenties (b) Relatie vakdoelen en competenties (a) Relatie vakdoelen en competenties (b) Relatie vakdoelen en competenties (c) Resultaten alumni-enquête (a) Resultaten alumni-enquête (b) resultaten blokenquêtes Resultaten studentenmonitor Resultaten werkveldenquête (a) Resultaten werkveldenquête (b) Samenhang C-MD (a) Samenhang C-MD (b) Specificatie relatie dublindescriptoren en competenties
Stage- en afstudeerhandleiding (a) Stage- en afstudeerhandleiding (b) Stage- en afstudeerhandleiding (c) Stage-evaluaties afstudeerperiode Studiegids Taakbeschrijving medewerkers Tijdsplanning project nieuw onderwijsmodel Toetsnotitie project maatwerk Toetssysteem opleiding C-MD (inclusief C-MD Solutions) Uitgangspunten competentiegerichte Bachelor of ICT Vergelijk buitenlandse programma’s Verslagen nieuwe onderwijsmodel (a) Verslagen nieuwe onderwijsmodel (b) Verslagen nieuwe onderwijsmodel (c) verslagen opleidingscommissie Verslagen teamoverleg Verslagen van overleg C-MD-opleidingen in Nederland Verslagen van overleg met studenten (a) Verslagen van overleg met studenten (b) verslagen werkveldcommissie Visie studentbegeleiding C-MD Werkveldenquête Verder per programmaonderdeel: studiewijzers, opdrachten, casebeschrijvingen, tentamens en beoordelingsformulieren, projectverslagen, dictaten, syllabi en studieboeken.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd; opleiding Communication & Multimediadesign
54