PRESTATIEAFSPRAKEN
Betrokken
Breed scala lectoraten
Kennisinstelling
Toonaangevende hogeschool Groen ondernemerschap
Onderscheiden
Samenwerking Wageningen UR
Unieke opleidingen
Goede banden werkveld
Ruime keuzemogelijkheden
Velp Wageningen Leeuwarden Robuuste samenwerkingsverbanden Toegepast onderzoek Valorisatie Couleur locale Marktleiderschap Studiesucces
HAO Interactieve kennisontwikkeling
Groene innovatiekracht
Internationaal
Kwaliteit
Doorlopende leerlijnen
Prestatieafspraken
Centres of Expertise
Profileren
Groene domein
Topsectoren
Gemotiveerde professionals
Leven lang leren
Eigen kracht
Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
Onderwijs
Ambitieuze studenten Community learning
Mei 2012
Inhoud 1 Inleiding 1 1.1 Aanleiding 1 1.2 Proces totstandkoming prestatieafspraken 1 1.3 Randvoorwaarden 1 Context en historie van Hogeschool Van Hall Larenstein 2 2 2.1 Context - Profiel HAO 2012-2016 2 2.2 Context - Het sectorplan HBO Regio Noord 10 2.3 Historie Hogeschool Van Hall Larenstein 13 Huidig instellingsprofiel 15 3 3.1 Omgeving en uitgangspositie 15 3.2 Onze inhoudelijke thema’s 16 3.3 Onderwijs 16 3.4 Onderzoek en valorisatie 21 3.5 Internationalisering 24 3.6 Strategische afwegingen achter het instellingsprofiel: SWOT 25 Gewenst profiel 26 4 4.1 Onderwijs 27 4.2 Onderzoek en valorisatie 35 4.3 Samenwerking met andere hogescholen en universiteiten 38 Stappenplan uitvoering prestatieafspraken 39 5 5.1 Samenvatting van prestatieafspraken per indicator 40 5.2 Uitvoering en monitoring prestatieafspraken 40 5.3 Onafhankelijke validatie-gegevens 40
Aan
Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
Van
Directie Hogeschool Van Hall Larenstein in opdracht van CvB
Datum
1-5-2012
Betreft
Verzoek EL&I tot voorstel prestatieafspraken
Bijlage
geen
1
Inleiding
In de inleiding wordt eerst de aanleiding van het voorstel beschreven. Vervolgens wordt ingegaan op het proces dat is doorlopen voor het opstellen van de prestatieafspraken. Tot slot worden de randvoorwaarden beschreven, die in acht moeten worden genomen bij de uitvoering van het voorstel.
1.1
Aanleiding
29 december 2011 heeft het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) Hogeschool Van Hall Larenstein (VHL) uitgenodigd om een voorstel op te stellen voor prestatieafspraken. Het Hoofdlijnenakkoord dat de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) mede namens de minister van EL&I in 2011 met de universiteiten en hogescholen heeft gesloten, vormt het kader voor de prestatieafspraken. De Reviewcommissie Hoger Onderwijs en Onderzoek (RCHOO) heeft de werkwijze en het beoordelingskader opgesteld voor deze prestatieafspraken. Op basis van dit beoordelingskader is dit document opgesteld.
1.2
Proces totstandkoming prestatieafspraken
De prestatieafspraken voor VHL zijn opgesteld op basis van reeds bestaand beleid. Binnen VHL hebben diverse werkgroepen advies gegeven over de verschillende prestatieafspraken. Zo heeft een werkgroep van docenten en teamleiders uit het onderwijs geadviseerd over de indicatoren en maatregelen voor studiesucces en onderwijsintensiteit. Vanuit HRM is een advies opgesteld op het gebied van docentkwaliteit. Daarnaast zijn lectoren en opleidingsdirecteuren betrokken geweest bij het opstellen van het advies over onderzoek en valorisatie. Tijdens het opstellen van het voorstel is er regelmatig overleg geweest met de projectleider van het voorstel van Wageningen University. Er is ook intensief overlegd met projectleiders van de andere HAO-instellingen, om zo samen tot gemeenschappelijke doelstellingen, opzet van het voorstel en het HAO-profiel te komen. Daarnaast wordt per gemeenschappelijke doelstelling een toelichting gegeven op de gemaakte keuze. De gezamenlijke HAO-stukken kunnen daardoor qua schrijfstijl van de rest van het document verschillen. Een gezamenlijke tekst, opgesteld met de vier partners van Sectorplan Noord, is tevens verwerkt in het voorstel. Het totale concept voorstel is tijdens consultatiebijeenkomsten voorgelegd aan personeels- en studentleden van de opleidingscommissies. Ook de Medezeggenschapsraad VHL is uitgenodigd voor deze consultatiebijeenkomsten en heeft toen haar input kunnen geven. De input uit deze consultatiebijeenkomsten is verwerkt in het voorstel. Door de hoge tijdsdruk was het niet mogelijk om een werkveld consultatie te houden voor 5 mei. Deze vindt daarom later plaats. Vervolgens is het concept besproken in het directie-overleg en vastgesteld door het College van Bestuur.
1.3
Randvoorwaarden
Bijgaand treft u ons voorstel op grond van het Hoofdlijnenakkoord aan, op basis waarvan aan VHL naar verwachting prestatiebekostiging wordt toegekend. Voor de hiernavolgende voorstellen voor verkrijging van prestatiebekostiging en voor het maken van de bestuurlijke afspraken over profilering en valorisatie, gaat VHL uit van de volgende gemaakte afspraken in het Hoofdlijnenakkoord: a) De kwaliteit van onderwijs en het studiesucces hebben prioriteit bij de overeen te komen prestatieafspraken. b) Er is een centrale rol weggelegd voor open overleg tussen VHL en de staatssecretaris van OCW en EL&I over de overeen te komen prestatieafspraken.
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
1
c)
Het kader waaraan de voorstellen van VHL worden getoetst is neergelegd in het Hoofdlijnenakkoord.
VHL tekent hierbij aan, dat de HBO-raad niet heeft ingestemd met het beoordelingskader dat is opgesteld door de Review Commissie die de staatssecretaris heeft ingesteld. In aanvulling op de afspraken uit het Hoofdlijnenakkoord maakt VHL het uitdrukkelijke voorbehoud dat mocht op enig moment komen vast te staan dat een formeel-wettelijke basis voor invoering van prestatiebekostiging in het hoger onderwijs ten onrechte ontbreekt, de staatssecretaris van OCW en het ministerie van EL&I geen reden heeft om de bekostiging inzake de prestatieafspraken aan VHL te onthouden. VHL spant zich in de overeen te komen prestatieafspraken te realiseren, maar er kunnen zich omstandigheden voordoen die realisatie ervan in de weg staan. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om: het niet of niet tijdig afgerond zijn van het wetgevingstraject rond de (wettelijke) maatregelen die in het Hoofdlijnenakkoord zijn overeengekomen als zijnde noodzakelijke randvoorwaarden voor het verhogen van de prestaties van de hogescholen op het gebied van kwaliteit en studiesucces; de uitkomst van de discussie rond de bekostiging van het deeltijdonderwijs die nu wordt gevoerd; (ingrijpende) bezuinigingen door het kabinet op het hoger beroepsonderwijs; een definitief besluit om de mbo-4 opleidingen van te verkorten vier naar drie jaar. VHL wenst een aparte bepaling in de prestatieovereenkomst op te nemen waarin wordt geregeld dat wanneer dergelijke omstandigheden zich voordoen, dit leidt tot gehele of gedeeltelijke bijstelling van de prestatieafspraken en/of tot gehele of gedeeltelijke bijstelling van de financiële consequenties die kunnen worden verbonden aan het geheel of gedeeltelijk niet nakomen van de prestatieafspraken tussen de staatssecretaris van OCW, het ministerie van EL&I en VHL. In het geval dat de prestatieovereenkomst ten aanzien van bovenvermelde nadere overwegingen naar het oordeel van VHL procedureel onvoldoende waarborgen zou bevatten of inhoudelijk onjuist zou zijn, kan de hogeschool besluiten de prestatieovereenkomst toch aan te gaan, doch uitsluitend ter behoud van het recht op prestatiebekostiging. In dat geval behoudt de hogeschool zich het recht voor om juridische stappen te ondernemen indien zij dat noodzakelijk acht.
2
Context en historie van Hogeschool Van Hall Larenstein
VHL maakt deel uit van het Hoger Agrarisch Onderwijs (HAO) en van het Sectorplan Noord. Voordat wordt ingegaan op de geschiedenis en recente ontwikkelingen van VHL worden de bredere kaders van zowel het HAO als het Sectorplan Noord geschetst, waarbinnen VHL opereert.
2.1
Context - Profiel HAO 2012-2016
Opgesteld voor het selectieve budget. Het Hoger Agrarisch Onderwijs (HAO) is de afgelopen 60-70 jaar sterk ontwikkeld. Vanuit die sterke basis staat het HAO diep geworteld en is herkenbaar in haar domein en kwaliteit. De drie hogescholen CAH Dronten, HAS Den Bosch en Hogeschool Van Hall Larenstein, het domein Agriculture van Hogeschool Inholland en Stoas Hogeschool vormen tezamen het HAO. De HAO-instellingen hebben vorig jaar - tegelijk met de ontwikkeling van de topsectorenagenda - gezamenlijk het sectorplan HAO 2011 – 2015 opgesteld. In dit sectorplan zijn op hoofdlijnen drie speerpunten benoemd: 1. Zorgdragen voor een kwantitatief voldoende instroom in het HAO: verdubbeling van de instroom, met specifieke aandacht voor o.m. tuinbouw en food (2016).
2
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
2. Permanente herijking van het opleidingsportfolio aansluitend bij studentvoorkeuren én ontwikkelingen in de beroepspraktijk. 3. Stevige versterking van de kennispositie door focus op de gezamenlijke ontwikkeling van negen expertisethema’s. Met de afspraken in het sectorplan hebben de HAO-instellingen hun ‘doelmatigheid’ georganiseerd. De doelmatigheid in het opleidingsaanbod wordt gerealiseerd door op instellingsniveau een scherpe match te maken tussen de behoefte van studenten en de behoefte van het bedrijfsleven, daar waar het gaat om inhoud, kwaliteit en kwantiteit binnen de opleidingen. Uitvoeringsdoelmatigheid daar waar het gaat om het opleidingsprogramma wordt daarmee op instellingsniveau gerealiseerd. De ontwikkeldoelmatigheid hebben de instellingen gezamenlijk georganiseerd, deels door middel van de onderlinge afstemming en deels door gezamenlijke ontwikkeling / herijking van het opleidingsportfolio, maar veel sterker door de gezamenlijke ontwikkeling van de kennispositie. De negen expertisethema’s zorgen enerzijds voor een duidelijke ontwikkelfocus, maar anderzijds ook voor een ontwikkelmassa, doordat de kennisontwikkeling op die thema’s door de instellingen gezamenlijk wordt gerealiseerd, de keuze voor bijvoorbeeld lectoraatsposities daarbinnen worden afgestemd en zgn. Centres of Expertise door de instellingen gezamenlijk worden opgezet in lijn met die expertisethema’s. Die keuzes in effectiviteit en efficiëntie sluiten aan bij een sterk kwaliteitsbesef binnen de instellingen, en dat besef heeft diepe wortels. Om daar goed zicht op te hebben is een blik op de historie van groot belang. Om in het groene domein te blijven: een goed wortelstelsel en een goede voedingsbodem geven een krachtige plant. Net zo goed overigens als een goed klimaat en goed licht de ontwikkeling van een plant als het ware naar boven trekken. Om die reden eerst een schets van die historie, om daarna stil te staan bij de verdergaande opbouw van het karakteristieke profiel van de hogescholen.
2.1.1
Doelstelling en historie
De founding fathers van het HAO zijn de diverse land- en tuinbouworganisaties, deels nog steeds actief bestuurlijk betrokken, maar in alle gevallen actief in het netwerk van de hogescholen. Daarmee is vanaf de oprichting een duidelijke verbinding gemaakt tussen het HAO en de beroepspraktijk. Met een helder doel: zorgdragen dat ondernemers en medewerkers in de Agrofoodsector kwaliteit in huis hebben en zich kunnen doorontwikkelen. De hogescholen hebben deze doelstelling langs vier lijnen ingevuld: 1. Sterke inhoudelijke ontwikkeling van het onderwijsportfolio, aansluitend bij de ontwikkelingen in het werkveld. 2. Onderwijsconcepten gericht op het ontwikkelen van talenten en ondernemendheid, en het langs die lijn voorbereiden van studenten op hun plaats in de economie en de maatschappij; 3. Een permanente verankering in het bedrijfsleven; daarmee studenten real-life casuïstiek biedend in hun opleiding, docenten te laten voeden door de beroepspraktijk, ondernemers te ondersteunen in hun ‘development-activiteiten’ én studenten, docenten en ondernemers wederzijds te laten inspireren door frisse ideeën, goede vakkennis en beroepservaring; 4. Een stevige verbinding in het groene domein naar collega instellingen: AOC’s, WU en DLO-instituten. Een schets van de historie langs die lijnen.
1 Ontwikkeling onderwijsportfolio Het beeld van elkaar opvolgende ontwikkelingen is terug te zien in de ontwikkeling van het HAO de afgelopen zes, zeven decennia. Deels opeenvolgende ontwikkelingen, deels parallelle en in elkaar vervlechtend. Afhankelijk van de setting waar de instellingen actief zijn, in de regio’s of landelijk, hebben de verschillende instellingen deze ontwikkelingen doorvertaald in het opleidingsaanbod. a) De eerste begint direct na de oorlog en gaat over productie en verwerking, landbouw en levensmiddeltechnologie, aangevuld met tuinbouw. Door in te spelen op (bio)technologische ontwikkelingen en schaalvergroting, groeit deze ontwikkeling naar zijn top eind jaren tachtig, en daalt
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
3
b)
c)
d)
e)
f)
g)
daarna door de verschillende crises die de twee opvolgende decennia kenmerkten. In deze periode ontwikkelt zich ook de lerarenopleiding voor het agrarisch onderwijs1 . De tweede ontwikkelingsgolf toont de introductie van de omgevingsgerichte opleidingen en opleidingscomponenten. Begin jaren negentig Bedrijfskunde en Milieutechnologie, eind jaren negentig gecompleteerd met Plattelandsvernieuwing. Ook de studies voor (Gezelschaps)Dierhouderij en Tuin- en landschapsinrichting passen hier binnen en introduceren het ‘leisure’ element: groen is niet alleen om te voeden, maar ook om te ontspannen. De laatste jaren heeft deze golf ontwikkelingen op het gebied van ondernemerschap en duurzaamheid gebracht. Een bijzondere vorm van dat omgevingsgerichte aspect is gelegen in internationale business en samenwerking. Het ontwikkelingssamenwerking gerichte deel is binnen de opleiding Tropische landbouw al decennia goed ontwikkeld, en deels doorontwikkeld naar meer economisch getinte (business)ontwikkeling. Inmiddels hebben alle instellingen de internationale componenten in hun opleidingen verstevigd en voor een deel doorvertaald naar nieuwe opleidingen. Een derde ontwikkelingsfase ligt in het onderkennen van de functie van voedsel. De consument als ‘gebruiker/genieter’ van voedsel komt nadrukkelijker in beeld; niet langer alleen ‘dat’ we produceren, maar ‘voor wie en waarom’ we produceren. Twee aspecten daarvan zijn van belang: design als wezenlijk element in het beroepenveld van de foodsector en landschapsontwikkeling. Studies die volledig herkend worden als horend bij het HAO en die - als gevolg van de inbreng van compleet nieuwe disciplines - een stimulerende invloed hebben op de andere opleidingen en de aantrekkelijkheid van de instellingen. Een tweede aspect in die ontwikkelingsfase verloopt veel vlakker: die van de humane gezondheid, voor ons vooral gecombineerd met voeding en natuur/leefomgeving. Deze nieuwe stap blijkt groter en van meer fundamentele aard dan de vorige; deels omdat het gedrag van consumenten in beeld komt, deels omdat gezondheid in onze maatschappij nog vooral vanuit een ‘curatief’ gezichtspunt wordt bekeken in plaats van het preventieve dat voedsel en natuur in zich hebben. Uitwerking van deze vernieuwing zien we in specialisaties binnen de opleidingen, in projecten binnen de opleidingen en via de landelijke Groene Kennis Coöperatie in de vorm van ontwikkelingsprojecten. Een vierde ontwikkelingsfase is het toegepast onderzoek, dat heel snel in de groeifase is gekomen, deels vormgegeven via nieuwe opleidingen zoals Toegepaste Biologie, met inmiddels specialisaties in het Marine domein en door ontwikkelend in het Geodomein, aansluitend bij de opleidingen op het gebied van landschapsontwikkeling. Maar voor een belangrijk(er) deel via lectoraten/kenniskringen en daaraan gekoppelde projecten en activiteiten doordringend in een verdieping van alle opleidingen binnen de Hogescholen. Een aparte plaats in het groene kennissysteem heeft de lerarenopleiding voor het groene onderwijs. De tweedegraads lerarenopleiding is sinds 1981 ondergebracht bij Stoas, en is daarmee één van de opleidingen in het HAO. Daarnaast zijn de algemeen geldende bepalingen voor lerarenopleidingen van toepassing, naast de stelselverantwoordelijkheden in het HBO in het algemeen. De ontwikkelingen daarbinnen betreffen educatie, leren en communicatie voor en in groen onderwijs.
Deze opeenvolgende fundamentele vernieuwingen hebben het HAO een hecht samenhangend portfolio opgeleverd, dat herkend wordt als een sterke identiteit en erkend wordt als maatschappelijk relevant en actueel. Samengevat:
1
Tot de zeventiger jaren bestaan er bij de HASsen in Den Bosch, Dronten, Dordrecht en Deventer en de Landbouw Hogeschool allerlei varianten van pedagogisch didactische scholing (de L-aktes: landbouwaktes). De agrarische sector neemt in de zeventiger jaren het initiatief voor een gezamenlijke agrarische lerarenopleiding, gebundeld in één organisatie. De tweedegraads opleidingen voor alle aktes worden verzorgd vanuit Dronten en Den Bosch. De Landbouw Hogeschool blijft verantwoordelijk voor de eerstegraads lerarenopleiding voor het agrarisch onderwijs.
4
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
Figuur 1 HAO in 2012.
2 Onderwijsconcept De HAO-instellingen kenmerken zich allemaal door een op de persoonlijke ontwikkeling gericht onderwijsconcept. De relatieve kleinschaligheid van de instellingen en de opleidingen maakt dat er een sterke docent-student interactie plaats vindt. Daardoor is er veel ruimte voor de persoonlijke ontwikkeling van de student, waarbij ondernemendheid en internationalisering kenmerkende eigenschappen zijn. De gehanteerde onderwijsstructuren geven veel ruimte voor flexibiliteit, duidelijk ingekaderd in een helder beroepsperspectief, maar aansluiting biedend aan gewenste specialisaties van studenten en tijdens vooropleiding of werkervaring al opgedane kennis. Onze wortels zuigen ook nog steeds water en mineralen uit de beroepspraktijk op. De praktijkgerichtheid van onze opleidingen onderhouden we sterk: goede praktijkfaciliteiten, sterke interactie met het bedrijfsleven, stages en afstudeeropdrachten. Dat alles maakt dat onze studenten echte praktijkervaring hebben als ze afstuderen, en docenten hun praktijkkennis op peil houden en met een sterke motivatie kunnen doorgeven aan de studenten.
3 Bedrijfsleven Vanaf de oprichting van de HAO-instellingen is een duidelijke verbinding gemaakt met de beroepspraktijk. Met een helder doel: zorgdragen dat ondernemers en medewerkers in de agrofood/tuinbouwsector en groene omgeving kwaliteit in huis hebben en zich kunnen doorontwikkelen. Om die reden is vanaf het begin een duidelijke interactie met de beroepspraktijk vormgegeven. Enerzijds om te zorgen dat het onderwijs gestoeld wordt op wezenlijke praktijkervaring, anderzijds om te zorgen dat actieve ondernemers en ondernemingen zich blijven ontwikkelen door ondersteuning in product- en procesinnovatie en cursussen en trainingen. Binnen het HBO heeft het HAO één van de hoogste percentages niet-bekostigde activiteiten. Het bedrijfsleven voor de lerarenopleiding is in eerste lijn het VMBO- en MBO-groen, in tweede lijn de bedrijven in de groene sector. Vanuit dat perspectief wordt bijdragen aan de HCA’s. Topteams, en daarbinnen specifiek de teams Agrofood en Tuinbouw & Uitgangsmaterialen, geven het groene onderwijs een impuls die uitgewerkt wordt in de bekende tripartite aanpak tussen overheid - ondernemers onderwijs, op nationaal en regionaal niveau. De Human Capital Agenda’s van deze topteams sluiten aan bij het genoemde sectorplan en leggen ook een duidelijke verantwoordelijkheid bij het bedrijfsleven. Inhoudelijk wordt op drie punten versterking aangebracht:
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
5
imago van de sectoren naar jongeren, betere afstemming programma’s life-long-learning tussen onderwijs en bedrijfsleven, en versterken interactie beroepspraktijk en onderwijs. In het verlengde van de topteams worden ook de regionale agenda’s bepaald, waarin de HAO-instellingen actief zullen participeren.
4 Groene kolom De afgelopen decennia hebben de HAO-instellingen geopereerd in een krachtig groen werkveld. Goede verbindingen met MBO-instellingen zorgden voor een sterke regionale verankering en kennisdoorstroming van HBO- naar MBO-instellingen. Goede verbindingen met Wageningen University (WU) zorgden op hun beurt voor een goede kennisontwikkeling, ook op de HBO-instellingen. De verbindingen met de DLO-instituten zorgden voor activiteiten in het praktijk- en toepassingsgericht onderzoek. Daarmee is de schakelfunctie van het HAO duidelijk gedefinieerd: in het onderwijs schakelen tussen universitair en MBO niveau en in de beroepspraktijk schakelen tussen wetenschappelijk onderzoek en implementatie/uitvoering door het daadwerkelijk toepassen van onderzoek en realiseren van innovaties. Goede verbindingen tussen praktijkonderwijs, VMBO en MBO zorgden voor de lerarenopleiding voor kennisontwikkeling, instroom uit en uitstroom van docenten in het onderwijsveld. De afgelopen jaren hebben de instellingen hun kolom-relatie geborgd in de zgn. Groene Kenniscoöperatie (GKC). Een samenwerkingsverband van en voor de instellingen voor groen onderwijs en onderzoek, gericht op het versterken van de onderlinge samenhang, uitwisseling van kennis en gezamenlijke participatie in onderzoeksprogramma’s en -centra. De HAO-instellingen hebben daarbij een duidelijke schakelrol in die kolom: schakelen tussen WU-kennisontwikkeling en de kennistoepassing binnen de hogescholen en het netwerk van (MK)bedrijven rondom de hogescholen, én schakelen naar de MBO-instellingen daar waar het gaat om kennisdoorstroming.
2.1.2
Onderzoek, lectoraten, expertisecentra
In 2002 deden de eerste lectoren hun intrede in het hoger onderwijs. Het HAO heeft deze kans aangegrepen, om zo toegepast onderzoek uit te voeren en te verbinden met het onderwijs en de verwante beroepspraktijk. Lectoraten voeden en verbinden. Voeden door uitkomsten van wetenschappelijk toegepast onderzoek te ontsluiten voor docenten en studenten. Verbinden door zowel binnen hun kenniskring als daarbuiten dat onderzoek daadwerkelijk toe te passen in ‘development’ vraagstukken van het bedrijfsleven, maar ook in curriculumvernieuwing van het reguliere onderwijs. De afgelopen zeven à acht jaren hebben de lectoraten zich ontwikkeld2. De komende jaren staat het HAO hierbij voor een professionaliseringsslag van het onderzoek en de organisatie rond de valorisatie. Onderdeel van die professionalisering is het inrichten van zogenaamde expertisecentra. In die centra willen we het toepassen van onderzoek in de beroepspraktijk (valorisatie) en het onderwijscurriculum, als het ware tot ‘kunst’ verheffen. Voor een belangrijk deel in samenwerking met partners binnen het Hoger Onderwijs, waaronder
2
Lectoraten: CAH Dronten: Agrologistiek & Voedselzekerheid, Duurzame varkens- en pluimveehouderij (organic animal husbandry), Values of Life, Ondernemerschap & Samenleving, Duurzame energie en groene grondstoffen, Precisie Landbouw, Duurzame melkveehouderij; HAS Den Bosch: Netwerk en ketenkunde, Technologie en Ingrediënten, Innovatief ondernemen in de paardensector, Diergezondheid/welzijn, Nieuwe Teelttechnieken, Duurzame wereldvoedselvoorziening, Voeding en Gezondheid, Agro Food Marketing, Biobased Productontwikkeling, Greenport, Duurzame Veehouderijketens. Hogeschool Van Hall Larenstein: Voeding en Gezondheid, Melkveehouderij, Welzijn van dieren, Watertechnologie (drinkwater, afvalwater), Integraal Waterbeheer en klimaatbestendige gebiedsontwikkeling, Duurzame visserij en aquacultuur, Marine Ecosystems Management, Marine Policy, Plattelandsvernieuwing, Groene leefomgeving van steden, Geïntegreerd Natuur- en Landschapsbeheer, Biobased Economy, Metropolitane landbouw. Hogeschool Inholland, domein Agriculture: Integrale Voedselen productieketens, Duurzame verbindingen in de Greenport. Stoas Hogeschool: Kenniscreatie en ecologisch denken, De ecologie van het leren, Ecologie van culturele diversiteit.
6
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
Wageningen University. In 2011 (Sectorplan HAO) hebben we de expertisethema’s benoemd waarop we deze expertisecentra gaan ontwikkelen: 1. Voedsel, Voeding en gezondheid. 2. Biobased, nieuwe duurzame technologieën. 3. Duurzaam ondernemen in Agrofood. 4. Tuinbouw/Greenport. 5. Dierenwelzijn, diergezondheidszorg, dierhouderij. 6. Regionale Transitie, stad- en streekontwikkeling. 7. Leren en innoveren. 8. Natuur, landschap, water. 9. Groene kennis voor (wereld) burgers. Met de keuze voor deze thema’s wil het HAO enerzijds een duidelijke focus in haar ontwikkeling aanbrengen en haar ontwikkeldoelmatigheid organiseren, anderzijds haar duidelijk breed-groene profiel (zoals ook geschetst in paragraaf 1.1) vasthouden en doorontwikkelen. Productie én verwerking, omgevingsgericht nationaal en internationaal, steeds meer aandacht voor de functie(s) van voedsel en via (het toepassen van) onderzoek kennis én kunde toevoegen aan bedrijfsleven en onderwijsinstellingen. Ontwikkeling De ontwikkeling in zowel het onderwijs als het toepassen van onderzoek maakt waar we nu staan: een dynamisch en breed onderwijsportfolio in een duidelijke agrokern; een persoonlijk, ondernemend en praktijkgericht onderwijsconcept; een sterke interactie met het bedrijfsleven; een breed en stevig portfolio aan kennisontwikkeling en toegepast onderzoek. In onze profilering willen we daarin dynamisch blijven. Het onderwijsportfolio is wat ons betreft dynamisch, aansluitend bij ontwikkelingen in de beroepspraktijk én aansluitend bij motivatie van studenten. Via lectoraten en expertisecentra willen we onze kennis- en expertisebasis versterken. Beiden worden meer concreet uitgewerkt in onderstaande paragrafen. 2.1.2.1
Doorontwikkeling onderwijsportfolio
Vanuit het bestaande profiel zullen de instellingen zich inhoudelijk doorontwikkelen, rondom een duidelijke kern van agrofood/tuinbouw, groene omgeving en water. Die doorontwikkeling vindt echter wel plaats in een veel sterkere context: namelijk een zich vergroenende economie. Daarmee zitten activiteiten op het gebied van groen/agrofood nadrukkelijker in het hart van de economie. Vanuit dat perspectief zullen de volgende aspecten de komende jaren het profiel van de Hogescholen aanvullen3: – Een revival van de eerste ontwikkelingsfase productie en verwerking: – aandacht voor productie van hoger-toegevoegde waarde producten in food en non-food uit agrogrondstoffen (biobased); – reststroomvalorisatie en resource-efficiency; – hernieuwde aandacht voor technologische ontwikkeling in de Agrofoodsector: productie- en verwerkingstechnologie, precisielandbouw door o.m. de ontwikkelingen op het gebied van High Tech, Logistiek en ICT; – versterking betekenis van chemie, biotechnologie, (toegepaste) biologie voor de ‘harde’ kant van de curricula. – Een doorontwikkeling van de omgevingsgerichtheid van de opleidingen in het HAO: – het consumentgericht denken wordt geïntegreerd in de opleidingsprofielen; – ondernemerschap wordt verder versterkt, onder meer door innovatief denken en handelen te integreren; – internationalisering wordt standaard.
3
De overige geschetste ontwikkelingsfasen in paragraaf 2.1.1 blijven eveneens dynamisch.
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
7
Figuur 2 HAO in 2016.
2.1.2.2
Ontwikkeling expertisebasis
Gezamenlijke kennisontwikkeling willen we krachtig vormgeven in zogenaamde Centres of Expertise (CoE). De centra worden getrokken door één van de instellingen, met een heldere participatie van alle instellingen. Dit is in lijn met de uitwerking van het Centre for Biobased Economy4: daarin hebben alle instellingen binnen het thema Biobased ieder een helder ontwikkelingsprofiel gekozen en dekken de instellingen gezamenlijk het gehele thema. Binnen de Centres of Expertise kiezen we voor een aanpak waarin gezamenlijke innovatie(projecten) tussen bedrijfsleven en onderwijs centraal staat. Daarmee gericht op ontwikkeling van het bedrijfsleven, participatie van studenten en docenten in die ontwikkelingen (versterking beroepsgerichtheid opleidingen: studenten en docenten) én input gevend op actuele thema’s in de beroepspraktijk als basis voor
4
Binnen het Centre for Biobased Economy (CBBE) hebben de instellingen hun afspraken ook geformaliseerd in een samenwerkingsovereenkomst en sturingsstructuur; voor de te ontwikkelen CoE’s formaliseren we soortgelijke afspraken.
8
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
permanente herijking van het onderwijscurriculum. Op die wijze borgen we een permanente aansluiting van de CoE’s op de behoeften vanuit onderwijs én bedrijfsleven. De Centres zullen daarnaast een duidelijke samenwerking laten zien met andere (hoger) onderwijsinstellingen. Met verwante Centres voor Innovatief Vakmanschap wordt innovatie en implementatie aan elkaar verbonden. Met HO-instellingen buiten het agrofood/groene domein worden cross-sectorale verbindingen ontwikkeld, vanuit de keuzes die wij maken in expertiseontwikkeling, en gericht op het organiseren van cross-sectorale kennisinput, nodig voor de ontwikkeling van die domeinen (bijvoorbeeld High Tech, logistiek, gezondheid, chemie, water) 5. Met relevante MBO-instellingen worden opleidingsprofielen afgestemd om een kwalitatief goede doorstroom te bevorderen. In 2011 zijn we gestart met het Centre for Biobased Economy, in 2012 het Centre for Greenports. De komende drie jaren (nl. de jaren waarvoor de prestatieafspraken gelden) willen we in ieder geval nog vier Centres of Expertise toevoegen, mede aansluitend bij agenda’s van topsectoren en daaruit voortkomende regionale profileringen: Food, Dier, Duurzaam Produceren en Ondernemen en Duurzaam leren en ontwikkelen. CoE Dier (varkens, pluimvee, melkvee) (Van Hall Larenstein, CAH Dronten, HAS Den Bosch, Inholland) ‐ Voeding ‐ Diergezondheid ‐ Welzijn
CoE Food (HAS Den Bosch, CAH Dronten, Inholland, Van Hall Larenstein) ‐ Productontwikkeling (o.a. gericht op meer toegevoegde waarde) ‐ Procestechnologie (productie en verwerking) ‐ Voeding, gezondheid en welbevinden ‐ Voedselveiligheid en -zekerheid ‐ Samenwerkende waardeketen ‐ Logistiek
CoE Duurzaam Produceren en Ondernemen (CAH Dronten, HAS Den Bosch, Inholland, Van Hall Larenstein) ‐ Duurzame productie (resource efficiency, meer met minder) ‐ High tech Farming / Precisie Landbouw ‐ Ondernemerschap
CoE Greenports (HAS Den Bosch, Inholland, CAH Dronten, Van Hall Larenstein) ‐ Duurzame productie ‐ Technologische innovatie ‐ Logistiek ‐ Veredeling
Centre for Biobased Economy (Inholland, CAH Dronten, HAS Den Bosch, Van Hall Larenstein)5 ‐ Groene grondstoffen voor grootschalige energie- en chemieproductie ‐ Ontwikkeling (hoog toegevoegde waarde) non-food eindproducten ‐ Kringloopsluiting / energieproductie binnen de primaire productie ‐ Cascadering / reststromen benutting in de (agro)foodsector CoE Duurzaam leren en ontwikkelen van professionals en organisaties in hun omgeving. (STOAS, CAH Dronten, HAS Den Bosch, Inholland, Van Hall Larenstein) ‐ Kennisinnnovatie ,- transfer en -circulatie ‐ Leren en ontwikkelen van professionals ‐ Leren in programma’s en organisatieontwikkeling
Figuur 3 Centres of Expertise in 20166.
5
Zo werken de HAO-instellingen met andere HO-instellingen samen in CoE’s, b.v. Water in Leeuwarden met participatie van Van Hall Larenstein, Green Chemistry (AVANS) in West-Brabant met participatie van HAS Den Bosch, Techniek voor Greenports in West-Nederland en Logistiek tussen Fontys en HAS Den Bosch in Venlo.
6
Onderstreept de trekkende hogeschool.
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
9
Met deze zes Centres kiezen we voor centra die de gehele agrofood en tuinbouwketen raken: – Dier en Greenports: twee Centres die zich richten op de primaire sector. – Food en Biobased: binnen die centra wordt de verwerkende industrie - food- en non-foodproductie - vanuit de verschillende ‘agrostromen’ (vlees, zuivel, tuinbouw, akkerbouw etc.) met aandacht voor hun product- en keteneigenheid ontwikkeld. – Duurzaam produceren en ondernemen: een Centre dat zich richt op de bredere duurzame en technologische ontwikkeling van agroproductie. – Duurzaam leren en ontwikkelen: een Centre dat zich richt op leren en ontwikkelen van professionals en organisaties in hun omgeving. In alle thema’s komt een aantal aspecten prominent terug: technologie en technologische innovatie; duurzaamheid o.m. via (her)gebruik reststromen, resource efficiency en verbetering logistiek; hogere toegevoegde waarde via productontwikkeling in food en agro-nonfood. De centra worden ingebed binnen de hogescholen. Daarmee is een natuurlijke verankering van de primaire (agro) en secundaire (food) sector en toeleverende industrie en dienstverlening geborgd, maar is ook wisselwerking op de genoemde doorsnijdende thema’s georganiseerd. We kiezen voor vier toe te voegen centra, omdat de ervaring leert dat het ontwikkelen inclusief de eerste fase van implementatie van een centrum ongeveer een jaar in beslag neemt. De afstemming tussen de instellingen, maar ook het realiseren van verbindingen met bedrijven, vraagt veel tijd en aandacht. Daarmee houden we wel nadrukkelijk vast aan de negen te ontwikkelen thema’s. Wetend dat de thema’s Natuur, landschap en water en Regionale Transitie, stad- en streekontwikkeling de afgelopen jaren al de nodige aandacht in hun ontwikkeling hebben gehad, ligt daar een goede basis om op door te bouwen en deze te zijner tijd door te ontwikkelen naar Centres of Expertise. Het thema Groene kennis voor wereldburgers krijgt volop aandacht in de ontwikkellijn van het onderwijs zoals geschetst in dit document. Internationalisering wordt de standaard.
2.2
Context - Het sectorplan HBO Regio Noord
De regio Noord-Nederland wordt gekenmerkt door de overgang van de traditionele productie-economie naar een hoogwaardige kennisintensieve economie. In het kader van die transitie naar een kenniseconomie heeft de regio een groeiende behoefte aan HBO’ers met een hoog kennisniveau en een hoog niveau van beroepsuitoefening. Het Noorden heeft daarbij veel kansen, maar ook een aantal belemmerende factoren: bevolkingskrimp en vergrijzing, een laag scholingsniveau en een ijle economische structuur zonder echt dominante sectoren. Op dit snijvlak van economische ontwikkeling en noodzakelijke verandering ligt een geweldige, kansrijke opgave voor de noordelijke hogescholen. Het onderwijs versterken, het opleidingsniveau substantieel verhogen, kennis verbinden aan economische bedrijvigheid, praktijkgericht onderzoek voor het midden- en kleinbedrijf en via incubators het ondersteunen en begeleiden van jonge starters: het zijn kerntaken van het hoger onderwijs. De Hanzehogeschool Groningen, de NHL Hogeschool, Stenden hogeschool en Hogeschool Van Hall Larenstein leiden tweederde van de hoger opgeleiden op die in Noord-Nederland jaarlijks nieuw instromen op de arbeidsmarkt. Met onze opleidingen en ons praktijkgericht onderzoek willen wij bijdragen aan de transitie naar de kenniseconomie. Wij staan dan ook voor de instandhouding van de Noordelijke HBO-infrastructuur. Als uitgangspunt geldt daarbij de instandhouding van de hoofdvestigingsplaatsen - Groningen, Leeuwarden en Emmen - als vestigingsplaats van HBO in het Noorden. Wij bundelen de komende periode onze krachten om samen een breed en kwalitatief hoogwaardig pakket van onderwijs en onderzoek voor Noord-Nederland te verzorgen.
10
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
2.2.1
Missie
Wij zien het als onze gezamenlijke missie als samenwerkende Noordelijke Hogescholen om de komende vijf jaar een optimale opleidings- en kennisinfrastructuur te realiseren. Daarbij willen we in samenwerking en/of onderlinge afstemming onderwijs aanbieden en ontwikkelen, samenwerken in onderzoek en ons gezamenlijk inspannen om kenniswerkers op te leiden met een hoog niveau van beroepsuitoefening, kennis gebaseerd op onderzoek en kennis en competenties op het gebied van valorisatie, innovatie en ondernemerschap. Daarbij werken we nauw samen met bedrijven en instellingen in de noordelijke regio. We zetten in op de volgende doelen: – Sterke zwaartepunten van hoogwaardige kennisproductie en valorisatie op innoverende thema’s voor de regio waarin de Hogescholen samenwerken. – Een pool van hoogopgeleide, getalenteerde afgestudeerde kenniswerkers met ondernemingszin, die innovatieve kennisbedrijven willen starten. – Regio Noord positioneren als kennis- en onderwijsregio in de techniek en (nieuwe) technologie door de samenwerking tussen de hogescholen op alle niveaus. – Een geheel van krachtige, doorlopende leerlijnen, op voor de regionale kennissamenleving en kenniseconomie relevante gebieden, waarin de Hogescholen structureel met elkaar samenwerken, lopend van het pre-HBOtraject, via Ad en voltijd/deeltijd/duaal HBO. Masteropleidingen tot en met in de toekomst het professionele promotietraject (waarbij verandering van het huidig opleidingsportfolio onderwerp van gezamenlijke afstemming is). – Een krachtig en flexibel gezamenlijk onderwijsaanbod voor (oudere) studenten die zich willen op-, om- of bijscholen.
2.2.2
Hoofdthema’s
De vier hogescholen zijn actief bezig met het uitvoeren van onderdelen van het Sectorplan Noord. De noordelijke samenwerking is bekrachtigd in een programmabestuur. Men heeft besloten om op zes thema’s in te zetten. Elke hogeschool is coördinator van één of meer thema’s: – Energie (trekker NHL Hogeschool) – Healthy Ageing (trekker Hanzehogeschool) – Ondernemerschap (trekker Hanzehogeschool) – Toerisme (trekker Stenden hogeschool) – Watertechnologie (trekker Van Hall Larenstein) – Educatie (trekker Stenden hogeschool) Per thema is in kaart gebracht wat er op het gebied van onderwijs aan verbindingen tussen de hogescholen bestaat en hoe daar in samenwerking een meerwaarde gerealiseerd kan worden. Ook op het gebied van onderzoek is geïnventariseerd wat er allemaal loopt en op welke manier verder onderzoek in samenhang met andere kennisinstellingen en bedrijven een bijdrage kan leveren aan de noordelijke economie. De vier hogescholen hebben de samenwerking met de verschillende MBO-instellingen in Noord-Nederland onder de loep genomen met het doel te komen tot versterking van de verschillende thema’s, onder meer door beter aansluitend onderwijs en een versterkte doorstroom.
2.2.3
Centres of Expertise
De drie noordelijke provincies Groningen, Friesland en Drenthe hebben gekozen voor inzet op een beperkt aantal kansrijke sectoren, waaronder water, energie en healthy ageing. Inmiddels is rond het thema Watertechnologie in Leeuwarden een Centre of Expertise tot stand gekomen, als eerste uitwerking van het rapport van Commissie de Boer. De noordelijke hogescholen ondersteunen elkaar bij de ontwikkeling van Centres of Expertise op de andere thema’s. Voor de thema’s Energie en Zorg werkt de Hanzehogeschool aan een Centre of Expertise. Stenden hogeschool werkt aan een Centre of Expertise op het gebied van Toerisme (mede in samenwerking met de
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
11
NHTV in Breda en de Hogeschool Zeeland) en aan een Expertisecentrum Educatie gericht op de bundeling van expertise op onderwijsgebied (van Primair tot Hoger Onderwijs). NHL Hogeschool bereidt Centres of Expertise voor rond Gaming (samen met de Hogeschool Utrecht) en Scheepsbouw. Voor alle thema’s zijn de beoogde resultaten op het gebied van onderwijs en onderzoek vastgesteld (ofwel in het Sectorplan Noord, ofwel in de uitwerking daarvan) en zijn afspraken gemaakt over de samenwerking met het bedrijfsleven, de overheden en andere kennisinstellingen.
2.2.4
Afstemming, focus en massa
Het afstemmen van opleidingen doen we door versterking en vernieuwing van bestaande opleidingen, onder andere via afstudeervarianten, minoren en - waar gewenst en mogelijk - joint degrees. De hogescholen hebben afgesproken nieuwe bachelor opleidingen alleen te ontwikkelen als het economische belang van de regio daar aantoonbaar mee gediend is, er een goed plan is, er belangstelling van studenten is, er middelen zijn om daarin te investeren en er geen adequaat programma uit het bestaande cursuspakket kan worden samengesteld. Het programmabestuur overlegt vooraf over eventuele nieuwe opleidingen. Waar meer hogescholen in het Noorden een opleiding aanbieden, stemmen zij die opleidingen af. We streven zo veel mogelijk naar complementariteit en/of een specifieke inkleuring per aanbiedende hogeschool. In het Noorden concentreert het HBO zich in de toekomst in de steden Leeuwarden, Emmen en Groningen. Hiermee wordt verdere versnippering voorkomen. Wel blijven bestaande locaties in stand en worden bestaande afspraken gehonoreerd. We overleggen hoe we gezamenlijk in de drie de provincies een adequaat HBOonderwijsaanbod kunnen verzorgen. We sluiten een opleiding alleen als én de instroomcijfers en de arbeidsmarkt langere tijd slecht zijn.
2.2.5
Techniek
Specifieke aandacht wordt geschonken aan de sector techniek. Het bevorderen van kwalitatief goed en hoogwaardig techniek-onderwijs is een gedeelde en gezamenlijke doelstelling. Voor het Noorden is het van belang dat de basisopleidingen die op de verschillende hogescholen worden aangeboden, voor de verschillende arbeidsmarkten behouden blijven naar de toekomst. Om met voldoende kwaliteit, niveau en expertise deze opleidingen in de toekomst aan te kunnen blijven bieden, is verdere samenwerking noodzakelijk. Duurzame technologie voor duurzame energie, duurzaam bouwen en duurzaam ontwerpen zijn thema’s van belang in Noord-Nederland. Met duurzame energie wordt de verbinding gelegd naar het Noordelijk thema Energy Valley. Met duurzame kunststoffen wordt de verbinding gelegd met de actuele ontwikkelingen in de landbouw en agro-industrie, die een sterke traditie in de regio kennen. Deze thema’s vormen een belangrijk aanknopingspunt voor het versterken van de samenwerking tussen de hogescholen, onderling gericht op het versterken van de opleidingskwaliteit. Verder zijn het thema’s van belang voor het versterken van de samenwerking tussen hogescholen en bedrijfsleven, en tussen de hogescholen en het MBO, VO en PO. Deze activiteiten moeten leiden tot een sterkere inbedding van het techniekonderwijs ook in het PO en VO, en tot een toename van de instroom bij de techniekopleidingen.
2.2.6
Integrale aanpak succesvolle doorstroom mbo – hbo: verhogen opleidingsniveau
Om de doorstroom van het MBO naar het HBO te optimaliseren hebben alle HBO- en ROC-instellingen in het Noorden gezamenlijk gekozen voor een aanpak, waaraan zowel het MBO als het HBO een bijdrage levert. Het HBO gaat toelatingseisen stellen aan de MBO-instroom, met als belangrijke elementen een actief keuzetraject en een inhoudelijke goede voorbereiding. In het traject is expliciet aandacht voor de benodigde studievaardigheden voor het HBO, een intakegesprek en de mogelijkheid tot het verkorten van de beroepskolom. Het MBO gaat de studieloopbaanbegeleiding intensiveren, met expliciete aandacht voor de (studie)loopbaan(keuzes). Het doel is om de talenten van het MBO een grotere slaagkans op het HBO te bieden. De hogescholen hebben afgesproken de invulling van het toelatingstraject gezamenlijk uit te werken. Daarbij stemmen ze ook af met de ROC’s, die een rol hebben in de studieloopbaanbegeleiding van deelnemers.
12
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
2.2.7
Van Sectorplan naar Prestatieafspraken
De partners in het Sectorplan Noord hebben bovenstaande lijnen elk in hun eigen rapportage naar de Review Commissie uitgewerkt, naar aanleiding van hun eigen activiteiten in deze. Daarbij gaat het zowel om een uitwerking van de genoemde initiatieven met betrekking tot de Centres of Expertise als om een uitwerking ten aanzien van de thema’s die specifieke aandacht nodig hebben.
2.3
Historie Hogeschool Van Hall Larenstein
VHL is één van de hogescholen die opereert binnen het hierboven beschreven HAO-profiel en het Sectorplan Noord. VHL is als hogeschool ontstaan uit verschillende fusies en heeft de afgelopen decennia meerdere verhuizingen doorgemaakt. Het Van Hall Instituut is een fusie van verschillende onderwijsinstellingen uit Groningen, Bolsward en Leeuwarden. Een aantal van deze fusies zijn hieronder in een tijdlijn weergegeven. Tijdlijn 1903
Oprichting Hogere Bosbouw en Cultuurtechnische School in Arnhem/Velp
1904
Oprichting Hogere Zuivelschool in Bolsward
1912
Oprichting Rijks Middelbare Koloniale Landbouwschool te Deventer. Vanaf 1928 verandert de naam in Tropische Landbouwschool Oprichting Rijkslandbouwschool Groningen
1988
De Hogere Bosbouw en Cultuurtechnische School (Velp), Tropische Landbouwschool (Deventer), Rijks Hogere School voor Tuin- en Landschapsinrichting (Boskoop) en Hogere Analisten School (Wageningen) fuseren tot Internationale Agrarische Hogeschool Larenstein
1993
Verplaatsing van de opleidingen uit Boskoop en Wageningen naar Velp
1996
Verplaatsing Bolsward en Groningen naar Leeuwarden
2003
Het Van Hall Instituut en Larenstein bundelen bestuurlijk de krachten in Hogeschool Van Hall Larenstein
2004
Hogeschool Van Hall Larenstein treedt toe tot Wageningen UR
2006
Verplaatsing van één opleiding uit Velp en alle opleidingen uit Deventer naar Wageningen
2011
Volledige fusie van het Van Hall Instituut en Larenstein
VHL vormt een onderdeel van Wageningen UR en er vindt afstemming plaats op het gebied van onderwijs, onderzoek en ondersteunende diensten. Recente ontwikkelingen De focus van Hogeschool Van Hall Larenstein ligt op het opleiden van praktijkgerichte professionals, het vertalen van wetenschappelijke kennis naar praktijktoepassingen en het verrichten van praktijkgericht onderzoek. Samen met de universiteit streeft de hogeschool naar een samenhangend palet van academische en professionele opleidingen, met daarbinnen goede overstapmogelijkheden voor studenten. Het onderwijs van Hogeschool Van Hall Larenstein wordt gegeven op de locaties Leeuwarden, Velp en Wageningen. Uitgaande van de belangstelling, kennis en ervaring van de student ondersteunt de hogeschool hem of haar in het traject dat leidt tot een lerende professional op hbo-niveau. De hogeschool doet dit door het aanbieden van professionele bachelor- en masteropleidingen, maar ook door training en scholing tijdens de loopbaan. Het onderwijs is competentiegericht en het leren in de beroepscontext krijgt veel aandacht. Studenten maken zo snel en zo veel mogelijk kennis met de beroepspraktijk door werkvormen als leerwerkplaatsen, stages en afstudeeropdrachten. Docenten begeleiden studenten en zijn daarnaast betrokken bij toegepast onderzoek. Dit onderzoek vindt plaats in de kenniskringen rond de lectoren of door contractactiviteiten uit derdegeldstromen. Deze activiteiten ondersteunen de innovatie van het onderwijs, verhogen de deskundigheid van de docenten en versterken de relaties van de hogeschool met het werkveld. De hogeschool staat open voor andere culturen en verwelkomt studenten en cursisten uit de hele wereld.
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
13
Hogeschool Van Hall Larenstein profileert zich als internationale hogeschool met een internationale oriëntatie in het onderwijs en in de contractactiviteiten. De hogeschool leidt mensen op voor het werken in een internationale context. Vooral de vestiging in Wageningen heeft een internationale 'couleur locale'. Op de locatie Velp beschikt de hogeschool over een unieke locatie, het landgoed Larenstein. De komende jaren wil de hogeschool de voordelen van dit landgoed beter benutten. Dit gebeurt door de kaders voor de toekomst van het onderwijs en het landgoed concreter vast te stellen. Deze kaders (of onderwijsvisie) bepalen de wensen, eisen en randvoorwaarden voor het ruimtelijk programma van het landgoed, wat uiteindelijk de basis gaat vormen voor een stedenbouwkundig plan. De benadering van deze planvorming laat de hogeschool dus meer plaats vinden vanuit de ambities van het onderwijs. Daarbij ook beter rekening houdend met economische principes. In het najaar van 2008 is de directie gestart met een strategisch proces om de koers voor de komende vier jaren uit te zetten. Het transitieproces heeft in juni 2010 geresulteerd in de Concept Strategienota 2010-2015. Onderdelen uit de nota zijn opgenomen in het Strategisch Plan Wageningen UR 2011-2014, tevens instellingsplan VHL 2011-2014. Onderdelen van de concept strategienota worden gedurende de planperiode één voor één verder uitgewerkt. In 2011 is gewerkt aan ‘Operational Excellence’: hieronder verstaat de hogeschool het effectief en efficiënt verbeteren van de onderwijsondersteunende werkprocessen en systemen, waarbij rekening wordt gehouden met drie hoofdpijlers: mensen, processen en systemen. Het uitgangspunt: de student staat centraal. De systemen en processen worden uniform zo ingericht, dat studenten en docenten goede service wordt geboden, dat ze kruisbestuiving en samenwerking tussen locaties en opleidingen stimuleren, dat ze het leren in communities faciliteren, en dat het op een economisch verantwoorde manier gebeurt. In 2011 bleek uit interne discussies dat de potentie van de samenwerking van Van Hall Larenstein binnen Wageningen UR de afgelopen jaren nog niet volledig is benut. In december 2011 zijn in een notitie van directie en MT de te nemen stappen beschreven voor de nader te maken keuzes voor de samenwerking binnen Wageningen UR, de aansturing van onze hogeschool en andere voorwaarden die nodig zijn om onze ambitie te realiseren. Deze stappen en keuzes worden in 2012 concreet uitgewerkt en waar mogelijk uitgevoerd om zo de profilering ten volle uit te nutten en tevens het onderzoek van het HBO optimaal te verbinden met DLO. Per 1 september 2011 is de instellingenfusie van het Van Hall Instituut en Internationale Agrarische Hogeschool Larenstein tot Hogeschool Van Hall Larenstein een feit, conform de Wet Versterking Besturing. De gemaakte afspraken bij de fusie zijn in 2011 verder uitgewerkt. Een aantal van onze opleidingen wordt zowel in Leeuwarden (Van Hall) als in Wageningen (Larenstein) gegeven. In dit traject zijn vijf bachelor opleidingen van Larenstein en vijf opleidingen van het Van Hall Instituut betrokken. Sommige opleidingen worden gedifferentieerd, anderen worden voor 70% hetzelfde gemaakt.. In het najaar van 2010 is de nieuwe WHW in werking getreden. Binnen Wageningen UR waren al in 2008 verschillende werkgroepen in het leven geroepen die de specifieke gevolgen van deze nieuwe wet, vergeleken met het bestaande, in beeld brachten. In 2011 is verdere uitwerking gegeven aan de verdiepingsslag hiervan binnen de hogeschool, en is gewerkt aan de verdere professionalisering en positionering van de examencommissies nieuwe stijl. In 2010 kreeg het Sectorplan Noord ‘Scholen voor ambities’ vorm. De vier noordelijke hogescholen (Hogeschool Van Hall Larenstein, Hanzehogeschool Groningen, NHL Hogeschool en Stenden hogeschool) spraken af op zes thema’s intensief te gaan samenwerken, zowel op het gebied van onderzoek als onderwijs, om zo de Noord-Nederlandse economie te versterken. VHL is projectleider van het thema Watertechnologie. In 2011 is een aantal succesvolle initiatieven gestart welke te maken hebben met één of meerdere opleidingen van VHL: – Verdere vormgeving van het Centre of Expertise Watertechnology (CEW) (start begin 2012). – Verdere vormgeving van het Centre for Biobased Economy (start 01 januari 2012). Hogeschool Van Hall larenstein, Wageningen University, HAS Den Bosch, CAH Dronten en InHolland Delft zijn gezamenlijk initiatiefnemers. Het Centre richt zich op kennisontwikkeling door de ‘groene’ onderwijsinstellingen en op de overdracht van die kennis naar het bedrijfsleven en andere kennisinstellingen.
14
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
–
In het najaar is Food Circle van start gegaan. Food Circle opereert als een regionaal platform waarin kennisinstellingen, de Noord-Nederlandse voedingsmiddelenbedrijven, aanverwante sectoren en experts kennis uitwisselen en multidisciplinair samenwerken. – Medio 2011 is de University Campus Friesland (UCF) een feit. De samenwerking tussen de noordelijke hogescholen, de provincie en de gemeente Leeuwarden heeft tot doel de academische activiteiten, de kennisinfrastructuur en kennisketen rond Fryske Hotspots te versterken. – De start van Dairy Campus, het nationale en internationale centrum voor onderzoek, innovatie, educatie en training op het gebied van de melkveehouderij. In Dairy Campus werkt VHL samen met de provincie Fryslân, de gemeente Leeuwarden en Wageningen UR Livestock Research. In het voorjaar 2011 hebben de agrarische hogescholen een sectorplan voor het Hoger Agrarisch Onderwijs aangeboden aan het ministerie van EL&I. Het plan beschrijft de relevante ontwikkelingen in de omgeving van de agrarische hogescholen en gaat vervolgens in op de manier waarop de agrarische hogescholen daarop de komende jaren willen inspelen. Prestatieafspraken VHL in het licht van bovengenoemde ontwikkelingen Deze prestatieafspraken zijn gebaseerd op bestaand beleid. Bovengenoemde paragrafen geven aan dat bij VHL volop ontwikkeling is en dat onderdelen uit de strategie gedurende de planperiode één voor één worden uitgewerkt. Het onderzoeksbeleid en lectorenplan is volop in ontwikkeling en wordt in de loop van 2012 afgerond. De profilering van het onderzoek sluit aan bij de profilering van de hogeschool, DLO en de HAO afspraken in het sectorplan. Daarbij worden momenteel stappen en ambities voor onze samenwerking met Wageningen UR verder uitgewerkt die mogelijk ver strekkende gevolgen kunnen hebben voor de toekomst van VHL.
3
Huidig instellingsprofiel
Na een beschrijving van de omgeving en uitgangspositie wordt ingegaan op onze inhoudelijke thema’s. In de paragraaf onderwijs wordt weergegeven welke opleidingen VHL verzorgt en welke samenwerkingen we zijn aangegaan. Per prestatie indicator wordt ingegaan op de huidige situatie. Het huidige profiel wordt samengevat in een SWOT.
3.1
Omgeving en uitgangspositie
Hogeschool Van Hall Larenstein, onderdeel van Wageningen UR, is een kennisinstelling gericht op natuur en omgeving, de gezondheid van mens en dier en voeding en voedselproductie, en opereert binnen het HAOprofiel zoals eerder geschetst. Vanuit drie locaties in Nederland - Leeuwarden, Velp en Wageningen - verzorgt VHL Associate degrees, bacheloronderwijs, masteropleidingen, post hbo-opleidingen, cursussen en advies voor de nationale en internationale markt. In vergelijking met andere instellingen in het Hoger Agrarisch Onderwijs ligt ons onderscheidend vermogen vooral in: a) een (potentiële) landelijke dekking of bereik in het groene domein; b) een ruim aanbod van (toonaangevende) studies en ruime keuzemogelijkheden binnen een studie (keuzevakken); c) de vele mogelijkheden om te switchen van studie, binnen de volledige breedte van het groene domein; d) de verschillende locaties, verdeeld over het land (één op de campus van Wageningen UR) en verankerd in de betreffende regio’s; e) een brede internationale profilering; f) dat we een onderdeel vormen van Wageningen UR, waardoor o.a. ontwikkeling en profilering van toegepast onderzoek adequaat kan worden doorontwikkeld op die thema’s waar de buitenwereld behoefte aan heeft.
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
15
3.2
Onze inhoudelijke thema’s
De thema’s waarmee Van Hall Larenstein zich bezighoudt zijn onder te brengen in drie samenhangende kerngebieden van Wageningen UR:
Dit zijn de brede thema’s van Wageningen UR, waarbij VHL zich focust op de volgende samenhangende domeinen: – Voeding, gezondheid, milieu en technologie. – Groene economie en plattelandsvernieuwing. – Biologie en dier. – Groene leefomgeving en water. De maatschappelijke aandacht voor ons werkgebied is groot. Door de groeiende wereldbevolking groeit ook de vraag naar voedsel en grondstoffen en nemen de mobiliteit, het energieverbruik en de druk op het landgebruik toe. Bovendien is er sprake van technologische vernieuwingen, veranderingen in het klimaat en globalisering. Al deze ontwikkelingen zorgen er voor dat typische VHL-thema’s, zoals duurzaamheid, energie, klimaat, dierenwelzijn, water, voedselzekerheid en inrichting en ontwerp van de buitenruimte, volop in de belangstelling staan. Onze onderwerpen zijn dagelijks in het nieuws en de publieke opinie rond groene onderwerpen is aanzienlijk beter dan een aantal jaren geleden. Wij hebben op deze terreinen veel en hoogstaande expertise in huis door onze lectoren en docenten. Door kennis te genereren en te verspreiden via opleidingen en toegepast onderzoek, wil VHL bijdragen aan oplossingen voor maatschappelijke problemen, en door nauwe samenwerking met DLO de vertaalslag maken van toegepast onderzoek naar praktijk.
3.3
Onderwijs
Als eerste wordt het portfolio van VHL beschreven, waarna per indicator de huidige stand van zaken weergegeven wordt.
3.3.1
Portfolio
Bij VHL, Brin nr. 30HD, worden momenteel de volgende opleidingen verzorgd:
16
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
Isat
Naam opleiding
Onderwijsvorm Locatie
Onderwijssoort
80070
Ad Duurzaam Bodembeheer
deeltijd
Leeuwarden
Associate degree
80069
Ad Duurzame Watertechnologie
deeltijd
Leeuwarden
Associate degree
80023
Ad Integrale Handhaving Omgevingsrecht
deeltijd
Leeuwarden
Associate degree
80023
Ad Integrale Handhaving Omgevingsrecht
voltijd
Leeuwarden
Associate degree
80044
Ad Melkveehouderij
voltijd
Leeuwarden
Associate degree
80043
Ad Ondernemerschap
voltijd
Leeuwarden
Associate degree
34866
B Bedrijfskunde en Agribusiness
voltijd
Leeuwarden
bachelor
34331
B Biotechnologie (samen met NHL)
voltijd
Leeuwarden
bachelor
34869
B Dier- en Veehouderij
voltijd
Leeuwarden
bachelor
34333
B Diermanagement
voltijd
Leeuwarden
bachelor
34936
B International Business and Management Studies (samen met
voltijd
Leeuwarden
bachelor
39204
B Kust en Zee Management
voltijd
Leeuwarden
bachelor
34284
B Milieukunde
deeltijd
Leeuwarden
bachelor
34284
B Milieukunde
voltijd
Leeuwarden
bachelor
34859
B Plattelandsvernieuwing
voltijd
Leeuwarden
bachelor
34868
B Tuinbouw en Akkerbouw
voltijd
Leeuwarden
bachelor
34856
B Voedingsmiddelentechnologie (samen met NHL)
voltijd
Leeuwarden
bachelor
80068
Ad Tuin- en Landschapsinrichting
deeltijd
Velp Gld.
Associate degree
80068
Ad Tuin- en Landschapsinrichting
voltijd
Velp Gld.
Associate degree
34220
B Tuin- en Landschapsinrichting
deeltijd
Velp Gld.
bachelor
34220
B Tuin- en Landschapsinrichting
voltijd
Velp Gld.
bachelor
34221
B Bos- en Natuurbeheer
deeltijd
Velp Gld.
bachelor
34221
B Bos- en Natuurbeheer
voltijd
Velp Gld.
bachelor
34226
B Land- en Watermanagement
deeltijd
Velp Gld.
bachelor
34226
B Land- en Watermanagement
voltijd
Velp Gld.
bachelor
70056
M Project & Process Management in the Domain of Land and Water deeltijd
Velp Gld.
Post-initiële master
34866
B Bedrijfskunde en Agribusiness
voltijd
Wageningen
bachelor
34869
B Dier- en Veehouderij
voltijd
Wageningen
bachelor
34859
B Plattelandsvernieuwing
voltijd
Wageningen
bachelor
34203
B Tropische Landbouw
voltijd
Wageningen
bachelor
34856
B Voedingsmiddelentechnologie
voltijd
Wageningen
bachelor
70058
M Agricultural Production Chain Management
voltijd
Wageningen
Post-initiële master
70057
M Management of Development
voltijd
Wageningen
Post-initiële master
Stenden en NHL)
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
17
Kengetallen jaarverslag 2011 2011
2010
2009
Studenten (totaal per 01-10)
4.001
3.972
3.861
3.791
Instroom
1.130
1.204
1.115
1.046 702
Afgestudeerden Bachelor
2008
579
680
682
Afgestudeerden Associate degree
25
18
7
17
Afgestudeerden Master
60
52
75
55
In het verleden is de opleiding Laboratoriumtechniek overgedragen aan de Hogeschool Arnhem Nijmegen en is de opleiding Tuinbouw en Akkerbouw in Wageningen gestopt. De opleiding Plattelandsvernieuwing in Leeuwarden wordt op verzoek van het werkveld weer nieuw leven ingeblazen. Het aanbod is naast verdiepend en verbredend ook gericht op doorstroom naar de universiteit (8%). De master- en bachelor opleidingen in Wageningen zijn volledig Engelstalig. Bij de Nederlandstalige bacheloropleidingen wordt gestreefd naar het aanbieden van minimaal één Engelstalige major. Samenwerking Naast de samenwerking binnen Wageningen UR met Wageningen University en DLO wordt binnen verschillende opleidingen samengewerkt met andere (hoge)scholen. Op de locatie Leeuwarden biedt de hogeschool gezamenlijk met de NHL Hogeschool de opleidingen Voedingsmiddelentechnologie en Biotechnologie aan, binnen de gezamenlijke unit Life Sciences and Technology. Deze opleidingen zijn samen met de technologieopleidingen van het AOC ondergebracht in de unit Life Science. De opleiding International Business and Management Studies wordt samen gegeven met Stenden hogeschool en NHL Hogeschool. VHL zet zich in om de aansluiting van het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs op het (verkort) hboonderwijs te verbeteren. Op de locatie Leeuwarden is dit onder meer gerealiseerd in de unit Life Sciences en met de nieuwe Ad-programma’s. Ook zijn doorlopende leerlijnen ontwikkeld samen met onder andere Helicon Opleidingen Velp. Schakel- en zomercursussen moeten de overstap naar Hogeschool Van Hall Larenstein vergemakkelijken. Daarnaast neemt Hogeschool Van Hall Larenstein deel aan diverse overleggen met andere scholen, onder andere het LICA (Landelijk Informatie Centrum Aansluiting VO - HBO), HBO-Raad, GKC (Groene Kennis Coöperatie), Sectorplan Noord (met Stenden hogeschool, NHL Hogeschool en Hanzehogeschool) het Platformoverleg Voortgezet/Hoger Onderwijs (VOHO) in Velp en Leeuwarden, AOC-overleg Leeuwarden en met AOC Oost. De internationale samenwerking wordt in een apart hoofdstuk besproken.
3.3.2
Uitval
Om de uitval zo veel mogelijk te verminderen, streeft VHL ernaar de aankomende student zo goed mogelijk te begeleiden bij haar studiekeuze en aansluiting tussen het VO of MBO en het HBO. Dit wordt beschreven in de paragraaf Werving. Daarna wordt ingegaan op het voorkomen van de uitval in het eerste jaar. Werving en aansluiting VHL onderneemt vele activiteiten om de aankomende studenten zo goed mogelijk te informeren over de studies bij VHL. Werving vindt plaats samen met onze collega’s van Wageningen University, er worden meeloopdagen en voorlichtingsdagen georganiseerd, er zijn studiecoaches, en we zijn bereikbaar voor vragen van studiekiezers. Daarnaast worden er verschillende activiteiten voor studenten, decanen, docenten van middelbare scholen en ouders georganiseerd om hen zo goed en realistisch mogelijk voor te lichten over de mogelijkheden van studeren bij VHL. Een aantal opleidingen houdt intakegesprekken met de aankomende student om te beoordelen of de verwachtingen van de opleiding realistisch zijn en of de opleiding bij hen past. Voor onze locatie in Leeuwarden vindt ook jaarlijks een instroommonitor plaats, om te monitoren hoe de aansluiting tussen het VO en VHL is. Daarnaast is er intensief contact met verschillende MBO- opleidingen om een zo goed mogelijke overgang tussen MBO en HBO te bewerkstelligen.
18
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
Uitval Na de start van de studie wordt de student begeleidt in zijn studieloopbaan door een Studieloopbaanbegeleider. Deze begeleider heeft regelmatig overleg met de student over de studievoortgang. Als de student een functionele beperking heeft, is er begeleiding vanuit het studentendecanaat mogelijk en kunnen er speciale faciliteiten toegekend worden. In de afgelopen jaren is gebleken dat het aantal studenten met een complexe functiebeperking (zoals ASS, AD(H)D)) nog steeds toeneemt. Per schooljaar 2011-2012 is het Bindend Negatief Studieadvies(BNS) voor alle VHL opleidingen gelijk getrokken en bedraagt 40 ECTS voor het eerste jaar. Bovendien moet een student binnen twee jaar zijn propedeuse behaald hebben. Dankzij deze maatregelen heeft VHL een redelijk hoge uitval in het eerste jaar, zo rond de 30%. Deze uitval is hoger dan het HBO-gemiddelde(27,7%) en is de afgelopen jaren na een daling in 2007 weer aan het stijgen. In hoofdstuk 4 wordt beschreven welke maatregelen VHL wil inzetten om dit uitvalpercentage te laten dalen.
3.3.3
Switch
VHL is de grootste ‘groene’ hogeschool met de meeste opleidingen. Hierdoor is het switch percentage bij VHL (2,1%) groter dan bij de andere HAO instellingen en komt het al jaren overeen met de landelijke mediaan. Mocht een student per ongeluk een verkeerde studiekeuze hebben gemaakt, dan zijn er verschillende andere bachelors of Associate degrees binnen VHL waaruit hij kan kiezen. De studieloopbaanbegeleider of decaan begeleidt deze keuze, om zo vroeg mogelijk in de studie te switchen en daardoor zo min mogelijk vertraging op te lopen. VHL geeft er de voorkeur aan dat een student switcht naar een andere studie binnen VHL, i.p.v. dat hij de instelling gaat verlaten en uitvalt. Echter omdat het percentage redelijk klein is, zijn er afgelopen jaren geen extra maatregelen genomen om de switch te beperken. Als een student echter switcht naar een opleiding bij Wageningen University of een andere HAO-instelling, dan wordt dit volgens de definitie van switchen niet als switch benoemd, maar als uitval.
3.3.4
Rendement
In de paragraaf over uitval is al beschreven dat VHL het BNS heeft ingevoerd als selectie-instrument om te bepalen welke student voldoende capaciteit heeft om de opleiding binnen redelijke termijn af te ronden en welke student niet. Omdat het BNS ook in het tweede jaar selecteert, heeft dit een negatieve invloed op onze rendementscijfers. De afgelopen jaren heeft er een daling plaatsgevonden van het rendement. Van het cohort 2006 was ons rendement 68,9%, dat iets lager ligt dan de HBO-mediaan(69,8%). Om de student optimaal te begeleiden bij zijn studieloopbaan, heeft hij regelmatig contact met de studieloopbaanbegeleider. Omdat VHL met haar verschillende locaties ook een relatief kleine hogeschool is, met intensief contact tussen studenten onderling en tussen docenten en studenten, is er veel sociale controle. VHL vindt het zeer belangrijk dat de kwaliteit van haar opleidingen hoog blijft. Vandaar dat in 2011 o.a. is gestart met de aanpassing en bijscholing van de examencommissies die verantwoordelijk zijn gemaakt voor de borging van de toetskwaliteit.
3.3.5
Kwaliteit
VHL vindt het buitengewoon belangrijk dat haar studenten tevreden zijn over de opleidingen. VHL neemt daarom al jaren deel aan de Nationale Studenttevredenheidsonderzoeken. In 2011 was 67,2% van de studenten die deel heeft genomen aan de Nationale Studenten Enquête (NSE) tevreden over de opleiding in het algemeen. Dit komt overeen met de HAO-mediaan en ligt iets boven de HBO-mediaan. Het VHL-brede response percentage was net als in 2010 rond de 40%. De gemiddelde score die werd gegeven was een 3.7 op een schaal van 1-5. Op basis van de resultaten van deze enquête zijn drie VHL-brede verbeterpunten gedefinieerd: de tijdigheid van de informatieverstrekking over roosters en roosterwijzigingen, de informatieverstrekking over resultaten van toetsen en beoordelingen, en de informatie over gebruik van onderwijsevaluaties. Aan de uitvoering van deze
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
19
verbeterpunten wordt momenteel nog hard gewerkt, o.a. in het project Operational Excellence. Naast de VHLbrede verbeterpunten werken de opleidingen aan verbeteringen binnen hun opleidingen op basis van interne en externe evaluaties. Naast de NSE neemt VHL deel aan de opleidingsaccreditaties en instellingstoets. Door de onervarenheid met het nieuwe accreditatiekader en de accreditatietermijn van zes jaar (wat langer is dan de termijn van de prestatieafspraken), heeft VHL ervoor gekozen, in afstemming met de andere HAO-instellingen, om deze indicator niet op te nemen in haar prestatieafspraken. Omdat VHL geen excellentietrajecten heeft, is het niet mogelijk om deze indicator op te nemen in de prestatieafspraken.
3.3.6
Docentkwaliteit
Door de late bekendheid van de mogelijkheid om MO-B getuigschriften mee te tellen als Ma-niveau, zijn deze niet meegenomen in de voorliggende inventarisatie welke heeft plaatsgevonden in februari 2012.
Soort niveau
Stand februari 2012
Aantal docenten uit
Al in gang gezette
Aantal docenten uit dienst
dienst tot 2016
scholing tot 2016
van 2016 tot 2020
10
3
Aandeel HBO-bachelors
28%
3
Aandeel HBO-masters
4%
0
Aandeel WO-bachelor
0%
0
Aandeel WO-masters
56%
22
Aandeel PhD
8%
0
Onbekend anders
4%
2
Aandeel boven HBO-Ba niveau
68%
15 0 52 7
2
Het nu en de ontwikkeling Het aantal medewerkers dat tot 2016 uit dienst treedt door pensionering bedraagt 27. Tot 2016 studeren tien medewerkers af op een HBO-master en zeven medewerkers op PhD-niveau. Na 2016 zet de uitstroom in hoge mate door en stromen 72 medewerkers uit. Ontwikkelingen instroom Op dit moment wordt bij de aanname van nieuwe medewerkers bewust geselecteerd op een HBO-master of WO-master achtergrond.
3.3.7
Onderwijsintensiteit
Een contactuur is een onderwijsuur waarbij een docent fysiek aanwezig is. Een docent is een persoon die onderwijs verzorgt in dienst van de onderwijsinstelling (inclusief studentassistenten en tutoren). Onder contacttijd vallen onder meer hoor‐ en werkcolleges, studiebegeleiding, stagebegeleiding, tentamens en examens en ook studieloopbaanbegeleiding voor zover de instelling die voor alle studenten heeft geprogrammeerd. Bij de berekening van klokuren per week wordt het totaal aantal contacturen dat per jaar wordt geprogrammeerd door een opleiding gebruikt als grondslag, uitgaande van het aantal weken dat de opleiding besteedt aan onderwijsactiviteiten. Tijd voor zelfstudie, stages/werkplekleren en (onbegeleide) tijd voor afstudeeronderzoek en scriptie behoort niet tot de contacttijd, ook al is dit wel tijd die de student aan zijn opleiding besteedt. Gemiddeld is het aantal contacturen in een lesweek bij de voltijds bachelor opleidingen in het eerste jaar van VHL hoger dan het landelijk streven van 12 uur, namelijk 19 uur. In de NSE 2011 is afgelopen jaar ook de beleving van de eerstejaars student wat betreft de contacturen onderzocht. Deze is voor de VHL bachelor opleidingen als volgt:
20
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
Percentage contact tov totaal
docent contacturen
som uren excl uitval
doorgegaan
Deel van ingeroosterde
onderwijs-activiteiten die niet is
zonder docent
Scriptie/ afstudeer-onderzoek
Stage/ werkplek leren
Zelfstudie zonder docent
Andere activiteiten met docent
docent
Tentamens/ examens met
Studie begeleiding
Stage begeleiding met docent
practica, trainingen) met docent
Werkcolleges, projectonderwijs,
studiejaar
locatie opleiding
Hoor-colleges met docent
zelf berekend
L
Bedrijfskunde en Agribusiness
1
12
7
1
1
2
0
9
4
0
7
36
22
63%
L
Biotechnologie
1
8
7
0
1
2
1
10
1
0
5
31
19
61%
L
Dier- en Veehouderij
1
17
6
0
1
1
0
8
2
0
11
34
24
70%
L
Diermanagement
1
12
6
0
2
3
1
13
1
0
7
37
23
63%
L
Integrale Handhaving Omgevingsrecht
1
5
2
0
0
2
0
17
8
3
6
38
10
25%
L
Kust en Zee Management
1
12
6
0
1
2
3
17
0
0
8
41
24
59%
L
Milieukunde
1
9
3
0
1
2
1
8
1
1
4
26
16
62%
L
Tuinbouw en Akkerbouw
1
6
4
2
1
1
1
6
3
1
7
26
15
60%
L
Voedingsmiddelentechnologie
1
7
6
1
1
2
0
11
0
0
3
29
18
61%
V
Bos- en Natuurbeheer
1
13
5
0
1
2
1
12
1
1
5
36
21
60%
V
Land- en Watermanagement
1
11
9
1
1
3
2
5
2
1
4
35
27
77%
V
Tuin- en Landschapsinrichting
1
5
10
0
1
2
3
14
0
0
1
35
20
57%
W
Bedrijfskunde en Agribusiness
1
15
4
2
2
3
2
5
1
1
5
33
27
83%
W
Dier- en Veehouderij
1
12
3
1
1
2
2
10
1
0
5
33
21
64%
W
Plattelandsvernieuwing
1
11
5
0
1
2
1
6
3
0
8
28
19
69%
W
Tropische Landbouw
1
20
3
3
2
1
1
18
1
1
3
47
28
59%
W
Voedingsmiddelentechnologie
1
16
9
1
2
7
2
5
0
0
8
42
36
88%
Aan de hand van deze gegevens, zowel de eigen inventarisatie als de beleving van de student, kan geconcludeerd worden dat VHL al een hoge contact intensiteit heeft, wat ver boven het landelijk streven is van 12 uur.
3.3.8
Indirecte kosten
VHL heeft deelgenomen aan het Berenschot-onderzoek. Uit dit onderzoek blijkt het volgende: A. Overheadformatie: fte’s zuivere overhead inclusief interne inhuur als percentage van de totale fte’s van VHL inclusief inhuur. Dit is bij VHL op basis van de begroting 2012: 126,7 fte’s / 452,3 fte’s = 28,0%. B. Overhead per fte: loonkosten zuivere overhead + onderwijs- en onderzoeksondersteuning incl. inhuur als percentage van de totaal aantal fte’s incl. inhuur. Dit is bij VHL op basis van de begroting 2012: € 10.230.301 / 452,3 fte’s = € 22.618. C. Overhead/omzet: de overhead als percentage van de totale omzet. Loonkosten overhead incl. kosten inhuur -/- opbrengst derden en overige kosten Informatisering & Automatisering / totale omzet. Dit is bij VHL op basis van de begroting 2012: € 10.424.801 -/- € 194.500 + € 1.478.768 = € 11.708.979 / € 54.618.000 = 21,4%.
3.4
Onderzoek en valorisatie
In de activiteiten die worden ondernomen voor onderzoek en valorisatie is veel overlap. Zo wordt er in Centres of Expertise onderzoek uitgevoerd, maar wordt er ook gewerkt aan valorisatie. Om deze reden zijn beide onderwerpen in één hoofdstuk behandeld. Als eerste wordt ingegaan op de verschillende lectoraten van VHL. Daarna worden de Centres of Expertise benoemd waar VHL onderdeel van uit maakt en daarna worden overige activiteiten beschreven.
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
21
3.4.1
Lectoraten
VHL heeft momenteel de volgende Lectoraten: – Groene leefomgeving van steden (1 lector) – Metropolitane landbouw (1 lector) – Regionale transitie (1 lector) – Geïntegreerd natuur-en landschapsbeheer (3 lectoren) – Integraal waterbeheer en klimaatbestendige gebiedsontwikkeling (1 lector) – Marine Ecosystems Management (1 lector) – Marine Policy (1 lector) – Duurzame visserij en aquacultuur (1 lector) – Watertechnologie (2 lectoren) – Voeding en gezondheid (1 lector) – Welzijn van dieren (1 lector) – Melkveehouderij (1 lector) – Biobased Economy (1 lector) Momenteel wordt door de lectoren in samenwerking met de opleidingsdirecteuren en de directie gewerkt aan een VHL breed onderzoeksbeleid waarin het strategische beleid en interne en externe borging van processtappen wordt weergegeven. Deze lectoraten zijn actief binnen Centres of Expertise en/of kenniskringen.
3.4.2
Centers of Expertise
Centre of Expertise Watertechnology VHL heeft één Centre of Expertise samen met NHL Hogeschool : daaraan zijn twee lectoren verbonden. Het Centre of Expertise Watertechnology (CEW) is één van de drie officieel door OCW erkende Centres of Expertise. Hierin wordt samengewerkt met Wetsus (Centre of Excellence), het topinstituut watertechnologie waarin drie universiteiten samenwerken met ruim 90 bedrijven. Dit Centre is verbonden aan tal van stakeholders op het terrein van water en waterkwaliteit, zoals Vitens, Waterschap, overheden en bedrijven in het MKB. Het CEW levert een actieve bijdrage aan de onderwijsontwikkeling op het gebied van watertechnologie. Er wordt gewerkt aan een complete leerlijn Water Technology met praktijkgericht onderwijs op alle niveaus.
Centre for Biobased Economy VHL heeft samen met Wageningen University en drie andere agrarische hogescholen het Centre for Biobased Economy opgezet. Wageningen University, waar veel expertise op het gebied van Biobased Economy aanwezig is binnen de universiteit en DLO, coördineert het centre. Biomassa is steeds vaker een duurzaam alternatief voor fossiele brandstoffen en grondstoffen voor de (chemische) industrie. Daarom is het belangrijk dat Nederland een voorloper is op het gebied van kennisontwikkeling over biobased grondstoffen, producten en productieprocessen. Het Centre for Biobased Economy (CBBE) is in de eerste plaats gericht op kennisontwikkeling door Van Hall Larenstein Leeuwarden, HAS Den Bosch, CAH Dronten, InHolland Delft en Wageningen University. Vervolgens wordt deze kennis overgedragen naar het bedrijfsleven en andere kennisinstellingen. Het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) stelt hiervoor vijf miljoen euro beschikbaar. In Noord-Nederland kunnen bedrijven aankloppen bij VHL Leeuwarden. Zo kan een kennisvraag uit de praktijk leiden tot een onderzoeksproject op bijvoorbeeld het terrein van mestvergisting, de raffinage van gras, de ontwikkeling van biobased producten of de verwerking van reststromen. Bij VHL Leeuwarden is vorig jaar een lectoraat Biobased Economy van start gegaan. Dit lectoraat gaat onderwijs ontwikkelen en de interactie versterken tussen de hogeschool en organisaties en bedrijven in de Noordelijke provincies. Wisselwerking tussen kennisinstellingen en het bedrijfsleven moet gaan uitmonden in nieuw aanbod van onderwijs en in toegepast onderzoek, uitgevoerd door de hogeschool.
22
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
3.4.3
Center for Marine Policy (CMP)
Dit centrum is geplaatst bij VHL locatie Leeuwarden en is onderdeel van Wageningen UR. Het onderzoekscentrum ondersteunt de ontwikkeling van maritiem en marien beleid. Dit beleid moet rekening houden met een groeiende groep gebruikers en belangen. Visserij en transport, maar ook recreatie, energiewinning en agrarische activiteiten. Steeds meer, maar ook steeds meer verschillende activiteiten drukken op de Europese zeeën en kustgebieden. Om deze ontwikkeling in goede banen te leiden is het nationale en internationale beleid voor kust- en zeegebieden volop in beweging. Het CMP is een multidisciplinair centrum waar we beleidsondersteunende onderzoeken en processen met een integrale aanpak benaderen. Niet alleen waar die betrekking hebben op de zee, maar voor het gehele kustgebied. Het raakt een brede groep belanghebbenden, bijvoorbeeld ook de bewoners en de agrarische sector langs de kust. Het CMP is in 2009 is opgericht door VHL, LEI, IMARES en de leerstoelgroep Milieubeleid van Wageningen University. Alle genoemde groepen zijn onderdeel van Wageningen UR. De koppeling tussen beleidsondersteunend onderzoek en onderwijs is ook voor VHL belangrijk. Vanuit VHL zijn verschillende lectoren en medewerkers actief bij het centrum. Zij zorgen er voor dat kennis vanuit het CMP wordt overgebracht naar het onderwijs. Daarnaast draaien ze als projectmedewerker of -manager mee in projecten. Studie en praktijk komen dankzij het CMP dichter bij elkaar. Onder andere door de lezingen die regelmatig vanuit het centrum georganiseerd worden. Voor studenten van VHL levert het CMP interessante stageplaatsen en afstudeerprojecten.
3.4.4
Kenniscentrum Food, Health and Safety en Food Circle
VHL heeft het kenniscentrum Food, Health and Safety waarbinnen twee lectoren actief zijn. Food and Health vanuit Leeuwarden en Food Safety vanuit Wageningen. Food Circle is geen formeel Centre of Expertise. Maar het is wel een treffende vorm van brede samenwerking van bedrijven en kennisinstellingen rondom de thema’s voedselveiligheid en gezonde voeding in de regio Noord-Nederland. Tot slot is er op het gebied van Voeding vanuit Wageningen nauwe samenwerking met de activiteiten rondom Food Valley.
3.4.5
Training en cursussen
Voorheen hadden de locaties van VHL, ieder apart een Training & Consultancybureau. Na een intensieve reorganisatie in 2011 en begin 2012 is het plan opgevat om de training- en cursusactiviteiten van VHL in gezamenlijkheid een doorstart te laten maken. De consultancy, de internationale projecten en de internationale activiteiten werden elders ondergebracht en krijgen hun aansturing direct vanuit de opleidingen, om zo de inbedding en verankering in het onderwijs te optimaliseren. Voor trainingen en cursussen, voor maatwerk en evenementen werd begin maart 2012 het nieuwe VHL-Bureau Trainingen & Cursussen(TC) opgericht.
3.4.6
Contractactiviteiten
De geregisseerde overgang van de uitvoering van de contractactiviteiten van Training & Consultancy naar het onderwijs, is in volle gang. Keuzes voor projecten en regio’s vinden nu aansluiting bij strategische keuzes van de opleidingen en staan in dienst daarvan. Het internationaal projectwerk vindt steeds meer aansluiting bij structurele samenwerkingsverbanden van de opleidingen met instituten in het buitenland. Zowel bij samenwerkingsverbanden als bij projecten is de aanwezigheid van relevant werkveld in de betreffende regio een voorwaarde. Hierdoor kan de expertise van de hogeschool, die vooral ligt in het ontwikkelen van curricula en didactische vaardigheden, beter gekoppeld worden aan de door de markt gevraagde competenties van afgestudeerde studenten van buitenlandse instituten. Deze studenten vinden daardoor sneller aansluiting in het werkveld. Gezocht wordt naar samenwerking met het bedrijfsleven, in zowel
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
23
het partnerland als in Nederland. Hierdoor kunnen ook onze eigen opleidingen maximaal profiteren van de contacten met het werkveld en het vinden van stageplaatsen.
3.4.7
Overige samenwerkingsverbanden
VHL onderneemt ook activiteiten op het gebied van: de topsectoren Agro & Food en Tuinbouw & Uitgangsmaterialen, Water, Biobased Economy, Creative Industry en Life Science, Kennislandgoed Larenstein, Sectorplan Noord, University Campus Friesland, Dutch Delta Academy en de Dutch School of Landscape Architecture (DSL).
3.5
Internationalisering
In de Human Capital Agenda van Agro & Food en Tuinbouw & Uitgangsmaterialen en het Sectorplan HAO wordt het belang van internationalisering benadrukt. Omdat VHL internationalisering hoog op de agenda heeft staan en belang hecht aan een international classroom, is deze extra paragraaf toegevoegd.
3.5.1
Onderwijs
De Engelstalige bachelor- en masteropleidingen, in het bijzonder op locatie Wageningen, trekken als vanouds veel buitenlandse studenten aan. De twee masteropleidingen, met een flink aantal studenten met een NFPbeurs (Netherlands Fellowship Programme), houden de status IO-instituut actueel en de positie van Hogeschool Van Hall Larenstein binnen internationale (ontwikkelings-) samenwerking krachtig. Op 1 oktober 2011 waren studenten van 66 nationaliteiten ingeschreven bij Hogeschool Van Hall Larenstein. Hierbij is het grote aantal studenten met de Duitse (291) en Chinese (81) nationaliteit opvallend.
Nationaliteit buitenlandse studenten
Locatie Leeuwarden
Locatie Velp/Wageningen
Totaal Hogeschool
Hogeschool Van Hall Larenstein Bachelor
Bachelor
Europa
179
167
2
348
Afrika
1
6
50
57
Azie
12
89
13
114
3
6
2
11
195
268
67
530
Noord- en Zuid-Amerika Totaal
% t.o.v. het totaal aantal studenten (bachelor + master)
Master
13,0%
Europa In Europa is Van Hall Larenstein actief in Bulgarije, Roemenië, Polen, Griekenland, Finland, Duitsland, Portugal en Spanje. In Bulgarije, Polen en Hongarije gaat studentenwerving gepaard met KIGO-projecten en Tempus. Het Nederlands bedrijfsleven, dat in die regio actief is, is daarbij nadrukkelijk betrokken. Buiten Europa In het Beleidsplan Internationalisering van Van Hall Larenstein is de focus gericht op het versterken van zowel de capaciteit als de kwaliteit van het internationale onderwijs. Voor de bachelor-opleidingen ligt de geografische focus op Azië en Oost-Europa; voor de master-opleidingen op Afrika en Azië. De sectoren waarop VHL zich richt sluiten aan bij één of verschillende opleidingen van Van Hall Larenstein. In 2011 is gestart met extra inspanningen voor versteviging van het agenten- en ‘representatieve’-netwerk, via bijscholing, bezoeken, seminars en ‘meet & greet’ sessies. De hogeschool verlegt daarin haar focus steeds meer naar ‘international highschools' en ‘counselors’. Tegelijkertijd wordt actief de samenwerking met derden gezocht, door de organisatie van ‘international placement days’ voor de hogeschool en universiteit. In China is daar al vele jaren goede ervaring mee via zogenaamde 2+2-programma’s (bachelor): deelnemers studeren in het eerste en tweede jaar in China aan een Chinese universiteit, waarmee een structureel
24
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
samenwerkingsverband is aangegaan. De studenten stromen in het derde jaar in bij Van Hall Larenstein, na een uitgebreide kwaliteitstoets en selectie. Na de verbreding in 2010 naar Thailand en Vietnam is in 2011 verder onderzoek gedaan naar mogelijkheden in India en zijn verkenningen uitgevoerd naar mogelijkheden in Turkije, Indonesië en Zuid-Korea.
3.5.2
Internationale projecten
De focus voor internationale projecten van de hogeschool ondergaat een verandering: – In Azië worden projecten geacquireerd die zoveel mogelijk aansluiting vinden bij bestaande samenwerkingsverbanden. Hierbij is werving van studenten, naast inhoudelijke initiatieven met het werkveld, vaak een nevendoel. – In Afrika worden voor het onderwijs inhoudelijk interessante projecten aangegaan en is er veel aandacht voor het netwerk waardoor we betere bekendheid krijgen voor potentiele hogeschool masterstudenten. – In Europa is er vooral veel aandacht voor samenwerkingsverbanden en onderwijsprojecten. Voordeel van deze relatieve geografische nabijheid is dat studenten en staf eenvoudiger aan uitwisseling kunnen doen voor stages en onderzoek. In 2011 zijn er naast projecten waar we als hogeschool consortiumpartner zijn, drie grote internationale projecten gestart waar Van Hall Larenstein optreedt als penvoerder: – Niche (Netherlands Initiative for Capacity development in Higher Education) project in Ethiopië. – Niche project in Egypte. – EU Tempus (Trans-European Mobility Scheme for University Studies)project in de Balkan. Opmerkelijk bij dit laatste project is, dat VHL daarmee in 2011 het enige Nederlandse onderwijsinstituut was dat een Tempusproject van de EU toegekend kreeg.
3.6
Strategische afwegingen achter het instellingsprofiel: SWOT
In de interne concept strategienota VHL 2010-2015 heeft VHL een SWOT gedefinieerd, die hier is overgenomen. Omdat op basis van de zwakten al enkele acties in gang zijn gezet, zijn de zwakten aangepast. Sterkten
Zwakten
S1. We zijn de breedste en grootste hao-instelling
Z1. Meer focus in de uitstraling van ons aanbod is
S2. We hebben enkele unieke opleidingen
mogelijk
S3. We kunnen profiteren van de internationale reputatie van Wageningen University en DLO
Z2. Samenwerking binnen Wageningen UR kan verder geoptimaliseerd worden
S4. VHL zit goed in specifieke netwerken in het beroepenveld S5. Goede banden met het werkveld en afgestudeerden zijn gewild in het werkveld
Z3. Onderzoeksbeleid kan scherper geformuleerd worden Z4. Synergievoordelen van VHL kunnen beter benut
S6. Veel lectoren die op een breed aantal thema’s actief zijn S7. Zeer gemotiveerde professionals die een gezonde dosis eigenwijsheid koppelen aan trots en betrokkenheid bij de school S8. Goede, robuuste en relevante samenwerkingsverbanden ook
worden Z5. Focus op hogere studenttevredenheid Z6. Hoge uitval Z7. Dalend rendement
buiten het groene domein S9. Verschillende locaties verdeeld over het land S10. Brede internationale profilering S11. Afgestudeerden zijn gewild in het werkveld/ambassadeurs
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
25
Kansen
Bedreigingen
K1. Onze issues zijn hot, publieke opinie over. groene onderwerpen
B1. Brede HBO-instellingen krijgen belangstelling voor het
is verbeterd K2. Regionale, nationale en internationale aanwezigheid (w.o. een mogelijke locatie in het westen van het land)
groene domein B2. Immobiliteit van de HAVO-scholieren: ze willen niet ver weg studeren
K3. Samenwerking binnen Wageningen UR; goede naamsbekendheid B3. Huidige vestigingsplaatsen liggen in regio met lage Wageningen UR benutten, eigen expertise vertalen in naamsbekendheid
instroompotentie/ afname scholieren B4. Beëindiging bekostiging deeltijd
K4. Ontwikkelen alumnibeleid K5. Veel van de VHL activiteiten hebben raakvlakken met de topsectoren
4
Gewenst profiel
Na een beschrijving van het huidige profiel in hoofdstuk 3 en een SWOT-analyse wordt in dit hoofdstuk het gewenste profiel beschreven worden. De kracht van Hogeschool Van Hall Larenstein Als wij kijken naar onze hogeschool, dan valt op dat VHL bij uitstek een aantal onderscheidende kenmerken heeft. In het algemeen zien wij dat wij als VHL: a) de grootste en breedste instelling in het hoger agrarisch onderwijs in Nederland zijn. Omdat wij ons in het groene domein bevinden, profileren we ons op zich zelf al; b) een breed én diep aanbod van opleidingen en onderzoek hebben in het gehele groene domein en het daaraan grenzende gebied, gebaseerd op de vraag vanuit het werkveld; c) enkele unieke opleidingen aanbieden; d) zeer goede banden met het werkveld hebben en onze afgestudeerden daar gewild zijn; e) veel lectoren hebben die ook nog eens op een breed aantal thema’s actief zijn; f) zeer gemotiveerde professionals in huis hebben die een gezonde dosis eigenwijsheid koppelen aan trots en betrokkenheid bij de school; g) goede, robuuste en relevante samenwerkingsverbanden hebben, ook buiten het groene domein. In vergelijking met andere instellingen in het Hoger Agrarisch Onderwijs ligt ons onderscheidend vermogen vooral in: a) een (potentiële) landelijke dekking of bereik in het groene domein; b) een ruim aanbod van (toonaangevende) studies en ruime keuzemogelijkheden binnen een studie (keuzevakken); c) de vele mogelijkheden om te switchen van studie, binnen de volledige breedte van het groene domein; d) de verschillende locaties, verdeeld over het land (één op de campus van Wageningen University) en verankerd in de betreffende regio’s; e) een brede internationale profilering; f) de één op één aansluiting van ons aanbod bij Wageningen University; g) het zijn van een onderdeel van Wageningen UR waardoor samenwerking met de zusterorganisaties DLO (toegepast onderzoek) en Wageningen University extra kansen biedt. Wat doet VHL in 2016: Dé groene hogeschool van Nederland Wij zien VHL als een gespecialiseerde hbo-instelling van betekenis, hoog in de rankings (zie indicator kwaliteit 4.1.7), gericht op het groene domein. Binnen die specialisatie hebben wij een breed en diep aanbod van opleidingen en thema’s. Een aanbod dat zich uitstrekt tot in het rode, grijze en blauwe domein. Kruisbestuiving tussen al onze disciplines maken ons en onze afgestudeerden sterk. Vergeleken met andere hogescholen in het groene domein hebben wij een breder portfolio dat naast landbouw en voedselverwerking ook de
26
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
invalshoek vanuit landschap, natuur en milieu bevat. De breedte is het onderscheidend kenmerk en een kerncompetentie van VHL, aangezien deze multi- of interdisciplinariteit van belang is bij vele thema’s. VHL onderscheidt zich in 2016 door een breed en diep aanbod van opleidingen en diensten, door het opstellen en uitdragen van een bredere visie, het stimuleren van creativiteit en innovatie. Wij bieden hoogwaardig onderwijs en onderzoek. Kwaliteit staat voorop. Dat is waarom studenten naar ons toe komen en waarom het werkveld zaken met ons doet. VHL gaat verder dan alleen les geven binnen vier muren; interactieve kennisontwikkeling binnen de driehoek onderwijs, onderzoek en werkveld vinden wij belangrijk. Op het gebied van onze speerpunten zijn wij niet alleen school, maar óók kennisinstelling en ondernemende partner, inclusief toegepast onderzoek en kenniscirculatie met het werkveld. Voor wie doet VHL dat in 2016:ambitieuze studenten die betekenisvol werk gaan doen VHL richt zich op die studenten die willen kiezen voor uitstekende HBO-opleidingen in het groene domein en aangrenzend gebied. Studenten die bij ons onderwijs volgen verwachten en krijgen hoge kwaliteit. Daarmee verwerven ze ook een uitgangspositie van betekenis in het werkveld, allereerst in de regio, maar ook nationaal en internationaal. Voor het werkveld is VHL zowel leverancier van goed opgeleide krachten als van nieuwe inhoudelijke inzichten, voortkomend uit toegepast onderzoek. Samen met studenten en werkveld werken onze medewerkers vanuit hun specifieke expertise en rol aan kenniscirculatie en maken wij onze naam als kennisinstelling waar. Hoe doet VHL dat: onderscheidend in duurzaamheid VHL wil onderscheidend zijn in het groene domein en heeft een instelling-brede waardeoriëntatie. Wij bieden kennisintensief onderwijs, met ruimte voor toegepast onderzoek. We werken vanuit clustering en afstemming op inhoud, waarbij recht wordt gedaan aan de ‘couleur locale’ van locaties en de goede verbinding in hun werkgebied. De interactie tussen werkveld, docenten en studenten is dominant bij het vormgeven van onze activiteiten. Voor een robuuste invulling van onze gewenste positie in de markt is het noodzakelijk om ook organisatorisch en financieel orde op zaken te hebben. Het onderwijs staat hierbij voorop en is leidend in de verhouding tussen onderwijs en ondersteuning. Onderling vertrouwen, samenwerking en teambuilding vragen daarbij bovengemiddelde aandacht. Wij willen werken in en aan een organisatie waarin ieder vanuit de eigen rol en daarbij behorende verantwoordelijkheden - op basis van onderling respect - kan functioneren in het belang van onze hogeschool. Onze interne onderwijsondersteunende processen zijn goed op orde. Door een gezonde combinatie van voldoende rijksbekostiging, 2e en 3e geldstroom-inkomsten (inclusief Life Long Learning) en kostenbeheersing zijn we in staat om de komende jaren 2 à 3% rendement te genereren, waardoor in 2016 ons percentage eigen vermogen (solvabiliteit) op een solide 30% uitkomt. Eventuele terugvallende rijksinkomsten kunnen we vervolgens goed opvangen, waardoor een gezonde groei tot een middelgrote hogeschool tot stand komt.
4.1
Onderwijs
Zoals eerder is aangegeven zijn de geformuleerde doelstellingen HAO-breed afgestemd. Voordat wordt ingegaan op de maatregelen die VHL wil nemen om de doelstellingen te bereiken, wordt dan ook per verplichte indicator een toelichting gegeven op het gebied van de HAO-ambities.
4.1.1
Toelichting op de ambities van HAO-instellingen geformuleerd bij de verplichte indicatoren
In het Hoofdlijnenakkoord zijn afspraken gemaakt over een aantal verplichte indicatoren waarvoor de HOinstellingen ambities dienen te formuleren, in het kader van hun prestatieafspraak met het ministerie van EL&I dan wel OCW. De Inspectie van het Onderwijs (IvhO ) heeft begin 2011 een Sectoranalyse Groen Hoger Onderwijs uitgevoerd. Daarnaast maakt de IvhO jaarlijks een analyse in het kader van haar onderwijsverslag. In deze analyse wordt de vergelijking met het overig HO meegenomen, waarbij zowel de Sectoranalyse als het Onderwijsverslag 2010-2011 als bron zijn gebruikt.
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
27
Eén van de beleidsdoelstellingen van groene kennis & innovatie is een goed functionerend systeem van groene onderwijsinstellingen. Met de afspraken in het sectorplan hebben de HAO-instellingen hun ‘doelmatigheid’ georganiseerd. De doelmatigheid in het opleidingsaanbod wordt gerealiseerd door op instellingsniveau een scherpe match te maken tussen studentbehoefte en bedrijfslevenbehoefte daar waar het gaat om inhoud, kwaliteit en kwantiteit binnen de opleidingen' (zie verder Profiel HAO 2012 - 2016 voor de prestatieagenda). De verplichte indicatoren hebben betrekking op onderwijs. Als HAO-instellingen is ook in dit kader gezamenlijk opgetrokken en zijn gezamenlijke ambities geformuleerd, waarbij tegelijkertijd ruimte bestaat voor de individuele instellingen. Er is gekozen om zoveel mogelijk aan te sluiten bij al bestaande bronnen en meetinstrumenten. Verder is er voor gekozen om, op het niveau van het collectief van de HAO-instellingen, geen zogenaamde facultatieve indicatoren mee te nemen in de prestatieafspraken. Voor een deel komen deze indicatoren, soms indirect, terug in het onderdeel ´zwaartepuntvorming en differentiatie´. In de prestatieafspraken van de individuele instellingen komt een groot aantal thema’s uiteraard terug. Op collectief niveau volstaan we met het benoemen van een aantal opvallende conclusies uit de onderzoeken van de inspectie. De Sectoranalyse van de IvhO toont aan dat de HAO-instellingen in vergelijking met niet-groen HBO relatief veel praktijkgericht onderzoek doen en dat bovendien het aandeel lectoraten stijgend is. Meer en meer vindt inbedding van dit onderzoek in onderwijs plaats. Het vormen van de diverse kennis- en expertisecentra bevordert het systematisch werken aan uitwisseling van kennis tussen praktijkgericht onderzoek en onderwijs. Dat moet ook wel, want hier heeft het HAO nog wel een slag te slaan. 'Lectoraten voeden en verbinden. Voeden door uitkomsten van onderzoek te ontsluiten voor docenten en studenten. Verbinden door binnen hun kenniskring en daarbuiten dat onderzoek daadwerkelijk toe te passen in development vraagstukken van het bedrijfsleven, maar ook in curriculumvernieuwing van het reguliere onderwijs' (zie verder Profiel HAO 2012 2016 voor prestatie-agenda). Een andere interessante conclusie van de inspectie is dat het aandeel contractactiviteiten in het HAO drie keer hoger is dan in het overige HBO en dat dat veelbelovend is. Een thema dat ook nadrukkelijk in de Sectoranalyse naar voren komt is de sterke positie op het gebied van internationalisering. Drie HAO-instellingen staan in de landelijke top 10 internationalisering: studiepuntmobiliteit. Ook op de factoren studentmobiliteit inkomend en uitgaand scoort het HAO beduidend hoger dan het overige HO.
4.1.2
Opleidingenportfolio
VHL kijkt met verdieping en focus naar haar opleidingenportfolio. In de komende jaren wordt onderzocht of wijziging in het onderwijsaanbod nodig is, hetgeen kan resulteren in nieuwe modules, minoren, majoren, Associate degrees, bachelor of master opleidingen. Aan de volgende richtingen wordt gedacht: – Foodsecurity – Food and Trends – Toegepaste Aardrijkskunde – Dier en humane gezondheid – Delta technologie – Agro-ecologie – Healing environment – Wilderness Academy – Green City Verder wordt de opleiding Tropische Landbouw in Wageningen doorontwikkeld naar Development Studies (werktitel) en krijgt de opleiding Biotechnologie een major Watertechnologie. De opleiding Voedingsmiddelentechnologie in Wageningen wordt omgevormd tot een Engelstalige internationale opleiding die haar focus zal leggen op food safety en innovatie. VHL gaat de opleidingen in thema’s clusteren en deze gericht aan onderzoek koppelen. VHL is ook in contact met InHolland en Wellantcollege over het mogelijk uitvoeren van haar Associate degrees in de Randstad en met Fontys in Venlo over het aanbieden van een Joint degree op het gebied van tuinbouw.
28
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
4.1.3
Studiesucces: uitleg HAO-doelstellingen
Het onderwijsverslag van de inspectie beschrijft de rendementen in het groene hoger onderwijs in vergelijking met het overige hoger onderwijs. Voor de HAO-instellingen geldt een verblijfsduur in het hoger beroepsonderwijs van 4,1 jaar. Dat is gunstig in vergelijking met andere opleidingen. De verwachte slaagkans is voor het groene HBO 66%. Ook dat is positief in vergelijking met andere opleidingen. Verder staat als bevinding in de Sectoranalyse dat het percentage ongediplomeerde uitstromers in groen HBO met 35,9% lager is dan het overig HBO, gemiddeld 38,2%. Het percentage gediplomeerde uitstromers is met 64,1% hoger dan het overig HBO-gemiddelde van 61,8%. Opvallend is wel dat de uitvalpercentages in het eerste studiejaar in het groene HBO juist iets boven het gemiddelde van het overige HBO ligt. Al met al kan echter geconcludeerd worden dat gemiddeld genomen het studierendement van HAO-instellingen goed is. Desondanks is het HAO ambitieus en is geformuleerd dat de uitval elk jaar met minimaal één procentpunt verder naar beneden moet. Dit betekent een reductie van uitval van minimaal drie procentpunten in 2015. Het aandeel studenten dat switcht naar een andere opleiding bij dezelfde instelling is zeer laag en lager dan bij overige HO-instellingen. De HAO-instellingen hebben daarom als ambitie geformuleerd dat het aantal studenten dat binnen de instelling switcht van opleiding in 2015 zo laag mogelijk is, maar maximaal gelijk aan het landelijk gemiddelde percentage switch. De laatste indicator behorend bij studiesucces is het bachelor rendement. Op deze indicator zien we bij het merendeel van de HAO-instellingen een neerwaartse trend die sterker is dan de landelijke neerwaartse trend. Gezien de landelijke ontwikkelingen, waarbij enerzijds kwaliteitseisen worden opgeschroefd en anderzijds verschillende bezuinigingsmaatregelingen zijn aangekondigd, is het ambitieniveau dusdanig geformuleerd dat de neerwaartse trend in bachelor rendement wordt omgebogen in een stijgende lijn.
4.1.4
Uitval
Definitie:
Het aandeel van het totaal aantal voltijd bachelor studenten (eerstejaars HO) dat na één jaar niet meer bij dezelfde instelling het hoger onderwijs staat ingeschreven. Nulmeting RCHOO VHL: 30,2% Nulmeting HBO mediaan: 27,7% HAO-doelstelling: Uitval gaat elk jaar met minimaal één procentpunt naar beneden. Dit betekent een reductie van uitval van minimaal drie procentpunten in 2015. Hierbij geldt voor elke hogeschool als nulmeting het percentage uitval voor het cohort gestart in 2010. VHL-doelstelling 2015: 27,5% in 2015 en 25% in 2020. Als hoofddoelstelling wil VHL haar rendement verhogen. Hiervoor wil VHL dat studenten zo vroeg mogelijk weten of de studie bij hen past en of het haalbaar is om de studie binnen redelijke termijn af te ronden. VHL wil daarom de uitval die nu nog plaats vindt in het tweede jaar verplaatsen naar het eerste jaar, zodat studenten zo vroeg mogelijk weten waar ze aan toe zijn. Ondanks dat VHL gaat bevorderen dat de uitval zo vroeg mogelijk plaats vindt (wat dus uitval verhogend kan werken), vindt VHL de huidige uitval al aan de hoge kant. Daarom gaat VHL nog meer maatregelen nemen om de studenten optimaal te helpen bij hun studiekeuze: – goede realistische voorlichting; – organiseren van advies intakegesprekken voor risico-groepen; – verbetering van de monitoring van exitgesprekken; – selectie aan de poort (bijvoorbeeld extra eisen voor MBO-instroom); – verbeteren van de studieloopbaanbegeleiding bijvoorbeeld: – afstemming met decanen (snellere indicatie als het niet goed gaat, bijvoorbeeld bij studenten met functiebeperking); – goede begeleiding naar doorstroming van student naar Ad’s (als er een relevante Ad voorhanden is); – studentvolgsysteem; – verbeteren van de managementinformatie (relatie doelgroep-uitval, inschrijfmoment-uitval); – SLB indelen in doelgroepen; – VHL-brede SLB community inrichten en best practices delen
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
29
4.1.5
Switch
Definitie:
Het aandeel van het totaal aantal voltijds bachelor-studenten (eerstejaars HO) dat na één jaar studie staat ingeschreven bij een andere studie bij dezelfde instelling. Nulmeting RCHOO VHL: 2,1% Nulmeting HBO mediaan: 2,1% HAO Doelstelling: Het aantal studenten dat binnen de instelling switcht van opleiding is in cohort 20142015 zo laag mogelijk, doch maximaal gelijk aan het landelijk gemiddelde percentage switch. VHL doelstelling 2015: < 5% per jaar Zoals al is aangegeven heeft VHL de voorkeur dat een student switcht naar een andere studie binnen VHL, boven dat hij de instelling gaat verlaten en uitvalt. Echter omdat het percentage redelijk klein is, wil VHL geen nieuwe maatregelen inzetten anders dan dat de student bij zijn keuze begeleid wordt door de studieloopbaanbegeleider of decaan om zo vroeg mogelijk in de studie te switchen en daardoor zo min mogelijk vertraging op te lopen. Kortom, VHL wil de maatregelen nemen die ook bij uitval zijn genomen: – Goede studievoorlichting. – Meeloop activiteiten. – Intake gesprekken voor risico groepen.
4.1.6
Rendement
Definitie:
Het aandeel van de voltijd bachelor studenten die zich na het eerste studiejaar opnieuw bij dezelfde instelling inschrijven (herinschrijvers) dat in de nominale studietijd + één jaar (C+1) bij dezelfde instelling het bachelor diploma behaalt. Nulmeting RCHOO VHL: 68,9% Nulmeting HBO mediaan: 69,8% HAO-doelstelling: Het bachelor rendement van het cohort 2010-2011 is voor elke hogeschool minimaal gelijk aan het gemiddelde bachelor rendement over de jaren 2004, 2005 en 2006. Door in te zetten op het berekende gemiddelde van 2004-2006 als streefwaarde is de ambitie dusdanig dat de neerwaartse trend wordt omgebogen in een stijgende lijn. VHLdoelstelling 2015: 75% VHL-doelstelling op de lange termijn: Verder verhogen van het rendement VHL streeft naar verhoging van het rendement. Dit willen wij bereiken door: – Beter te selecteren in het eerste jaar en indien nodig kwaliteitseisen onderdeel te laten uitmaken van het Bindend Negatief Studie advies. – Verbetering van de studieloopbaanbegeleiding door de verbetering van een studentvolgsysteem, waaruit blijkt wat de student doet en zou moeten doen. – Verminderen van drempels die de studievoortgang belemmeren. – Verbetering van de managementinformatie. VHL vindt het zeer belangrijk dat ondanks dat de organisatie haar rendement wil verhogen, dat de kwaliteit van haar opleidingen hoog blijft. Vandaar dat in 2011 is gestart met de aanpassing en scholing van de examencommissies die verantwoordelijk zijn gemaakt voor de kwaliteit van de toetsing. Aan het versterken van de examencommissies wordt de komende jaren verder gewerkt.
30
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
4.1.7
Kwaliteit
Definitie: Nulmeting RCHOO VHL:
Studentenoordeel over de opleiding in het algemeen (Bron: NSE) 67,2% tevredenheid van de studenten over de opleiding in het algemeen, score 3,7 op schaal van 1-5 Nulmeting HBO-mediaan: 65,6% en 3,7 score HAO-doelstelling: In 2015 is het algemene oordeel van studenten over de door hen gevolgde opleiding: minimaal 3,8 gemeten op een 5-puntsschaal. VHL-doelstelling 2015: 70% tevredenheid en minimaal een 3,8 score Uitleg HAO-doelstelling In het beoordelingskader staan drie mogelijkheden genoemd als indicator voor de kwaliteit van een opleiding. De HAO-instellingen geven hierbij de voorkeur aan de indicator ‘studentenoordeel over de opleiding in het algemeen’. Als HAO-instellingen hechten we aan een frequente meting van kwaliteit en de studenttevredenheid wordt jaarlijks gemeten. Er is niet gekozen voor een percentage studenten in excellente trajecten, omdat juist de basiskwaliteit voor elke student geborgd moet zijn. De studenttevredenheid over de gevolgde opleiding is voor studenten van het groene en het overige HO gemiddeld genomen gelijk, zo blijkt uit de sectoranalyse van de inspectie. De bestuurders hebben collectief de ambitie uitgesproken deze hoge studenttevredenheid vast te willen houden. Dit betekent concreet dat het streven is dat in 2015 het algemene oordeel van studenten over de door hen gevolgde opleiding minimaal 3,8 is, gemeten op een 5-puntsschaal. Overigens zijn we van mening dat het feit dat ruim 80% van de afgestudeerden hbo-groen minimaal een baan op eigen niveau vindt, tegen 70% van de overige afgestudeerde hbo-studenten, ook een belangrijk signaal afgeeft over de kwaliteit van het groene hoger onderwijs. Bovendien vindt 75% een baan in de eigen of verwante studierichting en is 79% van afgestudeerden tevreden over de mate waarin de opleiding hen heeft voorbereid op de arbeidsmarkt. Maatregelen VHL-doelstelling: VHL heeft ervoor gekozen om naast de HAO-doelstelling ook haar eigen interne doelstelling van minimaal 70% tevredenheid te hanteren. VHL wil haar studenttevredenheid verbeteren door: – Aandacht voor dagelijkse kwaliteit: hiervoor is al een project opgestart genaamd Operational Excellence. – VHL wil een positievere sfeer uitstralen: Trots op VHL. Het werken in communities kan hieraan bijdragen. Meer informatie over het werken in communities wordt gegeven worden bij Onderzoek en Valorisatie (4.2.7). – Organiseren van extra curriculaire activiteiten samen met studentenorganisaties. – Verhogen van de response van de NSE.
4.1.8
Docentkwaliteit
Definitie:
Het aandeel van de docenten (OP) met een master / PhD in het totaal aantal docenten (OP). Nulmeting VHL HRM systeem: 68% van de docenten heeft een Ma of PhD HAO Doelstelling: In 2015 heeft minimaal 70% van de docenten een master/PhD behaald, dan wel is studerend hiervoor of beschikt over MO-B-getuigschrift. Alle docenten die een vaste aanstelling hebben beschikken over een onderwijsbevoegdheid, dan wel een pedagogisch didactisch getuigschrift. VHL doelstelling 2015: 75% van de docenten heeft een Ma of PhD. Elke docent heeft een onderwijsbevoegdheid dan wel een pedagogisch didactisch getuigschrift bij vaste aanstelling. Uitleg HAO-doelstelling Of een docent een goede docent is, wordt door verschillende kwaliteiten bepaald. Het begrip docentkwaliteit is daarom naar onze mening dan ook een begrip dat een brede invulling verdient. De definitie ‘Het aandeel van de
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
31
docenten (OP) met een master/ PhD in het totaal aantal docenten (OP)’ is wat ons betreft een te smalle definiëring. Allereerst kan hieraan toegevoegd worden de MO-B opleiding. Een MO-B opleiding is een opleiding die zoals bekend boven het niveau van een bachelor opleiding ligt. Aan een MO-B getuigschrift is een eerstegraadsbevoegdheid verbonden. Maar verder is het zo dat de, weliswaar facultatieve, indicator ‘Onderzoekers/docenten met werkervaring buiten het hoger onderwijs’ nog wel eens haaks kan staan op de eis docenten te benoemen die een master dan wel PhD hebben behaald. Juist docenten met ervaring in het bedrijfsleven kunnen van grote toegevoegde waarde zijn voor de kwaliteit van het onderwijs en de aansluiting van de opleidingen op de arbeidsmarkt. Samenvattend wordt de kwaliteit van een docent in onze optiek bepaald door zowel functioneren op een master/PhD-denkniveau, als door het tonen van voldoende vakinhoudelijke competenties, het hebben van relevante werkervaring en, last but not least, door te beschikken over goede pedagogisch-didactische vaardigheden. Vanuit deze benadering zijn er ambities geformuleerd met betrekking tot: (1) het aandeel docenten dat al beschikt over een master/PhD/MO-B-opleiding, dan wel hiervoor studerend is, (2) het beschikken over een onderwijsbevoegdheid, dan wel een wettelijk erkend pedagogisch didactisch getuigschrift bij vaste aanstelling. VHL-doelstelling VHL wil dit bereiken door de uitstroom van docenten de komende jaren te vervangen door nieuwe medewerkers met minimaal een master niveau en daarnaast medewerkers bij te scholen tot Ma niveau en PhD niveau. VHL neemt ook in haar HRM-beleid op dat elke docent een onderwijsbevoegdheid dan wel pedagogisch didactisch getuigschrift moet hebben bij vaste aanstelling. Tot op heden heeft hiervan geen registratie plaatsgevonden in het HRM-systeem en de personeelsdossiers. In de komende jaren wordt dit geregeld. Er wordt geïnventariseerd hoeveel docenten een MO-B getuigschrift hebben. De kwaliteit van de docenten wordt daarnaast gemonitord in de module evaluaties, in de NSE en door de NVAO bij de opleidingsaccreditatie.
4.1.9
Onderwijsintensiteit
Definitie: het aandeel van de voltijd bachelor opleidingen met minder dan twaalf geprogrammeerde contacturen (klokuren/week) in het eerste jaar. Een contactuur is een onderwijsuur waarbij een docent fysiek aanwezig is. Een docent is een persoon die onderwijs verzorgt in dienst van de onderwijsinstelling (inclusief studentassistenten en tutoren). Onder contacttijd vallen onder meer hoor‐ en werkcolleges, studiebegeleiding, stagebegeleiding, tentamens en examens en ook studieloopbaanbegeleiding voor zover de instelling die voor alle studenten heeft geprogrammeerd. Bij de berekening van klokuren per week wordt het totaal aantal contacturen dat per jaar wordt geprogrammeerd door een opleiding gebruikt als grondslag, uitgaande van het aantal weken dat de opleiding besteedt aan onderwijsactiviteiten. Tijd voor zelfstudie, stages/werkplekleren en (onbegeleide) tijd voor afstudeeronderzoek en scriptie behoort niet tot de contacttijd, ook al is dit wel tijd die de student aan zijn opleiding besteedt. Bron: Nulmeting VHL: Nulmeting HBOmediaan: HAO Doelstelling: VHL doelstelling 2015:
Registratie instelling 19 uur gemiddeld per reguliere lesweek in het eerste jaar 14,1 uur Uiterlijk in 2015 hebben alle bachelor voltijds opleidingen gemiddeld minimaal 14 uur contacttijd per week in de reguliere lesweken in het eerste studiejaar. Uiterlijk in 2015 hebben alle bachelor voltijds opleidingen gemiddeld minimaal 14 uur contacttijd per week in de reguliere lesweken in het eerste studiejaar.
Uitleg HAO-doelstelling of aan hun studie besteden. Uit de studentenmonitor blijkt dat hbo-studenten in 2009 gemiddeld 33 uur per week aan hun studie besteden. In het groene hbo ligt die tijdsbesteding hoger: daar is het 36 uur. In het
32
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
onderwijsverslag van de inspectie is te lezen dat het aantal contacturen in het groene hbo met 14,2 echter nauwelijks boven het landelijk gemiddelde van 14,1 ligt. Er bestaan geen wettelijke richtlijnen voor het aantal lesuren in het Hoger Onderwijs (HO). Er zijn wel afspraken over de studielast. Op basis hiervan is bepaald dat studenten zestig studiepunten per jaar moeten halen, en dat komt overeen met 1.680 uren studie. In het Hoofdlijnenakkoord staat dat '…hogescholen de effectieve onderwijstijd van studenten uitbreiden. Zeker in het eerste bachelorjaar is voldoende contacttijd daarbij van belang. In het eerste bachelorjaar van alle opleidingen worden tenminste twaalf contacturen per week geprogrammeerd of wordt op andere wijze een equivalente intensivering van het onderwijs gerealiseerd…'. De HAO-instellingen ambiëren dat in 2015 studenten binnen elke hogeschool gemiddeld minimaal 14 uur contacttijd per week hebben in de reguliere lesweken in het eerste studiejaar. Gezien de bezuinigingen die (ook) op het HAO afkomen, zijn de bestuurders van de HAO-instellingen van mening dat de lat nog hoger leggen niet meer reëel is. VHL-doelstelling In het huidige profiel van VHL is al beschreven dat bij de geïnventariseerde opleidingen en bij de ervaringen van studenten, er sprake is van een hoog aantal contacturen in het eerste jaar, in ieder geval gemiddeld ruim boven de minimale hoeveelheid van twaalf uur, gesteld door de minister. Tevens zijn het in vergelijking met de rest van het HBO, vaak kleinschalige opleidingen, waardoor er nauw contact tussen docent en student mogelijk is en daardoor sprake is van een hoge onderwijsintensiteit. VHL ziet vanwege de al hoge onderwijsintensiteit, dan ook geen reden om als doelstelling te formuleren om deze intensiteit verder te verhogen, maar wil hier de komende jaren wel strakker op sturen. VHL heeft als doelstelling gesteld om meer in communities te gaan werken, wat ook ervaren kan worden als verhoging van de onderwijsintensiteit. Hier zal nader worden ingegaan in de paragraaf over onderzoek en valorisatie.
4.1.10
Indirecte kosten
Definitie: HAO doelstelling:
De ratio OP/OOP (fte) eventueel aangevuld met de score op de Berenschot-methode De instellingen laten op dit moment nog een onderzoek uitvoeren door Berenschot naar de ratio OP/OOP. De nulmeting wordt ontleend aan de bevindingen van de verschillende rapportages.
Op het moment van het schrijven van dit voorstel is de HAO-ambitie nog niet geformuleerd, vandaar dat ingegaan wordt op de VHL-doelstelling. VHL streeft er naar om de kwaliteit van haar onderwijs te verbeteren, en integratie van de verschillende activiteiten binnen VHL en Wageningen UR, binnen de huidige formatie te bevorderen, en dit uit te voeren met de bestaande overheadformatie. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat er geen taken vanuit EL&I worden overgeheveld naar VHL in de komende jaren. De overheadformatie is inclusief interne inhuur. A. Overheadformatie: fte’s zuivere overhead inclusief interne inhuur als percentage van de totale fte’s van VHL inclusief inhuur. Om bovengenoemde reden hanteert VHL als doelstelling voor 2015 een gelijk percentage als in de huidige situatie van 28,0%. Overhead per fte: onze inschatting is dat de loonkosten jaarlijks met plm. 2% toenemen, dus een nominale stijging plm. 6% in 2015, echter reëel is er sprake van een stijging van 0%. B. Overhead per fte: Loonkosten zuivere overhead + onderwijs- en onderzoeksondersteuning incl. inhuur als percentage van het totaal aantal fte’s inclusief inhuur. Om bovengenoemde reden hanteert VHL als doelstelling voor 2015 € 23.975, zijnde € 22.618 + 6% prijscorrectie.
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
33
Overhead/omzet: Onze inschatting is dat de loonkosten jaarlijks met plm. 2% toenemen, dus een cumulatieve stijging plm. 6% in 2015. VHL zal dit op moeten vangen met een stijgende bekostigingsprijs van studenten c.q. doorberekening in de tarieven van de projectomzet (voor zover VHL daar invloed op heeft). Als dit niet mogelijk is moet dit bereikt worden met productiviteitsverbetering. C. Overhead/omzet: De overhead als percentage van de totale omzet. Loonkosten overhead incl. kosten inhuur -/- opbrengst derden en overige kosten Informatisering & Automatisering / totale omzet. Om bovengenoemde reden hanteert VHL als doelstelling voor 2015 om de verhouding overhead/omzet te handhaven op het niveau van 2012, dit is 21,4%.
4.1.11
Internationalisering
Zoals al in het huidige profiel is aangegeven, profileert VHL zich als een internationale instelling. We verzorgen internationale masteropleidingen, onze studenten lopen stages en doen projecten in het buitenland, we hebben internationale werkveldadviescommissies en we werken samen met onderwijsinstellingen in het buitenland. Er zijn bijvoorbeeld al 2+2 programma’s met twee Chinese universiteiten (in Beijing en Kunming), India, Thailand en Vietnam en we hebben de ambitie om dat uit te breiden naar andere universiteiten en landen in Azië. VHL werkt ook samen met universiteiten of hogescholen in Duitsland, Engeland, Griekenland en Finland, tot nu toe vooral op onderdelen van opleidingsprogramma’s. Nu in de WHW ook de mogelijkheid van Joint degrees wordt geboden, onderzoeken we per samenwerkingsverband of dat een betere vorm is. Uitgangspunt van de internationale samenwerking is dat we kwalitatief goede partners zoeken en dat we daarmee een langlopende samenwerking aangaan. In de internationale samenwerking zullen we waar mogelijk samenwerken met Wageningen University. Niet alleen door samenwerking met internationale partners, ook op andere manieren willen we ons verder ontwikkelen als internationale instelling. We denken aan deelname aan Erasmus of andere uitwisselingsprogramma’s, werving van internationaal personeel, het organiseren van en deelnemen aan internationale congressen en veel aandacht voor een internationaal klimaat in onze instelling. Als indicatoren willen we hiervoor gebruiken: buitenlandse studenten en internationale competentie. Buitenlandse studenten Indicator: het aantal studenten met een vooropleiding behaald in het buitenland als percentage van het totaal aantal studenten. Nulmeting oktober 2011: 13% Doelstelling 2015: 15% Bron: jaarverslag Wageningen UR, 2011 Internationale competentie In de Human Capital Agenda van Agrofood & Tuinbouw en Uitgangsmaterialen wordt aangegeven dat het wenselijk is dat de studenten geschoold worden in hun internationale competenties. VHL staat achter deze wens en streeft er naar om internationalisering op te nemen in de competentiebeschrijving: Student kan communiceren op nationaal en internationaal niveau, in verschillende contexten en met verschillende (multidisciplinaire) partijen. Per opleiding of major wordt bekeken of het voor de context- of situatiebeschrijving voor het werkveld nog wenselijk is dat er toegevoegd wordt dat er gewerkt wordt in een internationale context. Nulmeting 2011-2012:
De precieze bewoording wordt in de meeste gevallen nog niet gebruikt, wel komt de strekking overeen voor negen van de opleidingen (LWM, BNB, KZ, MK, BAB (W), VMT(W), TL(W), DV(W), PLV(W)). Bij de overige opleidingen DM (wel bij major Wildlife mgt), DV(L), TA(L), BAB(L), T&L is het niet opgenomen of zijn de OER’s 2012-2013 nog niet bekend (VMT (L), BT(L). Doelstelling VHL 2014-2015: In de competentiebeschrijvingen van alle opleidingen wordt internationalisering zoals hierboven geformuleerd opgenomen in de competentie Communiceren.
34
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
4.2
Onderzoek en valorisatie
In de ambities onderzoek en valorisatie is veel overlap. Zo wordt er in Centres of Expertise onderzoek uitgevoerd, maar wordt er ook gewerkt aan valorisatie. Om deze reden zijn beide onderwerpen in één hoofdstuk behandeld. Als eerste wordt ingegaan op de verschillende lectoraten van VHL. Vervolgens wordt ingegaan op de expertisethema’s, de Centres of Expertise en de topsectoren. Daarna worden overige activiteiten beschreven.
4.2.1
Lectoraten
In onze strategienota staan onze ambities voor onderzoek als volgt beschreven: ‘VHL wil zich nadrukkelijk positioneren als een kennisinstelling waar onderzoek een prominente positie heeft. Deze ambitie past bij onze positionering binnen het HBO-palet: aan de bovenkant van de markt, dichtbij innovatie en wetenschappelijk onderzoek. Wel kiezen we voor een duidelijke praktijkgerichte oriëntatie. Ook past deze ambitie bij onze rijke traditie aan contractactiviteiten, die worden uitgevoerd in een nauwe relatie met het beroepenveld. VHL wil actuele innovatieve kennis ontwikkelen via praktijkgericht onderzoek, deze kennis overdragen door onderwijs en verspreiden via advies en dienstverlening. We gaan uit van een sterke wisselwerking tussen onderwijs en onderzoek: onderzoeksresultaten worden opgenomen in het onderwijs, docenten en studenten nemen deel aan de uitvoering van het onderzoek, praktijkproblemen worden cases in het onderwijs, deelnemende beroepsbeoefenaren worden geschoold door een project enzovoort. Het onderwijsmodel Leren in Communities past uitstekend bij dit uitgangspunt. Voor het merendeel van de docenten is het meewerken aan onderzoek net zo’n vanzelfsprekend bestanddeel van hun functie zals het geven van onderwijs. Inhoudelijk moet het praktijkgerichte onderzoek passen binnen de domeinen van VHL c.q. Wageningen UR en een bijdrage leveren aan de kennisontwikkeling en kennisvalorisatie in de sector landbouw en natuurlijke omgeving. Door onze positie binnen Wageningen UR hebben we unieke kansen om ons te verbinden met de DLO-instituten, waar ook veel praktijkgericht onderzoek op onze domeinen wordt verricht en met Wageningen University, waar innovatief wetenschappelijk onderzoek wordt verricht.’ VHL is momenteel bezig met de ontwikkeling van haar onderzoeks- en lectoren-beleid op basis van de hierboven beschreven ambitie. Samen met de huidige lectoren en opleidingsdirecteuren wordt een vervolg gegeven aan de lectorennotitie 2009-2011. In het onderzoeksbeleid wordt richting en vorm gegeven aan de ambities van VHL op het gebied van onderwijs, onderzoek en lectoren. Gebaseerd op het Sectorplan HAO, de topsectoren en het opleidingsportfolio. Daarnaast wordt het onderzoeksbeleid ook een belangrijke bouwsteen voor een systeem van onderzoekskwaliteitszorg en externe beoordeling. Het onderzoeksbeleid wordt volgens planning vastgesteld kort voor de zomervakantie in 2012, waarna het lectorenplan opgesteld wordt in het najaar van 2012. In dit lectorenplan wordt beschreven wat de huidige lectoraten zijn en welke prioriteiten en posterioriteiten er voor de komende jaren zijn.
4.2.2
Expertisethema’s
In het HAO-sectorplan zijn negen expertisethema’s gedefinieerd. Dit zijn thema’s waarbij de instelling een vooraanstaande rol speelt of wil spelen in de kennisontwikkeling en innovatie. Deze thema’s kunnen gerelateerd zijn aan specifieke regionale ontwikkelingen, maar ook aan landelijke of internationale netwerken waarvan de instelling deel uitmaakt. Op deze thema’s vindt HAO-breed afstemming plaats op het gebied van onderwijs, onderzoek en valorisatie. VHL zal actief zijn op alle expertisethema’s: ‘Dierenwelzijn, gezondheidszorg, dierhouderij’, ‘Natuur, Landschap, Water’, ‘Regionale Transitie, stad en streek ontwikkeling’, ‘Voeding, voedsel en gezondheid’, ‘Biobased Economy’, ‘Duurzaam ondernemen in Agrofood’, ‘Tuinbouw / Greenport’, ‘Groene kennis voor (wereld)burgers’, ‘Leren en Innoveren’.
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
35
Daarnaast is VHL de HAO-trekker van de thema’s: – Dierenwelzijn, gezondheidszorg, dierhouderij – Natuur, Landschap, Water – Regionale Transitie, stad- en streek-ontwikkeling
4.2.3
Centres of Expertise
Center of Expertise Watertechnology (CEW) Het CEW levert een actieve bijdrage aan de onderwijsontwikkeling op het gebied van watertechnologie. Er wordt gewerkt aan een complete leerlijn Water Technology met praktijkgericht onderwijs op alle niveaus. Dit wordt ondersteund door praktijkgericht en wetenschappelijk onderzoek via het topinstituut watertechnologie Wetsus.
Centre of Expertise Biobased Economy Als Centre of Expertise Biobased Economy (CEBE) in Noord-Nederland richt Hogeschool Van Hall Larenstein zich op de volgende speerpunten: – Het thema Biobased Economy wordt duidelijk herkenbaar in de verschillende curricula, onder meer in de opleidingen milieukunde (bio-energie), landbouw en bedrijfskunde (ontwikkeling van productieketens, vermarktingsmogelijkheden, vraaggericht denken, innovatie en ondernemerschap en duurzaam ondernemen). – Opzetten en uitvoeren HBO-minor en onderwerpen van Biobased Economy in bestaande opleidingen. De start van de minor is voorzien voor studiejaar 2012-2013. Daarnaast wordt onderzoek gedaan naar de haalbaarheid van een major Biobased Economy. Het doel is een compleet pakket Biobased Economy aan te bieden met ingang van het studiejaar 2014-2015. Kernbegrippen van de opleiding zijn technische, maatschappelijke en economische innovatie. – Kennisoverdracht tussen Wageningen University en de agrarische hogescholen (HAO), onder meer docententrainingen, gezamenlijke onderwijsontwikkeling, uitwisseling van docenten en het vaststellen van doorstroommogelijkheden tussen HAO en WO. – Koppeling wetenschappelijke kennis en praktijkkennis, inclusief terugkoppeling vanuit de praktijk naar het WO. Daarbij is het belangrijk om onderzoeksprojecten op te zetten en te organiseren op langere termijn én het onderzoeksgebied systematisch aan te pakken in relatie met bedrijven en de ontwikkelingen in de regio. Zo wordt het onderwijs in een doorlopend proces aangepast, waardoor het actueel en innovatief blijft. – Regionale loketfunctie en kennisoverdracht. VHL gaat samen met het bedrijfsleven innovatievragen omzetten in praktische onderzoeksvraagstukken voor het CEBE. Zo ontstaat een stevige band, zowel met de agrarische sector als met de industriële partners die bezig zijn met vergroening van hun productieprocessen en producten. – Binnen het CBBE worden promotievoorstellen ontwikkeld gericht op samenwerking tussen onderwijs en het bedrijfsleven. De docent-promovendus wordt de spil tussen onderzoek en onderwijs en kan putten uit een hoogwaardig innovatief project voor het vormgeven van het onderwijs. Er zijn nu twee promotietrajecten gestart. De komende drie jaren (de jaren waarvoor de prestatieafspraken gelden) wil VHL gezamenlijk met de andere instellingen in het HAO, in ieder geval nog vier Centres of Expertise toevoegen, mede aansluitend bij agenda’s van topsectoren en daaruit voortkomende regionale profileringen. Deze centra zijn (uitgebreidere beschrijvingen zie 2.1.2.2): – CoE Food. – CoE Dier. – CoE Duurzaam produceren en ondernemen. – CoE Duurzaam leren en ontwikkelen.
36
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
4.2.4
Topsectoren
VHL heeft de intentie om een bijdrage te leveren aan de volgende topsectoren: Agro & Food, Tuinbouw & Uitgangsmaterialen, Water, Chemie, Energie , Creative Industry en Life Science. De vorm van deze bijdrage wordt nog verder uitgewerkt in nauw overleg met het relevante bedrijfsleven.
4.2.5
Overige samenwerkingsverbanden op het gebied van onderzoek en valorisatie
Expertisecentrum, regionaal kenniscentrum of innovatiecentrum In veel regio’s (en soms landelijk) worden onderwijs, onderzoek en bedrijfsleven gebundeld in een expertisecentrum, regionaal kenniscentrum of innovatiecentrum. VHL gaat actief op zoek naar aansluiting bij deze verbanden. Nu zijn dat bijvoorbeeld al het Centre for Marine Policy, Dairy Valley, Food Valley, Food Circle, Wetsus, de Wadden-academie, Dutch Delta Academy, Sectorplan Noord, de Dutch School of Landscape Architecture (DSL) en kennislandgoed Larenstein. We zien dat regionale samenwerking steeds belangrijker wordt. Ons concept van Leren in Communities wordt vaak via dit soort samenwerkingsverbanden gerealiseerd. Alumniverenigingen, beroepsorganisaties We willen als instelling goede relaties onderhouden met onze afgestudeerden. Zij zijn de ambassadeurs van onze instelling in het beroepenveld en kunnen als een vooruitgeschoven post ontwikkelingen signaleren die van belang zijn voor onze opleidingen. Ze kunnen een rol spelen in de Communities of in praktijkgericht onderzoek, lid zijn van werkveldadviescommissies of studenten stageplekken bieden. Wij kunnen hen op onze beurt gelegenheid bieden tot netwerken en bijscholing. Om deze reden willen we ons alumnibeleid de komende jaren verbeteren. Op dezelfde manier onderhouden we ook contacten met beroepsorganisaties (bijvoorbeeld de Nederlandse Vereniging voor Tuin- en Landschapsarchitecten).
4.2.6
Training en cursussen
Het VHL Bureau Trainingen & Cursussen (Bureau T&C) begint formeel op 1 april 2012 haar werkzaamheden op basis van een nieuw businessplan. Zij richt zich op (maatwerk)trainingen, cursussen, seminars, masterclasses, evenementen en contractonderwijs. Het Bureau Trainingen & Cursussen heeft als doel: het bij elkaar brengen van onderwijs en bedrijfsleven om actuele kennisoverdracht in opleidingen en cursussen binnen VHL te garanderen. Om dit te bereiken organiseert en faciliteert Bureau T&C kwalitatief hoogwaardige (open) trainingen, cursussen, maatwerktrainingen, workshops, masterclasses, evenementen en seminars. Het aanbod (open, maar ook vraaggericht) ontwikkelt Bureau T&C met VHL-opleidingen, alumni en alumniverenigingen, werkveldadviescommissies, betrokken instellingen, bedrijven, overheden en particulieren en externe experts. Bureau T&C werkt 'achter de schermen' samen met Wageningen Business School. Kenmerkend voor het aanbod van Bureau T&C is de aansluiting bij de thema’s van VHL: voeding en gezondheid, gebiedsontwikkeling (natuurontwikkeling, participatie, ontwerp), dier en agrarisch ondernemerschap. Voor het trainingsaanbod geldt dat Bureau T&C beroepstrainingen aanbiedt die marktgericht en actueel zijn. Naast de inhuur van docenten van VHL maken we gebruik van professionele gastdocenten uit de beroepspraktijk. Gastdocenten komen van diverse bedrijven en instellingen waarbij hun ervaring en actuele kennis steeds voorop staat. Cursisten zijn daarmee gegarandeerd van een aanbod dat vanuit diverse invalshoeken wordt belicht.
4.2.7
Learning in communities
In de komende jaren wil VHL het concept van het competentiegericht onderwijs verrijken door het Leren in communities te introduceren en daarmee de verbinding met het werkveld en de praktijk te benadrukken.
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
37
Een community is een groep mensen - studenten, docenten, opdrachtgevers, mensen uit de praktijk - die gezamenlijk een vraagstuk of probleem onderzoeken. Zij wisselen kennis, inzichten en ervaringen uit en leren zodoende nieuwe manieren om met problemen en uitdagingen om te gaan. Het uitwisselen van kennis en ervaring wordt nadrukkelijk ingezet om gezamenlijk nieuwe kennis te ontwikkelen en competenties te verwerven. Leren in communities versterkt de verbinding met de praktijk en brengt de praktijk nog meer in het onderwijs. De student vindt in de community kennis van ontwikkelingen en trends en wordt uitgedaagd competenties te verwerven in echte praktijksituaties. De docent kan zijn vakinhoudelijke expertise inbrengen en krijgt nieuwe mogelijkheden voor professionele ontwikkeling en groei. De professional uit het beroepenveld brengt en haalt er nieuwe inzichten en kennis uit zijn eigen en andere disciplines. Leren in communities past bij de huidige studentengeneratie. Zij hechten aan zelfexpressie en het principe ‘winnen door te delen’. Ze gebruiken intensief de sociale media en willen bijdragen aan echte oplossingen voor echte problemen. Studenten (en docenten!) kiezen vanuit betrokkenheid voor deelname aan bepaalde communities. De netwerkbenadering maakt studenten ervan bewust dat leren (ook) een sociaal proces is, waarin mensen elkaar inspireren en verder brengen. De community gaat vooral later in de opleiding een rol spelen. In de eerste twee jaar worden studenten vooral voorbereid op het werken in communities en maken zij kennis met het concept. In het derde en vierde jaar kunnen zij steeds meer in communities gaan werken. Deze stapsgewijze invoering van communities sluit aan bij de opbouw van de competentieniveaus: van uitvoerend (beroepsoriëntatie) naar oplossend (beroepsvorming) naar integrerend (beroepsontwikkeling). De community is niet alleen goed voor de leerervaring van studenten en docenten: het versterkt de band met het werkveld, maar ook met andere onderdelen van Wageningen UR, waarbij VHL c.q. Wageningen UR kan functioneren als spin in het web en brandpunt van kennisontwikkeling en innovatie. Er is geen pasklaar model voor een community. Het is een proces dat vanuit de communities zelf moet groeien. Ook nu zijn er binnen VHL-initiatieven, zoals de Werkplaats, die al werken als communities. Die ervaringen willen we zeker meenemen. De communities zullen lerenderwijs en proefondervindelijk ontstaan, met de nodige variatie naar opleiding en beroepspraktijk. We zullen het proces centraal ondersteunen, bijvoorbeeld door extra tijd te geven aan docenten en door onderwijskundige ondersteuning. Want het is van groot belang dat het leren in communities onderdeel is van het onderwijs: er zijn leerdoelen en competenties die behaald moeten worden, ongeacht de vorm waarin de community is opgezet. We maken duidelijke afspraken over de verhouding tussen centrale regie en de vrijheid van de communities. Aantrekkelijkheid van de communities voor studenten en docenten en flexibiliteit zijn daarbij belangrijke uitgangspunten. Flexibiliteit uit zich bijvoorbeeld in ruimte voor verschillende leerstijlen van studenten, voor verschillen in opleidingen en voor samenwerking tussen opleidingen via overkoepelende communities.
4.3
Samenwerking met andere hogescholen en universiteiten
De huidige samenleving wordt gekenmerkt door ketens, netwerken en wederzijdse afhankelijkheden. Onze ambitie voor 2016 kunnen wij niet realiseren zonder doelbewuste structurele samenwerking met partners. Daarbij zal de doelstelling van de samenwerking de keuze van de partner bepalen en gaan wij niet met iedere partner even intensief samenwerken. Immers, samenwerking is geen doel op zich, maar een middel. Samenwerking moet bijdragen aan de marktpositie van VHL. Juist vanuit onze kracht en onze ambitie om de positie in de kern van het groene domein te versterken, zien wij Wageningen University en DLO als onze natuurlijke primaire partners. Als wij marktleider willen zijn als hogeschool in het groene domein en aangrenzend gebied, vraagt dat om een partner met een zelfde statuur en ambitie. Samenwerking betekent: a) Brede instroom van (internationale) studenten op zowel academisch als professional niveau. b) Breed aanbod van opleidingen binnen het academische en toegepaste onderwijs. c) Versterken van onderwijsinhoud, -mogelijkheden en -faciliteiten – professional en scientific masters, – versterkte integraliteit, – complexe vraagstukken.
38
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
d) Gezamenlijke onderzoeksvraagstukken en subsidieaanvragen. e) Een sterk merk dat deuren opent. f) Internationaal karakter. Hieronder volgt een overzicht van onderwerpen en aanknopingspunten voor een robuuste en succesvolle samenwerking binnen Wageningen UR: a) Het onderwijshuis. b) De gezamenlijke minoren. c) Gezamenlijke nationale en internationale studentenwerving. d) Aantrekken en interne mobiliteit van personeel. e) Professionalisering en scholing. f) Tweede en derde geldstroomactiviteiten en toegepast onderzoek. Wij zien Wageningen University en DLO als onze natuurlijke en preferred partners, maar werken ook samen met andere hogescholen en universiteiten. Zo kunnen wij ook richting perifere domeinen onze marktpositie versterken (zoals watertechnologie in Leeuwarden), of zijn schaal- of kostenvoordelen te bereiken (bijvoorbeeld laboratoriumopleidingen in Leeuwarden). Regionaal VHL onderhoudt in elke vestigingsplaats relaties met de buurinstellingen, zoals de NHL Hogeschool en Stenden hogeschool in Leeuwarden en de HAN in Arnhem/Nijmegen. We verzorgen gezamenlijke opleidingen (Life Sciences and Technology en IBMS), wisselen onderwijs uit, werken aan regionale expertisecentra en overleggen over studentenvoorzieningen. Ook met toeleverende scholen zoals AOC’s, ROC’s en VO-instellingen zijn er intensieve contacten, gericht op de in- en doorstroom van studenten. Met het oog op onze ambitie een vestiging in Amsterdam te realiseren, hebben we een samenwerkingsovereenkomst met INHolland en Wellant. Ook werken we samen met Hogeschool Fontys in Venlo voor economische en logistieke opleidingen voor Greenport Venlo. Sectoraal Alle instellingen in het agrarisch onderwijs werken samen in de Groene Kenniscoöperatie (GKC). Via veelal gesubsidieerde projecten wordt kennis ontwikkeld en gedeeld die het hele agrarisch onderwijs ten goede komt. In het Sectoraal Adviescollege-HAO (SAC-HAO) werken de instellingen voor HAO met elkaar samen. Het uitgebrachte sectorplan gaat uit van het profiel dat elke instelling heeft gekozen en stelt zich ten doel samen te werken aan innovatie van het aanbod en aantrekkelijk groen hoger onderwijs van bachelor tot doctorate niveau.
5
Stappenplan uitvoering prestatieafspraken
Om de beschreven doelstellingen te behalen zijn al in de gewenste profielbeschrijvingen de te nemen maatregelen benoemd. De uitvoering en monitoring van deze maatregelen worden in dit hoofdstuk beschreven, als ook de manier van validatie van behaalde resultaten.
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
39
5.1
Samenvatting van prestatieafspraken per indicator
Onderwerp
Indicator
Nulmeting VHL
HBO mediaan Doelstelling HAO
Doelstelling VHL
Studiesucces
Uitval
30,2%
27,7%
-1% per jaar
27,5% in 2015 en
Switch
2,1%
2,1%
=< landelijk
25% in 2020 < 5%
gemiddelde Rendement
68,9%
69,8%
Gem. afgelopen
75%
vier jaar Kwaliteit Onderwijs-intensiteit Indirecte kosten
Kwaliteit NSE
67,2% en 3,7
Kwaliteit docent
68% Ma of PhD
Contacturen
19,8 pw 712 p.j.
A: Fte’s zuivere overhead
65,6% en 3,7 3,8
70% en 3,8
70%
75% in 2016
14,1
>14 uur per
>14 uur per reguliere
507 p.j.
reguliere lesweek lesweek
28,0%
28,0%
B: Overhead per fte
€ 22.618
€ 23.975
C: Overhead/ omzet
21,4%
incl. interne inhuur / totale fte’s incl. interne inhuur
Internationalisering
% Buitenlandse studenten 13% Int. competentie
5.2
21,4% -
-
15%
9 van de 14
14 van de 14
Uitvoering en monitoring prestatieafspraken
De prestatieafspraken worden binnen VHL vertaald naar meetbare interne jaardoelstellingen, die gemonitord worden in de bestaande Planning & Control cyclus. Jaarlijks wordt er geëvalueerd in hoeverre de doelstellingen zijn bereikt en of dat gevolgen heeft voor de ambities en maatregelen voor het komende jaar. Indien nodig worden de jaardoelstellingen vertaald naar lagere niveaus zoals bijvoorbeeld per opleiding. Afhankelijk van de maatregel die genomen gaat worden, worden deze verder uitgewerkt in een plan van aanpak en opgenomen in de jaarplannen.
5.3
Onafhankelijke validatie-gegevens
De behaalde resultaten worden als volgt gevalideerd:
Indicator
Gegevensbron
Validatie door
Uitval
DUO
RCHOO
Switch
DUO
RCHOO
Rendement
DUO
RCHOO
Kwaliteit
NSE
RCHOO
Docentkwaliteit
VHL HRM systeem en dossiers
Accountant
Onderwijsintensiteit
Studentinformatiesysteem
Accountant
Indirecte kosten
Berenschot onderzoek en financieel jaarverslag
Accountant
Buitenlandse studenten
Studentenadministratie
Accountant
Internationale competentie
OER
NVAO bij accreditatie
Valorisatie: inkomsten uit contract
Financieel jaarverslag
Accountant
onderwijs en onderzoekscontracten
40
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012-2015
Agora 1, Leeuwarden telefoon (058) 284 61 00 Larensteinselaan 26a, Velp telefoon (026) 369 56 95 Droevendaalsesteeg 2, Wageningen telefoon (0317) 486230 www.vanhall-larenstein.nl