Hogeschool Larenstein, Deventer Opleiding: Tropische Landbouw/Agri-Systems Management Hbo-bachelor voltijd
Visitatiedata: 7 en 8 september 2004
© NQA (Netherlands Quality Agency) Utrecht, april 2005
2
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
Inhoud
3
Deel A:
Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per onderwerp 1.6 Schematisch overzicht oordelen 1.7 Totaaloordeel
5 7 7 10 11 11 13 14
Deel B:
Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
15 17 20 29 32 33 36
Deel C:
Doelstellingen van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Bijlagen Bijlage 1 Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Bijlage 2 Deskundigheden Panelleden Bijlage 3 Bezoekprogramma
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
39 41 43 51
3
4
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
5
6
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
Deel A: Onderwerpen
1.1
Voorwoord
In dit rapport doet het panel, dat in opdracht van NQA de bacheloropleiding Tropische Landbouw van de Hogeschool Larenstein te Deventer (verder aangeduid als hogeschool) heeft gevisiteerd, verslag van zijn werkwijze, bevindingen en conclusies. Het onderzoek vond plaats met het oog op accreditatie van de opleiding. Hogeschool Larenstein is onderdeel van de Stichting Van Hall Larenstein (verder aangeduid met de ‘instelling’). Het onderzoek is feitelijk gestart medio juli 2004, het moment waarop de opleiding haar zelfevaluatierapport bij de NQA aanleverde. Een visitatiebezoek vond plaats op 7 en 8 september 2004. Het panel bestond uit de volgende personen: De heer ir. W.C.S. Heemskerk (voorzitter en domeindeskundige) De heer D.M. Boselie, Phd (domeindeskundige) Mevrouw C. Bückers (studentlid) De heer drs. ing. A.G.M. Horrevorts (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (12 mei 2003). Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2 bij dit rapport) Het rapport bestaat uit drie delen: • deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken en de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie voldoende/onvoldoende. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • deel B: een detailrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan hier uit van de vierpuntsschaal zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit detailrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De hogeschool heeft op de locaties Deventer, Velp en Leeuwarden respectievelijk 806, 1522 en 1657 studenten (cijfers 2004). Naast de gevisiteerde opleiding Tropische Landbouw / Agri-systems Management (TL/ASM) biedt de instelling op de locatie Deventer de volgende opleidingen aan: Tuinbouw en akkerbouw, Dier- en veehouderij, Bedrijfskunde & Agribusiness en Plattelandsvernieuwing. In Velp worden vijf hbo-opleidingen aangeboden: © NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
7
Bos- & Natuurbeheer, Land -& Watermanagement, Tuin- & Landschapsinrichting, Voedingsmiddelentechnologie en Laboratoriumtechniek. In Leeuwarden tien opleidingen: Bedrijfskunde & Agribusiness, Biotechnologie, Diermanagement, Landbouw, Tuinbouw en akkerbouw, Dier- en veehouderij, Milieukunde, Plattelandsvernieuwing, Kust en Zeestudies en Voedingsmiddelentechnologie. In 2003 heeft de instelling besloten de samenwerking die de laatste jaren op verschillende terreinen was gegroeid met Wageningen Universiteit en Research Centrum te formaliseren in een bestuurlijke fusie. Daarmee hangt het besluit samen om de vestiging van de hogeschool vanuit Deventer te verplaatsen naar Wageningen. Deze verhuizing is gepland voor augustus 2006. Alle internationale opleidingen van de hogeschool gaan naar Wageningen. De hogeschool is in 2003 gestart met het herzien van het opleidingenaanbod en het invoeren van competentiegericht onderwijs. De opleidingen in Deventer, waaronder Tropische Landbouw, zitten midden in dit veranderingsproces. De veranderingen moeten eind 2005 / begin 2006 ingevoerd zijn. Daartoe is bij Larenstein het project ‘Match’ gestart. De opleiding is Engelstalig en bestaat uit twee fasen: een tweejarig programma waarin de basis wordt gelegd voor TL/ASM gevolgd door één van de volgende majors International Horticulture and Marketing, International Livestock Management, International Agri Business Management óf Rural Development and Innovation. Opleiding Tropische Landbouw: de doorstart De opleiding Tropische Landbouw is in 1998 gestopt met het inschrijven van nieuwe studenten. Dit besluit was genomen naar aanleiding van de discussie in het agrarisch onderwijs over het beperken van het aantal opleidingen in de agrarische sector (project Kern- en Profiel). Men ging er vanuit dat tropische varianten binnen de overgebleven opleidingen geformuleerd zouden kunnen worden. Het gevolg was dat onderdelen van het programma Tropische Landbouw (de afstudeerrichting plantaardige productie en onderdelen van internationale afstudeerrichtingen) werden opgenomen in het curriculum van de nieuwe opleiding Tuinbouw en akkerbouw (gestart in 2000) en de internationale cursussen International Horticulture and Marketing, International Livestock Management, Regional Development and Innovation en International Agribusiness Management. De opleiding Tropische Landbouw werd afgebouwd. Hogeschool Larenstein constateerde echter in 2001 dat met het afbouwen van de opleiding Tropische Landbouw er een leemte was ontstaan in het opleidingenaanbod in de agrarische sector. De hogeschool heeft in februari 2002 bij het Ministerie van LNV een aanvraag ingediend voor het maken van een doorstart van Tropische Landbouw. Daarvoor had de hogeschool de volgende argumenten: 1. Het begrip Tropen heeft in de opleiding geleidelijk aan een verschillende invulling gekregen. Aanvankelijk was het aandachtgebied van de opleiding gericht op plantagegewassen. Dit verschoof in de loop der tijden naar voedingsgewassen zoals rijst in natte tropische gebieden en voedselproductie in aride gebieden en hooggebergte (zowel plantaardige als dierlijke productie). In de visie van de opleiding werd tropische landbouw meer en meer gekenmerkt door een systeembenadering met integratie van plantaardige en dierlijke productiesystemen. De opleiding realiseerde zich in 2001 dat de integratie van dierlijke en plantaardige systemen niet goed ondergebracht kon worden in de overgebleven agrarische opleidingen. Als 8
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
gevolg van het project Kern en Profiel waren de opleidingen bij Larenstein ingedeeld volgens het indelingsprincipe ‘plantaardige productie’ en ‘dierlijke productie’; 2. De vraag vanuit de studenten uit binnen- en buitenland naar de opleiding Tropische Landbouw is gebleven (een vijftigtal studenten op jaarbasis); 3. De marktvraag is gebleven. De markt voor ontwikkelingssamenwerking is weliswaar afgenomen, maar er ontstaat als gevolg van de vergrijzing van het bestand aan ontwikkelingswerkers behoefte aan juniordeskundigen. Ook zijn internationaal opererende bedrijven geïnteresseerd in het type student dat de opleiding Tropische Landbouw aflevert. Deze markt is groeiende. Internationale bedrijven vinden de aspecten landbouwsystemen en omgaan met cultuurverschillen aantrekkelijke aspecten van de opleiding Tropische Landbouw. Bovendien vinden ze het belangrijk dat TL studenten hebben leren omgaan met het werken onder suboptimale omstandigheden. Op 31 mei 2002 verleende de Minister van LNV de hogeschool toestemming een doorstart te maken met de opleiding Tropische Landbouw. De opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management is een vierjarige Engelstalige opleiding. In de eerste twee jaar wordt een brede basis gelegd op het gebied van internationale landbouwsystemen. Er wordt aandacht besteed aan interculturele aspecten, landbouwsystemen in diverse klimaatgebieden (tropisch, mediterraan en gematigd) en diverse politieke en economische settings. In het derde en vierde jaar volgen studenten een van de vier afstudeerrichtingen: International Horticulture and Marketing, International Livestock Management, Regional Development and Innovation, International Agri-Business Management. Het curriculum van de opleiding TL/ASM is een vernieuwde en geactualiseerde versie van het oude programma TL. De oude opleiding Tropische Landbouw was technisch productie gericht op de Tropen. De nieuwe opleiding besteedt meer aandacht aan landbouwsystemen en minder aan landbouwproductie, is meer breed internationaal en minder tropisch gericht, is minder ontwikkelingsgericht en meer commercieel, bedrijfseconomisch en management georiënteerd. Daarnaast wordt veel aandacht besteed aan interculturele communicatie en de opleiding is geheel in het Engels. Bij de beoordeling van de opleiding is het panel uitgegaan van het huidige vernieuwde programma-aanbod TL/ASM, dat sinds september 2003 wordt aangeboden. Dit betekent dat het panel zijn oordelen over de opleiding baseert op de praktijk van één jaar (september 2003 - augustus 2004). Het panel beoordeelt de doorstart van de opleiding met een vernieuwd curriculum en niet het oude curriculum dat is afgebouwd. De opleiding TL/ASM wordt in Nederland alleen aangeboden aan de Hogeschool Larenstein, locatie Deventer. In 2003 had de opleiding een instroom van 22 studenten en in 2004 een instroom van 34 studenten. Totaal staan 56 studenten ingeschreven bij de opleiding TL/ASM. De opleiding (het onderdeel dat de doorstart maakt) wordt verzorgd door 17 docenten, verdeeld over 1,3 fte. De fte/student ratio bedraagt 1:17.
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
9
1.3
Werkwijze
Het panel heeft vastgesteld dat het zelfevaluatierapport plus de bijlagen een voldoende basis bood voor het visitatiebezoek en dat de visitatie plaats vond op basis van het voor de opleiding geldende domeinspecifieke referentiekader (zie hieronder). De visitatie van de opleiding heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het beoordelingsprotocol van NQA. NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke visitatiebezoek en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft de NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de screening) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Op basis van het zelfevaluatierapport zijn de panelleden zich inhoudelijk gaan voorbereiden op het bezoek. De panelleden lazen het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een Beoordelingsformat voorlopige oordelen en formuleerden vraagpunten, die doorgegeven werden aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. De opleiding heeft in het zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt welk domeinspecifiek referentiekader zij gebruikt voor de inrichting van het programma TL/ASM. Daar de opleiding TL/ASM enig is in zijn soort is er geen landelijk vastgesteld beroeps- en opleidingsprofiel voor TL/ASM. Het beroeps- en opleidingsprofiel is door de opleiding in samenspraak met het werkveld ontwikkeld. De domeindeskundigen van het panel hebben op basis van eigen expertise dit referentiekader getoetst (zie Detailrapport). Het visitatiebezoek NQA heeft een Raamwerk bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het visitatiebezoek dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding. Tijdens het visitatiebezoek is gesproken met (een representatieve) vertegenwoordiging van: docenten, studenten en werkveld. Daarnaast vonden er aan het begin en aan het eind van het visitatiebezoek gesprekken plaats met het management van de opleiding (het operationeel management). Ook vond er een gesprek plaats met het college van bestuur. Daar er van de opleiding TL/ASM (doorstart) nog geen studenten zijn afgestudeerd, is er niet gesproken met afgestudeerden. Een gesprek met afgestudeerden van de opleiding TL in afbouw werd niet als zinvol beschouwd, daar deze studenten een geheel ander programma volgden dan de huidige studenten TL/ASM. De fase van rapporteren De NQA-auditor heeft, op basis van het visitatiebezoek, een conceptrapport opgesteld. Het panel stelde vast dat op onderdelen van het rapport aanvullende informatie nodig was. Het panel heeft de opleiding gevraagd deze aanvullende informatie te leveren. Op 25 februari 2005 heeft de opleiding in een gesprek met de voorzitter van het panel en de NQA-auditor een toelichting gegeven op de aanvullende informatie. Naar aanleiding van dat gesprek is 10
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
een definitief conceptrapport opgesteld en vastgesteld door het panel. Dit rapport is aan de opleiding voorgelegd ter correctie van feitelijke onjuistheden. Naar aanleiding daarvan zijn door de NQA-auditor in samenspraak met de voorzitter enkele wijzigingen aangebracht en is het definitieve rapport door het panel vastgesteld. Het visitatie- of beoordelingsrapport is uiteindelijk ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken. Het oordeel komt tot stand op basis van een weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels, zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor Oordeelsvorming, een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere opleidingen. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als er sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking (facet 1 en facet 6); • generieke bevindingen die het facetniveau overstijgen; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De wegingen zullen in dit rapport niet diepgaand zijn, omdat de opleiding op alle facetten minimaal een voldoende heeft gehaald. De (uitgebreide) argumentatie voor de oordelen van de facetten is te vinden in het detailrapport.
1.5
Oordelen per onderwerp
1.5.1 Doelstellingen opleiding De facetten ‘Niveau bachelor’, ‘Domeinspecifieke eisen’ en ‘Oriëntatie hbo-bachelor’ zijn met een voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Het beroeps- en opleidingsprofiel van de opleiding is enig in zijn soort in Nederland. Het is een opleiding die specifiek gericht is op het opleiden van Nederlandse en buitenlandse studenten die gaan functioneren in een internationale setting binnen de agrarische sector. 1.5.2 Programma Op de facetten 2.1 tot en met 2.8 scoort de opleiding voldoende. Facet 2.6 (duur van het programma) voldoet aan de wettelijke eisen voor een hbo-bachelor. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief.
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
11
1.5.3 Inzet van personeel De opleiding scoort op het facet ‘Eisen hbo’ ‘goed’ en op de facetten ‘Kwantiteit personeel’, en ‘Kwaliteit personeel’ voldoende. Het oordeel op dit onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.4 Voorzieningen De facetten ‘Materiële voorzieningen’ en het facet ‘Studiebegeleiding’ zijn als voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.5 Interne kwaliteitszorg. De facetten 5.1, 5.2 en 5.3 van dit onderwerp worden voor de opleiding als voldoende beoordeeld. Het eindoordeel op dit onderwerp is voor de opleiding daarom eveneens positief. 1.5.6 Resultaten. Van de opleiding TL/ASM (doorstart) zijn nog geen kwantitatieve en kwalitatieve eindresultaten te melden vanwege het feit dat er nog geen afgestudeerden zijn van de nieuwe opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management. De eerste uitstroom wordt verwacht in 2007. Het panel stelt vast dat de huidige opleiding een veelbelovende start heeft gemaakt wat betreft het rendement van het eerste jaar. Het panel kan over het gerealiseerde eindniveau geen uitspraak doen. Wel kan het panel op basis van hetgeen zij tot nu toe van de opleiding gezien heeft een uitspraak doen over de potentie van de opleiding. Het panel is positief over de praktijk van het eerste jaar van de opleiding en de plannen en uitwerking daarvan voor het tweede jaar. Op basis van deze resultaten acht het panel de opleiding in staat om tot een goed eindresultaat te kunnen komen: kwantitatief en kwalitatief. De resultaten van de voormalige opleiding TL wijzen ook in die richting. Het eindoordeel op dit onderwerp is voor de opleiding TL/ASM daarom positief.
12
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
1.6
Schematisch overzicht oordelen
Totaaloverzicht oordelen op facet- en onderwerpniveau Opleiding: Tropische Landbouw / Agri-Systems Management Onderwerp / facet 1 Doelstellingen opleiding 1.1 Niveau bachelor 1.2 Domeinspecifieke eisen 1.3 Oriëntatie hbo bachelor Totaaloordeel
V V V Positief
2 Programma 2.1 Eisen hbo 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel
V V V V V G V V Positief
3 Inzet personeel 3.1 Eisen hbo 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel
G V V Positief
4 Voorzieningen 4.1 Materiele voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel
V V Positief
5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Totaaloordeel
V V V Positief
6 Resultaten 6.1 Onderwijsrendement 6.2 Gerealiseerd niveau Totaaloordeel
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
V -Positief
13
1.7
Totaaloordeel
Op grond van vorenstaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan in paragraaf 1.5, waaruit blijkt dat de opleiding op alle zes de onderwerpen positief scoort, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleiding POSITIEF is. De opleiding voldoet op alle facetten aan de basiskwaliteit.
14
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
15
16
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
Deel B:
Onderwerp 1
Facet 1.1
Facetten
DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING
Niveau bachelor
Voldoende
Criteria: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding geeft in het zelfevaluatierapport een opsomming van de beoogde eindkwalificaties. Het betreft de volgende negen algemeen geformuleerde eindtermen: ontwerpen van businessplannen en implementatieplannen, toepassen van kennis, managen van bedrijven, personeel en processen, integreren van kennis, organiseren en uitvoeren van onderzoek en evaluaties, beoordelen van toegepast onderzoek, beleidsontwikkelingen, marktontwikkelingen en nieuwe technologieën op consequenties voor de praktijk, communiceren / adviseren in een interculturele setting over problemen en oplossingen, ontwikkelen van netwerken en een houding van permanente educatie. • Daarnaast zijn er eindkwalificaties geformuleerd voor de afstudeerrichtingen International Horticulture and Marketing, International Livestock Management, Regional Development and Innovation, International Agri-Business Management. • De eindkwalificaties zijn ontleend aan twee onderzoeken die zijn uitgevoerd onder 50 afgestudeerden van de opleiding Tropische Landbouw (Survey 1999 en Survey 2003). Voor nadere gegevens over deze onderzoeken zie facet 1.3. • In het zelfevaluatierapport is een overzicht opgenomen van de wijze waarop de negen brede eindtermen TL/ASM matchen met de generieke kernkwalificaties voor hbo-bachelor opleidingen (de vijf Dublin-descriptoren). Het panel vindt dat de opleiding aannemelijk maakt dat er een match is, maar de onderliggende redenering zou de opleiding moeten expliciteren. • In het zelfevaluatierapport heeft de opleiding een tabel opgenomen waarin zij de eindkwalificaties koppelt aan de modulen van het eerste en tweede jaar. Bij elke module is aangegeven tot op welk niveau de student de kwalificatie dient te beheersen. Een soortgelijk overzicht voor de jaren drie en vier van het programma is in ontwikkeling. Uit de gesprekken met docenten komt naar voren dat de niveau-indicaties nog moeilijk objectief meetbaar zijn. Het professionele oordeel van de docent is nu nog sterk maatgevend voor het niveau. • Een meer intersubjectieve beoordeling van het niveau krijgt, aldus de docenten, de nodige aandacht in het verdere ontwikkeltraject van de opleiding TL/ASM. Hierin voorziet het project Match (deelproject onderwijsinhoud). Het panel heeft het implementatieplan en de voortgangsrapportage van dit project ingezien. Zij constateert dat dit plan vorderingen maakt. © NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
17
• Het panel is positief over dit facet, maar constateert dat de niveaubepaling van de opleiding nog sterk in ontwikkeling is. Vandaar dat het panel hier tot het oordeel ‘voldoende’ komt.
Facet 1.2
Domeinspecifieke eisen
Voldoende
Criteria: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De eindkwalificaties van de opleiding Tropische Landbouw zijn aldus het zelfevaluatierapport afgestemd op de vraag van de internationale agri-business sector (zie 1.1). Daartoe zijn in 1999/2000 en 2003/2004 onderzoeken uitgevoerd onder exstudenten van de voormalige TL opleiding. • Onderzoek onder alumni laat zien dat 80% van hen werk heeft gevonden in de volgende functies: farm manager/productie manager, commercieel product manager, technisch adviseur/extensiewerker, onderzoeksassistent, kwaliteitscontroleur. • Het onderzoek geeft tevens inzicht in de vraag van het beroepenveld naar de aard van de domeinkennis, beroepsvaardigheden en houdingen. In een overzicht is opgenomen over welke competenties startende TL beroepsbeoefenaren dienen te beschikken. • Een internationale standaard voor TL/ASM is niet voorhanden aldus de opleiding. Aan agrarische HO-instellingen in Frankrijk en België worden modulen Tropische Landbouw aangeboden, maar een complete vierjarige beroepsopleiding TL is er in Europa niet. De opleiding meldt in het zelfevaluatierapport dat een vergelijking met andere internationale opleidingen hierdoor niet mogelijk is. • De eindkwalificaties hebben een duidelijke internationale oriëntatie. Dat blijkt uit het feit dat van de afgestudeerde verwacht wordt dat hij productiesystemen kent en kan beoordelen onder verschillende klimatologische en economische / politieke omstandigheden. En daarover kan communiceren in verschillende culturele settings. • De standaard (niveau en inhoud van het programma) wordt in hoge mate bepaald door de werkveldadviescommissie. De werkveldadviescommissie bestaat uit zes externe leden. Waarvan twee vanuit de sector internationale agri-business, één uit de sector ontwikkelingssamenwerking, één uit de universitaire sector (WUR, economie), één is werkzaam bij een agrarisch adviesbureau en tot slot een eigenaar/directeur van een tuinbouwbedrijf. De werkveldadviescommissie is positief over de aansluiting van de eindkwalificaties bij het beroepsprofiel. • Het werkveld heeft een duidelijke behoefte aan mensen met een internationale/interculturele orientatie, die vertrouwd zijn met het systeemdenken en commercieel kunnen denken. Zij moeten als generalist open staan voor andere en nieuwe ontwikkelingen. Deze gevraagde competenties zijn vertaald in de specifieke
18
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
eindkwalificaties. Het panel komt op basis van de eigen expertise tot de conclusie dat de eindkwalificaties aansluiten bij de eisen die gesteld worden door het werkveld. • Naar het oordeel van het panel is het beroepsprofiel nu nog te eenzijdig bepaald vanuit de optiek van ex-studenten Tropische Landbouw. De opleiding heeft voorbereidingen getroffen het onderzoek dat is uitgevoerd in 1999 en 2003 naar de gewenste eindkwalificaties te verbreden naar werkgevers en niet-alumni, die werkzaam zijn in Afrika, Azië en China. Deze activiteit staat gepland in het voorjaar van 2005. De opleiding gaat daarbij gebruik maken van haar contacten in China (Universiteiten van Beijing en Kunming en daarmee gelieerde bedrijven), Ook bestaande contacten in Afrika worden daarvoor benaderd. Tevens zullen Nederlandse bedrijven met nevenvestigingen in met name China bij dit onderzoek betrokken worden. • De contacten van Larenstein die via de contractactiviteiten van Transfer lopen, worden mede in dit onderzoek betrokken.
Facet 1.3
Oriëntatie hbo-bachelor
Voldoende
Criteria: De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hboopleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In de facetten 1.1 en 1.2 is voldoende aangetoond dat de eindkwalificaties zijn ontleend aan de beroepspraktijk waarin de studenten terecht komen en dat zij in samenspraak met het werkveld / alumni zijn opgesteld. De algemene eindtermen en de eindtermen van de vier specialisaties beschrijven in voldoende mate wat een afgestudeerde moet kunnen en kennen. Zij weerspiegelen de eisen die aan een beginnend hbo-bachelor mogen worden gesteld. Het werkveld waarmee het panel gesproken heeft, bevestigt dit. • In een bijlage bij het zelfevaluatierapport beschrijft de opleiding voor welke functies de opleiding opleidt: productiemanagers bij (internationaal opererende) bedrijven die agrarische producten produceren en buitenlandse bedrijven die grootschalige productielijnen willen starten, inkoopmanagers met kennis van kwaliteitszorg, teeltbegeleiders in de rol van adviseurs, onderzoeksassistenten en voor het brede terrein van ontwikkelingssamenwerking. • De eindkwalificaties zijn ontleend aan twee onderzoeken die zijn uitgevoerd onder 50 afgestudeerden van de opleiding Tropische Landbouw (Survey 1999 en Survey 2003). • Van de geënquêteerde alumni was 10% korter dan 3 jaar geleden afgestudeerd, 35% langer dan 8 jaar, 35% langer dan 15 jaar en 20% langer dan 25 jaar. Van de respondenten werkt 36% in de agrarische sector, handel of bloementeelt, 12% in de veehouderij, 26% in rural development en 26% buiten de landbouw. De helft ervan werkt buiten Europa, 10 procent in Europa (buiten Nederland) en 40% in Nederland.
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
19
• Het panel constateert dat de eindkwalificaties zijn geformuleerd op basis van een onderzoek onder het werkveld met een voldoende brede basis in het internationale werkveld en een voldoende mate van ervaring in het werkveld (90% van de respondenten heeft meer dan 8 jaar ervaring in het werkveld). • De eindkwalificaties zijn voorgelegd aan de werkveldadviescommissie TL/ASM. De werkveldadviescommissie is zeer te spreken over de geformuleerde eindkwalificaties. Met name de aandacht voor commerciële aspecten, internationale, interculturele communicatie, het systeemdenken en het kunnen omgaan met onverwachte en onbekende situaties (leren werken in suboptimale systemen) sluiten, aldus de werkveldadviescommissie, goed aan bij de beroepspraktijk. Het panel beaamt dat. • Het panel is positief over dit facet. Maar ook hier geldt dat de eindkwalificaties nog te veel zijn bepaald vanuit de ex-studenten Tropische Landbouw. Om die reden oordeelt het panel hier ‘voldoende’.
Onderwerp 2
Facet 2.1
PROGRAMMA
Eisen hbo
Voldoende
Criteria: Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In oktober 2003 verscheen de notitie ‘Onderwijskader Van Hall Larenstein’. Deze notitie beschrijft de uitgangspunten van het onderwijsaanbod van Van Hall Larenstein. Vanaf studiejaar 2005 / 2006 zal het studieaanbod competentiegericht zijn. De notitie is vastgesteld door het college van bestuur van Van Hall Larenstein. Het betreft het onderwijsaanbod, de onderwijsprogrammering, de studieloopbaan en de organisatie van het onderwijs. Het panel heeft de notitie ingezien en stelt vast dat de opleiding TL/ASM daadwerkelijk bezig is met het implementeren van het onderwijsbeleid. Voor de implementatie is een projectgroep ingesteld (project Match). • De kennisontwikkeling geschiedt door een mix van hoorcolleges, werkcolleges, zelfstudie, opdrachten en projecten. De ontwikkeling van de beroepsvaardigheden vindt plaats via specifieke programmaonderdelen (professional skills) en geïntegreerd via het uitvoeren van projecten en zomerstages (zes weken in het eerste en ook in het tweede studiejaar). Het betreft het opdoen van praktische en communicatieve vaardigheden. In projecten wordt tevens aandacht besteed aan het ontwikkelen van projectvaardigheden, samenwerken, rapporteren en presenteren. 20
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
• Via de stages in het eerste en tweede jaar komen studenten in aanraking met de beroepspraktijk. Ook de projecten en het behandelen van cases dragen hieraan bij. Aan het eind van het derde jaar en begin vierde jaar is een halfjaar stage voorzien. Het vierde jaar wordt afgesloten met een afstudeeropdracht. De student dient dan te laten zien dat hij in staat is een praktijkopdracht uit te voeren voor een bedrijf. In het derde en vierde jaar brengt de Nederlandse student in totaal een jaar door in het buitenland (stage en afstuderen). Buitenlandse studenten mogen niet afstuderen in hun land van herkomst. Hiermee bereikt de opleiding dat de student daadwerkelijk ervaring opdoet in een niet bekende culturele omgeving. • Uit de gesprekken met studenten blijkt dat de studenten positief zijn over de praktijkgerichtheid van het geboden programma in het eerste jaar. Ook de werkveldadviescommissie is deze mening toegedaan. Uit de survey onder alumni van de oude opleiding Tropische Landbouw blijkt dat de opleiding ook in het verleden voorzag in de praktijkbehoeften van de sector. • Actuele ontwikkelingen komen op verschillende wijzen in het programma aan bod. Bijvoorbeeld door het uitnodigen van gastsprekers (ongeveer 10 gastsprekers per jaar). De opleiding heeft bovendien structurele contacten met de beroepspraktijk via de werkveldadviescommissie, via stagebegeleiders en via afstudeerbegeleiders. Actuele kennis wordt, aldus docenten, ook gemobiliseerd via de consultancy poot Transfer. Docenten worden in de gelegenheid gesteld hun expertise aan te bieden aan het werkveld: dat wil zeggen indirect via lokale, meestal publieke, opdrachtgevers. Ervaringen uit het veld worden via casestudies terugvertaald naar het studiemateriaal voor de studenten. Vrijwel in elke module is een casestudy opgenomen. Voorbeelden daarvan heeft het panel gezien: landbouwontwikkeling in Roemenië, koffieteelt in Mexico. • Vakliteratuur speelt een belangrijke rol bij de kennisontwikkeling, met name bij het uitvoeren van projecten en behandelen van cases. Van studenten wordt verwacht dat zij naast de verplichte literatuur en handboeken ook zelf vakliteratuur ontsluiten en gebruiken bij het maken van opdrachten. Studenten melden dat docenten hierop letten bij de beoordeling. Het panel beoordeelt dit zeer positief. Hiermee is een verandering bewerkstelligd van studenten die vragen juist weten te beantwoorden (in de oude opleiding) naar studenten die de juiste vragen weten te stellen (in de nieuwe opleiding). • (Toegepast) onderzoek vindt plaats op verschillende momenten van de opleiding. In de modulen Business Management, Animal Production en in het International Interdisciplinary Project zijn praktijkonderzoeken opgenomen: uitvoeren van een ‘business study’ als voorbereiding op een management game, opstellen van een business plan, waarbij gebruik wordt gemaakt van onderzoeksgegevens (bedrijfsgegevens en marktgegevens), beschrijven en analyseren van een dierlijk productiesysteem. Studenten toonden zich enthousiast over het leggen van een goede theoretische basis gevolgd door praktijkopdrachten. Als voorbeeld noemden zij hier de praktijkopdracht biologische groenten. • Het panel heeft de studenten gevraagd naar de kwaliteit van het studiemateriaal. Zij vinden het materiaal in het algemeen incompleet. Maar met aanvullende mondelinge, schriftelijke en elektronische informatie van docenten is het materiaal informatief, zijn de opdrachten duidelijk en is helder wat er van de student verwacht wordt. Studenten blijken
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
21
enthousiast en gemotiveerd te studeren. Zij tonen begrip voor het feit dat de opleiding te kampen heeft met startproblemen.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Voldoende
Criteria: Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding TL kent drie fasen in de studie: een propedeutische fase van een jaar, het tweede studiejaar waarin een algemene basis wordt gelegd voor de afstudeerfase van twee jaar. Er wordt aandacht besteed aan plantaardige en dierlijke productiesystemen, economie, marketing en rurale ontwikkeling. In de eerste twee jaren oriënteren de studenten zich op de arbeidsmarkt en verkrijgen zij inzicht in de verschillende functieprofielen van TL. Aan het eind van het tweede jaar kiezen zij een van de vier afstudeerrichtingen. Daarnaast zijn er in de hoofdfase mogelijkheden voor het volgen van keuzevakken waarmee men kennis/vaardigheden kan verbreden of verdiepen. • Het panel heeft moduleboeken van het eerste en tweede jaar ingezien en constateert dat de leerinhoud van de moduleboeken in voldoende mate is afgestemd op een leerdoel. Het panel constateert voorts dat het studiemateriaal niet altijd compleet is (onderdelen ontbreken nog) en dat de relatie van de leerdoelen met de eindkwalificaties van TL niet expliciet zijn gemaakt. • Het specifieke element van TL/ASM (het systeemdenken) komt tot uiting in elke module (via opdrachten). In het tweede jaar is er een module Interdisciplinair Project. Dit is een case gesitueerd in Vietnam. Studenten moeten een analyse maken van de rol van cassaveproductie vanuit de invalshoek van de vier afstudeerrichtingen: cassave teelt, cassave als wereldwijd veevoederproduct, marketing en ketenbeheer van cassaveproducten, en de rol van cassaveproductie in rurale ontwikkeling. • Het moduleboek zomerstages ziet er goed uit. Dat blijkt uit het volgende. Er zijn leerdoelen voor de stageperioden opgenomen, die naar het oordeel van het panel zijn te herleiden tot de eindkwalificaties. Ook zijn er stageopdrachten opgenomen in deze moduleboeken en richtlijnen voor de verslaglegging. Het moduleboek is een algemene (Larenstein)-versie, waarin nog specifieke aanpassingen gemaakt moeten worden voor de opleiding TL/ASM. Dit supplement komt in mei 2005 beschikbaar. Van de zomerstages waren ten tijde van het bezoek nog geen verslagen beschikbaar. • Hetzelfde kan gezegd worden voor het moduleboek afstudeeropdrachten. • De opleiding heeft een eerste analyse gemaakt van de inbedding van de leerdoelen in het programma en de koppeling daarvan met de eindkwalificaties (eerste twee jaar van het
22
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
programma). Het zelfevaluatierapport bevat een overzicht van de relatie tussen de eindtermen en de leerdoelen en een indicatie voor de mate van realisatie van de doelen van de modulen / leerdoelen. Van basisniveau (1) via gevorderd niveau (3) tot hboniveau (niveau 5). Een meer grondige analyse wordt, aldus de docenten, gemaakt in het kader van het project Match. In de deelprojecten van Match is het systematisch analyseren van het curriculum en toetsontwikkeling opgenomen. Voor het ontwikkelen van het derde en vierde jaar van de opleiding is een werkplan opgesteld. In het derde en vierde jaar van de studie wordt het systeemdenken vooral vormgegeven via de opdrachten, cases en afstudeeropdracht. In de nabije toekomst wordt daarnaast nog een minor ‘Systeemdenken’ ontwikkeld (15 EC’s) die in het derde of vierde jaar wordt geplaatst. • De realisatie hiervan is, aldus het panel, afhankelijk van de mate waarin de hogeschoolbrede projecten Match en Koersen op de Toekomst daadwerkelijk tijdig resultaat opleveren. Uit gesprekken met de opleiding en rapportages blijkt dat het project op schema ligt. • Op basis van het bestuderen van het studiemateriaal, de toelichting van docenten op de relatie leerdoelen en eindkwalificaties en de waardering van studenten van het studiemateriaal (zie 2.1) concludeert het panel dat het programma relevant is voor het bereiken van de kwalificaties van de propedeuse en het tweede jaar. Het panel is positief over hetgeen zij tot nu toe van het programma heeft gezien. Er ligt een werkplan 2004 / 2005 dat ingaat op het verfijnen van jaar 1 en 2 en het ontwikkelen van jaar 3. Het panel heeft een voorbeeld van het ontwikkeltraject van de major Regional Development and Innovation (laatste twee jaar van de opleiding) ingezien. Voor elke major zijn kerncompetenties ontwikkeld. Het panel vertrouwt erop dat aan alle leerdoelen in het vierjarige onderwijsprogramma op adequate wijze aandacht besteed gaat worden. Zij baseert dit vertrouwen op de praktijk van jaar één en twee, het werkplan voor het bijstellen van de eerste twee jaar en het werkplan voor het ontwikkelen van jaar drie en vier. Bovendien blijkt uit gesprekken met docenten en management dat er vorderingen zijn gemaakt met het bijstellen van de eerste twee jaar en het invullen van jaar drie en vier.
Facet 2.3
Samenhang in het opleidingsprogramma
Voldoende
Criteria: Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het curriculum is opgebouwd rond thema’s waarbij steeds het systeemdenken centraal staat. Propedeusestudenten wijzen op de goede wisselwerking tussen theorie en praktijk in projecten. Studenten met wie het panel gesproken heeft, vinden dat het systeemdenken en de internationale oriëntatie als rode draad door de propedeuse loopt. Het systeemdenken is aanvankelijk een moeilijk te bevatten begrip, aldus studenten, maar in de loop van de propedeuse krijgen ze, naar eigen zeggen, meer grip op de betekenis ervan. © NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
23
• Er is sprake van een verticale samenhang. Dit komt tot uiting in de opbouw van het programma. In de propedeuse maakt de student kennis met de hele agrarische sector (vakinhoudelijke basiskennis en oriëntatie op functies). De modulen bevatten leerstof en opdrachten over productiesystemen in verschillende klimaatgebieden en in verschillende economische en politieke settings. Het eerste jaar bestaat uit thematisch onderwijs en een zomerstage van zes weken. In het thematisch onderwijs wordt de theoretische basis gelegd voor plantaardige en dierlijke productie, landgebruik, marketing en ketenbeheer. Daarnaast is er in afzonderlijke vakken aandacht voor taal (Nederlands voor buitenlandse studenten en Spaans voor Nederlandse studenten), methoden voor het verzamelen van data, data analyse, en oriëntatie op de loopbaan. Bijzondere aandacht wordt besteed aan interculturele communicatie. Aan het begin van het tweede jaar volgen de studenten een semester in Griekenland (Dimitris Perrotis College) gericht op International Agri-Business. Het tweede semester van het tweede jaar vindt weer in Nederland plaats en heeft als thema Rural Development en Internationale relaties. Via een projectopdracht passen studenten het geleerde toe op een praktijksituatie. De complexiteit van opdrachten neemt gedurende de opleiding toe. Bovendien wordt van de student steeds meer zelfstandigheid gevraagd. In de laatste twee jaar van de studie is er ruimte voor eigen profilering via de vier afstudeerrichtingen. In het derde en vierde jaar is een stage gepland van zes maanden in een bedrijf. Deze stage bereidt voor op het afstuderen in het vierde jaar. • De borging van de samenhang is de verantwoordelijkheid van de opleidingsdirecteur. In het docententeam dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van de module, vindt afstemming plaats tussen de modulen en de opbouw van het gehele programma. De opleiding toetst of de samenhang ook gerealiseerd wordt. • Het panel vindt dat de samenhang qua opbouw duidelijk is. De opleiding slaagt er echter niet volledig in die samenhang ook te realiseren. Uit evaluatie van het eerste jaar (20032004) blijkt dat er wisselend positief en negatief wordt geoordeeld over de aansluiting van de stof bij de aanwezige kennis. Bovendien wordt er in minstens vier programmaonderdelen melding gemaakt van het feit dat de leerdoelen onduidelijk zijn. Dit draagt niet bij tot het creëren van samenhang in het programma. • Studenten hebben aan het eind van de propedeuse aanbevelingen gedaan. De aanbevelingen betreffen mede het verbeteren van de samenhang van het propedeuse programma. Navraag bij studenten en docenten leert dat de aanbevelingen zijn opgevolgd door de opleiding. Studenten met wie het panel sprak, melden dat zij, terugblikkend op het eerste jaar, de propedeuse als een coherent programma hebben ervaren. • Ondanks de kritische kanttekeningen bij de samenhang van het curriculum komt het panel hier tot het oordeel ‘voldoende’. Zij heeft daarin het feit dat de opleiding in een ontwikkelfase verkeert sterk laten meewegen, alsmede het feit dat de opleiding adequaat reageert op kritiek van studenten.
24
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
Facet 2.4
Studielast
Voldoende
Criteria: Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft als uitgangspunt dat alle blokken even zwaar zijn qua studiebelasting (aantal uren en aantal tentamens) waardoor een gelijkmatige belasting ontstaat over het studiejaar. De studielast wordt regelmatig geëvalueerd. Uit module-evaluaties blijkt dat er in de eerste periode te veel opdrachten tegelijk werden gegeven met als gevolg een te hoge studielast. Naar aanleiding van dit signaal is het programma aangepast. • Er is een volgsysteem van studenten. Studenten die onvoldoende voortgang maken met de studie worden actief benaderd door de mentor. Elke periode wordt een overzicht gemaakt van de studiepunten die studenten behaald hebben. Aan de hand hiervan wordt een prognose gemaakt voor het studieresultaat aan het eind van het jaar. • Studenten krijgen in februari / maart een voorlopig studieadvies. Studenten die minder dan 28 studiepunten halen in het eerste jaar krijgen een bindend negatief studieadvies. Alle 22 studenten die in 2003 instroomden in de propedeuse hebben voldoende studiepunten gehaald om de studie voort te mogen zetten. • De opleiding heeft voor alle studieonderdelen de studielast aangegeven in de studiegids en de moduleboeken. Uit evaluaties blijkt dat ruim 60% van de propedeusestudenten evenveel tijd besteden aan de studie als de geschatte studielast, een derde heeft meer tijd nodig en vijf procent studeert minder dan de norm die is aangegeven. • Uit een evaluatieverslag van het eerste jaar blijkt dat het studieprogramma in het algemeen naar tevredenheid van de studenten is georganiseerd. Over de derde studieperiode zijn de studenten ontevreden (the most chaotic period).
Facet 2.5
Instroom
Voldoende
Criteria: Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De instromende studenten hebben zeer diverse vooropleidingen: vwo, mbo (agrarische richting), havo en verschillende buitenlandse vooropleidingen. De opleiding sluit met zijn werkvormen zo veel mogelijk aan bij de werkvormen in het Studiehuis en het mbo. Dit blijkt onder andere uit de mix van werkvormen (projecten, hoorcolleges, practica,
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
25
•
• •
•
werkcolleges en zelfstudie). Vanwege de onbekendheid van buitenlandse studenten met het Nederlandse onderwijsmodel is er in de eerste periode geen projectwerk gepland. De opleiding besteedt in de eerste periode van de propedeuse aandacht aan het vormen van een min of meer homogene groep studenten, via onder andere het werken in werkgroepen. Buitenlandse studenten krijgen extra begeleiding van mentoren. Onder andere om problemen met de Nederlandse onderwijspraktijk tijdig te signaleren en op te kunnen lossen. Deze studenten krijgen extra instructie tijdens practica en uitleg over opdrachten. Het blijkt, aldus docenten, dat buitenlandse studenten na zes maanden intensieve begeleiding gewend zijn aan het onderwijsconcept van Larenstein. In het eerste blok van het eerste jaar krijgen studenten de gelegenheid opfriscursussen (wiskunde, scheikunde) te volgen. Studenten met wie het panel sprak waarderen dit zeer. De opleiding kent geen verkorte leerroutes of een vrijstellingenbeleid. De achtergrond hiervan is dat er voor TL geen verwante mbo-opleiding bestaat en dat havo en vwo studenten onvoldoende voorkennis hebben op landbouwkundig gebied. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen worden vrijstellingen verleend. Bij voorkeur wordt het verlenen van een vrijstelling voorafgegaan door het afnemen van een examen of assessment. Buitenlandse studenten die instromen, moeten een gelijkwaardig diploma hebben aan havo, vwo en mbo (secondary school met A-level wiskunde en chemie). Daarnaast moeten ze de Engelse taal in voldoende mate beheersen (TOEFL score 550 of hoger). Het Internationale Bureau van Larenstein screent eerst alle aanmeldingen op geschiktheid van de kandidaat. In geval van twijfel kan de kandidaat gevraagd worden extra informatie te verstrekken of wordt informatie opgevraagd bij zijn school. In 2004 zijn er 550 informatiepakketten verspreid. Dit leidde tot 55 aanmeldingen, waarvan er 34 werden toegelaten (23 buitenlanders en 11 Nederlanders).
Facet 2.6
Duur
Goed
Criteria: De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding voldoet gezien de studiegids, de programma’s en het Onderwijs en Examenreglement aan de formele eis dat een hbo-bachelor opleiding een studieduur moet hebben van 168 studiepunten (1 studiepunt is 40 studiebelastingsuren) hetgeen equivalent is aan 240 EC’s (1 EC is 28 studiebelastingsuren). • Een analyse van het programma laat zien dat in de eerste twee jaar specifiek aandacht wordt besteed aan het systeemdenken (60 EC’s). In het derde en vierde jaar komt het systeemdenken in de stage- en afstudeeropdracht aan bod (60 EC’s) en in opdrachten en cases van de overige modulen. Ruim de helft van het programma is op deze wijze gericht op de domeinspecifieke doelen van de opleiding. In de toekomst neemt dit nog toe door het opnemen van een minor ‘Systeemdenken’ in het derde of vierde jaar (30 EC’s).
26
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Voldoende
Criteria: Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding gaat uit van het studieconcept ‘ondernemend leren’. Dit houdt in dat de student wordt aangezet tot zelfstandig leren en dat de eigen verantwoordelijkheid van de student centraal staat. Tevens wordt van de student verwacht dat hij resultaatgericht en analytisch te werk gaat, leert te ontwerpen en te vernieuwen. Het concept wordt in de propedeuse vormgegeven door themagericht onderwijs (50% projecten en 50% vakinhoudelijke ondersteuning). De ondersteunende vakken worden aangeboden in hoorcolleges, werkcolleges, via zelfstudie en practica, • Het ontwikkelen van algemene beroepsvaardigheden gebeurt via groepsopdrachten in projecten en via trainingen (rapportage, vergaderen, informatie zoeken en communicatie). De procesbegeleider beoordeelt aan het eind van de onderwijsperiode of de vaardigheden voldoende niveau hebben. • De werkvormen die de opleiding gebruikt passen bij de didactische uitgangspunten van de opleiding en de doelen (onderwerp 1): hoorcolleges, werkcolleges, practica, trainingen, zelfstudie, stages en projecten. Met name de integratie zoals die tot stand komt in werkvormen als projecten, stages en het in te voeren afstudeerproject sporen met de algemene eindkwalificaties van de opleiding zoals, integreren van kennis en inzicht, managen, organiseren en communiceren. De werkvormen bevorderen integratie van kennis vaardigheden en houdingen. In de loop van de opleiding vraagt de opleiding een grotere mate van eigen initiatief en verantwoordelijkheid van de student (projectmatig werken en zelfstudie). • Uit gesprekken met studenten blijkt dat de opleiding zelfstandig leren stimuleert. Studenten gaven voorbeelden van projecten waarin zij nieuwe kennis moeten verwerven om opdrachten te kunnen maken (zie ook facet 2.1). • Het panel concludeert dat de werkvormen passen bij de doelen en het didactische concept van de opleiding. De uitvoering verdient nog aandacht van de opleiding. Dit blijkt uit module-evaluaties. Studenten plaatsen kanttekeningen bij of hebben meer serieuze kritiek op de uitvoering van modulen en gebruikte werkvormen. Uit het overzicht van actiepunten naar aanleiding van de evaluaties blijkt dat voor de helft van de modulen verbeteracties zijn opgenomen. Gezien de ontwikkelfase waarin de opleiding zich bevindt is bijstelling en verbetering van werkvormen te verwachten. Om die reden oordeelt het panel hier ‘voldoende’.
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
27
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Voldoende
Criteria: Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding beschrijft in haar zelfevaluatierapport dat inhoud, vorm en niveau van de toetsen van colleges, practica en projecten worden bepaald door de docent. De docent is verantwoordelijk voor de aansluiting van de toets op de leerdoelen van het onderwijs. Vanaf het jaar 2004/2005 worden toetsen in moduleteams ontwikkeld. • In projecten vindt nu reeds intercollegiale uitwisseling plaats over de beoordeling. Uit gesprekken met docenten blijkt dat de kwaliteit van de toetsen nog onvoldoende wordt bewaakt. Het panel constateert dat afstemming en ontwikkeling van toetsbeleid een prioriteit is in het Match-project (Projectplan Match, maart 2004). Eind december 2004 is het toetsbeleid vastgesteld. Implementatie vindt plaats vanaf januari 2005. Een voorbeeld van een uitwerking van dit beleid zijn de toetsinstructies voor de stage (stagesupplement TL). Het supplement staat geagendeerd voor de werkveldcommissie van mei 2005. De werkveldcommissie zal hierover dan een advies uitbrengen aan het opleidingsmanagement. • De opleiding maakt gebruik van verschillende toetsvormen: schriftelijk tentamen, met gesloten en met open vragen (kennis en inzicht), verslagen, een presentatie en bespreking van het geleverde werk. Voor het beoordelen van vaardigheden is de procesbegeleider verantwoordelijk. Ook vakdocenten zijn (later in de opleiding) verantwoordelijk voor de beoordeling van beroepsvaardigheden. De beoordeling geschiedt aan de hand van checklijsten. De toetsvormen sluiten naar het oordeel van het panel in voldoende mate aan bij de doelen van de opleiding. • De opleiding hanteert bodemcijfers voor modulen en afzonderlijke studieonderdelen. Wordt het bodemcijfer niet gehaald dan moet het onderdeel overgedaan worden. Een module moet worden afgesloten met minimaal een 5,5. Een module bestaat doorgaans uit meer te toetsen onderdelen. Theorieonderdelen moeten minimaal worden afgesloten met een 4 en verslagen van een case / practicum met minimaal een 5 of een G (voldoende). Het panel beoordeelt dit systeem van bodemcijfers positief. • Studenten worden geïnformeerd over de wijze waarop de studieonderdelen getoetst worden. Deze informatie is meestal opgenomen in de moduleboeken. Voor stages en afstuderen zijn handleidingen beschikbaar met informatie over de wijze van toetsen. Zowel stageverslagen als afstudeerwerken waren op het moment van visitatie niet beschikbaar (studenten hebben net het eerste jaar doorlopen). • De opleiding bemoeilijkt het ‘meeliften’ van studenten in groepswerk. Zij doet dit door studenten een logboek te laten invullen. Daarin houden studenten bij welke afspraken zijn gemaakt hebben in de projectgroep. Docenten hebben inzage in het logboek. Studenten melden dat meeliften goed bespreekbaar is zowel met de student als met de begeleidende docent. Docenten nemen zonodig maatregelen Bijvoorbeeld door studenten
28
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
te laten wisselen van rol in projectgroepen. Ook wordt per werkgroep de samenstelling ervan gewijzigd. • De studenten melden in module-evaluaties een enkele keer dat feedback op presentaties en rapportage niet naar tevredenheid verloopt. Uit de evaluaties blijkt dat studenten in het algemeen tevreden zijn over de wijze waarop de eindcijfers van de modulen tot stand komen. • Het panel constateert dat toetsbeleid in ontwikkeling is. Naar aanleiding van gesprekken met docenten en studenten concludeert het panel dat in de praktijk serieus getoetst wordt. Tevens maakt het panel uit de gesprekken met docenten en management op dat het toetsbeleid voortvarend uitgewerkt wordt. Het betreft het ontwikkelen van assessments en het uitwerken van het stagesupplement Tropische Landbouw / Agri-systems Management.
Onderwerp 3
Facet 3.1
INZET VAN PERSONEEL
Eisen hbo
Goed
Criteria: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Uit het zelfevaluatierapport en de CV’s van 16 van de 20 stafleden blijkt dat het docententeam kan putten uit een brede internationale ervaring. Verder geldt dat er binnen het programma TL/ASM veel stafleden actief zijn op het gebied van advisering en projectuitvoering waardoor ze dicht bij de internationale bedrijfspraktijk blijven staan. De externe opdrachten leveren veelal materiaal op voor gebruik in het onderwijs (cases, projecten). • De CV’s van de docenten die het onderwijs International Agribusiness skills verzorgen in Griekenland (tweede jaar) sluiten goed aan bij de eisen van de opleiding. Hun ervaring is breder dan enkel de Griekse ‘food and agribusiness’ sector. In veel gevallen is dit gebaseerd op hun opleiding in de USA. Uit de CV’s blijkt dat zij vooral een onderwijs- en onderzoeksachtergrond hebben. De relatie met het bedrijfsleven is beperkt. • Vrijwel alle docenten houden contact met het werkveld via het begeleiden van stagiairs en afstudeerders; • De opleiding zet met regelmaat gastdocenten in.
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
29
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Voldoende
Criteria: Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding TL/ASM heeft gezien de geringe omvang en brede expertise, geen eigen personeelsgroep. De propedeuse heeft een kernteam van 5 personen aangevuld met 8 personen van andere opleidingen. Het kernteam voor jaar twee bestaat uit drie personen aangevuld met drie personen van andere opleidingen. Larenstein heeft als norm een docent - student ratio van 1 : 25 (voor de onderwijsuitvoering). In de ontwikkelfase van TL/ASM wordt deze norm niet gehanteerd. De huidige ratio is 1 : 19. Voor ontwikkelwerk wordt een hoeveelheid extra tijd toebedeeld. Een aantal senior docenten is toegewezen aan het TL/ASM team voor de duur van de ontwikkelfase. • Voor het doorstarten van de opleiding TL/ASM heeft het college van bestuur extra middelen ter beschikking gesteld. In de periode 2002/2005 betreft dit 1380 uren. Daarnaast is er via reguliere middelen in de periode 2003/2005 nog ruim 300 uur beschikbaar voor ontwikkeling en onderhoud. • Per student is er 60 uur staftijd beschikbaar voor onderwijs, opdrachten, case studies, en examineren. Er zijn 20 docenten beschikbaar voor de opleiding TL/ASM. Deze docenten zijn betrokken bij onderwijs, curriculumontwikkeling, begeleiding van studenten en kwaliteitscontrole. Het aantal docenten heeft aldus het zelfevaluatierapport de expertise die nodig is om de programmadoelstellingen te kunnen realiseren. De opleidingsmanager is verantwoordelijk voor het afstemmen van de gewenste kwalificaties van docenten (conform de doelen van het programma) en de aanwezige kwalificaties van docenten. • Uit studentevaluaties blijkt dat de vervanging van docenten die externe opdrachten uitvoeren niet altijd goed geregeld is. Het betreft onvoldoende overdracht van taken, en als gevolg daarvan onduidelijkheid bij studenten over de lesstof. • Het panel constateert dat er nog veel ontwikkeld moet worden op opleidingsniveau. Daarnaast zijn er ook veranderings- en vernieuwingsprocessen ingezet vanuit het centrale niveau van Larenstein. Deze vragen nu en in de toekomst de nodige aandacht van het personeel: de projecten ‘Match’ en ‘Koersen op de Toekomst’. Het laatste project is gericht op het ontwikkelen van een sterk pakket van internationale hbo-opleidingen in Wageningen. • In de nabije toekomst zal veel tijd besteed worden aan het uitvoeren van een grote hoeveelheid taken: Ontwikkelen/updaten van ASM moduleboeken, ontwikkelen van nieuwe toetsen (assessments), het ontwikkelen van modulespecifieke cases en een pakket internationale bacheloropleidingen in Wageningen. Het ontwikkelen van assessments zal het meest arbeidsintensief zijn, aldus docenten. Hiervoor is een week vrijgeroosterd om docenten te trainen in het ontwikkelen en afnemen van assessments. • Uit het gesprek met de docenten blijkt dat de werkdruk hoog is. Het panel constateert dat dit niet ten koste gaat van de motivatie van docenten. Velen doen enthousiast mee aan de
30
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
onderwijsvernieuwing en daarbij behorende trainingen. Binnen de opleiding is er in de ogen van het panel een breed draagvlak voor het vernieuwen van de oude TL opleiding. Het team zet zich met enthousiasme in voor het doorstarten van TL/ASM. • Onderdelen van het TL/ASM programma worden ontwikkeld in het kader van de projecten Match en Koersen op de Toekomst (dit zijn Larenstein brede projecten). Het totaal aantal docenturen dat via deze projecten bekostigd wordt, bedraagt ruim 3000 uren voor het jaar 2004/2005. Uit gesprekken met docenten en de projectleider ‘Koersen op de Toekomst’ maakt het panel op dat docenten redelijk tevreden zijn over het begrote aantal ontwikkeluren.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Voldoende
Criteria: Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding selecteert medewerkers op basis van vooropleiding (vakkennis) en ervaring in het werkveld. • De helft van de docenten is naast docent ook werkzaam als consultant. Het streven was dit jaar Larenstein breed 20 fte te realiseren. Hetgeen goed gelukt is. Het merendeel van de opdrachten wordt door docenten uit Deventer uitgevoerd. De uitvoering van externe opdrachten stelt de docenten in de gelegenheid om de kwalificaties bij te houden, cases te ontwikkelen die op de recente praktijk zijn gebaseerd en zicht te houden hoe het beroep zich ontwikkeld. • Larenstein heeft een systeem ontwikkeld met functieprofielen voor iedere medewerker. Dit is beschreven in het functieboek. Het is een instrument waarmee de opleiding de personeelssamenstelling van de opleiding toetst. Het functieboek geeft de medewerkers inzicht in hetgeen de opleiding van hen verwacht en wat hun doorgroeimogelijkheden zijn. Het boek bevat een opsomming van verwachte resultaten, criteria voor werkhouding en gedrag en professionele eisen. • In 2003 is Larenstein gestart met de implementatie van resultaatgericht coachen en beoordelen (RGB) van medewerkers. Dit houdt in een planningsgesprek waarin afspraken worden gemaakt over de taken voor het komende jaar, gevolgd door een functioneringsgesprek en beoordelingsgesprek. Het functieboek dient als basis voor het planningsgesprek en de functionerings- en beoordelingsgesprekken. Het panel denkt dat de opleiding hiermee een goed instrument in handen heeft om het personeelsbeleid te sturen in lijn met de opleidingsdoelen. • In het kader van de onderwijsontwikkeling is het personeel in de afgelopen jaren geschoold in themagericht projectonderwijs en toetsontwikkeling. Ook is personeel geschoold in het begeleiden van studenten bij het uitvoeren van practica in de kassen.
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
31
• Uit gesprekken met studenten van het eerste jaar blijkt dat zij tevreden zijn over de deskundigheid van de docenten. Uit enquêtes blijkt dat studenten de Engelse taalvaardigheid van sommige docenten voor verbetering vatbaar vinden.
Onderwerp 4
Facet 4.1
VOORZIENINGEN
Materiële voorzieningen
Voldoende
Criteria: De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het Deventer gebouw van de hogeschool is karakteristiek en sfeervol. Het gebouw is in 1918 gebouwd voor het onderwijs voor ‘planters’ ter voorbereiding op hun werk in het toenmalige Indië en Suriname. Er zijn voldoende werk- en studieruimten en toereikende ict-voorzieningen. Ook beschikt de opleiding over basisfaciliteiten op het gebied van laboratoria en kassen. De mediatheek is, naar het oordeel van het panel, voldoende voorzien van actuele handboeken en literatuur. Het panel stelt vast dat het gebouw voldoet aan de basiseisen die aan een onderwijsgebouw zijn te stellen. • De opleiding zal met ingang van 1 augustus 2006 verhuizen naar een nieuw gebouw in Wageningen. • In de evaluatie van het eerste jaar hebben studenten geen klachten opgenomen over de voorzieningen. In de gesprekken met studenten heeft het panel daarover ook geen klachten vernomen.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Voldoende
Criteria: De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het uitgangspunt van de hogeschool / opleiding is dat alle studenten moeten kunnen studeren op de manier die bij hen past. Waar nodig ontvangen de studenten daarvoor begeleiding, ofwel op eigen verzoek dan wel na signalering van problemen. Dat kan de studievoortgang betreffen, maar ook het persoonlijk functioneren van de student. Probleemsignalering kan gebeuren door de docenten of door de mentor. De laatste heeft na elke perioden een gesprek met de studenten. Als er serieuze problemen zijn met de
32
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
•
• • •
•
voortgang van de studie wordt er met de student een traject uitgestippeld dat gericht is op het behalen van meer dan 28 studiepunten aan het eind van het eerste jaar en/of het behalen van de propedeuse aan het eind van het tweede jaar. In de hoofdfase wordt er veel overgelaten aan het zelfmanagement van de student. Studieplanning en probleemsignalering is dan meer dan in de propedeuse de verantwoordelijkheid van de student. Het is dan ook zijn verantwoordelijkheid om begeleiding te vragen. Er is aldus het panel een duidelijk systeem dat waarborgt dat elk individu met achterblijvende resultaten begeleiding krijgt. Voor buitenlandse studenten is extra begeleidingstijd ingeruimd en is een extra studiebegeleider aangesteld (mentor). Het panel heeft van propedeuse studenten vernomen dat zij tevreden zijn over de inhoud van de begeleiding. Studenten melden dat docenten goed benaderbaar zijn en dat zij adequaat reageren op vragen van studenten. Uit module-evaluaties blijkt dat hier en daar de begeleiding beter georganiseerd moet worden bij afwezigheid van docenten (vervanging). Het panel werd er door de docenten op gewezen dat de werkdruk ertoe dwingt dat docenten voor voldoende begeleiding terugvallen op overwerk of monitoring en begeleiding in groepsverband (zie ook facet 3.2).
Onderwerp 5
Facet 5.1
INTERNE KWALITEITSZORG
Evaluatie resultaten
Voldoende
Criteria: De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het systeem van kwaliteitszorg binnen de hogeschool is gebaseerd op het EFQMsysteem. Sinds 2004 heeft Larenstein een kwaliteitszorgteam (‘K-team’) dat verantwoordelijk is voor het ontwikkelen, coördineren en uitvoeren van kwaliteitsmanagement. Het K-team wordt direct aangestuurd door het college van bestuur. Het K-team heeft een notitie geschreven met doelen en acties voor de nabije toekomst. Het gebruik van het EFQM-model is nog volop in ontwikkeling. Een versie van het Larenstein kwaliteitshandboek uit 1998 is onlangs herzien (december 2004). In verband met de fusie met Van Hall worden de kwaliteitszorgsystemen van beide fusiepartners nu op elkaar afgestemd. • In de nabije toekomst zullen, aldus het college van bestuur, afspraken worden gemaakt met de opleiding over een aantal kwaliteitsaspecten. De afspraken worden vastgelegd in een jaarlijks op te stellen managementletter.
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
33
• Het zelfevaluatierapport bevat een kwaliteitszorgplan van de opleiding TL/ASM. Elk jaar wordt vastgesteld welke modulen worden geëvalueerd. Aan het eind van elke module worden studenten bevraagd (via een vragenformulier). De kwaliteitszorgcoördinator werkt de evaluaties uit en rapporteert aan de directie, de modulecoördinator en de opleidingscommissie. De opleidingsdirecteur neemt in overleg met het team een besluit over te nemen acties. • Aangezien het TL/ASM programma recent gestart is zijn alle modulen geëvalueerd. De module-evaluaties hebben betrekking op: inhoud, verbinding en samenhang met voorafgaande modulen, de onderwijsbenadering, de rol van de docenten, de programmering, en de beleefde studielast. • Voor de beoordeling van module-evaluaties hanteert de opleiding streefdoelen. De opleiding gaat bij module-evaluaties uit van een 4-puntsschaal. Indien 30%-50% van de studenten een evaluatie-item onvoldoende beoordeelt (score op categorieën 1 en 2) wordt dit aspect een punt van aandacht. De directeur vraagt de staf vervolgens om correctieve acties. Een score van meer dan 50% (categorie 1 en 2) wordt gezien als een serieuze belemmering. Er wordt dan onmiddellijk actie ondernomen. Het panel heeft inzage gehad in de rapportage van alle modulen die in het eerste jaar zijn gegeven. De opleiding heeft de resultaten verwerkt en aangegeven welke modulen volgend jaar weer geëvalueerd moeten worden, welke modulen kleine wijzigingen moeten ondergaan en waar er knelpunten zijn gesignaleerd. • Het panel constateert dat de nadruk van de kwaliteitszorg ligt bij module-evaluaties (inclusief functioneren docenten met betrekking tot didactiek en begeleiding en organisatie van het onderwijs). • Er is een begin gemaakt met tevredenheidsonderzoek onder docenten/personeel. In 2002 is een Larensteinbrede evaluatie uitgevoerd onder het personeel.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Voldoende
Criteria: De uitkomsten van deze evaluaties vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het panel heeft op basis van verslagen van evaluatiebesprekingen en uit gesprekken met docenten en studenten kunnen vaststellen dat de opleiding evaluaties bespreekt en vervolgacties onderneemt. Het is de taak van de afdelingsdirecteur en opleidingscoördinator de uitvoering van verbeteracties te bewaken. De opleiding schrijft in het zelfevaluatierapport dat de controle op de realisatie van verbeteracties nog een zwak punt is. Uit gesprekken met docenten en studenten blijkt dat de evaluaties leiden tot bijstellingen. • Naar aanleiding van de laatste module-evaluaties zijn de volgende maatregelen voorgesteld: nieuwe module coördinatoren en bijstellen van moduleboeken waarbij knelpunten zijn gesignaleerd (meer dan 50% ontevredenheid).
34
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
• Uit het verslag van de module-evaluaties blijkt dat bij enkele programmaonderdelen geen evaluatie heeft plaatsgevonden. Tevens werd in enkele gevallen melding gemaakt van een te lage respons. Deze modulen zijn weer opgenomen in het evaluatieschema van volgend jaar. • De commissie maakt uit de gesprekken met docenten en studenten op dat er veel in de wandelgangen geregeld wordt. Dit werkt in de praktijk redelijk, aldus het panel. Dit is mogelijk vanwege de kleine schaal van de opleiding, de korte communicatielijnen en de motivatie van het personeel om van de doorstart van de opleiding een succes te maken. • Resultaten van evaluaties worden gepubliceerd in het kwaliteitsjournaal. • Naar aanleiding van het docententevredenheidsonderzoek zijn er acht verbetermaatregelen geformuleerd voor de hogeschool als geheel. Het panel constateert dat de doelen vaag zijn geformuleerd. Dat maakt het meten van verbeteringen moeilijk zoniet onmogelijk. • Het panel constateert dat de opleiding de evaluatie van het onderwijsproces serieus aanpakt, verbeteracties formuleert en uitvoert. De controle op de uitvoering van verbeteracties is nog een zwak punt. Ondanks de kritische kanttekeningen die het panel plaatst bij dit facet komt zij tot het oordeel ‘voldoende’.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Voldoende
Criteria: Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het panel constateert dat in de fase van de doorstart en vernieuwing van de opleiding TL/ASM studenten, docenten, management, alumni en een bescheiden aantal vertegenwoordigers van het werkveld nauw betrokken zijn bij de interne kwaliteitszorg. De alumni en het werkveld zijn tot nu toe vooral betrokken geweest bij het formuleren van de doelen van de nieuwe opleiding (zie hoofdstuk 1). In de toekomst zullen zij ook betrokken worden bij evaluaties (HBO-Monitor voor studenten) en geven van feedback op evaluatieresultaten (werkveldvertegenwoordigers) Het werkveld is betrokken bij evaluaties van stages (stagebegeleiders) en afstudeeropdrachten (afstudeerbegeleiders). Ook is het werkveld via de werkveldadviescommissie betrokken bij het vormgeven van het beleid van de opleiding. Het werkveld heeft in het verleden aangedrongen op meer aandacht in het curriculum voor commercieel denken. In het curriculum van de oude TL opleiding was dit niet of zeer matig aanwezig, aldus het werkveld. In de nieuwe opleiding TL/ASM is hier, aldus het werkveld voldoende aandacht voor. • In de ontwikkelfase worden alle modulen geëvalueerd. Daarna worden modulen in principe eens in de vier jaar geëvalueerd. In een cyclus van vier jaar wordt zo het hele onderwijs geëvalueerd. Modulen die laag scoorden of gegeven worden door nieuw aangetrokken docenten worden vaker geëvalueerd. Verbeteractiviteiten worden in © NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
35
•
•
relevante overlegsituaties besproken met docenten en studenten (teamvergadering, opleidingscommissie). Medewerkers / docenten wordt om de drie tot vier jaar gevraagd naar hun mening over onderwijs en organisatie (medewerkerstevredenheidonderzoek). Afspraken met de WUR leiden ertoe dat het personeelstevredenheidsonderzoek bij Van Hall Larenstein elk jaar wordt uitgevoerd. In mei 2005 zal dit voor het eerst samen met de WUR uitgevoerd worden. Studenten melden dat zij tevreden zijn over de manier waarop de opleiding omgaat met commentaar of suggesties. Een voorbeeld is het verplaatsen van de module Interculturele Communicatie van de laatste periode naar de eerste periode van de propedeuse.
Onderwerp 6
Facet 6.1
RESULTATEN
Onderwijsrendement
Voldoende
Criteria: Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding TL/ASM heeft geen streefcijfers geformuleerd ten aanzien van rendement, studieduur en studie-uitval. Het ontbreken van streefcijfers is een omissie in het rendementsbeleid. Hogeschoolbreed zullen er in de toekomst wel indicatoren vastgesteld worden voor het doormeten van het rendementsbeleid. Dit zijn: de onderwijsvraagfactor, propedeuserendement en uitval. • Het rendement van de nieuwe opleiding TL/ASM laat een veelbelovende ontwikkeling zien. Van de 22 studenten die in 2003 instroomden is 100% doorgestroomd naar het tweede jaar. Daarvan heeft 18% (vier studenten) de propedeuse gehaald in één jaar. De overige 18 studenten scoorden meer dan het bindend negatief studieadvies van 28 studiepunten (40 EC’s) aan het eind van het eerste jaar. In het tweede jaar van de nieuwe opleiding zal moeten blijken of het propedeuserendement inderdaad hoog zal uitvallen. • Het panel beoordeelt met name de prestatie van het nieuwe curriculum dat in september 2003 is gestart. Ondanks dat er geen streefcijfers zijn geformuleerd door de opleiding, kan vastgesteld worden dat het rendement in het eerste jaar hoog is (geen uitval). Het panel komt om die reden tot het oordeel ‘voldoende’. Om een beeld te geven van de prestaties van de opleiding TL (in afbouw) in het verleden worden hieronder de gegevens gepresenteerd.
36
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
•
•
• •
De gerealiseerde gemiddelde studieduur van geslaagden van de oude opleiding TL lag in de afgelopen jaren (1997 - 2003) tussen de 4,5 jaar en 4,9 jaar met twee uitschieters naar boven van 5,7 en 5,2 jaar in 2001 en 2002. In de oude opleiding TL nam de verblijfsduur van uitvallers toe van 1,3 jaar in 1997 naar 4,6 (2001), 6 (2002) en 7,3 jaar (2003). Deze hoge cijfers worden veroorzaakt door de uitval van langstudeerders die vanwege het afbouwen van deze opleiding zonder diploma uitstroomden. Vergeleken met het gemiddelde hbo-rendement (56% na 5 jaar) scoort de oude opleiding TL iets onder het gemiddelde namelijk 55% na 5 jaar (cohort 1997). Het panel constateert dat de resultaten van de oude opleiding TL niet veel afwijken van het gemiddelde landelijke hbo-rendement.
Facet 6.2
Gerealiseerd niveau
Criteria: De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het panel kan over het gerealiseerde niveau geen uitspraak doen vanwege het feit dat er nog geen afgestudeerden zijn van de nieuwe opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management. De eerste uitstroom wordt verwacht in 2007. Wel kan het panel op basis van hetgeen zij tot nu toe van de opleiding gezien heeft een uitspraak doen over de potentie van de opleiding. Het oordeel daarover is positief. De argumenten daarvoor zijn: •
•
•
•
De werkveldadviescommissie vindt dat de opzet van de nieuwe opleiding goed aansluit bij de eisen van de arbeidsmarkt. Met name de volgende aspecten komen in het nieuwe programma in voldoende mate aan bod: o brede basiskennis van plantaardige en dierlijke productie (generalist), o internationaal denken en werken, o systeemdenken, o commercieel denken. Het panel constateert dat de intenties van opleidingsmanagement en docenten goed zijn. De opzet van het nieuwe studieprogramma is, aldus het panel, voldoende doordacht en in plannen vastgelegd om verder ontwikkeld te worden. Uit de werkplannen van het ontwikkeltraject blijkt dat het verder ontwikkelen van de opleiding deels gerealiseerd wordt via reguliere ontwikkeltaken, extra formatie vanuit het college van bestuur en via de hogeschoolbrede projecten Match en Koersen op de Toekomst. Het panel heeft de projectplannen ingezien en stelt vast dat het traject voor 2004/2005 voldoende concreet is verwoord (tijdpad, inzet). Ook heeft zij voorbeelden gezien van tussenproducten van deze projecten, waaruit blijkt dat er daadwerkelijk voortgang gemaakt wordt met de projecten en de ontwikkeling van de opleiding. Het panel constateert dat de opleiding / hogeschool voldoende capaciteit heeft (kwantiteit/kwaliteit) om tot een voldoende eindresultaat te kunnen komen.
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
37
38
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
39
40
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
Bijlage 1:
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
41
42
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
43
Voorzitter en domeindeskundige Naam Initialen Tussenvoegsel(s) Titulatuur M/V Geboortedatum Auditdeskundigheid (Heeft u ervaring als INK- of ISO-auditor?) Oud voorzitter/lid visitatiecommissie (Wilt u aangeven of de hiernaast opgenomen informatie correct is en eventueel aanvullen?)
Heemskerk W.C.S. ir. M 4-6-1952 Neen Neen
Heeft u gefunctioneerd als dagvoorzitter? Onderwijsdeskundigheid (Bent u onderwijskundige of werkzaam geweest in de onderwijssector?) Werkvelddeskundigheid (Wilt u hierbij aangeven welke relevante werkervaring u heeft?) Internationale deskundigheid (Wilt u hierbij aangeven of u deskundigheid over de internationale ontwikkeling van het vakgebied heeft?)
Domeindeskundigheid (Wilt u hiernaast aangeven voor welk domein u deskundigheid heeft?)
Opleiding(en) 1964-1969 1969-1977 1982
44
Educatie en capaciteitstraining
Post-doc training (ICRA-Wageningen): Internationale groep studenten Trainer in talloze workshops in Afrika Begeleiding studenten in Nederland 25 jaar ervaring in de derde wereld in met name Afrika en deels in Zuid-Amerika en Zuidoost Azië, op basis van lange (20 jaar) en korte uitzendingen (gedurende in totaal 5 jaar) op het gebied van tropische landbouw, en organisatie en institutionele ontwikkeling in landbouwkundig onderzoek en voorlichting. Biotechnologie:Toepassing biotechnologie(BV Rhizobium gebruik) en GMOs in BV katoenteelt Communicatie: Ook in termen van landbouwvoorlichting Plantenteelt: Uitgebreide ervaring in de tropische en subtropische plantenteelt Plattelandsvernieuwing: Plattelandsontwikkeling in de Derde Wereld en met name Afrika HBS-B, Fioretti College, Lisse Tropische Plantenveredeling, Landbouw Hogeschool, Wageningen 9 maands ICRA post-graduate cursus, Wageningen
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
Werkervaring 1973 1976 1978-1981 1982-1987
1988-tot heden 1988-1994 1994-1995 1995-1999
2000-2004
Stage periode cacaoteelt Brazilië Stage periode cacao- en koffieteelt Sao Tomé DGIS-adviseur en coördinator voedsellandbouw ontwikkelingsprogramma in Sao Tomé en Principe Mozambikaanse overheid en FAO-adviseur voedsellandbouw en farming systems programma, Mozambique Werknemer Koninklijk Instituut voor de Tropen Adviseur Farming Systems Research Programma in Mongu, Zambia Verschillende korte missies op het gebied van katoenproductie en farming systems Adviseur Farming Systems Programma en ClientOriented Research Programma in Mwanza, Tanzania Korte missies naar Afrika, Azië en Zuid-Amerika op het gebied van Farming Systems Approach en Organisatieontwikkeling in landbouwkundig en milieu onderzoek en voorlichting
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
45
Domeindeskundige Naam Initialen Tussenvoegsel(s) Titulatuur M/V Geboortedatum Auditdeskundigheid (Heeft u ervaring als INK- of ISO-auditor?)
Boselie D.M. dr. M 15-03-1965 Nee
Oud voorzitter/lid visitatiecommissie (Wilt u aangeven of de hiernaast opgenomen informatie correct is en eventueel aanvullen?)
Nee
Heeft u gefunctioneerd als dagvoorzitter? Onderwijsdeskundigheid (Bent u onderwijskundige of werkzaam geweest in de onderwijssector?) Werkvelddeskundigheid (Wilt u hierbij aangeven welke relevante werkervaring u heeft?) Internationale deskundigheid (Wilt u hierbij aangeven of u deskundigheid over de internationale ontwikkeling van het vakgebied heeft?) Domeindeskundigheid (Wilt u hiernaast aangeven voor welk domein u deskundigheid heeft?)
Ja
Internationale agribusiness & retail industrie
Woon/werkervaring in Vietnam (4 jr.), Thailand (2 jr), Ghana (2 jr), Egypte (1 jr), Brazilië, Peru, Costa Rica, Burkina Fasso, China Agrarische bedrijfskunde Bedrijfskunde en agribusiness Food & business Internationale agrarische handel Wageningen Universiteit & Research centers
Onderhoudt u relaties met één of meer opleidingen uit de hierboven door u aangegeven domeinen die een onafhankelijke beoordeling van die opleiding(en) kunnen verhinderen? Indien ja, wilt u aangeven voor welke Vakgroep Ontwikkelingseconomie (co-auteur opleiding(en) dat het geval is en wat de aard is artikelen, gezamenlijke projecten) van de relatie(s)? Opleiding(en) 1987 - 1992 ; promotie 2002 Economische Antropologie (drs + dr) 1991 Economie (1 jr - Universiteit v. Nijmegen) 1984-85 HEAO (1 jr) 1977-1984 Gymnasium-B 2004 (Juni) Pre-audit training Fair Trade Labelling Organization Werkervaring 2003 - heden Directeur AgroFair Assistance & Development Foundation, Amsterdam 1999 - 2003 Senior onderzoeker & consultant, Landbouw Economisch Instituut, Den Haag 1994 - 1999 Freelance consultant, food & agri-business 1994 - 1998 Assistent in Opleiding, Universiteit van Nijmegen
46
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
Student-lid Naam Initialen Tussenvoegsel(s) Titulatuur M/V Geboortedatum Opleiding Welke opleiding volgt u thans? Wat is de naam van het opleidingsinstituut? In welk studiejaar studeert u? Volgt u een voltijd, deeltijd, duale of afstandsstudie of wellicht anderszins? Bij welke activiteiten bent u binnen de opleiding betrokken? Auditdeskundigheid (Heeft u ervaring als INK- of ISO-auditor?) Bent u eerder lid geweest van een visitatiecommissie? Onderwijsdeskundigheid (Bent u onderwijskundige of werkzaam geweest in de onderwijssector?) Werkvelddeskundigheid (Wilt u hierbij aangeven welke relevante werkervaring u heeft?) Internationale deskundigheid (Wilt u hierbij aangeven of u deskundigheid over de internationale ontwikkeling van het vakgebied heeft?) Domeindeskundigheid (Wilt u hiernaast aangeven voor welk domein u deskundigheid heeft?) Werkervaring
Bückers C.
V 01-05-1978 Tuin- en akkerbouw INHOLLAND te Delft laatste jaar
Lid van panel visitatie opleidingen Tuin- en akkerbouw 2003-2004
Stage in Costa Rica bij Innovaplant De Costa Rica S.A. Uitvoering onderzoek verbeteringen op het gebied van stekproductie. Tuin- en akkerbouw
Stage in Costa Rica bij Innovaplant De Costa Rica S.A. Uitvoering onderzoek verbeteringen op het gebied van stekproductie. Na afronding studie werkzaam in eigen tuinbouwbedrijf te Goch in Duitsland.
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
47
NQA-auditor Naam Initialen Tussenvoegsel(s) Titulatuur M/V Geboortedatum Auditdeskundigheid (Heeft u ervaring als INK- of ISO-auditor?) Oud voorzitter/lid visitatiecommissie (Wilt u aangeven of de hiernaast opgenomen informatie correct is en eventueel aanvullen?)
Horrevorts A.G.M. drs. ing. M 17 06 1951 Ja Ja. Sinds januari 2004 medewerker bij de Netherlands Quality Agency (de verzelfstandigde afdeling Kwaliteitszorg van de HBO-raad). Van 2000 - 2003 werkzaam bij de HBO-raad, afdeling Kwaliteitszorg. Secretaris van diverse visitatiecommissies: CMV, SJD, Technische Natuurkunde, Voortgezette opleiding Theater en de visitatiecommissie Landelijke Publieke Omroep (commissie Rinnooy Kan).
Heeft u gefunctioneerd als dagvoorzitter? Onderwijsdeskundigheid (Bent u onderwijskundige of werkzaam geweest in de onderwijssector?) Werkvelddeskundigheid (Wilt u hierbij aangeven welke relevante werkervaring u heeft?)
Internationale deskundigheid (Wilt u hierbij aangeven of u deskundigheid over de internationale ontwikkeling van het vakgebied heeft?)
Domeindeskundigheid (Wilt u hiernaast aangeven voor welk domein u deskundigheid heeft?) Opleiding(en) 1993 - 1968 1969 - 1973 1977 - 1984
48
Nee. Ja.
Internationale samenwerking in het hoger onderwijs (ontwikkelingslanden) In de periode 1995 - 1999: opstellen van adviesrapporten ten behoeve van projectbeoordeling in het kader van ontwikkelingssamenwerking; voorbereiden van project- en programma-evaluaties; jaarlijks uitvoeren van monitoring missies van projecten in uitvoering aan drie universiteiten in India, Bangladesh en de Filippijnen. Institutionele ontwikkeling in hoger onderwijs in Ontwikkelingslanden; Project identificatie, projectontwerp, monitoring en evaluatie; Beoordelen van projecten in het hoger onderwijs; Curriculumontwikkeling in het (hoger)beroepsonderwijs.
HBS-B, RK HBS Pius X te Almelo Metaalkunde, HTS-Utrecht, thans Hogeschool van Utrecht, sector Techniek Sociale Geografie, specialisatie Geografie van de Ontwikkelingslanden, Vrije Universiteit te Amsterdam
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
Overige cursussen 1996 1999 - 2000
2002 2003 2003 2004 Werkervaring 2004 - heden 2000 - 2003 1995 - 2000
1993 - 1994
1986 - 1992
1977 1976 - 1977
1974 - 1976
Overig 1995 - 1999
Monitoring van projecten, MDF (in-service training Nuffic) Postgraduate course ‘Institutional Management and Change in Higher Education’, Centre for Higher Education Policy Studies (CHEPS), Universiteit Twente en Open University, Engeland. Tweedaagse cursus Interne Kwaliteitsaudits, Lloyds Register Training Auditor Hoger Onderwijs NQA i.s.m. Lloyds Register Adviesvaardigheden, Thymos Training INK-auditor Beleidsmedewerker kwaliteitszorg, Netherlands Quality Agency, Den Haag Beleidsmedewerker kwaliteitszorg HBO-raad, Den Haag Programma medewerker in het kader van het programma Medefinanciering universitaire en HBO samenwerking (MHO) bij de Nederlandse Organisatie voor Internationale Samenwerking in het hoger onderwijs (Nuffic), Den Haag. Projectcoördinator Platform Hoger Beroepsonderwijs en Ontwikkelingssamenwerking (Platform HBO & OS) bij de Nuffic. Medewerker ontwikkelingseducatie, Platform Hoger Technisch Onderwijs en Ontwikkelingssamenwerking (Platform HTO & OS) bij de stichting Technologie Overdracht Ontwikkelingslanden (TOOL) te Amsterdam. Het Platform werd aangestuurd door de HBO-raad, Nuffic en hogescholen. Vanaf september 1989 projectcoördinator van het Platform Hoger Beroepsonderwijs en Ontwikkelingssamenwerking (Platform HBO & OS). Functiebeschrijver bij de Gemeentelijke Sociale Dienst van Amsterdam. Cursusbegeleider voorbereidingscursussen van SNV in het Koninklijk Instituut voor de Tropen te Amsterdam. Leraar metaalkunde, middelbaar technisch onderwijs, Bataan National School of Arts and Trades, Filippijnen. In dienst van SNV, Organisatie voor ontwikkelingssamenwerking. Cursusleider van Nuffic-cursus ‘ObjectivesOriented Project Planning’ voor staf van universiteiten en hogescholen.
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
49
50
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
51
52
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
Programma bezoek van het beoordelingspanel van NQA aan de opleiding Tropische Landbouw van de Hogeschool Larenstein, Lokatie Deventer op 7 en 8 september 2004. Eerste dag: Interne voorbereiding door het panel, met een gesprek met opleidingsmanagement, afgestudeerden en werkveld
Gesprek Tijd 1 9.30 – 9.40
2
3/4
Gespreksgroep/activiteit Overleg secretaris met contactpersoon van de instelling, (dhr H.W.F. Jellema) Aankomst overige panelleden op de hogeschool 10.00 10.10 – 12.30 Panelvergadering en bestudering van het ter beschikking gestelde materiaal 12.30-13.00 Werklunch 13.00 Panelvergadering, voorbereiding gesprekken 16.00 – 17.30 Gesprek met opleidingsmanagement gevolgd door rondleiding door het gebouw/bezichtiging faciliteiten; graag enkele studenten daarbij aanwezig 17.30 –19.00 Gesprek met leden werkveldcommissie ‘werkveld’ = werkveldcommissie en stagebieders en stagebegeleiders bij stagebieders 19.15 Panel naar hotel
Tweede dag:
Gesprek Tijd 5 9.00 – 9.45 6 9.45 – 11.15
7 8
11.15 – 12.00 12.00 – 15.15
9
15.45 – 16.45 16.45 – 17.15 17.15 – 17.30
Gespreksgroep/activiteit Studenten 2e jaar Deel 1: Docenten: curriculum, werkvormen, toetsen, stages, afstuderen, (1e + 2e jaar) Deel 2: Docenten : organisatie College van Bestuur Paneloverleg/werklunch/ graag de mogelijkheid voor het panel om contact op te nemen met enkele docenten voor mogelijke aanvullende vragen over het onderwijs of de organisatie Panelvergadering Tweede gesprek met opleidingsmanagement Afsluitende panelvergadering, gevolgd door korte rapportage aan opleidingsmanagement
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management
53
Gespreksgroepen: CvB, Larenstein
Ir. M. Jansen
Opleidingsmanagement
Ir. G. Oosterhof, Opleidingsdirecteur Ir. H.W.F. Jellema, adj. Opleidingsdirecteur
Studenten 2e jaar
Machiel Kommers, (havo, prop nog niet 15/07/04) Nini Liu, (China, Middle school, Prop nog niet 15/07/04) Moses Matui, (Kenya, Sec Edu., Prop nog niet 15/0704) Matthijs Terlunen (havo, Prop nog niet 15/7/04)
Docenten: (1e +2e jaar)
Ineke van Meggelen, plantenteelt, (cv blz 86) 0.7 fte Piet Looise, economie, (cv blz 74) 1.0 fte Siebren Hoekstra, plantenteelt, (cv blz 68) 0.86 fte Koen Janssen, meteo, 1 fte Ivonne Moor, communicatie, (cv blz 76) 0.8 fte Johan Koeslag, kwaliteitszorg, (cv blz 70) 1.0 fte Hans Blauw, mentor, (cv blz 59) 0.5 fte Henk Jansen, ontwikkeling programma (cv blz 57) 1 fte Harco Jellema, alg organisatie/directie, (cv blz 80) 0.9 fte
Externen: lid werkveldCommissie
Tj. De Looze, dir . UFO Supplies, Aalsmeer F. Huijben, Centraal Missie Commissariaat, Den Haag R. Mur, Agriterra, Arnhem, (verhinderd)
54
© NQA - visitatie Hogeschool Larenstein - Deventer, opleiding Tropische Landbouw / Agri-Systems Management