HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO
N HANDELSPR - SAT A MH/EDJ/AS 671.2011
Brussel, 17 oktober 2011
ADVIES over EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT BETREFFENDE DE BESCHIKBAARHEID VAN CONSUMENTENINFORMATIE OVER HET SPECIFIEKE ENERGIEABSORPTIETEMPO, BETREFFENDE DE RECLAME VOOR CONSUMENTENPRODUCTEN DIE RADIOGOLVEN UITZENDEN EN BETREFFENDE HET VERBOD OP HET OP DE MARKT BRENGEN VAN MOBIELE TELEFOONS SPECIAAL ONTWORPEN VOOR KINDEREN.
Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen – HRZKMO WTC III – Simon Bolivarlaan 30 – 1000 Brussel Tel.: 02 277 90 15 en 16 Fax: 02 277 90 28
[email protected] www.hrzkmo.fgov.be
In zijn brief van 1 augustus 2011 heeft dhr. P. Magnette, Minister van Klimaat en Energie, het advies gevraagd van de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO over een ontwerp van koninklijk besluit betreffende de beschikbaarheid van consumenteninformatie over het specifieke energieabsorptietempo, betreffende de reclame voor consumentenproducten die radiogolven uitzenden en betreffende het verbod op het op de markt brengen van mobiele telefoons speciaal ontworpen voor kinderen. De raadpleging van de Hoge Raad is vereist op basis van artikel 11, §2 en artikel 38, §2 van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming. Na raadpleging van de betrokken beroepsorganisaties van sectorcommissies nr. 5 - Bouw en nr. 10 - Technologie brengt de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO tijdens zijn vergadering van 17 oktober volgend advies uit.
CONTEXT Het bedoelde ontwerp van koninklijk besluit beoogt om in ieder verkooppunt of bij elke verkoop via het internet van producten die radiogolven uitzenden informatie te verstrekken over de hoeveelheid elektromagnetische energie die geabsorbeerd wordt door het lichaam van de gebruiker van deze producten. Deze hoeveelheid wordt weergegeven door de grootheid “het specifieke energieabsorptietempo”, afgekort SAT1. Door het weergeven van de SATwaarde bij elk consumentenproduct dat radiogolven uitzendt geeft men aan de consumenten de mogelijkheid om een theoretische inschatting te maken van de maximale blootstelling aan straling dat een bepaald product zoals een GSM, wifi-apparatuur, draadloze (DECT) telefoon, babyfoon … kan afgeven. Concreet voorziet het ontwerp voor de weergave van de SATwaarde een schaal die verdeeld is in vijf vakken2 waarbij het vak die de effectieve SATwaarde bevat voor elk consumentenproduct in het verkooppunt op het etiket of bij de verkoop van deze producten via het internet bij de technische karakteristieken in het zwart moeten worden aangemerkt. Naast de melding van de SAT-waarde legt het ontwerp van KB ook de verplichting op om bij het voeren van reclame voor de bedoelde consumentenproducten de SAT-waarde in de reclame weer te geven. Voor de melding van de SAT-waarde in de reclame worden er specifieke reclamevoorschriften in het ontwerp voorzien die nageleefd moeten worden waaronder een opgelegde minimale lettergrootte die varieert volgens het gekozen medium (drukwerk in kranten, magazines, folders versus affiches) en het gekozen formaat. Bovendien voert het ontwerp van KB een verbod in om via reclame het GSM-gebruik aan te prijzen bij kinderen jonger dan twaalf jaar en is het verboden om mobiele telefoons op de markt te brengen die speciaal ontworpen zijn voor kinderen.
ALGEMENE OPMERKING De Hoge Raad kan geen uitspraak doen over het effectieve gevaar voor blootstelling aan elektromagnetische velden. Tot op heden kan hij enkel vaststellen dat er nog altijd een gebrek is aan eenduidige en ondubbelzinnige wetenschappelijke onderbouwde onderzoeken op mogelijke gezondheidsschade veroorzaakt door producten die radiogolven uitzenden. 1
Beter gekend onder de Engelse benaming “Specific Absorption Rate” (SAR) Met name zie bijlage I ontwerp van koninklijk besluit: Vak 1: SAT-waarde < 0,4 W/kg; Vak 2: SAT-waarde ≥ 0,4 W/kg en < 0,8 W/kg; Vak 3: SAT-waarde ≥ 0,8 W/kg en < 1,2 W/kg; Vak 4: SAT-waarde ≥ 1,2 W/kg en < 1,6 W/kg en Vak 5: SAT-waarde ≥ 1,6 W/kg.
2
2
De Hoge Raad is van mening dat bij het nemen van maatregelen inzake gezondheidsrisico’s in het huidig kader van de wetenschappelijke onzekerheid het voorzorgsbeginsel gevolgd moet worden. Het voorzorgsbeginsel, dat wereldwijd als een algemeen beginsel beschouwd wordt, wordt doorgaans gehanteerd wanneer er een hoge mate van wetenschappelijke onzekerheid is en er een behoefte bestaat om maatregelen te nemen tegen een potentieel ernstig risico en dit zonder de resultaten van verder wetenschappelijk onderzoek af te wachten. In 2000 heeft de Europese Commissie verschillende regels vastgelegd die in acht genomen moeten worden wanneer er maatregelen op grond van het voorzorgsbeginsel genomen moeten worden.3 Onder andere bepaalt de Commissie dat de gekozen maatregel in verhouding dient te staan tot het gekozen beschermingsniveau en dat er een onderzoek moet verricht worden naar de mogelijke kosten en baten van het al dan niet nemen van maatregelen. De Hoge Raad wenst hierna rekening houdend met de regels van het voorzorgsbeginsel een paar bemerkingen te maken over de bepalingen van het ontwerp van KB.
SPECIFIEKE OPMERKINGEN De Hoge Raad wenst specifiek in te gaan op de noodzakelijkheid om de SAT-waarde in het verkooppunt bij elk consumentenproduct op een etiket of bij verkoop via het internet samen te vermelden met de technische karakteristieken, op het verbod om via reclame het GSMgebruik aan te prijzen bij kinderen jonger dan twaalf jaar en het verbod om mobiele telefoons op de markt te brengen die speciaal ontworpen zijn voor kinderen. 1. Vermelding van de SAT-waarde (artikel 3). De Hoge Raad is zich bewust van de toenemende bezorgdheid over de mogelijke gevolgen die elektromagnetische straling op de gezondheid kan hebben. Zonder te willen voorbijgaan aan de mogelijke gezondheidsgevolgen voor de consumenten vraagt hij echter om deze bepaling te schrappen op basis van de hierna volgende overwegingen. De Hoge Raad wenst erop te wijzen dat Europa uit voorzorg voor eventuele gezondheidsrisico’s die de blootstelling aan elektromagnetische velden voor de bevolking met zich kan meebrengen, reeds de richtlijnen van de ICNIRP (International Commission on NonIonizing Radiation Protection) heeft aangenomen. Hierdoor mogen fabrikanten geen mobiele telefoons op de interne markt brengen die de maximale toegelaten SAT-waarde van 2 W/kg overschrijden. Op nationaal niveau heeft er tot nu toe nog geen enkele lidstaat, met uitzondering van Frankrijk, een wetgevende verplichting ingevoerd om de SAT-waarde in het verkooppunt aan te duiden. In Frankrijk geldt deze verplichting enkel voor mobiele telefoons en dus niet voor consumentenproducten waarvan sprake is in het ontwerp. De Hoge Raad is van oordeel dat het vermelden van de SAT-waarde op een etiket niet de geschiktste maatregel is om de consumenten een betere beschermingsniveau te bieden dan de Europese regelgeving reeds biedt. Het ontwerp van KB voorziet door de aanduiding van de SAT-waarde van het toestel in één van de vijf vakken op een gestandaardiseerde schaal op het etiket de consument een veiligheidswaarde te geven. Deze veiligheidswaarde die aan de consumenten meegedeeld wordt is echter de theoretische maximale blootstelling die het toestel kan afgeven maar zegt niets over de feitelijke blootstelling bij gebruik van het toestel in de praktijk.
3
Mededeling van 2 februari 2000 van de Commissie over het voorzorgsbeginsel, COM(2000) 1 definitief.
3
De Hoge Raad is van mening dat de informatie over de theoretische maximale SAT-waarde bij de consument een verkeerd veiligheidsgevoel kan suggereren doordat zij de theoretische maximale SAT-waarde kunnen verwarren met de werkelijke blootstelling. Volgens de Hoge Raad moeten er eerder maatregelen genomen worden die de werkelijke blootstelling minimaliseren. Voor het bepalen van de werkelijke blootstelling zijn vooral de dekking van het netwerk en het effectieve gebruik van het toestel elementen die van groot belang zijn. Vooral het gebruik kan door minimale aandachtspunten van de consument (gebruik van een oortje, gebruik van de ingebouwde luidspreker, berichten verzenden in plaats van te bellen, bel bij voorkeur op plaatsen met een goede ontvangst, …) een grote invloed hebben op het minimaliseren van de werkelijke blootstelling waardoor de effectieve SAT-waarde tot duizend keer kleiner kan zijn dan de theoretische maximale SAT-waarde.4 In de brochure over mobiele telefoon en gezondheid van de FOD Volksgezondheid wordt er dan ook op gewezen dat de keuze (SAT-waarde) van een mobiele telefoon belangrijk is maar dat het nog veel belangrijker is de manier waarop de mobiele telefoon gebruikt wordt.5 De Hoge Raad stelt voor om de bestaande praktijk, met name het meedelen van de SAT-waarde, de meetmethode en de betekenis van een SAT-waarde in de handleiding van het toestel en op internetsites6, verder uit te breiden door informatiecampagnes te organiseren en folders te verspreiden die de consumenten aandachtig maken voor de wijze waarop zij hun mobiele telefoon beter zouden gebruiken. Door het nemen van deze maatregelen zou er volgens de Hoge Raad een hoger beschermingsniveau bereikt kunnen worden dan het beschermingsniveau dat met het vermelden van de theoretische SAT-waarde in het verkooppunt behaald zou worden. De Hoge Raad is van mening dat de gekozen maatregel dan ook niet in verhouding staat om het gewenste beschermingsniveau te bereiken. Volgens de Hoge Raad is het nemen van deze maatregel bovendien niet in overeenstemming met het principe van het voorzorgsbeginsel die in een onderzoek naar de kosten voorziet alvorens een maatregel genomen mag worden. De Hoge Raad kan zich niet vinden in het feit dat de kosten van deze maatregel geheel gedragen zullen worden door de verkopers van consumentenproducten. De verkopers zullen immers tijd moeten vrijmaken om voor elk product (met name GSM, wifi-apparatuur, draadloze (DECT) telefoon, babyfoon, …) de SAT-waarden op te zoeken, zij zullen de kosten moeten dragen voor de aanmaak van de etiketten en winkelruimte moeten voorzien om deze etiketten uit te hangen. Het invoeren van deze bepaling roept ook vragen op over de verantwoordelijkheid die de verkopers dragen over de juistheid van de vermelde SAT-waarde. Bovendien vreest de Hoge Raad dat deze extra kosten voor de verkopers van consumentenproducten uiteindelijk doorgerekend zullen worden aan de consumenten met als gevolg dat de producten beschikbaar in de andere Europese landen competitiever zullen worden dan de consumentenproducten uit eigen land. De Hoge Raad vraagt op basis van de vorige overwegingen om het betreffende artikel te schrappen en te vervangen door bovenvermelde preventieve maatregelen die volgens de Hoge Raad effectiever zijn.
4 Mobiele telefoon en gezondheid. Normen, wetenschappelijke feiten en tips voor verstandig gebruik, FOD Volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu, p.7; http://www.who.int/mediacentre/factsheets/fs193/en/index.html. 5 Mobiele telefoon en gezondheid. Normen, wetenschappelijke feiten en tips voor verstandig gebruik, FOD Volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu, p.13. 6 http://www.mmfai.org/public/sar.cfm.
4
2. Reclamevereisten (artikel 4). De Hoge Raad wenst erop te wijzen, zoals hiervoor in het advies werd uiteengezet, dat het vermelden van de SAT-waarde bij de consument een verkeerd veiligheidsgevoel kan suggereren. In de plaats van het vermelden van een theoretische maximale waarde in de reclame die sterk kan verschillen met de werkelijke blootstelling acht de Hoge Raad het beter dat er informatiecampagnes gevoerd worden die uitleg geven over het gebruik van mobiele telefoons. 3. Reclameverbod GSM-gebruik kinderen jonger dan 12 jaar (artikel 5). De laatste paar jaren maken steeds meer kinderen en jongeren gebruik van GSM toestellen. Uit onderzoek van OIVO7 voor het jaar 2010 blijkt dat twee derde van de 10-jarige kinderen over een GSM beschikken, wat een stijging met 20% is ten opzichte van het jaar 2007. Voor de twaalfjarigen beschikken 92% van de kinderen voor het jaar 2010 over een GSM. Uit voorzorg en rekening houdend met de onvolledigheid van de wetenschappelijke kennis over de schadelijkheid van blootstelling aan straling als gevolg van het gebruik van mobiele telefoons door kinderen raden verschillende onderzoekers aan om het gebruik van GSM door kinderen te beperken.8 Daar de groei van het hoofd en de hersenen voornamelijk gebeurt in de eerste 10 levensjaren is de Hoge Raad van mening dat uit voorzorg het direct promoten van GSM-gebruik onder kinderen in dat kader ook in vraag gesteld moet worden. De Hoge Raad kan instemmen met een reclameverbod voor GSM-gebruik voor kinderen jonger dan 12 jaar op voorwaarde dat deze beperkt blijft zoals voorzien in het ontwerp tot reclame voor mobiele telefoons in kinderprogramma’s op radio en televisie, in kindertijdschriften of drukwerk en websites voor kinderen. Via alle andere media (kranten, tijdschriften, reclamepanelen, televisie, enz…) is het echter onmogelijk te vermijden dat ook kinderen met reclame voor mobiele telefoons geconfronteerd worden. 4. Verbod om mobiele telefoons op de markt te brengen die ontworpen zijn voor kinderen (artikel 6). De Hoge Raad pleit ervoor om deze bepaling uit het ontwerp van KB te laten. Indien deze bepaling uit voorzorg werd genomen om het GSM-gebruik bij kinderen te ontmoedigen dan wenst de Hoge Raad erop te wijzen dat er niet zonder meer een verband mag gelegd worden dat het verbod op mobiele telefoons die ontworpen zijn voor kinderen zal leiden tot minder GSM gebruik bij kinderen. Op de vraag aan jongeren van 10 tot 17 jaar wie hun GSM heeft gekocht blijkt uit de resultaten van OIVO dat 6 op de 10 jongeren hun mobiele telefoon van hun ouders hebben gekregen.9 Volgens het onderzoek speelt bij de keuze van de soort GSM dat aangekocht wordt de keuze van de jongere zelf een grote rol. Kinderen tussen de 10 en 13 jaar laten hun keuze meer beïnvloeden door hun ouders. Eenmaal ouder dan 13 jaar wordt de keuzebeslissing immers steeds zelfstandiger genomen. Zoals het onderzoek uitwijst zijn het de ouders die, zeker bij kleine kinderen, de mobiele telefoon aankopen.
7
Jongeren en GSM, Onderzoeks- en Informatiecentrum van de Verbruikersorganisaties (OIVO), 2010. Advies GSM-gebruik door kinderen, Sam De Coster & Prof. Dr. Nik van Larebeke, 2007, p. 6. 9 Jongeren en GSM, Onderzoeks- en Informatiecentrum van de Verbruikersorganisaties (OIVO), 2010. 8
5
De Hoge Raad ziet geen gevaar in het feit dat de markt inspeelt op het gegeven dat de kinderen, éénmaal de aankoop van een mobiele telefoon door de ouders vaststaat, mee de keuze van de GSM bepaalt. De Hoge Raad is eerder voorstander van het op de markt brengen van mobiele telefoons voor kinderen. Op de markt zijn er immers goede initiatieven ontwikkeld van speciale voor kinderen ontworpen mobiele telefoons die enkel toelaten om naar een beperkt aantal nummers te bellen waardoor het GSM-gebruik voor kleine kinderen beperkt kan worden tot het hoogst noodzakelijke belverkeer. Mocht ondanks de vorige overwegingen toch besloten worden om het verbod om mobiele telefoons op de markt te brengen die speciaal ontworpen zijn voor kinderen in te voeren dan moet volgens de Hoge Raad de definitie in het ontwerp beter omschreven worden. In het ontwerp is het niet duidelijk wat men onder “mobiele telefoons speciaal ontworpen voor kinderen” moet begrijpen. De Hoge Raad wenst ook het woord “kinderen” te preciseren door “kinderen jonger dan 12 jaar”. Bovendien wenst de Hoge Raad erop te wijzen dat er op de markt accessoires (bijvoorbeeld een beschermhoes) beschikbaar zijn waardoor de kinderen de lay-out van hun mobiele telefoon kunnen veranderen.
BESLUIT De Hoge Raad brengt een negatief advies uit over het ontwerp van KB. Zij vraagt om de bepaling die de SAT-waarde verplicht op een etiket in het verkooppunt bij elk consumentenproduct of bij verkoop via het internet samen met de technische karakteristieken te schrappen daar zij volgens de Hoge Raad niet de geschiktste maatregel is om de consument te beschermen. Bovendien worden de lasten van deze maatregel integraal doorgeschoven naar de verkopers van consumentenproducten. De Hoge Raad stemt in met het reclameverbod van GSM-gebruik voor kinderen jonger dan 12 jaar maar ziet de noodzakelijkheid er niet van in om een verbod op te leggen om mobiele telefoons op de markt te brengen die ontworpen zijn voor kinderen. __________
6