HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO
N Beroepsregl. - vergoeding examinatoren A04 MH/JC/JP
Brussel, 22.10.2009
ADVIES OP EIGEN INITIATIEF over DE VERGOEDING VAN DE EXAMINATOREN VAN DE CENTRALE EXAMENCOMMISSIES VOOR DE ONDERNEMERSVAARDIGHEDEN __________________________________________________________ (Bekrachtigd door de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO op 22 oktober 2009)
***
Na raadpleging van de interprofessionele organisaties, brengt de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO op 22 oktober 2009 het volgende advies op eigen initiatief uit.
WETTELIJKE BEPALINGEN De centrale examencommissies voor de ondernemersvaardigheden en de vergoedingen van de examinatoren die in deze commissies zetelen, worden geregeld door: -
-
de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap (BS 21/2/1998, err. 2/12/1998); het koninklijk besluit van 21 oktober 1998 tot uitvoering van Hoofdstuk I van Titel II van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemersschap (BS 19/10/1998); het koninklijk besluit van 13 februari 2007 betreffende de examens over de ondernemersvaardigheden (BS 20/4/2007); het ministerieel besluit van 4 april 2007 tot bepaling van diverse nadere regels inzake de centrale examencommissies voor de ondernemersvaardigheden (BS 25/4/2007); het koninklijk besluit van 27 januari 1992 betreffende de presentiegelden en vergoedingen toe te kennen aan de leden van verscheidene organen en commissies die resorteren onder het Ministerie van Middenstand, gewijzigd met betrekking tot de Commissie voor vrijstelling van bijdragen, door het koninklijk besluit van 29 september 2004 (BS 11/3/1992).
DE BESTAANDE SITUATIE De examencommissies Overeenkomstig het koninklijk besluit van 13 februari 2007 betreffende de examens over de ondernemersvaardigheden zijn er door de Minister bevoegd voor Middenstand bij de Federale Overheidsdienst Economie examencommissies opgericht voor de basiskennis van het bedrijfsbeheer en voor de beroepsbekwaamheden van de verschillende gereglementeerde beroepen. Voor de basiskennis van het bedrijfsbeheer bestaat er een Franstalige en Nederlandstalige commissie. Deze commissies komen sinds de automatisering van het examen betreffende de basiskennis van het bedrijfsbeheer echter alleen nog samen wanneer er wijzigingen aan het examen moeten worden aangebracht. Wat de specifieke beroepsbekwaamheden van de gereglementeerde beroepen betreft, bestaat er voor elk van de 26 gereglementeerde beroepen telkens een Nederlands- en Franstalige examencommissie.1 Enkel voor de beroepsbekwaamheden van de beroepen masseur en voetverzorger zijn de examens geautomatiseerd. Voor de andere beroepen moet de examencommissie dus telkens samenkomen wanneer er een examen plaatsvindt. Zowel de frequentie van het aantal examens als het aantal personen dat aan een examen deelneemt, variëren sterk naargelang het beroep in kwestie. De examinatoren 1
Wanneer er Duitstalige kandidaten zijn voor de examens inzake de basiskennis bedrijfsbeheer of voor de examens inzake de beroepsbekwaamheden, wordt er een ad hoc oplossing gezocht.
2
Elke commissie bestaat uit drie leden die door de Minister worden benoemd. Een commissie kan wel reeds geldig een examen afnemen wanneer slechts twee leden aanwezig zijn. Art. 6 van het koninklijk besluit van 13 februari 2007 betreffende de examens over de ondernemersvaardigheden bepaalt dat die examinatoren aan drie voorwaarden moeten voldoen: - voor de examencommissie voor de basiskennis van het bedrijfsbeheer: een diploma bezitten van het hoger onderwijs en een praktijkervaring van vijf jaar hebben van leerkracht in het middelbaar onderwijs. Deze praktijkervaring moet zijn verworven binnen de tien jaar die de dag van de benoeming voorafgaan. - voor de examencommissies voor de beroepsbekwaamheden: een praktijkervaring van vijf jaar hebben, als zelfstandige in de betrokken beroepsactiviteit, of als voltijdse leerkracht in een secundaire technische school of secundaire beroepsschool met betrekking tot de leerstof die rechtstreeks verband houdt met de betrokken beroepsbekwaamheid. Deze praktijkervaring moet zijn verworven binnen de tien jaar die de dag van de benoeming - de leeftijd van zestig jaar niet hebben bereikt op de dag van hun benoeming. Voor de administratie belast met de organisatie van de centrale examencommissies vormt het vinden van leden voor de examencommissies voor de beroepsbekwaamheden een grote uitdaging.
Hun taken Van de examinatoren wordt heel wat verwacht. Vanzelfsprekend dienen zij een goede kennis te hebben van de getoetste kennis en bekwaamheden. Zij moeten tijdens de duur van het examen aanwezig zijn, examenvragen opstellen, de kandidaten ondervragen, examentoezicht houden, delibereren en punten geven. Bovendien moeten zij de genomen beslissing motiveren. Art. 12, §5 van het koninklijk besluit van 13 februari 2007 bepaalt dat in geval van een niet-geautomatiseerd niet-geslaagd examen, de examencommissie voor iedere vraag omstandig moet verduidelijken waarom de kandidaat heeft gefaald.
Hun vergoeding De vergoeding van de leden van de examencommissies wordt geregeld door het het koninklijk besluit van 27 januari 1992 betreffende de presentiegelden en vergoedingen toe te kennen aan de leden van verscheidene organen en commissies die resorteren onder het Ministerie van Middenstand, gewijzigd met betrekking tot de Commissie voor vrijstelling van bijdragen, door het koninklijk besluit van 29 september 2004. De vergoeding bestaat uit een presentiegeld, een verplaatsingsvergoeding en een verblijfsvergoeding: - Het presentiegeld bedraagt 8,68 euro per halve dag. Van dit bedrag moet bovendien nog de bedrijfsvoorheffing worden afgehouden die naargelang de grootte van het totale bedrag aan ontvangen presentiegelden 27,25%, 32,3% of 37,35% bedraagt.2 - De verplaatsingsvergoeding wordt op dezelfde manier berekend als deze voor de ambtenaren van niveau A.3 Deze vergoeding is louter kostendekkend.
2 Art. 3 van het eerder vermelde KB van 27 januari 1992; KB van 18 december 2006 tot wijziging van het KB / WIB 92, op het stuk van de bedrijfsvoorheffing en tot invoering van de Vlaamse forfaitaire vermindering van de bedrijfsvoorheffing. 3 Art. 7 van het eerder vermelde KB van 27 januari 1992; KB van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten, zoals laatst gewijzigd door het KB van 21 november 2008.
3
-
Ook de verblijfsvergoeding wordt op dezelfde manier als voor ambtenaren van niveau A berekend. Afhankelijk van de duur die men van huis weg is, bedraagt die vergoeding 2,8 euro of 10,02 euro.4 In de praktijk komt het er op neer dat de leden van de examencommissies ongeveer 15 euro per dag en de terugbetaling van hun verplaatsingskosten ontvangen.
Het budget De uitgaven voor de vergoedingen van de leden van de examencommissies bedroegen in 2006, 2007 en 2008 achtereenvolgens 39.870 euro, 22.928 euro en 22.147 euro. Vanaf 2007 is er een aanzienlijke daling van de uitgaven omdat sindsdien de examens voor de basiskennis van het bedrijfsbeheer in geautomatiseerde vorm plaatsvinden. In 2007 is de retributie om deel te nemen aan het examen bovendien verhoogd van 7,5 euro tot 35 euro. In totaal zijn er gemiddeld meer dan 5.000 inschrijvingen per jaar. In totaal betekent dat men per jaar gemiddeld ca. 175.000 euro aan retributies ontvangt.
AKTE EXAMENCOMMISSIE BELANGRIJK BEWIJSMIDDEL ONDERNEMERSVAARDIGHEDEN Het is uitermate belangrijk dat zelfstandigen met een goede voorbereiding met hun zelfstandige activiteit starten. De Hoge Raad is er dan ook een groot voorstander van dat startende zelfstandigen hun basiskennis van het bedrijfsbeheer en voor bepaalde beroepen ook hun specifieke beroepsbekwaamheden moeten aantonen. Aantonen dat men over de nodige kennis en bekwaamheden beschikt, moet zo vlot en flexibel mogelijk verlopen. In dat opzicht vormen de centrale examencommissies bij de FOD Economie een belangrijk instrument. Een akte van een centrale examencommissie laat de kandidaat-zelfstandige toe om op een zeer eenvoudige wijze aan te tonen dat hij over de benodigde ondernemersvaardigheden beschikt. De manier waarop men zich op dat examen voorbereidt, bepaalt men volledig zelf. Het examen neemt slecht enkele uren tijd in beslag en men kan erg snel over het resultaat beschikken. Jaarlijks schrijven zich dan ook ook meer dan 5.000 personen in voor de examens van de centrale examencommissies. Een akte van een centrale examencommissie is een volwaardig alternatief voor kandidaten die door omstandigheden geen gebruik maken van het aanbod van de diverse onderwijsaanbieders.
EEN BETERE VERGOEDING VAN DE EXAMINATOREN Het wordt echter steeds moeilijker om voldoende examinatoren te vinden voor de verschillende examencommissies. Dat is niet verwonderlijk aangezien de vergoeding zo laag is. Deze bedraagt dus namelijk slechts 15 euro per dag. In het onderwijs vindt men nagenoeg niemand meer bereid om in een examencommissie te zetelen. Om nog leden voor de examencommissies te vinden, doet men nu beroep op de beroepsorganisaties die dan in hun eigen achterban op zoek gaan naar vrijwilligers. 4
Art. 7 van het eerder vermelde KB van 27 januari 1992; KB van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfskosten toegekend aan de leden van het personeel der federale overheidsdiensten, zoals laatste gewijzigd door het KB van 4 augustus 2004.
4
Hoewel de beroepsorganisaties zich best willen inspannen voor het voortbestaan van het stelsel van de centrale examencommissies, wordt die situatie onhoudbaar. Het is noodzakelijk dat de vergoedingen voor de leden van de centrale examencommissies aanzienlijk verhoogd worden, namelijk tot een verloningsniveau dat gebruikelijk is voor dergelijke taken. Vanuit juridisch oogpunt vergt dat enkel een aanpassing van art. 3 van het koninklijk besluit van 27 januari 1992 betreffende de presentiegelden en vergoedingen toe te kennen aan de leden van verscheidene organen en commissies die resorteren onder het Ministerie van Middenstand, gewijzigd met betrekking tot de Commissie voor vrijstelling van bijdragen, door het koninklijk besluit van 29 september 2004. Ook vanuit budgettair oogpunt zou dat haalbaar moeten kunnen zijn. Zoals eerder opgemerkt zijn de uitgaven voor de vergoedingen van de examinatoren vanaf 2007 sterk gedaald omdat toen de examens voor de basiskennis van het bedrijfsbeheer geautomatiseerd zijn geworden. Op die manier zijn er dus reeds middelen vrijgekomen om de examinatoren beter te vergoeden. In 2007 is de retributie die kandidaten moeten betalen om deel te nemen aan het examen bovendien van 7,5 euro tot 35 euro verhoogd. Zoals eerder vermeld betekent dit men jaarlijks gemiddeld 175.000 euro aan retributies ontvangt; een bedrag dat dus acht maal hoger ligt dan het totaalbedrag dat als vergoeding aan de examinatoren wordt betaald. De Hoge Raad merkt wel op dat de retributies niet verder verhoogd mogen worden. Deze werden in 2007 namelijk reeds aanzienlijk verhoogd en een te hoge kostprijs om deel te nemen zou juist het grote voordeel van de examencommissies, namelijk de flexibele weg om zijn kennis en bekwaamheden te bewijzen, ondermijnen.
BESLUIT De Hoge Raad is van mening dat zelfstandigen met een zo goed mogelijke voorbereiding aan hun beroep moeten beginnen. Daarom is het belangrijk dat startende zelfstandigen hun basiskennis van het bedrijfsbeheer moeten aantonen, alsook voor bepaalde beroepen hun specifieke beroepsbekwaamheden. Het aantonen van die kennis en bekwaamheden moet voor de startende zelfstandige echter zo flexibel mogelijk verlopen. De centrale examencommissies bij de Federale Overheidsdienst Economie vormen in die zin een belangrijke complementaire weg langswaar startende zelfstandigen een bewijs van hun kennis en bekwaamheden kunnen bekomen. Opdat die examencommissies ook in de toekomst hun belangrijke rol kunnen blijven spelen, is het echter noodzakelijk dat men voldoende examinatoren vindt. Hoewel de verschillende beroepsorganisaties meehelpen door in hun achterban op zoek te gaan naar examinatoren, vormt de zeer lage vergoeding van 15 euro per dag meer en meer een hindernis voor een goede bestaffing van de examencommissies. De Hoge Raad vraagt dan ook dat die vergoedingen aanzienlijk worden verhoogd zodat zij op een normaal verloningsniveau komen te liggen. Tegelijkertijd vraagt de Raad dat de retributies die de kandidaat-zelfstandigen moeten betalen om aan het examen deel te nemen niet verhoogd worden. ________ 5