HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO
N EUROPA - ADR A2
Brussel, 26 mei 2011
MH/SL/AS
ADVIES over DE RAADPLEGING VAN DE EUROPESE COMMISSIE OVER HET GEBRUIK VAN ALTERNATIEVE GESCHILLENBESLECHTING ALS MIDDEL OM CONFLICTEN OVER HANDELSTRANSACTIES EN –PRAKTIJKEN IN DE EUROPESE UNIE TE BESLECHTEN (goedgekeurd door het bureau op 11 maart 2011, bekrachtigd door de Hoge Raad op 26 mei 2011)
Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen – HRZKMO WTC III – Simon Bolivarlaan 30 – 1000 Brussel Tel.: 02 277 90 15 en 16 Fax: 02 277 90 28
[email protected] www.hrzkmo.fgov.be
Situering van de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO De Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO is een Belgische federale adviesraad opgericht bij de wetten betreffende de organisatie van de Middenstand, gecoördineerd op 28 mei 1979. Hij groepeert meer dan 160 door de Belgische overheid erkende nationale interprofessionele en beroepsfederaties die de belangen van de zelfstandigen en de kleine en middelgrote ondernemingen (KMO) verdedigen. De Hoge Raad bestaat in zijn huidige vorm reeds meer dan 50 jaar. Hij kan beschouwd worden als het sociaal en economisch “parlement” van de zelfstandigen en de KMO. De Hoge Raad treedt op als spreekbuis van de Belgische zelfstandigen, vrije beroepen en KMO. Volgens de Belgische definitie zijn KMO die ondernemingen die in het kader van de Europese KMO-definitie worden aangeduid als micro- en kleine ondernemingen. De Hoge Raad vervult die rol voornamelijk door het geven van formele adviezen en dit in de eerste plaats aan de betrokken Ministers van de Belgische federale regering maar ook aan het Belgische Parlement en aan de Europese instanties. De adviezen van de Hoge Raad bestrijken alle mogelijke facetten van het beroepsleven van zelfstandigen en KMO: het algemeen KMObeleid, de beroepsreglementeringen, de handelspraktijken, de problematiek van de betalingsachterstand, administratieve vereenvoudiging, enz. De Hoge Raad heeft ook een vertegenwoordigende bevoegdheid in die zin dat hij vertegenwoordigers afvaardigt naar beheers- of raadgevende organen van diverse socioeconomische instanties. Aldus duidt de Hoge Raad in een dertigtal officiële instanties de vertegenwoordigers van de zelfstandigen en de KMO aan. De Hoge Raad is opgenomen in het register van belangenvertegenwoordigers van de Europese Commissie onder het registratienummer 59919253482-83.
2
CONTEXT De Europese Commissie heeft een raadpleging gelanceerd over het gebruik van alternatieve beslechting van geschillen over handelstransacties en -praktijken in de Europese Unie. De Commissie nodigt de stakeholders uit om haar te laten weten welke de hiaten en de problemen zijn bij de verschillende mechanismen van “Alternative Dispute Resolution”, hierna afgekort tot ADR, en haar mee te delen op welke wijze het beroep op ADR volgens hen kan verbeterd worden in de Europese Unie.
STANDPUNTEN 1. Sensibilisering van consumenten en ondernemingen voor ADR Volgens de Hoge Raad bestaat de beste manier om consumenten en ondernemingen te overtuigen om een beroep te doen op ADR-regelingen erin te wijzen op de voordelen van die regelingen, met name: - de snelheid waarmee een oplossing voor een geschil wordt bereikt; - de beperkte kosten; - de toegankelijkheid ervan. Opdat de betrokken actoren beroep zouden doen op die regelingen is het voornaamste punt dat zij vertrouwen moeten hebben in die regelingen. Om dit vertrouwen te bevorderen moet de onpartijdigheid gewaarborgd worden en deze kan bekomen worden door de neutraliteit van de ADR-regelingen te verzekeren (bijvoorbeeld door een paritaire representativiteit). Om de consumenten en de ondernemingen te sensibiliseren voor het gebruik van ADRregelingen moet gebruik gemaakt worden van verschillende communicatiekanalen. In dat oogpunt hebben de consumentenorganisaties en de representatieve beroepsfederaties en interprofessionele federaties een belangrijke actieve rol gezien hun geprivilegieerde positie bij hun leden.
2. Betrokkenheid van handelaars en leveranciers De Hoge Raad meent dat het beroep op een ADR-regeling op vrijwillige basis moet gebeuren en dus moet voortvloeien uit een keuze van de partijen. Er werd trouwens een duidelijke samenhang vastgesteld tussen de deelname aan een ADRregeling en het succes van die procedure; met andere woorden, indien men in een ADRregeling stapt is de slaagkans hoog. Dit houdt verband met het feit dat men vrijwillig aan een dergelijke soort regeling begint. De personen die de stap zetten om van dergelijke regelingen gebruik te maken willen immers duidelijk een oplossing vinden en nemen dus een constructieve houding aan. De Hoge Raad onderstreept dat het belangrijk is om eerst een minnelijke schikking proberen te vinden tussen de directe betrokkenen, zoals het Europees Consumentencentrum nu doet wanneer het een grensoverschrijdend geschil aanhangig maakt. Indien dit niet lukt, lijkt een ADR-regeling een goed alternatief. De resultaten van een ADR-regeling moeten uitmonden in een dwingende beslissing voor alle partijen maar waartegen beroep kan worden aangetekend. Om de positieve effecten van een ADR-regeling niet teniet te doen, is het mogelijk om drempels vast te leggen, die bijvoorbeeld kunnen uitgedrukt worden in een percentage van het totale bedrag van het geschil, waaronder de beslissing moet uitgevoerd worden zonder mogelijkheid tot betwisting. 3
Het is absoluut noodzakelijk dat het toepassingsgebied van ADR enkel individuele geschillen zou bestrijken. Collectieve schadevorderingen zouden immers de doeltreffendheid in het gedrang brengen die ADR-regelingen normaal bieden op het vlak van beperkte kosten en vooral op dat van de snelheid van besluitvorming.
3. Toegankelijkheid van ADR De Hoge Raad meent dat ook geschillen tussen ondernemingen (B to B) moeten kunnen beslecht worden d.m.v. ADR-regelingen. De ZKO bevinden zich immers tegenover leveranciers of grotere ondernemingen in een gelijkaardige situatie als de consumenten. Zij staan immers ook in een zwakke positie. Bovendien biedt een ADR-regeling in dit soort geschillen het voordeel dat de vertrouwensrelatie tussen de partners behouden blijft en dat eens het probleem is opgelost de transacties kunnen worden verdergezet. De Europese Commissie vermeldt dat alle gekende regelingen fel verschillen in die mate dat men zelfs kan stellen dat elke ADR-regeling uniek is. De Hoge Raad pleit niet voor het behoud van een dergelijke waaier van verschillende systemen maar hij wenst toch te waarschuwen tegen een volkomen harmonisering van de ADR-regelingen. Eenzelfde schema van geschillenbeslechting past immers niet bij alle soorten problemen. Hij vraagt dan ook dat bij de uitwerking van ADR-regelingen rekening zou worden gehouden met de eigenheid van de sectoren. De mogelijkheid om een systeem van “Online Dispute Resolution” (ODR) op te zetten lijkt utopisch en praktisch niet verwezenlijkbaar. Een “centraal punt” daarentegen zou nuttig kunnen zijn zodat de consumenten en de ondernemingen op één enkele plaats alle informatie zouden kunnen vinden over de verschillende regelingen die bestaan om hun geschil op te lossen. Dit centraal punt zou de consument zelfs kunnen naar de beste weg loodsen om een oplossing te bereiken. De Raad kan evenwel niet aanvaarden dat het zich zou moeien bij het conflictbeheer als er geen specifieke ADR-regeling bestaat.
4. Financiering Om het voortbestaan van het stelsel en het vertrouwen van de gebruikers ervan te waarborgen moet absoluut een doorbedachte financieringssleutel voorzien worden. De Hoge Raad pleit voor een drieledige financiering tussen de ondernemingen (betrokken sector), de consumentenorganisaties en de overheid. Die verdeelsleutel staat ook garant voor de onpartijdigheid van de ADR-regeling. De Raad meent dat de partijen die betrokken zijn bij het geschil ook een (kleine) financiële bijdrage moeten leveren. Hij is geen voorstander van de kosteloosheid voor de consument waarvan sprake in het raadplegingdocument en dit omwille van twee redenen. Vooreerst bestaat echt kosteloos niet. Men heeft immers vastgesteld dat in bepaalde sectoren waar een ADR-regeling bestaat waarvan de toegang gratis is voor de consumenten die een geschil aanhangig maken, er in feite een voorafgaand verzekeringsmechanisme speelt dat op een of andere manier wordt geïnd. Anderzijds is het belangrijk dat de partijen niet lichtvaardig een ADR-procedure opstarten. Een onrechtmatig gebruik ervan of het dreigen met het opstarten ervan zou op termijn de voordelen van een dergelijke regeling inzake termijnen en toegankelijkheid kunnen teniet doen. Door een kleine bijdrage te vragen, worden de partijen meer betrokken bij de regeling en vermijdt men misbruik. In functie van de uiteindelijke uitspraak van de ADR-procedure kan eventueel een regeling voorzien worden voor die bijdrage. 4
De Hoge Raad vraagt ook om de overheid te betrekken bij de financiering van de alternatieve systemen voor geschillenbeslechting want de Staten hebben belang bij de ontwikkeling van dergelijke regelingen. De geschillen die op die manier worden opgelost kunnen immers niet meer het gerechtsapparaat belasten. De overheid is verantwoordelijk voor de uitwerking van doeltreffende middelen die aan de actoren toelaten hun rechten te laten gelden.
____________
5