HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO
N KMO beleid - BVBA Starter A04 MH/MG/JDH
Brussel, 22.10.2009
ADVIES OP EIGEN INITIATIEF over EEN WETSONTWERP TOT WIJZIGING VAN HET WETBOEK VAN VENNOOTSCHAPPEN EN TOT VASTSTELLING VAN DE MODALITEITEN VAN DE BESLOTEN VENNOOTSCHAP MET BEPERKTE AANSPRAKELIJKHEID STARTER ____________________________________
***
De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het wetsontwerp tot wijziging van het wetboek van vennootschappen en tot vaststelling van de modaliteiten van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid starter. Gezien het hier een materie betreft die een grote impact heeft op de zelfstandigen en de KMO, heeft de Hoge Raad besloten dat het nodig is om een standpunt in te nemen. Na raadpleging van de verschillende betrokken beroepsorganisaties en bespreking binnen de commissie Algemeen KMO-beleid, brengt de Hoge Raad op 22 oktober 2009 het volgende advies op eigen initiatief uit.
INLEIDING De Europese Commissie deed in juni 2008 een voorstel om een vennootschap voor starters op te richten. In navolging van dit initiatief en naar analogie met de Engelse vennootschapsvorm limited1 werd de mogelijkheid van een startersvennootschap opgenomen in het KMO-plan van Minister Laruelle van november 2008. Op de Ministerraad werd het wetsontwerp tot invoering van een BVBA Starter reeds verschillende keren besproken. Momenteel moet bij het oprichten van een onderneming voldaan worden aan talrijke voorwaarden waardoor beginnende ondernemers vaak afgeschrikt worden. Minister Laruelle probeert hierin verandering te brengen door het scheppen van een nieuwe vennootschapsvorm met soepelere oprichtingsvoorwaarden. Het vergemakkelijken van de oprichting van een onderneming moet zeker toegejuicht worden. Indien soepelere voorwaarden worden toegestaan, verhoogt echter ook het risico op misbruik. Men moet ook vermijden dat de indruk wordt gewekt dat een onderneming kan worden opgericht zonder enige kennis van zaken of enig kapitaal.
STANDPUNT 1. Het kapitaal van de op te richten BVBA Starter varieert tussen 1 en 18.549 euro. Het uitgangspunt van deze vennootschapsvorm is dat de voornaamste drempel om een onderneming op te richten, namelijk het vinden van voldoende kapitaal, zo veel mogelijk verlaagd wordt. Indien de ondernemer slechts een beginkapitaal van 1 euro moet voorzien, zal hij gemakkelijker een onderneming starten. Met een kapitaal dat lager ligt dan dat van de klassieke BVBA lopen de schuldeisers echter wel meer risico. De ondernemer die een BVBA Starter opricht, moet immers niet dezelfde garanties inbouwen. Het wetsontwerp komt daaraan tegemoet door een aantal waarborgen te voorzien. Hierin schuilt dan ook het grote verschil met de Europese variant: in België probeert men zoveel mogelijk risico’s uit te sluiten.
1
De limited kan opgericht worden met 1 Engels Pond, er bestaat geen oprichtersaansprakelijkheid en geen privé-aansprakelijkheid en er is geen financieel plan noodzakelijk. Daarenboven moet de limited enkel geregistreerd worden en is deze dus niet onderhevig aan andere publicatievoorwaarden.
2
Vooreerst moet de ondernemer een groter percentage van de winst reserveren, met name 25% in plaats van 5% in de klassieke BVBA. Daarenboven moet hij een financieel plan opstellen, waarvoor hij zich moet laten bijstaan door een extern deskundige2. De Hoge Raad wenst hier wel te wijzen op de problemen die in dit kader eventueel kunnen opduiken in verband met de aansprakelijkheden van de cijferberoepen. Zij worden weliswaar betrokken bij het opstellen van het financieel plan, maar dit mag in geen geval leiden tot een grotere aansprakelijkheid indien de onderneming alsnog in faling gaat. Tot slot blijft de oprichter van de BVBA Starter hoofdelijk aansprakelijk tot het kapitaal van 18.550 euro bereikt wordt. Deze drie elementen moeten leiden tot een beter vertrouwen in de startende onderneming en zullen uitmonden in een verlaging van het risico voor de investeerders. 2. Bij de oprichting van een BVBA Starter moet, in tegenstelling tot de gewone vennootschapsvormen, de notaris niet bevestigen dat het vereiste kapitaal gestort werd. Het gaat hier immers om een lagere kapitaalvereiste, waardoor de BVBA kan opgericht worden met 1 euro. De Hoge Raad staat positief tegenover deze vereenvoudiging van de oprichtingsvereisten. 3. De BVBA Starter kan enkel opgericht worden door een of meer natuurlijke personen. Bovendien mogen de oprichters geen aandelen hebben in andere vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid die 5% of meer van het totaal van de stemrechten in een dergelijke andere vennootschap vertegenwoordigen. Op die manier wil men vermijden dat iedereen gebruikmaakt van het nieuwe instrument van de startervennootschap. Wanneer een natuurlijke persoon een SBVBA opricht, kan hij nadien geen tweede startervennootschap oprichten onder dezelfde voorwaarden. Indien hij dat toch doet, zal hij hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de verbintenissen van deze tweede S-BVBA. Hierdoor worden de eventuele schuldeisers beschermd tegen eventueel misbruik door de oprichters, wat volgens de Hoge Raad een goede zaak is. Door deze beperkingen toe te voegen wordt de nieuwe vennootschapsvorm enkel opengesteld voor beginnende ondernemers, die voor het eerst een eigen zaak oprichten. 4. Zolang het bedrag van 18.550 euro niet volgestort is, moet de naam van de onderneming gevolgd worden door ‘starter’ in alle wettelijke documenten en vermeldingen. Volgens de Hoge Raad is dat zeker geen overbodige maatregel: aan de buitenwereld, de investeerders en schuldeisers in het bijzonder, wordt zo immers voldoende kenbaar gemaakt dat het gaat om een specifieke vennootschapsvorm met een specifiek kapitaal. 5. De nieuwe vennootschapsvorm is in het leven geroepen om nieuwe ondernemers te steunen. De BVBA Starter kan echter niet langer bestaan dan een periode van vijf jaar na de oprichting en wordt eveneens omgevormd tot een gewone BVBA indien het equivalent van vijf voltijdse werknemers bereikt wordt. Indien een langere periode voor startervennootschappen zou worden toegestaan, zouden ze oneerlijke concurrentie vormen voor de op een normale wijze opgerichte vennootschappen. Na een periode van vijf jaar kan ingeschat worden of de onderneming nog levensvatbaar is, dan wel zal ophouden te bestaan. Deze termijn lijkt de Hoge Raad dan ook ideaal.
2
De voorwaarden voor het opstellen van het financieel plan worden door de Koning bepaald.
3
6. Naast de voordelen die de BVBA Starter biedt aan de startende ondernemer zijn er echter ook een aantal nadelen. Het feit dat de gereserveerde winst niet wordt beschouwd als fiscaal kapitaal vormt het grootste nadeel. De beginnende ondernemer zal echter met het fiscaal kapitaal moeten rekening houden indien hij wil genieten van het verlaagde tarief van de vennootschapsbelasting. Om te kunnen genieten van het verlaagde tarief van 24,98% mag er namelijk slechts een dividend worden uitgekeerd van maximaal 13% van het aan het begin van het belastbare tijdperk bestaand fiscaal kapitaal. De BVBA Starter kan reeds worden opgericht vanaf 1 euro waardoor de beginnende ondernemer die in de eerste jaren toch dividenden uitkeert die groter zijn dan 13% van het kapitaal steeds het normale tarief van 33,99% zal moeten betalen. De ondernemer kan door de S-BVBA dus gemakkelijker starten, met een lager kapitaal, maar zal dan wel rekening moeten houden met een eventuele hogere vennootschapsbelasting. Ook na de omvorming van de S-BVBA naar de klassieke BVBA zal het moeilijk zijn om dividenden tegen het voordelige belastingstarief uit te keren, net omdat de gereserveerde winsten niet worden beschouwd als fiscaal kapitaal. Om aan dit probleem tegemoet te komen zal er een kapitaalsverhoging moeten gebeuren waarvoor de beginnende ondernemer dan alsnog moeten aankloppen bij de kredietinstellingen en dit terwijl hij wel al een zeker kapitaal vergaarde. Volgens de Hoge Raad wordt het probleem van het vinden van kapitaal op die manier niet opgelost, maar enkel uitgesteld. De ondernemer zal niet bij het oprichten van de onderneming op zoek moeten gaan naar kapitaal, maar wel bij een nieuwe kapitaalsverhoging die nodig is om dividenden uit te kunnen keren tegen het voordelige vennootschapsbelastingstarief. De Hoge Raad vraagt dan ook dat de bepalingen in het Wetboek van Vennootschappen zo worden aangepast dat ook de gereserveerde winsten van de BVBA Starter worden beschouwd als fiscaal kapitaal wanneer deze winsten worden omgezet in kapitaal. Tot slot wordt door de verstrengde winstreservering die bij de BVBA Starter 25% bedraagt en bij de klassieke BVBA slechts 5%, de investeringsmogelijkheid voor de nieuwe ondernemer beperkt, terwijl dit toch bijzonder belangrijk is voor jonge ondernemingen. De Hoge Raad pleit dan ook voor een verlaging van dit percentage.
7. Hoewel er rekening wordt gehouden met de belangen van de schuldeisers is het niet zeker dat de nieuwe vennootschapsvorm op veel succes zal kunnen rekenen bij de kredietverstrekkers. De startende ondernemer moet een financieel plan opstellen en wordt daarin bijgestaan door een extern deskundige, maar hij moet slechts beschikken over een kapitaal van 1 euro. De kredietinstellingen kunnen eventueel twijfelen om kredieten te verstrekken aan de BVBA Starter omdat ze het risico op een eventuele faling hoger zullen inschatten. 8. Gezien de verschillende nadelen die verbonden zijn aan de BVBA Starter stelt de Hoge Raad voor om na drie jaar over te gaan tot een evaluatie van de toepassing van de wet en haar uitvoeringsbesluiten. Op die manier kan beoordeeld worden of het systeem van de S-BVBA inderdaad een nuttig instrument blijkt te zijn. Daarnaast moet er ook voorzien worden in een informatiecampagne, zodat zowel het publiek als eventuele nieuwe starters en potentiële investeerders op de hoogte kunnen worden gebracht van dit nieuwe initiatief. 4
9. Ook op Europees vlak werd in juni 2008 een voorstel gelanceerd om een vennootschap voor starters op te richten. Gezien de BVBA Starter meer waarborgen biedt tegenover de schuldeisers en investeerders en voor de beginnende ondernemer zelf, verdient het eveneens aanbeveling om de Europese variant zoveel mogelijk aan te passen naar het voorbeeld van de Belgische startersvennootschap. Door het Belgische voorstel nu reeds in te voeren kunnen Belgische jonge ondernemers alvast sneller en gemakkelijker starten. Uiteraard moet er eveneens rekening gehouden worden met de Europese evolutie, zodat eventuele aanpassingen kunnen worden aangebracht om beide niveaus zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen.
BESLUIT De Hoge Raad staat globaal positief tegenover het voorstel tot oprichting van een nieuwe vennootschapsvorm voor starters. Voor hen is het namelijk moeilijk om een onderneming op te richten, zeker in tijden van crisis. Door een verlaagde kapitaalvereiste en een aantal vrijstellingen ten opzichte van de klassieke BVBA zal het aantal nieuw opgerichte ondernemingen in de toekomst hopelijk toenemen. Hoewel er voldoende waarborgen worden ingebouwd om de schuldeisers en investeerders te beschermen, pleit de Hoge Raad toch voor een evaluatie na enkele jaren. Op die manier kan de BVBA Starter worden aangepast, rekeninghoudend met de praktijkervaringen, en aldus evolueren tot een nuttig instrument voor de beginnende zelfstandigen en KMO. Daarnaast moet men zich er ook voor hoeden dat de aansprakelijkheden van de cijferberoepen zouden worden verzwaard wanneer zij betrokken worden bij het opstellen van een financieel plan in een BVBA Starter. De hoofdverantwoordelijkheid voor de onderneming ligt namelijk bij de ondernemer, die zich er van moet vergewissen dat hij over voldoende beroepskennis beschikt voor hij de onderneming opricht. Het is belangrijk dat ondernemers die een BVBA Starter oprichten op dezelfde wijze als andere startende ondernemers moeten aantonen dat ze over een basiskennis van het bedrijfsbeheer beschikken. De Hoge Raad dringt aan op een snelle en voldoende duidelijke regeling in de uitvoeringsbesluiten in het belang van zowel de startende ondernemers als van de andere betrokken partijen en vraagt dat die uitvoeringsbesluiten voor advies aan de Hoge Raad worden voorgelegd. Een informatiecampagne die de bevolking, zowel de potentiële ondernemers als de investeerders, voorafgaandelijk inlicht over dit nieuwe initiatief, lijkt voor de Hoge Raad ook een must.
_________
5