HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO
N inschrijvingsbewijs autovoertuigen A03 MH/MG/JP
Brussel, 22.10.2009
ADVIES OP EIGEN INITIATIEF over HET INSCHRIJVINGSBEWIJS VAN VOERTUIGEN BESTAANDE UIT TWEE LUIKEN ___________________________________________
***
Na raadpleging van de verschillende betrokken organisaties en sectorcommissie nr. 9, Transport en voertuigen, brengt de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO op 22 oktober 2009 het volgende advies op eigen initiatief uit.
WETTELIJKE BEPALINGEN De inschrijving van voertuigen en de vorm van het inschrijvingsbewijs worden geregeld door: -
-
-
de richtlijn 1999/37/EG van de Raad van 29 april 1999 inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen gewijzigd door de richtlijn 2003/127/EG van de Commissie van 23 december 2003; het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen gewijzigd door het koninklijk besluit van 8 april 2002, het koninklijk besluit van 18 maart 2003, het koninklijk besluit van 22 december 2003 en het koninklijk besluit van 23 februari 2005; het ministerieel besluit van 23 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen gewijzigd door het ministerieel besluit van 28 december 2004.
PROBLEEMSTELLING Autohandelaars kopen regelmatig tweedehands voertuigen. Dit gebeurt ofwel wanneer zij een oude wagen overnemen bij verkoop van een nieuwe wagen, ofwel wanneer ze een tweedehands voertuig aankopen. De autohandelaar loopt hierbij een dubbel risico: enerzijds is het mogelijk dat hij een voertuig koopt van iemand die niet de eigenaar is, anderzijds kan het voertuig het voorwerp uitmaken van een financiering. In beide gevallen zal de autohandelaar kunnen aangesproken worden door de oorspronkelijke eigenaar, die ofwel een particulier is, ofwel een kredietinstelling waarbij de financiering van de wagen liep. Op basis van de factuur kan de autohandelaar niet nagaan of de auto nog onder een bepaalde vorm van financiering valt of niet. Daarnaast is het ook mogelijk dat de handelaar een wagen aankoopt van een persoon die niet de eigenaar is. Dat probleem stelt zich vooral bij gestolen voertuigen. Wanneer het voertuig gestolen wordt en de nodige documenten aan boord waren, is het niet altijd duidelijk om te bepalen wie de eigenaar is. Hoewel het Burgerlijk Wetboek duidelijk stelt dat de verkoop van een goed van iemand anders nietig is, zal het voor de autohandelaar na de aankoop van een voertuig van een persoon die niet de eigenaar was vaak te laat zijn om het geld dat hij aan die persoon betaald heeft, terug te vorderen. Deze personen zijn dan vaak verdwenen of ze zijn onvermogend. Zelf is de autohandelaar ten gevolge van de nietigheid van de verkoop er echter wel toe verplicht het voertuig aan de rechtmatige eigenaar terug te bezorgen of indien de autohandelaar het voertuig reeds heeft doorverkocht, de rechtmatige eigenaar de normale waarde van dat voertuig terug te betalen. Daarnaast beschikken de kredietinstellingen ook vaak over een eigendomsvoorbehoud bedongen in de financieringovereenkomst, wat hen een krachtig middel geeft om te gebruiken tegen de autohandelaar.
2
Uit de rechtspraak blijkt dat de autohandelaar aansprakelijk kan gesteld worden wegens derde medeplichtigheid aan contractbreuk.1 Op die manier kan de kredietinstelling de autohandelaar aanspreken voor eventuele schade die zij heeft geleden door de verkoop van het voertuig aan de autohandelaar. De autohandelaar kan dan worden aangesproken in plaats van de oorspronkelijke bezitter van het voertuig. De kredietinstelling moet echter wel aantonen dat ze schade geleden heeft door de verkoopovereenkomst tussen de autohandelaar en de verkoper.2 Er bestaat binnen de rechtspraak een duidelijke tendens3 waarbij de autohandelaar aansprakelijk wordt gesteld en de kredietinstelling moet vergoeden. In gevallen waar de verkoper niet langer vindbaar is, kunnen deze kosten voor de autohandelaar oplopen en soms zelfs meer bedragen dan de aankoopprijs. Daarenboven wordt in de rechtspraak steeds vaker kwade trouw aangenomen in hoofde van de autohandelaar, waarvan het tegenbewijs bijzonder moeilijk te leveren valt en waardoor hij dus nog meer risico loopt. De handelaar zal in principe steeds vragen naar de originele factuur. In veel gevallen is de oorspronkelijke aankoopfactuur echter niet aanwezig (de auto werd al verschillende keren verkocht, het gaat om een oude wagen en de aankoopfactuur is verloren gegaan, etc.). Deze controle biedt echter ook geen volledige bescherming voor de autohandelaar. Er is geen verplichting om op de factuur te vermelden dat een voertuig voorwerp is van een financiering. De autohandelaar zal dus in vele gevallen uit de originele factuur niet kunnen afleiden dat het voertuig voorwerp is van een financiering. Het vergelijken van de identiteitsgegevens van de persoon die het voertuig te koop aanbiedt met de gegevens op het inschrijvingsbewijs biedt ook geen oplossing, omdat de titularis van het kentekenbewijs niet noodzakelijk de eigenaar van het voertuig is. Op het inschrijvingsbewijs van het voertuig staat sinds kort ook de vermelding dat het niet kan gebruikt worden als bewijs van eigendom. Een sluitend controlesysteem dat de autohandelaar voldoende garanties biedt, dringt zich dan ook op. Er zijn twee mogelijke oplossingen: een centrale database waarin alle autoleningen kunnen geraadpleegd worden en een inschrijvingsbewijs van voertuigen dat uit twee delen bestaat. Een centrale databank zou bijzonder veel extra kosten en tijd vereisen. Momenteel is men volop bezig met het uitwerken en operationaliseren van de kruispuntdatabank MOBIVIS4, waarbij men tegemoet zou komen aan de verzuchtingen van de sector. Tot deze operationeel wordt, lopen de autohandelaars nog steeds een enorm risico.
1
Cass. AR 3612, 22 april 1983 (International Motor Company N.V./ Les Assurances du Crédit N.V.), Arr. cass. 1982-83, 1022; Bull. 1983, 944; Pas.1983, I, 944; R.C.J.B. 1984, 359; R.G.A.R. 1985, nr. 10888; Cass. AR C010532F, 28 november 2002, http://www.cass.be; Cass. AR C040337F,19 mei 2005 (PSA Finance Belux/Sunset), http://www.cass.be (13 juni 2005); J.L.M.B. 2005, afl.33, 1449; Luik 3 maart 1981, B.R.H. 1982, 566; Antwerpen 24 maart 1986, R.W. 1986-87, 798, noot Herbots, J; Antwerpen 19 oktober 1988, T.B.B.R. 1989, 468, noot Merchiers, Y; Brussel 7 mei 1991, DAOR 1992, nr. 25, 57; Gent (23e k.) 20 februari 2002, T.B.H. 2002, afl. 6, 475; , T.G.R. 2002, afl. 2, 69;Gent 4 december 2002, RABG 2003, 676; Kh. Kortrijk (4e kamer) 18 november 1996, R.W. 1999-2000, 228; Kh. Dendermonde (3e Kamer), 16 september 1999, A.J.T. 1999-00, p 657-659, noot G.L. Ballon. 2 Om de schuld van de autohandelaar vast te stellen moet er voldaan worden aan vier cumulatieve voorwaarden. Er moet een geldige vooraf bestaande contractuele verbintenis bestaan (de financierings- of kredietovereenkomst), die overeenkomst moet bekend of verondersteld bekend zijn bij de autohandelaar en de autohandelaar moet bewust hebben meegewerkt aan de schending van de contractuele verbintenis.) 3 Kh. Dendermonde 19 april 1977, B.R.H. 1982, 354, hier ging het om zaak waarbij de algemene tendens niet gevolgd werd en waar niet besloten werd tot de derde medeplichtigheid van de autohandelaar. 4 Mobivis of het Mobility Information System, met inbreng van het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds, de politiediensten, de DIV, de belastingdiensten, de douane, de autokeuring, Car Pass, erkende centra voor de vernietiging van voertuigen, de administraties Justitie, Binnenlandse Zaken, Economie en Sociale Zaken.
3
De verkoop en aankoop van tweedehands voertuigen stijgt en zal in de toekomst blijven stijgen, mede door de invloed die de economische crisis heeft op deze markt. Het risico voor de handelaar neemt dus enkel toe, waardoor een snelle oplossing zich opdringt.5 Het inschrijvingsbewijs in twee luiken kan op korte termijn worden ingevoerd en komt tegemoet aan de belangrijkste problemen. Een gelijkaardig systeem wordt al in een aantal ons omringende landen, zoals Nederland en Luxemburg, met succes toegepast.
EEN INSCHRIJVINGSBEWIJS VOOR VOERTUIGEN BESTAANDE UIT TWEE LUIKEN Een inschrijvingsbewijs in twee luiken zou zowel de autohandelaar als de eigenaar van de wagen of de financierende onderneming beschermen. Het voorkomt de verkoop van voertuigen door personen die er niet de rechtmatige eigenaar van zijn en de verkoop van voertuigen die nog voorwerp zijn van een financiering. Daarnaast werkt het ook preventief ten opzichte van autodiefstal. Het eerste deel van het inschrijvingsbewijs wordt bijgehouden door de bestuurder van de wagen. Het tweede deel wordt bijgehouden door de eigenaar of door de financiële instelling, indien het voertuig het voorwerp uitmaakt van een financiering. Bij de verkoop van het voertuig zal de verkoper steeds verplicht zijn beide delen van het inschrijvingsbewijs voor te leggen. Indien de verkoper beide delen kan voorleggen is de autohandelaar zeker dat er geen financiering meer op het voertuig rust. Bij diefstal zal eveneens enkel het deel dat zich in de wagen of bij de bestuurder bevindt, worden aangeboden aan een eventuele verkoper. Het tweede deel ontbreekt en ook hier zal de verkoop niet kunnen doorgaan. De invoering van een inschrijvingsbewijs in twee luiken zoals hierboven beschreven wordt als mogelijkheid voorzien in de richtlijn 1999/37/EG van de Raad van 29 april 1999 inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen gewijzigd door de richtlijn 2003/127/EG van de Commissie van 23 december 2003. In bijlage I en II van de Richtlijn wordt duidelijk gemaakt welke vermeldingen op de beide delen moeten worden opgenomen en hoe de formulieren moeten worden opgemaakt. Men kan in de nationale wetgeving deze bepalingen dan ook overnemen. Het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen kent daarenboven de Minister, tot wiens bevoegdheid het inschrijven van de voertuigen behoort, de bevoegdheid toe te beslissen vanaf wanneer dit inschrijvingsbewijs bestaande uit twee luiken in België ingevoerd wordt. Het inschrijvingsbewijs kan dus worden ingevoerd, zonder dat hiervoor grote aanpassingen moeten gebeuren.
5
Zie Bijlage – Evolutie van de handel in tweedehands voertuigen sinds 1983.
4
GEBRUIK VAN HET INSCHRIJVINGSBEWIJS VOOR VOERTUIGEN BESTAANDE UIT TWEE LUIKEN IN ANDERE EU-LIDSTATEN 1. Nederland In Nederland werd ten gevolge van de Europese regelgeving de wetgeving in verband met het inschrijvingbewijs in juli 2004 aangepast. Het oude Nederlandse kentekenbewijs bestond uit drie delen, nadien werd het omgevormd tot twee delen. Deel IA bevat het voertuigbewijs (oude deel I) en is dus het deel in verband met de voertuiggegevens. Deel IB (oude deel II) vormt het deel met de tenaamstellinggegevens. Het nieuwe deel I bestaat dus uit meerdere pagina’s, maar deze vormen samen het nieuwe volledige deel I. Deel II (oude kopie deel III) is het inschrijvingsbewijs. Dit geldt voor de inschrijving in Nederland en wordt sinds 1 juni 2004 ook gebruikt bij inschrijving in een andere lidstaat binnen de EU. Zowel het voertuigbewijs (deel I of deel IA) als het tenaamstellingbewijs (deel II of deel IB) moeten aanwezig zijn als je met het voertuig gebruik maakt van de openbare weg. De politie kan er om vragen.6 Bij overschrijving van een voertuig op naam van de nieuwe eigenaar wordt alleen een nieuw tenaamstellingbewijs (deel IB) afgegeven.
2. Luxemburg Het inschrijvingsbewijs in twee luiken wordt sinds 2004 eveneens gebruikt in het Groothertogdom Luxemburg.7 De vermeldingen op het inschrijvingsbewijs komen overeen met de bepalingen vermeld in bijlage I en II van de richtlijn 1999/37/EG van de Raad van 29 april 1999 inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen gewijzigd door de richtlijn 2003/127/EG van de Commissie van 23 december 2003.
BESLUIT De autohandelaar loopt bij de aankoop van tweedehands voertuigen een dubbel risico: enerzijds is het mogelijk dat hij een voertuig over koopt van iemand die niet de eigenaar is, anderzijds kan het voertuig het voorwerp uitmaken van een financiering. Een inschrijvingsbewijs bestaande uit twee luiken zou volgens de Hoge Raad zowel de autohandelaar als de eigenaar van de wagen of de kredietverstrekker beschermen. Het voorkomt de verkoop van voertuigen door personen die er niet de rechtmatige eigenaar van zijn en de verkoop van voertuigen die nog het voorwerp uitmaken van een financiering. Daarnaast werkt het ook preventief ten opzichte van autodiefstal. De Hoge Raad stelt vast dat er in de bestaande wetgeving nu al mogelijkheden bestaan om een inschrijvingsbewijs in twee luiken in te voeren, zonder dat hiervoor grote aanpassingen moeten gebeuren. Daarnaast wordt het systeem in een aantal EU-lidstaten ook al met succes toegepast. De aanpassing van het inschrijvingsbewijs biedt meer bescherming aan alle betrokken partijen. De Hoge Raad roept de betrokken Ministers dan ook op dit nieuwe systeem zo snel mogelijk in te voeren en daartoe het genoemde koninklijk besluit van 20 juli 2001 aan te passen.
6
Art. 36 en volgende van de Wegensverkeerswet van 1994. Art. 93bis en volgende van het Arrêté grand-ducal du 23 novembre 1955 portant règlement de la circulation sur toutes les voies publiques, verschillende keren gewijzigd, met als laatste wijziging 9 juni 2008. 7
5
Bijlage – De evolutie van de handel in tweedehands voertuigen sinds 1983 8
Grafiek 1 - De evolutie van het aantal nieuwe en tweedehands en het totaal aantal ingeschreven voertuigen sinds 1983
1.800.000 1.600.000 1.400.000 1.200.000 1.000.000 800.000 600.000 400.000 200.000 0
Nieuw aantal voertuigen
Tw eedehands aantal voertuigen
Totaal aantal voertuigen
Grafiek 2 - De evolutie van het aandeel van de tweedehands voertuigen in het totaal aantal ingeschreven voertuigen sinds 1983 64% 62% 60% 58% 56% 54% 52% 50% 48%
8 Gebaseerd op cijfers van de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie - Algemene Directie Statistiek en van de FOD Mobiliteit en Vervoer - Dienst voor Inschrijving van de Voertuigen.
6