CORRECTIONELE RECHTBANK VAN BRUGGE 30 DECEMBER 2003 De rechtbank van Eerste Aanleg te Brugge, veertiende kamer, zetelende in correctionele zaken, heeft het volgende vonnis uitgesproken Inzake: ambtshalve vervolgd door het Openbaar Ministerie, bij wie zich voegden als burgerlijke partijen ter terechtzitting van 18/11/2003:
Tegen:
1.
Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, gericht tegen alle gedaagden;
2.
Nihat T, gericht tegen de eerste acht gedaagden;
3.
Bulent T, gericht tegen de eerste acht gedaagden;
4.
Eyup G, gericht tegen de eerste acht gedaagden;
1. Domenique W; 2. Peter V; 3. Koen VD; 4. Bram H; 5. Bart J; 6. Bart M; 7. Mathieu R; 8. Gino V; 9. Davy B; 10. Johan V; 11. Serge S.
De eerste, de tweede, de derde, de vierde, de vijfde, de zesde, de zevende, de achtste, de negende, de tiende en de elfde, beklaagd van: DE EERSTE, DE TWEEDE, DE DERDE, DE VIERDE, DE VIJFDE, DE ZESDE, DE ZEVENDE EN DE ACHTSTE A.
Als daders, ofwel om een misdaad of een wanbedrijf hieronder omschreven te hebben uitgevoerd, ofwel om aan de uitvoering rechtstreeks te hebben medegewerkt, ofwel om door enige daad, tot de uitvoering ervan zodanige hulp te hebben verleend dat, zonder hun bijstand, de misdaad of het wanbedrijf niet had kunnen worden gepleegd, ofwel om door giften, beloften, bedreigingen, misbruik van gezag of van macht, misdadige kuiperijen of arglistigheden, rechtstreeks het misdrijf te hebben uitgelokt, Met behulp van geweld of bedreiging, vernieling of beschadiging van andermans roerende eigendommen, namelijk ten nadele van Nihat T, Bulent T, Eyup G, een personenwagen Nissan toebehorende aan Ramazan Y, met de omstandigheid dat het feit gepleegd werd in vereniging of in bende, te Brugge op 23 oktober 2002,
DE TWEEDE, DE ACHTSTE, DE NEGENDE, DE TIENDE EN DE ELFDE: B.
Als daders, ofwel om een misdaad of een wanbedrijf hieronder omschreven te hebben uitgevoerd, ofwel om aan de uitvoering rechtstreeks te hebben medegewerkt, ofwel om door enige daad, tot de uitvoering ervan zodanige hulp te hebben verleend dat, zonder hun bijstand, de misdaad of het wanbedrijf niet had kunnen worden gepleegd, ofwel om door giften, beloften, bedreigingen, misbruik van gezag of van macht, misdadige kuiperijen of arglistigheden, rechtstreeks het misdrijf te hebben uitgelokt, Deel uitgemaakt te hebben van een vereniging met het oogmerk om een aanslag te plegen op personen of eigendommen, bestaande door het enkele feit van het inrichten der bende, de vereniging ten doel hebbende wanbedrijven te plegen, namelijk toebrengen van opzettelijke slagen of verwondingen -met voorbedachten rade, te Brugge op 23 oktober 2002,
Correctionele rechtbank van Brugge, 30 december 2003
1
DE TWEEDE, DE ACHTSTE, DE NEGENDE, DE TIENDE EN DE ELFDE C.
Als daders, ofwel om een misdaad of een wanbedrijf hieronder omschreven te hebben uitgevoerd, ofwel om aan de uitvoering rechtstreeks te hebben medegewerkt, ofwel om door enige daad, tot de uitvoering ervan zodanige hulp te hebben verleend dat, zonder hun bijstand, de misdaad of het wanbedrijf niet had kunnen worden gepleegd, ofwel om door giften, beloften, bedreigingen, misbruik van gezag of van macht, misdadige kuiperijen of arglistigheden, rechtstreeks het misdrijf te hebben uitgelokt, Met voorbedachten rade opzettelijk verwondingen of slagen te hebben toegebracht aan niet nader te bepalen personen, te Brugge op 2 oktober 2002,
DE EERSTE, DE TWEEDE, DE DERDE, DE VIERDE, DE VIJFDE, DE ZESDE, DE ZEVENDE, DE ACHTSTE, DE NEGENDE, DE TIENDE, DE ELFDE: Als daders, ofwel om een misdaad of een wanbedrijf hieronder omschreven te hebben uitgevoerd, ofwel om als daders, ofwel om een misdaad of een wanbedrijf hieronder omschreven te hebben uitgevoerd, ofwel om aan de uitvoering rechtstreeks te hebben medegewerkt, ofwel om door enige daad, tot de uitvoering ervan zodanige hulp te hebben verleend dat, zonder hun bijstand, de misdaad of het wanbedrijf niet had kunnen worden gepleegd, ofwel om door giften, beloften, bedreigingen, misbruik van gezag of van macht, misdadige kuiperijen of arglistigheden, rechtstreeks het misdrijf te hebben uitgelokt, D1. Bij inbreuk op artikel 1 lid 2, 2° racismewet en artikel 444 Swb, in de omstandigheden genoemd in artikel 444 Swb (op de openbare weg op de Platse, deelgemeente Sint-Andries-Brugge en in het centrum van de stad, straten op of rond het Zand Brugge) te hebben aangezet tot discriminatie haat of geweld wegens een groep, een gemeenschap of de leden ervan wegens het ras, de huidskleur,de afkomst of de nationale of etnische afstamming van deze leden of van sommigen onder hen, namelijk door het plegen van een gewelddadige aanval op een Turks voertuig nadat het eerst gescreend werd op aanwezigheid van Turken (vast te stellen op de videobeelden), het jagen in groep op en het toedienen van slagen en verwondingen aan diverse personen van Turkse nationaliteit (eveneens te zien op de videobeelden) en door het massaal roepen van slogans als “die Turkey die” en “Turkse hoeren” (zoals bevestigd door diverse getuigen en te horen op de video-opname), te Brugge op 23 oktober 2002, DE TWEEDE D2. Bij inbreuk op artikel 1 lid 2, 2° racismewet en artikel 444 Swb, in de omstandigheden genoemd in artikel 444 Swb (door geschriften namelijk e-mail aan verscheidene personen toegestuurd hebbende als inhoud: “...het is de bedoeling dat we ons verspreiden in verschillende kleine groepjes en het centrum intrekken op zoek naar Turkish Scum”. En verder “... blijkt het dat er daar een nest Turken opzitten, kunnen we eventueel een aanval doen aan het station” met als besluit: “keep up the good work and tomorrow has to be a day of total destruction”) te hebben aangezet tot discriminatie, haat of geweld jegens een groep, een gemeenschap of de leden ervan wegens het ras, de huidkleur de afkomst of de nationale of etnische afstamming van deze leden of van sommige onder hen, bij samenhang te Roeselare en elders in het Rijk op 22 oktober 2002. DE EERSTE, DE TWEEDE, DE DERDE, DE VIERDE, DE VIJFDE, DE ZESDE, DE ZEVENDE, DE ACHTSTE, DE NEGENDE, DE TIENDE EN DE ELFDE: Als daders, ofwel om een misdaad of een wanbedrijf hieronder omschreven te hebben uitgevoerd, ofwel om aan de uitvoering rechtstreeks te hebben medegewerkt, ofwel om door enige daad, tot de uitvoering ervan zodanige hulp te hebben verleend dat, zonder hun bijstand, de misdaad of het wanbedrijf niet had kunnen worden
Correctionele rechtbank van Brugge, 30 december 2003
2
gepleegd, ofwel om door giften, beloften, bedreigingen, misbruik van gezag of van macht, misdadige kuiperijen of arglistigheden, rechtstreeks het misdrijf te hebben uitgelokt, E1. Bij inbreuk op artikel 1 lid 2, 4° racismewet en artikel 444 Swb in de omstandigheden genoemd in artikel 444 Swb (op openbare plaatsen namelijk op Platse in Sint-Andries-Brugge en in het centrum van Brugge) publiciteit te hebben gegeven aan zijn voornemen tot discriminatie, haat, geweld of segregatie jegens een groep, een gemeenschap of de leden ervan wegens het ras, de huidskleur, de afstamming, de afkomst of de nationaliteit van deze leden of van sommigen onder hen, namelijk door het massaal roepen van slogans als “die Turkey die” en “Turkse hoeren” (zoals bevestigd door diverse getuigen, betrokken daders en te horen op de video-opname), te Brugge op 23 oktober 2002, DE TWEEDE E2. Bij inbreuk op art. 1 lid 2, 4° racismewet en artikel 444 Swb, in de omstandigheden genoemd in artikel 444 Swb (door geschriften namelijk e-mail aan verscheidene personen toegestuurd hebbende als inhoud: “...het is de bedoeling dat we ons verspreiden in verschillende kleine groepjes en het centrum intrekken op zoek naar Turkish Scum”. En verder “... blijkt het dat er daar een nest Turken opzitten, kunnen we eventueel een aanval doen aan het station” met als besluit: “keep up the good work and tomorrow has to be a day of total destruction”) publiciteit te hebben gegeven aan zijn voornemen tot discriminatie, haat, geweld of segregatie jegens een groep, een gemeenschap of de leden ervan wegens het ras, de huidskleur, de afstamming, de afkomst of de nationaliteit van deze leden of van sommigen onder hen, te Roeselare op 22 oktober 2002, Gezien de beschikking van de raadkamer dd. 14.05.2003. Gelet op de dagvaarding aan de gedaagden betekend. Gezien de stukken van de bundel. Gelet op de mondelinge verklaringen van de getuigen. Gelet op de vordering van de burgerlijke partijen. Gehoord het Openbaar Ministerie in zijn vordering, Gehoord de gedaagden in hun antwoorden en verdediging, de tweede en de zevende daartoe vertegenwoordigd door hun respectievelijke raadsman. De behandeling; en de debatten van de zaak hadden plaats in openbare terechtzitting. De Rechtbank heeft ter zitting van heden partijen uitgenodigd om hun verdediging aan te passen aan volgende herkwalificaties: -
Voor wat betreft de tenlasteleggingen D1 en -2 en E1 en -2, waar artikel 1, tweede lid, van de antiracismewet thans is vervangen door artikel 1, derde lid, ingevolge de wet van 20/01/2003 (B.S. 12/02/2003).
-
Voor wat betreft feit A naar een inbreuk op artikel 521, 3° lid Sw, nl.: “A. Als daders, ofwel om een misdaad of een wanbedrijf hieronder omschreven te hebben uitgevoerd, ofwel om aan de uitvoering rechtstreeks te hebben medegewerkt, ofwel om door enige daad, tot de uitvoering ervan zodanige hulp te hebben verleend dat, zonder hun bijstand, de misdaad of het wanbedrijf niet had kunnen worden gepleegd, ofwel om door giften, beloften, bedreigingen, misbruik van gezag of van macht, misdadige kuiperijen of arglistigheden, rechtstreeks het misdrijf te hebben uitgelokt, Ten nadele van (…), een personenwagen Nissan toebehorende aan (…), geheel of gedeeltelijk vernield of onbruikbaar gemaakt te hebben, met het oogmerk om te schaden, te Brugge op 23 oktober 2002.” Correctionele rechtbank van Brugge, 30 december 2003
3
De partijen hebben zich ter zitting van heden op deze herkwalificaties kunnen verdedigen.
TEN GRONDE: DE FEITEN: Op 23/10/2002 om 20u45 had te Brugge de voetbalmatch Club-Galatasaray plaats. In de loop van de namiddag, voorafgaand aan deze match, waren er in de Zuidzandstraat zware rellen tussen Club-supporters en supporters van Galatasaray, waarbij door de Club-supporters diverse racistische slogans werden geroepen. Van deze feiten konden beelden worden bemachtigd die werden getaped van een Turkse website. Om 19u15 werd aan de Platse te Sint-Andries een voertuig Nissan met Nederlandse nummerplaat en met drie inzittenden van Turkse afkomst omsingeld, geschopt en geslagen door een zeer grote groep Brugse supporters. Nadat de ruiten van het voertuig waren kapot geslagen werden ook de inzittenden hardhandig aangepakt: met een stok met nagels werd lukraak in het voertuig geslagen, er werd vruchteloos gepoogd de inzittenden eruit te sleuren, de jas van één van de inzittenden werd afgerukt en in brand gestoken, .... Ook bij deze feiten werden slogans gescandeerd in de zin van “Die Turkey die”, alsook andere racistische uitlatingen. Tussen de omstanders die op het voertuig schopten werd een dame, zijnde eerste beklaagde, opgemerkt, die door haar opvallende haarkleur naderhand kon worden gevolgd om tenslotte in het stadion te worden opgepakt. Ook van de feiten op de Platse zijn er videobeelden, die werden gecapteerd met de camera die is opgehangen op het kruispunt Gistelsesteenweg-Koning Leopold III-laan. Eerste beklaagde heeft op de videobeelden een aantal personen herkend en geïdentificeerd, waarop een aantal huiszoekingen en aanhoudingen volgden.
BEOORDELING: I.
OP STRAFGEBIED
A.
ALGEMEEN:
1.
Nopens de deelneming
De beklaagden worden bij elke tenlastelegging vervolgd voor diverse vormen van daderschap voorzien in artikel 66 Sw. Om een beklaagde wettig te kunnen veroordelen als mededader moeten immers niet alle bestanddelen van het misdrijf in de deelnemingshandeling aanwezig zijn. Het is voldoende dat vaststaat dat een dader het misdrijf heeft gepleegd - ook al kon deze persoon niet worden geïdentificeerd - en dat de mededader aan de uitvoering van dat misdrijf bewust heeft meegewerkt op één van de bij de wet bepaalde wijzen, namelijk als materiële dader die de misdaad of het wanbedrijf heeft uitgevoerd of aan de uitvoering ervan rechtstreeks heeft meegewerkt (artikel 66, lid 2 Sw.), of als diegene die, door enige daad, tot de uitvoering zodanige hulp heeft verleend dat de misdaad of het wanbedrijf zonder zijn/haar bijstand niet had kunnen worden gepleegd (artikel 66, lid 3 Sw.) of als diegene die, door giften, beloften, bedreigingen, misbruik van gezag of macht, misdadige kuiperijen of arglistigheden, de misdaad of het wanbedrijf rechtstreeks heeft uitgelokt ( artikel 66, lid 4 Sw.).
Correctionele rechtbank van Brugge, 30 december 2003
4
Voor alle tenlasteleggingen is er minstens één dader die het hoofdmisdrijf heeft gepleegd, zodat de deelnemingsvormen voorzien in artikel 66, resp. lid 1, 2 en 3 Sw. bij elk feit mogelijk zijn. 2.
Nopens de bewijsgaring:
De bewijzen bestaande uit camerabeelden zijn geenszins onrechtmatig bewijs, zoals ook opgeworpen door het Centrum voor gelijkheid. van kansen en racismebestrijding in haar nota. Noch uit de internationale, noch uit de interne wetgeving kan als algemene regel worden afgeleid dat het maken van beelden van personen die zich op de openbare weg bevinden, middels een camera, per definitie niet kan. Dergelijke beelden kunnen als bewijsmateriaal worden gebruikt (Gent, 28 maart 2002, Tijdschrift voor Strafrecht, 2002, 326). De beelden van de feiten op de Platse werden genomen met een camera die op een kruispunt in het verkeer werd opgehangen en in principe dient om de verkeerssituatie te beoordelen. Dergelijke zichtbaar opgehangen camera langs de straat houdt voor elke burger een voldoende waarschuwing in dat met deze camera beelden kunnen worden opgenomen, die ook dienstig kunnen zijn in het kader van de waarheidsvinding. Ook de beelden van de feiten in de Steenstraat werden op straat genomen - en konden door iedereen worden gezien - en werden nadien op een Turkse website geplaatst. Deze bewijzen kunnen in het kader van de bewijswaardering derhalve verder in aanmerking worden genomen en de rechten van de beklaagden werden in geen enkel opzicht geschonden. 3.
De kwalificatie van de feiten onder tenlastelegging A:
Eerste tot en met achtste beklaagden worden onder tenlastelegging A vervolgd om onder verschillende vormen van deelneming voorzien in artikel 66 Sw.: “met behulp van geweld of bedreiging. vernieling of beschadiging van andermans roerende eigendommen, namelijk ten nadele van (...) een personenwagen Nissan toebehorende aan (…) met de omstandigheid dat het feit gepleegd werd in vereniging of in bende (...)”. Deze door het Openbaar Ministerie weerhouden inbreuk op artikel 528 Sw., met de verzwarende omstandigheid van de vereniging of bende, zoals voorzien in artikel 529 Sw., bestraft de vernieling van andermans roerende eigendommen, gepleegd met behulp van geweld of bedreiging. Met betrekking tot de toepassing van artikel 528 Sw. moeten echter uitgesloten worden de vernielingen van roerende goederen bedoeld in een bijzondere wetsbepaling (DE NAUW A., Inleiding tot het bijzonder strafrecht, Kluwer, 2002, nr. 479). Artikel 521, 3e lid Sw. bestraft specifiek de gehele en gedeeltelijke vernieling of de onbruikbaarmaking, met het oogmerk om te schaden, van rijtuigen, wagons en motorvoertuigen. Artikel 521 Sw. vereist inzake de vernieling een algemeen opzet (wetens en willens), doch bij de onbruikbaarmaking een bijzondere beweegreden, met name “het oogmerk om te schaden”. (Antwerpen, 24 maart 1994, A.J.T., 1994-95, 579) Het woord “vernieling”, dat door de wetgever niet wordt gedefinieerd, moet begrepen worden in de betekenis van verwoesten, vernietigen, hetgeen de gedachte inhoudt van een puinhoop en niet van een slechts lichte, gemakkelijke en mits geringe kosten herstelbare beschadiging, zonder invloed op het bestaan of het wezen van de zaak zelf. Indien de schade aan het motorvoertuig zonder invloed is op het bestaan of het wezen zelf van de zaak en niet belet dat het verder kan worden gebruikt, vallen deze feiten niet onder toepassing van artikel 521, 3e lid Sw., doch van artikel 559, 1 Sw. In casu is er duidelijk sprake van zowel vernieling als onbruikbaarmaking van het voertuig.
Correctionele rechtbank van Brugge, 30 december 2003
5
De feiten onder tenlastelegging A dienen derhalve te worden geherkwalificeerd als een inbreuk op artikel 521,3e lid Sw. en de verzwarende omstandigheid dat de feiten werden gepleegd in vereniging of in bende valt weg, gezien deze bij artikel 521 Sw. niet is voorzien. 4.
De kwalificatie van de feiten onder tenlastelegging B:
Tweede, achtste, negende, tiende en elfde beklaagden worden vervolgd om “deel uitgemaakt te hebben van een vereniging met het oogmerk om een aanslag te plegen op personen of eigendommen, bestaande door het enkele feit van het inrichten der bende, de vereniging ten doel hebbende wanbedrijven te plegen, namelijk toebrengen van opzettelijke slagen of verwondingen -met voorbedachten rade - te Brugge op 23 oktober 2002.” Een vereniging is strafrechtelijk een feitelijk begrip en omvat het zich verbinden met anderen tot een misdadig opzet, waarbij dit samenwerkingsverband als een eenheid naar buiten optreedt. De inbreuken op de artikelen 322, 323 en 324 Sw. vereisen de vrijwillige en bewuste samenkomst van verscheidene personen onder de vorm van een groep die wordt georganiseerd om misdaden of wanbedrijven te begaan tegen personen of goederen. Een klein aantal personen kan reeds volstaan om een vereniging te vormen, gezien door het bundelen van hun activiteit het sociaal gevaar ontstaat. Het is verder geenszins vereist dat alle leden van de bende gekend zouden zijn of samen zouden worden vervolgd. De vereniging moet ook geen uitgesproken karakter van bestendigheid vertonen. Het volstaat dat ze een werkelijk bestaan heeft en dat de leden ervan aan elkaar verbonden zijn om te handelen op het geschikte ogenblik (Cass., 21 oktober 1963, R.D.P. 1963-64, 269). Het moreel bestanddeel van het misdrijf bestaat in de bewuste wil van de bende lid te zijn. leder bendelid moet nochtans niet noodzakelijk op de hoogte zijnen van de volledige samenstelling of organisatie van de bende én van alle doelstellingen ervan.(DE SWAEP M, “Bendevorming en criminele organisaties” in Strafrecht en strafvordering. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 19 p.). Het feit dat men voordien afspraken maakt om met een zelfs niet volledig voordien gekende groep personen gezamenlijk de supporters van de club van de tegenspelers te gaan aftroeven, wat ook de reden is van het samenkomen van de groep, is dus voldoende om te besluiten tot het bestaan van een vereniging in de zin van artikel 322 Sw. Ook de personen die zich pas kort voor het plegen van de feiten bij dergelijke groep voegen om mee deze aanslagen tegen personen of goederen te plegen, wel wetende wat de bedoeling van de groep is, zonder dat met hen voordien concrete afspraken werden gemaakt, zijn strafbaar als deel uitmakende van dergelijke bende. 5.
Kwalificatie van de feiten onder de tenlastelegging D en E:
Krachtens artikel 1, derde lid, van de antiracismewet overeenkomstig de wet van 20/01/2003 (BS. 12/02/2003) welke de bestraffing van de feiten niet wijzigt of verzwaart - voorheen artikel 1, tweede lid, zoals weerhouden in de dagvaarding, kan worden opgetreden tegen diegene die, in de omstandigheden genoemd in artikel 444 Sw. -
aanzet tot discriminatie, segregatie, haat of geweld jegens een groep, een gemeenschap of de leden ervan, wegens zijn ras, huidskleur, afstamming, afkomst of nationaliteit van deze leden of van sommigen onder hen (2e tenlasteleggingen D);
-
(…)
-
publiciteit geeft aan zijn voornemen tot discriminatie, segregatie, haat of geweld jegens een groep, een gemeenschap of de leden ervan, wegens zijn ras, huidskleur, afstamming, afkomst of nationaliteit van deze leden of van sommigen onder hen (4e tenlasteleggingen E).
Om vervolgd te kunnen worden, moet de aanzet tot of het geven van publiciteit aan zijn voornemen tot discriminatie, haat of geweld worden gedaan in de omstandigheden van artikel 444 Sw., wat inhoudt dat de Correctionele rechtbank van Brugge, 30 december 2003
6
discriminatie dient plaats te vinden ofwel in openbare plaatsen of in plaatsen die toegankelijk zijn voor een beperkt aantal personen ofwel in het om het even welke plaats voor zover er getuigen aanwezig zijn, ofwel door geschriften die door middel van aanplakking of verkoop worden verspreid of tenslotte door geschriften die aan verscheidene personen worden toegestuurd of meegedeeld. De antiracismewet stelt wel enkel en nadrukkelijk de “openbare” meningsuiting strafbaar. Twee soorten discriminerende uitlatingen zijn strafbaar, namelijk uitlatingen waardoor iemand anderen wil aanzetten om te discrimineren alsook uitlatingen waardoor iemand publiciteit geeft aan zijn bedoeling om zelf te discrimineren. De antiracismewet voorziet geen strafsanctie voor `racistische beledigingen' op zich. Een loutere belediging tegen een persoon omwille van diens ras is niet strafbaar. Een bijzonder opzet, met name de uitdrukkelijke bedoeling om derden ertoe te brengen daden ingegeven door racisme of xenofobie te stellen, wordt vereist. De belediging moet een aanzet vormen tot haat. Art 1, derde lid, van de antiracismewet is een intentiedelict, dit wil zeggen dat niet enkel het strafbaar feit moet bewezen worden (materieel element van de inbreuk) maar dat bovendien de opzettelijke wil moet bewezen worden om aan te zetten tot een reactie (moreel element van de inbreuk) ongeacht of deze reactie plaatsgrijpt of niet. Het aanzetten tot een algemene houding volstaat. Het is niet vereist dat het publiek of een individu wordt aangezet tot het plegen van concrete, bepaalde of bepaalbare daden (Cass. 19 mei 1993, TVR. 1993, nr.314, 171) (CLEMENT J en VAN DE PUTTE M., Bestraffing van racisme en xenofobie, migranten en magistratuur; De Wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme en xenofobie ingegeven daden, Ministerie van Justitie, Vorming van de magistraten; De Wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme en xenofobie ingegeven daden, Rechtspraak, Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding, Brussel, 1999, p. 8). Zowel de verstuurde e-mail (feit D 2) - die niet openbaar werd gemaakt, doch aan verschillende personen werd toegestuurd en meegedeeld (artikel 444 Sw.) - als het plegen van een gewelddadige aanval op - een voertuig met Turkse inzittenden nadat het eerst gescreend werd op de aanwezigheid van Turken, het jagen in groep op en het toedienen van slagen en verwondingen aan diverse personen van Turkse nationaliteit, evenals het massaal roepen van slogans als “die Turkey die” en “Turkse hoeren” (feit D1), zijn gedragingen die voldoen aan de wettelijke vereisten zoals bepaald in artikel 1, derde lid, 2° Sw. Al deze gedragingen zetten immers duidelijk aan tot een algemene houding van discriminatie, haat en geweld. Diverse beklaagden verklaarden ook zelf aan de feiten op de Platse te hebben deelgenomen omdat zij zich ‘meegesleurd’ voelden met de groep. Zij dienen echter te beseffen dat zij juist doordat zij zelf actief mee de feiten zijn beginnen plegen, op hun beurt anderen hebben aangezet om dergelijke feiten te plegen Het moreel element wordt steeds duidelijk en afdoende bewezen - naargelang de onderscheiden feiten - door de racistische uitspraken voorafgaandelijk aan de wedstrijd (Turkish scum, day of total destruction, een 'nest' Turken die zouden worden aangepakt, het afkloppen van een Turk enz...); door het samenkomen in afwachting van het vinden van Turkse supporters, die men dan onmiddellijk gaat opzoeken om te vechten; door het voeren van telefoontjes daartoe en door het roepen van slogans, waarbij het duidelijk de bedoeling was om de supporters van Galatasaray te beledigen omwille van hun afkomst (“Die Turkey die”). Bij de feiten op de Platse werden de slachtoffers ook om racistische redenen gekozen. Er passeerden reeds diverse voertuigen zonder problemen aan trage snelheid, tot een eerste voertuig met Turkse supporters werd aangevallen door een aantal mensen, dat echter kon ontkomen, waarna opnieuw een aantal voertuigen voorbijreden en ongemoeid doorgelaten werden, tot plots de rode Nissan met de drie slachtoffers passeerde. Er gebeurde dus duidelijk een screening van de inzittenden van de voertuigen op basis van hun huidskleur, wat ook door de politiemensen in burger die de zaak observeerden werd bevestigd. Het bijzonder opzet van diegenen die de feiten op de Platse pleegden, blijkt
Correctionele rechtbank van Brugge, 30 december 2003
7
onbetwistbaar uit het op aangehouden en bijna dierlijke wijze aanvallen van het voertuig en het schoppen, slaan en stampen op het voertuig met de vreemde inzittenden. De rechtbank verwijst dienaangaande naar de videobeelden, die terzake geen twijfel laten bestaan en duidelijk oproepen tot geweld, haat en discriminatie. Het lijdt verder geen twijfel dat het massaal roepen van slogans als ‘die Turkey die’ en ‘Turkse hoeren’ (tenlastelegging E1), alsook de inhoud van de e-mail (tenlastelegging E2), tegelijk dient te worden beschouwd als het geven van publiciteit aan een eigen voornemen tot discriminatie, haat of geweld. 6.
Nopens de ernst van de feiten:
De feiten zijn uitermate schokkend. Ze kunnen maatschappelijk onder geen beding worden aanvaard en dienen streng te worden bestraft. De feiten getuigen, reeds in de Steenstraat en veel meer nog op Platse, van een gebrek aan elk respect voor de Turkse supporter, meer nog, voor de medemens in het algemeen. Het vertoonde geweld is immers compleet zinloos en nutteloos, doch wordt door de op de videobeelden vertoonde agressievelingen gepleegd onder het mom van steun voor hun voetbalclub. Dat men zich bij de feiten op de Platse ‘meegesleurd’ voelde om aan dergelijke feiten deel te nemen, is geen excuus. Iedere burger dient zijn impulsen en zijn agressie onder controle te kunnen houden, en dit geldt des te meer wanneer onschuldige en niets vermoedende vreemdelingen zonder enige reden worden aangevallen. Bij de feiten in de Steenstraat kon men zich zelfs al niet ‘meegesleurd’ voelen, gezien de daders van deze feiten moedwillig de Turkse supporters hebben opgezocht.
Elke beklaagde die aan de feiten heeft deelgenomen, ongeacht wat zijn aandeel was, dient te beseffen dat hij mede verantwoordelijk is voor de trauma's die zij minstens bij de inzittenden van het voertuig op de Platse, en in mindere mate ook bij de slachtoffers van de feiten in de Steenstraat, hebben veroorzaakt. Zij zijn het ook die door hun baldadig gedrag de voetbalsport en de andere voetbalsupporters in een slecht daglicht plaatsen. De rechtbank tilt zeer zwaar aan de feiten, die in de mate ze voor iedere beklaagde bewezen voorkomen, passend moeten worden bestraft, zoals hierna wordt bepaald. B. 1.
DE TEN LASTE GELEGDE FEITEN EN STRAFMAAT PER BEKLAAGDE: Ten aanzien van eerste beklaagde Dominique W
Eerste beklaagde betwist de aansprakelijkheid voor de haar ten laste gelegde feiten A, D1 en E1 niet. Op de videobeelden is duidelijk te zien dat eerste beklaagde heel actief heeft deelgenomen aan de feiten op de Platse. Ze slaat en stampt op het voertuig en ondanks de tussenkomst van de cavalerie doet ze gewoon verder. Aanvankelijk ontkende eerste beklaagde haar betrokkenheid bij de feiten, doch bij de confrontatie met de videobeelden gaf zij toe en vanaf dan verleende zij haar volledige medewerking aan het onderzoek. Dankzij de medewerking van eerste beklaagde konden andere beklaagden worden geïdentificeerd en niettegenstaande de druk die zij moest ondervinden van de anderen bleef zij volharden in haar verklaringen. Bij haar verhoor door de onderzoeksrechter betoonde eerste beklaagde reeds haar spijt omtrent de feiten en stelde dat alles was gebeurd in een opwelling. Door haar kennismaking met tweede beklaagde tijdens haar opname in 2000 wegens een aanslepende depressie in de kliniek had ze het voetbal leren kennen.
Correctionele rechtbank van Brugge, 30 december 2003
8
Eerste beklaagde bleef in voorhechtenis van 24/10/2002 tot 29/11/2002, waarop zij werd vrijgelaten onder voorwaarden. Ze leefde de voorwaarden stipt na. Haar relatie met tweede beklaagde werd reeds tijdens de voorhechtenis verbroken en ze is thans helemaal niet meer geïnteresseerd in het voetbal. Eerste beklaagde heeft een labiele gezondheidstoestand ingevolge psychische problemen, waardoor ze slechts halftime als poetsvrouw kan werken. Ze beschikt over een blanco strafregister. De rechtbank is van oordeel dat de in hoofde van eerste beklaagde bewezen bevonden feiten de uiting zijn van éénzelfde strafbare gedraging, zodat overeenkomstig artikel 65 Sw. voor alle feiten samen slechts één straf, namelijk de zwaarste, dient te worden opgelegd. Rekening houdende met het blanco strafregister van eerste beklaagde, haar huidige leef- en werksituatie, haar zwakke gezondheidstoestand en haar goede medewerking tijdens het strafonderzoek, doch zonder daarbij de ernst van de feiten uit het oog te verliezen meent de rechtbank dat hierna bepaalde gevangenisstraf, met uitstel gedurende drie jaar behalve de voorhechtenis, en effectieve geldboete in hoofde van eerste beklaagde passend is. 2.
Ten aanzien van tweede beklaagde Peter V
Tweede beklaagde betwist de hem ten laste gelegde feiten A, D1 en D2, E1 en E2 niet, doch vraagt de vrijspraak voor de feiten B en C. Op de videoband kan duidelijk worden waargenomen dat tweede beklaagde meerdere malen op de linker achterzijde van de wagen aan de Platse heeft geschopt. Zoals hoger uiteengezet is de rechtbank van oordeel dat er wel degelijk sprake is van bendevorming. Tweede beklaagde was sinds een viertal maanden gewoon lid (lad) van het BCF en het was ook hij die de andere BCF-lads per e-mail instructies gaf omtrent de bedoelingen (een aanval doen op Turkish Scum) en de organisatie van de namiddag vóór de match. Het feit B komt in zijn hoofde manifest bewezen voor. Nopens de feiten in het stadscentrum dient de rechtbank vast te stellen dat er twijfel bestaat omtrent de betrokkenheid van tweede beklaagde bij deze rellen. Tweede beklaagde is op de beelden niet te zien en hij heeft steeds staande gehouden er niets mee te maken te hebben. Enkel de duidelijke voornemens van tweede beklaagde om Turkse personen aan te vallen zijn bewezen, doch er zijn geen objectieve gegevens voorhanden die er op wijzen dat tweede beklaagde uiteindelijk effectief heeft deelgenomen aan de rellen. Gelet op deze twijfel wordt tweede beklaagde vrijgesproken voor het feit C. Bij zijn verhoor door de onderzoeksrechter stelde tweede beklaagde dat hij werd meegesleept door de massahysterie. Nochtans meent de rechtbank uit de door tweede beklaagde verstuurde e-mails te kunnen afleiden dat het geen impulsieve reactie betrof, doch een door tweede beklaagde voorbereide en doordachte actie. Met de andere BCF-lads zouden ze op 23/10/2002, “a day of total destruction”, zoals tweede beklaagde deze dag benoemde, op zoek gaan naar “Turkish Scum” om aan te vallen. Tweede beklaagde had het aldus wel degelijk op personen van Turkse origine gemunt, waaruit zijn racistische ingesteldheid blijkt. Tweede beklaagde bleef in voorhechtenis van 28/10/2002 tot 10/12/2002, waarop hij werd vrijgelaten onder voorwaarden. Hij leefde de voorwaarden stipt na. Hij heeft een blanco strafregister en was nooit eerder betrokken bij voetbalgerelateerde feiten. Sinds de feiten zou hij volledig gebroken hebben met het hooligan- en voetbalsupportermilieu. Hij stelt spijt te hebben en beschaamd te zijn over het gebeurde. Tweede beklaagde is inmiddels in behandeling voor een persoonlijkheidsstoornis, het borderline-syndroom, dat aan de oorzaak zou liggen van de feiten. Hij is thans sinds 14/08/2003 opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Volgens de behandelende arts vertoont hij een groot engagement voor de diverse therapieën en wil hij zijn behandeling ook afmaken. Er is echter nog wel een reëel suïcidaal gevaar aanwezig.
Correctionele rechtbank van Brugge, 30 december 2003
9
De rechtbank is van oordeel dat de in hoofde van tweede beklaagde bewezen bevonden feiten de uiting zijn van éénzelfde strafbare gedraging, zodat overeenkomstig artikel 65 Sw. voor alle feiten samen slechts één straf, namelijk de zwaarste, dient te worden opgelegd. Wat betreft de strafmaat voor de bewezen verklaarde feiten A, B, Dl, D2, E1 en E2 vraagt de raadsman van tweede beklaagde in diens naam de toepassing van een autonome werkstraf, subsidiair een straf met probatieuitstel. Tweede beklaagde geniet een invaliditeitsuitkering en is werkonbekwaam. Hij heeft een sociale fobie met angst- en paniekaanvallen tot gevolg. Hij verblijft thans in een psychiatrische instelling. De neuropsychiater attesteerde op 08/12/2003 dat tweede beklaagde “in staat is om een werkstraf uit te voeren (...en ) voldoende stevig momenteel om geëngageerd dergelijke maatregel te aanvaarden en naar behoren uit te voeren.” Mede gelet op de goede naleving van de voorwaarden door tweede beklaagde, zijn blanco strafregister en de reeds ondergane voorlopige hechtenis meent de rechtbank dat een bijkomende effectieve gevangenisstraf niet aangewezen is. Rekening houdend met het ernstig en voetbal gerelateerd karakter van de bewezen verklaarde feiten, alsmede met het feit dat tweede beklaagde beredeneerd en doordacht handelde en voordien afspraken maakte met BCF-lads, is de rechtbank van oordeel dat minstens een stadionverbod in hoofde van tweede beklaagde noodzakelijk voorkomt, hetwelk ingevolge de ten tijde van de feiten geldende voetbalwet niet kan worden opgelegd bij de autonome werkstraf gezien de feiten niet in het stadion zèlf werden gepleegd, doch wel in het kader van probatievoorwaarden. Derhalve komt een gevangenisstraf van 2 jaar, met uitstel gedurende vijf jaar behalve voor de voorhechtenis onder de voorwaarden zoals hierna bepaald, waaronder 150 uren dienstverlening, een stadionverbod van twee jaar, en het vervolgen van zijn therapie en een effectieve geldboete passend voor teneinde tweede beklaagde van recidive te weerhouden.
3.
Ten aanzien van derde beklaagde Koen VD:
Derde beklaagde ontkent iets met de feiten te maken te hebben. In zijn eerste verklaring stelde derde beklaagde wel aanwezig te zijn geweest in café D, doch niets gezien te hebben van de feiten en dit pas de dag nadien op de televisie te hebben gehoord. Deze verklaring van derde beklaagde komt de rechtbank totaal ongeloofwaardig voor. Vooreerst is er de herhaalde herkenning van derde beklaagde op de videobeelden door eerste beklaagde. De eerste maal herkende eerste beklaagde "Koen" de maandag na de match op woensdag. Eerste beklaagde was toen reeds van de donderdag in voorhechtenis en aldus zeker niet onder invloed van alcohol, drugs en/of medicatie, zoals derde beklaagde voorhoudt. Eerste beklaagde deed overigens de andere identificaties wel correct en bleef volhouden dat het derde beklaagde was die zij herkende op de videobeelden, niettegenstaande de druk die zij moest ondervinden vanwege derde en vijfde beklaagde. Dat derde beklaagde geen bezitter is van een zwarte jas en evenmin drager was van een pet op het ogenblik van de feiten, zoals de persoon die op de motorkap van het voertuig springt (video 19.15 u) en als zijnde derde beklaagde werd herkend, wordt tegengesproken door de stukken die bij de huiszoeking bij derde beklaagde werden aangetroffen. Op een foto stond derde beklaagde immers met een zwarte jas met opschrift op de linkerborst en met zijn BCF-muts. Ook werd een beige geruite pet in zijn appartement aangetroffen en uit diverse foto's blijkt dat derde beklaagde bij de diverse voetbalaangelegenheden steeds iets op het hoofd draagt. Overigens, daar waar derde beklaagde nochtans voorhield dat zijn echtgenote zou kunnen bevestigen dat hij geen pet op had, kon zij dit niet bevestigen. Voorts meent derde beklaagde op de videobeelden te zien dat de persoon op de motorkap een sigaret vasthoudt in de rechterhand en een pint bier in de linkerhand, terwijl derde beklaagde geen roker is. De sigaret in de Correctionele rechtbank van Brugge, 30 december 2003
10
rechterhand kan door de rechtbank geenszins worden waargenomen. Dat er mogelijke een pint bier wordt vast gehouden in de linkerhand lijkt wèl correct, doch doet geenszins afbreuk aan de herkenning van derde beklaagde, die toegaf dat hij in de café D in de omgeving was en die dag een 25-tal glazen bier dronk. De persoon die op de motorkap sprong kwam overigens uit de richting van café D. Tenslotte zijn er in de verklaringen van derde beklaagde en van zijn vrienden diverse tegenstrijdigheden en ongeloofwaardigheden, als daar zijn onder meer -
derde beklaagde beweerde achteraan in de herberg te hebben gestaan, 25 pinten te hebben gedronken, niets van de feiten te hebben gezien of gehoord en vervolgens alleen naar het stadion te zijn geweest, hij vernoemde geen enkel persoon die hij die avond zou hebben gezien in zijn omgeving; Ilse B had Koen met de hele groep uit het café zien gaan en had niet de indruk dat Koen dronken was, terwijl Bart J in zijn eerste verklaring over Koen niet sprak en in zijn latere verklaring beweerde dat Koen achteraan in de herberg met zijn vrienden stond te praten;
-
derde beklaagde beweerde vijfde beklaagde reeds 15 jaar te kennen en ondertussen vrienden te zijn geworden, alsook hun echtgenoten; Bart J stelde Koen niet persoonlijk te kennen en zei dat het pas de laatste tijd was dat ze iets tegen elkaar zegden of soms samen een glas dronken;
-
derde beklaagde stelde dat Bart J drager is van een tamelijk grote bril, terwijl Bart J verklaarde altijd zijn lenzen te dragen bij voetbalwedstrijden.
Deze tegenstrijdigheden wijzen erop dat vijfde beklaagde aan derde beklaagde een alibi heeft willen verschaffen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat er in hoofde van derde beklaagde voldoende gewichtige, bepaalde en met elkaar overeenstemmende vermoedens bestaan, die bewijzen dat derde beklaagde betrokken is geweest bij de feiten op de Platse. Dat bij de aanval op het voertuig voortdurend racistische slogans werden geroepen werd nogmaals bevestigd door de getuigen ter zitting, die aanwezig waren bij de feiten op de Platse. Uit de verklaringen blijkt tevens dat derde beklaagde reeds van vroeg in de namiddag met andere harde kernleden op zoek was naar “Turks scum”. De feiten A, D1 en E1 komen in zijn hoofde wel degelijk bewezen voor. De verklaring van vierde beklaagde ter zitting dat hij derde beklaagde niet heeft gezien op het ogenblik der feiten doet geen afbreuk aan de overtuiging van de rechtbank. Derde beklaagde bleef in voorhechtenis van 30/10/2002 tot 24/12/2002, waarop hij werd vrijgelaten onder voorwaarden. Hij leefde de voorwaarden stipt na, doch het contactverbod met zijn vrienden en kennissen, allen supporters van Club Brugge, viel hem zwaar, gezien dit zijn enige ontspanning betrof. Hij beschikt over een blanco strafregister, doch was reeds eerder betrokken bij voetbalgerelateerde feiten, waarvoor hij al stadionverbod had opgelopen. Derde beklaagde is gehuwd en heeft reeds acht jaar vast werk. De rechtbank is van oordeel dat de in hoofde van derde beklaagde bewezen bevonden feiten de uiting zijn van éénzelfde strafbare gedraging, zodat overeenkomstig artikel 65 Sw. voor alle feiten samen slechts één straf, namelijk de zwaarste, dient te worden opgelegd. Wat betreft de strafmaat voor de bewezen verklaarde feiten A, D1 en E1 vraagt derde beklaagde in zijn besluiten de toepassing van een autonome werkstraf, subsidiair een straf met probatie-uitstel. Gelet op de goede naleving van de voorwaarden van derde beklaagde, zijn vaste tewerkstelling, zijn blanco strafregister en de reeds ondergane voorlopige hechtenis meent de rechtbank dat een bijkomende effectieve gevangenisstraf niet aangewezen is. Rekening houdend met het ernstig en voetbal gerelateerd karakter van de bewezen verklaarde feiten, alsmede met zijn eerdere betrokkenheid bij feiten van supportersgeweld is de rechtbank van oordeel dat minstens een stadionverbod in hoofde van derde beklaagde noodzakelijk voorkomt, hetwelk ingevolge de ten Correctionele rechtbank van Brugge, 30 december 2003
11
tijde van de feiten geldende voetbalwet niet kan worden opgelegd bij de autonome werkstraf gezien de feiten niet in het stadion zèlf werden gepleegd, doch wel in het kader van probatievoorwaarden. Derhalve komt een gevangenisstraf van 18 maanden, met uitstel gedurende drie jaar behalve de voorhechtenis onder de voorwaarden zoals hierna bepaald, waaronder 100 uren dienstverlening en een stadionverbod van 1 jaar, en een effectieve geldboete passend voor teneinde derde beklaagde van recidive te weerhouden. 4.
Ten aanzien van vierde beklaagde Bram H
Vierde beklaagde ontkent niet te hebben geschopt en gestampt op het voertuig, doch stelt dat zijn aandeel in de feiten zeer beperkt was en dat hij ook gepoogd heeft een 3 à 4-tal personen weg te trekken. Het stampen en schoppen door vierde beklaagde, doch ook het wegduwen van een aantal personen, is inderdaad goed waar te nemen op de videobeelden. Dat daarbij voortdurend racistische slogans werden geroepen werd nogmaals bevestigd door de getuigen ter zitting, die aanwezig waren bij de feiten op de Platse. Vierde beklaagde consulteerde de wegsite van BCF en bij de huiszoeking werden een oorlogsvlag met vermelding `Bruges Hooligans', boeken van hooliganisme en krantenartikels van voetbalgeweld aangetroffen. De strafbare deelneming in de zin van artikel 66 Sw. van vierde beklaagde aan het feit A, zoals geherkwalificeerd, dient wel degelijk te worden weerhouden. Vierde beklaagde betwist niet te hebben geschopt en gestampt op het voertuig en heeft aldus als materiële dader rechtstreeks aan de uitvoering van het misdrijf meegewerkt. Waar hij stelt dat niet alle constitutieve bestanddelen van het misdrijf in zijn hoofde voorhanden zijn, en dat niet vaststaat dat zijn stampten schade hebben veroorzaakt, is de rechtbank van oordeel dat vierde beklaagde, met het duidelijke oogperk om te schaden, op het voertuig heeft geschopt en dat zijn handelingen, gezamenlijk met die van de andere daders, tot de vernieling en de onbruikmaking van het voertuig hebben geleid. In tegenstelling tot wat beklaagde in besluiten aanvoert, diende beklaagde zich wel degelijk rekenschap te geven van de mogelijke gevolgen van zijn daden, temeer gezien hij zich in een opgehitste groep bevond, ook al kon hij die gevolgen op het ogenblik van de feiten niet volledig inschatten. Voor wat betreft de feiten D1 en E1 werd hierboven overwogen dat de aanval en derhalve ook het schoppen en stampen op een geselecteerd voertuig met Nederlandse nummerplaat en met Turkse inzittenden, leidt tot mededaderschap als materiële dader bij de feiten D1 en E 1. Vierde beklaagde was die avond in café de Platse. Hij was van in den beginne aanwezig bij de feiten en nam willens en wetens aan deel, wat hij ook bekende. Hij trok pas een paar personen weg omwille van hun eigen veiligheid - ze stonden voor de auto - en omdat hij vond dat het geweld werkelijk uit de hand liep. De beschouwingen met betrekking tot de ‘deelneming’ die vierde beklaagde in besluiten ontwikkelt zijn derhalve niet relevant. Vierde beklaagde bleef in voorhechtenis van 29/10/2002 tot 29/11/2002, waarop hij werd vrijgelaten onder voorwaarden. Hij leefde de voorwaarden na. Hij betoonde zijn spijt omtrent het gebeurde. Dat hij het geweld poogde te stoppen pleit in zijn voordeel. Vierde beklaagde beschikt over een blanco strafregister, doch was reeds eerder betrokken bij voetbalgerelateerde feiten. Vierde beklaagde is gediplomeerd sportleraar en geeft elke zaterdag 8 uur tennisles. In de week is hij thans werkzaam in de immobiliënsector. De rechtbank is van oordeel dat de in hoofde van vierde beklaagde bewezen bevonden feiten de uiting zijn van éénzelfde strafbare gedraging, zodat overeenkomstig artikel 65 Sw. voor alle feiten samen slechts een straf, namelijk de zwaarste, dient te worden opgelegd. Wat betreft de strafmaat voor de bewezen verklaarde feiten A, D1 en E1 vraagt vierde beklaagde in zijn besluiten een milde toepassing van de strafwet, subsidiair een werkstraf. Gelet op de goede naleving van de voorwaarden, zijn tewerkstelling, zijn blanco strafregister en de reeds ondergane voorlopige hechtenis meent de Correctionele rechtbank van Brugge, 30 december 2003
12
rechtbank dat een bijkomende effectieve gevangenisstraf niet aangewezen is. Rekening houdend met het ernstig en voetbal gerelateerd karakter van de bewezen verklaarde feiten, alsmede met zijn eerdere betrokkenheid bij feiten van supportersgeweld is de rechtbank van oordeel dat minstens een stadionverbod in hoofde van vierde beklaagde noodzakelijk voorkomt, hetwelk ingevolge de ten tijde van de feiten geldende voetbalwet niet kan worden opgelegd bij de autonome werkstraf gezien de feiten niet in het stadion zèlf werden gepleegd, doch wel in het kader van probatievoorwaarden. Derhalve komt een gevangenisstraf van 18 maanden, met uitstel gedurende drie jaar behalve de voorhechtenis onder de voorwaarden zoals hierna bepaald, waaronder 100 uren dienstverlening en een stadionverbod van 1 jaar, en een effectieve geldboete passend voor teneinde vierde beklaagde van recidive te weerhouden. 5.
Ten aanzien van vijfde beklaagde Bart J
Vijfde beklaagde betwist alle hem ten laste gelegde feiten. Hij stelt dat de feiten geenszins afdoende bewezen worden en enkel zijn gesteund op de kwalitatief slechte videobeelden en de verklaring van eerste beklaagde, die volgens vijfde beklaagde in een labiele toestand verkeerde en die hem heeft verward met een andere persoon m.n. Bart M, zijnde zesde beklaagde. Vijfde beklaagde heeft ter zitting van 25/11/2003 drie foto's neergelegd, dewelke enkele dagen voor de zitting van 25/11/2003 door een anoniem persoon in zijn brievenbus zouden zijn gestopt geweest. De rechtbank stelt vast dat de persoon met de beige pull, lichtkleurige rolkraagtrui, blauwe vest met oranje voering, ros haar en twee oorringen in het linker oor zeker niet vijfde beklaagde betreft en inderdaad eerder zesde beklaagde is. In elk geval is deze persoon drager van identieke kledij als de persoon, die door eerste beklaagde op het beeld 19.16.25 als de ‘rosten’ werd omschreven en die door haar aldus verkeerdelijk met vijfde beklaagde werd gelijkgesteld. De rechtbank dient dan ook vast te stellen dat eerste beklaagde inderdaad vijfde beklaagde heeft verward met een ander persoon, mogelijks met zesde beklaagde, die zekere gelijkenissen vertoont met vijfde beklaagde en sprekende gelijkenissen met de persoon op de door vijfde beklaagde voorgelegde foto's. Overigens gaf zesde beklaagde ook toe linksachter op het voertuig te hebben geschopt, net zoals de op hem lijkende persoon op het beeld 19.16.25 linksachter aan het schoppen is. Voor het overige wordt vijfde beklaagde op de videobeelden elders niet herkend en is hij volgens een aantal getuigen van achteraan het overvolle café mee naar buiten gelopen toen iedereen naar buiten ging op het ogenblik van de feiten om te zien wat er gaande was. Toen hij buiten kwam was het geviseerde voertuig reeds door politievoertuigen omsingeld. Gelet op al deze gegevens meent de rechtbank dat de ten laste van vijfde beklaagde gelegde feiten niet afdoende bewezen voorkomen, zodat de vrijspraak van vijfde beklaagde voor de feiten A, D1 en E1 zich opdringt. 6.
Ten aanzien van zesde beklaagde Bart M
Zesde beklaagde ontkent de hem ten laste gelegde feiten A, D1 en E1 niet. Hij werd door de harde kern van BCF zelf aangeduid. Hij gaf toe te hebben geschopt en gestampt op het voertuig, doch stelde dat hij te veel had gedronken, mee naar buiten was gelopen en aldus door de massa werd meegezogen. Het alcoholmisbruik van zesde beklaagde is uiteraard geen rechtvaardiging voor de feiten. Zesde beklaagde bleef in voorhechtenis van 10/11/2002 tot 29/11/2002, waarop hij werd vrijgelaten onder voorwaarden. Hij werd één keer gezien in een supporterscafé te Sint-Niklaas toen Club Brugge speelde, doch leefde tot dan zijn voorwaarden na. Hij stelt niet meer naar de wedstrijden van Club Brugge zèlf te gaan. Hij betoonde zijn spijt omtrent het gebeurde. Zesde beklaagde werd in het verleden enkel veroordeeld door de Correctionele rechtbank van Brugge, 30 december 2003
13
politierechtbank wegens intoxicatie aan het stuur en was eerder ook reeds betrokken bij voetbalgerelateerde feiten. Zesde beklaagde heeft vast werk als productiearbeider. Hij heeft een vaste vriendin waarmee hij samenwoont. De rechtbank is van oordeel dat de in hoofde van zesde beklaagde bewezen bevonden feiten de uiting zijn van éénzelfde strafbare gedraging, zodat overeenkomstig artikel 65 Sw. voor alle feiten samen slechts één straf, namelijk de zwaarste, dient te worden opgelegd. Wat betreft de strafmaat voor de bewezen verklaarde feiten A, D1 en E1 vraagt zesde beklaagde geen effectieve gevangenisstraf te willen opleggen, doch een werkstraf. Gelet op de in het algemeen toch goede naleving van de voorwaarden, zijn tewerkstelling, zijn nagenoeg blanco strafregister en de reeds ondergane voorlopige hechtenis meent de rechtbank dat een bijkomende effectieve gevangenisstraf niet aangewezen is. Rekening houdend met het ernstig en voetbal gerelateerd karakter van de bewezen verklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat minstens een stadionverbod in hoofde van zesde beklaagde noodzakelijk voorkomt, hetwelk ingevolge de ten tijde van de feiten geldende voetbalwet niet kan worden opgelegd bij de autonome werkstraf gezien de feiten niet in het stadion zelf werden gepleegd, doch wel in het kader van probatievoorwaarden. Derhalve komt een gevangenisstraf van 18 maanden, met uitstel gedurende drie jaar behalve de voorhechtenis onder de voorwaarden zoals hierna bepaald, waaronder 100 uren dienstverlening en een stadionverbod van 1 jaar, en een effectieve geldboete passend voor teneinde zesde beklaagde van recidive te weerhouden. 7.
Ten aanzien van zevende beklaagde Mathieu R
Zevende beklaagde ontkent het hem ten laste gelegde feit A niet. Hij gaf toe een drietal keer op het voertuig te hebben geschopt en gestampt, doch stelde niet te weten waarom hij het deed en meegedreven te zijn geweest door de kudde, die zich uit de café D naar buiten en naar het voertuig begaf. Deze opruiende sfeer gecombineerd met zijn alcoholverbruik speelden volgens zevende beklaagde een belangrijke rol. Uit de beelden blijkt inderdaad dat zevende beklaagde niet mee op de uitkijk stond, maar slechts op het laatste bij de feiten betrokken was. Het alcoholmisbruik van zevende beklaagde is uiteraard geen rechtvaardiging voor de feiten. De feiten D1 en E1 worden door zevende beklaagde wèl betwist. Dat bij de aanval op het voertuig voortdurend racistische slogans werden geroepen werd nogmaals bevestigd door de getuigen ter zitting, die aanwezig waren bij de feiten op de Platse. De opruiende sfeer gecombineerd met zijn alcoholverbruik zal ook wel bij het mee roepen van de slogans een belangrijke rol hebben gespeeld. De feiten D1 en E1 komen ook in zijn hoofde bewezen voor. Zevende beklaagde werd nooit onder aanhoudingsmandaat gesteld. Hij kwam pas meer dan een maand nà de feiten ter sprake in het dossier en ging onmiddellijk tot bekentenissen over. Hij betoonde zijn spijt omtrent het gebeurde en zag in fouten te hebben gemaakt. Zevende beklaagde heeft een blanco strafregister en liep in het verleden al eens een stadionverbod op. Hij heeft vast werk, een vaste relatie en is vader van een jong kindje. De rechtbank is van oordeel dat de in hoofde van zevende beklaagde bewezen bevonden feiten de uiting zijn van éénzelfde strafbare gedraging; Zodat overeenkomstig artikel 65 Sw. voor alle feiten samen slechts één straf, namelijk de zwaarste, dient te worden opgelegd. Wat betreft de strafmaat voor de bewezen verklaarde feiten A, D1 en E1 vraagt zevende beklaagde een werkstraf, minstens een straf met uitstel, zonodig gekoppeld aan voorwaarden. Gelet op zijn vlotte medewerking, zijn tewerkstelling en zijn blanco strafregister meent de rechtbank dat een effectieve gevangenisstraf niet aangewezen is. Rekening houdend met het ernstig en voetbal gerelateerd karakter van de bewezen verklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat minstens een stadionverbod in hoofde van zevende beklaagde
Correctionele rechtbank van Brugge, 30 december 2003
14
noodzakelijk voorkomt, hetwelk ingevolge de ten tijde van de feiten geldende voetbalwet niet kan worden opgelegd bij de autonome werkstraf gezien de feiten niet in het stadion zelf werden gepleegd, doch wel in het kader van probatievoorwaarden. Derhalve komt een gevangenisstraf van 18 maanden, met uitstel gedurende drie jaar onder de voorwaarden zoals hierna bepaald, waaronder 100 uren dienstverlening en een stadionverbod van 1 jaar, en een effectieve geldboete passend voor teneinde zevende beklaagde van recidive te weerhouden. 8.
Ten aanzien van achtste beklaagde Gino V
Achtste beklaagde betwist het hem ten laste gelegde feit A niet, doch de overige feiten B, C, DI en E1 wel. Op de videobeelden van de feiten op de Platse is héél duidelijk te zien hoe achtste beklaagde met veel geweld tekeer gaat tegen het voertuig (beelden 19.15.02, 19.16.11 en 19.16.16). Ook op de beelden van de feiten in het centrum kan achtste beklaagde worden herkend. Hij heeft daarbij iets in de hand, doch het is niet duidelijk wat. Bij beide feiten werd er massaal geroepen en getierd. De racistische uitspraken zijn goed te horen op de opname van de feiten in het centrum. Ook de ten laste gelegde feiten B, C, D1 en E1 komen in hoofde van achtste beklaagde manifest bewezen voor. Achtste beklaagde bleef in voorhechtenis van 7/11/2002 tot 17/12/2002, waarop hij werd vrijgelaten onder voorwaarden. Niettegenstaande achtste beklaagde reeds diverse administratieve stadionverboden opliep tot juni 2005 werd hij op 26/07/2003 en op 13/09/2003 gezien in het voetbalstadion te Brugge naar aanleiding van twee wedstrijden van Club Brugge. Ook op 5/11/2003 nam achtste beklaagde deel aan de rellen te Amsterdam naar aanleiding van de wedstrijd Ajax / Club Brugge, waarvoor hij op 16/02/2004 voor de rechter in Nederland dient te verschijnen. Tenslotte werd achtste beklaagde ook recentelijk veroordeeld door de Correctionele Rechtbank te Brugge wegens opzettelijke slagen en verwondingen met werkonbekwaamheid op 5/05/2001 ter gelegenheid van de voetbalmatch Club Brugge / Anderlecht. Niettegenstaande zijn hooliganhistoriek blijft achtste beklaagde gewoon verder gaan met zijn agressie en gewelddadig gedrag. Zijn strafregister telt ook nog een veroordeling wegens weerspannigheid en drie veroordelingen van de Politierechtbank te Sint-Niklaas. De rechtbank is van oordeel dat de in hoofde van achtste beklaagde bewezen bevonden feiten de uiting zijn van éénzelfde strafbare gedraging, zodat overeenkomstig artikel 65 Sw. voor alle feiten samen slechts één straf, namelijk de zwaarste, dient te worden opgelegd. Wat betreft de strafmaat voor de bewezen verklaarde feiten A, B, C, D1 en E1 vraagt achtste beklaagde een werkstraf of een gevangenisstraf met probatie-uitstel te willen opleggen. Gelet op de ernst van de diverse lastens achtste beklaagde gelegde feiten en op het gegeven dat achtste beklaagde duidelijk alle regels aan zijn laars lapt, meent de rechtbank niet te kunnen ingaan op dit verzoek van achtste beklaagde. Een effectieve gevangenisstraf en geldboete, zoals hierna bepaald, dringen zich op in hoofde van achtste beklaagde, teneinde hem eindelijk het verkeerde van zijn houding te doen inzien. 9.
Ten aanzien van negende beklaagde Davy B
Negende beklaagde betwist de hem ten laste gelegde feiten B, C, D1 en E1. Op de videobeelden van de feilen in het centrum is negende beklaagde te zien in de Steenstraat en niet als iemand die rustig aan het winkelen is! Negende beklaagde verklaarde trouwens zelf met 40 supporters vanuit een café aan 't Zand naar de Steenstraat te zijn gelopen, wanneer ze hoorden dat er Turkse supporters rondliepen. Op het ogenblik dat de Turkse supporters hen zagen vielen zij hen aan en zijn zij ook beginnen vechten. Hij had volgens zijn verklaring aan de onderzoeksrechter op dat ogenblik ook zin in een vechtpartij. Negende beklaagde Correctionele rechtbank van Brugge, 30 december 2003
15
koos aldus helemaal niet het hazenpad, zoals hij wil doen geloven. Hij gaf tevens toe met de anderen scheldwoorden en racistische slogans te hebben geroepen naar de Turkse supporters. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de vaststellingen en de gegevens van het strafdossier, op de eigen verklaringen van negende beklaagde en in het bijzonder op de videobeelden van de feiten in het centrum de aan negende beklaagde ten laste gelegde feiten bewezen voorkomen. Negende beklaagde bleef in voorhechtenis van 18/11/2002 tot 10/1212002, waarop hij werd vrijgelaten onder voorwaarden. Hij leefde de voorwaarden na. Hij werd op 8/02/1999 door de Correctionele Rechtbank te Brugge veroordeeld wegens opzettelijke slagen en verwondingen aan een agent en op 6/02/2000 administratief opgepakt naar aanleiding van moeilijkheden bij de wedstrijd Anderlecht / Club Brugge. Negende beklaagde heeft vast werk en is voor zijn werk meermaals voor langere perioden in het buitenland. Hij woont nog in bij zijn ouders. De rechtbank is van oordeel dat de in hoofde van negende beklaagde bewezen bevonden feiten de uiting zijn van éénzelfde strafbare gedraging, zodat overeenkomstig artikel 65 Sw. voor alle feiten samen slechts één straf, namelijk de zwaarste, dient te worden opgelegd. Wat betreft de strafmaat voor de bewezen verklaarde feiten B, C, D1 en E1 vraagt negende beklaagde de gunst van de opschorting al dan niet verbonden aan probatievoorwaarden, minstens een straf met uitstel al dan niet verbonden aan probatievoorwaarden. Gelet op de ernst der feiten meent de rechtbank geenszins te kunnen ingaan op het verzoek tot opschorting. In acht genomen de goede naleving van de voorwaarden, zijn tewerkstelling en de reeds ondergane voorlopige hechtenis meent de rechtbank wel de gevangenisstraf van 15 maanden met probatie-uitstel gedurende drie jaar te kunnen verlenen, waarbij de dienstverlening wordt beperkt tot 40 uren, gezien negende beklaagde deze moeilijker kan uitvoeren door zijn veelvuldig langdurig verblijf in het buitenland. Ook een stadionverbod van één jaar dient als voorwaarde te worden gesteld. Daarnaast komt een zwaardere effectieve geldboete in hoofde van negende beklaagde aangewezen voor. 10. Ten aanzien van tiende beklaagde Johan V Tiende beklaagde ontkent de hem ten laste gelegde feiten B, C, D1 en El. Hij stelt dat hij bij toeval fysisch aanwezig was in de Steenstraat, doch niets te maken had met de feitelijkheden. Op de videobeelden van de feiten in het centrum kan nochtans worden gezien dat tiende beklaagde, nà te zijn gevallen, iemand vast neemt bij de jas en door elkaar schudt. Enkele beelden verder loopt tiende beklaagde samen met een groep medesupporters een Turkse supporter achterna en vervolgens is hij opnieuw bij een schermutseling betrokken tussen één Turk en twee Brugse supporters. Voorts is hij er duidelijk opnieuw bij als één van zijn kompanen met een paraplu slaat in de richting van een Turk en tenslotte slaat hij naast een op de grond liggende en afgetroefde Turk, de armen wijd open oom aan te tonen dat het genoeg is geweest. Gelet op deze beelden kan tiende beklaagde bezwaarlijk gaan volhouden niets met de feitelijkheden te maken te hebben. Overigens is naar aanleiding van de huiszoeking bij tiende beklaagde gebleken dat hij zich graag in het hooliganmilieu ophoudt. Er werden immers verschillende video's gevonden met beelden van voetbalgeweld, alsmede krantenartikels. Uit het GSM-onderzoek is gebleken dat één minuut nadat elfde beklaagde telefonisch contact had met Markus S; wel gekend voor voetbal gerelateerde feiten, ook tiende beklaagde een gesprek voerde met deze Markus S. Tevens werd vastgesteld dat tiende beklaagde kort nà de match ook opgebeld werd door een Turk, waaromtrent hij geen nadere uitleg wil verschaffen. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de vaststellingen en de gegevens van het strafdossier en in het bijzonder op de videobeelden van de feiten in het centrum de aan tiende beklaagde ten laste gelegde feiten bewezen voorkomen.
Correctionele rechtbank van Brugge, 30 december 2003
16
Tiende beklaagde blijft net zoals bij zijn eerdere verhoren tegen alle evidenties en stukken van het dossier in zijn aandeel ontkennen. Zijn eerste verklaringen staan bol van ongeloofwaardigheden en leugens en zijn medewerking aan het onderzoek was nihil. Tiende beklaagde bleef in voorhechtenis van 21/11/2002 tot 29/11/2002, waarop hij werd vrijgelaten onder voorwaarden. Hij leefde de voorwaarden na. Hij werd in het verleden reeds administratief opgepakt naar aanleiding van moeilijkheden bij een voetbalwedstrijd, maar beschikt nog over een blanco strafregister. Hij werkt als magazijnier en woont nog thuis bij zijn ouders. De rechtbank is van oordeel dat de in hoofde van tiende beklaagde bewezen bevonden feiten de uiting zijn van éénzelfde strafbare gedraging, zodat overeenkomstig artikel 65 Sw. voor alle feiten samen slechts één straf, namelijk de zwaarste, dient te worden opgelegd. Wat betreft de strafmaat voor de bewezen verklaarde feiten B, C, D1 en E1 meent de rechtbank dat een effectieve gevangenisstraf niet aangewezen is, gelet op de reeds ondergane voorhechtenis en de tewerkstelling van tiende beklaagde. Rekening houdend met het ernstig en voetbal gerelateerd karakter van de bewezen verklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 15 maanden, met uitstel gedurende drie jaar onder de voorwaarden zoals hierna bepaald, waaronder 80 uren dienstverlening en een stadionverbod van 1 jaar, en een effectieve geldboete passend voorkomt teneinde tiende beklaagde van recidive te weerhouden. 11. Ten aanzien van elfde beklaagde Serge S Elfde beklaagde ontkent de hem ten laste gelegde feiten B, C, D1 en E1. Hij stelt geenszins betrokken te zijn geweest bij de vechtpartijen tussen de rivaliserende supporters te Brugge in het centrum. Hij geeft wel toe dat hij aanwezig was in de omgeving, omdat hij zinnens was met Markus S, die zijn voertuig aan het Beursplein, had geparkeerd, naar de Quick te gaan op de Markt. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van elfde beklaagde niet geloofwaardig zijn. Vooreerst is er de aanvankelijke pertinente verklaring van Davy B, negende beklaagde, die stelde dat Serge S het grootste aandeel had in het gebeuren in de Steenstraat. Dat deze verklaring naderhand door Davy B naar aanleiding van de confrontatie met elfde beklaagde werd ingetrokken omdat hij bij deze uitspraak lastens Serge S zogezegd een “dom moment” had, moet met de grootste omzichtigheid worden beoordeeld. Vervolgens is er de verklaring van de onafhankelijke getuige V die uit de aan hem voorgelegde foto's onmiddellijk de foto van elfde beklaagde haalt als zijnde een persoon die hij met 100 % zekerheid heeft zien lopen bij een groep jongeren, die in de richting van de Markt achter een Turks persoon aanliepen. De 5 à 7 jongeren hebben vervolgens deze Turkse persoon aangevallen, doch de getuige heeft op dat ogenblik elfde beklaagde niet zien slaan. Verder blijkt uit het GSM-onderzoek van elfde beklaagde tevens dat hij op de dag en rond het uur van de feiten véél korte telefonische gesprekken had. Bovendien had elfde beklaagde telefonisch contact met Markus S, wel gekend voor voetbalgerelateerde feiten, één minuut voor laatstgenoemde ook met tiende beklaagde een gesprek voerde. Tenslotte kan niet worden ontkend dat elfde beklaagde een ongebruikelijke weg nam om van het Beursplein naar de Markt te gaan. De weg langs de Noordzandstraat is wel degelijk een omweg, tenzij elfde beklaagde nog zonodig langs de (…) diende te passeren. Het dient wel gesteld dat elfde beklaagde niet te zien is op de beelden. Elfde beklaagde, die de beelden goed had bestudeerd en zelfs een deel van de beelden had gedownload voor zijn aanhouding op 21/11/2002, dacht zich aldus gerust te kunnen prijzen en bereidde zijn verklaring dan ook goed voor. In deze omstandigheden kon ook Correctionele rechtbank van Brugge, 30 december 2003
17
naar aanleiding van de huiszoeking bij elfde beklaagde niet veel meer worden aangetroffen. Het computeronderzoek reveleerde dat elfde beklaagde wel kort voor de match van 23/10/2002 e-mails verzond met ondermeer als onderwerp Bruges Casual Firm, Harde kern Beersehot, Soccer fans, .... De rechtbank is dan ook van oordeel dat er in hoofde van elfde beklaagde voldoende gewichtige, bepaalde en met elkaar overeenstemmende vermoedens bestaan, die bewijzen dat elfde beklaagde wel degelijk betrokken is geweest bij de rellen in het centrum. Dat bij deze rellen voortdurend racistische slogans werden geroepen kan afdoende worden gehoord bij de betreffende beelden. De feiten B, C, D1 en E1 komen in hoofde van elfde beklaagde wel degelijk bewezen voor. De door elfde beklaagde voorgelegde verklaring van zijn vriend Markus S doet geen afbreuk aan de overtuiging van de rechtbank, gezien deze verklaring bezwaarlijk als objectief kan worden beschouwd. Dat de objectiviteit van het onderzoek lastens elfde beklaagde in het gedrang werd gebracht doordat een deel van het onderzoek werd uitgevoerd door de broer van elfde beklaagde, zijnde Inspecteur van Politie, kan niet worden gevolgd gezien laatstgenoemde zich uit de zaak heeft getrokken van het ogenblik dat zijn broer ter sprake kwam. Overigens toont elfde beklaagde niet aan waarin zijn rechten van verdediging daardoor werden geschonden. Elfde beklaagde bleef in voorhechtenis van 21/11/2002 tot 29/11/2002, waarop hij werd vrijgelaten onder voorwaarden. Hij leefde de voorwaarden na. Hij werd in het verleden reeds ettelijke malen administratief en gerechtelijk opgepakt naar aanleiding van moeilijkheden bij een voetbalwedstrijd. Zijn strafregister kent één veroordeling wegens onwettige wapendracht. Hij werkt bij B, waardoor hij regelmatig naar het buitenland moet, en woont nog thuis bij zijn ouders. De rechtbank is van oordeel dat de in hoofde van elfde beklaagde bewezen bevonden feiten de uiting zijn van éénzelfde strafbare gedraging, zodat overeenkomstig artikel 65 Sw. voor alle feiten samen slechts één straf, namelijk de zwaarste, dient te worden opgelegd. Wat betreft de strafmaat voor de bewezen verklaarde feiten B, C, D1 en E1 meent de rechtbank dat in acht genomen de goede naleving van de voorwaarden, zijn tewerkstelling en de reeds ondergane voorlopige hechtenis een gevangenisstraf van 15 maanden met probatie-uitstel gedurende driejaar kan worden verleend, waarbij de dienstverlening wordt beperkt tot 40 uren, gezien elfde beklaagde deze moeilijker kan uitvoeren door zijn veelvuldig verblijf in het buitenland. Ook een stadionverbod van één jaar dient als voorwaarde te worden gesteld. Daarnaast komt een zwaardere effectieve geldboete in hoofde van elfde beklaagde aangewezen voor. ******* De feiten werden gepleegd na 1 januari 2002 zodat de uit te spreken geldboetes rechtstreeks in euro dienen te worden uitgedrukt en de opdecimes gebracht worden op veertig bij toepassing van art. 2, 4 al. 1 en 9 van de wet van 26 juni 2000. *******
II.
OP BURGERLIJK GEBIED:
Voorafgaandelijk dient te worden opgemerkt dat de rechtbank van oordeel is dat alle schade ingevolge het geweld op de wagen dient te worden vergoed, hetgeen impliceert dat ook de inzittenden recht hebben op volledige vergoeding van hun schade, die weliswaar indirect doch wel degelijk ingevolge het feit A werd geleden. De rechtbank neemt tevens aan dat de drie inzittenden van de wagen ongetwijfeld zware psychische schade hebben geleden door de feiten, die voor hen ontegensprekelijk als levensbedreigend werden ervaren. Door de burgerlijke partijen worden echter geen stukken voorgelegd, ook niet met betrekking tot de door hen
Correctionele rechtbank van Brugge, 30 december 2003
18
opgelopen materiële schade, zodat de rechtbank genoodzaakt is de schade van de drie slachtoffers ex aequo et bono te begroten. 1.
Ten aanzien van de burgerlijke partij Nihat T:
Deze burgerlijke partij zou een zware hoofdwonde en een gebroken neus hebben opgelopen ten gevolge van het geweld op de wagen. Ongetwijfeld was er ook kledijschade, alsmede administratieve kosten. De burgerlijke partij vordert voor alle schade samen een bedrag van 5.496,84 euro. De rechtbank begroot deze vordering ex aequo et bono op een bedrag van 2.600 euro lastens eerste, tweede, derde, vierde, zesde, zevende en achtste beklaagde. Gelet op de vrijspraak van vijfde beklaagde is de rechtbank onbevoegd om te oordelen over de vordering van deze burgerlijke partij lastens vijfde beklaagde. 2
Ten aanzien van de burgerlijke partij Bulent T
Deze burgerlijke partij was de chauffeur van het voertuig. Hij werd bewusteloos geslagen en liep diverse krabwonden op. Ongetwijfeld was er ook kledij- en brilschade, alsmede administratieve kosten. De burgerlijke partij vordert voor alle schade samen een bedrag van 5.396,84 euro. De rechtbank begroot deze vordering ex aequo et bono op een bedrag van 2.400 euro lastens eerste, tweede, derde, vierde, zesde, zevende en achtste beklaagde. Nopens de door deze burgerlijke partij gevorderde voertuigschade wordt door de burgerlijke partij geen enkel bewijsstuk voorgelegd waaruit blijkt dat hij deze schade aan de eigenaar diende te vergoeden, zodat deze vordering als ongegrond dient te worden afgewezen. Gelet op de vrijspraak van vijfde beklaagde is de rechtbank onbevoegd om te oordelen over de vordering van deze burgerlijke partij lastens vijfde beklaagde. 3.
Ten aanzien van de burgerlijke partij Eyup G
Deze burgerlijke partij zat achteraan in het voertuig en werd het ergst getroffen doordat hij langs weerszijden werd aangevallen door de beide gebroken achtervensters. Hij zou nog zwaar te lijden hebben aan angstaanvallen en durft daarom zijn woning nog amper te verlaten. Het was tevens zijn jas die in brand werd gestoken. Ongetwijfeld was er aldus kledijschade, alsmede administratieve kosten. De burgerlijke partij vordert voor alle schade samen een bedrag van 5.496,84 euro. De rechtbank begroot deze vordering ex aequo et bono op een bedrag van 3.000 euro lastens eerste, tweede, derde, vierde, zesde, zevende en achtste beklaagde. Gelet op de vrijspraak van vijfde beklaagde is de rechtbank onbevoegd om te oordelen over de vordering van deze burgerlijke partij lastens vijfde beklaagde. 4.
Ten aanzien van de burgerlijke partij, het CGKR
Deze burgerlijke partij betreft een instelling van openbaar nut en is overeenkomstig artikel 11 §5 van de Wet van 13 april 1995 bevoegd om in rechte op te treden in alle rechtsgeschillen waartoe de toepassing van de Wet houdende bepalingen tot bestrijding van de mensenhandel en van de kinderpornografie aanleiding kan geven (sic). Het Centrum kan zich burgerlijke partij stellen voor het nadeel dat berokkend werd aan de doelstellingen die zij nastreeft, met name zich inzetten voor het ideaal van verdraagzaamheid en gastvrijheid o.a. door de overheid bij te staan in haar taak deze idealen in de praktijk om te zetten. Correctionele rechtbank van Brugge, 30 december 2003
19
De burgerlijke partij vordert een vergoeding van 2.500 euro op alle schade, omdat zij van oordeel is dat de feiten een manifeste inbreuk vormden op haar doelstellingen. Het centrum legt een aantal stukken neer omtrent de inspanningen die zij leverde tegen het racisme, ook in het kader van de voetbal (de actie “Rode kaart voor racisme”). Gelet op deze inspanningen zijn de belangen van het Centrum geschonden. Deze burgerlijke partij legt echter geen enkel bewijskrachtig stuk voor omtrent de door haar effectief geleden schade. De Rechtbank neemt aan dat door de feiten de doelstellingen van het Centrum manifest werden geschonden, zodat de burgerlijke partij principieel gerechtigd is op de vergoeding van de door haar geleden schade. Gezien echter niet wordt bewezen hoe groot deze schade is, meent de Rechtbank de vordering van deze burgerlijke partij te moeten herleiden tot een vergoeding van 1.250 euro lastens eerste, tweede, derde, vierde, zesde, zevende, achtste, negende, tiende en elfde beklaagde. Gelet op de vrijspraak van vijfde beklaagde is de rechtbank onbevoegd om te oordelen over de vordering van deze burgerlijke partij lastens vijfde beklaagde. ******* OM DEZE REDENEN Gelet op de hiernavolgende artikelen, door de Voorzitter aangeduid (…) DE RECHTBANK, Rechtdoende OP TEGENSPRAAK: Herkwalificeert volgende feiten: Voor wat betreft de feiten D1 en 2 en E1 en 2, waar artikel 1, tweede lid, van de antiracismewet thans is vervangen door artikel 1, derde lid, ingevolge de wet van 20/01/2003 (B.S. 12/02/2003). Voor wat betreft feit A naar een inbreuk op artikel 521, 3e lid Sw., nl.: “A. Als daders, ofwel om een misdaad of een wanbedrijf hieronder omschreven te hebben uitgevoerd, ofwel om aan de uitvoering rechtstreeks te hebben medegewerkt, ofwel om door enige daad, tot de uitvoering ervan zodanige hulp te hebben verleend dat, zonder hun bijstand, de misdaad of het wanbedrijf niet had kunnen worden gepleegd, ofwel om door giften, beloften, bedreigingen, misbruik van gezag of van macht, misdadige kuiperijen of arglistigheden, rechtstreeks het misdrijf te hebben uitgelokt, Ten nadele van Nihat T, Bulent T, Eyup G, een personenwagen Nissan toebehorende aan Ramazan Y, geheel of gedeeltelijk vernield of onbruikbaar gemaakt te hebben, met het oogmerk om te schaden, te Brugge op 23 oktober 2002.” Verklaart de feiten in hoofde van Bart J niet bewezen, spreekt hem bijgevolg vrij en ontslaat hem dienaangaande van elke verdere rechtsvervolging zonder kosten. Stelt vast dat er in hoofde van Peter V twijfel bestaat voor wat betreft het feit C, ontslaat deze beklaagde bijgevolg uit dien hoofde van alle verdere rechtsvervolging zonder kosten. Verklaart voor het overige de feiten (A, D1, D2, E1 & E2 zoals geherkwalificeerd) in hoofde van de beklaagden bewezen Wijst de vraag van Davy B tot opschorting van de uitspraak van de veroordeling af als ongegrond.
OP STRAFGEBIED: *
Veroordeelt de eerste gedaagde hoofdens de feiten A, D1 & E1 (zoals geherkwalificeerd) samen tot: -
een hoofdgevangenisstraf van EEN (1) JAAR & Correctionele rechtbank van Brugge, 30 december 2003
20
-
een effectieve geldboete van .HONDERD EURO te vermeerderen met 40 opdeciemen en alzo gebracht op VIJFHONDERD (500) EURO.
Bij toepassing van artikel 1 der wet van 5 maart 1952, zoals gewijzigd door de wetten van 22 december 1969, van 25 juni 1915, van 02 juli 1981, van 22 december 1989, van 20 juli 1991, van 26 juni 1992, art. 1.2° van de wet van 24 december 1993 en art. 4 al. 1 en 9 van de wet van 26 juni 2000, waarbij de geldboete met veertig decimes dient.te worden verhoogd. Beveelt dat, bij gebrek aan betaling binnen de door de wet bepaalde tijd, voormelde geldboete zal mogen vervangen worden door een gevangenisstraf van ÉÉN MAAND. De rechtbank stelt vast dat deze veroordeelde nog geen veroordeling opgelopen heeft tot een criminele straf of tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan twaalf maanden (artikel 4 van de wet van 10 februari 1994) en meent dat een opdeproefstelling van aard is om de verbetering van deze veroordeelde te doen verhopen. Gelet op artikel 8 der wet van 29 juni 1964, beveelt dat de tenuitvoerlegging van onderhavig vonnis binnen de perken van artikel 14 van dezelfde wet, uitgesteld wordt voor een termijn van drie jaar voor wat betreft de uitgesproken hoofdgevangenisstraf van één jaar, met uitzondering van de reeds ondergane voorlopige hechtenis. *
Veroordeelt de tweede gedaagde hoofdens de feiten A, B, D1, D2, E1 & E2 (A, D1, D2, E1 & E2 zoals geherkwalificeerd) samen tot: -
een hoofdgevangenisstraf van TWEE (2) JAAR &
-
een effectieve geldboete van HONDERD EURO te vermeerderen met 40 opdeciemen en alzo gebracht op VIJFHONDERD (500) EURO.
(…) Beveelt dat, bij gebrek aan betaling binnen de door de wet bepaalde tijd, voormelde geldboete zal mogen vervangen worden door een gevangenisstraf van ÉÉN MAAND. De rechtbank stelt vast dat deze veroordeelde nog geen veroordeling opgelopen heeft tot een criminele straf of tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan twaalf maanden (artikel 4 van de wet van 10 februari 1994) en meent dat een opdeproefstelling van aard is om de verbetering van deze veroordeelde te doen verhopen. Gelet op artikel 8 der wet van 29 juni 1964, beveelt dat de tenuitvoerlegging van onderhavig vonnis binnen de perken van artikel 14 van dezelfde wet, uitgesteld wordt voor een termijn van VIJF (5) JAAR voor wat betreft de uitgesproken hoofdgevangenisstraf van twee jaar, met uitzondering van de reeds ondergane voorlopige hechtenis en mits naleving van de hierna volgende voorwaarden, waarmede betrokkene voor akkoord heeft getekend op het zittingsblad van heden, nl.: 1.
Van algemeen goed gedrag zijn.
2.
Nauw contact onderhouden met de justitieassistent en diens richtlijnen en afspraken stipt volgen.
3.
Bij verandering van verblijf en / of domicilie, de justitieassistent op voorhand inlichten.
4.
Gedurende TWEE (2) JAAR op geen enkele wijze contact hebben met supporters van Club Brugge en organisaties, van welke aard ook, van supporters van Club Brugge.
5.
Gedurende TWEE (2) JAAR geen uit- of thuiswedstrijden van Club Brugge bijwonen en op het ogenblik van deze wedstrijden zich aanbieden bij de politie van zijn woon- of verblijfplaats.
6.
Zijn therapie in het psychiatrisch ziekenhuis volledig afwerken.
Correctionele rechtbank van Brugge, 30 december 2003
21
7.
Gedurende HONDERDVIJFTIG (150) UREN een dienstverlening te volbrengen, in een project aan te duiden door de probatiecommissie in overleg; met de justitieassistent, dit binnen de twaalf maanden na de dag waarop het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan.
*
Veroordeelt de derde gedaagde hoofdens de feiten A, D1 & E1 (zoals geherkwalificeerd) samen tot: -
een hoofdgevangenisstraf van ACHTTIEN (18) MAANDEN &
-
een effectieve geldboete van HONDERD EURO te vermeerderen met 40 opdeciemen en alzo gebracht op VIJFHONDERD (500) EURO.
(…) Beveelt dat, bij gebrek aan betaling binnen de door de wet bepaalde tijd, voormelde geldboete zal mogen vervangen worden door een gevangenisstraf van EEN MAAND. De rechtbank stelt vast dat dele veroordeelde nog geen veroordeling opgelopen heeft tot een criminele straf of tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan twaalf maanden (artikel 4 van de wet van 10 februari 1994) en meent dat een opdeproefstelling van aard is om de verbetering van deze veroordeelde te doen verhopen. Gelet op artikel 8 der wet van 29 juni 1964, beveelt dat de tenuitvoerlegging van onderhavig vonnis binnen de perken van artikel 14 van dezelfde wet, uitgesteld wordt voor een termijn van DRIE (3) JAAR voor wat betreft de uitgesproken hoofdgevangenisstraf van achttien maanden, met uitzondering van de reeds ondergane voorlopige hechtenis en mits naleving van de hierna volgende voorwaarden, waarmede betrokkene voor akkoord heeft getekend op het zittingsblad van heden, nl.: 1.
Van algemeen goed gedrag zijn.
2.
Nauw contact onderhouden met de justitieassistent en diens richtlijnen en afspraken stipt volgen.
3.
Bij verandering van verblijf en / of domicilie, de justitieassistent op voorhand inlichten.
4.
Gedurende EEN (1) JAAR op geen enkele wijze contact hebben met supporters van Club Brugge en organisaties, van welke aard ook, van supporters van Club Brugge.
5.
Gedurende ÉÉN (1) JAAR geen uit- of thuiswedstrijden van Club Brugge bijwonen en op het ogenblik van deze wedstrijden zich aanbieden bij de politie van zijn woon- of verblijfplaats.
6.
Gedurende HONDERD (100) UREN een dienstverlening te volbrengen, in een project aan te duiden door de probatiecommissie in overleg met de justitieassistent, dit binnen de twaalf maanden na de dag waarop het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan.
*
Veroordeelt de vierde gedaagde hoofdens de feiten A, D1 & E1 (zoals geherkwalifrceerd) samen tot: -
een hoofdgevangenisstraf van ACHTTIEN (18) MAANDEN &
-
een effectieve geldboete van HONDERD EURO te vermeerderen met 40 opdeciemen en alzo gebracht op VIJFHONDERD (500) EURO
(…) Beveelt dat, bij gebrek aan betaling binnen de door de wet bepaalde tijd, voormelde geldboete zal mogen vervangen worden door een gevangenisstraf van ÉÉN MAAND.
Correctionele rechtbank van Brugge, 30 december 2003
22
De rechtbank stelt vast dat deze veroordeelde nog geen veroordeling opgelopen heeft tot een criminele straf of tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan twaalf maanden (artikel 4 van de wet van 10 februari 1994) en meent dat een opdeproefstelling van aard is om de verbetering van deze veroordeelde te doen verhopen. Gelet op artikel 8 der wet van 29 juni 1964, beveelt dat de tenuitvoerlegging van onderhavig vonnis binnen de perken van artikel 14 van dezelfde wet, uitgesteld wordt voor een termijn van DRIE (3) JAAR voor wat betreft de uitgesproken hoofdgevangenisstraf van achttien maanden, met uitzondering van de reeds ondergane voorlopige hechtenis en mits naleving van de hierna volgende voorwaarden, waarmede betrokkene voor akkoord heeft getekend op het zittingsblad van heden, nl.: 1.
Van algemeen goed gedrag zijn.
2.
Nauw contact onderhouden met de justitieassistent en diens richtlijnen en afspraken stipt volgen.
3.
Bij verandering van verblijf en 1 of domicilie, de justitieassistent op voorhand inlichten.
4.
Gedurende ÉÉN (1) JAAR op geen enkele wijze contact hebben met supporters van Club Brugge en organisaties, van welke aard ook, van supporters van Club Brugge.
5.
Gedurende ÉÉN (1) JAAR geen uit- of thuiswedstrijden van Club Brugge bijwonen en op het ogenblik van deze wedstrijden zich aanbieden bij de politie van zijn woon- of verblijfplaats.
6.
Gedurende HONDERD (100) UREN een dienstverlening te volbrengen, in een project aan te duiden door de probatiecommissie in overleg met de justitieassistent, dit binnen de twaalf maanden na de dag waarop het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan.
*
Veroordeelt de zesde gedaagde hoofdens de feiten A, D1 & E1 (zoals geherkwalifieeerd) samen tot: -
een hoofdgevangenisstraf van ACHTTIEN (18) MAANDEN &
-
een effectieve geldboete van HONDERD EURO te vermeerderen met 40 opdeciemen en, alzo gebracht op VIJFHONDERD (500) EURO.
(…) Beveelt dat, bij gebrek aan betaling binnen de door de wet bepaalde tijd, voormelde geldboete zal mogen vervangen worden door een gevangenisstraf van EEN MAAND. De rechtbank stelt vast dat deze veroordeelde nog geen veroordeling opgelopen heeft tot een criminele straf of tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan twaalf maanden (artikel 4 van de wet van. 10 februari 1994) en meent dat een opdeproefstelling van aard is om de verbetering van deze veroordeelde te doen verhopen. Gelet op artikel 8 der wet van 29 juni 1964, beveelt dat de tenuitvoerlegging van onderhavig vonnis binnen de perken van artikel 14 van dezelfde wet, uitgesteld wordt voor een termijn van DRIE (3) JAAR voor wat betreft de uitgesproken hoofdgevangenisstraf van achttien maanden, met uitzondering van de reeds ondergane voorlopige hechtenis en mits naleving van de hierna volgende voorwaarden, waarmede betrokkene voor akkoord heeft getekend op het zittingsblad van heden, nl.: 1.
Van algemeen goed gedrag zijn.
2.
Nauw contact onderhouden met de justitieassistent en diens richtlijnen en afspraken stipt volgen.
3.
Bij verandering van verblijf en / of domicilie, de justitieassistent op voorhand inlichten.
4.
Gedurende EEN (1) JAAR op geen enkele wijze contact hebben met supporters van Club Brugge en organisaties, van welke aard ook, van supporters van Club Brugge. Correctionele rechtbank van Brugge, 30 december 2003
23
5.
Gedurende EEN (1) JAAR geen uit- of thuiswedstrijden van Club Brugge bijwonen en op het ogenblik van deze wedstrijden zich aanbieden bij de politie van zijn woon- of verblijfplaats.
6.
Gedurende HONDERD (100) UREN een dienstverlening te volbrengen, in een project aan te duiden door de probatiecommissie in overleg met de justitieassistent, dit binnen de twaalf maanden na de dag waarop het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan.
*
Veroordeelt de zevende gedaagde hoofdens de feiten A, D1 & E1 (zoals geherkwalificeerd) samen tot: -
een hoofdgevangenisstraf van ACHTTIEN (18) MAANDEN &
-
een effectieve geldboete van HONDERD EURO te vermeerderen met 40 opdeciemen en alzo gebracht op VIJFHONDERD (500) EURO.
(…) Beveelt dat, bij gebrek aan betaling binnen de door de wet bepaalde tijd, voormelde geldboete zal mogen vervangen worden door een gevangenisstraf van ÉÉN MAAND. De rechtbank stelt vast dat deze veroordeelde nog geen veroordeling opgelopen heeft tot een criminele straf of tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan twaalf maanden (artikel 4 van de wet van 10 februari 1994) en meent dat een opdeproefstelling van aard is om de verbetering; van deze veroordeelde te doen verhopen. Gelet op artikel 8 der wet van 29 juni 1964, beveelt dat de tenuitvoerlegging van onderhavig vonnis binnen de perken van artikel 14 van dezelfde wet, uitgesteld wordt voor een termijn van DRIE (3) JAAR voor wat betreft de uitgesproken hoofdgevangenisstraf van achttien maanden, mits naleving van de hierna volgende voorwaarden, waarmede betrokkene voor akkoord heeft getekend op het zittingsblad van heden, nl.: 1.
Van algemeen goedgedrag zijn.
2.
Nauw contact onderhouden met de justitieassistent en diens richtlijnen en afspraken stipt volgen.
3.
Bij verandering van verblijf en 1 of domicilie, de justitieassistent op voorhand inlichten.
4.
Gedurende ÉÉN (1) JAAR op geen enkele wijze contact hebben met supporters van Club Brugge en organisaties, van welke aard ook, van supporters van Club Brugge.
5.
Gedurende ÉÉN (1) JAAR geen uit- of thuiswedstrijden van Club Brugge bijwonen en op het ogenblik van deze wedstrijden zich aanbieden bij de politie van zijn woon- of verblijfplaats.
6.
Gedurende HONDERD (100) UREN een dienstverlening te volbrengen, in een project aan te duiden door de probatiecommissie in overleg met de justitieassistent, dit binnen de twaalf maanden na de dag waarop het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan.
*
Veroordeelt de achtste gedaagde hoofdens de feiten A, B, C, D1 & E1 (A, D1 & E1 zoals geherkwalificeerd) samen tot: -
een effectieve hoofdgevangenisstraf van TWEE (2) JAAR &
-
een effectieve geldboete van TWEEHONDERD (200) EURO te vermeerderen met 40 opdeciemen en alzo gebracht op DUIZEND (1000) EURO.
(…) Beveelt dat, bij gebrek aan betaling binnen de door de wet bepaalde tijd, voormelde geldboete zal mogen vervangen worden door een gevangenisstraf van TWEE MAANDEN. Correctionele rechtbank van Brugge, 30 december 2003
24
*
Veroordeelt de negende gedaagde hoofdens de feiten B, C, D1 & E1 (D1 & E1 zoals geherkwalificeerd) samen tot: -
een hoofdgevangenisstraf van VIJFTIEN (15) MAANDEN &
-
een effectieve geldboete van TWEEHONDERDVIJFTIG (250) EURO te vermeerderen met 40 opdeciemen en alzo gebracht op TWAALFHONDERDVIJFTIG (1250) EURO.
(…) Beveelt dat, bij gebrek aan betaling binnen de door de wet bepaalde tijd, voormelde geldboete zal mogen vervangen worden door een gevangenisstraf van VIJFENZEVENTIG DAGEN. De rechtbank stelt vast dat deze veroordeelde nog geen veroordeling opgelopen heeft tot een criminele straf of tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan twaalf maanden (artikel 4 van de wet van 10 februari 1994) en meent dat een opdeproefstelling van aard is om de verbetering van deze veroordeelde te doen verhopen. Gelet op artikel 8 der wet van 29 juni 1964, beveelt dat de tenuitvoerlegging van onderhavig vonnis binnen de perken van artikel 14 van dezelfde wet, uitgesteld wordt voor een termijn van drie jaar voor wat betreft de uitgesproken hoofdgevangenisstraf van vijftien maanden, met uitzondering van de reeds ondergane voorlopige hechtenis en mits naleving van de hierna volgende voorwaarden, waarmede betrokkene voor akkoord heeft getekend op het zittingsblad van heden, nl.: 1.
Van algemeen goed gedrag zijn.
2.
Nauw contact onderhouden roet de justitieassistent en diens richtlijnen en afspraken stipt volgen.
3.
Bij verandering van verblijf en / of domicilie, de justitieassistent op voorhand inlichten.
4.
Gedurende EEN (1) JAAR op geen enkele wijze contact hebben met supporters van Club Brugge en organisaties, van welke aard ook, van supporters van Club Brugge.
5.
Gedurende EEN (1) JAAR geen uit- of thuiswedstrijden van Club Brugge bijwonen en op het ogenblik van deze wedstrijden zich aanbieden bij de politie van zijn woon- of verblijfplaats.
6.
Gedurende VEERTIG (40) UREN een dienstverlening te volbrengen, in een project aan te duiden door de probatiecommissie in overleg met de justitieassistent, dit binnen de twaalf maanden na de dag waarop het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan.
*
Veroordeelt de tiende gedaagde hoofdens de feiten B, C, D1 & E1 (D1 & E1 zoals geherkwalificeerd) samen tot: -
een hoofdgevangenisstraf van VIJFTIEN (15) MAANDEN &
-
een effectieve geldboete van HONDERD EURO te vermeerderen met 40 opdeciemen en alzo gebracht op VIJFHONDERD (500) EURO.
(…) Beveelt dat, bij gebrek aan betaling binnen de door de wet bepaalde tijd, voormelde geldboete zal mogen vervangen worden door een gevangenisstraf van ÉÉN MAAND. De rechtbank stelt vast dat deze veroordeelde nog geen veroordeling opgelopen heeft tot een criminele straf of tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan twaalf maanden (artikel 4 van de wet van 10 februari 1994) en meent dat een opdeproefstelling van aard is om de verbetering van deze veroordeelde te doen verhopen.
Correctionele rechtbank van Brugge, 30 december 2003
25
Gelet op artikel 8 der wet van 29 juni 1964, beveelt dat de tenuitvoerlegging van onderhavig vonnis binnen de perken van artikel 14 van dezelfde wet, uitgesteld wordt voor een termijn van drie jaar voor wat betreft de uitgesproken hoofdgevangenisstraf van vijftien maanden, met uitzondering van de reeds ondergane voorlopige hechtenis en mits naleving van de hierna volgende voorwaarden, waarmede betrokkene voor akkoord heeft getekend op het zittingsblad van heden, nl.: 1.
Van algemeen goed gedrag zijn.
2.
Nauw contact onderhouden met de justitieassistent en diens richtlijnen en afspraken stipt volgen.
3.
Bij verandering van verblijf en t of domicilie, de justitieassistent op voorhand inlichten.
4.
Gedurende EEN (1) JAAR op geen enkele wijze contact hebben met supporters van Club Brugge en organisaties, van welke aard ook, van supporters van dub Brugge.
5.
Gedurende EEN (1) JAAR geen uit- of thuiswedstrijden van Club Brugge bijwonen en op het ogenblik van deze wedstrijden zich aanbieden bij de politie van zijn woon- of verblijfplaats.
6.
Gedurende TACHTIG (80) UREN een dienstverlening te volbrengen, in een project aan te duiden door de probatiecommissie in overleg met de justitieassistent, dit binnen de twaalf maanden na de dag waarop het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan.
*
Veroordeelt de elfde gedaagde hoofdens de feiten B, C, D1 & E1 (D1 & E1 zoals geherkwalificeerd) samen tot: -
een hoofdgevangenisstraf van VIJFTIEN (15) MAANDEN &
-
een effectieve geldboete van TWEEHONDERDVIJFTIG (250) EURO te vermeerderen met 40 opdeciemen en alzo gebracht op TWAALFHONDERDVIJFTIG (1250) EURO.
(…) Beveelt dat, bij gebrek aan betaling binnen de door de wet bepaalde tijd, voormelde geldboete zal mogen vervangen worden door een gevangenisstraf van VIJFENZEVENTIG DAGEN. De rechtbank stelt vast dat deze veroordeelde nog geen veroordeling opgelopen heeft tot een criminele straf of tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan twaalf maanden (artikel 4 van de wet van 10 februari 1994) en meent dat een opdeproefstelling van aard is om de verbetering van deze veroordeelde te doen verhopen. Gelet op artikel 8 der wet van 29 juni 1964, beveelt dat de tenuitvoerlegging van onderhavig vonnis binnen de perken van artikel 14 van dezelfde wet, uitgesteld wordt voor een termijn van drie jaar voor wat betreft de uitgesproken hoofdgevangenisstraf van vijftien maanden, met uitzondering van de reeds ondergane voorlopige hechtenis en mits naleving van de hierna volgende voorwaarden, waarmede betrokkene voor akkoord heeft getekend op het zittingsblad van heden, nl.: 1.
Van algemeen goed gedrag zijn.
2.
Nauw contact onderhouden met de justitieassistent en diens richtlijnen en afspraken stipt volgen.
3.
Bij verandering van verblijf en / of domicilie, de justitieassistent op voorhand inlichten.
4.
Gedurende EEN (1) JAAR op geen enkele wijze contact hebben met supporters van Club Brugge en organisaties, van welke aard ook, van supporters van Club Brugge.
5.
Gedurende EEN (1) JAAR geen uit- of thuiswedstrijden van Club Brugge bijwonen en op het ogenblik van deze wedstrijden zich aanbieden bij de politie van zijn woon- of verblijfplaats. Correctionele rechtbank van Brugge, 30 december 2003
26
6.
Gedurende VEERTIG (40) UREN een dienstverlening te volbrengen, in een project aan te duiden door de probatiecommissie in overleg met de justitieassistent, dit binnen de twaalf maanden na de dag waarop het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. *******
Verplicht de veroordeelden om boven de correctionele hoofdstraf een solidariteitsbijdrage van elk TIEN EURO, verhoogd met 40 opdeciemen - telkens VIJFTIG (50) EURO - te betalen bij wijze van bijdrage tot de financiering van het Fonds tot hulp aan de slachtoffers van Opzettelijke gewelddaden. Verwijst de veroordeelden tevens elk tot het betalen van een vergoeding van telkens VIJFENTWINTIG (25) EURO. Verwijst de veroordeelden tevens, elk voor één/elfde, tot de kosten van het geding, voor het geheel begroot op 260,04 EURO, voor wat betreft Peter V, deze kosten veroorzaakt zijnde door de in zijnen hoofde bewezen verklaarde misdrijven. Verwijst bovendien tot de eigen kosten (…): Laat het saldo van de gedingkosten, begroot op 241,05 EURO, ten laste van de Staat. (…)
OP BURGERLIJK GEBIED: Verklaart de vordering van de burgerlijke partijen ontvankelijk en in de mate zoals hierna bepaald, gegrond. -
Veroordeelt eerste, tweede, derde, vierde, zesde, zevende en achtste beklaagde solidair om te betalen aan de burgerlijke partij Nihat T de som van TWEEDUIZENDZESHONDERD (2 600) EURO ex aequo et bono vermeerderd met de vergoedende intresten vanaf 23/10/2002 tot heden en vanaf heden de gerechtelijke intresten en de kosten. Verklaart zich onbevoegd om te oordelen over de vordering lastens vijfde beklaagde. Wijst het meergevorderde af als zijnde ongegrond.
-
Veroordeelt eerste, tweede, derde, vierde, zesde, zevende en achtste beklaagde solidair om te betalen aan de burgerlijke partij Bulent T de som van TWEEDUIZENDVIERHONDERD (2 400) EURO ex aequo et bono vermeerderd met de vergoedende intresten vanaf 23/10/2002 tot heden en vanaf heden de gerechtelijke intresten en de kosten. Verklaart zich onbevoegd om te oordelen over de vordering lastens vijfde beklaagde. Wijst het meergevorderde af als zijnde ongegrond.
-
Veroordeelt eerste, tweede, derde, vierde, zesde, zevende en achtste beklaagde solidair om te betalen aan de burgerlijke partij Eyup G de som van DRIEDUIZEND (3 000) EURO vermeerderd met de vergoedende intresten vanaf 23/10/2002 tot heden en vanaf heden de gerechtelijke intresten en de kosten. Verklaart zich onbevoegd om te oordelen over de vordering lastens vijfde beklaagde Wijst het meergevorderde af als zijnde ongegrond. Correctionele rechtbank van Brugge, 30 december 2003
27
-
Veroordeelt alle veroordeelden solidair om te betalen aan de burgerlijke partij het CGKR de som van TWAALFHONDERDVIJFTIG (1.250) EURO vermeerderd met de vergoedende intresten vanaf 23/10/2002 tot heden en vanaf heden de gerechtelijke intresten en de kosten. Verklaart zich onbevoegd om te oordelen over de vordering lastens vijfde beklaagde. Wijst het meergevorderde af als zijnde ongegrond.
Alles wat voorafgaat werd overeenkomstig de bepalingen van de wet op het gebruik der talen in het Nederlands behandeld. Waar zetelden: E. D'HOOOHE, Rechter, waarnemend Voorzitter bij wettig belet van de Titularis en andere Rechters ouder in rang van benoeming; N. DE LEERSNIJDER, Rechter; L. MACOURS, Rechter; F. CLARYSSE, substituut Procureur-Generaal,
Correctionele rechtbank van Brugge, 30 december 2003
28