CORRECTIONELE RECHTBANK VAN TURNHOUT, 17 OKTOBER 2012, DERTIENDE KAMER VONNIS uitgesproken in het gerechtsgebouw "Het Kasteel" te Turnhout op WOENSDAG, ZEVENTIEN OKTOBER TWEEDUIZEND EN TWAALF, in de openbare zitting van de Dertiende Kamer van de Rechtbank van Eerste Aanleg van het gerechtelijk arrondissement Turnhout,
alwaar zetelden: R.H., Ondervoorzitter, Rechter-Voorzitter, P.V., Eerste Substituut Procureur des Konings, C.D., Griffier.
In zake van het OPENBAAR MINISTERIE en: - het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding, autonome openbare dienst opgericht bij wet van 15.02.1993, Koningsstraat 138 te 1000 Brussel - ingevolge klacht met burgerlijke partijstelling voor het ambt van Onderzoeksrechter K. H. te Turnhout, d.d. 30 mei 2012. -- BURGERLIJKE PARTIJ tegen beklaagden T.M. Sr., T.M. Jr., F.I., S.N., T.G. - hebbende als raadsman, Mr. P.Q., advocaat te (…)
TEGEN:
1. T.M. Sr., geboren te (…) (Roemenië) op (…), wonende te (…) (Roemenië), van Roemeense nationaliteit, thans aangehouden in de gevangenis te Hasselt 2. T.M. Jr., geboren te (…) (Roemenië) op (…), verblijvende te (…), van Roemeense nationaliteit, thans aangehouden in de gevangenis te Hasselt 3. F.I., geboren te (…) (Roemenië) op (…), wonende te (…) (Roemenië), van Roemeense nationaliteit, thans aangehouden in de gevangenis te Turnhout 4. S.P., geboren te (…) (Roemenië) op (…), wonende te (…) (Roemenië), (…), van Roemeense nationaliteit, thans aangehouden in de gevangenis te Antwerpen 5. S.N., geboren te (…) (Roemenië) op (…), wonende te (…) (Roemenië), (…), van Roemeense nationaliteit, thans aangehouden in de gevangenis te Antwerpen 6. T.C., geboren te (…) (Roemenië) op (…), met keuze van adres (…), van Roemeense nationaliteit 7. S.D., geboren te (…) (Roemenië) op (…), met keuze van adres te (…) (Roemenië), (…), van Roemeense nationaliteit 8. T.D., geboren te (…) (Roemenië) op (…), wonende te (…) van Roemeense nationaliteit 9. P.A., geboren te (…) (Roemenië) op (…), zonder gekende woon-of verblijfplaats, van Roemeense nationaliteit, thans aangehouden in de gevangenis te Hasselt 10. P.M. alias V.M., geboren te (…) (Roemenië) op (…), zonder gekende woon- of verblijfplaats, van Roemeense nationaliteit, thans aangehouden in de gevangenis te Antwerpen 1
11. G.G., geboren te (…) (Roemenië) op (…), wonende te (…), van Roemeense nationaliteit, vrij onder voorwaarden 12. P.L., geboren op (…), zonder gekende woon-of verblijfplaats, van Roemeense nationaliteit 13. S.A., geboren te (…) (Roemenië) op (…), zonder gekende woon-of verblijfplaats, van Roemeense nationaliteit 14. T.G., geboren te (…) (Roemenië) op (…), wonende te (…) (Roemenië), (…) van Roemeense nationaliteit, thans aangehouden in de gevangenis te Antwerpen 15. G.A., geboren te (…) (Roemenië) op (…), wonende (…) (Roemenië), van Roemeense nationaliteit, aangehouden bij verstek
BEKLAAGD VAN :
IN VERDENKING GESTELD VAN :
A/ De eerste en de tweede
Te Geel, te Rijkevorsel en elders in het arrondissement Turnhout en, bij samenhang, te Lommel, in het gerechtelijk arrondissement Hasselt, te Schoten, in het gerechtelijk arrondissement Antwerpen, te Anderlecht en te Grimbergen, in het gerechtelijk arrondissement Brussel alsook op diverse andere niet nader te bepalen plaatsen in het Rijk, minstens van 23 september 2010 tot 24 januari 2012
Leidend persoon te zijn geweest van een criminele organisatie , zijnde een gestructureerde vereniging van meer dan twee personen, die duurt in tijd, met als oogmerk het in onderling overleg plegen van misdaden of wanbedrijven, strafbaar met een gevangenisstraf van drie jaar of een zwaardere straf, om direct of indirect vermogensvoordelen te verkrijgen, met gebruikmaking van intimidatie, bedreiging, geweld, listige kunstgrepen of corruptie, of met aanwending van commerciële of andere structuren om het plegen van misdrijven te verbergen of te vergemakkelijken, namelijk met het oog op plegen van diefstallen.
B/ De derde, de vierde, de vijfde, de zesde, de zevende, de achtste, de negende, de tiende, de elfde, de twaalfde, de dertiende, de veertiende en de vijftiende
Te Geel, te Rijkevorsel en elders in het arrondissement Turnhout en, bij samenhang, te Lommel, in het gerechtelijk arrondissement Hasselt, te Schoten, in het gerechtelijk arrondissement Antwerpen, te Anderlecht en te Grimbergen, in het gerechtelijk arrondissement Brussel alsook op diverse andere niet nader te bepalen plaatsen in het Rijk, tussen 23 september 2010 en 24 januari 2012, gedurende een niet nader te bepalen periode die alleszins voortduurde tot 24 januari 2012
Wetens en willens deel te hebben uitgemaakt van een criminele organisatie, zijnde een gestructureerde vereniging van meer dan twee personen, die duurt in tijd, met als oogmerk het in onderling overleg plegen van misdaden of wanbedrijven, strafbaar met een gevangenisstraf van drie jaar of een zwaardere straf, om direct of indirect vermogensvoordelen te verkrijgen, met gebruikmaking van intimidatie, bedreiging, 2
geweld, listige kunstgrepen of corruptie, of met aanwending van commerciële of andere structuren om het plegen van misdrijven te verbergen of te vergemakkelijken, ook al had hij niet de bedoeling een misdrijf te plegen in het raam van die organisatie of daaraan deel te nemen op een van die wijzen bedoeld in de artikelen 66 en volgende van het strafwetboek, namelijk met het oog op het plegen van diefstallen.
C/ De eerste, de tweede, de derde, de vijfde en de veertiende
Bij samenhang te Antwerpen, in het gerechtelijk arrondissement Antwerpen, tussen 1 oktober 2011 en 24 januari 2012, meermaals, op niet nader te bepalen tijdstippen
Het misdrijf mensenhandel te hebben gepleegd, zijnde de werving, het vervoer, de overbrenging, de huisvesting, de opvang van een persoon, de wisseling of de overdracht van de controle over hem teneinde ten aanzien van deze persoon, met name ten aanzien van F.M., geboren te (…) op (…), het misdrijf te laten plegen dat bedoeld wordt in artikel 380 § 1.1° van het Strafwetboek, te weten het aanwerven, meenemen, wegbrengen of bij zich houden, ten einde eens anders driften te voldoen, van een meerderjarige met het oog op het plegen van ontucht of prostitutie, waarbij zijn toestemming van geen belang was, met de omstandigheid dat het misdrijf een daad van deelneming aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een criminele organisatie betrof, ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon had of niet.
D/ Op hiernavermelde plaatsen en tijdstippen
Om de misdaad of het wanbedrijf uitgevoerd te hebben of om aan de uitvoering ervan rechtstreeks medegewerkt te hebben om, door enige daad, tot de uitvoering zodanige hulp verleend te hebben dat zonder zijn bijstand het misdrijf niet kon gepleegd worden. Ten nadele van hiernavermelde personen, de hiernavermelde goederen, die hen niet toebehoorden bedrieglijk weggenomen te hebben:
1. De derde en de twaalfde Bij samenhang te Lommel, in het gerechtelijk arrondissement Hasselt, op 18 december 2011 (Deel II — kaft 1)
Ten nadele van N.: 2 damesbroeken, een damesblouson en een handtas veer een totale waarde van 139,97 € 2. De eerste, de tweede, de derde, de vierde en de dertiende Bij samenhang te Schoten, in het gerechtelijk arrondissement Antwerpen, op 16 januari 2012 (Deel II — kaft 2)
Ten nadele van M. : een gsm Nokia 500 twv van 199 € en een tablet-pc Sony twv 529 € 3. De vierde Bij samenhang te Anderlecht, in het gerechtelijk arrondissement Brussel, op 12 maart 2011 (Deel II — kaft 3) 3
Ten nadele van S. : sportkleding twv 292 €
4. De vierde Bij samenhang te Grimbergen, in het gerechtelijk arrondissement Brussel, op 28 maart 2011 (Deel II — kaft 4)
Ten nadele van C.: 12 kledingstukken
5. De vierde en de dertiende Bij samenhang te Anderlecht, in het gerechtelijk arrondissement Brussel, op 13 januari 2012 (Deel II — kaft 5)
Ten nadele van Decathlon N.V. : sportkleding twv 694,35 €
De vijfde inverdenkinggestelde zich bevindende in staat van wettelijke herhaling, veroordeeld geweest zijnde tot een gevangenisstraf van ten minste een jaar, namelijk tot een gevangenisstraf van 15 maanden met uitstel 5 jaren hoofdens diefstal ingevolge vonnis van de Correctionele Rechtbank te Antwerpen dd. 12 november 2010 dat kracht van gewijsde bekomen heeft op het ogenblik der huidige feiten, en het nieuwe feit gepleegd zijnde voordat vijf jaar zijn verlopen sinds hij zijn straf heeft ondergaan of sinds zijn straf verjaard is.
De tiende inverdenkinggestelde zich bevindende in staat van wettelijke herhaling, veroordeeld geweest zijnde tot een gevangenisstraf van ten minste een jaar, namelijk tot een gevangenisstraf van 18 maanden hoofdens diefstal ingevolge vonnis van de Correctionele Rechtbank te Kortrijk dd. 24 juni 2008 dat kracht van gewijsde bekomen heeft op het ogenblik der huidige feiten , en het nieuwe feit gepleegd zijnde voordat vijf jaar zijn verlopen sinds hij zijn straf heeft ondergaan of sinds zijn straf verjaard is. Gezien de beschikking van de Raadkamer van deze Rechtbank dd. 6 juli 2012, beklaagden verwijzende naar deze Correctionele Rechtbank overeenkomstig artikel 2 der wet van 04 oktober 1867, zoals vervangen door artikel 230 van de wet van 21 december 2009. Gezien de beschikking van de Raadkamer van deze Rechtbank dd. 6 juli 2012, beklaagden T.M. Sr., T.M. Jr., F.I., S.P., S.N., P.A., P.M. en T.G., onder de banden van het aanhoudingsmandaat verwijzende naar deze Correctionele Rechtbank.
Gezien de stukken van het dossier.
Gelet op de behandeling dezer zaak ter openbare zitting van 19 september 2012.
Gehoord de burgerlijke partij het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding in haar vordering, ontwikkeld door Mr. D.G loco Mr. P.Q., voornoemd.
Gehoord het Openbaar Ministerie in zijn vordering.
Gehoord beklaagden in hun middelen van verdediging, ontwikkeld door: - Mr. A. loco Mr. T.S., advocaat te (…) voor T.M. Sr.; 4
- Mr. A. loco Mr. E.G., advocaat te (…) voor T.M. Jr.; - Mr. K.V. advocaat te (…) voor F.I.; - Mr. R.H. advocaat te (…) voor S.P.; - Mr. P.V., advocaat te (…) voor S.N.; - Mr. H. loco Mr. P.K., advocaat te (…)voor T.C.; - Mr. J.M., advocaat te (…) voor P.M.; - Mr. P.G., advocaat te (…) voor G.G.; - Mr. A. loco Mr. V.V., advocaat (…) voor T.G.; - Mr. S.B. advocaat te (…) voor G.A.; - de heer P.A. in persoon.
Zesde beklaagde T.C., zevende beklaagde S.D., twaalfde beklaagde P.L. en dertiende beklaagde S.A. zijn niet ter zitting verschenen, alhoewel zij tijdig en regelmatig werden gedagvaard.
1. feitelijke en procedurele voorgaanden Naar aanleiding van politionele info en dossiers uit 2007 en 2008 van het parket Leuven blijkt dat V.M., T.M. Sr. en andere leden van de familie T. verantwoordelijk worden geacht voor diverse winkeldiefstallen gepleegd in Brugge, de Rupelstreek, Antwerpen en Roeselare.
Eind 2010 zijn T.M. Jr. en L.C. betrokken bij winkeldiefstallen gepleegd te Rijkevorsel en te Geel. Na onderzoek van de diverse feiten bleek steeds dezelfde ‘intelligente modus operandi' gehanteerd waarbij geviseerde goederen naar de pashokjes werden gebracht door 'verhuizers', welke aldaar de beveiliging verwijderen door middel van een sterke magneet. Vervolgens verlaat de verhuizer de winkel met magneet en zonder aankopen. De uiteindelijke 'uitvoerders' trekken in het pashokje zoveel mogelijk kledingstukken aan en verlaten zonder betaling de winkel. Uit de verschillende verklaringen, afgelegd na betrapping op heterdaad, blijkt dat de daders voorbereid zijn op het afleggen van een verklaring. Meestal verklaren ze pas in België te zijn; ze kennen hun verblijfplaats niet en kennen geen contactpersonen. Uit andere verhoren en de gebruikte modus operandi bleek al snel een duidelijke hiërarchie tussen de personen welke zich bezighielden met de diefstallen.
Deze initiële informatie werd aangevuld door informatie, verkregen via internationale politiekanalen. Na het bekomen van gsm-nummers, gebruikt door enkele daders werd een telefoontap gestart. De resultaten ervan leidde tot identificatie van de leden van de organisatie.
Tijdens het beluisteren van verschillende gesprekken wordt bijkomende informatie bekomen waaruit blijkt dat de organisatie zich niet alleen bezig houdt met winkeldiefstallen doch komt tevens de menshandel met het oog op de exploitatie van ontucht aan het licht. 5
Na doorgedreven onderzoek blijkt dat mensen worden geronseld in Roemenië met de belofte van werk in België. Zij worden overgebracht naar België en er wordt hen onderdak verschaft. In ruil voor de gemaakte kosten worden deze mensen aangezet, sommigen ander dwang of list, tot het plegen van winkeldiefstallen. De gestolen goederen worden naar Roemenië getransporteerd en aldaar verder verkocht. Een gedeelte van het verworven vermogensvoordeel wordt naar België overgemaakt om hier in het levensonderhoud van de bendeleiders en hun gezin te voorzien. Uit de tapgesprekken en diverse afgelegde verklaringen blijkt bovendien dat een meisje naar België werd gelokt en hier werd verplicht om zich te prostitueren.
Er word een rechtshulpverzoek: naar Roemenië gericht. Tevens werden diverse huiszoekingen verricht.¨
Naar aanleiding van de verschillende uitgevoerde onderzoeksdaden werd de betrokkenheid van huidige beklaagden weerhouden.
2. voorafgaande opmerking in verband met de tenlasteleggingen A en B (de criminele organisatie)
2.1.actualisatie
Bij toepassing van artikel 4 van de Wet van 10 augustus 2005, gepubliceerd in hot Belgisch Staatsblad dd. 2 september 2005 wordt -
het aan eerste beklaagde T.M. Sr.en T.M. Jr. ten laste gelegde feiten A geactualiseerd als volgt:
Te Geel, te Rijkevorsel en elders in het arrondissement Turnhout en, bij samenhang, te Lommel in het gerechtelijk arrondissement Hasselt, te Schoten, in het gerechtelijk arrondissement Antwerpen, en te Anderlecht en te Grimbergen, in het gerechtelijk arrondissement Brussel alsook op diverse andere niet nader te bepalen plaatsen in het Rijk, minstens van 23 september 210 tot 24 januari 2012
leidend persoon te zijn geweest van een criminele organisatie, zijnde een gestructureerde vereniging van meer dan twee personen, die duurt in tijd, met als oogmerk het in onderling overleg plegen van misdaden of wanbedrijven die strafbaar zijn met een gevangenisstraf van 3 jaar of een zwaardere straf, om direct of indirect vermogensvoordelen te verkrijgen. -
het aan derde, vierde, vijfde, zesde, zevende, achtste, negende, tiende, elfde, twaalfde, dertiende, veertiende en vijftiende beklaagde ten laste gelegde feit B geactualiseerd als volgt:
Te Geel, te Rijkevorsel en elders in het arrondissement Turnhout en, bij samenhang. te Lommel in het gerechtelijk arrondissement Hasselt, te Schoten, in het gerechtelijk arrondissement Antwerpen, en te Anderlecht en te Grimbergen, in het gerechtelijk arrondissement Brussel alsook op diverse andere niet nader te bepalen plaatsen in het 6
Rijk, minstens van 23 september 2010 tot 24 januari 2012, gedurende een niet nader te bepalen periode die alleszins voortduurde tot 24 januari 2012.
wanneer de criminele organisatie gebruik maakt van intimidatie, bedreiging, listige kunstgrepen of corruptie, of commerciële of andere structuren aanwendt om het plegen van de misdrijven te verbergen of te vergemakkelijken, wetens en willens daarbij betrokken te zijn ook at heeft hij niet de bedoeling een misdrijf in het raam van die organisatie te plegen of daaraan deel te nemen op één van de in de artikelen 66 tot 69 bedoelde wijzen.
Deze actualisatie wijzigt aan respectieve beklaagden ten laste gelegde feiten A en B met zodat zij zich hierop hebben kunnen verdedigen. 2.2 betreffende de kwalificatie Eerste en tweede beklaagde worden vervolgd als leidend persoon van een criminele organisatie, terwijl de overige beklaagden worden vervolgd als lid van deze organisatie.
Met criminele organisatie wordt bedoeld iedere gestructureerde vereniging van meer dan twee personen die duurt in tijd, met als oogmerk het in onderling overleg plegen van misdaden en wanbedrijven die strafbaar zijn met een gevangenisstraf van drie jaar of een zwaardere straf, om direct of indirect vermogensvoordeel te verkrijgen (artikel 324bis van het Strafwetboek).
De wettelijke bestanddelen van de criminele organisatie zijn: -gestructureerde vereniging die in tijd opgezet is. Een criminele organisatie heeft dus een veel belangrijkere structuur dan een vereniging van misdadigers. Zij is uitgebreider, bezit een meer permanent karakter en vertoont een grotere systematiek in haar activiteiten. Zij dient echter geen duurzaam bestaan te hebben. Het is immers niet denkbeeldig dat een criminele organisatie opgericht wordt met een zeer specifieke en in de tijd duidelijk beperkte doelstelling, die daarna verdwijnt, om even later weer in een andere vorm op te duiken.
-het onmiddellijke doel van de vereniging is het in onderling overleg plegen van misdaden en wanbedrijven die strafbaar zijn met een gevangenisstraf van drie jaar of een zwaardere straf, terwijl het indirecte doel is, het verkrijgen van vermogensvoordelen die zowel rechtstreeks als onrechtstreeks worden verkregen als gevolg, van het plegen van deze misdrijven.
Hierbij dient te worden opgemerkt dat het onmiddellijk doel ruim wordt geformuleerd en dan niet enkel de misdaden maar ook de overgrote meerderheid van wanbedrijven erdoor bedoeld zijn. Bij gebrek aan daartoe strekkende conclusies, hoeft de strafrechter de misdaden of wanbedrijven die het oogmerk van de criminele organisatie zijn, niet specifiek aan te duiden (Cass. 18 januari 2005. Pas. 2005, nr. 33) 7
Artikel 4 van de Wet van 10 augustus 2005 heeft de opsomming van de modus operandi in artikel 324 bis lid 1 geschrapt omdat de omschrijving van de criminele organisatie in het Verdrag, van de Verenigde Naties tegen transnationale georganiseerde misdaad niet verwijst naar de gehanteerde middelen. (tot voor de Wet van 10 augustus 2005 bevatte artikel 324 bis nog een derde bestanddeel: de criminele organisatie werd ook getypeerd door de gehanteerde middelen om haar objectieven te bereiken.)
Er is geen strafbare criminele organisatie wanneer niet aannemelijk kan worden gemaakt. dat de beklaagden zich in een groep zouden georganiseerd hebben.
Zijn strafbaar: - wanneer de criminele organisatie gebruik maakt van intimidatie, bedreiging en geweld, kunstgrepen of corruptie of commerciële of andere structuren aanwendt om het plegen van misdrijven te verbergen of te vergemakkelijken, iedere persoon, die wetens en willens, daarbij betrokken is, ook al heeft hij niet de bedoeling een misdrijf in het raam van die organisatie te plegen of daaraan deel te nemen op één van de in de artikelen 66 tot 69 bedoelde wijze.
(voor de strafbaarheid als lid van een criminele organisatie wordt dus het gebruik van bepaalde middelen vereist en dit ondanks de schrapping van de verwijzing naar de modus operandi in artikel 324 bis lid 1 SW)
De betrokkenheid moet intentioneel zijn en veronderstelt aldus vanwege de betrokkene een positieve ingesteldheid met kennis van zaken.
(in casu, worden derde tot en met vijftiende beklaagde hiervoor vervolgd)
-Iedere persoon die deelneemt aan de voorbereiding of de uitvoering van enige geoorloofde activiteit van de criminele organisatie, terwijl hij weet dat zijn deelneming bijdraagt tot de oogmerken van deze criminele organisatie (artikel 324 ter §2 van het strafwetboek) (in casu, niet weerhouden)
- iedere persoon die deelneemt aan het nemen van welke beslissing ook in het Raam van de activiteiten van de criminele organisatie, terwijl hij weet dat zijn, deelneming bijdraagt tot de oogmerken van deze criminele organisatie ( artikel 324 ter §3 van het strafwetboek) (in casu niet weerhouden).
-iedere leidende persoon van de criminele organisatie (artikel 324 ter §4 van het strafwetboek). (in casu worden eerste en tweede beklaagde hiervoor vervolgd)
De zwaarste straffen worden voorzien voor de eigenlijke bestuurders van de criminele organisatie. De leiders kunnen diegenen zijn die de criminele structuur hebben opgezet, maar zullen in het algemeen de personen zijn die topfuncties binnen de hiërarchie van de organisatie waarnemen. 8
Naar het oordeel van de Rechtbank gaat het in casu duidelijk om een criminele organisatie:
Het onderzoek heeft aangetoond dat we te maken hebben met een gestructureerde vereniging van meer dan twee personen, gelet op de diverse personen welke werden aangehouden bij de betrappingen op heterdaad en waarbij de taakverdeling wijst op de hiërarchie in de organisatie.
Uit het onderzoek is gebleken dat betrokkenen zeer professioneel te werk gaan. De leider rijdt met de wagen en kiest de plaats waar de diefstal moet gepleegd worden. Hij rijdt naar de winkel en wacht in de auto op de anderen. Er is enkel telefonisch contact met de ‘verhuizers'. De verhuizer gaat in de winkel binnen, kiest de kledij en brengt deze naar de pashokjes waar de alarmen worden verwijderd; ze omzeilen de verschillende winkelalarmen door ofwel gebruik van sterke magneten ofwel door gebruik te maken van tassen of trolley's, omwikkeld met aluminiumfolie. Door gebruik van deze sterke magneten kunnen de dieven de beveiliging van de kledij verwijderen. Zij kunnen eveneens de bijkomende beveiliging, aangebracht aan de kledij verwijderen. Vervolgens verlaat deze 'verhuizer' de winkel met de magneet en zonder aankopen. De uiteindelijke 'uitvoerders trekken de kledij aan (soms tot 8 trainingspakken over elkaar) en verlaten de winkel, uiteraard zonder te betalen.
De bendeleden werden geronseld in Roemenië waarbij T.M. Sr. mee naar de verschillende administratieve overheden rijdt voor het bekomen van de nodige documenten.
Meerdere daders waren betrokken bij de criminele feiten hetzij als ‘verhuizers' hetzij ais effectieve winkeldieven. In net thuisland is er een afzetmarkt voor de heling van de gestolen goederen.
De vereniging duurde in tijd. Uit het onderzoek is gebleken dat meerdere beklaagden reeds jaren betrokken zijn bij het plegen van winkeldiefstallen. Bij nazicht in de algemene nationale gegevensbank worden aanwijzingen gevonden dat V.M. (alias P.M.) als sinds 1997 betrokken is bij winkeldiefstallen. Wat betreft T.M. Sr. werd door de politiezone Demerdal reeds in 2008 een proces-verbaal opgesteld waarin gewag wordt gemaakt van een goede georganiseerde vereniging van Roemeense onderdanen. dewelke op gestructureerde manier winkeldiefstallen pleegt. In 2004 en 2005 worden voor T.D. en T.C. reeds processen-verbaal opgesteld wegens hun betrokkenheid bij winkeldiefstallen. T.M. Jr. werd in 2006 voor de eerste maal betrapt bij een winkeldiefstal. F.I. is sinds 2009 bekend voor winkeldiefstallen. S.P. werd in 2011 diverse malen betrapt bij winkeldiefstallen.
De enige finaliteit van de organisatie was duidelijk het in onderling overleg plegen van ernstige misdaden en wanbedrijven die met minstens 3 jaar gevangenisstraf worden bestraft om direct of indirect vermogensvoordeel te verkrijgen, namelijk het verwerven van inkomsten door winkeldiefstallen en de verkoop van de gestolen goederen in Roemenië. 9
Uit de gecapteerde gesprekken blijkt dat de leden en hun leiders vele onderlinge telefonische contacten onderhouden. Uit de inhoud van deze gesprekken blijkt dat zij elkaar telefonisch op de hoogte houden van waar zij zich bevinden, welke goederen aanwezig zijn in de winkel, wat er moest gestolen worden enz. Het staat onomstootbaar vast dat de bende uit hun activiteiten vermogensvoordelen putten. Zo kan onder meer verwezen worden naar de financiële draagkracht van het gezin van respectievelijk T.M. Sr., T.G., T.M. Jr., S.P. en F.I.. Ondanks het gegeven dat zij geen wettelijke inkomsten hebben, zoals blijkt en de gegevens van het onderzoek als uit de afgelegde verklaringen, slagen zij er toch in om in hun levensonderhoud te voorzien. Zo kan onder meer verwezen worden naar het gegeven dat het gezin van T.M. Sr., welke enkel kindergeld ontvangt, niet alleen een woning huurt in het thuisland Roemenië maar ook in Antwerpen diverse woningen huren. Ze beschikken over wagens en verschillende GSM-toestellen.
Bovendien blijkt dat de criminele organisatie gebruik heeft gemaakt van listige kunstgrepen. Do geronselde Roemenen worden bijgestaan bij het bekomen van identiteitsdocumenten om naar België te kunnen komen en hun transport wordt betaald. De Roemenen moeten daarna de schulden, veroorzaakt door deze gemaakte kosten terug betalen door middel van gestolen kledij. Als onderpand/borg worden de identiteitsdocumenten van betrokkenen achtergehouden.
Zoals hoger uiteengezet is er in casu — naar het oordeel van de rechtbank sprake van een criminele organisatie welke gebruik maakt van listige kunstgrepen en welke structuren heeft aangewend om het plegen van misdrijven te verbergen of te vergemakkelijken.
De criminele organisatie als zodanig word overigens door geen dor beklaagden betwist; wel werd door enkelen van hen hun lidmaatschap betwist.
Naar het oordeel van de rechtbank staat het leiderschap van eerste en tweede beklaagde onomstootbaar vast. In hoofde van eerste beklaagde T.M. Sr. kan o.m. verwezen worden naar de objectieve vaststellingen zoals die blijken het uit doorgedreven strafonderzoek, de gecapteerde gesprekken, de diverse afgelegde verklaringen en de resultaten van de huiszoeking. T.M. Sr. is diegene die alle beslissingen neemt, actief betrokken is bij het ronselen van mensen. Hij brengt mensen over van Roemenië naar België met zijn eigen voertuig of laat ze overbrengen door de transportfirma van C.. Bij het plegen van de diefstallen fungeert hij als chauffeur en geeft hij telefonische richtlijnen waardoor hij zelf uit beeld blijft. Vervolgens stuurt hij de gestolen goederen naar Roemenië naar zijn vrouw T.G., opnieuw via de transportfirma van C.. Hij overlegt met zijn vrouw over de verkoop van de goederen. Bij huiszoeking werden verschillende identiteitskaarten van de leden teruggevonden op zijn kamer
In hoofde van tweede beklaagde T.M. Jr. kan verwezen worden naar de objectieve gegevens van het strafonderzoek waaruit blijkt dat Jr. de leiding overneemt als zijn vader niet aanwezig is. Dit blijkt toch uit de telefonische gesprekken, de afgelegde verklaringen van onder meer F.I. 10
De overige beklaagden kunnen evenmin ernstig betwisten dat ze wetens en willens betrokken waren, bij deze organisatie.
Overigens is voor de strafbaarheid van artikel 324 ter §1 van het Strafwetboek de persoonlijke bedoeling om misdrijven te plegen binnen de organisatie of eraan deel te nemen niet vereist noch de wil om bij te dragen tot de doelstellingen van de criminele organisatie.
Artikel 324 ter § 1 van het Strafwetboek beoogt dus de bestraffing van een persoon, niet om reden van zijn persoonlijke deelname aan misdrijven of zijn persoonlijke bedoeling misdrijven te plegen, maar enkel om reden van zijn lidmaatschap van de in artikel 324 bis van het Strafwetboek omschreven criminele organisatie waartoe hij heliport maar zonder dat hij wetens en willens moet deelnemen aan de strafbare feiten die het oogmerk vormen van die organisatie (Cass. 25 oktober 2005. Arr. Cass. 2005. nr, 537).
Naar het oordeel van de rechtbank is in casu zowel het materieel bestanddeel (zie supra) als het moreel bestanddeel in hoofde van elk der beklaagden (behoudens zesde en zevende beklaagde zie infra) bewezen.
3. Wat betreft de tenlastenlegging mensenhandel
Eerste, tweede, derde, vijfde en veertiende beklaagde worden onder tenlastelegging C vervolgd wegens menshandel met de verzwarende omstandigheid dat deze een daad van deelneming aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging betreft, ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon heeft of niet.
Mensenhandel betreft het misbruik maken van een persoon die zich in een kwetsbare positie bevindt (artikel 433 quinquies van het StrafWetboek). Het basismisdrijf bestaat in de werving, het vervoer., de overbrenging, de huisvesting, de opvang van een persoon, de wisseling of overdracht van controle over hem met het oog op één van de doelstellingen opgesomd in artikel 433 quinquies van het Strafwetboek.
In casu is naar het oordeel van de rechtbank niet alleen het materieel element maar tevens het moreel element, de seksuele uitbuiting van F.A. in hoofde van de onderscheiden beklaagden (behoudends veertiende beklaagde zie infra) bewezen.
Uit diverse geaccepteerde gesprekken blijkt dat de organisatie niet alleen mensen uit Roemenië ronselt om winkeldiefstallen te plegen, maar tevens wordt een meisje, later geïdentificeerd als F.M. naar België gehaald en gedwongen om zich te prostitueren. Dit blijkt uit de gecapteerde gesprekken gevoerd tussen T.M. Jr. (M.) en zijn vriendin S.N. (S.).
Het slachtoffer heeft verklaringen afgelegd welke de inhoud van de gecapteerde gesprekken bevestigd. Ze werd door F.I. naar België gelokt. Ze was in de veronderstelling 11
dat ze hier werk zou vinden maar haar identiteitskaart werd afgenomen en zij moest zich prostitueren om de voor haar gemaakte kosten van transport en verblijf terug te betalen. Het meisje werd bedreigd en geslagen, wat niet alleen blijkt uit haar eigen verklaring maar tevens uit die van F.I. en S.A. Uit diverse gecapteerde gesprekken blijkt dat T.M. Jr. duidelijk de intentie heeft om zich als pooier te vestigen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de constitutieve bestandsdelen van de tenlastelegging mensenhandel met verzwarende omstandigheid bewezen bevat het strafdossier voldoende met elkaar overeenstemmende vermoedens en gegevens waaruit de schuld van eerste, tweede, derde en vijfde beklaagde aan het hen ten laste gelegde feit C kan afgeleid.
Zo kan voor eerste, tweede en derde beklaagde verwezen warden naar onder meer hun aandeel om het slachtoffer naar België te lokken, kan verwezen worden naar het gegeven dat zij deelden in de opbrengst van de prostitutie en kan voor tweede en vijfde beklaagde verwezen worden naar hun actief aandeel om het slachtoffer te verplichten klanten te nemen en het geweld en bedreiging dat hiermee gepaard ging.
Tevens dient verwezen naar de manifeste eenzijdige machtsverhouding- welke beklaagden hadden met het slachtoffer en de mensonwaardige omstandigheden van tewerkstelling. Voor elk der beklaagden was puur geldgewin de enige drijfveer van handelen.
Het strafdossier bevat evenwel onvoldoende objectieve elementen waaruit met zekerheid de schuld van veertiende beklaagde aan het haar ten laste gelegde feit C kan afgeleid worden zodat zij hiervoor dient vrijgesproken wegens twijfel.
4. wat betreft de diefstallen
Derde en twaalfde beklaagde worden onder tenlastelegging D vervolgd voor een winkeldiefstal te Lommel op 18 december 2011.
Eerste, tweede, derde, vierde en dertiende beklaagde worden onder tenlastelegging D2 vervolgd voor een winkeldiefstal te Schoten op 16 januari 2012.
Vierde beklaagde wordt onder tenlastelegging D3 vervolgd voor een winkeldiefstal te Anderlecht op 12 maart 2011 en onder tenlastelegging D4 voor een winkeldiefstal te Grimbergen op 28 maart 2011.
Vierde en dertiende beklaagde worden onder tenlastelegging D5 vervolgd veer een winkeldiefstal te Anderlecht op 13 januari 2012.
De schuld van de respectieve beklaagden aan de hen individueel ten laste gelegde diefstal blijkt afdoende uit de objectieve gegevens van het vooronderzoek en het onderzoek van de zaak ter zitting.
De respectieve beklaagden betwisten hun aandeel overigens niet. 12
5. individuele betrokkenheid en strafmaat
5.1.wat betreft eerste beklaagde T.M. (Sr)
Wat betreft de materialiteit van de aan beklaagde ten laste gelegde feiten kan verwezen worden naar wat hierboven werd uiteengezet onder 2.2, 3 en 4. De schuld van beklaagde aan de hem ten laste gelegde feiten A, C en D2 blijkt afdoende uit de objectieve gegevens van het vooronderzoek, het onderzoek van de zaak ter zitting en wordt overigens door beklaagde niet ernstig betwist.
De bewezen verklaarde feiten vermengen zich in hoofde van beklaagde wegens eenheid van misdadig opzet zodat overeenkomstig artikel 65,1.° van het Strafwetboek slechts een straf, de zwaarste dient uitgesproken.
Bij de bepaling der strafmaat in hoofde van beklaagde wordt rekening gehouden met de concrete aard en objectieve ernst der feiten die getuigen van een totaal gebrek aan normen en waarden, doch die enkel ingegeven zijn uit snel en gemakkelijk geldgewin niet alleen door het plegen van vermogensdelicten in België maar tevens door het uitbuiten en het aanzetten tot prostitutie van een Roemeens meisje in België .
Tenslotte wordt rekening gehouden met het strafverleden van beklaagde en zijn leidende rol in de organisatie die zich bezighield met de winkeldiefstallen en het feit dat hij deelde in de winst van de uitbuiting van F.M.
Enkel hierna bepaalde gevangenisstraf en geldboete zal beklaagde doen inzien dat hij zich in de toekomst dient te onthouden niet alleen van mensenhandel maar tevens van het georganiseerd en systematisch plegen van winkeldiefstallen.
5.2. wat betreft tweede beklaagde T.M. (Jr)
Voor wat betreft de materialiteit van de aan beklaagde ten laste gelegde feiten kan verwezen worden naar wat hierboven werd uiteengezet onder 2.2, 3 en 4.
De schuld van beklaagde aan de hem ten laste gelegde feiten A. C en D2 blijkt afdoende uit de objectieve gegevens van het vooronderzoek, het onderzoek van de zaak ter zitting en wordt overigens door beklaagde niet ernstig betwist.
De bewezen verklaarde feiten A, C en D2 vermengen zich in hoofde van beklaagde wegens eenheid van misdadig opzet zodat overeenkomstig artikel 65,1° van het Strafwetboek slechts een straf, de zwaarste dient uitgesproken.
Bij de bepaling der strafmaat in hoofde van beklaagde wordt rekening gehouden met de concrete aard en objectieve ernst der feiten en leidende rol van beklaagde in de mensenhandel, waarbij beklaagde enkel uit was op snel en gemakkelijk geldgewin en dit met een totaal gebrek aan respect veer de integriteit van F.M. 13
Tevens wordt rekening gehouden met het feit dat beklaagde de leiding van de organisatie die zich bezig hield met de winkeldiefstallen overnam bij afwezigheid van zijn vader en tenslotte met zijn strafverleden ondanks zijn nog jonge leeftijd.
5.3.wat betreft derde beklaagde F.I.
Voor wat betreft de materialiteit van de aan beklaagde ten laste gelegde feiten kan verwezen worden naar hetgeen hierboven werd uiteengezet onder 2.2. 3 en 4. De schuld van beklaagde aan de hem ten laste gelegde feiten B, C, D1 en D2 blijkt afdoende uit de objectieve gegevens van het vooronderzoek, het onderzoek van de zaak ter zitting en wordt overigens door beklaagde niet (wat betreft de diefstallen) of naar het oordeel van de rechtbank niet ernstig betwist nu beklaagde maar al te goed wist dat hij zijn vriendin naar België liet komen en dat zij zou gedwongen worden tot prostitutie.
De bewezen verklaarde feiten B. C, Dl en D2 vermengen zich in hoofde van beklaagde wegens eenheid van misdadig opzet zodat overeenkomstig artikel 65,1° van het Strafwetboek slechts een straf, de zwaarste dient uitgesproken.
Bij de bepaling der strafmaat in hoofde van beklaagde wordt rekening gehouden met de concrete aard en objectieve ernst der feiten, het respectieve aandeel van beklaagde, doch tevens met zijn smetteloos strafverleden.
Teneinde beklaagde het ontoelaatbare en laakbare van zijn handelen te doen inzien komt hierna bepaalde gevangenisstraf en geldboete passend voor teneinde beklaagde te doen inzien dat hij zich in de toekomst dient, te onthouden van dergelijke laakbare feiten.
5.4.Wat betreft vierde beklaagde S.P.
Voor wat betreft de materialiteit van de aan beklaagde ten laste gelegde feiten kan verwezen worden naar hetgeen hierboven werd uiteengezet onder 2.2 en 4.
Uit de objectieve vaststellingen, en onder meer het telefonie-onderzoek is gebleken dat beklaagde betrokken is bij de winkeldiefstallen in sportwinkels sinds 2011. Ze verbleef samen met T.M. Sr. te Antwerpen; ze was zijn rechterhand tijdens het plegen van de diefstallen en nam samen met hem beslissingen waar de diefstallen dienden gepleegd te worden. Ze fungeerde als `verhuizer` en stond tijdens de diefstallen telefonisch in contact met T.M. en zorgde dat zijn richtlijnen worden uitgevoerd.
De schuld van beklaagde aan de haar ten laste gelegde feiten B, D2. D3, D4 en D5 blijkt afdoende uit de objectieve gegevens van het vooronderzoek, het onderzoek van de zaak ter zitting en wordt overigens door beklaagde niet betwist.
De bewezen verklaarde feiten B, D2, D3, D4 en D5 vermengen zich in hoofde van beklaagde wegens eenheid van misdadig opzet zodat overeenkomstig artikel 65,1° van het Strafwetboek slechts den straf, de zwaarste dient uitgesproken. 14
Bij de bepaling der strafmaat in hoofde van beklaagde wordt rekening gehouden met de concrete aard der feiten, het aandeel van beklaagde, tevens met het gunstig strafverleden van beklaagde.
5.5.Wat betreft vijfde beklaagde S.N.
Beklaagde S.N. heeft een relatie met T.M. Jr. Uit het doorgedreven onderzoek is gebleken dat ze diefstallen heeft gepleegd en instond voor de `permanente begeleiding’ van F.M. Ze bewaarde ook diens identiteitskaart.
De schuld van beklaagde aan de haar ten laste gelegde feiten B en C blijkt afdoende uit de objectieve gegevens van het vooronderzoek, het onderzoek van de zaak ter zitting en wordt overigens door beklaagde niet betwist gelet op haar bekentenissen ter zitting.
Beklaagde kan overigens niet ernstig betwisten dat ze wetens en willens lid was van de organisatie. Bovendien was ze de vaste begeleidster van het meisje F.M. wat door haar volmondig werd toegegeven.
De bewezen verklaarde feiten B en C vermengen zich in hoofde van beklaagde wegens eenheid van misdadig opzet zodat overeenkomstig artikel 65.1°, van het Strafwetboek slechts een straf, de zwaarste dient uitgesproken.
Bovendien dient vastgesteld dat beklaagde zich bevindt in staat van wettelijke herhaling veroordeeld geweest zijnde tot een gevangenisstraf van ten minste een jaar namelijk tot een gevangenisstraf van 15 maanden met uitstel 5 jaar ingevolge vonnis van de Correctionele rechtbank te Antwerpen dd. 12 november 2010 dat kracht van gewijsde bekomen heeft op het ogenblik der huidige feiten en het nieuwe feit gepleegd zijnde voordat vijf jaar zijn verlopen sinds zij haar straf heeft ondergaan of sinds haar straf verjaard is.
Bij de bepaling der strafmaat in hoofde van beklaagde wordt rekening gehouden met de concrete aard en objectieve ernst der feiten, het aandeel van beklaagde in de mensenhandel, tevens met het beladen strafverleden van beklaagde.
5.6.Wat betreft zesde beklaagde T.C.
Beklaagde wordt enkel vervolgd als lid van de criminele organisatie welke zich bezig houdt met winkeldiefstallen.
Het strafdossier bevat aanwijzingen doch onvoldoende objectieve elementen waaruit met zekerheid kan afgeleid worden dat beklaagde schuldig is aan het haar ten laste gelegde feit B.
Zij dient derhalve vrijgesproken wegens twijfel.
5.7.Wat betreft zevende beklaagde S.D. 15
Beklaagde wordt enkel vervolgd als lid van de criminele organisatie welke zich bezig houdt met winkeldiefstallen.
Het strafdossier bevat aanwijzingen doch onvoldoende objectieve elementen waaruit met zekerheid kan afgeleid worden dat beklaagde schuldig is aan het hem ten laste gelegde feit B.
Beklaagde dient derhalve vrijgesproken wegens twijfel.
5.8.Wat betreft achtste beklaagde T.D.
Beklaagde wordt enkel vervolgd als lid van de criminele organisatie welke zich bezig houdt met winkeldiefstallen. Alhoewel beklaagde haar lidmaatschap betwist, bevat het strafdossier voldoende objectieve gegevens waaruit de schuld van beklaagde aan het haar ten laste gelegde feit B dient afgeleid. Zo kan onder meer verwezen worden naar het feit dat zij samen met haar man P.A. werd gearresteerd in de auto van G.G. terwijl in dit voertuig een grote hoeveelheid gestolen kledij werd aangetroffen. Uit de gegevens van het strafdossier blijkt bovendien dat zij gestolen kledij verkoopt voor T.M. Jr. terwijl uit de gecapteerde gesprekken haar betrokkenheid bij winkeldiefstallen blijkt. Uit het doorgedreven onderzoek en de gegevens uit de politiebestanden blijkt dat beklaagde reeds sedert 2004 betrokken is bij deze diefstallen. Tevens blijkt uit de gecapteerde gesprekken dat ze goed op de hoogte is van de activiteiten van zowel haar man en schoonmoeder als van haar vader en broer.
Bij de bepaling der strafmaat in hoofde van beklaagde wordt rekening gehouden met de concrete aard en objectieve ernst der feiten, het aandeel van beklaagde doch tevens met haar smetteloos strafverleden. 5.9.Wat betreft negende beklaagde P.A. Beklaagde wordt enkel vervolgd als lid van de criminele organisatie welke zich bezig houdt met winkeldiefstallen.
Hij is reeds jaren betrokken bij winkeldiefstallen waarvoor hij reeds diverse malen werd veroordeeld. Hij is de zoon van V.M. en de echtgenoot van T.R. en woont samen met hen te (…) Hij gaat samen met zijn moeder winkeldiefstallen plegen. Hij is op de hoogte van de sportartikelen waarnaar vraag is in Roemenië en laat dus op bestelling stelen. Hij brengt zijn moeder en andere leden van en naar de diverse locaties waar diefstallen moeten gepleegd worden en geeft richtlijnen. 16
De schuld van beklaagde aan het hem ten laste gelegde feit B blijkt afdoende uit de objectieve gegevens van het vooronderzoek, het onderzoek van de zaak ter zitting en wordt overigens door beklaagde niet ernstig betwist.
Bij de bepaling der strafmaat in hoofde van beklaagde wordt rekening gehouden met de concrete aard en objectieve ernst der feiten die getuigen van een totaal gebrek aan respect voor andermans bezittingen en die louter ingegeven zijn uit gemakkelijk geldgewin tevens met het strafverleden van beklaagde met ander meer identieke voorgaanden.
5.10.
Wat betreft tiende beklaagde P.M. alias V.M.
Beklaagde wordt enkel vervolgd als lid van de criminele organisatie welke zich bezig houdt met winkeldiefstallen.
Alhoewel beklaagde het lidmaatschap betwist, bevat het strafdossier voldoende met elkaar overeenstemmende vermoedens en gegevens waaruit het tegendeel blijkt.
Uit de gegevens van het doorgedreven strafonderzoek en onder meer de verklaringen en inlichtingen verkregen uit Roemenië blijkt dat beklaagde de leiding heeft over een eigen ploeg en mensen leent bij T.M. Sr. om winkeldiefstallen te plegen, die in ruil hiervoor een deel van de gestolen goederen krijgt. Onder meer P.A. maakt deel uit van haar ploeg. Uit de verhoren blijkt bovendien dat beklaagde aan sommige leden het stelen heeft aangeleerd. Ze stuurt tevens op zelfstandige basis gestolen kledij op naar Roemenië. De opbrengst wordt via haar ex-man R.L. terug naar België gestuurd. Bij huiszoeking in de woning van beklaagde werden enkele sportartikelen aangetroffen waaraan het prijskaartje nog aanhing. In het voertuig van beklaagde wordt naast een kniptangetje een grote groene draagtas aangetroffen met sportkledij Uit het telefonie-onderzoek op het GSM-nummer gebruikt door beklaagde blijkt dat zij zich op het ogenblik van diverse winkeldiefstallen onder de zendmast van het plaats delict bevindt. Ook uit de gecapteerde gesprekken blijkt dat ze met winkeldiefstallen bezig is. Uit het rechtshulpverzoek naar Roemenië blijkt dat ze aldaar gekend is als lid van een bende die sportkledij stal en verkocht in Roemenië. Beklaagde kan dan ook niet ernstig volharden dat ze met wetens en willens lid was van de organisatie die zich bezig hield met het plegen van winkeldiefstallen in België om de gestolen kledij ten gelde te maken in Roemenië. . De schuld van beklaagde aan het haar ten laste gelegde feit B komt derhalve bewezen. voor.
Bovendien dient vastgesteld dat beklaagde zich bevindt in staat van wettelijke herhaling, nu zij veroordeeld werd tot een gevangenisstraf van tenminste een jaar, namelijk tot een gevangenisstraf van 18 maanden hoofdens diefstal ingevolge vonnis van de Correctionele rechtbank te Kortrijk dd. 24 juni 2008 dat kracht van gewijsde bekomen heeft op het ogenblik der huidige feiten en het nieuwe feit gepleegd zijnde voordat vijf jaar zijn verlopen sinds zij haar straf heeft ondergaan of sinds haar straf verjaard is. 17
Bij de bepaling der strafmaat in hoofde van beklaagde wordt rekening gehouden met de concrete aard en objectieve ernst der feiten, de economische en financiële impact van dergelijke diefstallen tevens met het beladen strafverleden van beklaagde met meerdere identieke voorgaanden.
5.11.
Wat betreft elfde beklaagde G.G.
Beklaagde wordt enkel vervolgd als lid van de criminele organisatie welke zich bezig houdt met winkeldiefstallen.
Alhoewel beklaagde zijn lidmaatschap betwist bevat het strafdossier voldoende met elkaar overeenstemmende vermoedens en gegevens waaruit het tegendeel blijkt.
Uit de informatie bekomen via het rechtshulpverzoek naar Roemenië blijkt dat beklaagde de vaste chauffeur is van V.M. en deelt in de buit. Diverse Roemenen die op heterdaad werden betrapt duiden beklaagde aan als chauffeur. De betrokkenheid van beklaagde blijkt eveneens uit de gecapteerde gesprekken tussen hem en V.M. Tenslotte werd bij huiszoeking gestolen kledij aangetroffen.
Beklaagde kan dan ook niet ernstig blijven ontkennen dat hij wetens en willens lid is van een organisatie welke zich bezig houdt met winkeldiefstallen.
De schuld van beklaagde aan het hem ten laste gelegde feit blijkt dan ook afdoende uit de objectieve gegevens van het vooronderzoek en het onderzoek van de zaak ter zitting
Bij de bepaling der strafmaat in hoofde van beklaagde wort rekening gehouden met de concrete aard en objectieve ernst der feiten. de belangrijke noodzakelijke rol van beklaagde in de organisatie, tevens met zijn relatief gunstig strafverleden.
5.12.
wat betreft twaalfde beklaagde P.L.
De schuld van beklaagde aan de hem ten laste gelegde feiten B en Dl blijkt afdoende uit de objectieve gegevens van het vooronderzoek en het onderzoek van de zaak ter zitting. De bewezen verklaarde feiten B en D1 vermengen zich in hoofde van beklaagde wegens eenheid van misdadig opzet zodat overeenkomstig artikel 65,1° van het Strafwetboek slechts een straf, de zwaarste dient uitgesproken.
Bij de bepaling der strafmaat in hoofde van beklaagde wordt rekening gehouden met de concrete aard en objectieve ernst der feiten, de economische en financiële overlast die dergelijke georganiseerde criminaliteit meebrengt, het aandeel van beklaagde, doch tevens met zijn smetteloos strafverleden, althans voor zover gekend in België . 5.13. wat betreft dertiende beklaagde S.A.
18
Beklaagde is gerekruteerd door de organisatie en pas begin januari naar België overgebracht. Hij maakte zich onmiddellijk schuldig aan winkeldiefstallen. Hij legde op 26 maart 2012 bekentenissen af.
De schuld van beklaagde aan de hem ten laste gelegde feiten B, D2 en D5 blijkt afdoende uit de objectieve gegevens van het vooronderzoek en het onderzoek van de zaak ter zitting.
De bewezen verklaarde feiten B, D2 en D5 vermengen zich in hoofde van beklaagde wegens eenheid van misdadig opzet zodat overeenkomstig artikel 65,1° van het Strafwetboek slechts een straf, de zwaarste dient uitgesproken.
Bij de bepaling der strafmaat in hoofde van beklaagde wordt rekening gehouden met de concrete aard en objectieve ernst der feiten, de economische en financiële overlast die dergelijke georganiseerde criminaliteit meebrengt. het relatief beperkt aandeel van beklaagde, tevens met zijn smetteloos strafverleden, althans voor zover gekend in België . 5.14. wat betreft veertiende beklaagde T.G.
Beklaagde wordt vervolgd als lid van de criminele organisatie en wegens mensenhandel.
Ze is de vrouw van T.M. Sr on kan worden beschouwd als de spit van de organisatie in Roemenië. Ze staat in telefonisch contact met haar man en samen overleggen zij over de verkoop van goederen, transport van de bagage en personen. De buit wordt bij haar bezorgd en zij staat in voor de verkoop van de goederen.
Beklaagde betwist haar lidmaatschap niet ernstig, wel de mensenhandel, stellende dat ze niet wist dat F.M. zich in België diende te prostitueren. Uit de samenlezing van de objectieve elementen in het strafdossier. gecapteerde gesprekken en de diverse afgelegde verklaring komt de schuld van beklaagde aan het haar ten laste gelegde feit B afdoende voor.
Het strafdossier bevat evenwel onvoldoende objectieve elementen waaruit schuld van beklaagde aan het haar ten laste gelegde feit C kan afgeleid worden zodat zij hiervoor dient vrijgesproken wegens twijfel.
Bij de bepaling der strafmaat in hoofde van beklaagde wordt rekening gehouden met de concrete aard en objectieve ernst der feiten, de belangrijke rot van beklaagde in de organisatie nu zij de noodzakelijke schakel was veer de verkoop van de gestolen goederen in Roemenië, doch tevens met haar smetteloos strafverleden, althans voor zover gekend in België.
5.15.
wat betreft vijftiende beklaagde G.A.
Beklaagde wordt enkel vervolgd als lid van de criminele organisatie welke zich bezig houdt met winkeldiefstallen. 19
Alhoewel beklaagde zijn lidmaatschap betwist bevat het strafdossier voldoende met elkaar overeenstemmende vermoedens en gegevens waaruit het tegendeel blijkt.
Uit de informatie bekomen via het rechtshulpverzoek naar Roemenië blijkt dat beklaagde betrokken is bij de aankoop en verkoop van de gestolen kledij in Roemenië. Hij kocht deze zelf op en zocht kopers voor de verdere verkoop. Hij regelde de documenten voor de firma van F.I. in opdracht van T.M. Uit de gecapteerde telefoongesprekken blijkt dat beklaagde kledij kwam uitkiezen in de woning van T.G. Ook in Roemenië werden bij rogatoire opdracht gesprekken van T.G. afgeluisterd waarbij het opkopen van de gestolen kledij door beklaagde blijkt. Beklaagde kan dan ook niet ernstig blijven ontkennen dat hij wetens en willens lid is van een organisatie nu hij als heler daadwerkelijk betrokken was en een noodzakelijke rol vervulde.
De schuld van beklaagde aan het hem ten laste gelegde feit B blijkt dan ook afdoende uit de objectieve gegevens van het vooronderzoek en het onderzoek van de zaak ter zitting Bij de bepaling der strafmaat in hoofde van beklaagde wordt rekening gehouden met de concrete aard en objectieve ernst der feiten. de belangrijke noodzakelijke rol van beklaagde in de organisatie, doch tevens met het smetteloos strafverleden van beklaagde, althans voor zover gekend in België.
5.Op burgerlijk gebied
De rechtbank dient zich onbevoegd te verklaren om uitspraak te doen omtrent de vordering van de burgerlijke partij inzoverre gericht tevens veertiende beklaagde gelet op de vrijspraak in haren hoofde.
De vordering van de burgerlijke partij opzichtens eerste, tweede, derde en vijfde beklaagde komt ontvankelijk voor en is gesteund op het in hoofde van beklaagden bewezen verklaarde feit onder tenlastelegging C.
De vordering ten bedrage van 1 euro morele schade komt gegrond voor.
Gezien de bepalingen van art. 130. 162. 186. 191. 194 van het Wetboek van Rechtspleging in Strafzaken; art. 1. 2. 38. 40. 44. 45. 65. 66. 79. 80. van het Strafwetboek; art. 1 van de wet van 5 maart 1952, gewijzigd bij wet van 24 december 1993 en 28 december 2011; art. 91, tweede lid van het K.B. 28 december 1950 ; art. 2. 11. 12. 14. 24. 31. 32. 34. 35. 36. 37 en 41 der wet van 15 juni 1935; art. 28 en 29 van de wet van 01 augustus 1985, gewijzigd bij de wet van 24 december 1993; art. 58§1 van het K.B. van 18 december 1986: art. 2, 3 en 4 wet van 26 juni 2000; art. 3 en 4 Wet van 17.04.1878: art. 1382 en 1383 BWB;
OM DEZE REDENEN, en bij toepassing van artikel 324bis, 324ter §§1-4, 433qq §1, 1° en 2°, 433 octies 2°, 433 novies, 461, 463, 465 van het Strafwetboek 20
DE RECHTBANK, vonnissende op tegenspraak opzichtens beklaagden T.M. (sr), T.M. (jr), F.I., S.P, S.N., T.D., P.A., P.M., G.G., T.G., G.A. en de burgerlijke partij, bij verstek opzichtens beklaagden T.C., S.D., P.L. en S.A.,
Op strafgebied
Actualiseert het aan eerste beklaagde T.M. (senior) en T.M. (junior) ten laste gelegde feit A als volgt: Te Geel, te Rijkevorsel en elders in het arrondissement Turnhout en, bij samenhang, te Lommel in het gerechtelijk arrondissement Hasselt, te Schoten, in het gerechtelijk arrondissement Antwerpen, en te Anderlecht en, te Grimbergen, in het gerechtelijk arrondissement Brussel alsook op diverse andere niet nader te bepalen plaatsen in het Rijk., minstens van 23 september 210 tot 24 januari 2012 leidend persoon te zijn geweest van een criminele organisatie, zijnde een gestructureerde vereniging van meer dart twee personen, die duurt in tijd, met als oogmerk het in onderling overleg plegen van misdaden of wanbedrijven die strafbaar zijn met een gevangenisstraf van 3 jaar of een zwaardere straf, om direct of indirect vermogensvoordelen te verkrijgen.
Actualiseert het aan derde, vierde, .vijfde, zesde, zevende, achtste, negende, tiende, elfde, twaalfde, dertiende, veertiende en vijftiende beklaagde ten laste gelegde feit B als volgt: Te Geel, te Rijkevorsel en elders in het arrondissement Turnhout en bij samenhang, te Lommel in het gerechtelijk arrondissement Hasselt, te Schoten, in het gerechtelijk arrondissement Antwerpen, en, te Anderlecht en te Grimbergen, in het gerechtelijk arrondissement Brussel alsook op diverse andere niet nader te bepalen plaatsen, in het Rijk, minstens van 23 september 2010 tot 24 januari 2012 , gedurende een niet nader te bepalen periode die alleszins voortduurde tot 24 januari 2012.
Wanneer de criminele organisatie gebruik maakt van intimidatie, bedreiging, geweld, listige kunstgrepen of corruptie, of commerciële of andere structuren aanwendt om het plegen van de misdrijven te verbergen of te vergemakkelijken, wetens en willens daarbij betrokken te zijn ook at heeft hij niet de bedoeling een misdrijf in het raam van die organisatie te plegen of daaraan deel te nemen op een van de in de artikelen 66 tot 69 bedoelde wijzen.
SPREEKT zesde beklaagde T.C. en zevende beklaagde S.D. VRIJ van het hen ten laste gelegde feit B wegens twijfel.
SPREEKT veertiende beklaagde T.G. VRIJ van het haar ten laste gelegde feit C wegens twijfel.
* Veroordeelt eerste beklaagde T.M. senior) wegens de vermengde feiten A, C en D2 tot een hoofdgevangenisstraf van VIJF JAAR en tot een geldboete van DUIZEND VIJFHONDERD EURO.
Zegt voor recht dat voormelde geldboete wordt verhoogd met 50 deciemen en gebracht wordt op 9.000 euro. 21
Boete vervangbaar bij gebrek aan betaling binnen de wettelijke termijn door een gevangenzitting van 3 maanden.
* Veroordeelt tweede beklaagde T.M. (junior) wegens de vermengde feiten A, C en D2 tot een hoofdgevangenisstraf van VIJF JAAR en tot con geldboete van DUIZEND VIJFHONDERD EURO.
Zegt voor recht dat voormelde geldboete wordt verhoogd met 50 deciemen en gebracht wordt op 9.000 euro.
Boete vervangbaar bij gebrek aan betaling binnen de wettelijke termijn door een gevangenzitting van 3 maanden.
* Veroordeelt derde beklaagde F.I. wegens de vermengde feiten B, C, Dl en D2 tot een hoofdgevangenisstraf van DRIE JAAR en tot een geldboete van DUIZEND EURO.
Zegt voor recht dat voormelde geldboete wordt verhoogd met 50 deciemen en gebracht wordt op 6.000 euro.
Boete vervangbaar bij gebrek aan betaling binnen de wettelijke termijn door een gevangenzitting van 2 maanden.
* Veroordeelt vierde beklaagde S.P. wegens de vermengde feiten B, D2, D3, D4 en D5 tot een hoofdgevangenisstraf van TWEE JAAR en tot een geldboete van HONDERD EURO.
Zegt voor recht dat voormelde geldboete wordt verhoogd met 50 deciemen en gebracht wordt op ZESHONDERD EURO.
Boete vervangbaar bij gebrek aan betaling binnen de wettelijke termijn door een gevangenzitting van 1 maand.
* Veroordeelt vijfde beklaagde S.A. wegens de vermengde feiten B en C, zich bevindend in staat van wettelijke herhaling, tot een hoofdgevangenisstraf van DRIE JAAR en tot een geldboete van DUIZEND EURO.
Zegt voor recht dat voormelde geldboete wordt verhoogd met 50 deciemen en gebracht wordt op 6.000 euro.
Boete vervangbaar bij gebrek aan betaling binnen de wettelijke termijn door een gevangenzitting van 2 maanden.
* Veroordeelt achtste beklaagde T.D. wegens bet haar ten laste gelegde feit B tot een hoofdgevangenisstraf van EEN JAAR
22
En aangezien beklaagde T.D. nog geen veroordeling opgelopen heeft tot een criminele of een correctionele straf van meer dan twaalf maanden gevangenzitting en een maatregel van genadigheid van aard is om haar verbetering te doen hopen; Gezien art. 8 van de wet van 29 juni 1964, gewijzigd door de wet van 10 februari 1994 en 22 maart 1999; Verleent gewoon uitstel van uitvoering voor een termijn van drie jaar voor de gehele opgelegde hoofdgevangenisstraf behoudens het reeds ondergane gedeelte in voorhechtenis
Veroordeelt negende beklaagde P.A. wegens het hem ten laste gelegde feit B tot een hoofdgevangenisstraf van DERTIG MAANDEN Veroordeelt tiende beklaagde P.M. wegens het haar ten laste gelegde feit B, zich bevindend in staat van wettelijke herhaling, tot een hoofdgevangenisstraf van VIER JAAR Veroordeelt elfde beklaagde G.G. wegens het hem ten laste gelegde feit B tot een hoofdgevangenisstraf van ACHTTIEN MAANDEN
En aangezien beklaagde G.G. nog geen veroordeling opgelopen heeft tot een criminele of een correctionele straf van meer dan twaalf maanden gevangenzitting en een maatregel van genadigheid van aard is om zijn verbetering te doen hopen; Gezien art. 8 van de wet van 29 juni 1964, gewijzigd door de wet van 1 0 februari 1994 en 22 maart 1999; Verleent gewoon uitstel van uitvoering voor een termijn van drie jaar voor de gehele opgelegde hoofdgevangenisstraf behoudens het reeds ondergane gedeelte in voorhechtenis
* Veroordeelt twaalfde beklaagde P.L. wegens de vermengde feiten B en D1 tot een hoofdgevangenisstraf van EEN JAAR en tot een geldboete van HONDERD EURO.
Zegt voor recht dat voormelde geldboete wordt verhoogd met 50 deciemen en gebracht wordt op ZESHONDERD EURO.
Boete vervangbaar bij gebrek aan betaling binnen de wettelijke termijn door een gevangenzitting van 1 maand.
* Veroordeelt dertiende beklaagde S.A. wegens de vermengde feiten B, D2 en D5 tot een hoofdgevangenisstraf van EEN JAAR en tot een geldboete van HONDERD EURO.
Zegt voor recht dat voormelde geldboete wordt verhoogd met 50 deciemen gebracht wordt op ZESHONDERD EURO.
Boete vervangbaar bij gebrek aan betaling binnen de wettelijke termijn door een gevangenzitting van 1 maand.
* Veroordeelt veertiende beklaagde T.G. wegens het haar ten laste gelegde feit B tot een hoofdgevangenisstraf van TWEE JAAR 23
En aangezien beklaagde T.G. nog geen veroordeling opgelopen heeft tot een criminele of een correctionele straf van meer dan twaalf maanden gevangenzitting en een maatregel van genadigheid van aard is om haar verbetering te doen hopen; Gezien art. 8 van de wet van 29 juni 1964. gewijzigd door de wet van 10 februari 1994 en 22 maart 1999; Verleent gewoon uitstel van uitvoering voor een termijn van drie jaar voor een gedeelte van 1 jaar van de opgelegde hoofdgevangenisstraf
* Veroordeelt vijftiende beklaagde G.A. wegens het hem ten laste gelegde feit B tot een hoofdgevangenisstraf van EEN JAAR En aangezien beklaagde G.A. nog geen veroordeling opgelopen heeft tot een criminele of een correctionele straf van meer dan twaalf maanden gevangenzitting en een maatregel van genadigheid an aard is om zijn verbetering te doen hopen; Gezien art. 8 van de wet van 29 juni 1964, gewijzigd door de wet van 10 februari 1994 en 22 maart 1999; Verleent gewoon uitstel van uitvoering voor een termijn van drie jaar voor een gedeelte van 6 maanden van de opgelegde hoofdgevangenisstraf Verwijst beklaagden (uitgezonderd T.C. en S.D.) ieder tot een/vijftiende van de kosten van het proces. belopende in het geheel en tot op heden: 1.362,93 euro.
Legt de dagvaardingskosten inzake T.C. en S.D. ten bedrage van 31,79 euro ten laste van de Belgische Staat.
Verwijst beklaagden (uitgezonderd T.C. en S.D.), ingevolge art. 91, tweede lid van het K.B 28 december 1950, IEDER tot betaling van een vergoeding van TWEEENDERTIG EURO ZEVENENTWINTIG CENT.
Verwijst beklaagden (uitgezonderd T.C. en S.D.), bovendien, bij wijze van bijdrage tot de financiering van het bijzonder Fonds tot Hu1p aan de Slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders, IEDER tot betaling van een bedrag van VIJFENTWINTIG EURO verhoogd met 50 deciemen en gebracht op HONDERD VIJFTIG EURO.
Op burgerlijk gebied
Verklaart zich onbevoegd om uitspraak te doen omtrent de vordering van de burgerlijke partij inzoverre gericht tegen veertiende beklaagde.
Verklaart de vordering van de burgerlijke partij opzichtens eerste, tweede, derde en vijfde beklaagde ontvankelijk en gegrond.
Veroordeelt eerste beklaagde T.M. (sr), tweede beklaagde T.M. (jr), derde beklaagde F.I. en vijfde beklaagde S.N. in solidum om te betalen aan de burgerlijke partij het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding de som van EEN EURO (1 euro) morele schade. Verwijst eerste, tweede, derde en vijfde beklaagden tevens tot de kosten burgerlijk gebied hierin begrepen de toepasselijke rechtsplegingsvergoeding begroot op 165 euro. 24
Dit vonnis werd gewezen door: R. H. Ondervoorzitter, Rechter-Voorzitter J. R. D., Rechter, R. M., Toegevoegd Rechter,
Bijgestaan door: C. D., Griffier En rechtsprekende over de vordering van het Openbaar Ministerie ertoe strekkende de onmiddellijke aanhouding van beklaagden P.L. en S.A. te horen bevelen.
Aangezien beklaagden werden veroordeeld tot een gevangenzitting van een jaar of weer en het te vrezen is dat zij, in vrijheid gelaten, zullen pogen zich te onttrekken aan de strafuitvoering gezien de zwaarwichtigheid van de bewezen verklaarde feiten en zij zonder gekende woon- of verblijfplaats zijn.
Gezien de wet van 9 mei 1931 en 20 juli 1990.
Beklaagden hieromtrent niet gehoord zijnde gezien hun verstek.
OM DEZE REDENEN,
DE RECHTBANK, vonnissende bij verstek,
BEVEELT de onmiddellijke aanhouding van beklaagden P.L. en S.A.
(…)
25