CORRECTIONELE RECHTBANK DENDERMONDE 13 FEBRUARI 2007, 19de kamer
De Rechtbank van Eerste Aanleg te DENDERMONDE negentiende kamer, rechtdoende in strafzaken, heeft in haar openbare terechtzitting van 13 februari 2007 het hiernavolgend VONNIS gewezen :
IN DE ZAAK VAN HET OPENBAAR MINISTERIE TEGEN:
-
L.J. , van Chinese nationaliteit, geboren te (…) op (…), zonder gekende woonst- of verblijfp1aats in het rijk, alias W.J. , van Chinese nationaliteit, geboren te (…) op (…), vrijgelaten door de onderzoeksrechter op 14 maart 2006 wegens de tenlasteleggingen A en B
Inverdenkinggesteld wegens:
A. Te 9300 Aalst en met samenhang elders in het rijk, op niet nader gekende tijdstippen in de periode van op 12 september 2005 tot op 2 december 2005 Bij inbreuk op artikel 433 quinquies § 1, 3° SWB, zich schuldig te hebben gemaakt aan mensenhandel, door teneinde Z. S. en Z. X. aan het werk te zetten of te laten aan het werk zetten in omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid, hen te hebben aangeworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest, opgevangen, de controle over hen te hebben gewisseld of overgedragen, de toestemming van hen met de voorgenomen of daadwerkelijke uitbuiting van geen belang zijnde met de omstandigheid dat misbruik gemaakt werd van de bijzondere kwetsbare positie waarin de personen verkeerden ten gevolge van hun onwettige of precaire administratieve toestand zodanig dat de betrokken personen in feite geen andere echte en aanvaardbare keuze hadden dan zich te laten misbruiken. B. Met samenhang te Oostende en elders in het rijk, op niet nader gekende tijdstippen in de periode van op 2 juli 2005 tot op 11 september 2005 Bij inbreuk op artikel 77bis §§ 1 en 5 en de artikelen 80 en 81 van de Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, op welke manier ook, rechtstreeks of via een tussenpersoon, ertoe te hebben bijgedragen dat een vreemdeling het Koninkrijk is binnen gekomen of er heeft verbleven, waarbij hij ten opzichte van de vreemdeling direct of indirect gebruik heeft gemaakt van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige andere vorm van dwang of waarbij hij misbruik heeft gemaakt van de bijzonder kwetsbare positie waarin de vreemdeling verkeert tengevolge van een onwettige of precaire administratieve toestand of ten gevolge van zwangerschap, ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvo1waardigheid ten aanzien van Z. S.
1
C.
Met samenhang
Te 9300 Aalst, Oostende en elders in het rijk, op niet nader gekende tijdstippen in de periode van op 2 juli 2005 tot op 2 december 2005 Bij inbreuk op de artikelen 2, 3, 4, 5, 11,12 1° a, 13, 14, 15, 16, 17 en 18 van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers en de artikelen 1, 13, 16 e,v, 34 e.v., 36,41 van het uitvoeringsbesluit van 9 juni 1999, als werkgever, zijn aangestelde of lasthebber, in strijd met de bepalingen van dit besluit of van de uitvoeringsbesluiten daarvan, arbeid te hebben doen of laten verrichten door personen die niet de Belgische nationaliteit hebben en die niet toegelaten of gemachtigd zijn tot een verblijf in België van meer dan 3 maanden of tot vestiging en zonder daartoe vooraf vergunning tot tewerkstelling te hebben gekregen van de Minister tot wiens bevoegdheid de tewerkstelling behoort: namelijk de werknemers Z. S. en Z. X. D. Te 9300 Aalst en met samenhang elders in het rijk, meermaals in de periode van op 2 juli 2005 tot op 13 maart 2006 In het openbaar de naam W. J. die hem niet toekomt aangenomen te hebben.
********************* Gezien de beschikking der raadkamer d.d. 20.10.06 waarbij de zaak naar deze rechtbank verwezen werd; Gezien de processen-verbaal; Gehoord het Openbaar Ministerie in zijn voordracht der zaak en in zijn eis; Overwegende dat de beklaagde, alhoewel behoorlijk gedagvaard, NIET is verschenen;
1. De gegrondheid van de strafvordering 1.1 .Het wettelijk kader met betrekking tot de tenlasteleggingen A en B De tenlastelegging B heeft nog betrekking op het oude artikel 77bis van de wet van 15 december 1980 (Vreemdelingenwet). De ten laste gelegde feiten omschreven onder de tenlastelegging B strekken zich uit over de periode van 02 juli 2005 tot 11 september 2005. Dit artikel werd gewijzigd bij de Wet van 10 augustus 2005 (B.S. 02/09/2005), in werking getreden op 12 september 2005. De nieuwe wet had o.a. tot doel de noties "mensensmokkel" (het nieuwe artikel 77bis van de Vreemdelingenwet beoogt specifiek en exclusief de mensensmokkel) en "mensenhandel" (artikel 433quinquies van hot Strafwetboek beoogt specifiek exclusief de mensenhandel) duidelijk te onderscheiden. De Wet van 10 augustus 2005 wijzigde de bepalingen inzake mensenhandel grondig. Zo werd ervoor gekozen om de strafbaarstelling van mensenhandel expliciet in te schrijven in het 2
Strafwetboek. Het misdrijf mensenhandel is, als autonoom misdrijf, opgenomen in de artikelen 433quiquies tot 433nonies van bat Strafwetboek. De tenlastelegging A, die een aanvang neemt op 12 september 2005, heeft betrekking op het misdrijf mensenhandel dat werd omschreven onder artikel 433quiquies § 1, 3° van het Strafwetboek. Het betreft de werving, het vervoer, de overbrenging, de huis- vesting, de opvang van een persoon, de wisseling of de overdracht van de controle over hem teneinde: 3° deze persoon aan hel werk te zetten of te laten aan het werk zetten in omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid. Het gaat dus om mensenhandel met het oog op economische exploitatie. Opdat er sprake zou zijn van mensenhandel is niet vereist dat er een element van dwang of onvrijheid aanwezig is. Mensenhandel behoeft uitsluitend een bewegings- en uitbuitingselement. Voor de strafbaarheid op zich wordt dus niet vereist dat de mensenhandel gepaard ging met het gebruik van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige vorm van dwang of het misbruik van de bijzondere kwetsbare positie van het slachtoffer: het betreffen hier "slechts" verzwarende omstandigheden die er enkel toe leiden dat de mensenhandel strenger wordt gestraft. In de tenlastelegging A werden verzwarende omstandigheden weerhouden, in casu artikel 433septies, 2°, De tenlastelegging B, die dus gesteund is op het oude artikel 77bis, bepaalt derhalve als constitutief element voor het bewezen zijn van het basismisdrijf dat ten opzichte van de vreemdeling direct of indirect gebruik word gemaakt van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige vorm van dwang (artikel 77 bis § 1,1°; in de nieuwe wet is dit geen constitutief element meer doch een verzwarende omstandigheid omschreven onder artikel 77quater, 3°) of dat misbruik werd gemaakt van de bijzonder kwetsbare positie waarin de vreemdeling verkeert ten gevolge van een onwettige of precaire administratieve toestand of tan gevolge van zwangerschap, ziekte dan wel een lichamelijk of een geestelijk gebrek of onvolwaardigheid (artikel 77b1s § 1,2°; in de nieuwe wet is dit een verzwarend omstandigheid omschreven onder artikel 77quater, 2°).
1.2. De gegevens van het strafdossier Uit het strafdossier blijkt dat S. Z. illegaal in het land verbleef. Hij kwam naar België via Chinese mensensmokkelaars. Om in België te geraken diende hij een lening aan te gaan om de mensensmokkelaars te betalen. Hij beschikte over geen identiteitsdocumenten en werd door beklaagde tewerkgesteld zonder dat er afspraken werden gemaakt over enige betaling. Hij werkte reeds twee weken aan de verbouwingen van het restaurant en werd hiervoor niet betaald. Hij verklaarde o.a. (stuk 39 van het strafdossier): "(...)Ik had te Brussel kennis gemaakt met een zekere W. J. Het is die man die mij het werk in het restaurant heeft bezorgd. (...) W. heeft mij wel beloofd te zullen betalen voor mijn werk maar tot op het moment van mijn aanhouding had ik nog niets gekregen. Natuurlijk had ik hier geen geld en was ik aangewezen op W. om iets te kunnen verdienen. Het was niet echt verplicht om voor W. te werken maar moreel gezien had ik geen andere keuze. (...)" Uit zijn verhoor blijkt vorder dat beklaagde hem ook nog op andere plaatsen, in casu te Leuven en Luik, liet werken. Op die plaatsen werkte hij in totaal vijf maanden. Voor die vijf maanden ontving hij een loon van 2.000,00 euro, terwijl hem een maandloon van 1.400,00 euro was beloofd.
3
Hij verklaarde (stuk 40 van het strafdossier): "Ik had hierbij wel het gevoel dat ik uitgebuit werd. Ik heb hierover reeds mijn beklag gedaan tegen W. maar dat had geen effect." Verder verklaarde hij dat wanneer hij voor W. werkte, hij dertien werkuren per dag klopte en dit gebeurde in slechte werkomstandigheden. Ook X. verblijft illegaal in het land. Hij heeft evenmin identiteitspapieren. Ook hij werd door beklaagde tewerkgesteld. Over betalen werd niet gesproken. X. Z. verklaarde o.a. (stuk 45 van het strafdossier): "(...) Er werd niet gesproken over betalen maar W. heeft wel mijn treinticket betaald. Ik moest hem helpen omdat ik op dat moment dakloos was en geen eten had. Ik voelde me er eigenlijk niet zo goed bij want ik wou dat hij me voor het geleverde werk zou betalen. Op het moment dat ik door de politie opgepakt werd had ik daar veertien dagen gewerkt." L. G. P., de vader van de restaurantuitbater waar de werken werden verlicht, verklaarde o.a. (stuk 69 van het strafdossier): "(...) Voor de laatste opdracht in het restaurant te Aalst diende ik W. niet te betalen voor zijn werk De afspraak tussen ons was dat het een vriendendienst was. Immers W. had nog een openstaande schuld van 3000 euro bij mij. Z. S. en Z. X. werden aangebracht door W.. Ik heb deze personen ook niet betaald. Ik denk dat zij zouden betaald geworden zijn door W. zelf. (...)". Beklaagde verklaarde o.a. (stuk 12 van het strafdossier): "( ...) Er was nog niet gesproken over bon voor het werk bij L., Ik wou hem gewoon helpen. Ook de anderen waren gewoon aan het helpen. Indien het werk goed zou zijn, zouden wij wel iets krijgen. Ondertussen woonden wij ook en kregen we eten. Ik kan niet zeggen waar ik in België verblijf (...)". Bij een nieuw verhoor verklaarde beklaagde o.a. (stuk 63 van het strafdossier): "(...) Ja ik laat me soms aanspreken met L. W., oude W.. In China is het de gewoonte dat men een andere naam gebruikt dan deze die bij geboorte werd gegeven. Mijn echte naam betreft wel degelijk L. J., ik ben geboren op (…). (...) Bij mijn arrestatie heb ik gezegd W. J. te heten. (...)"
1.3. Toetsing aan de voorziene tenlasteleggingen A en B Beklaagde stelde twee illegale vreemdelingen te werk die met de hulp van mensensmokkelaars naar België kwamen. Naast het feit dat zij niet in het bezit waren van identiteitsdocumenten, hadden ze hier ook geen inkomen. De twee illegale werknemers bevonden zich in een bijzonder kwetsbare positie ten gevolge van hun onwettige of precaire administratieve toestand en hadden dan ook geen andere echte en aanvaardbare keuze dan zich te laten misbruiken. Zij werden door beklaagde werkelijk uitgebuit. Zij dienden dertien uren per dag te werken, zonder hiervoor te worden betaald. Dit zijn duidelijk omstandigheden van tewerkstelling in strijd met de menselijke waardigheid. Dit gebeurde allemaal in het belang van beklaagde, die op die manier zijn persoonlijke schulden, op de kap van die twee illegale werknemers, kon betalen. Beklaagde droeg ertoe bij dat deze twee illegale vreemdelingen in het land verbleven. Door hun benarde situatie (geen papieren, geen inkomen, geen eten en geen verblijfplaats) waren zij van beklaagde afhankelijk en lieten ze zich door beklaagde uitbuiten, om toch in België te kunnen verblijven.
4
Het is duidelijk dat de tenlasteleggingen A en B in hoofde van beklaagde afdoende bewezen zijn.
1.4. De gegrondheid van de tenlastelegging C (tewerkstelling van illegale vreemdelingen) De vaststellingen ter zake, zoals hoger aangehaald en beschreven in het strafdossier, zijn klaar en duidelijk. Door beklaagde werden, in zijn eigen belang, bewust illegaal in het land verblijvende vreemdelingen tewerkgesteld. De feiten die voorwerp zijn van de tenlastelegging C, komen naar het oordeel van de rechtbank afdoende bewezen voor.
1.5. De gegrondheid van de tenlastelegging D (het aannemen van een valse naam) Uit het strafdossier blijkt dat beklaagde zich identificeerde met een valse naam, meer bepaald verklaarde hij aan de politie dat hij J. W. noemde. Zijn werkelijke naam is echter J.L. De tenlastelegging D is derhalve afdoende bewezen.
2. Met betrekking tot de strafmaat Overwegende dat de verscheidene feiten hierboven omschreven onder de tenlasteleggingen A, B, C en D in hoofde van beklaagde, de uitvoering zijn van één ongeoorloofd besluit; dat zij in zodanig verband staan dat zij als één voortgezette handeling moeten beschouwd worden en dus maar één misdrijf uitmaken; overeenkomstig artikel 65 van het Strafwetboek dient derhalve voor die misdrijven slechts één straf te worden uitgesproken, meer bepaald de zwaarste. De straftoemeting moet worden bepaald gelet op de aard en de objectieve ernst van de bewezen verklaarde feiten, de begeleidende omstandigheden en het strafrechtelijk verleden van de beklaagde. De straftoemeting moet echter niet alleen de vergeldingsbehoefte dienen maar ook de speciale en generale preventie. De op te leggen straf moet dan ook van aard zijn de beklaagde ervan te weerhouden zich in de toekomst nog aan dergelijke misdrijven schuldig te maken. Beklaagde, die zelf illegaal in het land verblijft, profiteert van de zwakke positie van vreemdelingen, in casu Chinezen, die via mensensmokkelaars in ons land terechtkomen. Hij gebruikt hen en buit hen uit om zijn schulden te kunnen betalen. Hij maakt zich schuldig aan een grove vorm van mensenhandel en is totaal gevoelloos. Dit getuigt van een gevaarlijke en verwerpelijke mentaliteit. De door de beklaagde op de sociale reglementering gepleegde inbreuken zijn eveneens objectief gezien ernstig. Door zo te handelen maakte de beklaagde het voeren door de bevoegde overheid van een beleid op het vlak van de tewerkstelling van vreemdelingen onmogelijk. Het asiel- en vreemdelingenbeleid wordt ondergraven. Bovendien wordt door het
5
plegen van dergelijke inbreuken de deur wijd opengezet voor het niet betalen van sociale zekerheidsbijdragen en belastingen in het algemeen. Dit heeft, naast de onmiskenbare negatieve fiscale gevolgen voor de schatkist en de eerlijke belastingbetaler, tevens een negatief economische impact. De concurrentie tegenover ondernemers, die wel hun personeel correct inschrijven en officieel laten werken tegen een normaal loon, wordt geschaad en vervalst. Ook de arbeidsmarkt wordt verstoord. Werkloosheid wordt in de hand gewerkt. De omstandigheid dat de feiten werden gepleegd m.b.t. personen die op de arbeidsmarkt een kwetsbare positie innemen en die bovendien actief werden geronseld en uitgebuit, verantwoordt verder gestrengheid bij de straftoemeting. De rechtbank is dan ook van oordeel dat dergelijke feiten zeer streng dienen te worden gestraft. Een ernstige effectieve gevangenisstraf en geldboete, zoals in het beschikkend gedeelte van het vonnis bepaald,dient dan ook als een passende bestraffing te worden weerhouden. Tevens dient een ontzetting uit de rechten van artikel 31 van het Strafwetboek te worden uitgesproken. Gelet op de genoemde artikelen en de hiernavolgende artikelen;(…)
Om die redenen, de Rechtbank, recht doende: bij verstek; VERKLAART beklaagde J. L. schuldig aan de hem ten laste gelegde feiten omschreven onder de tenlasteleggingen A., B, C en D. TOEPASSING makend van artikel 65, eerste lid van het Strafwetboek; VEROORDEELT beklaagde J. L. voor de hierboven omschreven tenlasteleggingen samen tot een hoofdgevangenisstraf van TWEE JAREN en tot een GELDBOETE van VIJFDUIZEND EURO, met 45 opdeciemen verhoogd (= x 5,5), 27.500 euro bedragende; ONTZET beklaagde J. L. overeenkomstig artikel 433novies en 33 van het Strafwetboek uit alle rechten voorzien in artikel 31 van het Strafwetboek en dit voor een termijn van tien jaren. Kosten: Veroordeelt de beklaagde tot de gerechtskosten deze begroot op: 13,22 euro, Legt bovendien aan veroordeelde een vergoeding op van €25 (KB. 11.12.'01 tot wijz. 1 K.B.23.12.’93 -W. 28.07.'92) Spreekt bovendien de verplichting uit om een bedrag van 25 EURO (K.B. 31.10.05), met 45 opdeciemen verhoogd, € 137.5 bedragende, te betalen bij wijze van bijdrage tot financiering van het fonds tot financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden, nl, door de beklaagde eenmaal deze som; Verstaat dat bij gebreke van betaling binnen de door de wet bepaalde tijd, de uitgesproken geldboete zal kunnen vervangen worden door een gevangenisstraf van. drie maand. 6
Houdt ambtshalve de burger1ijke belangen aan; (art. 4 Wet houdende de voorafgaande titel v.h. Wetboek van Strafvordering, gew. bij art. 2 Wet 13 04.2005 (BS. 3.5.05); BEVEELT op vordering van het Openbaar Ministerie, bij toepassing van art. 33 § 2, Wet van 20.07.1990, de ONMIDDELLIJKE AANHOUDING van de veroordeelde L. J. alias W. J. voornoemd, aangezien de tegen hem uitgesproken hoofdgevangenisstraf meer dan EEN JAAR bedraagt en het te vrezen valt dat hij zich aan de tenuitvoerlegging van het vonnis zal trachten te onttrekken. Aldus uitgesproken in openbare terechtzitting van: dinsdag 13 februari 2007
7