CORRECTIONELE RECHTBANK LEUVEN, 4 DECEMBER 2012, 17DE KAMER In de zaak van het openbaar ministerie en van 1.Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding, autonome openbare dienst opgericht bij wet van 15/2/1993, met adres te 1000 Brussel, Koningsstraat 138 Burgerlijke partij, ter zitting vertegenwoordigd door meester K.T. loco meester P.Q., advocaat te Antwerpen, 2. VZW PAG-ASA, met zetel te 1000 Brussel, Cellebroersstraat 16B. Burgerlijke partij, ter zitting vertegenwoordigd door meester H.M., advocaat te Leuven. TEGEN 1. A.N., Belg, geboren te Darkam Ajam (Irak) op (…), wonende te Leuven, (…); Beklaagde, ter zitting aanwezig en bijgestaan door G.J., advocaat te Leuven. 2. I.O., Belg, geboren te Dohok (Irak) op (…), voorheen wonende te Leuven, (…), die op de zitting heeft verklaard thans te wonen te Meerbeek, (…). Beklaagde, ter zitting aanwezig en bijgestaan door meester B. W., advocaat te Leuven. 3. S.D., vreemdeling van Iraakse nationaliteit, geboren te Zakho (Irak) op (…). wonende te Leuven, (…). Beklaagde, ter zitting afwezig. 4. S.F., vreemdeling van Iraakse nationaliteit, geboren te Blejan (Irak) op (…), voorheen wonende te Leuven, (…); die op de zitting heeft verklaard thans te wonen te Leuven, (…). Beklaagde, ter zitting aanwezig en bijgestaan door meester J.M. loco meester J.V. advocaat te Dendermonde. 5. H.H., vreemdeling van Nederlandse nationaliteit, geboren te Zakho (Irak) op (…), voorheen wonende te Leuven, (…); die op de zitting heeft verklaard thans te wonen te Leuven, (…). Beklaagde, ter zitting aanwezig en bijgestaan door meester E.D. loco meester T.G., advocaat te Gent. 6. O.H., Belg, geboren te Duhok (Irak) in de loop van (…), wonende te Leuven, (…); Beklaagde, ter zitting aanwezig en bijgestaan door meester P.A. loco meester J.I., advocaat te Tongeren. 7. A.O., vreemdeling van Iraakse nationaliteit, geboren te Mosul ( Irak) op (…), voorheen wonende te Leuven,(…) die op de zitting heeft verklaard dat hij thans woont te Leuven, (…), maar dat hij hier nog niet is ingeschreven. Beklaagde, ter zitting aanwezig. 1
8. R.N., Belg, geboren te Douhouk (Irak) in de loop van (…), wonende te Sint-Joost-tenNode, (…); Beklaagde, ter zitting aanwezig en bijgestaan door meester T.O., advocaat te Leuven. 9. S.A., vreemdeling van Iraakse nationaliteit, geboren te Dhoek (Irak) in de loop van (…), wonende te Sint-Joost-ten-Node, (…); Beklaagde, ter zitting aanwezig en bijgestaan door meester T.O., advocaat te Leuven. 10. J.S., vreemdeling van Iraakse nationaliteit, geboren op (…), verblijvende te Helsinki (Finland), (…) Beklaagde, ter zitting afwezig. 11. T.N., vreemdeling van Duitse nationaliteit, geboren te Dohuk (Irak) op (…), wonende te Bonn (Duitsland), (…) Beklaagde, ter zitting afwezig. Naar deze rechtbank verwezen bij bevel van de raadkamer Beklaagd te: de eerste tot de elfde, als dader of mededader in de zin van artikel 66 van het strafwetboek, te Leuven en elders in het Rijk, meermaals tussen 20 november 2008 en 3 februari 2009, A. Bij inbreuk op artikel. 77bis van de Vreemdelingenwet van 15 december 1980, zich schuldig gemaakt aan mensensmokkel. Te weten ertoe bijgedragen te hebben, op welke manier ook, rechtstreeks of via een tussenpersoon, dat een persoon die geen onderdaan is van een lidstaat van de Europese Unie of van een Staat die partij is bij een internationale overeenkomst betreffende de overschrijding van de buitengrenzen die België bindt, binnenkomt, erdoor reist of aldaar verblijft, zulks in strijd met de wetgeving van deze Staat, met het ook op het direct of indirect verkrijgen van een vermogensvoordeel, met de in artikel 77quater, 1° vermelde verzwarende omstandigheid dat het misdrijf gepleegd is ten opzichte van een minderjarige met de in artikel 77quater, 6° vermelde verzwarende omstandigheid dat van de betrokken activiteit een gewoonte werd gemaakt, met de in artikel 77 quater, 7° vermelde verzwarende omstandigheid dat het een daad van deelneming aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging betreft, ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon heeft of niet, meer bepaald, 1. de eerste (A.N.), de elfde (T.N.), tussen 28 november 2008 en 2 december 2008, het transport van minstens twee Iraakse Koerden vanuit Nederland naar Zweden (Malmö) 2. de eerste (A.N.), de elfde (T.N.), tussen 3 december 2008 en 8 december 2008, het transport van drie Iraakse Koerden vanuit Nederland naar Zweden 2
3. de tweede (I.O.), op 7 december 2008, het transport van een onbekende Iraakse Koerd vanuit België naar Duitsland (Aken) 4. de eerste (A.N.), de vierde (S.F.), de vijfde (H.H.), de zesde (O.H.), de tiende (J.S.), tussen 16 december 2008 en 19 december 2008, het transport van twee Iraakse Koerden (H.N. en de genaamde ‘N.’) vanuit Italië (Como) naar België 5. de eerste (A.N.), de tweede (I.O.), op 21 december 2008, het transport van een zekere X. naar Zwitserland 6. de eerste (A.N.), de derde (S.H.), de zesde (O.H.), de tiende (J.S.), tussen 20 december 2008 en 24 december 2008, het transport van drie Iraakse Koerden vanuit Italië (Como) naar België 7.de tweede (I.O.), de tiende (J.S.), op 24 december 2008, het transport van een zekere Y. en Z. vanuit Italië naar België 8. de eerste (A.N.), de derde (S.H.). de zesde (O.H.), de tiende (J.S.), tussen 23 december 2008 en 26 december 2008, het transport van vier Iraakse Koerden, waaronder de minderjarigen S.R. °(…) en S.D. °(…) naar België 9. de eerste (A.N.), de zesde (O.H.), de achtste (R.N.), de tiende (J.S.), op 29 december 2008, het transport van zes Iraakse Koerden, waaronder de minderjarigen S.R. °(…) en S.D. °(…) vanuit België naar Duitsland (Keulen) 10. de eerste (A.N.), de tweede (I.O.), de derde (S.H.), de zevende (A.O.), tussen 30 december 2008 en 6 januari 2009, het transport van twee Iraakse Koerden, vanuit Zwitserland (Basel) naar België 11.de tweede (I.O.), de derde (S.H.), de zevende (A.O.), tussen 6 januari 2009 en 11 januari 2009, Het transport van twee Iraakse Koerden, waaronder de minderjarige 12. de tweede (I.O.), de derde (S.H.), de zevende (A.O.), tussen 9 januari 2009 en 16 januari 2009, Het transport van minstens twee Iraakse Koerden vanuit Italië naar België 13. de eerste (A.N.), de tweede (I.O.), de elfde (T.N.), op 22 januari 2009, het transport van A.A., Iraakse Koerd, vanuit Duitsland (Bonn) naar België 14. de eerste (A.N.), de achtste (R.N.), de negende (S.A.), tussen 25 januari 2009 en 2 februari 2009, het transport van een zeker T., Iraakse Koerd, vanuit Frankrijk naar België 3
15. de eerste (A.N.), de zesde (O.H.), de achtste (R.N.), op 2 februari 2009, het transport van een zekere H., Iraakse Koerd, vanuit Duitsland naar België 16. de achtste (R.N.), de negende (S.A.), tussen 5 januari en 27 januari 2009, door het ter beschikking stellen als safehouse van hun woning in Sint-Genesius-Rode, (…), en de effectieve opvang aldaar van minstens 13 gesmokkelde personen 17.de eerste (A.N.), de zesde (O.H.), tussen 20 november 2008 en 3 februari 2009, Door het ter beschikking stellen als safehouse van hun woning in Leuven, (…), en de effectieve opvang aldaar van meerdere gesmokkelde personen B. gepoogd te hebben bij inbreuk op artikel 77bis van de Vreemdelingenwet van 15 december 1980, zich schuldig te maken aan mensensmokkel, te weten gepoogd te hebben ertoe bij te dragen, op welke manier ook, rechtstreeks of via een tussenpersoon dat een persoon die geen onderdaan is van een lidstaat van de Europese Unie of van een internationale overeenkomst betreffende de overschrijding van de buitengrenzen die België bindt, binnenkomt erdoor reist of aldaar verblijft, zulks in strijd met de wetgeving van deze staat, met het oog op het direct of indirect verkrijgen van een vermogensvoordeel, met de in artikel 77quater, 6° vermelde verzwarende omstandigheid dat van de betrokken activiteit een gewoonte werd gemaakt, met de in artikel 77 quater, 7° vermelde verzwarende omstandigheid dat het een daad van deelneming aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging betreft, ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon heeft of niet, meer bepaald, 1. de tweede (I.O.), tussen 20 november 2008 en 7 december 2008, het transport van een zekere B. en andere onbekend gebleven personen vanuit Italië naar het Verenigd Koninkrijk 2. 3. de eerste (A.N.), op 5 januari 2009, het transport van twee Iraakse Koerden vanuit Italië naar België of Nederland 3. de eerste (A.N.), de achtste (R.N.), tussen 8 januari 2009 en 13 januari 1009, het transport van een zekere T. vanuit Italië naar België 4. de eerste (A.N.), de achtste (R.N.), tussen 18 januari 2009 en 22 januari 2009, het transport van minstens twee personen vanuit Zwitsertand of Italië naar België 5. de eerste (A.N.), tussen 7 januari 2009 en 19 januari 2009, het transport van twee Iraakse Koerden vanuit Bulgarije naar Spanje C. de derde (S.H.), tussen 20 november 2008 en 3 februari 2009, De aard, vindplaats, vervreemding, verplaatsing of eigendom van de in artikel 42, 3° van het Strafwetboek bedoelde zaken, namelijk de hierna vermelde vermogensvoordelen die rechtstreeks uit het misdrijf zijn verkregen, goederen en waarden die in de plaats ervan 4
zijn gesteld en inkomsten uit de belegde voordelen, te hebben verheeld of verhuld, ofschoon hij op het ogenblik van de aanvang van deze handelingen de oorsprong van die zaken kende of moest kennen, namelijk, door het laten transfereren tussen België en Irak, via het zogenaamde 'hawala’- banksysteem, van geldsommen ontvangen voor het organiseren en uitvoeren van mensensmokkeltransporten van Iraakse Koerden vermeld onder de kwalificaties A. en B., voor een niet nader bepaald totaal bedrag. Aannemende dat er voor wat betreft de tenlasteleggingen A.1 tot en met A.17, B. 1 toten met B.5 aanleiding bestaat om slechts correctionele straffen uit te spreken wegens verzachtende omstandigheden spruitende uit de afwezigheid van vroegere veroordelingen tot criminele straffen (artikelen 1 en 2 van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden) 1. DE PROCEDURE 1.1. De rechtbank nam kennis van: - de stukken van het onderzoek - de verwijzingsbeschikking van de raadkamer van Leuven van 2 september 2011 - de dagvaardingen die betekend werden om te verschijnen voor deze rechtbank -de besluiten en stukken neergelegd door de beklaagden - de besluiten en stukken neergelegd door de burgerlijke partijen 1.2. De rechtbank hoorde: -
het openbaar ministerie in zijn vordering de advocaten van de burgerlijke partijen de beklaagden, bijgestaan door hun advocaat de zevende beklaagde (A.O.) in persoon
De derde beklaagde (S.H.), de tiende beklaagde (J.S.) en de elfde beklaagde (T.N.) zijn niet verschenen bij de behandeling van de zaak, hoewel zij regelmatig werden opgeroepen. De rechtbank beslist bij verstek van de derde beklaagde (S.H.), de tiende beklaagde (J.S.) en de elfde beklaagde (T.N.) en na tegenspraak van de andere beklaagden. 1.3. De strafvordering is stelselmatig ingesteld en is ontvankelijk. 2. DE TENLASTELECGINGEN: ALGEMEEN 2.1. 5
De beklaagden moeten zich als dader en/of mededader voor de rechtbank verantwoorden voor mensensmokkel en poging tot mensensmokkel (tenlastelegging A en B), met de verzwarende omstandigheid dat - Van deze activiteit een gewoonte werd gemaakt - betreft een daad van deelneming betreft de hoofd- of de bijkomende activiteit van een vereniging - het misdrijf gepleegd is ten opzichte van een minderjarige (tenlastelegging A8 en A9) De derde beklaagde (S.H.) wordt ook vervolgd voor het wiswassen van geldsommen ontvangen voor het organiseren en uitvoeren van smokkeltransporten (tenlastelegging C). De beklaagden werpen op dat zij enkel om humanitaire redenen en/of als vriendendienst hebben gehandeld en geen winstoogmerk hebben nagestreefd. Zij stellen dat hun gedrag niet strafbaar is en beroepen zich op de rechtvaardigingsgrond voorzien in artikel 77, laatste alinea van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (hierna afgekort: Vreemdelingenwet). 2.2. Mensensmokkel wordt strafbaar gesteld in artikel 77bis van de Vreemdelingenwet. De verzwarende omstandigheden worden opgesomd in artikel 77quater. Bit mensensmokkel gaat het om het illegaal overschrijden van de landsgrenzen met de hulp van derden. Smokkel betekent dat de persoon die de grens wil oversteken op de hoogte is van de manier waarop hij of zij zal reizen en uit vrije wil hiermee instemt. Dit in tegenstelling tot mensenhandel waar mensen worden overgebracht met het oog op latere uitbuiting en waarbij mensenhandelaars de slachtoffers beperken in hun vrije keuze door geweld, misleiding, bedreiging of intimidatie. Mensensmokkel vereist het direct of indirect nastreven van een vermogensvoordeel. De wet vereist niet dat er al daadwerkelijk een vermogensvoordeel heeft plaats gehad of dat iedere medebeklaagde van elke vluchteling persoonlijk geld ontvangen heeft. Het openbaar ministerie heeft bij de behandeling van de zaak er op gewezen dat er in het kader van mensensmokkel nieuwe tendensen zijn, waarvan dit dossier een voorbeeld is. Daar waar vroeger illegalen vooral in grotere groepen als verstekelingen in vrachtwagens reisden, gebeurt dit nu veelal in kleinere groepen waarbij in etappes gereisd wordt en gebruik gemaakt wordt van bestaande transportmogelijkheden (bv. bus, trein, voertuigen). Doordat in etappes gereisd wordt, is de organisatie aangewezen op personen die voor het tijdelijk verblijf van de illegalen instaan. Deze worden meestal ondergebracht in zogenaamde "safehouses" waar mensen. van dezelfde nationaliteit wonen. 6
Ook de bestemmingen zijn gewijzigd. Terwijl vroeger via de havens in België of Frankrijk de illegalen het Verenigd Koninkrijk wilden bereiken, zijn door de toegenomen controles de Scandinavische landen het eindpunt. 3. BESPREKING VAN DE TENLASTELEGGINGEN 3.1. Tenlastelegging A1 en A2 De elfde beklaagde (T.N.) kreeg opdracht van de eerste beklaagde (A.N.) om tegen betaling twee transporten van illegalen vanuit Nederland naar Zweden uit te voeren1. Een eerste transport werd uitgevoerd op 29-30 november 2008 met een voertuig Ford Mondeo met Duitse nummerplaat (…). Na het uitvoeren van het transport is de elfde beklaagde (T.N.) de eerste beklaagde (A.N.) in Leuven gaan opzoeken om de betaling voor het transport te regelen2. Een tweede transport werd uitgevoerd op 5-6-7 december 2008. Tijdens dit transport werd de elfde beklaagde (T.N.) net voor de Deense grens tegengehouden door de Duitse politiediensten met aan boord 3 Iraakse onderdanen zonder reisdocumenten. Tenlastelegging A3 Op 7 december 2008 heeft de tweede beklaagde (I.O.) een onbekende Koerd, een zekere "F." van België naar Duitsland (Aken) gebracht. De tweede beklaagde (I.O.) heeft hem afgezet aan het station en een ticket gekocht. De tweede beklaagde (I.O.) werd verschillende malen gecontacteerd door een onbekend gebleven persoon uit Duitsland die informeerde naar de persoon in kwestie en met wie de prijs van het ticket werd besproken.3 Tenlastelegging A4 Tussen 16 en 19 december 2008 voerden de eerste beklaagde (A.N.) en de vierde beklaagde (S.F.) op vraag van de tiende beklaagde (J.S.) een transport uit van 2 Iraakse Koerden vanuit Italië (omgeving Como) naar België4. De personen werden in Leuven ondergebracht bij de vijfde beklaagde (H.H.). De zesde beklaagde (O.H.) had een organisatorische rol tijdens de afwezigheid van de eerste beklaagde (A.N.) (contacten onderhouden met de familie in Irak van de personen, het doorgeven van oproepnummers, onderhandelen over de kostprijs e.a.). Tenlastelegging A5 1
Stuk 144 van het strafdossier Stuk 24 van het strafdossier 3 Stuk 39 van het strafdossier 4 Stuk 47 van het strafdossier 2
7
Op 21 december 2008 voerden de eerste beklaagde (A.N.) en de tweede beklaagde (I.O.) een transport uit van een zeker N. naar Zwitserland, waarbij gebruik gemaakt werd van het voertuig Nissan Primera5. Tenlastelegging A6 Tussen 20 en 24 december 2008 voerde de eerste beklaagde A.N. een transport uit van 3 Iraakse Koerden vanuit Italië (omgeving Como) naar België op vraag van de tiende beklaagde (J.S.) die in Italië verbleef en die de eerste beklaagde (A.N.) vergezelde naar België6. De gesmokkelde personen werden in Leuven ondergebracht bij de zesde beklaagde (O.H.). de zesde beklaagde (O.H.) zorgde mee voor de organisatie van het transport en de derde beklaagde (S.D.) regelde (een deel van) de betalingen. Tenlastelegging A7 Op 24 december 2008 voerde de tweede beklaagde (I.O.) een transport uit van een zekere ‘H.’ en ‘B.’ vanuit Italië, over Frankrijk, naar België. Dit transport gebeurde per trein en de tweede beklaagde (I.O.) begeleidde de personen. Het transport werd vanuit Italië mee georganiseerd door de tiende beklaagde (J.S.)7. Tenlastelegging A8 Tussen 23 december 2008 en 26 december 2008 heeft de eerste beklaagde (A.N.) op vraag van de tiende beklaagde (J.S.)) 4 Iraakse Koerden, waaronder 2 minderjarigen, vanuit Italië (Milaan) naar België overgebracht8. De minderjarige S.D. duidde de eerste beklaagde (A.N.) aan als chauffeur die hen was komen ophalen in Italië en hen een tweetal dagen heeft ondergebracht in een appartement in België, dit is op het adres van de zesde beklaagde (O.H.) in Leuven. Tenlastelegging A9 Ter voorbereiding van het transport van 6 Iraakse Koerden op 29 december 2008 met de Thalys vanuit België naar Duitsland, werden de personen ondergebracht op het adres van de zesde beklaagde (O.H.) in Leuven en van de achtste beklaagde (R.N.) en de negende beklaagde (S.A.) Sint-Joost-Ten-Noode9. De eerste beklaagde (A.N.) en de achtste beklaagde (R.N.) brachten de personen met hun voertuig naar het station Brussel-Zuid. Tijdens de rit van Brussel Zuid met bestemming Keulen, werd de tiende beklaagde (J.S.) met enkele personen, waaronder 2 minderjarigen, onderschept door de spoorwegpolitie in Luik10. Tenlastelegging A10 5
Stuk 36 van het strafdossier Stuk 51 van het strafdossier 7 Stuk 36 van het strafdossier 8 Stuk 52 van het strafdossier 9 Stuk 52 van het strafdossier 10 Stuk 34 van het strafdossier 6
8
Tussen 30 decmber 2008 vond een transport plaats van 2 Iraakse Koerden vanuit Zwitserlan (Basel) naar België11. Het transport werd georganiseerd door de tweede beklaagde (I.O.) en de derde beklaagde (S.D.) op vraag van familieleden in Irak. Het transport werd uitgevoerd door de eerste beklaagde (A.N.) (waarschijnlijk met zijn voertuig Nissan Primera). Bij hun aankomst in Leuven werden de personen ondergebracht op het adres van de tweede beklaagde (I.O.). De zevende beklaagde (A.O.) heeft de personen begeleid naar het Commissariaatgeneraal voor de Vluchtelingen. Tenlastelegging A11 Tussen 6 januari en 11 januari 2009 vond een transport plaats van 2 Iraakse Koerden, waaronder een minderjarige, vanuit Italië (omgeving Milaan) naar België12. Het transport werd georganiseerd door de zevende beklaagde (A.O.) met medeweten van de derde beklaagde (S.D.) op vraag van een onbekende persoon uit Irak. De zevende beklaagde (A.O.) maakte gebruik van het oproepnummer van de derde beklaagde (S.D.) die toen in Nederland verbleef. Het transport zelf werd uitgevoerd door de tweede beklaagde (I.O.). Deze vertrok op 8 januari 2009 in de avond naar Italië met het vliegtuig en keerde op10 januari 2009 in de vroege ochtend met de trein terug naar België via Frankrijk. Tijdens de uitvoering van het transport werd contact gehouden met protagonisten in Nederland, Italië en België. Bij aankomst in Leuven werden de personen ondergebracht bij de tweede (I.O.). De minderjarige H.S. duidde de tweede beklaagde (I.O.) aan als de persoon bij wie hij had verbleven en die hem naar het Commissariaatgeneraal voor de Vluchtelingen had gebracht De tweede beklaagde (I.O.) had hem verboden de waarheid te vertellen. De reis had zijn vader 10.000 USD gekost13. . Tenlastelegging A12 Het transport van minstens 2 Iraakse Koerden vanuit Italië naar België tussen 9 januari en 16 januari 2009 werd georganiseerd door de derde beklaagde (S.D.), samen met de tweede beklaagde (I.O.) en de zevende beklaagde (A.O.) die instructies gaven over de te betalen bedragen en de aan te kopen tickets14. De derde beklaagde (S.D.)) onderhield tijdens het transport contacten met personen in Zwitserland, Italië en België. Tenlastelegging A13 Op 22 januari 2009 hebben de eerste beklaagde (A.N.) en de tweede beklaagde (I.O.) A.A. opgehaald op het adres van de elfde beklaagde (T.N.) in Duitsland (Bonn). Zij hadden voordien al telefonische contacten met de gesmokkelde persoon tijdens het traject
11
Stuk 58 van het strafdossier Stuk 57 van het strafdossier 13 Stuk 151 van het strafdossier 14 Stuk 59 van het strafdossier 12
9
van Zweden naar Duitsland15. A.A. werd door de politie aangetroffen op het appartement van de tweede beklaagde (I.O.) in Leuven (…)16. Tenlastelegging A14 en B3 De eerste beklaagde (A.N.) en de achtste beklaagde (R.N.) waren betrokken bij de voorbereiding van het trans fort van een zekere "T." vanuit Italië, over Frankrijk (Parijs) naar België17. Een eerste poging tot het transport werd ondernomen tussen 8 en 13 januari 2009. Het eigenlijke transport vond plaats door de achtste beklaagde (R.N.) met zijn voertuig Ford Escort op 31/1-01/02 2009. De negende beklaagde (S.A.) was op de hoogte van het transport en stond in voor het verlenen van onderdak. Tenlastelegging A15 De eerste beklaagde (A.N.) is vanuit Zwitserland gecontacteerd om op februari 2009 het transport van een zekere "H." te organiseren. De eerste beklaagde (A.N.) heeft deze persoon opgehaald aan het station Brussel Noord en ondergebracht op het adres van de zesde beklaagde (O.H.) in Leuven.18 Tenlastelegging A16 In de periode van 5 januari en 27 januari 2009 hebben de achtste beklaagde (R.N.) en de negende beklaagde (S.A.) minstens 13 gesmokkelde personen onderdak gegeven in hun woning in (…) Sint-Joost-Ten-Noode (en niet in "Sint-Genesius-Rode" zoals per vergissing vermeld). De rechtbank verbetert de materiele vergissing in de dagvaarding. De beklaagden en hun raadsman van deze vergissing in kennis gesteld en hebben zich hierop kunnen verdedigen. Tenlastelegging A17 De zesde beklaagde (O.H.) heeft in de periode van 20 november 2008 tot 3 februari 2009 meerdere gesmokkelde personen opgevangen in haar appartement in Leuven, (…). Dit gebeurde op vraag van de eerste beklaagde (A.N.), met wie ze een relatie heeft en die ook regelmatig op dit adres verblijft. Bij de huiszoeking bij de zesde beklaagde (O.H) werden matrassen gevonden en een factuur voor de aankoop van een gps-toestel op naam van de achtste beklaagde (R.N.)19. Tenlastelegging B1
15
Stuk 147 van het strafdossier Stuk 79 van het strafdossier 17 Stuk 63 vanhet strafdossier 18 Stuk 164 van het strafdossier 19 Stuk 75 bundel van het strafdossier 16
10
Op 5 januari 2009 heeft de tweede beklaagde (I.O.) geprobeerd om een zekere "B." en een andere onbekend gebleven persoon vanuit Italië naar het Verenigd Koninkrijk over te brengen. De tweede beklaagde (I.O.) deed het voorstel om voor 1.000 euro de groep op te halen in Italië. Hij regelde de contacten met de familie in Irak en het Verenigd Koninkrijk. Uiteindelijk is "B." via een andere weg in het Verenigd Koninkrijk geraakt. Tenlastelegging B2 Op 5 januari 2009 probeerde de eerste beklaagde (A.N.) ook een transport van 2 Iraakse Koerden vanuit Italië naar België. of Nederland te regelen20. De eerste beklaagde (A.N.) werd hieromtrent gecontacteerd door twee verschillende Nederlandse oproepnummers. De eerste beklaagde (A.N.) kon het transport niet uitvoeren omdat zijn rijbewijs werd ingetrokken. Tenlastelegging B4 De achtste beklaagde (R.N.) heeft tussen 18 januari en 22 januari 2009 onderhandeld over de organisatie van een transport van minstens 2 personen vanuit Zwitserland of Italië naar België21. De achtste beklaagde (R.N.) heeft de eerste beklaagde (A.N.) gecontacteerd. Het transport is niet doorgegaan omdat de vraagprijs te hoog lag. Er werd gebruik gemaakt van codetaal. Tenlastelegging B5 De eerstebeklaagde (A.N.) heeft tussen 7 en 19 januari 2009 geprobeerd een transport te regelen van 2 Iraakse onderdanen vanuit Bulgarije naar Spanje22. De eerste beklaagde (A.N.) werd gecontacteerd door een Iraakse Koerd uit Spanje en heeft via bemiddeling van een zekere “G.” uit het Brusselse concrete afspraken gemaakt voor de overbrenging. Er werd een vliegtuigticket aangekocht gebruikmakend van het visakaartnummer van de achtste beklaagde (R.N.). Het is niet geweten of dit transport is doorgegaan, minstens is er sprake van een poging omdat er uitvoeringshandelingen werden gesteld. Tenlastelegging C De derde beklaagde (D.S.), hield zich actief bezig met het overmaken van aanzienlijke sommen geld via het zogenaamde "Hawala"-banksysteem23. Het gaat om een informeel banksysteem om gelden van en naar het buitenland te transfereren (in dit geval voornamelijk Irak)24. Ook de geldsommen voor het organiseren en uitvoeren van de mensensmokkel werden via dit systeem verhandeld. De gelden werden op die manier buiten het legale bankcircuit 20
Stuk 161 van het strafdossier Stuk 163 van het strafdossier 22 Stuk 162 van het strafdossier 23 Stuk 235‐236 van het strafdossier 24 Stuk 180 van het strafdossier 21
11
gehouden. De derde beklaagde (S.D.) ontving een commissie op de getransfereerde bedragen. Volgens de informatie van de CBFA25 is de derde beklaagde (S.D.) niet gemachtigd om een gereglementeerde financiële activiteit uit te oefenen. 3.2. Uit het strafdossier blijkt dat er wel degelijk sprake is van mensensmokkel. In het bijzonder kan verwezen worden naar het resultaat van de afluistermaatregelen, de observaties en de huiszoekingen, het gps-onderzoek, de verklaringen van getuigen en het resultaat van de rogatoire opdrachten. Tussen 28 november 2008 en 3 februari 2009 vonden minstens 16 transporten en 5 pogingen plaats. De "slachtoffers" werden in de meeste gevallen met een persoonlijk voertuig opgehaald in Italië of Zwitserland en naar België gebracht waar ze tijdelijk opvang en onderdak kregen. Zij vroegen hier asiel aan of reisden door naar een ander land. Uit de afgeluisterde gesprekken blijkt dat er onderhandeld werd over de prijs van de transporten en over het kopen van trein- en vliegtuigtickets. De (veiligste) reisroute werd besproken, alsook de mogelijkheden om asiel aan te vragen. De betalingen vormden een voorwaarde voor het doorgaan van de transporten. Een bedrag variërend van 1.300 tot 1.500 was een courante vraagprijs voor het overbrengen van personen vanuit Italië naar België. Het merendeel van de transporten werd betaald via tussenpersonen in Irak. In sommige gesprekken werd codetaal gebruikt om de inhoud van het gesprek te maskeren (waarbij geiten en tomaten verwijzen naar de te smokkelen personen). Dat er op eerste zicht geen woekerprijzen aangerekend werden en de personen goed behandeld werden, neemt niet weg dat de beklaagden niet louter om humanitaire redenen hebben gehandeld. Ook economische motieven speelden een rol, zowel bij de beklaagden als bij de gesmokkelde personen. Door het strafonderzoek is niet aangetoond kunnenn worden welke concrete bedragen iedere beklaagde afzonderlijk heeft ontvangen. Dit is te verklaren doordat de gelden cash overhandigd werden en/of getransfereerd werden via het "Hawala"- banksysteem. Dit betekent niet dat de beklaagden geen direct of indirect vermogensvoordeel hebben genoten of nastreefden. Het ter beschikking stellen van trein- en vliegtuigtickets, het regelen van het vervoer en het opvangen van gesmokkelde personen en ze voorzien van voedsel en huisvesting, doen vermoeden dat dit niet gratis was. Het (groot) aantal opeenvolgende transporten binnen een beperkte tijdsperiode wijst er op dat het niet ging om toevallige, occasionele vriendendiensten, maar om een activiteit 25
Commissie voor het Bank‐,Financie‐ en Assurantiewezen
12
waarvan een gewoonte werd gemaakt. Er werd internationaal geopereerd en de te smokkelen personen werden aangebracht door andere smokkelaars die instonden voor het transport van Irak naar Europa. In bepaalde gevallen waren de personen in het bezit van valse identiteitsdocumenten. Verschillende personen waren verantwoordelijk voor de opvang van de illegalen, het transport, de betaling en verzameling van gelden. Er werd gebruik gemaakt van verschillende (al dan niet anonieme) oproepnummers en codetaal. Al deze elementen doen de rechtbank besluiten dat er ook sprake is van een vereniging. 3.3. De eerste beklaagde (A.N.), heeft meerdere transporten uitgevoerd, alsook pogingen hiertoe ondernomen. Dit is eveneens het geval voor de tweede beklaagde (I.O.). Ook de vierde beklaagde (S.F.) en de achtste beklaagde (R.N.) voerden mee transporten uit. De tiende beklaagde (J.S.), en de elfde beklaagde (T.N.) handelden als tussenpersonen/opdrachtgevers. De financiële regeling van de transporten gebeurde deel via de derde beklaagde (S.D.), bijgestaan door de zevende beklaagde (A.O.). De vierde beklaagde (S.F.) en de vijfde beklaagde (H.H.) waren betrokken bij één transport, maar wisten anderzijds zeer goed van de smokkelactiviteiten van de medebeklaagden. Zij kwamen herhaaldelijk tussen in de telefonische contacten waar prijsafspraken werden gemaakt en praktische regelingen werden getroffen. Ook het adres van de vijfde beklaagde (H.H.) in Leuven werden personen opgevangen en waren matrassen beschikbaar. De huisvesting vond plaats bij de eerste beklaagde (A.N.) en zijn vriendin, de zesde beklaagde (O.H.), alsook hij de achtste beklaagde (R.N.) en de negende beklaagde (S.A.). Uit de afgeluisterde telefoongesprekken blijkt dat ook de zesde beklaagde (O.H.) een rol speelde bij de organisatie van bepaalde transporten en op de hoogte was van de smokkelactiviteiten van de anderen. Zij was betrokken hij de financiële regeling en bij het verschaffen van documenten en van geloofwaardige verhalen bij de asielaanvraag van de illegaal getransporteerde personen. Zij heeft gesmokkelde personen opgevangen in haar appartement in Leuven. De achtste beklaagde (R.N.), stond in nauw contact met de eerste beklaagde (A.N.). Uit de uitgevoerde observaties en afgeluisterde gesprekken blijkt dat hij een actieve rol had bij de organisatie van bepaalde transporten. Hij stelde zijn woning ter beschikking voor de opvang van getransporteerde personen. Ook de negende beklaagde (S.A.) was op de hoogte van de activiteiten van haar echtgenoot en zij zorgde voor het eten. Zij belde regelmatig met de zesde beklaagde (O.H.) en besprak met haar het opvangen van groepen "bezoekers". Zij is ook als 13
tussenpersoon opgetreden in telefoongesprekken waarbij gegevens moesten doorgegeven worden en heeft geruime tijd voor opvang en huisvesting gezorgd. Het verweer van de achtste beklaagde (R.N.) dat hij zijn mindervalide broer in Parijs is gaan ophalen en enkel gehandeld heeft humanitaire redenen, is voor dit ene transport aannemelijk. De achtste beklaagde (R.N.) brengt stukken bij waaruit moet blijken dat zijn broer ondertussen erkend is als vluchteling om medische redenen. Voor tenlastelegging A14 en B3 wordt de achtste beklaagde (R.N.) vrijgesproken. evenals de negende beklaagde (S.A.) voor tenlastelegging A14. 3.4 Besluit: De tenlasteleggingen zijn bewezen, met inbegrip van de verzwarende omstandigheden, met uitzondering van tenlastelegging A14 en B3 voor de achtste beklaagde (R.N.) en tenlastelegging A14 voor de negende beklaagde (S.A.). 4. DE STRAFMAAT De rechtbank legt één straf op voor het geheel van de feiten waaraan de beklaagden schuldig worden bevonden, namelijk de straf die op het zwaarste misdrijf is gesteld (artikel 65, alinea I van het strafwetboek). Niettegenstaande de onderzoekers in het strafdossier vermeldden dat de gesmokkelde personen goed werden behandeld erg opgevangen, is het handelen van de beklaagden strafbaar. Het probleem van mensensmokkel heeft een belangrijke economische dimensie en is tevens wereldwijd de aangewezen handel van een groeiend aantal misdadige netwerken geworden. Om de beklaagden het ontoelaatbare van hun handelen te doen inzien en herhaling te voorkomen, worden zij veroordeeld tot de hierna bepaalde gevangenisstraf en een geldboete. Bij het bepalen van de hoogte van de straf houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de feiten, met het aandeel van de beklaagden bij de feiten en met de omstandigheden eigen aan deze zaak. Gelet op het feit dat de beklaagden nog niet eerder werden veroordeeld, kan voor de beklaagden die bij de behandeling van de zaak verschenen zijn, een deel van de straf uitstel worden verleend. De rechtbank gaat niet in op de vraag van de eerste beklaagde (A.N.) hem een werkstraf op te leggen gelet op het taalprobleem dat zich stelt. 14
De beklaagden worden ook verplicht ontzet dit de rechten van artikel 31 van het strafwetboek gedurende een periode van 5 jaar. (artikel 77sexies van de Vreemdelingenwet). 4.2. De beklaagden zijn elk een bijdrage verschuldigd aan het bijzonder Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden. De rechtbank is verplicht om bij iedere veroordeling tot een criminele of correctionele hoofdstraf deze solidariteitsbijdrage op te leggen. Naast de veroordeling tot de kosten van het onderzoek, wordt een verplichte vaste vergoeding opgelegd voor de kostprijs van het verloop van de strafprocedure. Het bedrag hiervan wordt bij koninklijk besluit bepaald in het tarief in strafzaken. 5. DE BORGSOMMEN De rechtbank gaat niet in op de vraag van de beklaagden om de borgsommen die betaald zijn naar aanleiding van hun invrijheidsstelling onder voorwaarde terug te geven. De borgsom kan bij een (deels) effectieve veroordeling pas worden teruggegeven als een beklaagde bij alle proceshandelingen én bij de tenuitvoerlegging van het vonnis is verschenen (art. 35 § 4, vierde lid, van de wet op de voorlopige hechtenis van 20 juli 1990). Dit vonnis is nog niet in kracht van gewijsde getreden en kan nog niet uitgevoerd worden, zodat het verzoek voorbarig is. 6. DE BURGERLIJKE VORDERINGEN 6.1 Het CENTRUM VOOR GELUKHELD VAN KANSEN EN RACISMEBESTRIMING heeft zich burgerlijke partij gesteld tegen de beklaagden. Zij is bevoegd op te treden gelet op haar opdracht en bevoegdheid inzake de strijd tegen internationale mensenhandel en mensensmokkel, Haar vordering is ontvankelijk. Zij vordert een principiële morde schadevergoeding van 1 euro van, de beklaagden, bedrag dat kan toegekend worden. De beklaagden worden hoofdelijk veroordeeld tot het betalen van deze schadevergoeding. Aan de burgerlijke partij wordt ook een basis rechtsplegingvergoeding van 165 euro toegekend. 6.2. De vzw PAG-ASA is als erkend en gespecialiseerd onthaalcentrum voor slachtoffers van mensenhandel en mensensmokkel gerechtigd om, in eigen naam, herstel te krijgen voor het nadeel dat berokkend werd aan de doelstellingen die zij nastreeft. 15
Haar burgerlijke partijstelling is ontvankelijk en gegrond voor 1.euro. De eerste beklaagde (A.N.), de tweede beklaagde (I.O.), de derde beklaagde (S.D.), de zesde beklaagde (O.H.), de achtste beklaagde (R.N.), de negende (S.A.) en de tiende beklaagde (J.S.) worden hoofdelijk veroordeeld tot het betalen van deze schadevergoeding. Aan de burgerlijke partij wordt ook een basis rechtsplegingsvergoeding van 165 euro toegekend. 7. TOEGEPASTE WETTELIJK BEPALINGEN Bij deze uitspraak past de rechtbank onder meer de volgende wettelijke bepalingen toe: artikel 25, 38, 10, 42, 43. 44, 50, 51, 52, 65, 79, 80 van het strafwetboek artikel 77 bis, 77quater en 77sexies van de Vreemdelingenwet van 15 december 1980 artikel 1, 3, 8 van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie artikel 4 van de voorafgaande titel van het wetboek van strafvordering artikel 1382 van het burgerlijk wetboek artikel 1022 van het gerechtelijk wetboek artikelen 186-194-195 van het Wetboek van Strafvordering artikel 1 van de wet van 5 maart 1952 artikelen 28-29 van de wet van 1 augustus 1985 artikel 91, tweede alinea K.B. 28 december 1950 artikelen 1 en 2 van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden artikelen 2-11-12-13-14-31-32-34-35-36-37-41 wet 15 juni 1935 op het gebruik van de talen in gerechtszaken. DE UITSPRAAK De rechtbank beslist bij VERSTEK van de derde beklaagde (S.D.), de tiende beklaagde (J.S.) en de elfde beklaagde (T.N.) en na TEGENSPRAAK van de andere beklaagden. Over de strafvordering 1. Verbetert een materiële vergissing in tenlastelegging A16 en stelt vast dat de achtste beklaagde (R.N.) en de negende beklaagde (S.A.) de gesmokkelde personen hebben opgevangen in hun woning gelegen in Sint-Joost-Ten-Noode, (…). 2. Veroordeelt de eerste beklaagde (A.N.) voor tenlastelegging A1,A2,A4,A5, A6, A8, A9, A10, A13, A14, A15, A17, B2, B3, B4 en B5 tot: -
Een gevangenisstraf van 2 jaar, met uitstel voor de helft gedurende 5 jaar 16
-
-
Een geldboete van 2.000 euro met 45 opdeciemen gebracht op 11.000 euro, of een vervangende gevangenisstraf van 3 maanden, met uitstel voor de helft gedurende 5 jaar een bijdrage van vijfentwintig euro, dit bedrag van vijfentwintig euro met 45 opdeciemen gebracht op honderd zevenendertig euro en vijftig cent een vergoeding van 50 euro 4/22 van de kosten gemaakt door het Openbaar Ministerie, tot op heden in totaal begroot op 49.327,17 euro
Spreekt ten aanzien van beklaagde de ontzetting uit de rechten van artikel 31 van het Strafwetboek uit voor een periode van vijf jaar. 3. Veroordeelt de tweede beklaagde (I.O.) tenlastelegging A3, A5, A7, A10, A11, Al2, A13, B1 tot: -
-
een gevangenisstraf van 2 jaar, met uitstel voor de helft gedurende 5 jaar een geldboete van 2.000 euro met 45 opdeciemen gebracht op 11.000 euro, of een vervangende gevangenisstraf van 3 maanden, met uitstel voor de helft gedurendc 5 jaar een bijdrage van vijfentwintig euro, dit bedrag van vijfentwintig euro met 45 opdeciemen gebracht op honderd zevenendertig euro en vijftig cent een vergoeding van 50 euro 4/22 van de kosten gemaakt door het Openbaar Ministerie, tot op heden in totaal begroot op 49.327,17 euro
Spreekt ten aanzien van beklaagde de ontzetting uit de rechten van artikel 31 van het Strafwetboek uit voor een periode van vijf jaar. 4. Veroordeelt de derde beklaagde (S.D.) voor tenlastelegging A6, A8, A.10, A 11, A12 en C tot: -
Een gevangenisstraf van 2 jaar Een geldboete van 2000 euro met 45 opdeciemen gebracht op 11.000 euro of een vervangende gevangenisstraf van 3 maanden Een bijdrage van vijfentwintig euro, dit bedrag van vijfentwintig euro met 45 opdeciemen gebracht op honderd zevendertig euro en 50 cent Een vergoeding van 50 euro 2/22 van de kosten gemaakt door het openbaar Ministerie, tot op heden in totaal begroot op 49.327,17 ueor
Spreekt ten aanzien van beklaagde de ontzetting uit de rechten van artikel 31 van het Strafwetboek uit voor een periode van vijf jaar. 17
5. Veroordeelt de vierde beklaagde (S.F.) voor tenlastelegging A4 tot: -
-
een gevangenisstraf van 8 maanden,, met uitstel voor de helft gedurende 5 jaar een geldboete van 1 .000 euro met 45 opdeciemen gebracht op 5.500 euro of een vervangende gevangenisstraf van 2 maanden, met uitstel voor de helf gedurende 5 jaar een bijdrage van vijfentwintig euro, dit bedrag van vijfentwintig euro met 45 opdeciemen gebracht op honderd zevenendertig euro en vijftig cent een vergoeding van 50 euro 1/22 van de kosten gemaakt door het Openbaar Ministerie, tot op heden in totaal begroot op 49.327,17 euro
Spreekt ter aanzien van beklaagde de ontzetting uit de rechten van artikel 31 van het Strafwetboek uit voor een periode van vijf jaar. 6. Veroordeelt de vijfde beklaagde (H.H.) voor tenlastelegging A4 tot: -
-
een gevangenisstraf van 8 maanden, met uitstel voor de helft gedurende 5 jaar een geldboete van 1.000 euro met 45 opdeciemen gebracht op 5.500 euro of een vervangende gevangenisstraf van 2 maanden, met uitstel voor de helft gedurende 5 jaar een bijdrage van vijfentwintig euro, dit bedrag van vijfentwintig euro met opdeciemen gebracht op honderd zevendertig euro en vijftig cent een vergoeding van 50 euro 1/22 van de kosten gemaakt door hot Openbaar Ministerie, tot op heden in totaal begroot op 49.327,17 euro
Spreekt ten aanzien van beklaagde de ontzetting uit de rechten van artikel 31 van het Strafwetboek uit voor een periode van vijf jaar. 7. Veroordeelt de zesde beklaagde (O.H.) voor tenlasteleggingen A4 tot: -
-
een gevangenisstraf van 12 maanden, met uitstel voor de helft gedurende 5 jaar een geldboete van 1.000 euro met 45 opdeciemen gebracht op 5.500 euro of een vervangende gevangenisstraf van 2 maanden, met uitstel voor de helft gedurende 5 jaar. Een bijdrage van vijfentwintig euro, dit bedrag van vijfentwintig euro met 45 opdeciemen gebracht op honderd zevendertig euro en vijftig cent Een vergoeding van 50 euro 1/22 van de kosten gemaakt door het Openbaar Ministerie, tot op heden in totaal begroot op 49.327,17 euro 18
Spreekt ten aanzien van beklaagde de ontzetting uit de rechten van artikel 31 van het Strafwethoek uit voor een periode van vijf jaar. 8. Veroordeelt de zevende beklaagde (A.O.) voor tenlastelegging A10, Al1, Al2 tot: -
-
een gevangenisstraf van 10 maanden, met uitstel voor de helft gedurende 5 jaar een geldboete van 1.000 euro met 45 opdeciemen gebracht op 5.500 euro of een vervangende gevangenisstraf van 2 maanden, met uitstel voor de helft gedurende 5 jaar een bijdrage van vijfentwintig euro, dit bedrag van vijfentwintig euro met 45 opdeciemen gebracht op honderd zevenendertig euro en vijftig cent een vergoeding van 50 euro 1/22 van de kosten gemaakt door het Openbaar Ministerie, tot op heden in totaal begroot op 49.327,17 euro
Spreekt ten aanzien van beklaagde de ontzetting uit de rechten van artikel 31 van het Strafwetboek uit voor een periode van vijf jaar. 9. Spreekt de achtste beklaagde (R.N.) vrij voor tenlastelegging A14 en B3. Veroordeelt de achtste beklaagde (R.N.) voor tenlastelegging A9, A15, A16 en B4 tot: -
-
een gevangenisstraf van 15 maanden, met uitstel voor de helft gedurende 5 jaar een geldboete van 1.000 euro met 45 opdeciemen gebracht op 5.500 euro of een vervangende gevangenisstraf van 2 maanden, met uitstel voor de helft gedurende 5 jaar een bijdrage van vijfentwintig euro, dit bedrag van vijfentwintig euro met 45 opdeciemen gebracht op honderd zevenendertig euro en vijftig cent een vergoeding van 50 euro 1/22 van de kosten gemaakt door het Openbaar Ministerie, tot tot op heden in totaal begroot op 49.327,17 euro
Spreekt ten aanzien van beklaagde de ontzetting uit de rechten van artikel 31 van het Strafwetboek uit voor een periode van vijf jaar. 10. Spreekt de negende beklaagde (S.A.) vrij voor tenlastelegging A14. Veroordeelt de negende negende beklaagde (S.A.) voor tenlastelegging A 16 tot:
19
-
-
een gevangenisstraf van 8 maanden, met uitstel voor de helft gedurende 5 jaar een geldboete van 1.000 euro met 45 opdeciemen gebracht op 5.500 euro of een vervangende gevangenisstraf van 2 maanden, met uitstel voor de helft gedurende 5 jaar een bijdrage van vijfentwintig euro, dit bedrag van vijfentwintig euro met 45 opdeciemen gebracht op honderd zevenendertig euro en vijftig cent een vergoeding van 50 euro 1/22 van de kosten gemaakt door het Openbaar Ministerie, tot op heden in totaal begroot op 49.327,17 euro
Spreekt ten aanzien van beklaagde de ontzetting uit de rechten van artikel 31 van het Strafwethoek uit voor een periode van vijf jaar. 11. Veroordeelt de tiende beklaagde (J.S.) voor tenlastelegging A4. A6, A7, A8, A9 tot: -
-
een gevangenisstraf van 18 maanden een geldboete van 1.500 euro met 45 opdeciemen gebracht op 8.250 euro of een vervangende gevangenisstraf van 2 maanden een bijdrage van vijfentwintig euro, dit bedrag van vijfentwintig euro met 45 opdeciemen gebracht op honderd zevenendertig euro en vijftig cent een vergoeding van 50 euro 2/22 van de kosten gemaakt door het Openbaar Ministerie, tot op heden in totaal begroot op 49327,17 euro
Spreekt ten aanzien van beklaagde de ontzetting uit de rechten van artikel 31 van het Strafwetboek uit voor een periode van vijf jaar. 12. Veroordeelt de elfde beklaagde (T.N.) voor tenlastelegging A1, A2, A13; -
Een gevangenisstraf van 18 maanden een geldboete van 1.500 euro met 45 opdeciemen gebracht op 8.250 euro of ee vervangende gevangenisstraf van 2 maanden een bijdrage van vijfentwintig euro, dit bedrag van vijfentwintig euro met 45 opdeciemen gebracht op honderd zevendertig euro en vijftig cent een vergoeding van 50 euro 2/22 van de kosten gemaakt door het Openbaar Ministerie, tot op heden in totaal begroot op 49.327,17 euro
Spreekt ten aanzien van beklaagde de ontzetting uit de rechten van artikel 31 van het Strafwetboek uit voor een periode van vijf jaar. 13. 20
Beveelt de teruggave van volgende in beslag genomen goederen: - 60 euro en 100 ZwF aan de eerste beklaagde (A.N.) - 60 euro aan de zevende beklaagde (A.O.) - 356,56 euro en 5 GBP aan de tweede beklaagde (I.O.) - bankbiljetten en lunchpass aan de tweede beklaagde (A.O.) (…) Beveelt de verplichte verbeurdverklaring van volgende in beslag genomen goederen die gebruikt werden om de misdrijven te plegen, op grond van artikel 77sexies, 2e alinea. Vreemdelingenwet en artikel 42,1° en 43 van het strafwetboek: het gsm-toestel Nokia, de simkaart Base en het gps-toestel Tomtorn van de eerste beklaagde (A.N) (OS 093378) de gsm-toestellen Sony, Siemens en Nokia en de simkaarten van de derde beklaagde (S.D.) (OS 093376) de gsm-toestellen Samsung, Nokia en Motorolla en de simkaarten van de achtste beklaagde (R.N.) (OS 093375) het gsm-toestel Nokia en de simkaart van de tweede beklaagde ( I.O.) (OS 093377) de gsm-toestellen Samsung en Nokia en de simkaarten van de vijfde beklaagde (H.H.) (OS 093379) het gsm-toestel en de simkaart van de vierde beklaagde (S.F.) (OS 093380) de gsm-toesteIlen Samsung en Nokia en de simkaarten van de zesde beklaagde (O.H.) (OS 093374) de gsm-toestellen Nokia en Samsung en de simkaart van de zevende beklaagde (A.O.) (OS 093381) de Ford Escort met chassisnummer (…), ingeschreven op naam. van de achtste beklaagde (R.N.), of de in de plaats gestelde verkoopsom de Citroën Berlingo met chassisnummer (…): ingeschreven op naam van de tweede beklaagde (I.O.) of de in de plaats gestelde verkoopsom de Nissan Primera met chassisnummer (…), ingeschreven op de naam van de eerste beklaagde (A.N.), of de in plaats gestelde verkoopsom Beveelt de overmaking van volgend in beslag genomen bewijsmateriaal aan het openbaar ministerie om te handelen als naar recht: (…) Over de burgerlijke vordering Veroordeelt de beklaagden hoofdelijk tot het betalen van een schadevergoeding van 1 euro aan het CENTRUM VOOR GELIJKHEID VAN KANSEN EN RACISMEBESTRIJDING, plus gerechtelijke interest vanaf vandaag tot de dag van volledige betaling, en een rechtsplegingvergoeding van 165 euro. Veroordeelt de eerste beklaagde (A.N.), de tweede beklaagde (I.O.), de derde beklaagde (S.D.), de zesde beklaagde (O.H.), de zevende beklaagde (A.O.), de achtste beklaagde (R.N.), de negende beklaagde (S.A.) en de tiende beklaagde (J.S.) hoofdelijk tot het betalen van een schadevergoeding van 1 euro aan de vzw PAG-ASA, plus gerechtelijke 21
interest vanaf vandaag tot de dag van volledige betaling, en een rechtsplegingvergoeding van 165 euro. Houdt ambtshalve de overige burgerlijke belangen aan (overeenkomstig artikel 4 V.T.Sv.). DIT VONNIS WERD GEWEZEN DOOR: mevrouw P.V., Kamervoorzitter, rechter de heer K.V., rechter mevrouw K.L., rechter die aan alle zittingen en aan het beraad hebben deelgenomen, beraad dat volledig is beëindigd. DIT VONNIS WERD UITGESPROKEN op de openbare zitting van de zeventiende kamer op de hierboven aangeduide datum door mevrouw F. V., Kamervoorzitter (art. 782bis, eerste lid Ger.W,), bijgestaan door mevrouw K. V., de griffier, var verder aanwezig waren: het lid van het openbaar ministerie zoals vermeld in het proces-verbaal van de terechtzitting Het Openbaar Ministerie vordert de onmiddellijke aanhouding van: - Eerste beklaagde A.N. - Tweede beklaagde (I.O.) - Derde beklaagde (S.D.) - Tiende beklaagde (J.S.) - Elfde beklaagde (T.N.) De eerste beklaagde (A.N.) is aanwezig en wordt bijgestaan door meester G.J., advocaat te Landen. Hij heeft vast werk en heeft al in voorhechtenis gezeten. Zijn belangen zijn gevestigd in België. De tweede beklaagde (I.O.) is aanwezig. Ook hij was aanwezig bij de behandeling van de zaak en bij de uitspraak en heeft vast werk. De eerste beklaagde (A.N.) en meester G.J. en de tweede beklaagde (I.O.) worden gehoord in hun middelen van verdediging over de vordering van het openbaar ministerie tot onmiddellijke aanhouding. Er zijn op dit ogenblik onvoldoende redenen in de zin van artikel 33§2 van de wet van 20 juli 1990 om tut hun onmiddellijke aanhouding over te gaan. De derde beklaagde (S.D.), de tiende beklaagde (J.S.) en de elfde beklaagde (T.N.) zijn afwezig. Het valt anderzijds te vrezen dat de derde beklaagde (S.D.), de tiende beklaagde (J.S.S) en de elfde beklaagde (T.N.) zich door de vlucht aan de uitvoering van hun straf zullen proberen te onttrekken. Zij laten verstek gaan. 22
Gelet op de zwaarwichtigheid van de bewezen verklaarde feiten; Gezien artikel 33§2 van de wet van 20 juli 1990; OM DEZE REDENEN DE RECHTBANK Verklaart de vordering van het openbaar ministerie tot onmiddellijk aanhouden van de eerste beklaagde (A.N.) en de tweede beklaagde (I.O.) ontvankelijk doch ongegrond. Beveelt de onmiddellijke aanhouding van de derde beklaagde (S.D.), de tiende beklaagde (J.S.) en de elfde beklaagde (T.N.). ALDUS UITGESPROKEN in de openbare terechtzitting van de zeventiende kamer op de hierboven aangeduide datum waar tegenwoordig waren: (…)
23