CORRECTIONELE RECHTBANK VAN ANTWERPEN 9 FEBRUARI 2004, Kamer 4C
De Rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement Antwerpen, kamer 4C, rechtdoende in correctionele zaken, heeft het volgende vonnis uitgesproken: Notitienummer: (…) in zake van HET OPENBAAR MINISTERIE: Bij wie zich aansluit als burgerlijke partij: het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding, TEGEN: 1. S. K. (…) ,Albanees 2. C. R. (…), Albanees 3. S. D. (…),Albanees 4. I. R. geboren in Joegoslavië, (…) nationaliteit niet gekend 5. C. B. geboren te (…) (Joegoslavië), Belg 6. S. F. (…), Albanees 7. B. A.(…), Albanees 8. R. M. (…), Albanees
BETICHT VAN: te Antwerpen. en/of bij samenhang elders in het Rijk: Hetzij door de misdaad of het wanbedrijf te hebben uitgevoerd of aan de uitvoering rechtstreeks te hebben meegewerkt, hetzij door enige daad tot de uitvoering zodanige hulp te hebben verleend dat de misdaad of het wanbedrijf zonder hun bijstand niet had kunnen worden gepleegd; A.
[allemaal] (…)
Bij inbreuk op artikel 77 bis van de wet van 15 december 1980, ingevoegd bij hoofdstuk 1 van de wet van 13 april 1995, houdende bepalingen tot bestrijding van de mensenhandel en de kinderpornografie, ertoe bijgedragen te hebben, op welke manier ook, rechtstreeks of via een tussenpersoon, dat een
1
vreemdeling het Koninkrijk binnenkwam, er via doorreisde of er verbleef, en daarbij ten opzichte van de vreemdeling direct of indirect gebruikt gemaakt hebbend van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige andere vorm van dwang; en daarbij misbruik gemaakt hebbend van de bijzonder kwetsbare positie waarin de vreemdeling verkeerde (…) inverdenkinggestelde van die activiteit een gewoonte gemaakt hebbende; het misdrijf een daad van deelneming zijnde aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging, al dan niet in de hoedanigheid van leidend persoon; niet nader te vereenzelvigen illegale vreemdelingen, doch minstens: (…) B.
de eerste, van 31 december 2001 tot 28 mei 2003.
Wetens en willens deel uitgemaakt te hebben als leidend persoon van een criminele organisatie, zijnde een gestructureerde vereniging van meer dan twee personen die duurt in de tijd, met als oogmerk het in onderling overleg plegen van misdaden en wanbedrijven die strafbaar zijn met gevangenisstraf van drie jaar of een zwaardere straf, om direct of indirect vermogensvoordelen te verkrijgen, en waarbij gebruik gemaakt wordt van intimidatie, bedreiging, geweld, listige kunstgrepen of corruptie, of waarbij commerciële of andere structuren worden aangewend om het plegen van de misdrijven te verbergen of te vergemakkelijken; C.
de tweede, de derde, de vierde, de vijfde, de zesde, de zevende, de achtste (…)
Wetens en willens deel uitgemaakt te hebben van een criminele organisatie, (…) D.
de vierde, op 27 mei 2003,
Bij inbreuk op de artikelen 3, 11, 17, 20 en 22 van de wet van 3 januari 1933, zoals gewijzigd door de wet van 30 januari 1991, als particulier een machinepistool AGRAM, dat geacht wordt een oorlogsvuurwapen te zijn, voorhanden te hebben gehad, (…) E.
de tweede, op 27 mei 2003.
Bij inbreuk op de artikelen 3, 6, 17 en 20 van de wet van 3 januari 1933, zoals gewijzigd door de wet van 30 januari 1991, ais particulier een verweervuurwapen voorhanden te hebben gehad, namelijk een pistool FN kaliber 7.65 mm, zonder vergunning, (…); (…)
Procedurieel Zevende beklaagde houdt ten onrechte voor dat bepaalde telefoontaps nietig zouden zijn en uit de debatten dienen te worden geweerd. (…)
2
De maatregel tot het afluisteren van telefoongesprekken kan luidens art.90 ter Sv. enkel worden bevolen in uitzonderlijke gevallen, wanneer het onderzoek zulks vereist en indien de overige onderzoeksmiddelen niet volstaan om de waarheid aan het licht te brengen. Dit betekent echter niet dat de onderzoeksrechter, vooraleer hij tot een afluistermaatregel kan overgaan, eerst de andere mogelijke onderzoeksdaden niet doeltreffend zijn, kan de onderzoeksrechter onmiddellijk een afluistermaatregel bevelen (Verstraeten, R., Handboek Strafvordering, Maklu, 2001, 356). (…) Ten gronde Betreffende tenlastelegging A Uit het dossier blijkt dat een Albanese bende voor een Chinese bende van mensenhandelaars het transport van Chinese en Sri-Lankese illegalen doet richting Engeland. De illegalen worden daartoe vanuit de safehouses te Antwerpen met busjes overgebracht naar Nederland waar ze in huiftrailers worden overgeladen om ze vervolgens via de haven van Rotterdam naar Engeland te brengen. Dat de Albanese bende daarbij handelt in samenwerking met de Chinese bende wordt aangetoond door de getapte telefoongesprekken waarin sprake is van de levering van personen door Chinezen. Eerste beklaagde bekent verschillende transporten van illegalen te hebben georganiseerd en te hebben begeleid waarbij vijfde beklaagde meestal optrad als chauffeur. Het is inderdaad eerste beklaagde die een Mercedesbusje aankocht waarmee nadien verschillende transporten van illegalen werden uitgevoerd, en de ramen ervan heeft dicht geschilderd. Tijdens de transporten voert hij steeds intensieve telefoongesprekken aangaande deze transporten welke gesprekken meermaals worden gevat langs de zendmast in de onmiddellijke nabijheid van de tankstations waarlangs het transport op dat ogenblik passeert of halt houdt. Eerste beklaagde beveelt dan hoeveel "zwarten" en hoeveel "gelen" er uit de camionette moeten worden uitgehaald en afgezet bij de klaarstaande vrachtwagen. In de slaapkamer van eerste beklaagde werd een aanzienlijke geldsom van meer dan 10.000 EUR aangetroffen waaruit blijkt dat hij aanzienlijke opbrengsten genereert uit de georganiseerde transporten. Eerste beklaagde komt uit het strafdossier tevens naar voor als de leider van de Albanese bende die het transport van de illegalen verzekeren. Uit de telefoontap blijkt dat hij de transporten organiseert en hij beslist over het te volgen traject en het tijdstip van de transporten, over het maximaal aantal te vervoeren illegalen per transport en over de plaats waar de illegalen aan de klaarstaande vrachtwagens moesten worden afgezet. Eerste beklaagde geeft daarover herhaaldelijk instructies aan vijfde beklaagde die bij de transporten als chauffeur optreedt. Hij maant hem aan de boetes, technische controle en verzekering van de Mercedes-bus in orde te brengen en zegt hem hoeveel illegalen moeten worden afgezet. Het is ook in de woning van derde beklaagde waar eerste beklaagde verblijft dat de sleutel van de Mercedes-bus wordt bijgehouden. Vijfde beklaagde verklaart dat eerste beklaagde hem heeft aangezocht als chauffeur van de transporten en eerste beklaagde hem bij een transport eenmaal is voorgereden op de heenweg van het transport. Vijfde beklaagde verklaart dat eerste beklaagde hem voor zijn opdrachten als chauffeur van de transporten zou betalen op het ogenblik dat de illegalen in Engeland waren aangekomen en dat eerste
3
beklaagde hem een gsm met kaart en geld voor te tanken gaf. Vijfde beklaagde verklaart ook : "als eerste beklaagde zegt rijden dan rijd ik". Eerste beklaagde verschuilt zich achter J. M. die hem zou hebben aangezocht om de transporten te doen en die de werkelijke leider van de bende zou zijn maar uit meerdere telefoongesprekken blijkt dat deze J. en eerste beklaagde elkaar aIs “mijn chef” aanspreken wat de verklaring van eerste beklaagde tegenspreekt. Verschillende beklaagden betwisten de tenlastelegging mensenhandel voorzien in art. 77 bis van de wet van 15 december 1980 en menen dat de feiten dienen geherkwalificeerd te worden naar mensensmokkel zoals voorzien in artikel 77 van de voormelde wet. Door het dossier en de verklaringen van de onderschepte illegalen wordt niet aangetoond dat er bij de door de Albanese bende uitgevoerde transporten sprake zou zijn geweest van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige andere vorm van dwang. Anderzijds blijkt wel dat misbruik werd gemaakt van de bijzonder kwetsbare positie waarin de vreemdeling verkeert tengevolge van een onwettige of precaire administratieve toestand. Door het onderzoek is komen vast te staan dat de Albanese bende voor de transporten buitensporig veel wordt betaald door de Chinese mensenhandelaars die de illegalen aanleveren en deze prijs die voor de clandestiene transporten wordt afgesproken staat in totale wanverhouding tot de miserabele, mensonwaardige en soms zelfs levensgevaarlijke toestand waarin de illegalen worden getransporteerd. Verschillende illegalen die in de haven van Rotterdam werden onderschept verklaren dat zij voor de reis aanzienlijke bedragen dienden te betalen soms wel tot 6.500 EUR (P.V.'s van de Regiopolitie Rotterdam (…)). Uit de getapte telefoongesprekken die eerste en vierde beklaagde voeren met de genaamde D., wat de schuilnaam is van Q. H., blijkt dat deze laatste voor de Albanese bende de contacten onderhoudt met de Chinese mensenhandelaars die de illegalen aanleveren en dat deze D. voor "zijn mensen" met de Chinezen onderhandelt over de prijs die voor de transporten zal worden betaald. Zo komt uit de door D. gevoerde gesprekken duidelijk naar voor dat de Chinezen voor de transporten aan de Albanezen niet minder dan 1.450 EUR per vervoerde illegaal betalen of 14.500 EUR voor het vervoer van tien illegalen, (…) Dat de Albanese transporteurs in dit geval werden betaald door de Chinese tak van mensenhandelaars waaraan de illegalen hun buitensporige prijs voor de overtocht dienden te betalen en niet rechtstreeks door de getransporteerde illegalen zelf, maakt het misbruik van de precaire toestand van de illegalen er niet minder op. De Albanezen die instaan voor het transport van de illegalen maken immers misbruik van de illegale toestand waarin de passagiers van het transport verkeren om buitensporige vergoedingen voor de clandestiene transporten te bekomen waarbij slechts uit louter geldgewin wordt gehandeld. Het is duidelijk dat de wetgever dergelijke feiten aIs feiten van mensenhandel heeft willen strafbaar stellen. Daarvoor is geenszins vereist dat de illegalen na het transport nog bij hun tewerkstelling of op andere manieren worden uitgebuit zoals beklaagden trachten voor te houden. Ook het feit dat de illegalen hebben ingestemd met hun overtocht en sommige na hun onderschepping in de haven van Rotterdam als nog terugkeren naar de safe-houses verhindert niet dat er sprake is van mensenhandel daar het verduren van deze toestand door de illegalen te wijten is aan de angst en de kwetsbare positie waarin zij verkeren, zoals wordt verduidelijkt in de voorbereidende werken bij de wet van 15 december 1980 (Parl. Stukken, Senaat, 1993-1994, nr.1142-3, 20).
4
Bijgevolg dienen de feiten wel degelijk als mensenhandel in de zin van artikel 77 bis van de wet van 15 december 1980 te worden beschouwd. (…) Gelet op deze elementen zijn de feiten van mensenhandel voorzien onder tenlastelegging A in hoofde van eerste beklaagde bewezen. (…) Ook tweede beklaagde is gelet op de elementen van het dossier duidelijk betrokken bij de activiteiten van de organisatie. (…) Tweede beklaagde wordt tijdens observaties ook opgemerkt als inzittende van een wagen die een man gaat afzetten aan het Merecedesbusje dat nadien op 21 mei 2003 bij een transport werd gebruikt. Uit de taps blijkt dat eerste beklaagde gesprekken voert over de transporten met het gsm-nummer (…) dat zeer vermoedelijk aan tweede beklaagde kan worden toegeschreven (…) (…) In hoofde van derde beklaagde zijn er in het dossier onvoldoende elementen voorhanden die zijn betrokkenheid bij de feiten van mensenhandel aantonen. (…) Vierde beklaagde bekent voor de transporten en de aanvoer van de illegalen als tussenpersoon te zijn opgetreden en telefonische contacten te hebben gelegd (…) De feiten van mensenhandel (…) zijn in hoofde van vierde beklaagde dan ook bewezen. Vijfde beklaagde was chauffeur tijdens verschillende transporten van illegalen voor de organisatie en stond daarbij voortdurend in contact met eerste beklaagde van wie hij zijn richtlijnen ontving omtrent het te volgen traject en het tijdstip van de transporten, over het maximaal aantal te vervoeren illegalen per transport en over de plaats waar de illegalen aan de vrachtwagens moesten worden afgezet (…) De feiten van mensenhandel (…) zijn in hoofde van vijfde beklaagde dan ook bewezen. (…) De rechtbank is bijgevolg van oordeel dat er onvoldoende elementen voorhanden zijn die de betrokkenheid van zesde beklaagde bij de mensenhandel aantonen en hij voor feit A dient te worden vrijgesproken. (…) De feiten van mensenhandel (…) komen in hoofde van zevende beklaagde dan ook bewezen voor. Achtste beklaagde wordt door verschillende beklaagden herkend op een foto van een bewakingscamera voor een benzinestation genomen tijdens het transport van illegalen van 04.07.02 en wordt door eerste en en vijfde beklaagde herkend als de chauffeur van dit transport (…)
5
De feiten van mensenhandel (…) komen in hoofde van achtste beklaagde dan ook bewezen voor.
Tenlastelegging B en C Hiervoor werd aangaande de tenlastelegging mensenhandel geoordeeld dat door het dossier niet wordt aangetoond dat de activiteiten van de Albanese bende en de door hun uitgevoerde transporten gepaard gingen met listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige andere vorm van dwang. Evenmin wordt aangetoond dat daarbij gebruik werd gemaakt van commerciële of andere structuren om het plegen van de misdrijven te verbergen of te vergemakkelijken. Bijgevolg zijn de constitutieve bestanddelen van het misdrijf criminele organisatie niet voorhanden en kunnen de tenlasteleggingen B en C -zoals in de dagvaarding omschreven - niet worden weerhouden. Een herkwalificatie dringt zich op naar het misdrijf bendevorming. Dat er sprake is van bendevorming blijkt uit het gegeven dat aan elk van de leden van de bende een specifieke taak bij de transporten is toegewezen, er volgens een zekere hiërarchie wordt gewerkt waarbij eerste beklaagde aan de top staat en zijn instructies doorgeeft aan ondergeschikten. Deze bendevorming blijkt ook uit het grote aantal uitgevoerde transporten die bovendien zeer zorgvuldig werden voorbereid door druk intensief gsmverkeer tussen de leden van de bende. Zoals onder tenlastelegging A werd uiteengezet komt eerste beklaagde uit het strafdossier duidelijk naar voor als de leider van deze Albanese bende die het transport van de illegalen verzekeren. Uit de telefoontap blijkt dat hij de transporten organiseert, hij beslist over het te volgen traject en het tijdstip van de transporten, over het maximaal aantal te vervoeren illegalen per transport en over de plaats waar de illegalen aan de klaarstaande vrachtwagens moesten worden afgezet. Bijgevolg dient de tenlastelegging B in hoofde van eerste beklaagde als volgt te worden geherkwalificeerd naar het misdrijf voorzien in art.322 en 323 Sw.: (…) OM DEZE REDENEN, DE RECHTBANK, (…) Rechtdoende op bij verstek ten opzichte van achtste beklaagde en op tegenspraak ten opzichte van de overige beklaagden en de burgerlijke partijen; Verklaart de strafvordering ontvankelijk; Spreekt derde en zesde beklaagde VRIJ voor de feiten A en C en stelt hen buiten zake zonder kosten; Heromschrijft tenlastelegging B en C zoals hoger vermeld;
6
VEROORDEELT : -eerste beklaagde voor de vermengde feiten A en B na herkwaliticatie: tot een hoofdgevangenisstraf van VIJF JAAR en tot een geldboete van 3.000 EUR -tweede beklaagde: voor de vermengde feiten A en C na herkwaliticatie: tot een hoofdgevangenisstraf van DRIE JAAR en tot een geldboete van 1.000 EUR (…) Beveelt dat bij toepassing en binnen de perken van artikel 8 der wet van 29 juni 1964, (…), de tenuitvoerlegging van de uitgesproken hoofdgevangenisstraf (…) wordt uitgesteld voor een termijn van VIJF jaar vanaf heden, uitgezonderd EEN JAAR effective gevangenisstraf en de geldboete ten laste van tweede veroordeelde, wordt uitgesteld voor een termijn van DRIE jaar vanaf heden, uitgezonderd een effective geldboete van 500 EUR waarvoor de vervangende gevangenisstraf twee maanden zal bedragen. (…) -vierde beklaagde : voor de vermengde feiten A en C na herkwalificatie : tot een hoofdgevangenisstraf van VIER JAAR en tot een geldboete van 2.000 EUR (…) Beveelt dat bij toepassing en binnen de perken van artikel 8 der wet van 29 juni 1964, (…), de tenuitvoerlegging van de uitgesproken hoofdgevangenisstraf (…) wordt uitgesteld voor een termijn van VIJF jaar vanaf heden, uitgezonderd DRIE JAAR effectieve gevangenisstraf. (…) -vijfde beklaagde : voor de vermengde feiten A en C na herkwalificatie : tot een hoofdgevangenisstraf van DRIE JAAR en tot een geldboete van 1.000 EUR (…) Beveelt dat bij toepassing en binnen de perken van artikel 8 der wet van 29 juni 1964, (…), de tenuitvoerlegging van de uitgesproken hoofdgevangenisstraf (…) wordt uitgesteld voor een termijn van VIJF jaar vanaf heden, uitgezonderd EEN JAAR effectieve gevangenisstraf en de tenuitvoerlegging van uitgesproken geldboete ten laste van vijfde veroordeelde, wordt uitgesteld voor een termijn van DRIE jaar vanaf heden, uitgezonderd 500 EUR effectieve geldboete waarvoor de vervangende gevangenisstraf twee maanden zal bedragen.
7
-zevende beklaagde : voor de vermengde feiten A en C na herkwaliticatie : tot een hoofdgevangenisstraf van DRIE JAAR en tot een geldboete van 1.000 EUR (…) Beveelt dat bij toepassing en binnen de perken van artikel 8 der wet van 29 juni 1964, (…), de tenuitvoerlegging van de uitgesproken hoofdgevangenisstraf (…) wordt uitgesteld voor een termijn van VIJF jaar vanaf heden, uitgezonderd EEN JAAR effectieve gevangenisstraf en de tenuitvoerlegging van uitgesproken geldboete ten laste van zevende veroordeelde, wordt uitgesteld voor een termijn van DRIE jaar vanaf heden, uitgezonderd 500 EUR effectieve geldboete waarvoor de vervangende gevangenisstraf twee maanden zal bedragen.
-achtste beklaagde : voor de vermengde feiten A en C na herkwaliticatie : tot een hoofdgevangenisstraf van DRIE JAAR en tot een geldboete van 1.000 EUR (…) Beveelt dat bij toepassing en binnen de perken van artikel 8 der wet van 29 juni 1964, (…), de tenuitvoerlegging van de uitgesproken hoofdgevangenisstraf (…) wordt uitgesteld voor een termijn van VIJF jaar vanaf heden, uitgezonderd EEN JAAR effectieve gevangenisstraf en de tenuitvoerlegging van uitgesproken geldboete ten laste van achtste veroordeelde, wordt uitgesteld voor een termijn van DRIE jaar vanaf heden, uitgezonderd 500 EUR effectieve geldboete waarvoor de vervangende gevangenisstraf twee maanden zal bedragen. (…)
Rechtdoende over de vordering van de burgerlijke partij: Het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding Verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de vordering in zover gericht tegen derde en zesde beklaagde, gelet op hun vrijspraak. Verklaart de eis ontvankelijk en gegrond in zover gericht tegen eerste, tweede, vierde, vijfde, zevende en achtste beklaagde; Veroordeelt eerste, tweede, vierde, vijfde, zevende en achtste beklaagde solidair om aan de burgerlijke partij te betalen, als schadevergoeding, de som van EEN EURO PROVISIONEEL te vermeerderen vanaf heden met de gerechtelijke intresten en de kosten. (…)
8