CORRECTIONELE RECHTBANK VAN LEUVEN 1 FEBRUARI 2002, 21ste K. In de zaak van het Openbaar Ministerie TEGEN: XXX (…) Beklaagd te : Leuven, in de loop van de maand maart 2000, als dader of mededader overeenkomstig artikel 66 van het Strafwetboek, Op welke manier ook ertoe bijgedragen te hebben, rechtstreeks of via een tussenpersoon, dat minstens 3 vreemdelingen, namelijk H. B. , B. D. en een zekere '(…)' het Koninkrijk zijn binnengekomen of er hebben verbleven waarbij ten opzichte van de vreemdelingen direct of indirect gebruik werd gemaakt van listige kunstgrepen, (…), met de omstandigheid dat van die activiteit een gewoonte wordt gemaakt en met de omstandigheid dat het een daad van deelneming aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging betreft. (…) De feiten en hun bewijs : Naar aanleiding van de uitvoering van een huiszoeking bij beklaagde (op 13 maart 2000) in het kader van een ander strafdossier wordt in de woonst van beklaagde (…) een illegale vreemdeling van Albanese nationaliteit aangetroffen, zijnde de genaamde B. H. Het valt de verbalisanten tevens op dat er in de woonst van beklaagde drie slaapplaatsen voorzien zijn, terwijl beklaagde er alleen verblijft. B. H. verklaart dat hij nog maar pas (op 12 maart 2000 omstreeks de middag) in België is aangekomen. Hij is naar eigen zeggen uit Kosovo gevlucht en heeft zijn reis, opeenvolgend in de laadruimten van twee vrachtwagens gemaakt. Hij zou voor de rit een bedrag van 5.000 DM hebben betaald. Hij houdt verder voor niet te weten waar precies in België hij toegekomen is, doch bij aankomst zou hij van een onbekende persoon geld gekregen hebben, evenals het telefoonnummer van beklaagde met de mededeling dat beklaagde hem wel zou helpen bij zijn aanvraag tot politiek asiel. B. H. verklaart verder dat hij naar beklaagde heeft gebeld, dat beklaagde hem heeft uitgelegd hoe hij met de bus naar Leuven kon komen en dat hij eenmaal in Leuven door beklaagde is opgehaald. Nog dezelfde avond van aankomst zou de huiszoeking bij beklaagde zijn uitgevoerd en werd hij gevonden. (…) Bovenop deze vaststellingen komt het feit dat beklaagde ook bij zijn aanhouding in het andere strafdossier vergezeld was van nog een andere illegale vreemdeling van Albanese nationaliteit, zijnde de genaamde D. B.
1
D. B. verklaart het volgende: ook hij zou vanuit Kosovo naar België gevlucht zijn, ook hij zou zijn rit gemaakt hebben via de laadruimte van een vrachtwagen en zou er 3.000 DM voor betaald hebben. Ook D. B. houdt vol dat hij pas sedert 12 maart 2000 in Leuven is toegekomen. Hij zou onmiddellijk telefonisch contact hebben opgenomen met beklaagde, die een vroegere vriend van hem is. Ook aan D. B. zou beklaagde hebben uitgelegd hoe hij naar Leuven moest komen en hij zou D. B. ook gaan afhalen zijn. D. B. beweert dat hij op het moment van zijn arrestatie nog maar even bij beklaagde was. Oorspronkelijk verklaarde D. B. dat hij het telefoonnummer van beklaagde van beklaagde zelf kreeg, doch in zijn latere verklaring stelt hij het telefoonnummer gekregen te hebben van een vriend in Italië (de genaamde Bl.). Opvallend is bovendien dat, volgens de inlichtingen van de verbalisanten, enkele bij beklaagde teruggevonden telefoonnummers ook terug te vinden zijn in andere dossiers inzake mensenhandel. Ook bij nazicht van het inkomend en uitgaand telefoonverkeer van beklaagde zijn er aanwijzingen in de richting van de tenlastelegging. Zo werd beklaagde gebeld vanuit een telefooncel in de buurt van het noordstation in Brussel, van waaruit, nog steeds volgens de inlichtingen van de verbalisanten, veel illegalen telefoneren. Tevens werd er met het telefoontoestel van beklaagde meermaals naar het buitenland gebeld, namelijk naar Denemarken en naar Italië. V oor de telefonische contacten met Denemarken heeft beklaagde geen verklaring, mogelijks gebeurde het door landgenoten waaraan hij zijn telefoontoestel uitleende, naar Italië belde hij zelf naar een vriend. Al deze elementen wijzen in een bepaalde richting en tonen aan dat beklaagde zich op een of andere manier met illegale landgenoten "bezig houdt". De door hem afgelegde verklaringen omtrent zijn telefonische contacten, evenals de verklaringen van de andere betrokkenen komen trouwens weinig geloofwaardig over en zijn zeer stereotiep. (…) Beklaagde geeft trouwens van in het begin toe dat hij zijn landgenoten, na hun aankomst in België, geholpen heeft. Hij geeft zelfs aan dat hij naast B. H. en D. B. nog een derde landgenoot geholpen heeft, zijnde een zekere F. Deze laatste zou slechts één dag bij hem overnacht hebben. Hij zou hem ook de weg naar Leuven hebben gewezen en hem in Leuven zijn gaan afhalen. Beklaagde ontkent evenwel dat hij deel zou uitmaken van een structuur van mensenhandelaars. Hij beweert ook geen vrachtwagenbestuurders te kennen die illegalen naar België vervoeren, evenmin zou hij mensen in Kosovo kennen die landgenoten naar België sturen. Beklaagde houdt voor dat hij nooit geld ontvangen heeft om zijn landgenoten te helpen. Hij stelt dat hij zijn landgenoten die in België aankomen helpt omdat het normaal is: zij zouden elkaar als landgenoten in alle omstandigheden helpen. De hulp die beklaagde aan zijn landgenoten verstrekte kan niet bestempeld worden als hulp "louter uit humanitaire overwegingen". Beklaagde heeft bewust gekozen om zijn landgenoten te helpen, goed wetende dat zij illegaal het land waren binnengekomen en er ook illegaal verbleven. Zeker voor wat betreft D. B. kan worden aangenomen dat beklaagde hem bijna aanzette om naar België naar komen en hier politiek asiel te vragen. Beklaagde wist derhalve zeer goed wat hij deed, zelfs op voorhand en zag zich dan ook zeker niet geplaatst voor een onoverkomelijke situatie waarin zijn hulp louter humanitair zou zijn.
2
Beoordeling : Er zijn dus minstens drie personen, die in kontakt zijn gekomen met beklaagde, wanneer zij op illegale wijze België waren binnengekomen; Twee ervan erkennen via vrachtwagenverkeer en tegen betaling het land te zijn binnengekomen en dan onmiddellijk kontakt te hebben genomen met beklaagde, waarvan zij het telefoonnummer kregen via hetzij de persoon die hen vervoerde hetzij een persoon in Italië; Typisch is dat de beide personen erkennen dat ze nog maar pas H. nl. de dag zelf dat ze worden aangetroffen in België en bij beklaagde zijn aangekomen ; Er is een niet te miskennen systematiek te vinden in hetgeen zowel D. B. als B. H. hebben meegemaakt en in hetgeen ze verklaren ; Dat kan geen toeval zijn; dergelijke gelijklopende verklaringen zijn het gevolg van een afspraak, een voorafgaandelijke overeenkomst om aldus te handelen; Het feit dat beklaagde zelf gewag maakt van een derde landgenoot kan een afleidingsmanoeuver zijn ; beklaagde geeft in ieder geval geen elementen aan op grond waarvan louter humanitaire hulp blijkt ; bovendien weet hij dat deze persoon waarvan hij gewag maakt opgepakt werd nog voor hij de asielaanvraag kon uitvoeren en hij kan ervan uitgaan dat de overheid toch weet heeft van die operatie ; Beklaagde ontkent de verklaringen van D. B. en B. H. wel, maar zij hebben geen enkel belang om te liegen over hun aankomst en verblijf alhier en vooral om beklaagde te belasten; Zeker D. B. heeft geen enkel belang om beklaagde te belasten en een tegen hem belastende verklaring af te leggen; Indien het werkelijk zo zou zijn dat het alleen beklaagde zou zijn, die hem onbaatzuchtig en uit menslievendheid zou opgevangen hebben, terwijl de anderen, die er voor zorgden dat hij hier uiteindelijk alleen en aan zijn lot overgelaten achtergelaten werd zich wel rijkelijk lieten betalen voor bewezen "diensten", dan zou D. B. ook uitdrukkelijk gewag maken van die hulp en vriendschap, die in schril kontrast zou staan met de uitbuiting van de andere "helpers" en dan zou hij dat zonder twijfel verklaren en benadrukken, te meer nu beklaagde zegt dat vriendschap en solidariteit een speciale eigenschap zou zijn die eigen zou zijn aan zijn land en lotgenoten; De uitleg die beklaagde geeft om in kontakt gekomen te zijn met H. nl. een toevallige ontmoeting ergens op straat in Brussel kan onmogelijk aanvaard worden ; Zeker kan een dergelijke toevallige ontmoeting geen verklaring zijn voor het feit dat beklaagde het op zich neemt om deze toevallig tegengekomen landgenoot op te vangen en deze te laten verblijven in zijn persoonlijke woning; D. B. zou wel een vroegere vriend of kennis zijn, maar dat blijkt uit niets en bovendien, zelfs, als zij mekaar kenden van vroeger, dan nog lijkt het weinig waarschijnlijk dat beklaagde zo maar klaar zou staan om landgenoten, ook al kende hij dezen van vroeger en die zich aandienen onbaatzuchtig op te vangen en bij te staan; Het feit dat beklaagde permanent drie slaapplaatsen ter beschikking heeft, toont aan dat zijn hulp niet toevallig is en dat hij voorbereid was minstens op de komst van D. B. en H. B.;
3
Daarbij mag niet vergeten worden dat beklaagde zelf verklaart nog maar drie maand in België te zijn en zodat hij het normalerwijze zeer druk heeft en de handen vol louter en alleen om zichzelf in te richten en te organiseren en werkelijk niet wordt ingezien, dat hij aldus quasi onmiddellijk na zijn aankomst zich gaat inlaten met het belangeloos opvangen van vreemde landgenoten, bovendien dan nog door slaapplaatsen in te richten voor hen en hen gratis kost en inwoon te verschaffen ; Het feit dat beklaagde zou handelen uit humanitaire overwegingen is niet echt relevant voor wat deze tenlastelegging betreft; Bovendien moet er bewijs zijn dat er gehandeld wordt uit louter die humanitaire beweegreden en zonder dat andere beweegredenen in aanmerking mogen komen ; Het wordt niet goed ingezien dat beklaagde de solidariteit en vriendschap en behulpzaamheid die zijn landgenoten eigen zou zijn zo ver zou drijven dat hij als het ware aanvaardt elke onbekende landgenoot - ook al gaat het tot nog toe over maar drie personen - te gaan opvangen, die zich aandient, ook wanneer hij weet dat deze mensen tenslotte beslist hebben om zich op illegale wijze naar hier te begeven en dus zelf in moeilijkheden te brengen en wanneer zij dit hebben gedaan door vrij grote sommen te betalen aan mensenhandelaars, die deze mensen tenslotte hier aan hun lot overlaten en hetgeen hij, die het normalerwijze niet gemakkelijk kan hebben na nog maar pas in België te zijn aangekomen dan allemaal maar moet opvangen met alle moeilijkheden en risico’s vandien; Beklaagde is ook niet in de financiële en of sociale positie om al zijn hebben en houden en al zijn tijd belangeloos in te zetten voor gestrande landgenoten, die tenslotte hun hele hebben en houden of toch een groot deel daarvan hebben verkwanseld aan wel op geld beluste mensenhandelaars en hetgeen beklaagde dan allemaal zou opvangen gratis en uit liefde en vriendschap voor zijn volk en landgenoten…. Beklaagde zegt toch ook dat K. geen vriend van hem is, zodat die bewering van vriendschap en liefde voor alle land en lotgenoten met de nodige korrel zout moet genomen worden..... Er ligt integendeel een duidelijke systematiek in gans de vaststellingen en beklaagde is daar een schakel in; Er kan nog verwezen worden naar het feit dat beklaagde zelf zegt dat D. B. in het bezit is van een voorafbetaalde telefoonkaart wanneer deze naar zijn telefoonnummer belt.... Beklaagde liegt omtrent de kennis, die H. B. over zijn telefoonnummer had; Het feit dat het dossier is opgestapeld met tegenstrijdige verklaringen en vergissingen en herroepingen zoals bij voorbeeld het feit dat D. B. eerst zegt het telefoonnummer van beklaagde van hemzelf te hebben gekregen en later van een vriend in Italië, ook omtrent de kennis door H. B. van zijn telefoonnummer is er tegenstrijdigheid en herroeping, bijvoorbeeld is er ook de herroeping van K. omtrent het feit dat hij B. D. reeds tevoren een jaar tevoren had gezien en zich dan later zelf aanbiedt om te zeggen dat hij zich vergist heeft van persoon, terwijl er nochtans geen vergissing mogelijk is omtrent de persoon van D. B. toont aan dat beklaagde niet zuiver op de graat is en dat alle betrokken personen proberen al dan niet op aanvraag een voor beklaagde belastende situatie zo gunstig als mogelijk en in ieder geval niet belastend voor te stellen; (…)
4
Beklaagde kan geen uitleg geven over de telefonische kontakten met bijvoorbeeld Denemarken en zegt zonder nadere uitleg dat andere landgenoten daarvoor verantwoordelijk moeten zijn; (…) Beklaagde is in het bezit van een telefoonrekening van K., waarop belastende telefoonnummers, nl. kontakten met nummers, die gelinkt zijn aan mensensmokkel voorkomen; (…) Beklaagde heeft minstens drie personen "geholpen", die ingevolge hun illegaliteit in een bijzonder kwetsbare positie zijn; Beklaagde heeft ertoe bijgedragen rechtstreeks door die personen op te vangen dat zij aldus in die positie terechtkwamen en op hem aangewezen waren; Beklaagde maakt deel uit van een vereniging die zich er op toe legt om landgenoten naar België te brengen; Opdat er van een vereniging kan gesproken worden kan verwezen worden naar de gewone constitutieve bestanddelen van de bendevorming, te weten (zie A DE Nauw -Inleiding tot het Bijzonder strafrecht 3° Hernieuwde uitgave - Kluwer n°108 e.v.) - Het bestaan van een vereniging, een bende, het aantal leden mag klein zijn en wordt aan de vrije appreciatie van de rechter overgelaten - De vereniging moet een bepaalde organisatie vertonen; er moet een zekere afspraak van taken zijn en zonder dat echte hierarchie noodzakelijk is; - De vereniging moet in dit geval het doel hebben: mensensmokkel, zoals omschreven in art. 77 bis wet 15 12 80; Het feit dat beklaagde er een gewoonte van maakt aan mensensmokkel te doen, wordt ook voor wat het aspect van de "gewoonte " aan de appreciatie van de rechter overgelaten; minstens twee feiten dienen voorhanden te zijn, ook al kan uit één feit afgeleid worden dat het een gewoonte is ; (Van Den Wijngaert -Strafrecht en Strafprocesrecht pag. 190 en 191); Het feit dat beklaagde reeds driemaal heeft meegewerkt aan het opvangen van gestrande landgenoten is voldoende om van gewoonte kunnen spreken; er kan verwezen worden naar de aanwezigheid van de drie matrassen; dergelijk gegeven kan niet verantwoord worden door het feit dat beklaagde regelmatig vrienden en kennissen zou laten overnachten, wanneer zij hem een bezoek brengen ; Aldus zijn de feiten en alle constitutieve bestanddelen van het misdrijf zoals omschreven wel degelijk bewezen; De strafmaat : (…) De systematische aanwezigheid van illegalen, die als het ware naar het land aangetrokken en aangezogen worden, omdat dit winstgevend is bevonden voor een groepje mens en, dat zich daar op
5
toegelegd heeft is enorm belastend en brengt aanzienlijke risico's mee in alle geledingen van het maatschappelijk leven, niet in het minst voor de aldus naar hier gelokte mensen zelf, die verplicht worden zich in de illegaliteit in stand te houden en nadat zij zich meestal blut betaald hebben om in dergelijke situatie terecht te komen; Beklaagde heeft zich derhalve schuldig gemaakt aan een bijzonder zwaarwichtig misdrijf; Ook al beweert beklaagde gehandeld te hebben van uit menslievendheid, er kan niet voorbijgegaan worden aan de verklaringen van de betrokkenen, die wel degelijk gewag maken van de betaling van geld om tot hier te geraken en waarin ook beklaagde wel zijn deel zal hebben; bovendien zijn de mensen, die aldus op de "hulp" van beklaagde aangewezen hoe dan ook bereid om deze te vergoeden voor bewezen diensten onder welke vorm dan ook en zijn zij later ook overgeleverd aan de wensen van beklaagde; komt daarbij dat het niet noodzakelijk beklaagde zelf is aan wie het materieel voordeel moet ten goede komen en dat ook bijvoorbeeld familieleden in de ontvangen inkomsten kunnen delen en zodat beklaagde misschien in die zin gelijk kan hebben, wanneer hij zegt dat hijzelf er hier misschien niets aan gehad heeft ..... ; (…) OM DEZE REDENEN (…) DE RECHTBANK, (…) Veroordeelt de beklaagde tot : - een hoofdgevangenisstraf van één jaar en tot een ge1dboete van honderd euro gedee1d aan een koers van 40,3399 met 1.990 opdeciemen gebracht op vierhonderd vijfennegentig euro negenenzeventig cent (100: 40,3399 x 200 = 495,79 euro) of een vervangende gevangenisstraf van één maand ; (…)
6