CORRECTIONELE RECHTBANK VAN BRUSSEL 18 FEBRUARI 2009, 51ste KAMER Tijdens de openbare terechtzitting van 18 februari 2009 heeft de 51ste kamer van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel, rechtsprekend in correctionele zaken, het volgend vonnis gewezen: IN ZAKE VAN DE HEER FEDERALE PROCUREUR, in naam van zijn ambt en 1.
M. C., geboren te (...), diplomaat, wonende te (...)
2. CENTRUM VOOR GELIJKHEID VAN KANSEN EN RACISMEBESTRIJDING, gevestigd te 1000 Brussel, Koningstraat 138, (...)
TEGEN: 1)
V. D. S. M., geboren te (...), wonende te (...)
2)
V. D. E., geboren te (...), zonder vaste woon- of verblijfplaats te (...), verblijfplaats: (...) GRIEKENLAND (...)
In de gerechtelijke arrondissementen Brussel, Neufchateau en elders in het Koninkrijk, tussen 01.01.1995 en 26.02.1998, terwijl de verjaring van de strafvordering regelmatig werd gestuit door daden van onderzoek of vervolging, nl. het pv (…) als dader of mededader zoals voorzien door art. 66 van het Strafwetboek
a. om de misdaad of het wanbedrijf uitgevoerd te hebben of om aan de uitvoering ervan rechtstreeks medegewerkt te hebben b. om, door enige daad, tot de uitvoering zodanige hulp verleend te hebben dat de misdaad of het wanbedrijf zonder zijn bijstand niet kon gepleegd worden c. om, door giften, beloften, bedreigingen, misbruik van gezag of van macht, misdadige kuiperijen of arglistigheden, dit misdrijf rechtstreeks uitgelokt te hebben d. om, hetzij door woorden in openbare bijeenkomsten of plaatsen gesproken, hetzij door enigerlei geschrift, drukwerk, prent of -zinnebeeld, aangeplakt,
1
rondgedeeld of verkocht, te koop geboden of openlijk tentoongesteld, het feit rechtstreeks uitgelokt te hebben. beklaagd van: A) De eerste en de tweede tussen 01.01.1995 en 26.02.1998, meerdere malen Bij inbreuk op artikel 77 bis § 1 en 80 van de wet van 15.12.1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (BS 31.12.1980), op welke manier ook, ertoe te hebben bijgedragen, rechtstreeks of via een tussenpersoon, dat een vreemdeling het Koninkrijk binnenkomt, er via doorreist of er verblijft waarbij daarbij: ten opzichte van de vreemdeling direct of indirect gebruik maakt van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige vorm van dwang misbruik maakt van de bijzondere kwetsbare positie waarin de vreemdeling verkeert ten gevolge van een onwettig of precaire administratieve toestand of van zijn staat van minderjarigheid of ten gevolge van zwangerschap, ziekte dan wel een lichamelijk of een geestelijk gebrek of onvolwaardigheid, namelijk: Verschillende vreemdelingen van hoofdzakelijk Bulgaarse nationaliteit Met de omstandigheid dat van die activiteit een gewoonte wordt gemaakt en indien het een daad van deelneming aan de hoofd of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging betreft, ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon heeft of niet, B) De eerste en de tweede tussen 01.01.1995 en 26.02.1998, meerdere malen als openbaar officier of ambtenaar, met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden, valsheid gepleegd te hebben in de uitoefening van zijn bediening, hetzij door valse handtekeningen, hetzij door vervalsing van akten, geschriften of handtekeningen, hetzij door onderschuiving van personen, hetzij door geschriften, in openbare registers of andere openbare akten na het opmaken of het afsluiten ervan, gesteld of ingevoegd, namelijk: Met bedrieglijk inzicht om op een wederrechtelijke manier vreemdelingen, van hoofdzakelijk Bulgaarse origine, België binnen te krijgen, volgende documenten te hebben vervalst of doen vervalsen en/of volledig nagemaakt of doen namaken: Uitnodigingen van al dan niet bestaande Belgische bedrijven, zogenaamd bestemd voor vreemdelingen, die op die basis een visa hebben verkregen op de Belgische ambassade te Sofia, Bulgarije
2
o.a.
- op 27 januari 1997, een uitnodiging uitgaande van de firma N., voor 19 vreemdelingen, gepaard met een valse reservatie voor het hotel T. te Antwerpen - op 16 januari 1997 een uitnodiging uitgaande van de filma V. D., voor 9 vreemdelingen - op 04 maart 1997 een uitnodiging van de filma V. D. voor 5 vreemdelingen
en met hetzelfde bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden van het gezegd vals stuk gebruik gemaakt te hebben, wetende dat het vals was.
C) De eerste en de tweede tussen 01.01.1995 en 26.02.1998, Deel uitgemaakt te hebben van een vereniging met het oogmerk om een aanslag te plegen op personen of op eigendommen, bestaande door het enkele feit van het inrichten der bende, de vernietiging ten doel hebbende andere misdaden te plegen dan deze waarop levenslange opsluiting of opsluiting van 10 tot 30 jaar is gesteld namelijk mensenhandel en valsheid in geschrifte (…) *** Op strafgebied: De verjaring van de openbare vordering m.b.t. de feiten van de tenlasteleggingen werd gestuit door daden van onderzoek of van vervolging, en meer bepaald door het pv (...) dd. 18 december 2002. Aangezien sindsdien meer dan vijf jaar zijn verstreken, is de openbare vordering vervallen door verjaring.
OM DEZE REDENEN, DE RECHTBANK, (...) RECHTDOENDE NA TEGENSPRAAK, Verklaart de openbare vordering ten aanzien van beklaagde M. V. D. S. vervallen door verjaring;
Verklaart de openbare vordering ten aanzien van beklaagde E. V.D. vervallen door verjaring;
3
Laat de kosten ten laste van de Staat; *** Op burgerlijk gebied: Op 2 december 1996 legt M.C. klacht met burgerlijke partijstelling neer in handen van onderzoeksrechter V. Ze heeft het o.m. over onregelmatigheden die ze heeft vastgesteld naar aanleiding van haar affectatie op de Belgische ambassade in Sofia. Daarnaast bevat de klacht gegevens over andere zaken die uiteindelijk niet tot vervolging hebben geleid. Er zullen door Mevrouw C. overigens nog ettelijke andere klachten worden neergelegd. Op 18 februari 1999 legt ook het CENTRUM VOOR GELIJKHEID VAN KANSEN EN RACISMEBESTRIJDING klacht met burgerlijke partijstelling neer. Ook deze burgerlijke partij zal zich niet tot die éne klacht beperken. De klachten hebben betrekking op een groot aantal mistoestanden op de ambassade in Sofia. De klachten betreffen geen kleinigheden, maar schandelijke en beschamende misbruiken, de ene keer kwalificeerbaar als wanbedrijven, doch vaak ook als misdaden. De rechtbank is daarvan evenwel niet gevat en onthoudt zich ervan, in afwezigheid van mensen die niet in de zaak betrokken zijn en zich dus niet kunnen verdedigen, daaromtrent verdere uitspraken te doen. Ook over de opportuniteit van de vervolging (en van de niet-vervolging) hebben wij ons niet uit te laten.
1.
De burgerlijke partijstelling van mevrouw C.:
Uit de eerste besluiten van de burgerlijke partij (…) blijkt dat de burgerlijke partij geen vordering formuleert ten aanzien van de twee beklaagden, doch een uitgebreide argumentatie aan de rechtbank voorlegt m.b.t. de procedure(s) en het onderzoek, de feiten en de schade. De rechtbank heeft de burgerlijke partij erop gewezen dat de bevoegdheid van de strafrechter op burgerlijk gebied essentieel beperkt is, en dat de regels daaromtrent van openbare orde zijn. De burgerlijke rechtsvordering die voor de strafrechter kan worden gebracht is de vordering tot herstel van de schade die door een misdrijf wordt veroorzaakt. Onze bevoegdheid is, wettelijke uitzonderingen ter zijde gelaten, daartoe strikt beperkt. De burgerlijke partij vraagt de rechtbank echter om, buiten elke vordering tot schadevergoeding om, een aantal vaststellingen omtrent het dossier te doen, en zich daarover bij vonnis uit te spreken, wat aldus duidelijk onze bevoegdheid niet is. (…), dat ze afstand doet van haar burgerlijke partijstelling.
4
(…) De vordering van het CENTRUM VOOR GELIJKHEID VAN KANSEN EN RACISMEBESTRIJDING: Deze burgerlijke partij stelt uitsluitend een vordering ten aanzien van tweede beklaagde E. V.D. De vordering werd tijdig ingesteld. De verjaring van de openbare vordering heeft aldus niet tot gevolg dat de burgerlijke vordering ook verjaard zou zijn. De rechtbank dient derhalve na te gaan in hoeverre de feiten waarop de burgerlijke vordering is gesteund, correct gekwalificeerd en bewezen zijn. Gelet op de wettelijke opdracht van de burgerlijke partij, mag met zekerheid worden aangenomen dat die feiten deze van de tenlastelegging A zijn (die nochtans nauw in verband staan met deze sub B). De feiten sub A werden ten tijde van de feiten door de wet van 15 december 1980 omschreven zoals aangeduid in de vorderingen. Sindsdien werd deze wet gewijzigd. De feiten blijven ook thans strafbaar gesteld meer bepaald door de artikelen 77bis, 77quater 2°, 77quater 6° en 7°. Er is één essentieel bijkomende vereiste opgenomen in de nieuwe wet, namelijk dat de dader handelt met het oog op het direct of het indirect verkrijgen van een vermogensvoordeel. Hierna zal moeten worden onderzocht in welke mate vaststaat dat ook aan deze (nieuwe) eis wordt voldaan. Zo niet zijn de feiten te herkwalificeren als inbreuk op artikel 77 Vreemdelingenwet. *** De (in verhouding tot het dossier zeer beperkte) feiten waarvoor wordt verwezen kunnen in essentie worden samengevat als het frauduleus afleveren van visa door de Belgische ambassade in Sofia, met het oog op illegale immigratie. Daartoe werd veelal gebruik gemaakt van een systeem waarbij bedrijven voor Bulgaren die naar België dienden of wensten te komen, ten behoeve van deze Bulgaren de visa aan de ambassade aanvroegen. Er waren enerzijds bedrijven die de aanvragen formuleerden ten behoeve van werknemers, anderzijds reisagentschappen die toeristen naar België lieten komen. Het verhaal van de BVBA V. Transport, met zetel te (...) is illustratief. Het bedrijf vroeg met de regelmaat van een klok visa aan bij de Belgische ambassade in Sofia voor Bulgaarse onderdanen. De heer J.V., zaakvoerder, zet uiteen dat hij, sinds het oprichten van Joint ventures met Bulgaarse transportbedrijven, visa regelde voor de chauffeurs van die bedrijven.
5
Omstreeks 1995 werd hij benaderd door mevrouw V.D. S. om bijkomende personen "uit te nodigen", zodat aan hen ook een Schengenvisum kon worden afgeleverd. Nu is het zo dat hij, noch iemand op zijn bedrijf, die bijkomende personen ooit zag. Dit is niet één keer gebeurd, doch ettelijke keren (...) *** E. V.D. was beheerder van een firma N.(N. T. & Y., maatschappelijke zetel in Griekenland (...), uitbatingszetel in Bulgarije, SOFIA (...)), was "managing director" van een NV I. B.C. C. (IBCC (...) Bulgarian office in SOFIA (...)), en was bovendien betrokken bij een N.V. B.H.B.(...) *** Mevrouw C., die het reilen en zeilen in de ambassade goed kent, heeft de rol van beklaagde V.D. aangekaart (...). Ze kent hem als uitbater van een reisagentschap N., dat zeer regelmatig lijsten met aanvragen voor visa bij de ambassade indiende. Ze wijst erop dat bepaalde van de zogenaamde toeristen een typisch Bulgaars maffiaprofiel vertoonden. Als referentieadres verscheen "E. V.D., (...)" op de aanvragen.
De groepen "toeristen" waarvoor V.D. (hij ondertekende steevast zelf) de aanvragen deed, waren vrij uitgebreid, en meestal afkomstig uit de regio van de etnische Turkse minderheid. Zo verwijst mevrouw C. o.m. naar een faxbericht van N. gedateerd 27 januari 1997, voor 19 toeristen, voor een verblijf van tien dagen in België, vergezeld van een reservatiebewijs voor hotel T., echter voor slechts 12 personen. Het aantal onregelmatigheden is zo frappant dat klaagster meent dat één en ander gebeurde met medeweten, zoniet medewerking, van mensen binnen de ambassade. De eigenaardigheden in de aanvragen van N. hebben niet belet dat V.D. vriend aan huis bleef in de ambassade. *** Het onderzoek zal uitwijzen dat in de door N. opgegeven hotels in België, niemand van de personen die op de visumaanvragen voorkwamen, ooit heeft gelogeerd. De heer W. V. D., uitbater van hotel T, is formeel dat het door N. voorgelegde reserveringsdocument, een vervalsing is.
***
6
De onderzoekers gaan na wat het zogenaamde referentieadres te Antwerpen (...) eigenlijk voorstelt. Het blijkt te gaan om een gebouw dat, althans in 1999, er verwaarloosd bijstaat. Het wordt verhuurd door een bedrijf C. uit Antwerpen, waar de verbalisanten vernemen dat: op 3 januari 1989 een huurcontract werd afgesloten m.b.t. bureauruimte op het adres (...) tussen C. en V.D., die optreedt voor een vennootschap IBCC (zie hiervoor), de correspondentie uitgaande van IBCC, bestemd voor C., steevast wordt ondertekend door V.D., het huurcontract voor de kantoren op (...) afloopt in de lente van 1993. De heer P. D. H., die op het adres (...) in het jaar 1999 wordt aangetroffen door de onderzoekers, weet te vertellen dat E. V.D. op 1 augustus 1994, di. het ogenblik waarop hijzelf aldaar een kantoor begon te gebruiken, al volledig verdwenen was. Met andere woorden, als, jaren nadien, de aanvragen voor visa als referentieadres vermelden "E. V.D., (...)", is dit compleet vals. *** Vier mensen van Bulgaarse origine, (…), die via N. en/of V.D. in 1996 visa hebben verkregen, vroegen asiel aan in België. *** M. V.D.S., de enige die samen met E. V.D. naar de correctionele rechtbank werd verwezen, was ten tijde van de feiten werkzaam op de administratie van de Belgische ambassade te Sofia. Het dossier wijst uit dat ze heel veel weet, sommigen schrijven haar trouwens een belangrijke rol toe in de visumzwendel. Zij heeft het over V.D. als de eigenaar van een hotel in Griekenland, die een vlot contact had met de ambassadeur. Deze laatste is meermaals naar Griekenland gereisd voor een verblijf in het hotel, net zoals de genaamde F. D. B., een telefoniste-secretaresse van de ambassade. V.D. en zijn echtgenote kwamen regelmatig geschenken afgeven. *** Uit de gegevens van dat beklaagde V.D. toeristen, die nadien vast dat hij daarbij schuwde.
het dossier, zoals hiervoor beknopt samengevat, volgt dat vaststaat zich actief inliet met het aanvragen van visa voor zogenaamde niet opdoken op de voorziene bestemmingen. Het staat eveneens het gebruik van valse stukken en valse referentieadressen niet
7
Dat hij handelde met het oog op het verkrijgen van een vermogensvoordeel, staat buiten kijf: hij is, afgezien van de hier behandelde problematiek, hoe dan ook handelaar, geen filantroop. Nochtans is het element "misbruik van de bijzonder kwetsbare positie van de vreemdeling" niet aangetoond: niemand van de overgebrachte mensen kon immers worden verhoord. Hoewel men zich best niet te veel illusies koestert, blijft er op dat vlak daardoor een kleine twijfel mogelijk. De handelingen gesteld door E. V.D. zijn derhalve te kwalificeren als een inbreuk op artikel 77 Vreemdelingenwet. De morele schade van de burgerlijke partij staat in verband met die inbreuk, zodat de vordering is in te willigen. OM DEZE REDENEN, DE RECHTBANK, rechtdoende na TEGENSPRAAK, (...) Verleent akte aan de burgerlijke partij M. C. van het intrekken van haar eis; Verklaart de burgerlijke vordering van de burgerlijke partij CENTRUM VOOR GELIJKHEID VAN KANSEN EN RACISMEBESTRIJDING ontvankelijk; Veroordeelt beklaagde V.D. tot betaling aan de burgerlijke partij CENTRUM VOOR GELIJKHEID VAN KANSEN EN RACISMEBESTRIJDING van de som van EEN EURO; (...)
8