CORRECTIONELE RECHTBANK van GENT, 3 OKTOBER 2005 De rechtbank van eerste aanleg, zitting houdende te Gent, negentiende kamer, rechtsprekende in correctionele zaken, heeft het volgend vonnis uitgesproken : Gezien de stukken van de vervolging onder meer de beschikking van de raadkamer van de rechtbank van eerste aanleg te Gent dd. 12 juli 2005 waarbij de inverdenkinggestelde naar de correctionele rechtbank werd verwezen. IN DE ZAAK VAN HET OPENBAAR MINISTERIE TEGEN : 1) M, geboren te Rawalpindi (Pakistan), van Belgische nationaliteit,
Beklaagd van: 1. Te Gent, en bij samenhang elders in het Rijk, tussen 25/03/2002 en 10/12/2004, méérmaals, als dader of mededader overeenkomstig artikel 66 van het Strafwetboek Bij inbreuk op de artikelen 77 bis § 1 en §§ 2,3 en 4 en 80 van de wet van 15.12.1980 betreffende te toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (BS 31.12.1980), én bij toepassing van de artikelen 10 ter en 12 van de Voorafgaande Titel van het wetboek van Strafvordering houdende de extraterritoriale werking van de Belgische Strafwet" op welke manier ook, ertoe te hebben bijgedragen, rechtstreeks of via een tussenpersoon, dat een vreemdeling het Koninkrijk dan wel naar analogie de infra vermelde soevereine staten, binnenkomt, er via doorreist of er verblijft wanneer hij daarbij ten opzichte van de vreemdeling direct of indirect gebruik maakt van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige vorm van dwang dan wel misbruik maakt van de bijzondere kwetsbare positie waarin de vreemdeling verkeert ten gevolge van een onwettige of precaire administratieve toestand of van zijn staat van minderjarigheid of ten gevolge van zwangerschap, ziekte 'dan wel een lichamelijk of een geestelijk gebrek of onvolwaardigheid, met de omstandigheid dat van die activiteit een gewoonte wordt gemaakt en indien het een daad van deelneming aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging betreft, ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon heeft of niet, meer bepaald minstens: a. met samenhang te Polen (Konin), zoals blijkt uit de interceptie van 11 illegale Pakistani op 25/05/2004 b. met samenhang te Duitsland (Döbeln), zoals blijkt uit de interceptie van 9 illegale Pakistani op 25/06/2004
c. met samenhang te Duitsland (Strüllendorf), zoals blijkt uit de interceptie van 14 illegale Pakistani op 16/07/2004 d. met samenhang te Polen (Szalejewo Gorne), zoals blijkt uit de interceptie van 11 illegale Pakistani op 24/08/2004 e. te Zaventem, een verder onbekend gebleven persoon van waarschijnlijk Pakistaanse afkomst, welke heeft verklaard S.M. te heten, interceptie van 7/09/2004 f. met samenhang te Spanje, binnenkomst op 5/09/2004 van een onbekend gebleven persoon van waarschijnlijk Pakistaanse afkomst, dewelke in Athene was ingecheckt onder de naam van M. g. met samenhang te Duitsland, een groep van 35 onbekend gebleven personen, waarvan 5 personen werden geïntercepteerd, media juni 2004 h. met samenhang te Oekraïne, zoals blijkt uit de interceptie van 2 Pakistani media 2004 i. met samenhang te Polen, zoals blijkt uit de interceptie van een niet nader geïdentificeerde groep illegalen in de omgeving van Lublin, begin augustus 2004 j. met samenhang te Italië, Rome op 18/10/2004 een onbekend gebleven manspersoon, met alias A. M.
2. Te Gent tussen december 2003 en december 2004, als dader of mededader overeenkomstig artikel 66 van het Strafwetboek, Gepoogd te hebben bij inbreuk op de artikelen 77 bis § 1 en §§ 2.3 en 4 en 80 van de wet van 15.12.1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (BS 31.12.1980) op welke manier ook, ertoe te hebben bijgedragen, rechtstreeks of via een tussenpersoon, dat een vreemdeling het Koninkrijk binnenkomt, er via doorreist of er verblijft wanneer hij daarbij ten opzichte van de vreemdeling direct of indirect gebruik maakt van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige vorm van dwang dan wel misbruik maakt van de bijzondere kwetsbare positie waarin de vreemdeling verkeert ten gevolge van een onwettig of precaire administratieve toestand of van zijn staat van minderjarigheid of ten gevolge van zwangerschap, ziekte dan wel een lichamelijk of een geestelijk gebrek of onvolwaardigheid, met de omstandigheid dat van die activiteit een gewoonte wordt gemaakt en indien het een daad van deelneming aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging betreft, ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon heeft of niet, meer bepaald de binnenkomst in het Koninkrijk van de broer van de echtgenote (…), waarbij het voornemen om de misdaad te plegen, zich geopenbaard heeft door uitwendige daden die een begin van uitvoering van die misdaad uitmaken en alleen ten gevolge van
omstandigheden, van de wil van de dader onafhankelijk, zijn gestaakt of hun uitwerking hebben gemist. 3. Te Gent tussen 25/03/2002 en 10/12/2004 Leidend persoon te zijn geweest van een criminele organisatie zoals bedoeld in art.324 bis van het Strafwetboek, namelijk door de organisatie van een mondiaal netwerk van mensensmokkel van hoofdzakelijk Pakistani, beantwoordend aan de kwalificatie van de artt. 77 bis§§ 1,2,3 en 4 van de Wet van 15/12/1980 én iuncto de artt. 10 ter en 12 Vt Wb. Sv., met vertakkingen ondermeer te Pakistan, Polen, Duitsland, Griekenland, Rusland, Tsjechië, Slowakije en Groot-Brittanië. 4. Te Gent tussen 25/03/2002 en 10/12/2004, als dader of mededader overeenkomstig artikel 66 Strafwetboek Geen openbaar officier of ambtenaar zijnde, met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden, valsheid in authentieke of openbare geschriften dan wel in handels, bank- of private geschriften te hebben gepleegd, hetzij door valse handtekeningen, hetzij door namaking of vervalsing van geschriften of handtekeningen, hetzij door overeenkomsten, beschikkingen, verbintenissen of schuldbevrijdingen valselijk te hebben opgemaakt of door deze achteraf in de akten in te voegen, hetzij door toevoeging of vervalsing van bedingen, verklaringen of feiten die deze akten ten doen hadden op te nemen en vast te stellen, namelijk door de aanmaak van de valse belgische identiteitskaart op zijn naam met nummer (…), het stuk als van valsheid beticht niet neergelegd zijnde ter griffie en met hetzelfde bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden gebruik gemaakt te hebben van de valse akte of van het valse stuk wetende dat het vervalst was. Het bedrieglijk inzicht erin bestaande de ware identiteit van bepaalde personen te verhullen teneinde hen toe te laten landsgrenzen wederrechtelijk te overschrijden en zich te onttrekken aan het politioneel en gerechtelijk optreden. 5. Te Gent, tussen 25/03/2002 en 10/12/2004, en bij samenhang te Duitsland Met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden, een reispas, nagemaakt of vervalst te hebben, namelijk de reispas nr. (…) en met hetzelfde bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden gebruik gemaakt te hebben van de nagemaakte of vervalste reispas, wetende dat het nagemaakt of vervalst was. Het bedrieglijk inzicht erin bestaande de ware identiteit van bepaalde personen te verhullen teneinde hen toe te laten landsgrenzen wederrechtelijk te overschrijden en zich te onttrekken aan het politioneel en gerechtelijk optreden. 6. Te Gent, tussen 25/03/2002 en 14/10/2004, en bij samenhang te Duitsland, méérmaals als dader of mededader overeenkomstig artikel 66 SWB.
Een rijksstempel nagemaakt of vervalst te hebben, namelijk de 10 stempelplaten aangetroffen door de ambtenaar van de Zwitserse grenswacht in Weil am Rein op 14/10/2004 en met hetzelfde bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden van die nagemaakte of vervalste rijksstempel gebruik te hebben gemaakt wetende dat die nagemaakt of vervalst was 7. Te Gent tussen 25/03/2002 en 10/12/2004 Een blanco Belgische identiteitskaart voor vreemdelingen met nummer (…) zijnde een weggenomen, verduisterde of door een misdaad of wanbedrijf verkregen zaak of een gedeelte ervan geheeld te hebben.
en in de hoedanigheid van burgerlijke partij; 2) Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding, (…) OP STRAFRECHTELIJK GEBIED VOORAFGAAND De rechtbank stelt vast dat de feiten onder de tenlasteleggingen 1 A t.e.m. 1 J en 2 op heden strafbaar zijn gesteld onder artikel 77 quater van de wet van 15 december 1980, zoals gewijzigd door de wet van 10 augustus 2005 (B.S. 2/9/2005). (…) SAMENVATTING Op 26 april 2002 brengt de GDA. Gent het ambt van de Procureur des Konings te Gent op de hoogte dat er van de Staatsveiligheid en de Belgische ambassade in Islamabad informatie ontvangen werd van de mogelijke betrokkenheid van M. bij mensenhandel. Verder onderzoek leert dat M. regelmatig in het buitenland verblijft en eerder in 1992 reeds in Frankrijk betrokken was bij het clandestien binnenbrengen van vreemdelingen. Telefonieonderzoek en in het bijzonder het afluisteren van de telefoon van M. leert dat de beklaagde veelvuldige en diverse internationale contacten onderhoudt waarbij onder meer sprake is van de levering van paspoorten en de verscheping van personen naar Amerika en Canada.
In de loop van de maand juli 2004 onderschept de politie telefoongesprekken tussen M. en aanvankelijk niet nader geïdentificeerde personen waarvan de inhoud kan gelinkt worden aan de interceptie in Duitsland van twee groepen illegalen in juni en juli 2004. In oktober 2004 worden de Belgische autoriteiten in kennis gebracht van het feit dat de beklaagde in de nacht van 13 op 14 oktober 2004 door de Zwitserse autoriteiten werd staande gehouden en hij in het bezit was van valse identiteitsdocumenten, Schengenvisa en stempels. Op 10 december 2004 wordt besloten tot actie over te gaan en wordt op het adres van M. een huiszoeking gehouden waarbij onder meer een Belgisch blanco identiteitsdocument voor vreemdeling wordt aangetroffen. Bij verhoor ontkent M. aanvankelijk iedere betrokkenheid bij mensenhandel of -smokkel. Lopende het onderzoek en geconfronteerd met de diverse gegevens van het dossier en in het bijzonder de tapgegevens, verklaart M. zich op beperkte schaal te hebben schuldig gemaakt aan het clandestien overbrengen van vreemdelingen. DE FEITEN De feiten vervat onder de tenlastelegging 1a Op 25 mei 2004 worden 11 illegale Pakistani door de grenspolitie van Konin, Polen geïntercepteerd. De groep werd, met het oog op de overbrenging naar Duitsland, begeleid door MA.K. alias ME.K. zijnde een neef van M. Uit onderschepte telefoongesprekken komt naar voor dat MA. als begeleider werkt in opdracht van M. en aan hem instructies vraagt onder meer wat betreft de over te maken geldsommen. De opgepakte illegalen werden ondergebracht in asielcentra te Konin en te Pila. Uit de telefoonregistraties blijkt dat de beklaagde een tweehonderd telefoongesprekken voerde met telefoonnummers die zijn toegekend aan publieke telefooncellen die opgesteld staan in Poolse politiekantoren te Konin en Pila. M. heeft bij deze gelegenheid diverse contacten met zes van de aangehouden personen. ( ok 7/3 ) Bij later verhoor bekent M dat hij verantwoordelijk was voor het transport van vijf van de aangetroffen illegalen, de overige 6 zouden gestuurd zijn geweest door twee neven van de beklaagde. Hij erkent dat bij de groep opgepakte illegalen zich eveneens zijn neef MA. bevond. De beklaagde verklaart dat hij voor deze trip 7.500 US. Dollar per persoon aanrekende en hij een advocaat benaderde en betaalde om de zaak van zijn neef en zijn " groep " te behartigen. M. bevestigt tot slot ook aanwezig te zijn geweest bij de inscheping van de illegalen in Karachi met bestemming Moskou. ( ok 5/ 251 ev. ) De feiten vervat onder de tenlastelegging 1 b
Te Dobeln, Duitsland worden op 25 juni 2004 negen Pakistani opgepakt. Geen van de opgepakten heeft enig identiteitsdocument bij zich. ( ok 2 / 124 ev.) Uit de doorgevoerde telefoonmaatregelen komt naar voor dat M. diverse gesprekken voert betreffende deze arrestatie. Hierover ondervraagd stelt M dat hij instond voor de reis van twee van de opgepakte illegalen. Het zouden familieleden betreffen van een zekere G.M. uit Gent die M. aanzocht voor het transport. De beklaagde verklaart eveneens dat hij zijn broer M.N. de opdracht gaf om het tweetal op de luchthaven van Polen op te halen. G.M. bevestigt dat hij M. contacteerde met de vraag de overbrenging van zijn familieleden te bewerkstelligen. Hij stelt dat hij later vernam dat het tweetal bij hun aankomst in Polen hun paspoort dienden af te geven aan M. N.. De feiten vervat onder de tenlastelegging 1 c Op 16 juli 2004 wordt een groep van 14 illegalen van Pakistaanse origine opgepakt te Strüllendorf, Duitsland. Bij aantreffen heeft geen van hen enig identiteitsdocument in zijn bezit. ( ok 2 /124 ev. ) Blijkens de telefoontap voert M. ook over deze arrestatie diverse telefoongesprekken. Zo werd er een telefoongesprek afgeluisterd waarbij een zekere (…) op 18 juli 2004 M. contacteert en hem meedeelt dat de mensen opgepakt zijn te Zirndorf. Op basis van gegevens, gepuurd uit analyse van bij de huiszoeking op het adres van M. aangetroffen zaken, blijkt dat de beklaagde op 22 juli 2004 afreisde naar Zirndorf. ( ok 5/94 ) De feiten vervat onder de tenlastelegging 1 d Bij een huiszoeking wordt te Szalejewo Gorne, Polen op 24 augustus 2004 een groep illegalen opgepakt; het betreffen 10 Pakistani en 1 Afghaan. M. bekent dat hij instond voor de " levering " van twee van de opgepakte personen. ( ok 6 / 238 ) De feiten vervat onder de tenlastelegging 1 e Op 7 juli 2004 wordt op de luchthaven van Zaventem S.M. staande gehouden. Hij maakte bij aankomst gebruik van een vervalst paspoort op naam van M. ( ok 5/253 ev. en ok 8 /4 ) Een observatie uitgevoerd door de Griekse autoriteiten leert dat M. te Athene incheckte voor deze vlucht naar Zaventem maar alvorens aan boord van het vliegtuig te gaan zijn "boarding pass" gaf aan één van de tweepersonen die hem vergezelden. M. geeft toe dat hij zijn retourbiljet Athene - Zaventem afgaf aan een hem onbekende Pakistani; over het op deze persoon aangetroffen vervalste paspoort stelt hij niets af te weten ( ok 5 / 254 ). Dit feit zou hem 300 euro hebben opgeleverd. De feiten vervat onder de tenlastelegging 1 f Bij verhoor bekent M. tijdens zijn verblijf in Athene eveneens een andere Pakistani onder zijn naam te hebben laten inchecken. Deze persoon zou op 5 september 2004 vanuit Athene naar Spanje zijn gevlogen. De ruil leverde hem naar eigen zeggen 300 euro op. (ok 5/ 254 en ok 8/4)
De feiten vervat onder de tenlastelegging 1 g. Uit het tappen van een telefoongesprek van 14 juni 2004 komt naar voor dat M. een gesprek voert met een persoon die zich in een Pools politiekantoor bevindt. In het gesprek is er sprake van een transport van 35 illegalen naar Duitsland waarvan er vijf werden geïntercepteerd en teruggebracht werden naar Polen. De inhoud van het gesprek leert dat M. twee opgepakte passeurs aan de lijn heeft waarbij M. één van hen verantwoordelijk stelt voor de mislukking en er uitdrukkelijk op wijst niet steeds de goedkoopste manier van transport te nemen. Aan de leden van de GDA Gent erkent M. over deze groep illegalen gesprekken te hebben gevoerd, maar ontkent iets met deze groep te maken te hebben. ( ok 11/4) De feiten vervat onder de tenlastelegging 1 h M. verklaart verantwoordelijk te zijn geweest voor de " begeleiding" van twee Pakistani naar Moskou. De materiële uitvoering van het transport berustte bij zijn neef M. N.. (ok 5 / 252) De overbrenging verliep niet succesvol. Het tweetal werd in Oekraïne aangehouden en gerepatrieerd naar Pakistan. De feiten vervat onder de tenlastelegging 1 i Uit telefoontap gegevens zou blijken dat de beklaagde gesprekken heeft gevoerd over het feit dat een groep illegalen in de omgeving van Lublin werd opgepakt in de loop van juli - augustus 2004. De feiten vervat onder de tenlastelegging 1 j M. reserveerde op 23 oktober 2004 op naam van A.M.een heen- en terugreis naar Athene via Rome. Bij verhoor erkent M inderdaad dergelijke reservatie te hebben gemaakt. Pv. nr. (…) van 27/06/2005 uitgaande van de GDA. Gent, meldt dat, in tegenstelling tot eerdere inlichtingen, er geen gebruik werd gemaakt van de herboekte terugvlucht. Eerder was reeds komen vast te staan dat zich voor de heenvlucht op 18 oktober 2004 evenmin iemand had gemeld. De feiten vervat onder de tenlastelegging 2 Bij verhoor van (…) op 29 april 2005 verklaart deze dat M. door zijn echtgenote - (…) - werd aangezocht om haar broer naar België te laten overbrengen. M. zou hiervoor 3.000 US dollar hebben ontvangen. Het transport zou echter nooit hebben plaatsgevonden. ( ok 6/243 ev. ) M. bevestigt het verhaal van (…) maar stelt dat hij uiteindelijk niets ondernomen heeft en het voorschot terugbetaalde. ( ok 6 / 299 ) De feiten vervat onder de tenlastelegging 3 De beklaagde wordt vervolgd als leidend persoon van een criminele organisatie van een mondiaal netwerk van mensensmokkel van hoofdzakelijk Pakistani met vertakkingen in ondermeer Pakistan,
Polen, Duitsland, Griekenland, Tsjechië, Slowakije en Groot - Brittanië. M ontkent iedere betrokkenheid bij welke organisatie dan ook. De feiten vervat onder de tenlastelegging 4 Bij interceptie door de Zwitserse grenswacht op 14.10.2004 wordt het voertuig van M gecontroleerd. Er worden diverse identiteitsdocumenten aangetroffen waaronder enkel vervalste stukken. ( ok 4 / 13 ) De feiten vervat onder de tenlastelegging 5 Bij deze interceptie werd eveneens een Pakistaanse reispas met nummer (…) gevonden. Onderzoek wijst uit dat het paspoort werd vervalst; blijkbaar werd de foto aangepast nu de inktstempel op de foto is nagetekend. (ok 4 /14 - 30 - 33 -166 -189 - 211 ) M. stelt de vervalste Pakistaanse reispas in Baden Baden te hebben ontvangen van een hem verder onbekende "vriend" en niet wist dat het een vervalsing betrof. ( ok 4 /196 en ok 5 / 13 ev; ) De feiten vervat onder de tenlastelegging 6 Bij de interceptie op de grensovergang van Duitsland naar Zwitserland werden in de portefeuille van de echtgenote van de beklaagde, T. diverse stempelplaten aangetroffen. ( ok 4 / 55 - 166 ) Bij verhoor door de plaatselijke opsporingsdienst verklaart M. dat hij de stempels in de portefeuille van zijn vrouw had verborgen zonder dat zij er weet van had en dit met het oog deze stukken aan de controle te onttrekken. Hij erkent op de hoogte te zijn geweest dat deze stempelplaten 'benodigdheden' zijn voor het aanmaken van vervalsingen. Hij stelt dat deze in Albanië en Joegoslavië werden aangemaakt en hij ze van een verder onbekende vriend had ontvangen met de opdracht ze naar Griekenland over te brengen. Bij verhoor op 10 december 2004 door de Belgische politie GDA. Gent bevestigt M op 14 oktober bij de grensovergang met Zwitserland te zijn aangetroffen geweest met een reeks rubberstempels. Hij wijzigt evenwel zijn versie omtrent de herkomst van de stempels. De feiten vervat onder de tenlastelegging 7 Tijdens de huiszoeking in de woning van M. wordt een blanco Belgische identiteitskaart voor vreemdelingen aangetroffen. M. stelt niet te weten hoe deze identiteitskaart in zijn woning is verzeild geraakt. ( ok 6 / 089 ) BESPREKING Voorafgaand
De beklaagde betwist de strafrechtelijke kwalificatie van de feiten vervolgd onder de tenlastelegging 1a tot en met 1j. Hij stelt dat er geen sprake kan zijn van enige exploitatie of uitbuiting noch van dwang nu het dossier niet één element bevat waaruit dit zou blijken. De beklaagde stelt enkel actieve hulp te hebben verleend aan landgenoten die naar het westen wensten te komen. Deze handelingen zouden te kwalificeren zijn als inbreuken op artikel 77 van de Vreemdelingenwet en geenszins een inbreuk op artikel 77 bis van deze wet uitmaken. Naar het oordeel van de beklaagde dringt een herkwalificatie van de tenlastelegging 1 naar artikel 77 van de Vreemdelingenwet zich op. De redenering van de beklaagde kan niet gevolgd worden. De gevolgde werkwijze is dat de mensenhandel aanvangt in Pakistan van waaruit de clandestienen worden overgebracht naar Rusland om van daaruit naar Polen via Duistland de rest van Europa te worden binnengebracht. ( cfr. onder meer ok 1015 ev. ) De overgebrachte vreemdelingen bevinden zich derhalve alleszins in een onwettige dan wel precaire administratieve toestand in de landen waar ze vanuit hun land van herkomst naartoe worden gebracht en doorheen reizen met het oog op hun latere overbrenging naar het land van eindbestemming. Onder meer de vaststelling dat zij in die "transitlanden" worden gearresteerd en gerepatrieerd bewijst reeds hun niet - legale verblijfsstatus. Hun de facto clandestiene verblijf in de transitlanden maakt hen geheel afhankelijk van de mensenhandelaars die dan ook onderweg hoge bedragen vragen voor de finalisatie van de overbrenging. Gelet op hun illegale verblijfstatus op dat moment bevinden de vreemdelingen zich uiteraard in een zwakke positie waarbij zij weinig verhaal hebben tegen de geldelijke uitbuiting van de organisatie. Dat de vreemdelingen zich vanuit een kwetsbare situatie lieten uitbuiten blijkt inderdaad uit het feit dat zij bereid waren extreem hoge bedragen te betalen voor een onderneming waarvan de goede afloop niet kon worden gegarandeerd. Het is evident dat een vergoeding van 1.200 US dollar tot 7.500 US dollar per persoon een hoog tot buitensporig hoog bedrag uitmaakt. Daarenboven dient vastgesteld dat bij de interceptie van de illegale Pakistani in Duitsland op 25 juni 2004 ( tenlastelegging 1b ) en in Polen op 24 augustus 2004 ( tenlastelegging 1 c ) geen enkel van de aangetroffen personen beschikte over enig identiteitsbewijs. G.M. verklaart dat hij vernam dat de twee illegalen die door M. zouden worden over gesmokkeld bij hun aankomst in Polen hun paspoort dienden te overhandigen aan M.N..
Deze elementen tonen aan dat in de hoger aangehaalde gevallen de organisatie zelf de precaire administratieve toestand ten aanzien van de vreemdelingen schiep dan wei bestendigde. Het ontbreken van ieder bewijs van identiteit resulteert vanzelfsprekend in een bijzonder kwetsbare positie van de illegaal ten opzichte van de uitvoerders van de smokkel. In ieder geval staat vast dat de vreemdelingen financieel werden uitgebuit nu hen een onzekere transfer naar Westerse landen in het vooruitzicht werd gesteld tegen betaling van exorbitante prijzen waartegen zij, eens de trip aangevat, geen enkel verhaal meer hadden. In die omstandigheden is bewezen dat er misbruik werd gemaakt van de bijzonder kwetsbare positie waarin de vreemdelingen verkeerden zodat er geen redenen voorhanden zijn de tenlastelegging anders te kwalificeren. De omvang en frequentie van de feiten tonen aan dat de vervolgde activiteit beteugeld bij artikel 77 bis van de Vreemdelingenwet een gewoonte uitmaakt in hoofde van de beklaagde. Uit de gegevens van het dossier komt naar voor dat de beklaagde zich over een zekere periode verspreid in de tijd, herhaaldelijk en op systematische wijze inlaat met het illegaal overbrengen van vreemdelingen. Vergelijking van zijn reguliere inkomsten en de onkosten die hij zich getroost bij het uitvoeren van de vervolgde feiten kunnen enkel leiden tot de conclusie dat hier sprake is van een quasi beroepsmatige activiteit in zijnen hoofde. De internationale context, de omvang van de feiten en het professionalisme ervan tonen aan dat de activiteiten van de beklaagde daden van deelneming uitmaken die kaderen in het groter geheel van een vereniging met mondiale vertakkingen. Enkel reeds de veelvuldige telefonische internationale contacten met diverse medewerkers tonen het bestaan van een dergelijke organisatie aan. Tenlastelegging 1 a De beklaagde stelt slechts betrokken te zijn geweest bij de overbrenging van 5 personen. De overigen zouden voor rekening van anderen zijn geweest. Vaststaat dat de groep begeleid werd door de neef van de beklaagde, M.K. die handelde op instructie van de beklaagde. Uit de telefoonregistraties blijkt dat de beklaagde een tweehonderd telefoongesprekken voerde met Poolse telefoonnummers die waren toegekend aan publieke telefooncellen in de politiekantoren van KONIN en PILA alwaar de opgepakte Pakistani werden ondergebracht. Vastgesteld werd dat M. deze gelegenheden diverse contacten heeft met zes van de aangehouden Pakistani. M. regelde een advocaat die de zaak van zijn neef en zijn "groep" behartigde en was aanwezig bij de inscheping van de illegalen te Karachi met bestemming Moskou. Deze elementen wijzen op een betrokkenheid naar de gehele groep van opgepakte illegalen.
De tenlastelegging is naar eis van recht bewezen. Tenlastelegging 1 b M. stelt dat hij enkel de reis voor twee van de opgepakte illegalen regelde. Er is echter het telefoongesprek van 3 juli 2004 waarbij M. een persoon opbelt en stelt dat het om 10 tot 12 jongens gaat en eveneens stelt te zullen bellen naar "de mannen" die hem dan zullen weten te vertellen welke groep er opgepakt is. (ok 6/ 158 ) Dit gegeven toont aan dat M. op de hoogte is van de omvang van de smokkel en er in ieder geval impliciet sprake is van diverse groepen. In die omstandigheden zijn de feiten bewezen wat betreft de gehele groep van opgepakte illegalen. Tenlastelegging 1 c De beklaagde betwist iedere betrokkenheid, hoogstens zou hij zijn tussengekomen als de organisator van de smokkel. Uit de telefoontap blijkt dat M. over deze arrestatie diverse telefoongesprekken voert. Zo werd er een telefoongesprek onderschept waarbij een zekere A.M. op 18 juli 2004 M. contacteert en hem meedeelt dat de mensen opgepakt zijn te ZIRNDORF. Dit telefoongesprek wijst op een beduidend grotere betrokkenheid bij het transport dan de beklaagde wil laten uitschijnen. Deze tenlastelegging is dan ook bewezen. Tenlastelegging 1 d M. verklaart dat hij instond voor de "levering" van twee van de opgepakte personen. Er zijn geen aanwijzingen dat de beklaagde ook betrokken was bij het transport van de overige personen. Deze tenlastelegging is bewezen, minstens wat betreft twee illegalen. Tenlastelegging 1 e Dit feit wordt door de beklaagde niet betwist, er zijn trouwens de materiële vaststellingen onder meer voortvloeiend uit de uitgevoerde observatie. Tenlastelegging 1 f Dit feit wordt door de beklaagde niet betwist, er zijn trouwens de materiële vaststellingen onder meer voortvloeiend uit de uitgevoerde observatie.
Tenlastelegging 1 g De beklaagde ontkent ook maar iets met deze feiten te maken te hebben. Uit een getapt telefoongesprek komt echter naar voor dat M. op 14 juni 2004 een gesprek voert met onbekenden op een nummer dat toebehoort aan een Pools politiekantoor. Hierbij is er sprake van een transport van 35 illegalen te Duitsland waarvan er vijf werden geïntercepteerd en teruggebracht werden naar Polen. Het betreft een gesprek tussen M. en twee opgepakte "overbrengers" waarbij M. één van hen verantwoordelijk stelt voor de mislukking van de onderneming en hij de passeur er finaal op wijst niet steeds de goedkoopste manier van transport te nemen. Gelet op dit gegeven is het verweer van de beklaagde geheel ongeloofwaardig. Deze tenlastelegging is bewezen. Tenlastelegging 1 h Deze tenlastelegging wordt niet betwist en is dan ook naar voldoening van recht bewezen. Tenlastelegging 1 i Omtrent deze tenlastelegging bestaat gerede twijfel die de beklaagde ten goede dient te komen zodat hij wat deze feiten betreft dient te worden ontslagen van rechtsvervolging. Tenlastelegging 1 j Gelet op de gegevens vervat in pv. nr. (…) dient de beklaagde te worden ontslagen van rechtsvervolging wat betreft deze tenlastelegging. Tenlastelegging 2 Er liggen terzake geen elementen voor waaruit blijkt dat er een begin van uitvoering was wat betreft de feiten onder deze tenlastelegging. De beklaagde dient dan ook te worden ontslagen van rechtsvervolging. Tenlastelegging 3 De rechtbank is van oordeel dat de beklaagde optrad als leidend persoon van een criminele organisatie zoals bedoeld in artikel 324 bis Swb. Volgende elementen tonen aan dat de beklaagde actief was in een vereniging die zich op mondiaal vlak inlaat met mensenhandel in de zin van artikel 77 bis Vreemdelingenwet.
-
de vereniging bestaat uit meer dan twee personen; naast de beklaagde zijn er een belangrijk aantal contactpersonen;
-
er wordt veelvuldig - voornamelijk telefonisch - onderling overleg gepleegd in het kader van de criminele praktijken
-
er wordt codetaal gebruikt zowel wat betreft de contactpersonen als voor de te transporteren illegalen;
-
er bestaat een structuur met taakverdeling waarbij de beklaagde onder meer optreedt als aanspreekpunt voor personen die een overbrenging wensen, instructies geeft aan de leden die het veldwerk verrichten en instaat voor logistieke ondersteuning zo onder meer wat betreft het aspect van de valse documenten;
-
er wordt door de organisatie gebruik gemaakt van contacten aan grensposten waarbij er sprake is van omkoping van militairen;
-
er wordt gebruik gemaakt van valse of vervalste documenten;
-
de activiteiten beogen direct financieel gewin waarbij gebruik wordt gemaakt van een alternatief commercieel systeem namelijk de "Hawala" waardoor iedere tracering van geldbewegingen zo goed ais uitgesloten is.
Dat de beklaagde daarbij optrad als leidend persoon blijkt onder meer uit het feit dat hij: -
in geval van mislukking op de hoogte werd gebracht;
-
bij mislukking contact opnam met de direct betrokken personen teneinde de situatie te evalueren;
-
instructies gaf betreffende de concrete uitvoering van taken op het veld;
-
autonoom beslissingsmacht had, zonder meer overleg beslissen kon welke personen beroep konden doen op de diensten van de organisatie en bijvoorbeeld ook zelf een raadsman onder de arm nam om in Duitsland de zaak van opgepakte illegalen te behartigen;
-
in geval van mislukking autonoom kritiek uit en hiervoor verantwoordelijken aanduidt.
In een telefoongesprek dat M. op 5 juli 2004 heeft met een zekere I. stelt de beklaagde trouwens zelf impliciet dat hij vanuit België de hele zaak ondersteunt. ( ok 13/21 ). Deze tenlastelegging is dan ook bewezen.
Tenlastelegging 4 Er ligt ter zake geen bewijs voor dat de Belgische identiteitskaart met nummer (…) aangetast zou zijn door enige valsheid. De beklaagde dient dan ook te worden ontslagen van rechtsvervolging wat betreft deze tenlastelegging. Tenlastelegging 5 zoals verbeterd De beklaagde werd in het bezit gevonden van een Pakistaanse reispas met nummer (…). Uit onderzoek blijkt dat dit document vervalst werd nu de inktstempel op de foto is nagetekend. De beklaagde stelt deze te hebben ontvangen van een hem verder onbekende " vriend ". Nu geen aanvaardbare uitleg kan worden verschaft hoe hij in het bezit geraakte van dit document en gelet op de eveneens aangetroffen goederen dienstig voor het namaken van officiële documenten is deze tenlastelegging naar eis van recht bewezen. Tenlastelegging 6 De beklaagde werd bij interceptie door de Zwitserse grenswacht eveneens in bezit gevonden van stempelplaten. Nopens de herkomst ervan dist hij aan de Duitse autoriteiten een verschillend verhaal op dan aan de GDA. Gent. Gelet op de ongeloofwaardige verklaringen nopens de herkomst van de stempelplaten is de tenlastelegging naar eis van recht bewezen. Tenlastelegging 7 Bij de huiszoeking in de woning van de verdachte wordt een blanco Belgische identiteitskaart aangetroffen. Het voorhanden hebben van blanco identiteitskaarten is een monopolie van de overheid. Wanneer dergelijk blanco identiteitsbewijs in handen van een particulier wordt aangetroffen is de herkomst ervan de facto illegaal. Waar de beklaagde dergelijk document onder zich heeft en dit document per definitie voorafgaand werd weggenomen, verduisterd of anderszins van een misdaad of wanbedrijf afkomstig dient te zijn en de beklaagde in geen geval kan voorhouden niet op de hoogte te zijn van de niet - legale herkomst ervan is de tenlastelegging naar eis van recht bewezen. DE STRAFMAAT. (…) De beklaagde maakt deel uit van een internationaal netwerk dat zich inlaat met de smokkel en handel van vreemdelingen naar westerse landen en vervult hierin een leidende rol. Uit puur winstbejag maakt de beklaagde gebruik van de verzuchting van voornamelijk Pakistani om in het westen op zoek te gaan naar een beter bestaan. Misbruik makend van hun zwakke en precaire positie vroeg de beklaagde hiervoor buitensporige geldsommen.
Het enorme aantal internationale telefonische contacten alsook de diverse "werkbezoeken" aan de landen van oorsprong of transit wijzen op een hoge graad van organisatie en professionalisme. Dat de beklaagde niet aan zijn proefstuk toe is bewijst het feit dat hij in het verleden in Frankrijk reeds veroordeeld werd voor zijn aandeel in een clandestien netwerk van mensensmokkel. Ook in België werd de beklaagde reeds veroordeeld voor inbreuken op de Vreemdelingenwet. Bijzonder bedenkelijk is dat de beklaagde zijn rol minimaliseert en afdoet als loutere dienstwilligheid en filantropie terwijl enkel het nastreven van gemakkelijk geld aan de basis van zijn handelen lag. Internationale en georganiseerde smokkel van clandestiene vreemdelingen brengt niet enkel de openbare veiligheid ernstig in het gedrang maar getuigt evenzeer van een zekere minachting ten overstaan van de vreemdeling van wiens precaire toestand misbruik wordt gemaakt. Gelet op de omvang en het georganiseerd karakter van de feiten en het strafrechtelijk verleden van de beklaagde met eerdere inbreuken op de Vreemdelingenwet dringt een zware effectieve bestraffing, zoals hierna bepaald, zich op. Gelet op het beoogde geldgewin dient eveneens te worden voorzien in een substantiële geldboete. ****** De feiten zoals hoger omschreven, werden gepleegd deels voor en deels na 1 maart 2004, datum vanaf welke de decimes werden gebracht op 45, zodat de op te leggen geldboete met vijfenveertig decimes, moet verhoogd worden. ****** OP BURGERRECHTELIJK GEBIED T a v de burgerlijke partij Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding. Deze burgerlijke partij vordert een provisionele vergoeding van 1 euro voor morele schade. De bewezen verklaarde feiten onder de tenlastelegging 1 staan in noodzakelijk oorzakelijk verband tot de door de burgerlijke partij geleden schade; de beklaagde is alleen en uitsluitend aansprakelijk voor de door deze burgerlijke partij geleden schade. De burgerlijke partij laat na te verduidelijken waarom de gevorderde vergoeding provisioneel dient te zijn.
Ten deze gaat het over de principiële erkenning van een recht en is de burgerlijke partij gerechtigd op vergoeding uit hoofde van morele schade. Een vergoeding voor de morele schade die in billijkheid bepaald wordt op 1,00 euro ten definitieve titel beantwoordt aan de principiële erkenning van de rechten van de burgerlijke partij. (…) OM DEZE REDENEN, (…) DE RECHTBANK, OP TEGENSPRAAK, Strafrechtelijk Ontslaat de beklaagde van rechtsvervolging voor de tenlasteleggingen 1i, 1j, 2 en 4. Veroordeelt M. voor de hierboven omschreven en bewezen verklaarde betichtingen 1a, 1b, 1c, 1d, 1e, 1f, 1g, 1h, 3, 5 zoals verbeterd, 6 en 7, samen tot een HOOFDGEVANGENISSTRAF van ACHT JAAR en tot een GELDBOETE van TIENDUIZEND EUR. (…) Verhoogt de geldboete met vijfenveertig decimes, aldus gebracht op VIJFENVIJFTIGDUIZEND EUR. (…) Burgerrechtelijk 1. T.a..v. de burgerlijke partij Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding Verklaart de eis van de burgerlijke partij toelaatbaar en gegrond in de navolgende mate. Veroordeelt de beklaagde M. om aan de burgerlijke partij te betalen ten definitieve titel het bedrag van 1,00 euro als vergoeding voor morele schade. 2. Ambtshalve aanhouding van de burgerlijke belangen. Houdt de burgerlijke belangen aan ten aanzien van andere mogelijke benadeelden die zich nog geen burgerlijke partij hebben gesteld. ******* Aldus gewezen en uitgesproken in de openbare terechtzitting van DRIE OKTOBER TWEEDUIZEND EN VIJF.