Rechtspraak: antiracismewet
1
CORRECTIONELE RECHTBANK VAN HASSELT 10 MEI 2000 Inzake: Openbaar Ministerie, Daniel V, Robert T, Jean F, Gilbert K, Franky D, Tegen:
Alain C, Michel C, Luc V
VERDACHT VAN: hetzij door het misdrijf te hebben uitgevoerd of aan de uitvoering rechtstreeks te hebben meegewerkt, hetzij door enige daad tot de uitvoering zodanige hulp te hebben verleend dat het misdrijf zonder zijn bijstand niet had kunnen worden gepleegd, hetzij door giften, beloften, bedreigingen, misbruik van gezag of van macht, misdadige kuiperijen of arglistigheden, het misdrijf rechtstreeks te hebben uitgelokt; DE EERSTE + DE TWEEDE te Diepenbeek, in de nacht van 14 januari 1997 op 15 januari 1997 A/ In de uitoefening of ter gelegenheid van de uitoefening van zijn bediening, aan 1 OWM Jean F (verkeerspost Hasselt), 1 WM Daniel V (Rw brigade Hasselt) en 1 WM Robert T (Rw brigade HouthalenHelchteren) agenten, dragers van het openbaar gezag slagen toegebracht te hebben met de omstandigheid dat de slagen, bloeduitstorting, verwondingen of ziekte veroorzaakt hebben; B/
Tegen 1 WM Ronan S, 1 OWM Jen F, 1 WM Daniel V, 1 WM Robert T en 1 WM Gilbert K, officieren of agenten van de administratieve of gerechtelijke politie, wanneer hij/zij handelde(n) ter uitvoering van de wetten, van de bevelen of de beschikkingen van het openbaar gezag, van rechterlijk bevelen of van vonnissen, weerspannigheid zijnde elke aanval, elk verzet met geweld of bedreiging te hebben gepleegd;
C/
Tegen 1 WM Ronan S, 1 OWM Jen F, 1 WM Daniel V, 1 WM Robert T en 1 WM Gilbert K, agenten, dragers van het openbaar gezag, in de uitoefening of ter gelegenheid van de uitoefening van zijn bediening, smaad door woorden, daden, gebaren of bedreigingen gepleegd te hebben.
D/ door gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg, maar zonder het oogmerk om de persoon van een ander aan te randen, onopzettelijk slagen of verwondingen te hebben toegebracht aan Zuleyha K; E/
met het oogmerk om te schaden, rijtuigen, wagons of motorvoertuigen, namelijk een rijkswachtvoertuig VAP Volkswagen geheel of ten dele te hebben vernield of onbruikbaar gemaakt.
DE EERSTE, te Hasselt op 1 met 1996 F/
met behulp van geweld of bedreiging, vernieling of beschadiging van andermans roerende eigendommen, namelijk het barinterieur van Club B en glazen toebehorende aan Jean S en kledij toebehorend aan Susanne B te hebben gepleegd;
G/ opzettelijk landelijke of stedelijke afsluitingen uit welke materialen ook gemaakt, geheel of ten dele te hebben vernield namelijk een glazen toegangsdeur ten nadele van Club B; H/ Opzettelijk verwondingen of slagen te hebben toegebracht aan Jean S; te Hasselt op 11 december 1995
Correctionele rechtbank van Hasselt, 10 mei 2000
Rechtspraak: antiracismewet
I/
2
Bij inbreuk op art. 2 van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden bij het leveren of het aanbieden van een dienst, van een goed of van het genot ervan discriminatie te hebben bedreven jegens een persoon wegens zijn ras, zijn huidskleur, afkomst of nationaliteit. namelijk als portier van discotheek "D" de toegang te hebben geweigerd tot de discotheek van personen op grond van hun ras, huidskleur, afkomst of nationaliteit, namelijk t.n.v. Francesco C en Ortiz G;
te Hasselt op 26 maart 1996 J/
Bij inbreuk op art. 2 van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden bij het leveren of het aanbieden van een dienst, van een goed of van het genot ervan discriminatie te hebben bedreven jegens een persoon wegens zijn ras, zijn huidskleur, afkomst of nationaliteit, namelijk als portier van discotheek "D" de toegang te hebben geweigerd tot de discotheek van personen op grond van hun ras, huidskleur, afkomst of nationaliteit, namelijk ten nadele van Naufel J;
te Hasselt op 2 april 1996 : K/ Bij inbreuk op art. 2 vair de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden bij het leveren of het aanbieden van een dienst, van een goed of van het genot ervan discriminatie te hebben bedreven jegens een persoon wegens zijn ras, zijn huidskleur, afkomst of nationaliteit, namelijk als portier van discotheek "D" de toegang te hebben geweigerd tot de discotheek van personen op grond van hun ras, huidskleur, afkomst of nationaliteit, namelijk ten nadele van Nedim B, Suleyman C, Joselito R, Alfonso R en Johnny S; te Hasselt op 2 juli 1996. L/
Bij inbreuk op art. 2 vair de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden bij het leveren of het aanbieden van een dienst, van een goed of van het genot ervan discriminatie te hebben bedreven jegens een persoon wegens zijn ras, zijn huidskleur, afkomst of nationaliteit, namelijk als portier van discotheek "D" de toegang te hebben geweigerd tot de discotheek van personen op grond van hun ras, huidskleur, afkomst of nationaliteit, namelijk ten nadele van Ergun K;
te Diepenheek op 18 december 1996 : M/ Opzettelijk verwondingen of slagen te hebben toegebracht aan Robert S; BIJ SAMENHANG N/ buiten de gevallen omschreven in boek II, titel IX hoofdstuk III van het strafwetboek, opzettelijk andermans roerende eigendommen beschadigd of vernield te hebben (art. 559.1 SWB), namelijk het voertuig OPEL ASTRA-CABRIO van Robert S; te Diepenheek op 16 maart 1997 O/ Opzettelijk verwondingen of slagen te hebben toegebracht aan Mustafa K en Zuleyha K die voor deze een ziekte of ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid ten gevolge hadden. DE EERSTE EN DERDE
Correctionele rechtbank van Hasselt, 10 mei 2000
Rechtspraak: antiracismewet
3
te Hasselt op 01 januari 1997 P/
Opzettelijk verwondingen of slagen te hebben toegebracht aan Franky D die voor deze een ziekte of ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid ten gevolge hadden. **********
INZAKE NOTITIENUMMER 56.42.101821.98 Inzake: Openbaar Ministerie, Belgische staat, CGKR, Samir S, Frans R, Ergun K, Osama S Tegen:
Alain C, Benny M, Rudi V
VERDACHT VAN TE HASSELT I
Bij het leveren of het aanbieden van een levering van een dienst, van een goed of van het genot ervan, in casu met betrekking tot het verlenen van toegang tot de dancing "D", discriminatie te hebben bedreven jegens een groep, een gemeenschap of leden ervan wegens het ras, de huidskleur, de afstamming, de afkomst of de nationaliteit van deze leden of van sommigen onder hen, te weten: DE EERSTE (als portier) + DE DERDE (als zaakvoerder) A/ op 28 april 1998 t.a.v. Ashraf G en Osama S; DE EERSTE + DE TWEEDE (als portiers) B/
op 18 augustus 1998 t.a.v. Mohamed I;
DE TWEEDE (als portier) C/
op 12 mei 1998 t.a.v. Ergun K;
D/ op 24 november 1998 t.a.v. Duzgun D en Hachmi L;
II.
Opzettelijk verwondingen of slagen te hebben toegebracht aan de hierna vermelde personen DE EERSTE E/
op 18 augustus 1998 t.a.v. Mohamed I;
DE TWEEDE F/
op 12 mei 1998 t.a.v. Ergun K,
G/ op 24 november 1998 t.a.v. Hachmi L, H/ op 1 januari 1999 t.a.v. Jamal EA; III. opzettelijk verwondingen of slagen te hebben toegebracht aan de hierna vermelde personen die voor deze een ziekte of ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid ten gevolge hadden, te weten DE TWEEDE
Correctionele rechtbank van Hasselt, 10 mei 2000
Rechtspraak: antiracismewet
I/
4
op 13 april 1999 t.a.v. Sarnir S;
IV. Tegen officieren of agenten van de administratieve of gerechtelijke politie, wanneer zij handelden ter uitvoering van de wetten, van de bevelen, of de beschikkingen van het openbaar gezag, van rechterlijke bevelen of van vonnissen, weerspannigheid zijnde elke aanval, elk verzet met geweld of bedreiging te hebben gepleegd, te weten DE EERSTE: J/
op 26 september 1998 t.o.v. Jean-Pierre C, 1 opperwachtmeester, Frans R, 1 wachtmeester en Alfons M, 1 wachtmeester, allen bij de brigade Hasselt. **********
INZAKE NOTITIENUMMER 56.99.117.97 Inzake: Openbaar Ministerie, Bülent S, CGKR, Tegen:
Rudi V, Albert H
BEIDEN VERDACHT VAN: te HASSELT op 21 februari 1993 hetzij door het misdrijf te hebben uitgevoerd of aan de uitvoering rechtstreeks te hebben meegewerkt, hetzij door enige daad tot de uitvoering zodanige hulp te hebben verleend dat het misdrijf zonder zijn bijstand niet had kunnen worden gepleegd, hetzij door giften, beloften, bedreigingen, misbruik van gezag of van macht, misdadige kuiperijen of arglistigheden, het misdrijf rechtstreeks te hebben uitgelokt; minstens als medeplichtige, hetzij door onderrichtingen gegeven te hebben om het misdrijf te plegen, hetzij door wapens, werktuigen of enig ander middel te hebben verschaft die tot het misdrijf hebben gediend, wetende dat ze daartoe zouden dienen, hetzij buiten het geval van artikel 66§3 van het strafwethoek, met zijn weten de dader of daders te hebben geholpen of bijgestaan in daden die het misdrijf hebben voorbereid, vergemakkelijkt of voltooid; bij het leveren of bij het aanbieden van levering van een goed of een dienst op een plaats die voor het publiek toegankelijk is rassendiscriminatie te, hebben bedreven jegens een persoon wegens zijn ras, zijn huidskleur, zijn afkomst of zijn nationale of etnische afstamming, in casu opzichtens Bulent S; (wet 30/7/81 - art. 2, 1ste lid) ********** Gezien de stukken van het rechtsgeding. Gehoord, in openbare zitting : De getuigen in hun verklaringen. Het openbaar ministerie in zijn vordering. Beklaagden in hun gezegden en middelen van verdediging als volgt: beklaagde Alain C, beklaagde Michel C, beklaagde Luc V, beklaagde Benny M, beklaagde Rudi V, beklaagde Albert H. De burgerlijke partijen Daniel V, Robert T, Jean F, Gilbert K, Franky D, Belgische staat, CGKR, Samir S, Frans R, Ergun K, Osama S
Correctionele rechtbank van Hasselt, 10 mei 2000
Rechtspraak: antiracismewet
5
Gelet op de samenhang tussen de dossiers met de notitienummers 41.42.100148-97 + 56.42.101821-98 + 56.99.117-97, voor wat beklaagden Alain C en Rudi V betreft, worden deze samengevoegd teneinde erover in één vonnis uitspraak te doen. I.
ZAAK MET NOTITIENUMMER 41.42.100148-97
1.
OP STRAFGEBIED
a)
Lastens eerste beklaagde Alain C
De tenlastelegging N van notitienummer 41.42.100148/97 is verjaard gezien er meer dan zes maanden verstreken zijn sinds de laatste stuiting namelijk het kantschrift van de procureur des konings dd. 28.05.97 De plichtigheid van beklaagde Alain C aan de tenlasteleggingen A, B, C, F, G, H en M zoals deze in de dagvaarding zijn omschreven is naar eis van recht bewezen en wordt overigens niet betwist door beklaagde; De tenlasteleggingen D, E en O zijn niet bewezen aan de hand van de gegevens in het strafdossier. Wat de tenlasteleggingen D en O betreft, is het niet bewezen dat beklaagde slagen toebracht noch aan Mustafa K noch aan Zuleyha K; Wat de tenlastelegging E betreft blijkt inderdaad dat beklaagde met zijn voeten tegen de ruit van het rijkswachtvoertuig heeft gestampt doch uit de gegevens van het strafdossier blijkt niet dat het voertuig vernield was zodat beklaagde wordt vrijgesproken voor de tenlastelegging E, Wat betreft de tenlasteleggingen 1, J, K en L stelt de rechtbank vast dat het strafónderzoek zeer summier is. Er werd enkel de verklaringen van de geweigerde dancingbezoekers genoteerd en van beklaagde die als portier van dienst was. De antiracismewet stelt niet discriminatie op zich strafbaar maar discriminatie om welbepaalde redenen met name: ras, huidskleur, afstamming, afkomst of nationaliteit. De antiracismewet bestraft enerzijds woorden en intenties (art. 1 §1 van de wet van 31,07.198 1) en anderzijds daden of handelingen (art. 2 §l). Beklaagde Alain C wordt vervolgd wegens inbreuk op art, 2 § 1 van de wet van 30.07.1981 om reden dat bij als portier aan de dancing "D" te Hasselt de toegang weigerde voor welbepaalde personen op basis van hun ras, huidskleur, afstamming, afkomst of nationaliteit. Beklaagde betwist weliswaar niet dat hij de toegang van welbepaalde personen weigerde maar enkel op basis van het huishoudelijke reglement dat •
een "dresscode" vooropstelt : deftige kledij,
•
een lidkaart
•
de toegang weigert voor personen die reeds in het verleden problemen in de dancing veroorzaakten of vermoedelijk gekend zijn om hun drugsproblematiek.
De geweigerde dancingbezoekers daarentegen beweren dat hen de reden van weigering niet werd meegedeeld en dat hen de toegang werd ontzegd op grond van hun huidskleur en afstamming. De rechtbank heeft wel begrip voor het feit dat beklaagde als portier preventieve controlehandelingen stelt teneinde de orde in de uitbating van een dancing te handhaven en de veiligheid van het cliënteel te waarborgen gelet op het groot aantal personen dat zich op drukke avonden in hun établissement bevindt.
Correctionele rechtbank van Hasselt, 10 mei 2000
Rechtspraak: antiracismewet
6
Dergelijke objectieve redenen acht de rechtbank dan ook aannemelijk om een weigering te verantwoorden. Er is enkel sprake van discriminatie in de zin van artikel 2§1 van de wet van 30.07.1981 wanneer de weigering arbitrair is en elke objectieve en redelijke weigering mist. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet bewezen is dat beklaagde zich schuldig maakte aan een inbreuk op artikel 2§1 van de wet van 30 juli 1981, In het strafdossier werden enkel de verklaringen opgenomen van de klagers en beklaagde. De klagers houden voor dat hen de toegang werd geweigerd vermoedelijk op grond van hun afkomst (immers de reden van de weigering werd niet meegedeeld) terwijl beklaagde voorhoudt dat hen de toegang werd geweigerd omwille van het feit dat zij als ruziemakers bekend staan ofwel niet deftig gekleed waren maar zeker niet op grond van hun afkomst. De rechtbank stelt aldus vast dat er geen enkel objectief gegeven in het strafdossier aanwezig is waarbij de verklaring van de klagers geloofwaardiger is dan deze van beklaagde. In deze woord-tegen-woord situatie kan bewijsmatig niet besloten worden tot de plichtigheid van beklaagde aan de feiten I tot en met L, Beklaagde wordt derhalve vrijgesproken. Wat betreft de tenlastelegging P is deze bewezen in hoofde van beklaagde Alain C De rechtbank verwijst naar de medische attesten alsmede naar de verklaring van de getuige S. Weliswaar heeft het slachtoffer Franky D de portier die hem sloeg niet duidelijk gezien om reden dat hij langs achter werd aangevallen maar de getuige S geeft een duidelijke persoonsbeschrijving dewelke overeenstemt met de fysionomie van beklaagde. Het feit dat het slachtoffer Franky D dacht dat zijn aanvaller "Serge" noemde doch zijn verklaring later herroept, doet geen afbreuk aan de verklaring van de getuige S die duidelijk zag dat beklaagde diverse malen sloeg. Bovendien is beklaagde niet komen opdagen bij de confrontatie. Aan de hand van deze gegevens acht de rechtbank de tenlastelegging P in hoofde van beklaagde Alain C bewezen.
b)
Lastens tweede beklaagde Michel C
De plichtigheid van beklaagde aan de feiten A, B en C hem ten laste gelegd wordt naar eis van recht bewezen door de onderzoeksresultaten, verzameld tijdens het vooronderzoek en tijdens het ter zitting gevoerde onderzoek. De feiten D en E lastens beklaagde zijn niet tot voldoening van recht bewezen, zodat beklaagde hiervoor wordt vrijgesproken. Ter zitting van 12 april 2000 verzocht beklaagde mondeling dat hem het voordeel van de opschorting van de uitspraak van de veroordeling als bedoeld in de artikelen 3-7 van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, zou toegekend worden. Beklaagde heeft zijn op het zittingsblad geacteerde verzoek ter bevestiging ervan ondertekend. Opschorting van uitspraak van de veroordeling is een buitengewone gunst en dient derhalve een uitzonderlijk karakter te behouden. (Van Houdt & Calewaert, Belgisch Strafrecht n° 1935). Opschorting strekt ertoe te voorkomen dat een veroordelende maatregel, buiten haar normalerwijze te voorziene gevolgen en/of door de eraan verbonden publiciteit voor de beklaagde een onevenredige sociaal-economische
Correctionele rechtbank van Hasselt, 10 mei 2000
Rechtspraak: antiracismewet
7
declassenng zou meebrengen. Eventuele begeleidende probatievoorwaarden kunnen er dan toe strekken ook positief bij te dragen tot sociale reclassering van de beklaagde. De elementen waarover de rechtbank thans beschikt laten echter niet toe aan te nemen dat deze redengeving in casu voorhanden is, zodat op het verzoek tot opschorting niet wordt ingegaan. Gezien de aard en de ernst van de feiten met name het niet respecteren van het openbaar gezag enerzijds en anderzijds zijn blanco strafregister is hierna bepaalde bestraffing gepast. Aangezien beklaagde nog niet veroordeeld is geweest tot een criminele straf of tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan twaalf maanden, en aangezien beklaagde hoofdens de bewezen feiten veroordeeld wordt tot een of meer straffen van niet meer dan vijf jaar, wordt hem de hierna vermelde genademaatregel van het uitstel van de strafuitvoering toegekend, gezien dit voordeel voor hem een bijkomende aansporing zal zijn om in de toekomst de wet stipt na te leven, daar hij moet weten dat bij een volgende veroordeling het thans verleende uitstel kan verloren gaan. c)
Lastens de beklaagde Luc V
De plichtigheid van derde beklaagde aan tenlastelegging P is niet naar eis van recht bewezen gelet op de eigen verklaring van het slachtoffer Franky D. De rechtbank spreekt beklaagde dan ook vrij. 2.
OP BURGERLIJK VLAK
•
burgerlijke partij Daniel V, De vordering tot schadevergoeding van deze burgerlijke partij is ontvankelijk en deels gegrond. Rekening houdend met de degressiviteit der pijnen en smarten dient de schadepost morele schade tijdelijke werkonbekwaamheid ex aequo et bono begroot op 5.000, Wat betreft de morele schade wegens smaad begroot de rechtbank deze schadepost ex aequo et bono op 5.000,-. Totaal: 10.000,- meer de vergoedende intresten vanaf 14.01.97.
•
burgerlijke partij Robert T. De vordering tot schadevergoeding van deze burgerlijke partij is ontvankelijk en deels gegrond. Rekening houdend met de degressiviteit dient de schadepost morele schade tijdelijke werkonbekwaamheid ex aequo et bono begroot op 2.000 frank. Wat betreft de morele schade wegens smaad begroot de rechtbank deze schadepost ex aequo et bono op 5.000,-. Totaal : 10.000,- meer de vergoedende intresten vanaf 14.01.97.
•
burgerlijke partij Jean F De vordering tot schadevergoeding van deze burgerlijke partij is ontvankelijk en deels gegrond. Rekening houdend met de degressiviteit dient de schadepost morele schade tijdelijke werkonbekwaamheid ex aequo et bono begroot op 2.000 frank. Wat betreft de morele schade wegens smaad begroot de rechtbank deze schadepost ex aequo et bono op 5.000,-. Totaal : 7.000,- meer de vergoedende intresten vanaf 14.01.97. Correctionele rechtbank van Hasselt, 10 mei 2000
Rechtspraak: antiracismewet
•
8
burgerlijke partij Gilbert K De vordering tot schadevergoeding van deze burgerlijke partij is ontvankelijk en deels gegrond. De morele schade wegens smaad wordt ex aequo et bono begroot op 5.000, meer de vergoedende interesten vanaf 14.01.97.
•
burgerlijke partij Franky D De vordering tot schadevergoeding van deze burgerlijke partij is gericht tegen beklaagde Alain C en is gesteund op de betichting P. De vordering is ontvankelijk en als volgt gegrond •
medische kosten na tussenkomst van de mutualiteit: 8.023 fr. + 135 fr. + 563 fr. = 8.721,
•
Tijdelijke werkonbekwaamheid materieel: inkomstenverlies op basis van het medisch attest van zijn behandelende geneesheer blijkt dat hij het slachtoffer ingevolge de opgelopen letsels vanaf 1.01.97 tot en met 17.02.97 behandeld heeft. Zijn geneesheer stelt dat hij op 18.02.97 volledig genezen is en er geen blijvende werkonbekwaamheid is. Rekening houdend met de medische attesten in het strafdossier blijkt dat zijn opgelopen verwondingen ernstig zijn en een tijdelijke werkonbekwaamheid tot 14.02.97 verantwoorden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het oorzakelijk verband bewezen is. Cijfermatig wordt het gevorderde bedrag van 53.191 fr. niet betwist en wordt aldus toegekend.
•
Tijdelijke werkonbekwaamheid morele schade: rekening houdend met de degressiviteit kent de rechtbank voor deze schadepost ex aequo et bono een bedrag toe van 25.000,
Totaal: 86.912,- meer vergoedende intresten vanaf datum van de feiten 1.01.97. **********
Correctionele rechtbank van Hasselt, 10 mei 2000
Rechtspraak: antiracismewet
9
II. ZAAK MET NOTITIENUMMER 56.42.101821-98
1.
OP STRAFGEBIED
a)
Lastens eerste beklaagde Alain C
FEIT IA. Wat betreft de tenlasteleggingen I/A werd aan de heren Ashraf G en Osama S de toegang tot de "D" geweigerd samen met hun Belgische echtgenoten om reden dat zij geen lidkaart hadden, Zij houden voor dat deze reden een drogreden was om reden dat er andere personen waren die ook geen lidkaart toonden en toch de dancing binnen mochten. Zij leidden hieruit af dat hen de toegang werd geweigerd op grond van hun afkomst. Derde beklaagde Rudi V bevestigt dat de portiers de opdracht hebben bezoekers zonder lidkaart niet binnen te laten. Dergelijke lidkaart kan op een éénvoudige wijze bekomen worden door een voorafgaand formulier in te vullen die ter beschikking liggen. De rechtbank is van oordeel dat het systeem van de lidkaarten een preventieve maatregel is om in geval van problemen in de dancing deze persoon te identificeren. Dergelijke maatregelen worden genomen uit bezorgdheid teneinde de veiligheid van de klanten te waarborgen en de orde in de dancing te bewaren. Beklaagde kan dan ook een objectieve reden voordragen waarop de weigering gebaseerd is. De rechtbank stelt vast aan de hand van de gegevens van het strafdossier dat : •
het slachtoffer Ashraf G zelf verklaart dat hij in het verleden wel in de dancing binnen mocht hetgeen zijn echtgenote bevestigt.
•
de Belgische echtgenotes eveneens de dancing niet binnen mochten omdat ze geen lidkaart hadden. Het feit dat andere bezoekers wel binnen mochten zonder lidkaart blijkt niet uit het strafdossier.
Hieruit leidt de rechtbank af dat de weigering dan ook niet gebeurde op racistische gronden maar wel op objectieve gronden die de rechtbank aannemelijk acht. Wel kan de rechtbank zich niet van de indruk ontdoen dat de portiers, op een selectieve wijze tewerk gaan (er zijn avonden dat een lidkaart wordt gevraagd en andere avonden niet) hetgeen onvermijdelijk tot misverstanden leidt. De rechtbank acht dit op zich onvoldoende om te stellen dat hen de toegang werd geweigerd op grond van hun afkomst. Beklaagden worden dan ook vrijgesproken voor de tenlastelegging I/A, FEITEN I/B en II/E. Wat betreft de tenlasteleggingen I/B en II/E werd de toegang aan de heer Mohamed I geweigerd om reden dat hij in het verleden reeds problemen had veroorzaakt. Hij werd evenwel op een hardhandige manier aangepakt hetgeen blijkt uit het neergelegde medisch attest en de vaststellingen van de verbalisanten in verband met de kwetsuren. De tenlastelegging IIE acht de rechtbank dan ook bewezen. Uit de verklaring van de heer Mohamed I blijkt eveneens dat bij reeds eerder in de "D" was geweest. De door de beklaagde aangehaalde reden van weigering acht de rechtbank dan ook aannemelijk en objectief zodat de rechtbank het niet bewezen acht dat op racistische gronden de toegang aan de heer Mohamed I Correctionele rechtbank van Hasselt, 10 mei 2000
Rechtspraak: antiracismewet
10
werd geweigerd. De getuige A, vriend van Mohamed I, werd de toegang niet ontzegd en verklaart enkel dat de reden van weigering niet werd meegedeeld. Hieruit blijkt alleszins niet dat de toegang werd geweigerd om racistische redenen. Integendeel de getuige die eveneens van vreemde herkomst is, mocht wel binnen. Het feit dat de heer Mohamed I een blanco strafregister heeft, bewijst niet dat hij zich in het verleden niet zou misdragen hebben. Immers de heer Mohamed I werd daaromtrent niet verhoord zodat de rechtbank er van uit gaat dat de door beklaagde aangehaalde reden terecht is. De tenlastelegging IB acht de rechtbank dan ook niet bewezen. FEIT IV/J. De tenlastelegging IV/J acht de rechtbank eveneens bewezen aan de hand van de gegevens van het strafdossier. b)
Lastens tweede beklaagde Benny M
FEIT I/B. Tweede beklaagde Benny M werkt eveneens als portier samen met eerste beklaagde in de "D". Beklaagde betwist de hem ten laste gelegde feiten en stelt dat hij nooit de toegang voor personen geweigerd heeft op racistische gronden maar op gronden zoals bepaald in het huishoudelijk reglement. (zie uiteenzetting hoger onder beklaagde Alain C). Beklaagde wordt dan ook vrijgesproken voor de tenlastelegging I/B om redenen zoals reeds uiteengezet bij beklaagde Alain C. FEIT I/C. Wat betreft de tenlastelegging I/C stelt de heer Ergun K dat hem vermoedelijk de toegang werd geweigerd op racistische gronden. Wat betreft de reden van weigering zijn de verklaringen van beklaagde, de getuigen en het slachtoffer verschillend. Beklaagde Benny M houdt voor dat hem de toegang werd geweigerd gezien hij in het verleden gevochten had terwijl de getuige Ad beweert dat hen de toegang werd geweigerd omdat zij geen lidkaart hadden terwijl de getuige As beweert dat geen reden werd meegedeeld. De getuige Ad verklaart dat hij de week ervoor wel binnen mocht. Gelet op de tegengestelde verklaringen en het feit dat de getuige de week ervoor wel binnen mocht, acht de rechtbank het niet bewezen dat de toegang aan de heer Ergun K werd geweigerd op racistische gronden. Beklaagde wordt dan ook vrijgesproken voor de tenlastelegging I/C. FEIT II/F. Wat betreft de tenlastelegging II/F verwijst de rechtbank naar de verklaring van beklaagde zelf dat hij de heer Ergun K bij de arm nam en wegduwde nadat bij reeds driemaal getracht had de dancing binnen te komen. Een slag of verwonding hoe licht ook volstaat. Het begrip slag wijst erop dat iemand door een brutale beweging wordt getroffen. De tenlastelegging II/F is dan ook bewezen.
Correctionele rechtbank van Hasselt, 10 mei 2000
Rechtspraak: antiracismewet
11
FEIT I/D. Wat betreft de tenlastelegging I/D stellen de heer Duzgun D en de heer Hachmi L dat ben de toegang werd geweigerd omdat zij geen lidkaart hadden en de vorige keren wel binnen mochten zonder lidkaart. Zij leiden hieruit af dat op racistische gronden hen de toegang werd ontzegd. Beklaagde daarentegen beweert dat hen de toegang werd geweigerd om reden dat zij betrokken waren in een vechtpartij. Zoals reeds hoger uiteengezet acht de rechtbank dit een reden die aannemelijk en objectief is. In het strafdossier werden de heer Duzgun D en de heer Hachmi L hieromtrent niet geïnterpelleerd zodat de door beklaagde aangehaalde reden van weigering terecht kan zijn, Alleszins kan op basis van deze gegevens niet afgeleid worden dat hen de toegang werd ontzegd om racistische redenen. Immers zij verklaren zelf dat zij in het verleden wel in de dancing binnen mochten. Het feit dat zij beschikken over een blanco strafregister, sluit niet uit dat zij in de dancing in het verleden problemen veroorzaakten. Beklaagde wordt dan ook vrijgesproken voor de tenlastelegging I.D. FEIT II/G. Wat betreft de tenlastelegging II/G ontkent beklaagde dat hij aan de heer Hachmi L slagen en verwondingen zou hebben toegebracht. Beklaagde erkent dat hij de heer Hachmi L bij de armen beeft genomen en achteruit heeft geduwd. Het slachtoffer beweert dat hij hem van de trappen heeft geduwd. Een slag of verwonding hoe licht ook volstaat. Het begrip slag heeft betrekking op een brutale beweging zodat de tenlastelegging II/G derhalve bewezen is. FEIT II/H. Wat betreft de tenlastelegging II/H ontkent beklaagde eveneens dat hij de heer Jamal EA slagen heeft toegebracht doch zette hem uit de dancing om reden dat bij drank bestelde zonder te betalen. De twee getuigen daarentegen beweren dat hun doofstomme vriend Jamal EA werd geslagen omwille dat hij bij het buitengaan geen fooi betaalde aan de portier. De rechtbank stelt vast dat de verklaringen tegenstrijdig zijn wat betreft de reden doch dat uit de overeenstemmende verklaringen van de twee getuigen en de vaststellingen van de verbalisanten (kwetsuren in het aangezicht) blijkt dat de heer Jamal EA werd geslagen zodat de tenlastelegging II/H bewezen is. FEIT III/I. De tenlastelegging III/I is niet bewezen; minstens is er twijfel gezien tegenstrijdige getuigenverklaringen. Beklaagde wordt dan ook vrijgesproken voor dit feit. c.
Lastens derde beklaagde Rudi V
Derde beklaagde is de uitbater van de "D" en werd telefonisch geïnterpelleerd door de verbalisanten nadat de toegang werd geweigerd aan de heren Ashraf G en Osama S door eerste beklaagde. De verbalisanten stellen dat de door derde beklaagde aangehaalde reden louter willekeurig was gezien hij deze reden steeds wijzigde (eerst deftige kleding, betrokken in vechtpartijen)
Correctionele rechtbank van Hasselt, 10 mei 2000
Rechtspraak: antiracismewet
12
Wanneer derde beklaagde later ondervraagd werd, stelt bij dat de dancingbezoekers in het bezit moeten zijn van een lidkaart om toegang te krijgen. Deze reden stemt overeen met de verklaringen van de getuigen en de slachtoffers. De rechtbank is van oordeel dat deze reden niet arbitrair is maar een preventieve maatregel is om in geval van problemen de personen te kunnen identificeren. Het betreft hier immers, een megadancing waarbij op sommige avonden een groot aantal mensen vertoeven. Teneinde de orde te handhaven en de veiligheid van de klanten te waarborgen, is vereist dat een uitbater preventieve maatregelen treft. Reden waarom hij ook als uitbater op basis van een huishoudelijk reglement aan zijn portiers opdrachten geeft (zie neergelegde stukken). Uiteraard is de rechtbank zich er van bewust dat door deze portiers ongetwijfeld vergissingen gebeuren waardoor ten onrechte de toegang aan een persoon wordt ontzegd omdat zij menen dat hij in het verleden voor problemen heeft gezorgd. Doch hieruit kan niet afgeleid worden dat zowel door de uitbater als door de portiers om racistische redenen de toegang tot de dancing aan bepaalde personen wordt geweigerd. Immers het blijkt dat deze personen aan wie de toegang werd ontzegd in het verleden wel binnen mochten waaruit de rechtbank afleidt dat personen van vreemde herkomst wel toegelaten zijn. Derde beklaagde wordt dan ook vrijgesproken voor de tenlastelegging I/A. 2.
OP BURGERLIJK GEBIED
•
burgerlijke partij het CGKR lastens eerste, tweede en derde beklaagde De rechtbank is onbevoegd om kennis te nemen van de vordering tot schadevergoeding van deze burgerlijke partij gelet op de vrijspraak van beklaagden voor de tenlastelegingen I/A, I/B, I/C. en I/D.
•
burgerlijke partij Samir S lastens tweede beklaagde De rechtbank is onbevoegd om kennis te nemen van de vordering tot schadevergoeding van deze burgerlijke partij gelet op de vrijspraak van tweede beklaagde Benny M voor de tenlastelegging III/I.
•
burgerlijke partij Ergun K lastens tweede beklaagde Gelet op de vrijspraak van beklaagde Benny M van de tenlastelegging I/C is de rechtbank onbevoegd om kennis te nemen van de vordering van de burgerlijke partij in de mate zij gesteund is op dit feit. Wat betreft de tenlastelegging II/F kent de rechtbank, gelet op minimale kwetsuren, een morele schadevergoeding toe, ex aequo et bono begroot op 3.000 frank. Voor zoveel als nodig wordt vastgesteld dat de burgerlijke partij geen intresten vordert.
•
De burgerlijke partij Osama S lastens eerste en derde beklaagde De rechtbank is onbevoegd om kennis te nemen van de vordering tot schadevergoeding van deze burgerlijke partij gelet op de vrijspraak voor de tenlastelegging I/A van beide beklaagden.
•
De burgerlijke partij Frans R en de Belgische Staat lastens eerste beklaagde De rechtbank is van oordeel dat de door de burgerlijke partij opgelopen lichamelijke letsels in oorzakelijk verband kunnen staan met de tenlastelegging IV/J. (op grond van artikel 269 strafwetboek). Het is immers door middel van geweld dat beklaagde Alain C weigerde de cel in te gaan waarbij het niet uitgesloten is dat de burgerlijke partij lichamelijke letsels opliep, Correctionele rechtbank van Hasselt, 10 mei 2000
Rechtspraak: antiracismewet
13
Uit de gegevens van het strafdossier blijkt echter dat beklaagde de burgerlijke partij Frans R naar de keel greep en tegen de muur duwde. Volgens een medisch attest van zijn behandelende geneesheer liep hij hierdoor volgende verwondingen op: “lumbale contusie met acute lumbago tot gevolg en whiplash alsmede hematomen en een verstuiking van de rechterpols”. De rechtbank stelt zich de vraag of deze ernstige letsels in oorzakelijk verband staan met de handelingen die beklaagde verrichtte zoals in het strafdossier werden omschreven. De rechtbank acht het dan ook opportuun een provisioneel bedrag toe te kennen van 10.000 fr. en een geneesheer deskundige aan te stellen met als opdracht na te gaan of de door de burgerlijke partij Frans R opgelopen letsels veroorzaakt zijn door de handelingen zoals gesteld door beklaagde (met name naar de keel grijpen en tegen de muur duwen), de periode van tijdelijke werkonbekwaamheid en blijvende werkonbekwaamheid te bepalen alsmede de esthetische schade te begroten. Wat betreft de vordering van de Belgische Staat lastens eerste beklaagde Alain C acht de rechtbank het aangewezen, gelet op het voorgaande, het deskundig verslag af te wachten en 1. frank provisioneel toe te kennen. ********** III. ZAAK MET NOTITIENUMMER 56.99.117-97 1.
OP STRAFGEBIED verjaring: de feiten worden gestuit door het kantschrift dd.27.10.97 van de Onderzoeksrechter (stuk 18 a) zodat de feiten niet verjaard zijn
a)
De toelaatbaarheid van de strafvordering
Beklaagde houdt voor dat de bewijsmiddelen waarop de strafvordering gesteund is onrechtmatig is wegens schending van artikel 8 van het EVRM, meer bepaald het recht op privacy. Door selectief met een verborgen camera opnames te maken met het oog op vaststelling van bepaalde misdrijven worden de misdrijven uitgelokt. Gezien de strafvordering op dit onrechtmatig verkregen bewijs gesteund is, is de strafvordering niet toelaatbaar. Het strafprocesrecht wordt gekenmerkt door het beginsel van vrije bewijslevering behoudens enkele beperkingen, met name is het bewijs onrechtmatig: •
bij miskenning van materiële wettelijke voorschriften
•
bij miskenning van formele wettelijke voorschriften
•
bij miskenning van algemene rechtsbeginselen.
Het realiseren van een video-opname en een bandopname van een gesprek tussen personen, zelfs buiten hun medeweten, levert op zich geen onrechtmatig verkregen bewijs. De opname gebeurde voor de ingang van een dancing hetgeen een publieke plaats is, zodat er geen sprake is van een inbreuk op de privacy. Het feit dat deze opnames gebeurden met het oog op het vaststellen van bepaalde feiten, betekent niet dat de feiten worden uitgelokt. Uit de inhoud van het gesprek blijkt dat er geen sprake kan zijn van uitlokking. Beklaagde vroeg de identiteitskaarten en stelde onmiddellijk dat enkel personen met een Belgische identiteitskaart binnen mochten.
Correctionele rechtbank van Hasselt, 10 mei 2000
Rechtspraak: antiracismewet
14
Deze opnames die later aan het OM werden meegedeeld zijn aldus een rechtmatig verkregen bewijs zodat de strafvordering toelaatbaar is. b)
De grond van de zaak
b.1 Wat betreft de beklaagde Albert H Uit de inhoud van de opname en de verklaringen van de getuigen blijkt duidelijk dat beklaagde de toegang weigerde aan personen die geen Belgische identiteitskaart hadden. Vreemdelingen mochten de dancing niet binnen om reden dat er altijd problemen zijn met ben. De reden waarom de burgerlijke partij Bülent S de toegang werd geweigerd, is dan ook zijn afkomst hetgeen een inbreuk betekent op artikel 2 van de wet van 30.07.1981. Het feit dat hij niet zichtbaar is op de video maar wel op de bandopname hoorbaar, bewijst dat de burgerlijke partij dit gesprek met beklaagde voerde hetgeen hij immers niet ontkent. De rechtbank acht dan ook de tenlastelegging zoals omschreven in de dagvaarding bewezen. Gelet op de aard en de ernst van de feiten meer bepaald door vreemdelingen de toegang tot de dancing te verbieden wordt een onverdraagzaamheid binnen de samenleving gecreëerd die tot gevaarlijke en ondemocratische toestanden kan leiden en zijn strafregister enerzijds en anderzijds het tijdsverloop tussen de feiten en de berechting van deze zaak is hierna bepaalde bestraffing gepast. b.2 Wat betreft de beklaagde Rudi V Beklaagde Rudi V betwist dat hij als uitbater aan zijn portiers instructies gaf om vreemdelingen de toegang te weigeren., Hij stelt dat beklaagde Albert H op eigen houtje handelde. De rechtbank stelt vast dat : •
uit de video-opname blijkt dat beklaagde Albert H op vraag of hij handelde in opdracht van zijn baas hij antwoordde dat het er niet toe doet.
•
beklaagde Albert H in zijn eerste verklaring niet wilde antwoorden of hij instructies in die zin had. Het is pas later op 27.10.98 dat hij beweert dat hij in opdracht handelde. Hij beweert dat er om deze reden dan ook andere portiers ontslag hebben genomen doch deze werden niet ondervraagd in het strafdossier.
•
de andere portiers met name B en Benny M stellen uitdrukkelijk dat deze instructie, met name de toegang weigeren aan vreemdelingen niet door beklaagde Rudi V werd opgedragen.
Op basis van deze gegevens is de rechtbank van oordeel dat de tenlastelegging zoals in de dagvaarding is omschreven niet bewezen is, minstens is er twijfel zodat beklaagde Rudi V wordt vrijgesproken. 2.
OP BURGERLIJK VLAK
•
De burgerlijke partij Samanli B De rechtbank is niet bevoegd om kennis te nemen van de burgerlijke partijstelling lastens beklaagde Rudi V gelet op zijn vrijspraak. Wat betreft de vordering tegen beklaagde Albet H is deze ontvankelijk en in hierna bepaalde mate gegrond : •
materiële schade: kosten ter verdediging worden niet toegekend
Correctionele rechtbank van Hasselt, 10 mei 2000
Rechtspraak: antiracismewet
•
•
15
morele schade ex aequo et bono 10.000fr. te vermeerderen met de vergoedende intresten vanaf 21.2.1993.
burgerlijke partij het CGKR De rechtbank is niet bevoegd om kennis te nemen van de burgerlijke partijstelling lastens beklaagde Rudi V gelet op zijn vrijspraak. De doelstelling van het Centrum is discriminatie op grond van huidskleur of afkomst te bestrijden. Op grond van artikel 5 van de wet van 30.07.1981 kan het Centrum in rechte optreden in alle rechtsgeschillen wanneer afbreuk is gedaan aan wat zij statutair nastreven. Ingeval van inbreuk op artikel 2 van deze wet is de vordering ontvankelijk indien zij aantoont dat zij de instemming van die personen heeft verkregen hetgeen in casu gebeurde. Door vreemdelingen de toegang tot de dancing te weigeren werden dan ook de doelstellingen die zij statutair nastreven, geschaad en hebben zij een persoonlijk en rechtmatig belang om morele schade te vorderen. De rechtbank begroot deze schade ex aequo et bono op 20.000 fr. De gevorderde materiële schade wordt niet toegekend wegens gebrek aan oorzakelijk verband tussen het misdrijf en de schade. **********
IV. STRAFTOEMETING Ten aanzien van beklaagde Alain C. Beklaagde wordt schuldig verklaard aan: •
de feiten A, B, C, F, G, H, M en P van notitienummer 41.42.100148-97.
•
de feiten II/ E en IV/J. van notitienummer 56.42.101821-98.
Bij toepassing van artikel 65 strafwetboek dient er slechts één straf te worden uitgesproken voor al de weerhouden feiten samen, welke gepleegd werden met één en hetzelfde misdadig opzet en éénzelfde misdadige onderneming vormen, Gelet op de aard en de ernst van de feiten, meer bepaald het aantal feiten en zijn agressieve houding en bovendien zijn strafrechtelijk verleden waaruit blijkt dat hij voor gelijkaardige feiten reeds werd veroordeeld enerzijds en anderzijds teneinde zijn sociale reclassering in de maatschappij niet te bemoeilijken is de hierna vermelde bestraffing gepast. Aangezien beklaagde nog niet veroordeeld is geweest tot een criminele straf of tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan twaalf maanden, en aangezien beklaagde hoofdens de bewezen feiten veroordeeld wordt tot een of meer straffen van niet meer dan vijf jaar, wordt hem de hierna vermelde genademaatregel van het uitstel van de strafuitvoering toegekend, gezien dit voordeel voor hem een bijkomende aansporing zal zijn om in de toekomst de wet stipt na te leven, daar hij moet weten dat bij een volgende veroordeling het thans verleende uitstel kan verloren gaan. Het zittingsonderzoek heeft eveneens aangetoond dat het een passende maatregel is beklaagde te ondersteunen in zijn voornemen om een einde te stellen aan zijn strafbaar gedrag en voortaan de wet stipt na te leven, door hem onder het toezicht van de probatiecommissie te stelten, onder opleg van de hierna vermelde voorwaarden. Correctionele rechtbank van Hasselt, 10 mei 2000
Rechtspraak: antiracismewet
16
Beklaagde verklaarde ter zitting met deze ondersteuningsmaatregel in te stemmen. Ten aanzien van beklaagde Benny M Beklaagde wordt schuldig verklaard aan de feiten II/F, II/G en II/H. van notitienummer 56.42.101821-98. Bij toepassing van art. 65 strafwetboek dient er slechts één straf te worden uitgesproken voor al de weerhouden feiten samen, welke gepleegd werden met één en hetzelfde misdadig opzet en éénzelfde misdadige onderneming vormen. Gelet op de aard en de ernst der feiten en zijn agressieve houding en gezien hij reeds werd veroordeeld voor soortgelijke feiten, is de hierna vermelde bestraffing aangewezen. Aangezien beklaagde nog niet veroordeeld is geweest tot een criminele straf of tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan twaalf maanden, en aangezien beklaagde hoofdens de bewezen feiten veroordeeld wordt tot een of meer straffen van niet meer dan vijf jaar, wordt hem de hierna vermelde genademaatregel van het uitstel van de strafuitvoering toegekend, gezien dit voordeel voor hem een bijkomende aansporing zal zijn om in de toekomst de wet stipt na te leven, daar hij moet weten dat bij een volgende veroordeling het thans verleende uitstel kan verloren gaan ********** Gezien de hiernavolgende artikelen (. . .) OM DEZE BEWEEGREDENEN DE RECHTBANK, statuerende op tegenspraak Voegt de dossiers met de notitienummers 41.42.100148.97 + 56.42.10l821.98 + 56.99.117.97, samen teneinde erover in één vonnis uitspraak te doen. •
Ten aanzien van beklaagde Alain C. Stelt vast dat de strafvordering voor wat het feit N van notitienummer 41.42.100148.97 betreft, vervallen is door verjaring. Verklaart beklaagde niet schuldig aan: •
de feiten D, E, I, J, K, L en O van notitienummer 41.42.100148-97,
•
de feiten I/A., I/B. van notitienummer 56.42.101821-98 hem ten laste gelegd, zoals in de dagvaardingen omschreven en spreekt hem hiervan VRIJ.
Verklaart beklaagde wel schuldig aan •
de feiten A, B, C, F, G, H, M en P van notitienummer 41.42.100148-97 hem ten laste gelegd, zoals in de dagvaarding omschreven.
•
de feiten II/E en IV/J. van notitienummer 56.42.101821-98 hem ten laste gelegd, zoals in de dagvaarding omschreven.
Veroordeelt hem voor al de weerhouden feiten samen tot een gevangenisstraf van TIEN MAANDEN en een geldboete van TWEEHONDERD FRANK, gebracht op VEERTIGDUIZEND FRANK door verhoging met 1990 decimen, subsidiair ZESTIG DAGEN gevangenisstraf.
Correctionele rechtbank van Hasselt, 10 mei 2000
Rechtspraak: antiracismewet
17
Zegt dat de tenuitvoerlegging van dit vonnis wordt uitgesteld gedurende een termijn van VIJF jaar voor wat een deel der hoofdgevangenisstraf betreft, namelijk voor ZES MAANDEN, mits naleving dooi beklaagde van de volgende voorwaarden •
zich sociaal laten begeleiden door een probatieassistent en de richtlijnen van deze stipt op te volgen.
•
bij verandering van woonst binnen de acht dagen de probatieassistente hiervan in kennis te stellen.
•
Een vormingscursus "Slachtoffer in Beeld" bij de VZW Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, Afdeling slachtofferhulp of enige alternatieve vormingscursus te volgen.
•
Zich te onthouden van abusief alcoholgebruik, en zich zonodig, in samenspraak met de probatieassistent te laten behandelen voor een eventueel alcoholprobleem.
Verwijst hem tot zijn deel der kosten van de publieke vordering, begroot op de som van TWEEDUIZEND DRIEHONDERD ZESENNEGENTIG FRANK. (2.396,- frank) Legt aan de veroordeelde tevens een vergoeding op van 1.000 frank overeenkomstig het artikel 91 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1950, zoals gewijzigd bij artikel 1 van het Koninklijk Besluit van 23 december 1993. Spreekt bovendien de verplichting uit een bijdrage te betalen van een bedrag van TIEN FRANK, gebracht op TWEE DUIZEND FRANK, door verhoging met 1.990 decimen, •
Ten aanzien van beklaagde Michel C. Verklaart beklaagde schuldig aan de feiten A, B en C doch niet schuldig aan de feiten D en E van notitienummer 41.42.100148-97 hem ten laste gelegd, zoals in de dagvaarding omschreven. Dienvolgens, spreekt hem VRIJ voor de feiten D en E van notitienummer 41.42.100148-97. Veroordeelt hem voor de feiten A, B en C samen tot een gevangenisstraf van DRIE MAANDEN en een geldboete van HONDERD FRANK, gebracht op TWINTIGDUIZEND FRANK door verhoging met 1990 decimen, subsidiair DERTIG DAGEN gevangenisstraf. Zegt dat de tenuitvoerlegging van dit vonnis wordt uitgesteld gedurende een termijn van DRIE jaar voor wat de hoofdgevangenisstraf alleen betreft. Verwijst hem tot zijn deel der kosten van de publieke vordering, begroot op de som van VIERHONDERD VIERENZEVENTIG FRANK (474,- FRANK) Legt aan de veroordeelde tevens een vergoeding op van 1.000 frank overeenkomstig het artikel 91 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1950, zoals gewijzigd bij artikel 1 van het Koninklijk Besluit van 23 december 1993. Spreekt bovendien de verplichting uit een bijdrage te betalen van een bedrag van TIEN FRANK, gebracht op TWEEDUIZEND FRANK, door verhoging met 1.990 decimen.
•
Ten aanzien van beklaagde Luc V. Verklaart beklaagde niet schuldig aan het feit P van notitienummer 41.42.100148-97 hem ten laste gelegd, zoals in de dagvaarding omschreven, Dienvolgens, spreekt hem hiervan VRIJ en verzendt hem van de vervolging zonder kosten. Laat zijn deel der kosten ten laste van de Belgische Staat.
Correctionele rechtbank van Hasselt, 10 mei 2000
Rechtspraak: antiracismewet
•
18
Ten aanzien van beklaagde Rudi V. Verklaart beklaagde niet schuldig aan I/A van notitienummer 56.42.101821-98 hem ten laste gelegd, zoals in de dagvaarding omschreven, Dienvolgens, spreekt hem hiervan VRIJ en verzendt hem van de vervolging zonder kosten. Laat zijn deel der kosten ten laste van de Belgische Staat.
•
Ten aanzien van beklaagde Albert H. Verklaart beklaagde schuldig aan het feit van notitienummer 56.99.117-97 hem ten laste gelegd, zoals in de dagvaarding omschreven. Dienvolgens, veroordeelt hem tot een gevangenisstraf van DRIE MAANDEN en een geldboete van HONDERDVIJFTIG FRANK, gebracht op DERTIGDUIZEND FRANK door verhoging met 1990 decimen, subsidiair VIJFENVEERTIG DAGEN gevangenisstraf. Verwijst hem tot zijn deel der kosten van de publieke vordering, begroot op de som van TWEEDUIZEND TWEEHONDERD NEGENENZESTIG FRANK. (2.269,- FRANK) Legt aan de veroordeelde tevens een vergoeding op van 1.000 frank overeenkomstig het artikel 91 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1950, zoals gewijzigd bij artikel 1 van het Koninklijk Besluit van 23 december 1993. Spreekt bovendien de verplichting uit een bijdrage te betalen van een bedrag van TIEN FRANK, gebracht op TWEE DUIZEND FRANK, door verhoging met 1.990 decimen.
EN UITSPRAAK DOENDE OP BURGERLIJK GEBIED: 1.
inzake notitienummer 41.42.100148-97
•
Verklaart de vordering tot schadevergoeding van de burgerlijke partij Daniel V ontvankelijk en in de hiervoor aangehaalde maat gegrond. Dienvolgens, veroordeelt beklaagden Alain C en Michel C solidair om te betalen aan deze burgerlijke partij, ten titel van schadevergoeding, de som van TIENDUIZEND FRANK. (10.000,- FRANK) te vermeerderen met de vergoedende intresten vanaf 14.1.1997, de gerechtelijke intresten vanaf heden en de kosten van stelling als burgerlijke partij.
•
Verklaart de vordering tot schadevergoeding van de burgerlijke partij Robert T ontvankelijk en in de hiervoor aangehaalde maat gegrond. Dienvolgens, veroordeelt beklaagden Alain C en Michel C solidair om te betalen aan deze burgerlijke partij, ten titel van schadevergoeding, de som van ZEVENDUIZEND FRANK (7.000,- FRANK) te vermeerderen met de vergoedende intresten vanaf 14.1.1997, de gerechtelijke intresten vanaf heden en de kosten van stelling als burgerlijke partij.
•
Verklaart de vordering tot schadevergoeding van de burgerlijke partij Jean F ontvankelijk en in de hiervoor aangehaalde maat gegrond. Dienvolgens, veroordeelt beklaagden Alain C en Michel C solidair om te betalen aan deze burgerlijke partij, ten titel. van schadevergoeding, de som van ZEVENDUIZEND FRANK. (7.000,- FRANK te vermeerderen met de vergoedende intresten vanaf 14.1.1997, de gerechtelijke intresten vanaf heden en de kosten van stelling als burgerlijke partij. Correctionele rechtbank van Hasselt, 10 mei 2000
Rechtspraak: antiracismewet
•
19
Verklaart de vordering tot schadevergoeding van de burgerlijke partij Gilbert K ontvankelijk en in de hiervoor aangehaalde maat gegrond. Dienvolgens, veroordeelt beklaagden Alain C en Michel C solidair om te betalen aan deze burgerlijke partij, ten titel van schadevergoeding, de som van VIJFDUIZEND FRANK. (5.000,- FRANK te vermeerderen met de vergoedende intresten vanaf 14.1.1997, de gerechtelijke intresten vanaf heden en de kosten van stelling als burgerlijke partij.
•
Verklaart de vordering tot schadevergoeding van de burgerlijke partij Franky D ontvankelijk en in de hiervoor aangehaalde maat gegrond. Dienvolgens, veroordeelt beklaagde Alain C om te betalen aan deze burgerlijke partij, ten titel van schadevergoeding de som van ZESENTACHTIGDUIZEND NEGENHONDERD EN TWAALF FRANK. (86.912,- FRANK te vermeerderen met de vergoedende intresten vanaf 14.1.997, de gerechtelijke intresten vanaf heden en de kosten van stelling als burgerlijke partij.
II. Inzake notitienummer 56.42.101821-98 •
Verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de vordering tot schadevergoeding van de burgerlijke partij het CGKR, gesteld tegen de drie beklaagden, en verwijst haar tot de kosten van haar stelling.
•
Verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de vordering tot schadevergoeding van de burgerlijke partij Samir S en verwijst haar tot de kosten van haar stelling.
•
Verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de vordering tot schadevergoeding van de burgerlijke partij Ergun K in de mate de vordering gesteund is op het feit I/C. Verklaart de vordering, gesteund op het feit II/F ontvankelijk en in de hiervoor aangehaalde maat gegrond. Dienvolgens, veroordeelt beklaagde Benny M om te betalen aan deze burgerlijke partij, ten titel van schadevergoeding, de som van DRIEDUIZEND FRANK (3.000,- FRANK). Stelt vast dat de burgerlijke partij geen intresten vordert.
•
Verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de vordering tot schadevergoeding van de burgerlijke partij Osama S en verwijst haar tot de kosten van haar stelling.
•
Verklaart de vordering tot schadevergoeding van de burgerlijke partij Frans R ontvankelijk en in de hiervoor aangehaalde maat gegrond. Dienvolgens, veroordeelt beklaagde Alain C om te betalen aan deze burgerlijke partij, ten titel van provisie, de som van TIENDUIZEND FRANK (10.000,- FRANK), te vermeerderen met de vergoedende intresten vanaf 26.9.1998, de gerechtelijke intresten vanaf heden en de kosten van stelling als burgerlijke partij. Beveelt een deskundig onderzoek en stelt hiertoe aan als deskundige dokter met als opdracht : •
Kennis te nemen van de bundel en van alle andere inlichtingen welke partijen hem zullen verschaffen, of welke hij nuttig zal achten ambtshalve in te winnen.
•
En na partijen bij aangetekend schrijven tijdig te hebben opgeroepen zoals voorzien bij artikel 965 van het Gerechtelijk Wetboek, de burgerlijke partij Frans R voornoemd, te onderzoeken, zo nodig herhaaldelijk tot aan de consolidatie
Correctionele rechtbank van Hasselt, 10 mei 2000
Rechtspraak: antiracismewet
20
•
na te gaan of de door de burgerlijke partij Frans R opgelopen letsels veroorzaakt zijn door de handelingen zoals gesteld door beklaagde (met name naar de keel grijpen en tegen de muur duwen). De opgelopen letsels te beschrijven, zo nauwkeurig mogelijk met hun behandeling; de gevolgen ervan te bepalen met de duur en de graad der onbekwaamheid als met het beroep van de burgerlijke partij.
•
De eventuele littekens te beschrijven en desgevallend te bepalen of deze door chirurgische ingrepen nog te verbeteren zijn, zo ja de kosten ervan te ramen, alsook de duur der invaliditeit bij deze operatie.
•
Zijn mening te laten kennen nopens de geleden pijnen en smarten.
•
Van zijn bevindingen een gemotiveerd verslag op te stellen en dit volgens de wettelijke pleegvormen ter griffie van de Rechtbank neer te leggen.
Zegt dat de deskundige de door de wet voorgeschreven eedafleggingsformule zal aanbrengen, onmiddel1ijk voor de handtekening van zijn verslag. Behoudt de kosten van dit deskundig onderzoek en de daaruit voortspruitende procedure voor. •
Verklaart de vordering tot schadevergoeding van de burgerlijke partij BELGISCHE STAAT ontvankelijk en in de hiervoor aangehaalde maat gegrond. Dienvolgens, veroordeelt beklaagde Alain C om te betalen aan deze burgerlijke partij, ten titel van provisie, de som van EEN FRANK. (1,- FRANK)
III. Inzake notitienummer 56.99.117.97, •
Verklaart zich ONBEVOEGD om kennis te nemen van de vordering tot schadevergoeding van de burgerlijke partij Bülent S in de mate zij gericht is tegen beklaagde Rudi V, bij vrijspraak van deze beklaagde. Verklaart de vordering, gericht tegen beklaagde Albert H ontvankelijk en in de hiervoor aangehaalde maat gegrond. Dienvolgens, veroordeelt beklaagde Albert H om te betalen aan deze burgerlijke partij, ten titel van schadevergoeding, de som van TIENDUIZEND FRANK. (10.000,- FRANK) te vermeerderen met de vergoedende intresten vanaf 21.2.1993, de gerechtelijke intresten vanaf heden en de kosten van stelling als burgerlijke partij.
•
Verklaart zich ONBEVOEGD om kennis te nemen van de vordering tot schadevergoeding van de burgerlijke partij het CGKR in de mate zij gericht is tegen beklaagde Rudi V, bij vrijspraak van deze beklaagde. Verklaart de vordering, gericht tegen beklaagde Albert H ontvankelijk en in de hiervoor aangehaalde maat gegrond. Dienvolgens, veroordeelt beklaagde Albert H om te betalen aan deze burgerlijke partij, ten titel van schadevergoeding, de som van TWINTIGDUIZEND FRANK. (20.000,- FRANK) te vermeerderen met de vergoedende intresten vanaf 21.2.1993, de gerechtelijke intresten vanaf heden en de kosten van stelling als burgerlijke partij.
Aldus gevonnist in openbare zitting van de VIJFTIENDE KAMER, de 10 MEI 2000, alwaar zetelden.
Correctionele rechtbank van Hasselt, 10 mei 2000