College bouw ziekenhuisvoorzieningen Postbus 3056 3502 GB Utrecht T (030) 298 31 00 F (030) 298 32 99
BOUWMAATSTAVEN ten behoeve van nieuwbouwplannen voor een
LABORATORIUM VOOR KLINISCHE PATHOLOGIE
Gelet op artikel 15a van de Wet ziekenhuisvoorzieningen Vastgesteld
door het College bouw ziekenhuisvoorzieningen op 14 januari 2002
Voorbereid
door de Werkcommissie Ziekenhuizen en de Commissie Bouw
Goedgekeurd
door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op 14 maart 2002
Bezoekadres Churchilllaan 11 3527 GV Utrecht
Bouwmaatstaven laboratorium voor klinische pathologie
INHOUDSOPGAVE
INLEIDING
1
I. ZORGINHOUDELIJKE UITGANGSPUNTEN
2
1. Begrippenkader
2
2. Zorginhoudelijke ontwikkelingen
3
3. Capaciteit van de functiegroep
4
4. Relatie met andere afdelingen en routing
4
II. RUIMTEBEHOEFTE
5
1.
Inleiding
5
2.
Nuttige oppervlakte
5
3.
Bruto vloeroppervlakte
8
BIJLAGEN
1.
Beschrijving per ruimte
2.
Technische eisen
3.
Literatuur
4.
Regeling bouwmaatstaven laboratorium klinische pathologie
Cbz\nr 0024-02
Bouwmaatstaven laboratorium voor klinische pathologie
INLEIDING Deze bouwmaatstaven hebben betrekking op het laboratorium voor klinische pathologie in een ziekenhuis. Het is niet de bedoeling met deze maatstaven een specifiek model voor de organisatie van het laboratorium voor te schrijven. Wel geven ze de inhoudelijke voorwaarden met hun ruimtelijke consequenties aan die bij het programma van de functie voor een laboratorium voor klinische pathologie in acht genomen moeten worden. De bouwmaatstaven zijn vastgesteld door het College bouw ziekenhuisvoorzieningen (Bouwcollege) bij besluit van 14 januari 2002, gelet op artikel 15a van de Wet ziekenhuisvoorzieningen (WZV), en goedgekeurd door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bij besluit van 14 maart 2002. De bouwmaatstaven maken als bijlage 1.45 onderdeel uit van de Regeling bouwmaatstaven WZV. Verwezen wordt naar het algemene deel van de toelichting bij de College bouw ziekenhuisvoorzieningen ‘Bouwmaatstaven voor een laboratorium voor klinische pathologie’. In de brochure Bouwmaatstaven zorgsector zijn het gebruik en de totstandkoming van de maatstaven beschreven. Deze brochure is bij het Bouwcollege te bestellen. Ook is downloaden mogelijk via de website van het Bouwcollege: www.bouwcollege.nl.
Cbz/nr 0024-02
1
Bouwmaatstaven laboratorium voor klinische pathologie
I
ZORGINHOUDELIJKE UITGANGSPUNTEN
1. Begrippenkader In het laboratorium voor klinische pathologie wordt op verzoek van aanvragende artsen materiaal afkomstig uit het menselijk lichaam (weefsels, cellen en vloeistoffen) onderzocht. Het onderzoek verschaft de aanvragende arts informatie ten behoeve van de diagnostiek, de keuze en evaluatie van de gekozen therapie, de prognoseschatting en de kwaliteitsbewaking. In meer algemene zin worden de gegevens uit het laboratorium voor klinische pathologie gebruikt in het onderwijs, onderzoek (onder meer ten behoeve van epidemiologie) en ten behoeve van beleid en management. Het onderzoeksmateriaal wordt verkregen via de weg van operatiepreparaten en/of proefbiopten (met name histologie), puncties of spoelingen (met name cytologie) of bij obducties. Het doel van onderzoeken bij obducties is het vaststellen van de doodsoorzaak en het daaraan voorafgaande ziekteverloop en ter evaluatie van de diagnostiek en toegepaste therapie. Het werkproces binnen het laboratorium voor klinische pathologie is opgebouwd uit de volgende functionele onderdelen: - materiaalafname (biopten, puncties, spoelingen enz.); - werkbegeleiding (pre- en postanalytische fase); - fixatie en kleuringen; - onderzoek (het feitelijke onderzoek van de preparaten en celuitstrijkjes); - obductie. Het verkrijgen van het afnamemateriaal geschiedt doorgaans door personen die niet behoren tot de medewerkers van het laboratorium voor klinische pathologie (maar bijvoorbeeld door de aanvragende arts) in poliklinische ruimten of klinische ruimten (bijvoorbeeld de operatieafdeling), dan wel op de obductieafdeling. Bij een deel van de patiënten neemt de klinisch patholoog zelf het materiaal af zoals bij dunne naaldpuncties. Daartoe beschikt een deel van de laboratoria voor klinische pathologie over eigen afnamefaciliteiten. Het laboratorium voor klinische pathologie onderzoekt materiaal van patiënten uit het eigen ziekenhuis, materiaal afkomstig uit andere ziekenhuizen en materiaal afkomstig van patiënten van huisartsen. Voorts wordt materiaal verzendgereed gemaakt voor onderzoek in andere laboratoria. De kern van het onderzoek bestaat uit lichtmicroscopische beoordeling van gefixeerde en gekleurde weefselcoupes en celuitstrijken. Met behulp van aanvullende technieken kunnen naast de morfologische tevens de functionele en/of moleculaire eigenschappen van de cellen worden bestudeerd. Immunoenzymtechnieken zijn behulpzaam bij het classificeren en typeren van tumoren en het voorspellen van de effectiviteit van de hormonale of chemotherapie. Relatief modern en sterk in opkomst zijn de technieken waarmee specifieke nucleïnezuursequenties, van een gen of virus, kunnen worden aangetoond. Met de polymerase chain reaction techniek (PCR) behoort dit tot de relatief jonge ontwikkelingen van de moleculaire pathologie. De inhoudelijke leiding van het laboratorium voor klinische pathologie berust bij een klinisch patholoog. Afhankelijk van de grootte van het ziekenhuis beschikt het laboratorium over één of meer pathologen.
Cbz/nr 0024-02
2
Bouwmaatstaven laboratorium voor klinische pathologie
2. Zorginhoudelijke ontwikkelingen Het merendeel van de activiteiten van de voorbereidende fasen van fixatie en kleuringen en in de eigenlijke onderzoekssfeer zelf betreft arbeid met menselijke handen c.q. ogen. De laatste jaren zijn er meer gemechaniseerde dan wel geautomatiseerde hulpmiddelen die de handelingen voor fixatie en kleuringen vergemakkelijken. Ook het afdekken van de preparaten kan geschieden met behulp van een automaat. De snelheids- en ruimtewinst die met deze apparaten kan worden geboekt is echter beperkt. Automatisering van het onderzoekproces zelf is voor de genoemde kern van het onderzoek, de lichtmicroscopische beoordeling, in de nabije toekomst niet aan de orde. Op beperkte schaal wordt geautomatiseerde patroonherkenning al wel toegepast bij het cervixcytologisch onderzoek via het zogenaamde PAPNET, maar binnen de beroepsgroep van klinisch pathologen bestaat over de waarde van deze techniek nog geen consensus. Verdergaande automatisering bij immuno-enzymtechnieken en de moleculair-pathologische technieken (PCR) ligt wel in het verschiet. De plaats van het klinisch-pathologisch onderzoek in het ziekteproces komt steeds verder naar voren te liggen. Dit is te verklaren door de opkomst van verfijnde afnametechnieken (biopsietangen en dunne biopsienaalden) en door de grotere bewustwording van patiënten en huisartsen van premaligne symptomen. Als gevolg van deze ontwikkeling is de grootte van het te onderzoeken materiaal tegenwoordig klein en worden maligne tumoren in een vroeg stadium herkend. De klinische pathologie krijgt hierdoor een meer actieve rol in het diagnostische proces, waardoor snelle en heldere communicatie met de behandelaar aan belang heeft gewonnen. Versterkte aandacht voor de arbeidsomstandigheden (Arbowet) en voor infectieuze agentia stellen hoge eisen aan met name de luchtbehandeling van de werkruimten dan wel laboratoria. Adequate afzuiging moet er voor zorgen dat met name formaline en xyleen geen bedreiging meer vormen voor de gezondheid van de medewerkers. Laboratoria voor klinische pathologie zijn ofwel verbonden aan en gelokaliseerd binnen één enkel ziekenhuis, ofwel werkzaam voor enkele ziekenhuizen in een omschreven regio. Mede in het licht van de schaalvergroting van de ziekenhuisorganisaties is er een tendens naar grotere laboratoria. Een andere tendens is dat de regionale laboratoria die als samenwerkingsinitiatieven van enkele ziekenhuizen zijn begonnen, zich verzelfstandigd hebben tot onafhankelijke organisaties. Vanuit het oogpunt van de laboratoria vergroot dit de slagkracht, vanuit het oogpunt van de aanvragers vergroot dit de keuzevrijheid en concurrentie. De hierboven geschetste tendens tot schaalvergroting biedt de laboratoria de gelegenheid tot specialisatie, zowel voor de betrokken klinisch-patholoog als op het vlak van de technische infrastructuur binnen het laboratorium. Een voorbeeld van specialisatie is de aanwezigheid en het gebruik van een elektronenmicroscoop. Dit instrument heeft in de niet-academische praktijk, voor de reguliere patiëntenzorg, een beperkt indicatiegebied, waardoor alleen de grotere laboratoria de beschikking hebben over een elektronenmicroscoop. De laboratoria voor klinische pathologie beschikken sinds langere tijd over een gezamenlijk, landelijk, geautomatiseerd archief voor de opslag van cel- en weefseldiagnosen (PALGA). Hierdoor bestaat er binnen de laboratoria ruime ervaring met het werken met geautomatiseerde systemen.
Cbz/nr 0024-02
3
Bouwmaatstaven laboratorium voor klinische pathologie
Door koppeling van het PA-automatiseringssysteem en de ziekenhuisinformatiesystemen (ZIS’sen) wordt een eenduidige registratie van inhoudelijke en administratieve gegevens bereikt. Het gebruik van deze informatiesystemen heeft echter geen ruimtelijke consequenties. 3 Capaciteit van de functiegroep De productie van het laboratorium voor klinische pathologie annex obductieruimte wordt uitgedrukt in het aantal onderzoeken (CTG-codes B 301 tot en met 307) en het aantal obducties. Het aantal cytologische en histologische onderzoeken van materiaal afkomstig van levende personen is de laatste jaren gestegen en zal naar verwachting in de komende jaren verder stijgen, zij het niet spectaculair. Dit is te verklaren uit de toegenomen mogelijkheden voor vroegtijdige diagnostiek, inclusief cervixcytologisch bevolkingsonderzoek en de toegenomen aandacht van huisartsen voor deze vorm van diagnostiek. Het aantal onderzoeken voortvloeiend uit obducties is gedaald, als gevolg van het afnemend percentage obducties. Per saldo is de productie van het laboratorium voor klinische pathologie gestegen. De relatie tussen de productieomvang en het ruimtebeslag is niet evenredig. Klinische pathologie is weliswaar in de kern een handmatig vak, maar in de voorbereidingsfase (fixeren en kleuren) en de verwerkingsfase (verslaglegging en dataverwerking) is een duidelijke tendens tot mechanisatie en automatisering waarneembaar. Dit heeft tot gevolg dat ook in de klinische pathologie sprake is van een zekere economy of scales, met andere woorden: een verdubbeling van de productieomvang betekent niet automatisch een verdubbeling van het ruimtebeslag. Dit geldt in grote trekken wel voor de puur handmatige onderdelen van de productie, maar weer niet wanneer de capaciteit van de ruimte niet volledig benut is, zoals kan voorkomen bij een obductieruimte. 4 Relatie met andere afdelingen en routing De materiaalafname geschiedt veelal op de verpleegafdeling, de spreekuurafdeling dan wel de afdeling voor poliklinische behandeling of de operatieafdeling. Indien hiervoor op of nabij de spreekuurafdeling afzonderlijke ruimtelijke voorzieningen worden gerealiseerd, dan worden deze tevens gebruikt voor monsterafname ten behoeve van andere laboratoria. Het laboratorium zelf kan op elke plaats binnen of op korte afstand van het ziekenhuis of de ziekenhuislocatie worden gehuisvest, mits het materiaaltransport en de communicatie goed zijn geregeld. Het centraal huisvesten van het laboratorium voor klinische pathologie ten behoeve van meer dan één ziekenhuis behoort eveneens tot de mogelijkheden. In een dergelijke situatie dient per ziekenhuis echter wel een obductieruimte aanwezig te zijn. Tevens moet extra aandacht worden besteed aan de logistiek en de communicatie. Uit het oogpunt van routing is het van belang dat de ruimten binnen het laboratorium op een zodanige wijze ten opzichte van elkaar zijn gesitueerd, dat de werkzaamheden op een praktische, efficiënte wijze kunnen worden uitgevoerd. Dit betekent een indeling waarbij de ruimten op een logische wijze op elkaar aansluiten in overeenstemming met de volgorde van de werkzaamheden. In het algemeen geldt dat bij personeels- en goederen-/materiaalstromen kruisende lijnen zoveel mogelijk worden voorkomen. Een niet optimale routing heeft een verhoogd risico op verwisseling en verontreiniging van te onderzoeken materiaal en op het blootstellen van het personeel aan risicovolle stoffen tot gevolg.
Cbz/nr 0024-02
4
Bouwmaatstaven laboratorium voor klinische pathologie
II RUIMTEBEHOEFTE 1 Inleiding De ruimtebehoefte van een laboratorium voor klinische pathologie is afhankelijk van de volgende factoren: - de omvang van de materiaalstroom; - de diversiteit van onderzoeken die door het laboratorium moeten worden uitgevoerd. Deze factoren zullen in elke afzonderlijke situatie een specifieke uitwerking hebben. In deze paragraaf is gekozen voor een beschrijving van een situatie waarbij in het laboratorium voor klinische pathologie een onderscheid wordt gemaakt naar twee modellen. Bijvoorbeeld een kleiner ziekenhuis of een kleinere ziekenhuislocatie dat zich beperkt tot alleen low care handelingen kan volstaan met een aanmerkelijk geringere ruimtebehoefte voor onderzoek. Een topklinisch ziekenhuis met het gehele pakket aan bepalingen c.q. onderzoeken en een academisch ziekenhuis hebben behoefte aan meer vloeroppervlakte. Tegen deze achtergrond is bij het bepalen van de uiteindelijke ruimtebehoefte, mede op basis van de in het vorige hoofdstuk beschreven uitgangspunten, uitgegaan van de volgende modellen: - model 1, voor een ‘basispakket’, waarin alle gangbare bepalingen c.q. onderzoeken kunnen plaatsvinden. Hierbij is uitgegaan van circa 24.000 onderzoeken; - model 2, voor een uitgebreid pakket, waarin ook minder gangbare bepalingen c.q. onderzoeken kunnen plaatsvinden en waarbij sprake is van een aanmerkelijk hogere productie, in dit geval circa 60.000 onderzoeken. In beide modellen is uitgegaan van een jaarproductie van circa 6.000 onderzoeken per patholoog in het laboratorium zelf, en van een gemiddeld aantal obducties. Afwijkende situaties kunnen hieruit worden afgeleid, rekening houdend met de relatie tussen groei van productie en de groei van de ruimtebehoefte. Mede gezien de te verwachten ontwikkelingen binnen het vakgebied van de klinische pathologie wordt aanbevolen om het totale laboratorium zo flexibel mogelijk te bouwen met slechts toepassing van vaste wanden indien dat vanuit de specifieke functie noodzakelijk is. Deze situaties zullen in de bouwaanvraag toegelicht moeten worden (bijvoorbeeld specifieke aanpassingen ten behoeve van onderzoek op basis van moleculaire pathologie). 2 Nuttige oppervlakte In tabel 1 is de ruimtebehoefte van een laboratorium voor klinische pathologie uitgedrukt in m² nuttige oppervlakte conform bijlage B van NEN 2580. Daarbij zijn de in de vorige paragraaf genoemde modellen als berekeningsgrondslag gebruikt. In de hierna gepresenteerde oppervlakten is de opleidingsfunctie niet begrepen.
Cbz/nr 0024-02
5
Bouwmaatstaven laboratorium voor klinische pathologie
Tabel 1 Ruimtebehoefte laboratorium voor klinische pathologie Omschrijving van de ruimte nuttige oppervlakte (m²)
Nuttige oppervlakte, totaal (afgerond) Werkbegeleiding/onderzoek werk-/onderzoekkamer(s) patholoog werkruimten analisten ruimte fluorescentiemicroscoop 1 ruimte sneldiagnostiek ) ruimte morfometrie secretariaat administratie/archief ICT-ruimte(n) demonstratieruimte/bibliotheek Histologisch onderzoek (voorbereiding, fixatie, kleuringen en onderzoek) materiaalontvangst en administratieve bewerking nat archief (tijdelijk) uitsnijruimte -
impregneer-/inbedruimte (paraffine) impregneer-/inbedruimte (kunststof) coupes maken (paraffine) coupes maken (kunststof) kleuringen (routine/speciaal) kleuringen (kunststof) immuno-enzymhistochemie
Cytologisch onderzoek (voorbereiding, onderzoek) 2 afname monsters (punctiekamer) ) kleedruimte patiënten hierbij cytologie (ontvangen/registreren) cytologie (uitstrijkjes maken) cytologie (kleuringen) cytologie (morfologisch onderzoek) 1 2
) )
24.000 onderz. 550
60.000 onderz. 1.000
195 64
365 160
) )
4 16 16 ) ) )
) ) ) ) ) ) ) ) )
) ) ) )
72
) ) )
136 30
100
200
55
) ) ) ) ) ) ) ) )
110
25
40
60
PM PM
PM PM ) ) ) )
Nuttige oppervlakte per kantoorruimte ten minste 12 m², resp. per werkplek ten minste 8 m².
65
15
40
Incl. 65 m² voor obductie.
4 16 16
20
30
opmerkingen
60
) Deze ruimte vormt veelal een onderdeel van een operatieafdeling. ) Deze ruimte kan worden gecombineerd met nabijgelegen afnameruimten voor laboratoriumfuncties.
Cbz/nr 0024-02
6
Bouwmaatstaven laboratorium voor klinische pathologie
Tabel 1 Ruimtebehoefte laboratorium voor klinische pathologie (vervolg) Omschrijving van de ruimte nuttige oppervlakte (m²)
Personeelsaccommodatie ontspannings-/instructieruimte garderobe/toiletten Diensten opslagruimte bulkvoorraad, opslag chemicaliën en reagentia -
opslagruimte blokjes/cassettes opslagruimte coupes opslagruimte glas en disposables ruimte desinfectie/ afvalverwerking werkkast ruimte opslag afval, tijdelijk
obductie koelruimte, incl. voorruimte sectieruimte ruimte administratie en overleg kleedruimte/douche
) ) ) )
24.000 onderz. 50 25 25
60.000 onderz. 90 45 45
100
220
25 45
) ) ) )
10 ) ) )
20 65 15 30 15 5
opmerkingen
Gescheiden naar dames en heren.
50 110 20
) ) )
40 65 15 30 15 5
Op grond van het voorgaande bedraagt de nuttige oppervlakte van een laboratorium voor klinische pathologie met een productie van circa 24.000 onderzoeken circa 550 m², inclusief circa 65 m² obductieruimte. In geval van een productie van circa 60.000 onderzoeken bedraagt de nuttige oppervlakte circa 1.000 m², inclusief circa 65 m² obductieruimte.
Cbz/nr 0024-02
7
Bouwmaatstaven laboratorium voor klinische pathologie
3 Bruto vloeroppervlakte In het schema hieronder is de relatie tussen de diverse vloeroppervlakten overeenkomstig NEN 2580 weergegeven. Schema vloeroppervlakten volgen NEN 2580 nuttige oppervlakte, volgens bouwplan netto vloeroppervlakte bruto vloeroppervlakte
nuttige oppervlakte, geprogrammeerd ontwerpverliezen
verkeersoppervlakte installatie-oppervlakte constructie-oppervlakte
tarra vloeroppervlakte
ruimten lager dan 1,5 m
De bruto vloeroppervlakte van het laboratorium voor klinische pathologie wordt als volgt berekend:
*totale nuttige oppervlakte 1), geprogrammeerd *ontwerpverliezen
ca.
Totale nuttige oppervlakte, volgens bouwplan *verkeersoppervlakte 2) *installatie-oppervlakte
*tarra vloeroppervlakte (constructie) hierover: Totale bruto vloeroppervlakte (betreft uitsluitend aan alle zijden omsloten en overdekte oppervlakte, conform NEN 2580)
t.o.v. nuttige opp., geprogrammeerd
104%
) ) hierover:
Totale netto vloeroppervlakte
100% 4%
15 - 20%
120 - 125%
ca.
10% 135%
t.o.v. nuttige opp. volgens bouwplan t.o.v. nuttige opp., geprogrammeerd t.o.v. netto opp. t.o.v. nuttige opp., geprogrammeerd
Op grond van het voorgaande bedraagt de bruto vloeroppervlakte van een laboratorium voor klinische pathologie met een productie van circa 24.000 onderzoeken circa 745 m², inclusief circa 90 m² obductieruimte. In geval van een productie van circa 60.000 onderzoeken bedraagt de bruto vloeroppervlakte circa 1.350 m², inclusief circa 90 m² obductieruimte. 1) 1)
De nuttige oppervlakte, overeenkomstig bijlage B bij NEN 2580, komt globaal overeen met het begrip gebruiksoppervlakte zoals omschreven in die norm. Betreft uitsluitend afdelingsverkeer, hoofdverkeersruimte van het ziekenhuis is hier derhalve niet bij inbegrepen.
Cbz/nr 0024-02
8
Bouwmaatstaven laboratorium voor klinische pathologie
BIJLAGE 1 BESCHRIJVING PER RUIMTE In deze bijlage zijn voor de ruimten die specifiek bestemd zijn voor een laboratorium voor klinische pathologie bouwkundig-functionele eisen en aanbevelingen geformuleerd, alsmede voor die ruimten geldende specifieke technische eisen. De technische eisen voor de functiegroep als geheel zijn in bijlage 2 beschreven. Werkbegeleiding/onderzoek Werk-/onderzoekkamer patholoog In deze ruimte worden door de klinisch patholoog met behulp van een microscoop de coupes beoordeeld en wordt de diagnose op dicteerapparatuur vastgelegd. Om die reden moet een dubbelkops microscoop aanwezig te zijn. Ook kan hier onderlinge consultatie en het gezamenlijk bekijken van de coupes plaatsvinden. Ruimte sneldiagnostiek In deze ruimte voert de klinisch patholoog ‘snel’ diagnostisch onderzoek uit. Daartoe wordt vers weefselmateriaal afgeleverd, bijvoorbeeld uit de operatiekamer. Na diverse bewerkingen, zoals het inbedden in een medium, wordt het ingekleurde materiaal beoordeeld met behulp van een microscoop. Ruimte morfometrie In deze ruimte staat diagnostiekapparatuur opgesteld die specifiek is afgesteld op klinisch-pathologische onderzoeken. Door middel van een projectiemicroscoop wordt een celstructuur zichtbaar gemaakt op een beeldscherm. Door met een lichtpen de contouren van de cel af te tasten wordt een coördinatietablet gevoed, dat aan een computer is gekoppeld. Met behulp van deze apparatuur wordt cijfermateriaal gegenereerd dat noodzakelijk is voor het bepalen van de diagnose. Ruimte fluorescentiemicroscoop In deze ruimte verricht de klinisch patholoog onderzoek met behulp van een fluorescentiemicroscoop. Elders bewerkte objectglaasjes worden met behulp van de microscoop bekeken ten behoeve van het bepalen van de diagnose. Van het bij de waarneming gevonden object wordt een fotografische opname gemaakt. Histologisch onderzoek Materiaalontvangst en primaire administratieve bewerking In deze ruimte, die een baliefunctie heeft, worden de volgende activiteiten verricht: het maken van afspraken en het opnemen van gegevens ten behoeve van te verrichten onderzoeken; het in ontvangst nemen van te onderzoeken materiaal met de daarbij behorende onderzoekaanvraag. De verpakking van materiaal, meestal met fixatief (formaline, alcohol, e.d.), hangt af van de aard en de hoeveelheid per patiënt; het verzorgen van de onderzoekopdrachten en het printen van etiketten;
Cbz/nr 0024-02
2
Bouwmaatstaven laboratorium voor klinische pathologie
-
het ter identificatie van een laboratoriumnummer dan wel codering voorzien van verpakkingsmateriaal en onderzoeksaanvraag; het op naam en codering controleren van de aanvraagformulieren en aangevoerd materiaal.
De materiaalontvangst en de primaire administratieve verwerking voor histologie, klinische cytologie en cervixcytologie kunnen in één ruimte worden gecombineerd. Onder meer vanwege de Arbo-regelgeving is het gewenst deze beide functies ruimtelijk te scheiden van de ruimten voor fixatie en uitsnijden van het histologisch onderzoeksmateriaal, respectievelijk het bewerken en maken van de cytologische preparaten (zie hierna). Dit hangt samen met de noodzakelijke voorzieningen voor luchtafzuiging in de ruimte voor fixatie en uitsnijden. Bij bouw, inrichting en opstelling van de balie moet rekening worden gehouden met ergonomische aspecten. Zie ook Arbo-informatieblad 2 “Werken met beeldschermen”. Nat archief (tijdelijk) In deze ruimte wordt het restantmateriaal opgeslagen, waarvan stukjes weefsel reeds zijn uitgesneden, maar die nog enige tijd (enkele dagen tot enkele maanden) moeten worden bewaard alvorens te worden vernietigd of na enige omwerking gereed te worden gemaakt voor verdere opslag. Het omwerken omvat onder meer het sealen van het restmateriaal. Fixatie en uitsnijden Fixatie gaat vooraf aan het uitsnijden van de histologische preparaten en heeft daarmee om die reden een directe ruimtelijke relatie. Coupes maken, kleuren enz. Het snijden, strekken, plakken, drogen, kleuren en afdekken van de coupes vindt, mede vanwege de Arbo-regelgeving, niet in dezelfde ruimte plaats als waarin wordt uitgesneden (zie hiervoor). Met name fixatie en kleuringen moeten ook als ruimtelijke voorzieningen herkenbaar onderscheiden zijn. Het afdekken van de coupes voor histologie, klinische cytologie en cervixcytologie kan op één gemeenschappelijke werkplek worden gedaan. Cytologisch onderzoek Afname monsters (punctiekamer) De ruimte moet geschikt zijn voor het afnemen van monsters bij patiënten, waarbij specifieke afnametechnieken zijn vereist. Het afgenomen materiaal wordt geïdentificeerd en zo nodig gefixeerd alvorens het voor nader onderzoek naar het laboratorium wordt gebracht. Obductie Obductieruimte In de obductieruimte (sectieruimte) worden door de klinisch patholoog secties verricht. Daarvoor verrichten de obductiemedewerkers diverse werkzaamheden, zoals het overtillen van het lichaam op de sectietafel en het gereed leggen van het instrumentarium ten behoeve van de obductie. Na afloop van de sectie wordt het lichaam gereed gemaakt voor transport naar het mortuarium of naar een rouwcentrum.
Cbz/nr 0024-02
3
Bouwmaatstaven laboratorium voor klinische pathologie
Bij gerechtelijke obductie moet de klinisch patholoog een ambtelijke akte opmaken ten behoeve van het gerechtelijk onderzoek. Administratieruimte Het gaat hierbij om een ruimte waar (delen van) organen van het lichaam worden gecodeerd en geprepareerd voor verzending naar het laboratorium voor klinische pathologie. Daarnaast worden er onder meer administratiewerkzaamheden verricht die direct betrekking hebben op de obductiewerkzaamheden.
Cbz/nr 0024-02
4
Bouwmaatstaven laboratorium voor klinische pathologie
BIJLAGE 2 TECHNISCHE EISEN In deze bijlage zijn de technische eisen voor het laboratorium voor klinische pathologie als geheel beschreven. Voor de technische eisen die gelden voor individuele ruimten wordt verwezen naar bijlage 1. Energievoorziening In het laboratorium is 220-380 V vereist ten behoeve van de apparatuur. Veiligheid De elektrotechnische installaties van het laboratorium moeten voldoen aan de algemene norm NEN 1010 “Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties”. Netvoedingen moeten worden uitgevoerd conform NEN 1010/3134, alle dataleidingen moeten worden voorzien van galvanische scheidingen. Metalen leidingen voor gassen en vloeistoffen moeten worden voorzien van isolatiekoppelingen conform de NEN 3134-specificatie. Verlichting Voor gangen en sanitaire ruimten is een minimum van 150 lux volgens NEN 3006 een vereiste, voor algemene ruimten wordt 250 lux aanbevolen. Ten aanzien van de verlichting op de arbeidsplaats zijn de bepalingen uit de Arbeidsomstandighedenwet 1998 (Arbowet) van toepassing. Communicatie Personenzoeksystemen kunnen zelfstandig functioneren of met verplegingsoproep-, storingsmeldings-, brandmeldings- of andere systemen worden gecombineerd. Koppeling aan de telefooncentrale is in verband met de functionaliteit standaard. In alle werkruimten moeten aansluitpunten voor netwerkapparatuur aanwezig zijn. Binnenklimaat Ten aanzien van het klimaat op de arbeidsplaats zijn de bepalingen uit de Arbowet van toepassing. Deze bepalingen betreffen onder meer het aanwezig zijn van voldoende luchtverversing, het bevorderen van een draaglijke temperatuur en het tegengaan van hinderlijke tocht. Verwezen wordt naar Beleidsregel 6.1 “Binnen- en buitenklimaat” van de Arbowet. Gevaarlijke stoffen In het laboratorium moeten doelmatige voorzieningen aanwezig zijn om blootstelling aan schadelijke stoffen als formaline en xyleen zoveel mogelijk te voorkomen. Systemen moeten, waar mogelijk, gesloten zijn uitgevoerd. Bij werkzaamheden waarbij blootstelling aan stoffen kan optreden, moet voor een goede, gerichte afzuiging worden gezorgd. Aanvullend moet de werkruimte op een mechanische wijze worden geventileerd. Het bovenstaande geldt ook voor de obductieruimte. In deze ruimte moeten tevens doelmatige voorzieningen aanwezig zijn om blootstelling aan biologische reagentia te voorkomen. De Arbowet bevat specifieke bepalingen voor het werken met gevaarlijke stoffen en biologische agentia.
Cbz/nr 0024-02
5
Bouwmaatstaven laboratorium voor klinische pathologie
Opslag van stoffen De opslag van gevaarlijke stoffen in en buiten een laboratorium moet voldoen aan de publicatie CPR 151 “Opslag van gevaarlijke stoffen in emballage” van de Arbeidsinspectie. Voorts wordt verwezen naar met name de volgende Arbo-informatiebladen: -
Informatieblad 18 “Laboratoria”: eisen aan de bouw en inrichting van een laboratorium; Informatieblad 2 “Werken met beeldschermen”: voorschriften waarmee rekening moet worden gehouden bij de inrichting van een werkplek waar met een beeldscherm wordt gewerkt.
Cbz/nr 0024-02
6
Bouwmaatstaven laboratorium voor klinische pathologie
BIJLAGE 3 LITERATUUR -
Giard, R.W.M.: De veranderende plaats van de patholoog in de medische zorg I. Steeds meer mogelijkheden met steeds minder materiaal. Nederlands tijdschrift geneeskunde1995: 139: 108110.
-
Giard, R.W.M.: De veranderende plaats van de patholoog in de medische zorg II. Wat moet wel en wat niet naar de patholoog? Nederlands tijdschrift geneeskunde1995: 139: 110-113.
-
Giard, R.W.M.: De veranderende plaats van de patholoog in de medische zorg III. Van epiloog naar proloog. Nederlands tijdschrift geneeskunde1995: 139: 113-115.
-
Nederlands Normalisatie-Instituut: NEN 2580. Oppervlakten en inhouden van gebouwen. Termen, definities en bepalingsmethoden. Delft 1991.
Cbz/nr 0024-02
1
Bouwmaatstaven laboratorium voor klinische pathologie
Regeling bouwmaatstaven voor een laboratorium voor klinische pathologie
Regeling College bouw ziekenhuisvoorzieningen tot vaststelling van bouwmaatstaven ten behoeve van nieuwbouwplannen voor een laboratorium voor klinische pathologie, goedgekeurd door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Het College bouw ziekenhuisvoorzieningen, gelet op artikel 15a van de Wet ziekenhuisvoorzieningen, besluit: Artikel 1 Ten behoeve van nieuwbouwplannen voor een laboratorium voor klinische pathologie worden bouwmaatstaven vastgesteld, welke een nadere omschrijving inhouden van de in artikel 15, tweede lid, van de Wet ziekenhuisvoorzieningen genoemde criteria. Deze bouwmaatstaven, nader omschreven in het bij deze regeling gevoegde rapport, worden als bijlage 1.45 toegevoegd aan de Regeling bouwmaatstaven Wet ziekenhuisvoorzieningen (Stcrt. 2001, nr. 21). Artikel 2 Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin mededeling van de terinzagelegging van de bouwmaatstaven bij het College bouw ziekenhuisvoorzieningen wordt gedaan. Artikel 3 Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bouwmaatstaven voor een laboratorium voor klinische pathologie. Aldus vastgesteld in de vergadering van het College bouw ziekenhuisvoorzieningen d.d. 14 januari 2002. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 14 maart 2002 de bouwmaatstaven voor een laboratorium voor klinische pathologie goedgekeurd, gelet op zijn bevoegdheid in artikel 15a, tweede lid, van de Wet ziekenhuisvoorzieningen.
Toelichting Algemeen De bevoegdheid van het College bouw ziekenhuisvoorzieningen (het Bouwcollege) tot vaststelling van bouwmaatstaven is geregeld in artikel 15a van de Wet ziekenhuisvoorzieningen (WZV). De bouwmaatstaven behoeven, alvorens van kracht te worden, goedkeuring van de Minister. De bouwmaatstaven zijn een nadere uitwerking van de wettelijke criteria van bouwkundig-functionele doelmatigheid, noodzakelijkheid van de bestanddelen en verantwoorde tariefsgevolgen. In het kader van de overgangsbepalingen van de Wet uitvoeringsorganen volksgezondheid zijn de in het Besluit bouwmaatstaven WZV door de Minister vastgestelde bouwmaatstaven op grond van artikel 15, vierde lid oud, WZV, gelijkgesteld met door de Minister goedgekeurde maatstaven op grond van artikel 15a WZV. Nadien zijn deze bouwmaatstaven, tezamen met een aantal nieuw vastgestelde maatstaven,
Cbz/nr 0024-02
2
Bouwmaatstaven laboratorium voor klinische pathologie
opgenomen in de door het Bouwcollege vastgestelde ‘Regeling bouwmaatstaven Wet ziekenhuisvoorzieningen’ (Stcrt. 2001, nr. 21). Het criterium van de bouwkundig-functionele doelmatigheid is uitgewerkt in specifieke bouwmaatstaven voor categorieën van voorzieningen of onderdelen daarvan (maatstafrapporten), welke zijn opgenomen in bijlagen bij de regeling. De specifieke maatstaven zijn in beginsel geformuleerd overeenkomstig de methodiek van het Bouwbesluit behorende bij de Woningwet, namelijk in de vorm van prestatie-eisen waar ruimten of gebouwdelen aan moeten voldoen. Van deze prestatie-eisen kan worden afgeweken, mits wordt aangetoond dat de gekozen oplossing tot een kwalitatief tenminste gelijkwaardig resultaat leidt. Een bouwinitiatief moet binnen de kostennormen worden gerealiseerd. Deze kostennormen zijn opgenomen in het algemeen deel van de Regeling bouwmaatstaven WZV en worden geactualiseerd door middel van de jaarlijkse zogenoemde Bouwkostennota van het Bouwcollege. Bouwmaatstaven voor een laboratorium voor klinische pathologie (1.45) In het kader van zijn taak bouwmaatstaven te ontwikkelen, heeft het Bouwcollege maatstaven ten behoeve van nieuwbouwplannen voor een laboratorium voor klinische pathologie vastgesteld. In het laboratorium voor klinische pathologie wordt materiaal afkomstig uit het menselijk lichaam onderzocht. Het onderzoek verschaft informatie ten behoeve van de diagnostiek, de keuze en evaluatie van de gekozen therapie, de prognoseschatting en de kwaliteitsbewaking. Het onderzoeksmateriaal wordt verkregen via de weg van operatiepreparaten en/of proefbiopten, puncties of spoelingen, of bij obducties. Het doel van onderzoeken bij obducties is het vaststellen van de doodsoorzaak en het daaraan voorafgaande ziekteverloop en ter evaluatie van de diagnostiek en toegepaste therapie. Het verkrijgen van het afnamemateriaal geschiedt doorgaans elders. Bij een deel van de patiënten neemt de klinisch patholoog echter zelf het materiaal af. Daartoe beschikt een deel van het laboratorium voor klinische pathologie over eigen afnamefaciliteiten. Het laboratorium zelf kan op elke plaats binnen of op korte afstand van het ziekenhuis of de ziekenhuislocatie worden gehuisvest, mits het materiaaltransport en de communicatie goed zijn geregeld. De bruto vloeroppervlakte van een laboratorium voor klinische pathologie komt bij een productie van 24.000 onderzoeken uit op circa 745 m² en bij een productie van 60.000 onderzoeken op circa 1.350 m². In beide gevallen zijn obductieruimten met een bruto vloeroppervlakte van in totaal circa 90 m² hierbij inbegrepen.
De bouwmaatstaven ten behoeve van nieuwbouwplannen voor een laboratorium voor klinische pathologie liggen ter openbare inzage bij het Bouwcollege te Utrecht. De bouwmaatstaven zijn verkrijgbaar bij het Bouwcollege en te raadplegen op www.bouwcollege.nl
de algemeen secretaris College bouw ziekenhuisvoorzieningen mr. T. Vroon
Cbz/nr 0024-02
de voorzitter College bouw ziekenhuisvoorzieningen H.A. de Boer
3