College bouw ziekenhuisvoorzieningen Postbus 3056 3502 GB Utrecht T (030) 298 31 00 F (030) 298 32 99 E
[email protected] I www.bouwcollege.nl
UITVOERINGSTOETS VOORZIENINGEN VOOR LICHAMELIJK GEHANDICAPTEN
Uitgebracht
aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Vastgesteld
door het College bouw ziekenhuisvoorzieningen op 8 april 2002
Voorbereid
door de Werkcommissie Gehandicaptenzorg door de Commissie Zorg door de Klankbordgroep Lichamelijk Gehandicapten
Bezoekadres Churchilllaan 11 3527 GV Utrecht
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
INHOUDSOPGAVE 0. 1. 2.
3.
4.
5.
6.
Samenvatting Inleiding en vraagstelling De vraag 2.1 Doelgroep lichamelijk gehandicapten in deze uitvoeringstoets 2.1.1 Kenmerken van de doelgroep 2.1.2 Eigen regie 2.1.3 Concrete zorgvragen 2.1.4 Wonen 2.1.5 Werk en dagbesteding 2.1.6 Kenmerken zorgvragers en benodigde functies 2.2 Aantal lichamelijk gehandicapten 2.2.1 Indicatie van de vraag naar woonvoorzieningen en werk/ dagbesteding 2.2.2 De vraag naar woonvoorzieningen 2.2.3 De vraag naar werk of dagbesteding 2.3 De vraag samengevat Het huidige aanbod 3.1 Zelfstandige woning eventueel met zorg thuis 3.2 ADL-clusterwoningen 3.3 Grote en kleine woonvormen 3.3.1 Grote woonvormen voor lichamelijk gehandicapten 3.3.2 Kleine woonvormen 3.3.3 Gebruik van de toegelaten capaciteit in de woonvormen 3.4 Activiteitencentra voor lichamelijk gehandicapten 3.5 Verpleeghuizen 3.6 Geestelijke gezondheidszorg 3.7 Verstandelijk gehandicaptenzorg 3.8 Spreiding van het huidige aanbod 3.9 Het huidige aanbod samengevat Het beleid 4.1 Beleidskader 4.2 Verdere verwachte beleidsontwikkelingen Evenwicht tussen vraag en aanbod 5.1 Samenvatting vraag en aanbod 5.2 Streven naar meer evenwicht Bouwkundig-functionele aspecten 6.1 Historie 6.1.1 Intramurale toetsingskader 6.1.2 Semi-murale toetsingskader (kleine woonvormen) 6.2 Actuele ontwikkelingen 6.2.1 Actualisatie maatstaven nieuwbouw voor verstandelijk gehandicapten 6.2.2 Intentieverklaringen van VWS 6.3 Bouwkundig-functionele aandachtspunten 6.3.1 Algemeen 6.3.2 Criteria voor de toe te stane bruto vloeroppervlakte
Cbz/nr 0120-02
1 3 3 4 5 6 6 7 9 10 10 12 12 13 13 14 14 15 15 16 17 17 18 18 18 19 21 23 24 27 27 27 29 29 29 30 30 31
2
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
7.
8. 9.
6.4 Vormen van voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten 6.4.1 Zelfstandige woningen en groepswonen 6.4.2 Werk en dagbesteding 6.4.3 Algemene voorzieningen Economische beschouwing 7.1 Investeringskaders 7.2 Investeringsraming op basis van extra benodigde capaciteit 7.2.1 Benodigde investeringen ten gevolge van extra intramurale capaciteit 7.2.2 Benodigde investeringen ten gevolge van extra capaciteit ADL-clusters Conclusies en aanbevelingen Bijlagen 1. Verzoek tot een uitvoeringstoets 2. Leden klankbordgroep 3. Bezochte instellingen 4. Aantal toegelaten plaatsen per WZV-regio in 2001 5. Overzicht opnamemogelijkheden in verpleeghuizen 6. Activiteitencentra per WZV-regio 7. Overzicht spreiding Fokuswoningen 8. De doelgroep uitgebreider omschreven 9. Kenmerken zorgvragers en benodigde functies 10. Vloeroppervlakten volgens NEN 2580 11. Geraadpleegde literatuur
Cbz/nr 0120-02
33 33 33 33 34 34 34 35 36
38 40 41 42 43 44 45 46 49 53 54
3
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
0. SAMENVATTING De staatssecretaris van VWS heeft het College bouw ziekenhuisvoorzieningen op 17 november 2000 schriftelijk verzocht om een uitvoeringstoets over de behoeftenormering voor de Lichamelijk Gehandicaptenzorg en de zorg voor Zintuiglijk Gehandicapten. De staatssecretaris verzocht de uitvoeringstoets voor lichamelijk en zintuiglijk gehandicapten op te zetten conform de onderzoeksmethode van de in mei 2000 verschenen uitvoeringstoets “Behoeftenormering verstandelijk gehandicaptenzorg”. Het voorliggende rapport betreft de uitwerking voor de instellingen voor Lichamelijk gehandicapten. Het Bouwcollege komt in dit rapport tot de conclusie dat het aantal aangepaste zelfstandige woningen, groepswoningen en Algemeen Dagelijkse Levensverrichtingen-clusterwoningen (ADL) tekort schiet om aan de vraag van lichamelijk gehandicapten te voldoen. Het Bouwcollege schat dat het aantal zelfstandige woningen met 1.500 tot 2.000, en clusterwoningen met assistentie voor Algemeen Dagelijkse Levensverrichtingen met 900 tot 1.000 zal moeten toenemen om in de vraag te voorzien. De vraag naar zorg in grote woonvormen zal waarschijnlijk afnemen, waardoor capaciteitsuitbreiding hier niet nodig zal zijn. Tot slot is geconcludeerd dat het aantal plaatsen in dagactiviteitencentra met 7001200 zal moeten toenemen. Lichamelijk gehandicapten zijn van alle leeftijden, met een ernstige, blijvende dan wel langdurige, al dan niet aangeboren lichamelijke of meervoudige (primair lichamelijke) handicap, die niet primair het gevolg is van verouderingsprocessen. Zij hebben behoefte aan verschillende vormen van zorg of assistentie. Dat hangt samen met hun persoonlijke wensen, de problematiek waarmee ze kampen en de mate waarin zij in staat zijn de regie over hun eigen leven te voeren. Deze sociale zelfredzaamheid is voor een belangrijk deel bepalend voor de omvang en de inhoud van de behoefte aan wonen, zorg, assistentie of dagbesteding. De lichamelijke handicap kan immers de enige handicap zijn, maar ook combinaties met andere problemen of stoornissen kunnen voorkomen. Deze leiden tot verschillende zorgvragen, onder meer op het gebied van hulpmiddelen, ADL, verpleging, begeleiding, huishoudelijke verzorging en behandeling. Lichamelijk gehandicapten die zorg of begeleiding nodig hebben, verblijven momenteel in een zelfstandige woning met thuiszorg, in een clusterwoning met assistentie voor Algemeen Dagelijkse Levensverrichtingen, in één van de vier grote woonvormen, gezinsvervangende tehuizen of in een verpleeghuis. In deze uitvoeringstoets wordt geconstateerd dat het aantal ADL-clusterwoningen tekort schiet om aan de vraag van lichamelijk gehandicapten te voldoen. Op dit moment worden ongeveer 300 nieuwe ADL-clusterwoningen gerealiseerd. Voor de realisatie van 600 extra ADL-clusterwoningen worden de investeringskosten geraamd op ongeveer € 45 mln. ten laste van de AWBZ. Ook zal hierbij rekening gehouden moeten worden met een uitbreiding van het aantal zorgverleners en assistenten en de investeringskosten voor de realisatie van servicepunten of steunpunten in de wijk ten behoeve van zelfstandig wonende lichamelijk gehandicapten. Bij een toename van zorg en begeleiding thuis zal de vraag naar wonen in een intramurale voorziening, zoals bij de grote woonvormen, verder kunnen afnemen. Uitbreiding van de capaciteit in de vorm van grote woonvormen ligt dan ook niet voor de hand. Amstelrade, één van de grote woonvormen, is bezig met het ontmantelen van de huidige locatie. Overigens lijken de andere grote woonvormen ook een functie te hebben met betrekking tot cliënten met een dubbele problematiek, te weten de combinatie van lichamelijke en verstandelijke handicaps, bij voorbeeld ten gevolge van niet aangeboren hersenletsel (NAH).
Cbz/nr 0120-02
I
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Het huidige aantal lichamelijk gehandicapten dat in een verpleeghuis verblijft wordt in dit onderzoek geschat op ongeveer 1.000 personen, hoewel ook hogere aantallen worden genoemd. De helft van deze mensen verblijft op zogenaamde jongerenafdelingen; de andere helft verblijft verspreid over de afdelingen. Aangenomen wordt dat het doorgaans niet de wens is van lichamelijk gehandicapten om verspreid over de “ouderen”-afdelingen van verpleeghuizen te verblijven. Echter, gezien de ernst van de problematiek waar deze lichamelijk gehandicapten mee kampen is een verblijf in een zelfstandige woning doorgaans niet mogelijk. Bovendien blijken zij behoefte te hebben aan verblijf bij lot- en leeftijdsgenoten en aan deskundige zorg en ondersteuning. Aangeraden wordt dan ook om aan te koersen op meer concentratie in een regio. Bijvoorbeeld een speciale afdeling bij een verpleeghuis of bij een semi-murale voorziening, of groepswoningen of geclusterde woningen met intensieve zorg thuis. De speciale afdelingen zouden dan in aanmerking moeten komen voor ruimtetoeslagen voor het woongedeelte (meer privacy en meer mogelijkheden om bezoek te ontvangen). Geschatte investeringskosten voor de realisatie van 500 plaatsen op speciale afdelingen zou neerkomen op ongeveer € 93 mln. Voor de groepswoningen of geclusterde woningen zou een nabijgelegen zorginfrastructuur opgericht moeten worden. Het Bouwcollege stelt vast dat er behoefte is aan werk en dagbesteding. Momenteel wachten ongeveer 700 mensen op een plaats in een dagactiviteitencentrum. De verwachting is dat dit aantal nog verhoogd moet worden met de momenteel in het verpleeghuis verblijvende lichamelijk gehandicapten. De huidige budgetten van verpleeghuizen zijn niet toereikend om elders dagbesteding in te kunnen kopen. Ook bleek uit de werkbezoeken aan de grote woonvormen dat de bewoners behoefte aan meer (vormen van) dagbesteding hebben. Het Bouwcollege heeft op verzoek van de staatssecretaris van VWS dit onderzoek verricht om de behoefte van lichamelijk gehandicapten ten aanzien van wonen, zorg en dagbesteding in kaart te brengen. Het onderzoek zou nog vollediger zijn geweest als de registratie van de vraag van lichamelijk gehandicapten naar zorg, assistentie, wonen, werk en dagbesteding beter zou zijn dan nu het geval is. De in het rapport gesignaleerde trends en ontwikkelingen met betrekking tot een gedifferentieerde zorgvraag zullen zich in de toekomst doorzetten. Een verbeterde monitoring van de zorgvraag aan de hand van de indicatiestelling en de bijbehorende registratie, waarbij tevens aandacht besteed wordt aan bijkomende grensvlakproblematiek met psychiatrische stoornissen en verstandelijke handicaps, is noodzakelijk om een op de vraag afgestemd zorgaanbod te kunnen realiseren teneinde toekomstige wachtlijsten te voorkomen.
Cbz/nr 0120-02
II
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
1. INLEIDING EN VRAAGSTELLING De staatssecretaris van VWS heeft het Bouwcollege op 17 november 2000 schriftelijk verzocht om een uitvoeringstoets over de behoeftenormering voor de Lichamelijk Gehandicaptenzorg (LG) en de zorg voor Zintuiglijk Gehandicapten (ZG ). De staatssecretaris verzocht de uitvoeringstoets voor lichamelijk en zintuiglijk gehandicapten op te zetten conform de onderzoeksmethode van de in mei 2000 verschenen uitvoeringstoets “Behoeftenormering verstandelijk gehandicaptenzorg”. In laatstgenoemde uitvoeringstoets zijn twee overall normen voor de verstandelijk gehandicaptenzorg ontwikkeld. Hiermee zijn de verwachte minimumbehoefte aan zorg- en verblijfsvoorzieningen (onderverdeeld naar zorgzwaarte) en dagactiviteiten voor verstandelijk gehandicapten uitgedrukt. Vanwege het ontbreken van adequate gegevens over de vraag is de behoefte aan zorg of assistentie van lichamelijk en zintuiglijk gehandicapten moeilijk in cijfers of normen uit te drukken. Het is hierdoor niet mogelijk om dezelfde onderzoeksmethode als in de uitvoeringstoets behoeftenormering verstandelijk gehandicaptenzorg te hanteren. Deze uitvoeringstoets is een omschrijving van (verwachte) ontwikkelingen en een kwalitatieve beschouwing met een indicatie of bandbreedte aan verwachte zorgvraag. In januari 2001 is in de Commissie Zorg en de Werkcommissie Gehandicaptenzorg een plan van aanpak van de uitvoeringstoets besproken. In deze commissies is afgesproken de uitvoeringstoets te splitsen in een uitvoeringstoets lichamelijk gehandicapten en een uitvoeringstoets zintuiglijk gehandicapten. De redenen hiervoor zijn ten eerste dat de zorgvragen van beide groepen gehandicapten zeer uiteenlopen en ten tweede dat de sector zintuiglijk gehandicapten zelf bezig is aan een interne bezinning op het gewenste aanbod. In september 2001 volgde in de Commissie Zorg en de Werkcommissie Gehandicaptenzorg een bespreking over een eerste inventarisatie van voorzieningen en gebruik door lichamelijk gehandicapten. Vervolgens zijn door medewerkers van het bureau van het Bouwcollege werkbezoeken aan verschillende soorten voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten afgelegd. Deze bezoeken resulteerden in een notitie waarin de typologie van zorgvragers in de voorzieningen is geschetst. De notitie is besproken in eerder genoemde commissies, alsmede in de klankbordgroep die in januari 2002 voor het eerst bijeen kwam. De concept-uitvoeringstoets is vervolgens besproken in de Werkcommissie Gehandicaptenzorg van maart 2002 en de klankbordgroep en na aanpassingen ter vaststelling aan de vergadering van het Bouwcollege voorgelegd. In deze uitvoeringstoets lichamelijk gehandicapten zijn de mogelijke zorgvragen van lichamelijk gehandicapten geïnventariseerd en is gekeken naar de verschillende voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten. Revalidatiecentra zijn hierbij buiten beschouwing gelaten; deze centra bieden tijdelijk intramurale of extramurale zorg en zijn niet gericht op het langdurig bieden van verblijf, wonen met dienstverlening of dagbesteding aan lichamelijk gehandicapten. In de uitvoeringstoets staan de volgende vragen centraal.
Cbz/nr 0120-02
1
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
“Welke voorzieningen zijn nodig om te kunnen voorzien in de zorgvragen en behoefte van lichamelijk gehandicapten (kinderen en volwassenen)? Welke vormen van zorg dienen versterkt te worden, welke bouwkundig-functionele behoefte is er en wat zijn de hieraan verbonden kosten?” De opbouw van de uitvoeringstoets is als volgt. De doelgroep lichamelijk gehandicapten wordt omschreven en afgebakend. De mogelijke zorgvraag van lichamelijk gehandicapten wordt daarop verkend. Daarna wordt gekeken naar het huidige aanbod en het gebruik hiervan. Vervolgens wordt getracht in kwalitatief opzicht vraag en aanbod met elkaar in evenwicht te brengen. Bouwkundigfunctionele eisen en de daaraan verbonden kosten volgen hierop. Afgesloten wordt met conclusies en aanbevelingen om de bovenvermelde vragen te beantwoorden.
Cbz/nr 0120-02
2
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
2. DE VRAAG
2.1 Doelgroep lichamelijk gehandicapten in deze uitvoeringstoets In dit hoofdstuk wordt de doelgroep lichamelijk gehandicapten nader gedefinieerd. Ook wordt gekeken naar de mogelijke zorgvragen van lichamelijk gehandicapten en de behoefte aan wonen, werk en dagbesteding.
2.1.1 Kenmerken van de doelgroep In deze uitvoeringstoets is de groep lichamelijk gehandicapten beperkt tot mensen met lichamelijke handicaps die niet veroorzaakt zijn door ouderdom. Zodra oudere mensen met beperkingen door ouderdom gaan kampen en voor zorg in aanmerking komen, gaan zij doorgaans gebruik maken van voorzieningen in de sector verpleging en verzorging. Hierdoor wordt aangesloten bij het College voor 1 zorgverzekeringen dat lichamelijk gehandicapten in 2000 als volgt definieert. “Mensen met een lichamelijke handicap zijn mensen van alle leeftijden met een ernstige, blijvende dan wel langdurige, al dan niet aangeboren lichamelijke of meervoudige (primair lichamelijke) handicap, welke niet primair het gevolg is van verouderingsprocessen.” In meerdere omschrijvingen worden lichamelijk gehandicapten vaak onderverdeeld naar de oorzaak van de lichamelijke handicaps: mensen met handicaps ten gevolge van aangeboren hersenletsel en ten gevolge van niet aangeboren hersenletsel. Aangeboren handicaps zijn bijvoorbeeld een open rug (Spina Bifida), disfunctionerende of ontbrekende lichaamsdelen. Anderzijds kunnen mensen door ziekte (Multiple sclerose, Cerebraal Vasculair Accident, spierdystrofie) of door ongevallen gehandicapt raken (niet aangeboren hersenletsel, dwarslaesie). De oorzaak van de handicap zegt doorgaans weinig over de mogelijke zorgvragen die lichamelijk gehandicapten kunnen hebben. De zorgvragen blijken zeer divers te zijn, variërend van assistentie bij de Algemeen Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL), gedragsbehandeling en ademhalingsondersteuning tot verpleging of behandeling. Het zou daarom aanbeveling verdienen om de zorgvraag van de lichamelijk gehandicapte als uitgangspunt te nemen en niet de oorzaak van de handicap. Dit leidt tot de volgende indeling van lichamelijk gehandicapten met bepaalde kenmerken of mogelijkheden. Onderstaande lijst is gebaseerd op de ervaringen uit de werkbezoeken. Er kan een combinatie van kenmerken optreden. Uitgangspunt voor de doelgroep lichamelijk gehandicapten Lichamelijk gehandicapten zijn mensen met een ernstige, blijvende dan wel langdurige lichamelijke handicap al dan niet aangeboren.
1
College voor zorgverzekeringen, Eindrapportage in het kader van de flexibilisering van de aanspraken binnen de zorg voor lichamelijk gehandicapten, 25 mei 2000.
Cbz/nr 0120-02
3
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
De lichamelijke handicap kan de enige handicap zijn, maar ook combinaties met andere problemen of stoornissen kunnen voorkomen. De volgende mogelijkheden of kenmerken zijn waargenomen. Mogelijkheden / kenmerken 1. Er is sprake van enkelvoudige lichamelijke problematiek (dwarslaesie, ademhalingsmoeilijkheden, spasmen, multiple sclerose, enzovoorts). 2. Er is sprake van enkelvoudige lichamelijke problematiek in combinatie met te verbeteren (vaak wel aan te leren) psychische of sociale vaardigheden (sociale zelfredzaamheid, eigen regievoering, zelfvertrouwen voor zelfstandigheid ontbreken). 3. Er is sprake van toenemende lichamelijke problematiek (degeneratieve of progressief verlopende ziekte, zoals spierdystrofie, multiple sclerose). 4. Er is sprake van lichamelijke problematiek in combinatie met aangeboren verstandelijke handicaps. Lichamelijke handicap is de primaire handicap; onderscheiden van meervoudig gehandicapten (zowel lichamelijk als verstandelijk ernstig gehandicapt). 5. Er is sprake van lichamelijke problematiek in combinatie met psychiatrische stoornissen (o.a. ernstige depressiviteit en gedragsstoornissen). 6. Er is sprake van lichamelijke problematiek in combinatie met cognitieve stoornissen (geen leervermogen, ontbreken van oriëntatievermogen). 7. Er is sprake van lichamelijke problematiek in combinatie met zintuiglijke stoornissen (doof, blind, spraakstoornis). Bovenstaande kenmerken van lichamelijk gehandicapten kunnen ook gecombineerd voorkomen. Bijvoorbeeld lichamelijke problematiek met cognitieve stoornissen en gedragsstoornissen.
2.1.2 Eigen regie De inhoud van de zorgvraag van mensen met een lichamelijke handicap, eventueel gecombineerd met andere problematiek, wordt voor een belangrijk deel bepaald door de mate waarin de gehandicapte in staat is regie over zijn of haar eigen leven te voeren of in staat is dit te leren. Ook is van belang of er sprake is van een bepaalde mate van zelfwerkzaamheid en acceptatie van de handicap. De eigen regie, zelfwerkzaamheid en acceptatie vallen niet samen met de ernst van de handicap; ook psychische en sociale eigenschappen van de gehandicapte spelen hierin een rol. Het kunnen voeren van een eigen regie is voor een belangrijk deel bepalend voor de keuze tussen zelfstandig wonen, in een groepswoning of wonen in een cluster van woningen. Mensen die geen regie (meer) hebben over hun eigen leven zijn doorgaans aangewezen op meer begeleiding of verpleging en kunnen meestal niet zelfstandig wonen. Voor de zorg en begeleiding van deze laatste groep mensen is expertise nodig. Gekeken naar bovenstaande mogelijkheden of kenmerken zou generaliserend opgemerkt kunnen worden dat de cliënten met de kenmerken 1, 2, 3 en 7 in ieder geval in staat geacht moeten worden om de eigen regie te (leren) voeren. Lichamelijk gehandicapten met een lichtere verstandelijke handicap of met een behandelbare psychiatrische stoornis zullen waarschijnlijk beschikken over een (tijdelijk) beperktere sociale zelfredzaamheid.
Cbz/nr 0120-02
4
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
2.1.3 Concrete zorgvragen In dit onderdeel wordt nader ingegaan op de zorgvragen of assistentievragen die mensen met een ernstige langdurige of blijvende handicap kunnen hebben. Hieronder worden de mogelijke zorgvragen geschetst. Per individu zal de combinatie van zorgvragen en de zorgzwaarte variëren. • Hulpmiddelen Veel lichamelijk gehandicapten zullen behoefte hebben aan een aangepaste elektrische rolstoel voor binnen en buitenshuis. Andere behoeften kunnen zijn: elektronica in huis (domotica), robotarm, spraakbord, aangepaste auto, andere vervoersmogelijkheden, aangepast sanitair. Zie hiervoor ook het bouwkundig-functioneel hoofdstuk. • Algemeen Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL) Veel lichamelijk gehandicapten hebben dagelijks assistentie nodig bij de persoonlijke verzorging of algemeen dagelijkse levensverrichtingen. De assistentie bestaat uit hulp bij het opstaan, aankleden, douchen, enzovoorts. • Verpleging Wat betreft verpleging bestaan zorgvragen onder andere uit medicatieverstrekking, catheteriseren, ademhalingsondersteuning, psychiatrisch verpleegkundige correctie of ondersteuning bij gedragsstoornissen en depressiviteit. • Ondersteunende begeleiding Ter bevordering en instandhouding van de zelfstandigheid van de lichamelijk gehandicapte kan deze begeleid worden bij vragen omtrent het omgaan met de handicap, familie, werk, boodschappen, financiën, enzovoorts. Ook het onder begeleiding zelf verrichten van ADL behoort hiertoe. • Activerende begeleiding Deze begeleiding betreft vooral lichamelijk gehandicapten met (ernstige) gedragsproblematiek of psychische stoornis. Bij activerende begeleiding gaat het om ingrijpen in het gedrag. Het is herkennen en analyseren van gedrags- of psychische problemen en het interveniëren daarin door gedragscorrectie, inzichtgevende gesprekken en non-verbale communicatie, oefenen van sociale vaardigheden, instructie of voorlichting. • Behandeling Fysiotherapie, ergotherapie en logopedie voor lichamelijk gehandicapten behoren onder andere tot vormen van behandeling. • Huishoudelijke verzorging Huishoudelijke hulp voor het schoonhouden van de woning, eventueel boodschappen doen, enzovoorts. Assistentie bij hulp bij eten en drinken, hulp bij toiletgang, maaltijden bereiden. • Tijdelijke opvang / logeren Lichamelijk gehandicapten die zelfstandig wonen alleen, bij ouders of een partner, kunnen soms behoefte hebben aan tijdelijke opvang of een logeeradres.
Cbz/nr 0120-02
5
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
• Training voor zelfstandig wonen Lichamelijk gehandicapten kunnen training nodig hebben om zelfstandig te gaan wonen. De training bestaat onder andere uit het omgaan met financiën, maaltijdbereiding, werk of dagbesteding, omgaan met de handicap.
2.1.4 Wonen De woonwensen van lichamelijk gehandicapten variëren en hierover zijn als zodanig geen uitspraken te doen. De woningen (zelfstandige woningen of met meerdere mensen in een groepswoning) dienen aangepast te zijn aan de handicaps van de lichamelijk gehandicapten en aldaar de eventueel benodigde assistentie of zorgverlening. Zeker als er sprake is van het gebruik van elektrische rolstoelen of verblijf in bed is extra ruimte in de woning benodigd. Zie verder hoofdstuk 6.
2.1.5 Werk en dagbesteding Dagbesteding, oftewel bezig zijn met zinvolle activiteiten, gericht op het benutten en bevorderen van capaciteiten en talenten van het individu, is voor ieder mens belangrijk. Voor lichamelijk gehandicapten kan dagbesteding bijdragen tot het verhogen van de kwaliteit van leven en tot emancipatie. De grote woonvorm voor lichamelijk gehandicapten Amstelrade te Amstelveen heeft de behoefte aan 2 dagbesteding onder de huidige bewoners onderzocht . Hierin wordt dagbesteding onderscheiden in onderstaande zeven categorieën. • Werk Er kan bij lichamelijk gehandicapten behoefte zijn aan arbeid in dienstverband (eventueel op een sociale werkplaats) of als zelfstandige. De voorkeur gaat uit naar betaalde arbeid, maar ook onbetaalde arbeid behoort tot de mogelijkheden. • Trainen van zelfstandigheid Dit komt overeen met de behoefte aan training in paragraaf 2.1.3. Er is behoefte aan het vergroten van de zelfstandigheid wat betreft huishoudelijke zaken. Activiteiten zijn onder andere leren koken, wassen, met geld omgaan en winkelen. • Ontplooiing en interesses 3 Er is bij veel lichamelijk gehandicapten behoefte aan computergebruik (met name internet en email) . Muziek, lezen, schrijven, training concentratie en geheugen, expressie zijn andere mogelijkheden. In Amstelrade bleken ook vragen te leven op het gebied van maatschappelijk werk. Ook is behoefte aan duidelijkheid over intimiteit en seksualiteit in relatie tot de eigen handicap en beleving daarvan.
2
Projectgroep Dagbesteding Amstelrade, Dagbesteding op maat. Visie op invulling en aanpak van dagbesteding op Amstelrade, maart 2001. 3
Dit bleek ook uit het bezoek aan Fokus te Houten en Nieuw Unicum te Zandvoort.
Cbz/nr 0120-02
6
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
• Activering Dit is vaak dagbesteding als bezigheid of om een hobby te ontwikkelen. Onder andere werken met textiel, tekenen, bloemschikken, houtbewerking, keramiek. • Sport Er is onder lichamelijk gehandicapten veel behoefte aan zwemmen. Andere sporten waar onder andere behoefte aan is, zijn hockey, bowlen, rolstoeldansen en schaken. • Behandeling Fysiotherapie, logopedie en ergotherapie nemen ook een deel van de dagbesteding voor hun rekening. • Vrije tijdsbesteding Er is behoefte om contacten buiten de instelling op te doen of uit te gaan (terras, museum of film). • Opleiding of studie Deze vorm van dagbesteding is niet meegenomen bij de inventarisatie van Amstelrade. Voor lichamelijk gehandicapte kinderen is schoolgaan verplicht (leerplicht) en een belangrijke vorm van dagbesteding en van belang voor de verdere toekomstmogelijkheden van de gehandicapte. Ook volwassenen kunnen behoefte hebben aan verder leren, omscholing of bijscholing.
2.1.6 Kenmerken zorgvragers en benodigde functies In dit onderdeel worden de zorgvragen van lichamelijk gehandicapten volgens de kenmerken bezien vanuit de vraag welke zorgfuncties hier tegenover zouden kunnen staan. Het betreft mensen met een ernstige, blijvende dan wel langdurige lichamelijke handicap, al dan niet aangeboren. Doorgaans hebben zij een langdurige woonwens en zorgvraag. De vraag van lichamelijk gehandicapten hoe zij zelf hun leven willen inrichten en wat zij daarvoor nodig kunnen hebben is bepalend. Hier wordt alleen een generaliserend model geschetst met mogelijke zorgvraag en mogelijke zorgfuncties. Er wordt bezien wat voor vormen van werk, dagbesteding en woonruimte van toepassing zouden kunnen zijn. In het model is verder geen rekening gehouden met de behoefte aan hulpmiddelen of vervoersvoorzieningen, noch met combinaties van problematiek. • Enkelvoudige lichamelijke problematiek Door de handicap(s) is de cliënt beperkt in het uitoefenen van functies betreffende de algemeen dagelijkse levensverrichtingen en huishoudelijke verzorging. Er kan behoefte bestaan aan assistentie bij ADL, medische of paramedische behandeling, verpleging en huishoudelijke hulp. De cliënt werkt als zelfstandige of in loondienst of doet vrijwilligerswerk. Ook kan de lichamelijk gehandicapte nog naar school of universiteit gaan. De lichamelijk gehandicapte woont grotendeels zelfstandig, eventueel aangevuld met zorg of assistentie. De woning van de gehandicapte dient meestal aangepast te zijn. •
Enkelvoudige lichamelijke problematiek met te verbeteren sociale en psychische vaardigheden Het verschil met de vorige groep lichamelijk gehandicapten is met name gelegen in het feit dat bij de cliënt de sociale zelfredzaamheid (nog) ontbreekt en eventueel aangeleerd kan worden. De
Cbz/nr 0120-02
7
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
gehandicapte heeft meer behoefte aan begeleiding en training. Soms kan ook tijdelijke opvang noodzakelijk zijn. Wat betreft werk en dagbesteding kan de gehandicapte soms ook behoefte hebben aan een plaats op een activiteitencentrum of sociale werkplaats. De gehandicapte kan thuis wonen met zorg of begeleiding thuis, in een groepswoning of in een cluster van woningen met incidentele zorg of met 24 uur zorg en begeleiding op afroep. • Toenemende lichamelijke problematiek (of hiermee samenhangende problematiek) Bij deze lichamelijk gehandicapten is sprake van een verslechtering van de situatie. De gehandicapte is steeds minder in staat zelfstandig handelingen te verrichten en ook de sociale zelfredzaamheid kan afnemen. Hierbij kan ook het wegvallen van de mantelzorg een rol spelen. Het kan zijn dat er steeds minder mogelijkheden zijn om vaardigheden te leren en te behouden (afname cognitief vermogen). De zorgbehoefte zal waarschijnlijk steeds meer toenemen. De woning en de daar geleverde zorg zal in toenemende mate moeten worden aangepast aan de zorgbehoefte en beperkingen van de gehandicapte. • Lichamelijke problematiek in combinatie met verstandelijke handicaps Dit zijn cliënten waar primair sprake is van een lichamelijke handicap in combinatie met een meer of mindere verstandelijke handicap. De mogelijkheden van de lichamelijk gehandicapte worden grotendeels bepaald door de mate van verstandelijke handicap. De sociale zelfredzaamheid, leervermogen en gedrag hangen hiermee samen. De behoefte aan werk of dagbesteding zal zich voornamelijk concentreren op een activiteitencentrum of sociale werkplaats. Afhankelijk van de verstandelijke handicap zal de gehandicapte al dan niet zelfstandig kunnen wonen met zorg en begeleiding. • Lichamelijke problematiek in combinatie met psychiatrische stoornissen Behalve lichamelijke handicap(s) heeft de cliënt te maken met psychiatrische ziekten zoals depressie, schizofrenie of gedragsstoornissen. Behandeling van de psychiatrische ziekte of gedragscorrectie bepaalt voor een deel van de zorgbehoefte, naast de behandeling, begeleiding, verpleging van de lichamelijke handicaps. De woonbehoefte wordt voor een groot deel bepaald door de mate van de psychiatrische stoornis en varieert van zelfstandig wonen tot niet zelfstandig wonen met psychiatrische begeleiding en zorg. • Lichamelijke problematiek in combinatie met cognitieve stoornissen Bij deze lichamelijk gehandicapten is meestal sprake van niet-aangeboren hersenletsel. Door een trauma of ziekte is hersenletsel opgetreden, waardoor de cliënt vaardigheden heeft verloren. Er kan sprake zijn van een ontbreken van leervermogen en oriëntatievermogen. Emotionele en gedragsmatige stoornissen kunnen optreden. De zorgbehoefte van deze lichamelijk gehandicapten is doorgaans intensief: 24 uur per dag begeleiding, verzorging en verpleging. Zelfstandig wonen is meestal niet meer aan de orde. • Lichamelijke problematiek in combinatie met zintuiglijke stoornissen Deze cliënten hebben behalve een lichamelijke handicap ook één of meer zintuiglijke handicaps. Het zicht-, hoor- of spraakvermogen is ernstig beperkt of ontbreekt. De ernst van de problematiek en het vermogen van de cliënt om met beide handicaps om te gaan is sterk bepalend voor de behoefte aan zorg, werk, zelfstandig wonen. De woon- en werkomgeving van de cliënt behoeft naast aanpassing voor de lichamelijke beperking ook aanpassing in verband met de zintuiglijke stoornis.
Cbz/nr 0120-02
8
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Uit bovenstaande modellen blijkt dat met uitzondering van de lichamelijk gehandicapten met cognitieve stoornissen en gedragsstoornissen veel lichamelijk gehandicapten geacht zouden kunnen worden zelfstandig, in een groepswoning of in een cluster woningen te wonen. Dit is afhankelijk van de zorgzwaarte (hoeveel uren zorg of begeleiding en hoeveel zorgverleners gelijktijdig zijn nodig) en de mate waarin de gehandicapte sociaal zelfredzaam is.
2.2 Aantal lichamelijk gehandicapten 4
Het SCP stelt in zijn publicaties dat het moeilijk is om het exacte aantal mensen met lichamelijke beperkingen in de bevolking aan te geven. Het SCP heeft voor de schatting van het aantal mensen met lichamelijke beperkingen een methode ontwikkeld. Met deze methode wordt gekeken naar het totaalbeeld van mensen: wanneer mensen meerdere activiteiten niet of slechts met veel moeite kunnen uitoefenen, dan worden zij als ernstig beperkt beschouwd. Volgens de SCP-methode zouden circa 495.000 mensen vanaf 5 jaar met ernstige beperkingen te maken hebben. Het SCP heeft berekend dat per 1 januari 1999 zich onder de potentiële beroepsbevolking ruim 150.000 mensen (1,4%) bevinden met ernstige lichamelijke beperking en ruim 450.000 mensen (4%) met een matige beperking. Ongeveer 10% van de mensen met een ernstige lichamelijke beperking uit de potentiële beroepsbevolking is ernstig zintuiglijk beperkt (komt ongeveer neer op 15.000); de rest van de mensen is ernstig motorisch beperkt (is ongeveer 135.000). Er is volgens het SCP een sterke samenhang tussen leeftijd en beperkingen waarneembaar: het aandeel mensen met beperkingen stijgt geleidelijk per leeftijdscategorie. Tabel 1. Schatting van het aantal mensen met ernstige beperkingen (exclusief instituutsbevolking) eind jaren negentig. Bron SCP. Totale bevolking vanaf 5 jaar 495.000 Potentiële beroepsbevolking (15-64 jaar) 150.000 waaronder ernstig zintuiglijk beperkt 15.000 ernstig motorisch beperkt 135.000 In bovenstaande cijfers zijn niet de mensen met (zeer) ernstige lichamelijke beperkingen meegenomen die in intramurale of semi-murale instellingen verblijven. Deze instellingen zijn vooral verpleeghuizen, verzorgingshuizen en de intramurale grote woonvormen en de semi-murale kleine woonvormen of gezinsvervangende tehuizen voor lichamelijk gehandicapten. Ook in de geestelijke gezondheidszorg en verstandelijk gehandicaptenzorg verblijven mensen met lichamelijke handicaps, doch bij deze mensen zal de verstandelijke handicap of psychiatrische ziekte waarschijnlijk de overhand hebben. De grootte van deze groep komt in dit hoofdstuk en in hoofdstuk 3 verder aan de orde.
4
Sociaal Cultureel Planbureau, Rapportage Gehandicapten 1997, 1998; Rapportage Gehandicapten 2000, 2000. In de rapportage is verondersteld dat de prevalentie van beperkingen per leeftijdsgroep niet is veranderd. Een onderschatting zou kunnen optreden als van een sterk invaliderende ziekte zoals NAH de prevalentie snel toeneemt, anderzijds zijn er misschien ziekten die inmiddels minder vaak voorkomen of minder snel erger worden die dan weer zouden lijden tot een overschatting.
Cbz/nr 0120-02
9
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
2.2.1 Indicatie van de vraag naar woonvoorzieningen en dagbesteding Vanwege het feit dat het moeilijk is zicht te krijgen op de werkelijke omvang van de vraag naar dienstverlening aan mensen met een lichamelijke handicap, wordt in navolging van het Brancherapport Care (Zorgnota 2002) de vraag benaderd door uit te gaan van de vraag die zich heeft gemanifesteerd: het aantal mensen dat gebruik maakt van woonvoorzieningen of activiteitencentrum en het aantal mensen dat wacht op een plaats in een woonvoorziening of activiteitencentrum. Hiermee wordt echter nog niet duidelijk hoeveel mensen kampen met een enkelvoudige lichamelijke handicap of gecombineerde handicaps. De zorgvraag in de lichamelijk gehandicaptenzorg werd tot voor kort geïndiceerd door het Landelijk Centrum Indicatiestelling Gehandicapten. Sinds 1 januari 2002 gaat de indicatiestelling over naar de Regionale Indicatieorganen, met behoud van de deskundigheid van het LCIG.
2.2.2 De vraag naar woonvoorzieningen Bij benadering is het aantal lichamelijk gehandicapten dat momenteel verblijft in woonvoorzieningen te geven. Tabel 2. Schatting van het huidige aantal lichamelijk gehandicapte mensen dat in woonvoorzieningen verblijft Voorziening
Grote woonvormen Kleine woonvormen voor volwassenen Kleine woonvormen voor kinderen 5 ADL-clusterwoningen Jongerenafdelingen in verpleeghuizen Andere jongeren (65-) in verpleeghuizen
Geestelijke gezondheidszorg
5 6 7
Aantal plaatsen / mensen 780 1740 600 900 500 500
Opmerkingen
De bezetting is niet helemaal 100% idem idem idem idem Het aantal somatisch zieken (65-) in 1999 6 was ongeveer 2300. Somatisch ziek is echter niet per definitie lichamelijk gehandicapt. Van deze somatisch zieken is overigens meer dan de helft ouder dan 55 jaar. Het aantal LG in verpleeghuizen, niet op een jongerenafdeling, wordt geschat op maximaal 500. 160-320 Aantal bevindt zich naar schatting tussen 7 deze twee uitersten.
Informatie van website Fokuswonen.nl, begin februari 2002. Prismant, Standaardoverzichten ex art. 22 WZV, categorie Verpleeghuizen, Registratiejaar 1999. G. Witte, Rijngeestgroep te Oegstgeest, schatting naar aanleiding van onderzoek 1 à 2 LG per 100.000 inwoners.
Cbz/nr 0120-02
10
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
In onderstaande tabel staat het aantal wachtenden voor woonondersteuning (grote of kleine woonvorm) 8 weergegeven. Tabel 3. Aantal wachtenden voor woonondersteuning (inclusief kinderen) Grote of kleine woonvorm Tijdelijk verblijf
1997 888
1998 1.064
1999 2000* 1.182 905 196
2001 865 98
* per 1 september 2000 Bronnen: ‘Genoeg geteld’ 1996-1999; Rapportage wachtlijstgegevens Gehandicaptenzorg en CTG jaarverslagen. Brief Staatssecretaris aan de Tweede Kamer d.d. 28 maart 2002, Wachtlijstcijfers Gehandicaptensector 2001.
Op dit moment staan ruim 1.300 lichamelijk gehandicapten op de wachtlijst voor een ADL-clusterwoning 9 of zogenoemde Fokuswoning. Hieronder bevinden zich 360 mensen die reeds in een Fokuswoning wonen, maar naar elders willen verhuizen. Dit betekent dat een kleine 1.000 mensen elders wachten op een plaats in een ADL-clusterwoningenproject. Het aantal wachtende lichamelijk gehandicapten voor een plaats in een verpleeghuis (al dan niet voor een jongerenafdeling) of voor een plaats in de geestelijke gezondheidszorg is op basis van openbare gegevens niet bekend. Voor het bepalen van de vraag zal ook rekening gehouden moeten worden met een mogelijke nu nog verborgen vraag, die door meerdere factoren naar voren kan komen (invoering van persoonsgebonden budget voor lichamelijk gehandicapten, omstandigheden thuis kunnen veranderen, wachtlijsten worden opgelost en dergelijke).
2.2.3 De vraag naar werk of dagbesteding De vier grote woonvormen (Amstelrade, Het Dorp, Nieuw Unicum, Zeehospitium) beschikken zelf over één of meerdere dagactiviteitencentra. Het is op basis van huidige gegevens niet bekend hoe groot de vraag naar dagbesteding is van de lichamelijk gehandicapten die verblijven in de grote woonvormen. Evenmin is bekend hoe groot de vraag naar dagbesteding buiten de instelling of in de instelling in de jongerenafdelingen van verpleeghuizen, in verpleeghuizen en in de geestelijke gezondheidszorg is. In deze instellingen wordt overigens wel dagbesteding aangeboden. Bewoners van ADLclusterwoningprojecten worden in staat geacht zelf zorg te dragen voor de invulling van hun dagelijkse activiteiten. De capaciteit en de wachtlijst van de semi-murale dagactiviteitencentra zien er als volgt uit:
8 9
Ministerie van VWS, Zorgnota 2002, Brancherapporten, 2001. Website Fokuswonen.
Cbz/nr 0120-02
11
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Tabel 4. Vraag naar dagbesteding Wachtenden Capaciteit (plaatsen) ‘Zorgvraag’
1997 1.027 1.512 2.539
10
1998 1.160 1.642 2.802
1999 1.383 1.692 3.075
2000* 1.051 1.751 2.802
2001 706
* per 1 september 2000 Uit bovenstaande tabel wordt duidelijk dat ongeveer 700 lichamelijk gehandicapten wachten op een plaats in een dagactiviteitencentrum. Hierbij is niet geraamd de mogelijke vraag naar dagbesteding op een dagactiviteitencentrum door lichamelijk gehandicapten in grote woonvormen, verpleeghuizen en de geestelijke gezondheidszorg.
2.3 De vraag samengevat De zorgvragen en behoeften van lichamelijk gehandicapten zijn zeer divers. Een en ander hangt samen met de problematiek waarmee zij kampen (enkelvoudige lichamelijke handicap of gecombineerde problematiek) en met de mate waarin zij in staat zijn de regie over hun eigen leven te voeren. Het is niet bekend hoeveel mensen een enkelvoudige lichamelijke handicap hebben en hoeveel mensen kampen met een gecombineerde problematiek. De omvang van de vraag van lichamelijk gehandicapten naar zorg of assistentie kan op basis van huidige gegevens alleen benaderd worden door te kijken naar het gebruik van voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten. De meeste lichamelijk gehandicapten (inclusief ernstig zintuiglijk gehandicapten naar schatting 495.000 mensen) wonen zelfstandig in al dan niet aangepaste woningen (dit zijn geen ADL-clusterwoningen) en maken eventueel gebruik van de Wet Voorzieningen Gehandicapten. Voor zover bekend bestaat er bij ongeveer 900 lichamelijk gehandicapten behoefte aan verblijf in een woonvoorziening (kleine of grote woonvorm). Ongeveer 1.000 lichamelijk gehandicapten (mogelijk deels reeds verblijvend in een kleine of grote woonvorm) wachten op een plaats in een ADL-clusterwoning. Uit vergelijkingen tussen de wachtlijsten van de Stichting Fokus Exploitatie en zorgkantoren blijkt overigens dat de overlap klein is. Er is bij lichamelijk gehandicapten behoefte aan werk en dagbesteding. Ongeveer 700 lichamelijk gehandicapten wachten op een plaats in een activiteitencentrum. Naar schatting bevinden zich op dit moment ongeveer 5.300 lichamelijk gehandicapte mensen in een woonvoorziening, ADL-clusterwoning, verpleeghuis of geestelijke gezondheidszorg. De zorgvragen van deze mensen variëren tussen assistentie bij de algemeen dagelijkse levensverrichtingen tot specifieke verpleging. Onder deze bewoners bevindt zich een aantal dat wacht op een (andere) zelfstandige woning.
10
Brancherapport Care; Brief staatssecretaris aan Tweede Kamer d.d. 28 maart 2002.
Cbz/nr 0120-02
12
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
3. HET HUIDIGE AANBOD In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de verschillende woonvoorzieningen die er momenteel zijn voor lichamelijk gehandicapten. Ook wordt het gebruik van de voorzieningen in ogenschouw genomen.
3.1 Zelfstandige woning eventueel met zorg thuis De meeste lichamelijk gehandicapten wonen zelfstandig, alleen of met anderen. Volgens het SCP waren er eind jaren negentig 495.000 mensen met een ernstige beperking. In dit aantal zijn ook 65+ers en ernstig zintuiglijk beperkte mensen betrokken. Eventueel benodigde woningaanpassingen, rolstoelen en vervoersmogelijkheden zijn op basis van de Wet Voorzieningen Gehandicapten (WVG) via de gemeente te verkrijgen. Andere hulpmiddelen zijn verkrijgbaar via de thuiszorg of ziektekostenverzekering. Voor huishoudelijke hulp, verzorging, verpleging en begeleiding kan na indicatie door het regionaal indicatieorgaan een beroep gedaan worden op de thuiszorg of op de extramurale zorgverlening door verpleeghuizen, grote woonvormen en andere instellingen (AWBZ gefinancierd). Ook worden steeds meer groepswoningen ontwikkeld op initiatief van ouders of toekomstige bewoners. De zorgverlening wordt gefinancierd met een persoongebonden budget. 11
In het Brancherapport Care is een overzicht gegeven van het gebruik van voorzieningen via de WVG in termen van het aantal nieuw toegekende voorzieningen. Tabel 5. Aantal nieuw toegekende voorzieningen WVG, 1997-1999 (x 1.000) Woonvoorziening (individueel) Vervoersvoorziening (individueel) Collectief vervoer Rolstoelen
1997
1998
1999
104,4 81,3 69,8 39,7
111,2 91,0 67,6 42,5
118,3 78,5 57,5 47,2
Bron: Kerncijfers WVG 1999 Uit de werkbezoeken aan de woonvormen werd overigens duidelijk dat het aantal geschikte woningen voor lichamelijk gehandicapten nog zal moeten toenemen. De doorstroming van lichamelijk gehandicapten vanuit een woonvorm of anderszins naar een zelfstandige woning kan stagneren door een tekort aan aangepaste woningen.
3.2 ADL-clusterwoningen ADL-clusterwoningen (ook vaak Fokuswoningen genoemd) worden door de bewoner gehuurd van een woningcorporatie en zijn aangepast voor lichamelijk gehandicapten. In de buurt van de ADLclusterwoningen (ongeveer op maximaal 150 meter van de woningen) bevindt zich een ADL-eenheid. Hierin is onder andere een systeem voor communicatie en alarm gevestigd waarmee de bewoners de assistenten kunnen oproepen. 11
Brancherapport Care, Bijlage bij Zorgnota 2002, ministerie van VWS.
Cbz/nr 0120-02
13
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Verspreid over Nederland zijn in 2001 ruim 65 ADL-clusters (algemeen dagelijkse levensverrichtingen – ADL) met in totaal 902 woningen aanwezig waar de Stichting Fokus Exploitatie assistentie verleent. Elk ADL-cluster kent 12 tot 15 woningen. In februari 2002 zijn 10 nieuwe Fokusprojecten in verschillende fasen van ontwikkeling. Het plan van de Stichting Fokus Exploitatie is om van 2000 tot en met 2004 25 nieuwe ADL-clusters te realiseren om de wachtlijsten weg te werken. Daarmee worden ongeveer 300 nieuwe zogenoemde Fokuswoningen gerealiseerd. Verder is het plan opgevat om bestaande projecten uit te breiden met een of meerdere woningen waardoor eveneens de wachtlijsten kunnen worden weggewerkt. ADL-clusterwoningen zijn bedoeld voor mensen met een ernstige lichamelijke handicap, die onafhankelijk en zelfstandig willen wonen en daarbij behoefte hebben aan een combinatie van een aangepaste woning en ADL-assistentie (maximaal 30 uren per week) op afroep. De ADL-assistentie wordt gefinancierd met een subsidie van het College voor zorgverzekeringen. De ADL-clusterwoningen en de ADL-eenheid wordt gerealiseerd door woningcorporaties met een projectsubsidie van CVZ. Tabel 6. Aantal bewoners en verleende ADL-uren, 1997-2000 Aantal bewoners Verleende ADL-uren (x 1.000)
1997 865 623
1998 874 659
1999 868 677
12
2000 869 697
Bron: Stichting Fokus Exploitatie Iets meer dan de helft van de bewoners van ADL-clusterwoningen blijkt tussen de dertig en vijftig jaar oud te zijn. Het gemiddelde aantal uren ADL-assistentie was in 1999 14,5 per week.
3.3 Grote en kleine woonvormen 13
3.3.1 Grote woonvormen voor lichamelijk gehandicapten
In Nederland zijn vier grote woonvormen voor lichamelijk gehandicapten gevestigd (Amstelveen: Amstelrade, Arnhem: Het Dorp, Katwijk: Rijnlands Zeehospitium, Zandvoort: Nieuw Unicum). Zij hebben in totaal een toegelaten capaciteit van ongeveer 780 plaatsen. Zij zijn aangewezen als WZV-instelling en worden vanuit de AWBZ gefinancierd. De woonvormen richten zich voornamelijk op lichamelijk gehandicapten. Vanwege meer mogelijkheden thuis en andere woonvormen heeft de populatie in de grote woonvormen een zwaardere zorgvraag gekregen dan aanvankelijk bij de oprichting van de woonvormen de bedoeling was. De vier woonvormen vertonen wel verschillen ten opzichte van elkaar. De belangrijkste verschillen zijn de volgende. Amstelrade is concreet bezig met het ontmantelen van de huidige locatie. Inmiddels zijn reeds bewoners vertrokken naar ADL-clusterwoningen (onder andere project De Meer) waar Amstelrade de zorg levert. De nu nog op Amstelrade wonende bewoners zullen in de toekomst verhuizen naar zelfstandige woningen in Amsterdam of Amstelveen waarvan een groot aantal geclusterd wordt. Nieuw Unicum vangt mensen op met een ernstige primair lichamelijke of meervoudige handicap. Voor het grootste deel van de bewoners is er sprake van aandoeningen van het centrale zenuwstelsel en het spierstelsel. 12 13
Brancherapport Care, Bijlage bij Zorgnota 2002, ministerie van VWS. Zorgvisies van de vier grote woonvormen, zoals verwoord in het Lange Termijn Huisvestingsplan.
Cbz/nr 0120-02
14
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Nieuw Unicum verwacht het intramurale aanbod te handhaven. Rijnlands Zeehospitium heeft een populatie die voor het grootste deel zowel lichamelijk als verstandelijk (matig tot ernstig) gehandicapt is en matig tot niet trainbaar is. Het Dorp biedt aan mensen met een ernstige of meervoudig complexe handicap mogelijkheden om zelf hun leven in te richten. In Het Dorp hebben mensen een eigen woning met individueel toegesneden zorg. De grote woonvormen zijn voornamelijk in Arnhem en in de grensstreek tussen Noord- en Zuid-Holland (Katwijk, Amstelveen en Zandvoort) gevestigd. In het noorden en zuiden van Nederland zijn geen grote woonvormen voor lichamelijk gehandicapten aanwezig. 3.3.2 Kleine woonvormen Lichamelijk gehandicapten kunnen ook verblijven in kleine woonvormen voor lichamelijk gehandicapten ofwel gezinsvervangende tehuizen. De kleine woonvormen behoren tot de zogenaamde semi-murale voorzieningen en worden gefinancierd door de AWBZ. De lichamelijk gehandicapten in kleine woonvormen kunnen meestal met zorg en begeleiding redelijk zelfstandig wonen of dit leren. Een kwart van de bewoners van de kleine woonvormen ontvangt intensieve zorg; eentiende deel van de bewoners krijgt ambulante zorg. Het merendeel (69%) van de cliënten in kleine woonvormen woont samen in groepen met meer dan 6 cliënten. De gemiddelde groepsgrootte is 8,3. In Nederland zijn ongeveer 2300 plaatsen in ongeveer 70 gezinsvervangende tehuizen toegelaten voor lichamelijk gehandicapten. In 15 gezinsvervangende tehuizen worden lichamelijk gehandicapte kinderen opgevangen (545 plaatsen). De kleine woonvormen zijn verspreid over heel Nederland; in sommige WZV-regio's is meer capaciteit beschikbaar dan in andere regio's. 3.3.3 Gebruik van de toegelaten capaciteit in de woonvormen De grote en kleine woonvormen kennen een respectievelijke toegelaten totale capaciteit van 780 en 14 1743 plaatsen (VGN 2001) . Volgens de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) was het aantal cliënten na vertaling van de responsgegevens op 31 december 1999 in grote woonvormen 621 bewoners en in kleine woonvormen 1677 bewoners (tezamen ongeveer 2300 personen). Nieuw Unicum gaf tijdens het werkbezoek d.d. 30 januari 2002 daarentegen aan over een wachtlijst te beschikken. Ook het Zeehospitium kent een wachtlijst. Het aantal cliënten is in vergelijking met 1 januari 1999 licht gestegen. In de grote woonvormen zijn ongeveer 25 personen vertrokken of overleden en anderen nieuw opgenomen. In de kleine woonvormen is het verloop wat groter: daar werden 170 nieuwe cliënten opgenomen tegenover 124 vertrokken of overleden personen. 15
In het Brancherapport Care is de ontwikkeling van het aantal verzorgingsdagen gebaseerd op gegevens van het CTG als volgt.
14 15
Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN), Landelijke tabellen cliëntenregistraties 1999, 2001. Brancherapport Care, bijlage bij Zorgnota 2002, ministerie van VWS.
Cbz/nr 0120-02
15
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Tabel 7. Ontwikkeling aantal verzorgingsdagen (x 1.000), woonvoorzieningen LG, 1997-2000 Gemiddelde jaarlijkse groei (GJG) in procenten. Grote woonvormen Kleine woonvormen (inclusief Kinder GVT) Totaal
1997
1998
1999
2000
GJG
270,2 720,4 990,7
271,6 769,6 1.041,2
274,4 795,7 1.070,0
281,1 832,5 1.113,5
1,3 4,9 4,0
Binnen de grote woonvormen is de cliëntengroep meer vergrijsd dan bij de kleine woonvormen: 13% van de cliënten van een grote woonvorm is 65 jaar of ouder. Bij kleine woonvormen is dit percentage 5%. De vergrijzing hangt ook samen met de beperkte doorstroom van cliënten. Bijna de helft van de cliënten (44%) woont 15 jaar of langer in een grote woonvorm (bij de kleine is dit 25%). In de kleine woonvormen voor kinderen die lichamelijk gehandicapt zijn, is een toegelaten totale capaciteit van 545 plaatsen. Volgens VGN was het aantal cliënten na vertaling van de responsgegevens op 31 december 1999 in deze tehuizen: 583. In 1999 werden 110 nieuwe cliënten opgenomen; 104 vertrokken of overleden. De meeste kinderen (90%) volgen overdag onderwijs. 16
Er wordt op dit moment geconstateerd door zorgaanbieders dat in de gezinsvervangende tehuizen voor kinderen een leegstand ontstaat. Dit wordt veroorzaakt doordat de zorg steeds meer een gedifferentieerd aanbod levert: dagopvang, zorg thuis, deeltijdzorg, etc. Met de vergroting van de mogelijkheden tot zorgdifferentiatie, de uitstroom van volwassen geworden kinderen en de toename van de ouderinitiatieven zal de leegstand in de gezinsvervangende tehuizen voor lichamelijk gehandicapte kinderen naar verwachting toenemen.
3.4 Activiteitencentra voor lichamelijk gehandicapten Activiteitencentra voor lichamelijk gehandicapten zijn vaak in de buurt van de kleine woonvormen gevestigd. Zij zijn beschikbaar voor dagopvang, dagbesteding eventueel gekoppeld aan psychosociale begeleiding en ambulante ondersteuning. Dit betreft ongeveer 1750 toegelaten plaatsen (bron CVZ), verspreid over Nederland. De activiteitencentra worden gefinancierd door de AWBZ. De activiteitencentra voor lichamelijk gehandicapten kenden in 1999 een cliëntenbestand van ruim 3.000. Ongeveer de helft van de cliënten woont zelfstandig of in een gezinssituatie. 57% van de cliënten van kleine woonvormen maakt gebruik van een activiteitencentrum (21% van het cliëntenbestand van activiteitencentra). De bewoners van grote woonvormen maken daarentegen amper gebruik van deze activiteitencentra. Deze bewoners maken naar verwachting meer gebruik van de eigen dagbesteding of activiteitencentra in de grote woonvormen.
3.5 Verpleeghuizen Mensen met ernstige lichamelijke handicaps worden ook in de sector verpleging en verzorging opgenomen. Dit betreft meestal lichamelijk gehandicapten die naast hun lichamelijke problematiek ook 16
Klankbordgroep uitvoeringstoets, d.d. 21 januari 2002.
Cbz/nr 0120-02
16
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
kampen met andere problematiek zoals cognitieve stoornissen, gedragsstoornissen, bedlegerigheid. Jongere lichamelijk gehandicapten (jonger dan 65 jaar) wonen soms verspreid over de afdelingen tussen de oudere patiënten, maar soms beschikken verpleeghuizen ook over aparte "jongeren"afdelingen. De opname van jongere lichamelijk gehandicapten in verpleeghuizen is vaak veroorzaakt door het feit dat in een regio of dichtbij huis specifieke voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten ontbreken. Ook kunnen wachtlijsten voor de woonvormen in deze een rol spelen. Verpleeghuizen worden gefinancierd vanuit de AWBZ. Het aantal lichamelijk gehandicapten op de speciale jongerenafdelingen wordt geschat op ongeveer 500. Het aantal lichamelijk gehandicapte jongeren dat verspreid verblijft wordt geraamd op maximaal 17 500. Dit zou een mogelijk totaal van maximaal 1.000 lichamelijk gehandicapten jonger dan 65 jaar betekenen. Zoals eerder aangegeven is dit een schatting; er worden ook hogere cijfers geschat. 18 Het aantal opgenomen somatisch zieken jonger dan 65 jaar in verpleeghuizen was in 1999 ongeveer 2350. Hiervan waren 1380 mensen (ongeveer 60%) ouder dan 55 jaar. Hierbij past de kanttekening dat de opgenomen somatisch zieken niet allen lichamelijk gehandicapt hoeven te zijn. Voor de lichamelijk gehandicapten die in verpleeghuizen verblijven is het mogelijk dat het verpleeghuis dagbesteding buiten de muren koopt. In de meeste gevallen zijn de budgetten niet toereikend om dit te doen. Met de invoering van de functionele aanspraken en de daarvoor benodigde geldmiddelen zouden de mogelijkheden voor lichamelijk gehandicapten in verpleeghuizen groter kunnen worden.
3.6 Geestelijke gezondheidszorg Lichamelijk gehandicapten die in de geestelijke gezondheidszorg terechtkomen bevinden zich naar de aard van de psychiatrische problematiek in de daartoe bestemde afdelingen. Er zijn enkele specifieke afdelingen voor lichamelijk gehandicapten met psychiatrische stoornissen bij algemene psychiatrische ziekenhuizen (zoals afdeling Eikenboom van Altrecht ). Deze afdelingen doen vooral klinisch aan en zijn daardoor geen aparte woonvoorzieningen voor lichamelijk gehandicapten met psychiatrische problematiek in de geestelijke gezondheidszorg.
3.7 Verstandelijk gehandicaptenzorg Het aantal mensen dat primair een lichamelijke handicap heeft en daarnaast verstandelijk gehandicapt is, is op basis van huidige gegevens niet bekend. Zij zullen waarschijnlijk vooral worden aangetroffen in grote woonvorm het Zeehospitium te Katwijk (primaire lichamelijke handicap) en in de verstandelijk gehandicaptenzorg (primaire verstandelijke handicap). Het is moeilijk beide groepen van elkaar te onderscheiden.
17
Gesprek met W. Schimmel, Verpleeghuis de Beukenhof, 23 januari 2002. Prismant, 27 augustus 2001, Tabellen ex art. 22 Wet ziekenhuisvoorzieningen van de categorie verpleeghuizen over het registratiejaar 1999. 18
Cbz/nr 0120-02
17
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
3.8 Spreiding huidige aanbod Het huidige aanbod van voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten is redelijk over Nederland gespreid (zie bijlagen). De vier grote woonvormen zijn geconcentreerd in middenwesten en oosten van Nederland. De regio’s waar geen grote woonvormen voorkomen, kennen inmiddels voorzieningen in een andere vorm (jongerenafdelingen in verpleeghuizen of kleine woonvormen). De ruim 65 clusters van Fokuswoningen zijn eveneens redelijk verspreid over Nederland. De verwachte realisatie van 25 extra clusters zal de spreiding waarschijnlijk doen toenemen.
3.9 Het huidige aanbod samengevat Voor zover bekend blijft de vraag naar verblijf in een grote woonvorm achter bij het huidige aanbod. Nieuw Unicum en het Zeehospitium hebben daarentegen aangegeven over een wachtlijst te beschikken. Het aanbod van kleine woonvormen is, gezien de wachtlijsten voor woonvoorzieningen en de bezettingsgegevens, onvoldoende om aan de vraag te voldoen. Kanttekening hierbij is dat in de woonvoorzieningen voor kinderen daarentegen leegstand wordt geconstateerd. De wachtlijst voor kleine woonvormen wordt deels veroorzaakt door het tekortschieten van de mogelijkheid om door te stromen naar zelfstandige woningen en ADL-clusterwoningen. Het aanbod aan ADL-clusterwoningen is volgens opgave van de Stichting Fokus Exploitatie (wachtlijst ongeveer 1.000 mensen) te laag om aan de vraag te voldoen. Het aanbod wordt de komende jaren uitgebreid met ruim 300 woningen. Lichamelijk gehandicapten in verpleeghuizen verblijven deels op jongerenafdelingen en deels verspreid over de afdelingen. Zij ontvangen verzorging / verpleging en dagbesteding in het verpleeghuis. In de geestelijke gezondheidszorg en verstandelijk gehandicaptenzorg bevinden zich eveneens lichamelijk gehandicapten. Er is geen aparte woonvoorziening voor lichamelijk gehandicapten in de geestelijke gezondheidszorg. Het is moeilijk te onderscheiden in hoeverre de bewoners in de verstandelijk gehandicaptenzorg meer lichamelijk of meer verstandelijk gehandicapt zijn.
Cbz/nr 0120-02
18
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
4. HET BELEID
19
4.1 Beleidskader In dit onderdeel wordt het beleid van het Ministerie van VWS geschetst zoals dit is neergelegd in diverse beleidsstukken. Allereerst wordt het algemene beleid voor gehandicapten weergegeven, daarna volgen de beschrijvingen van het beleid uit het Beleidstoetsingskader 1996 en het Toetsingskader 1999-2006. Algemeen Het beleid van het Ministerie van VWS is gericht op een verdere vermaatschappelijking van de gehandicaptenzorg. Concepten als volwaardig burgerschap, "community care", "gewoon waar kan, speciaal waar moet", kwaliteit van bestaan, hebben de basis gelegd voor beleidsveranderingen. Die hebben geleid tot veranderingen in de zorg gerelateerde infrastructuur voor mensen met een handicap. Het ministerie wil de totstandkoming van kleinschalige, bij voorkeur zelfstandige huisvesting stimuleren. De klein-schalige groepswoningen zijn bestemd voor bij voorkeur maximaal 6 personen. De dagbesteding (werk, school, activiteitencentra) voor alle gehandicapten zal worden uitgebreid en het streven is alle gehandicapten volwaardige dagbesteding te bieden. Doorstroming naar een vorm van betaalde arbeid (regulier of via de Wet Sociale Werkvoorziening) wordt zoveel mogelijk nagestreefd. De locaties voor de dagbesteding en het wonen behoren in principe gescheiden te zijn. De wensen van de gehandicapte ten aanzien van wonen en werken vormen het uitgangspunt. Er wordt uitgegaan van wonen in de wijk, tenzij de gehandicapte zelf aangeeft dit niet te willen of andere oorzaken (gedragsproblemen, de aard van de handicap of zeer intensief zorgbehoevend) het noodzakelijk of wenselijk maken dat de gehandicapte op de hoofdlocatie woont. Eveneens wordt een betere spreiding van de voorzieningen voor gehandicapten in het land nagestreefd. Capaciteitsuitbreiding op hoofdlocaties mag volgens VWS alleen plaatsvinden als deze voortvloeit uit expliciete beleidsstandpunten ten aanzien van bepaalde groepen (zoals Sterk Gedragsgestoorde Licht Verstandelijk Gehandicapten) en ter oplossing van de wachtlijstproblematiek. De samenwerking tussen extra-, semi- en intramurale instellingen dient vormgegeven te worden. Hierbij moet ook samengewerkt worden met andere maatschappelijke instellingen. Beleidstoetsingskader 1996 In het Beleidstoetsingskader Gehandicaptenzorg (1996) wordt mede nader aandacht besteed aan de voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten. Hierbij gelden eveneens de uitgangspunten en principes van normalisatie en participatie. De staatssecretaris vindt dat er aanleiding is om in de uitvoering van het beleid ten aanzien van de voorzieningen voor een beperkte groep mensen met een lichamelijke handicap andere accenten te leggen. Deze accenten hebben met name betrekking op de groei van de capaciteit en de aard ervan. Hieraan ten grondslag liggen verschillen in ontwikkeling van het aanbod van enerzijds voorzieningen voor mensen met een verstandelijke handicap, anderzijds voorzieningen voor mensen met een lichamelijke handicap. De populatie van de grote woonvormen (intramurale instellingen) en kleine woonvormen (semi-murale gezinsvervangende tehuizen) en activiteitencentra voor mensen met een lichamelijke handicap is in de
19
Ministerie van VWS, Beleidstoetsingskader Gehandicaptenzorg, 28 maart 1996; Beleidskader 1999-2006, 1999; Standpunt Community Care, 1999, Modernisering AWBZ, Zicht op zorg, 1999; Kwaliteit in de Gehandicaptenzorg, 2001.
Cbz/nr 0120-02
19
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
afgelopen decennia ingrijpend veranderd, aldus het beleidstoetsingskader. Oorspronkelijk verbleven in deze voorzieningen doorgaans personen met een enkelvoudig lichamelijke handicap met een redelijke mate van zelfredzaamheid. Als gevolg van het in de jaren '70 en '80 gevoerde beleid gericht op normalisatie en participatie, ontstonden er allerlei alternatieven op het gebied van het zelfstandig en kleinschalig wonen voor deze doelgroep. Veel van de oorspronkelijke bewoners hebben gekozen voor deze alternatieven; terwijl mensen met een ernstiger handicap achterbleven. Nieuw opgenomen bewoners hadden doorgaans ook meer beperkingen. Hierdoor is een verzwaring van de problematiek van de populatie van de woonvormen te constateren, aldus de staatssecretaris. Momenteel verblijven in de woonvormen mensen met een lichamelijke handicap die, gezien de ernst van hun beperkingen, niet in staat zijn om (met hulp) redelijk zelfstandig in de maatschappij te participeren. De populatie van de woonvormen bestaat steeds meer uit meervoudig gehandicapten, mensen met ernstige beperkingen op verschillende gebieden. Zoals een lichamelijk handicap gecombineerd met een zintuiglijke of verstandelijke handicap. Door deze wijziging in de populatie is de zorg- en dienstverlening geïntensiveerd en richt zich op meervoudige en complexe zorgvragen. De staatssecretaris verwacht dat het aantal lichamelijk gehandicapten dat aangewezen is op zorgvoorzieningen zal toenemen. Dit is het gevolg van demografische ontwikkelingen, het toenemen van het aantal verkeersslachtoffers, vroeggeborenen en meer mensen met niet-aangeboren hersenletsel. Door het veelal permanente verblijf van deze groeiende groep intensieve zorg behoevende mensen en het gegeven dat er geen substantiële capaciteitsuitbreiding heeft plaatsgevonden, is volgens VWS de doorstroming in de woonvormen gestagneerd. Hierdoor is een omvangrijk tekort aan plaatsen in de woonvormen voor deze doelgroep ontstaan. Voorts besteedt de staatssecretaris in het Beleidstoetsingskader aandacht aan de mensen met nietaangeboren hersenletsel (NAH). Met het instellen van een Landelijk Coördinatiepunt Niet-Aangeboren Hersenletsel door de staatssecretaris wordt een impuls gegeven aan de structurering en coördinatie van de zorg voor NAH-patiënten. Tevens zal aandacht worden besteed aan de problematiek in de thuissituatie en aan de maatschappelijke positie (arbeidsintegratie, scholing en dagbesteding) van NAHpatiënten. De staatssecretaris concludeert dat de geschetste kenmerken van de (potentiële) populatie van de woonvormen duidelijk maken dat er grote behoefte bestaat aan beschermde woon- en leefsituaties die afgestemd zijn op deze groep lichamelijk gehandicapten en aan specifieke zorg en ondersteuning in combinatie met mogelijkheden voor dagbesteding. Toetsingskader 1999-2006 Ten behoeve van de bestuurlijke actualisatie gehandicaptenbeleid is door het ministerie van VWS het Toetsingskader 1999-2006 uitgebracht. Dit is een korte sectorale zorgvisie die voortborduurt op het Beleidstoetsingskader 1996. De wijzigingen in beleid die hebben plaatsgevonden en waarvoor bijstellingen vereist zijn, zijn in het Toetsingskader 1999-2006 ondergebracht. Het beleid is gericht op vernieuwing van de infrastructuur ten behoeve van de gehandicaptenzorg. De eerst aangewezen vorm van ondersteuning en zorg is die welke in de thuissituatie gegeven kan worden. De huidige instellingen dienen aan deze ondersteuning prioriteit te geven. Uitbreidingsbouw mag alleen plaatsvinden indien daarvoor een beleidsstandpunt is geformuleerd, zoals in het kader van
Cbz/nr 0120-02
20
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
de Licht Verstandelijk Gehandicapten (LVG) en bij het raakvlak LVG-psychiatrie. Ook de wachtlijsten mogen leiden tot uitbreidingsbouw. Voor Lichamelijk Gehandicapten is geen beleidsstandpunt geformuleerd, wel kan een beroep gedaan worden op wachtlijstmiddelen. Volgens het toetsingskader gelden voor (zorg-)capaciteitsuitbreiding de volgende toetsingscriteria: alleen (bouw)activiteiten voor wonen die voortvloeien uit expliciete beleidsstandpunten/-prioriteiten voor bepaalde groepen en de wachtlijstproblematiek worden gehonoreerd. mogelijkheden van ambulant zorg (scheiden wonen en zorg). dag-, weekend-, midweek- en vakantieopvang. keuze voor huren op basis van flexibiliteit. groepsgrootte liefst maximaal 6, maximaal 4 x 6 geclusterd in 1 wijk. Vervangende nieuwbouw kent de volgende criteria (toetsingskader): Verdere afbouw van de hoofdlocaties en grotere nevenlocaties door kleinschalige deconcentratie of omgekeerde integratie. Waar sprake is van achterstanden zoals slechte huisvesting, grote groepen, gebrek aan privacy zal bouw niet worden uitgesloten. Verder dezelfde prioriteiten als bij zorg- en capaciteitsuitbreiding. In de regio's zullen de plannen van instellingen worden getoetst op de relatie met de individuele woonwensen die de keuzevrijheid van de cliënt bevorderen. Het Beleidstoetsingskader 1996 en het nader uitgewerkte Toetsingskader 1999-2006 worden door het Bouwcollege als beoordelingskader gehanteerd. De beleidsregels ex WZV zijn nog niet aangepast aan de richtlijnen uit dit toetsingskader. De voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten kennen geen planningsnormen. De laatste jaren is de aandacht in het beleid van de staatssecretaris vooral gericht op het aanpakken van de wachtlijsten in de gehandicaptenzorg.
4.2 Verdere verwachte beleidsontwikkelingen Persoonsgebonden budget voor lichamelijk gehandicapten Sinds 2001 is een PGB voor lichamelijk gehandicapten op experimentele basis mogelijk in de regio’s Nijmegen, Groningen en Zuidoost Brabant. Het experiment wordt voortgezet tot de harmonisatie PGB (naar verwachting per 1 januari 2003) is ingevoerd en de functionele aanspraken (zie volgende paragraaf) een feit zijn geworden. Functionele aanspraken ex AWBZ Op het ministerie van VWS wordt momenteel gewerkt aan de invoering per 1 januari 2003 van de functionele omschrijvingen van de aanspraken in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Het functioneel omschrijven van de zorg waarop aanspraak bestaat zal inhouden dat niet meer wordt omschreven welke instelling zorg mag verlenen. In het vervolg zullen alleen de aard, inhoud en de omvang van de zorg waarop aanspraak bestaat en de voorwaarden voor het tot gelding brengen van die aanspraak geregeld worden. Er zullen zeven functies worden onderscheiden: huishoudelijke verzorging, persoonlijke verzorging, verpleging, ondersteunende begeleiding, activerende begeleiding, behandeling en verblijf. Het is, zoals nu bekend, de bedoeling dat elke zorgvrager wordt geïndiceerd op basis van deze zeven functies en op basis van zorgzwaarte (klasse). De functie verblijf zal altijd in combinatie met
Cbz/nr 0120-02
21
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
een andere functie voorkomen en kent als enige functie nog sectoren (ouderenzorg, gehandicaptenzorg en geestelijke gezondheidszorg). De welzijns- of dienstverleningsfunctie voor extramuraal verblijvende zorgvragers zal uit de bekostiging van de AWBZ worden overgeheveld naar het aangekondigde dienstverleningsstelsel. Het is de bedoeling dat dit stelsel samenhang gaat vertonen met de Wet Voorzieningen Gehandicapten. Bekostiging naar zorgzwaarte Per 1 januari 2003 zal de bekostiging van de gehandicaptenzorg niet meer plaatsvinden op basis van toegelaten plaatsen, maar op basis van modules en producten van geleverde zorg, waarvoor cliënten geïndiceerd gaan worden. Bestaande zorg wordt omgerekend (zonder direct opnieuw te indiceren) naar het nieuwe systeem. Deze nieuwe bekostiging betekent een ondersteuning voor cliënten om zelf hun zorgaanbieder te kunnen kiezen (persoonsvolgend) en biedt instellingen transparantie ten aanzien van de door hen geleverde zorg. De systematiek van de bekostiging zal een eenduidige aansluiting krijgen bij de hiervoor genoemde functionele aanspraken. Wet exploitatie zorginstellingen Momenteel is de opvolger van de Wet ziekenhuisvoorzieningen, de Wet exploitatie zorginstellingen (WEZ) in de Tweede Kamer in behandeling. Deze proceswet koerst aan op een vraaggerichte zorgverlening met ruimte voor de veldpartijen (zorgverzekeraars en instellingen) om het aanbod flexibel op de vraag af te stemmen.
Cbz/nr 0120-02
22
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
5. EVENWICHT TUSSEN VRAAG EN AANBOD De vraag is hoe de zorgvragen van lichamelijk gehandicapten en het aanbod van zorg zo goed mogelijk op elkaar kunnen worden afgestemd. In dit hoofdstuk wordt bezien hoe vraag en aanbod met elkaar in evenwicht gebracht kunnen worden, tevens rekening houdende met overheidsbeleid. Zoals eerder aangehaald ontbreken adequate gegevens van aantallen zorgvragers om de gevraagde behoeftenormering te geven. Het blijft daarom hier bij een kwalitatieve beschouwing met een bandbreedte van verwachte ontwikkelingen in de zorgvraag.
5.1 Samenvatting vraag en aanbod De samenvattingen van hoofdstuk 2 en 3 zijn hieronder wederom weergegeven. De zorgvragen en behoeften van lichamelijk gehandicapten zijn zeer divers. Een en ander hangt samen met de problematiek waarmee zij kampen (enkelvoudige lichamelijke handicap of gecombineerde problematiek) en met de mate waarin zij in staat zijn de regie over hun eigen leven te voeren. Het is niet bekend hoeveel mensen een enkelvoudige lichamelijke handicap hebben en hoeveel mensen kampen met een gecombineerde problematiek. De hoeveelheid vraag naar zorg of assistentie door lichamelijk gehandicapten kan op basis van huidige gegevens alleen benaderd worden door te kijken naar het gebruik van voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten. De meeste lichamelijk gehandicapten (inclusief ernstig zintuiglijk gehandicapten naar schatting 495.000 mensen) wonen zelfstandig in al dan niet aangepaste woningen en maken eventueel gebruik van de Wet Voorzieningen Gehandicapten. Voor zover bekend bestaat er onder ongeveer 900 van hen behoefte aan verblijf in een woonvoorziening (kleine of grote woonvorm) en ongeveer 1.000 lichamelijk gehandicapten (mogelijk deels reeds verblijvend in een kleine of grote woonvorm) wachten op een ADLclusterwoning. Uit wachtlijstvergelijkingen tussen zorgkantoren en de Stichting Fokus Exploitatie blijkt dat de overlap tussen wachtenden op een plaats in een kleine woonvorm of in een ADL-clusterwoning klein is. Er is behoefte aan werk en dagbesteding. Ongeveer 700 lichamelijk gehandicapten wachten op een plaats in een activiteitencentrum. Naar schatting bevinden zich ongeveer 5.300 lichamelijk gehandicapte mensen in een woonvoorziening, ADL-clusterwoning, verpleeghuis of geestelijke gezondheidszorg. De zorgvragen van deze mensen variëren tussen assistentie bij de algemeen dagelijkse levensverrichtingen tot specifieke verpleging. Onder deze mensen bevindt zich een aantal dat wacht op een zelfstandige woning. Voor zover bekend blijft de vraag naar verblijf in een grote woonvorm achter bij het huidige aanbod. Nieuw Unicum en het Zeehospitium hebben daarentegen aangegeven over een wachtlijst te beschikken. Het aanbod van kleine woonvormen is, gezien de wachtlijsten voor woonvoorzieningen en de bezettingsgegevens, onvoldoende om aan de vraag te voldoen. Kanttekening hierbij is dat in de woonvoorzieningen voor kinderen daarentegen leegstand wordt geconstateerd. De wachtlijst voor kleine woonvormen wordt deels veroorzaakt door het tekortschieten van de mogelijkheid om door te stromen naar zelfstandige woningen of naar ADL-clusterwoningen.
Cbz/nr 0120-02
23
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Het aanbod aan ADL-clusterwoningen is volgens opgave van de Stichting Fokus Exploitatie (wachtlijst ongeveer 1.000 mensen) te laag om aan de vraag te voldoen. Het aanbod wordt de komende jaren uitgebreid met ruim 300 woningen. Lichamelijk gehandicapten in verpleeghuizen verblijven deels op jongerenafdelingen en deels verspreid over de afdelingen. Zij ontvangen verzorging / verpleging en dagbesteding in het verpleeghuis. In de geestelijke gezondheidszorg en verstandelijk gehandicaptenzorg bevinden zich eveneens lichamelijk gehandicapten. Er zijn geen aparte woonvoorzieningen voor lichamelijk gehandicapten in de geestelijke gezondheidszorg. Het is moeilijk te onderscheiden in hoeverre de bewoners in de verstandelijk gehandicaptenzorg meer lichamelijk of meer verstandelijk gehandicapt zijn.
5.2 Streven naar meer evenwicht Een betere indicatiestelling van de zorgvragen van lichamelijk gehandicapten zal helpen om de inhoud en de omvang van de vraag goed vast te kunnen stellen. Hierdoor zou ook het aanbod beter afgestemd kunnen worden op de vraag. In dit onderdeel wordt gekeken naar de ontwikkelingen die gaande zijn in vraag en aanbod in de zorg voor lichamelijk gehandicapten en wordt een indicatie van de mogelijke behoefte weergegeven. Bij deze verkenning past de kanttekening dat met het voornemen van het departement om de aanspraken ex AWBZ functioneel te gaan omschrijven een verschuiving zou kunnen gaan optreden. Het aantal aangepaste zelfstandige woningen voor lichamelijk gehandicapten schiet tekort. Dit bemoeilijkt onder meer de uitstroom van lichamelijk gehandicapten uit de woonvormen en begeleid zelfstandig wonen projecten. Het is moeilijk een indicatie te geven van het aantal te realiseren woningen, maar de verwachting is dat het minimaal 1.500-2.000 woningen zal betreffen (voortgaande vermaatschappelijking van de grote en kleine woonvormen en verbetering van de doorstroming en daardoor afname van de wachtlijst voor de woonvormen). Bij de realisatie van meer zelfstandige woningen zal daarbij ook de vraag naar meer verzorging, begeleiding of verpleging thuis toenemen. Hierbij is ook van belang dat het aantal servicepunten of steunpunten in de wijk zal toenemen. Ook het aantal ADL-clusterwoningen zal dienen toe te nemen om in de vraag naar ADL-assistentie te kunnen voorzien. Het aantal ADL-clusterwoningen van de Stichting Fokus Exploitatie zal de komende jaren met 300 toenemen (geplande en in aanbouw zijnde projecten). Daarbovenop zouden, gezien de wachtlijst, nog eens 600-700 ADL-clusterwoningen extra gerealiseerd moeten worden. Mochten deze woningen niet langer als ADL-clusterwoning bestemd worden, dit geldt ook voor de zelfstandige woningen, dan kunnen ze gemakkelijk teruggegeven worden aan de woningmarkt of bestemd worden voor ouderenhuisvesting. Door de uitbreiding van zorg en begeleiding thuis en andere voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten zal de vraag naar verblijf / wonen in grote woonvormen kunnen afnemen. Uitbreiding van de capaciteit lijkt dan ook niet in de rede te liggen. Voortgaan met een strategische bezinning op de toekomst is aan te raden. Mede gezien de ontwikkelingen die nu reeds in gang zijn gezet door de grote woonvormen, valt te denken aan het volgende. De bewoners van Amstelrade zullen gaan verhuizen naar ADL-clusterwoningen in Amsterdam en Amstelveen. Het Dorp zal waarschijnlijk afslanken en zich vooral meer gaan richten op de opvang van mensen met cognitieve stoornissen en andere intensieve zorgvragen. Ook omgekeerde integratie kan hier aan de orde zijn. Het Zeehospitium zal zich wellicht blijven richten op lichamelijk gehandicapten die ook kampen met een verstandelijke handicap. Ook hier
Cbz/nr 0120-02
24
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
zijn plannen voor omgekeerde integratie. Nieuw Unicum gaat voort met het bieden van zorg voor mensen met cognitieve en gedragsmatige stoornissen en toenemende lichamelijke handicaps. Uitbreiding van de capaciteit voor Nieuw Unicum is bij verbetering van de andere voorzieningen waarschijnlijk niet nodig. Voor alle woonvormen geldt dat de huidige bewoners van de grote woonvormen niet zouden hoeven te verhuizen, indien zij dit niet willen. Het kan ook zijn dat de grote woonvormen in de toekomst geheel gaan verdwijnen en in kleinschalige eenheden uiteen zullen gaan. Aandachtspunt hierbij is dat de beleidsmatig voorgestelde kleinschalige eenheden van maximaal 6 personen ook exploitabel te maken en te houden zijn. Voorzover bekend blijft voor de korte en middellange termijn behoefte bestaan aan wonen in een kleine woonvorm. Bij een verbeterde doorstroming naar ADL-cluster- of zelfstandige woningen wordt niet verwacht dat het aantal plaatsen in de kleine woonvormen zal hoeven toe te nemen. Bij een voortzettende trend van leegstand in de kleine woonvormen voor kinderen zal naar verwachting over een aantal jaren ook de behoefte aan plaatsen in kleine woonvormen voor volwassenen dalen. Bij voortdurende leegstand zou overwogen kunnen worden de bestemming van kleine woonvormen voor kinderen te wijzigen in een woonvorm voor volwassenen. Het is doorgaans niet de wens van lichamelijk gehandicapten om verspreid over de “ouderen”afdelingen van verpleeghuizen te verblijven. Zij zijn vanwege hun intensieve zorgvragen en problematiek echter meestal niet in staat om zelfstandig te wonen of in een kleine woonvorm te verblijven. Daarentegen kunnen deze mensen wel behoefte hebben aan verblijf in de buurt van de eigen sociale omgeving en bij lot- en leeftijdsgenoten. Gezien het huidige aantal lichamelijk gehandicapten in verpleeghuizen dat voorzover bekend in aanmerking komt (geschat wordt maximaal 1.000) en de expertise in zorgverlening die voor deze groep benodigd is, wordt concentratie van deze lichamelijk gehandicapten onder regionale regie aangeraden. Het verdient daarom aanbeveling om afhankelijk van de vraag minimaal één afdeling voor (jongere) lichamelijk gehandicapten per WZV-regio te realiseren. Deze afdeling kan gesitueerd worden bij een verpleeghuis of bij een semi-murale instelling voor lichamelijk gehandicapten. Uitzondering hierop zouden de regio’s kunnen zijn waar grote woonvormen voorkomen, eventueel ook de regio’s die grenzen aan de regio van de grote woonvorm. Deze speciale afdelingen zouden vanwege het ruimtebeslag door de rolstoelen die deze lichamelijk gehandicapten gebruiken, de behoefte aan privacy en bezoek ontvangen en gezien de doorgaans lange duur van verblijf extra ruimte ter beschikking dienen te krijgen. Voor de precieze bepaling van het huidige aantal lichamelijk gehandicapten en de verwachting voor de toekomst is nader onderzoek nodig. Ook kan er voor gekozen worden deze lichamelijk gehandicapten de mogelijkheid te bieden van verblijf in groepswoningen of in geclusterde woningen met intensieve zorg thuis. Lichamelijk gehandicapten hebben behoefte aan werk en dagbesteding. Extra aandacht is dan ook nodig voor het mogelijk maken van werk en volwaardige dagbesteding. Dit betekent zoveel mogelijk werk als zelfstandige of in dienstverband, eventueel in WSW-verband. Vervoer van en naar het werk of dagbesteding zal voor iedere lichamelijk gehandicapte mogelijk moeten zijn. Ook zou extra aandacht besteed kunnen worden aan de behoefte van lichamelijk gehandicapten om meer gebruik te kunnen maken van computers. Gezien de wachtlijst voor de activiteitencentra voor lichamelijk gehandicapten en de verwachte toename aan dagbesteding van thans in het verpleeghuis of grote woonvorm verblijvende lichamelijk gehandicapten zal het aantal plaatsen in de semi-murale activiteitencentra met ongeveer 700-1.200 moeten groeien om te kunnen voorzien in de behoefte.
Cbz/nr 0120-02
25
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Het verdient aanbeveling de aanwezigheid van lichamelijk gehandicapten met behoefte aan langdurig verblijf in de geestelijke gezondheidszorg zoveel mogelijk te voorkomen. Een mogelijkheid hiertoe is om vanuit de geestelijke gezondheidszorg de psychiatrische begeleiding van individuele cliënten thuis of in een woonvorm te versterken. Mocht verblijf in de geestelijke gezondheidszorg toch aan de orde blijven, dan is aanpassing van de verblijfruimte voor de lichamelijk gehandicapte noodzakelijk.
Cbz/nr 0120-02
26
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
6. BOUWKUNDIG-FUNCTIONELE ASPECTEN In dit hoofdstuk wordt nagegaan welk bouwkundig-functioneel kader nodig is in de sector voor lichamelijk gehandicapten voor voorzieningen die vallen onder de Wet ziekenhuisvoorzieningen. 20 Fokuswoningen , ADL-clusters en de kleine woonvormen zijn geen voorzieningen ex WZV en zijn daarom voor het stellen van een kader in dit hoofdstuk buiten beschouwing gelaten. Het bouwkundig-functionele kader voor lichamelijk gehandicapten kan ook van toepassing zijn voor voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten in een verpleeghuis. Binnen het kader kunnen speciale afdelingen, groepswoningen of een cluster (individuele) woningen met intensieve zorg thuis worden gerealiseerd. Bij groepswoningen kan een bewoner de beschikking hebben over gemeenschappelijk of eigen sanitaire voorzieningen. Het doel van dit hoofdstuk is om te komen tot een kader voor de bruto oppervlakte en om vervolgens in hoofdstuk 7 te komen tot een kader voor toe te stane investeringskosten. De aanvragen voor semi-murale voorzieningen worden behandeld door het ministerie van VWS. De aanvragen voor intramurale voorzieningen worden conform de WZV getoetst door het Bouwcollege. 6.1 Historie 6.1.1 Intramurale toetsingskader Het bureau van het Bouwcollege heeft in 2000, naar aanleiding van initiatieven van de grote woonvormen, concept-maatstaven ten behoeve van nieuwbouwplannen voor een grote woonvorm opgesteld. De concept-maatstaven zijn een verdere uitwerking van een werknorm zoals was vastgelegd tussen het ministerie van VWS en het Bouwcollege. In deze concept-maatstaven wordt een bruto oppervlakte voor wonen in groepsverband van 60 m² per plaats (bewoner) voorgesteld en voor zelfstandig wonen van 69 m² per plaats (bewoner). Het zelfstandig wonen heeft hierbij betrekking op een (individuele) woning. Voor dagactiviteiten inclusief medische en paramedische zorg is een bruto oppervlakte van 19 m² per plaats gehanteerd, voor logistieke functies (centraal bureau) 4 m² per plaats en voor techniekruimten 1 m² per plaats. De concept-status van de maatstaven is tot dusverre niet gewijzigd. 6.1.2 Semi-murale toetsingskader (kleine woonvormen) Het ministerie van VWS hanteert als beoordelingskader voor aanvragen van de semi-murale voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten (kleine woonvormen) een bruto oppervlakte van 67 m² per plaats voor wonen en 4,5 m² per plaats voor algemene voorzieningen in relatie tot de woonvoorzieningen. Voor voorzieningen voor dagbesteding wordt uitgegaan van een bruto oppervlakte van 17 m² per plaats en voor een centraal bureau van 3,75 m² per plaats. De te realiseren bruto oppervlakte voor het centraal bureau is tevens afhankelijk van het aantal locaties en het aantal plaatsen 20
Fokus verleent ADL assistentie aan lichamelijk gehandicapten die zelfstandig in een aangepaste woning wonen en deze ook huren. Fokus heeft op een cluster van circa 12 tot 15 verspreid liggende woningen een kantoor (steunpunt). De bewoner kan door middel van een speciaal aangelegd oproepsysteem de assistentie uit het kantoor oproepen. Er is in feite sprake van scheiden van wonen en zorg (ADL assistentie). Het kantoor is de ADL-eenheid van waaruit in een 24-uurs dienstverlening op afroep en aanwijzig assistentie wordt verzorgd.
Cbz/nr 0120-02
27
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
waarvoor het bureau nodig is. De toe te stane bruto oppervlakte voor voorzieningen voor dagbesteding en een centraal bureau wordt bepaald door de basis oppervlakte per locatie op te hogen met een locatietoeslag.
6.2 Actuele ontwikkelingen 6.2.1 Actualisatie maatstaven nieuwbouw voor verstandelijk gehandicapten De geactualiseerde maatstaven ten behoeve van nieuwbouwplannen voor voorzieningen voor verstandelijk gehandicapten zijn door het Bouwcollege op 14 januari 2002 vastgesteld. De maatstaven hebben betrekking op nieuwbouwplannen voor intramurale voorzieningen voor wonen, dag- en vrijetijdsbesteding, zorg en ondersteunende functies. De nieuwe maatstaven maken een onderscheid naar algemene uitgangspunten, zorginhoudelijke aspecten, basiskwaliteitseisen, bouwkundige modules en financiële aspecten. In de algemene uitgangspunten, de basiskwaliteitseisen en de bouwkundige modules worden kaders aangegeven waaraan bouwplannen moeten voldoen. De basiskwaliteitseisen beschrijven het minimaal noodzakelijke kwaliteitsniveau waaraan bepaalde voorzieningen of ruimten moeten voldoen in termen van functionaliteit, veiligheid en hygiëne (analoog aan de verdeling in het bouwbesluit). Een basiskwaliteitseis kan bijvoorbeeld betrekking hebben op de minimale nuttige oppervlakte waaraan een ruimte moet voldoen. In de maatstaven is omwille van de flexibiliteit gekozen voor een modulaire opbouw. Hiermee wordt bedoeld dat modules en onderdelen van modules onderling te koppelen zijn. Zo kan een zorgfunctie aan een voorziening voor dagbesteding of wonen gekoppeld zijn. Voor het bepalen van de maximale investeringskosten wordt uitgegaan van de oppervlakte van een bouwkundige module en de norm volgens de Bouwkostennota. Binnen de maximaal toe te stane investeringskosten kan de instelling een grotere oppervlakte realiseren. 6.2.2. Intentieverklaringen van VWS Bij gebrek aan een beoordelingskader heeft VWS, vooruitlopend op de advisering door het Bouwcollege, intentieverklaringen aan enkele instellingen afgegeven. Hierin stelt VWS dat bij het bepalen van de toe te stane bruto oppervlakte voor intramurale instellingen zal worden uitgegaan van de norm voor de semi-murale voorzieningen voor de LG sector. Voor de semi-murale voorzieningen (zoals dit vertaald is naar de intentieverklaringen) gelden de volgende toe te stane vloeroppervlakten (tabel 8). Tabel 8. Hoofdfunctiegroep
bruto vloeroppervlakte per plaats (m²)
Woonvoorzieningen
67
ADL/zorg voor het wonen
4,5
activering en recreatie Totaal
Cbz/nr 0120-02
26,5 98
28
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
De algemene voorzieningen in relatie tot de woonvoorzieningen hebben betrekking op de ruimten voor het personeel dat ADL assistentie en begeleiding levert. Het gaat hierbij niet om de paramedische en medische zorg, maar om een ruimte voor een slaapwacht en dergelijke. Volgens de intentieverklaringen kan voor de raming van de investeringskosten voor het wonen de instellingsnormering voor woonvoorzieningen voor verstandelijk gehandicapten volgens de Bouwkostennota worden toegepast.
6.3 Bouwkundig-functionele aandachtspunten 6.3.1. Algemeen Met de actualisatie van de bouwmaatstaven ten behoeve van nieuwbouwplannen voor voorzieningen voor verstandelijk gehandicapten zijn randvoorwaarden gedefinieerd waar een voorziening aan moet voldoen. In de maatstaven zijn aanvullende eisen geformuleerd voor rolstoelgebonden cliënten, maar geen specifieke eisen voor mensen met meervoudige handicaps en mensen met enkelvoudige lichamelijke handicaps. De in de bouwmaatstaf opgenomen randvoorwaarden, met een verwijzing naar het Bouwbesluit, het Handboek voor Toegankelijkheid (rolstoeltoegankelijkheid), de Arbowet (bijvoorbeeld het gebruik van tilliftsystemen) en de Tabakswet, zijn ook van toepassing op voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten. De fysieke beperkingen van de lichamelijk gehandicapten en de benodigde hulpmiddelen zijn bepalend voor de maat en functionele vormgeving van de ruimte. Ook de dienstverlening en de aard van de dienstverlening zijn van invloed op de oppervlakte behoefte en de functionele vormgeving van de ruimte. Eén van de primaire hulpmiddelen van de lichamelijk gehandicapten is de rolstoel. In geval van lichamelijke handicaps die immobiliteit tot gevolg hebben, kan een lichamelijk gehandicapte gebruik maken van de zelfbewegende rolstoel. De zelfbewegende rolstoel heeft een draaicirkel van 1,5 m. De rolstoelen waarvan de meeste lichamelijk gehandicapten, ten gevolge van de mate van de handicaps, gebruik maken zijn elektrisch en hebben een lengte met dito draaicirkel die kan oplopen tot circa 1,8 tot 2 m. De elektrische rolstoel neemt daardoor meer ruimte in beslag dan de zelfbewegende rolstoel. Enkele cliënten hebben naast een elektrische rolstoel eventueel een tweede elektrische rolstoel of een zelfbewegende rolstoel. Voor extra rolstoelen moet ook rekening worden gehouden met de benodigde bergruimte. De toeslag voor de oppervlaktebehoefte voor de hulpmiddelen voor intramurale voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten wordt minimaal bepaald door de ruimtelijke eisen van de elektrische rolstoel, het gebruik van een tilliftsysteem (met de bijkomende transferruimte) of eventueel een douchestretcher. De rolstoeltoegankelijkheid volgens het Handboek voor Toegankelijkheid heeft vooral betrekking op de zelfbewegende rolstoel. In het Handboek voor toegankelijkheid wordt voor gebouwen voor de gezondheidszorg opgemerkt dat de toegankelijkheidseisen voor de gebruikers boven de eisen uit kunnen stijgen die in het kader van de integrale toegankelijkheid aan gebouwen worden gesteld. Om de toegankelijkheid voor deze gebruikers te bepalen, is een projectgebonden studie op zijn plaats.
Cbz/nr 0120-02
29
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Het Handboek Buitengewoon Wonen richt zich op voorzieningen voor mensen die voorheen zijn gehuisvest in intra- en semi-murale instellingen. In het handboek wordt uitgegaan van ruimtegebruik door een zelfbewegende en een elektrische rolstoel en een verrijdbaar bed. Het Bouwcollege heeft op 14 januari 2002 het signaleringsrapport ICT (informatie en communicatie technologie) en de bouwkundige infrastructuur uitgebracht, waarin nader wordt ingegaan op deze ontwikkelingen en de gevolgen voor de bouw. Lichamelijk gehandicapten hebben volgens het signaleringsrapport, vooral als ze zelfstandig wonen, veel aan domotica. Voorkomende ICT toepassingen zijn bijvoorbeeld alarmering, telefoon, toezicht, bediening van allerlei functies zoals verlichting, gordijnen, ramen, deuren of losse elektrische apparatuur. De toepassingen moeten vanuit de rolstoel kunnen worden bediend. De mate van benodigde ICT voorzieningen voor een lichamelijk gehandicapte is afhankelijk van de zorgvraag van de cliënt. Bij nieuw te bouwen (woon)voorzieningen zou met de mogelijkheden voor ICT rekening moeten worden gehouden door het aanbrengen van loze leidingen. 6.3.2. Criteria voor de toe te stane bruto vloeroppervlakte voor intramuraal verblijf De te realiseren intramurale woonvorm kan een speciale afdeling, in groepswoningen of in een cluster (individuele) woningen met intensieve zorg thuis betreffen. De keuze zal samenhangen met de wensen van de cliënt en de mogelijkheden voor sociale zelfredzaamheid. De toe te stane oppervlakte kan zowel van toepassing zijn op vormen van groepswoningen en (individuele) woningen. In geval van een speciale afdeling en groepswoningen kan conform het beleidstoetsingskader worden uitgegaan van een groep van maximaal 6 cliënten. De cliënten hebben in dat geval de beschikking over een eigen zit-/slaapkamer en (eventueel) eigen sanitair en daarnaast een gemeenschappelijk te gebruiken woonkamer met keuken. Eventueel heeft de cliënt beschikking over een keukenblok of een kitchenette. Bij individuele woningen heeft de cliënt de beschikking over een eigen appartement met een woonkamer, keuken (in combinatie met de woonkamer), een slaapkamer en een sanitaire unit. Meerdere appartementen kan in een cluster zijn gelegen. In de concept maatstaven voor voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten is de volgende onderverdeling opgenomen voor de minimale nuttige oppervlakte voor enkele ruimten. Deze minimale oppervlakte is te beschouwen als basiskwaliteitseis. Tabel 9. basiskwaliteitseisen voor afzonderlijke ruimten voor intramuraal verblijvende lichamelijk gehandicapten Ruimteomschrijving
Minimale nuttige oppervlakte in m²
Woonkamer
20
Slaapkamer
15
Sanitair
7
Voor wonen met een sanitaire unit kan uit worden gegaan van een bruto oppervlakte van 67 m² per bewoner/plaats.
Cbz/nr 0120-02
30
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Dit komt op hoofdlijnen overeen met het toetsingskader ex WZV voor de sectoren verpleging en verzorging voor zover het gaat om vergelijkbare doelgroepen en voorzieningen. Ten behoeve van zorg en/of ADL ondersteuning bij het wonen wordt uitgegaan van een toeslag van de bruto oppervlakte van 4,5 m² per bewoner/plaats. Met deze toeslag voor de ondersteuning komt de toe te stane bruto oppervlakte neer op 71,5 m² per bewoner/plaats. In aansluiting op de bouwmaatstaven ten behoeve van nieuwbouwplannen voor voorzieningen voor verstandelijk gehandicapten kan bij toepassing van een kamergebonden sanitair een toeslag worden toegekend ten behoeve van rolstoelgebruik. Afhankelijk van de gekozen bouwkundige invulling komt ten behoeve van de elektrische rolstoel de toeslag neer op 3 m² nuttig (=4,5 m² bruto) per kamer/bewoner. Deze toeslag komt bovenop de in de standaard woonfuncties begrepen ruimte, van 7 m² nuttig per unit, voor sanitaire voorzieningen. Tabel 10: resumé vloeroppervlakte wonen Aantal bewoners
Lichamelijk gehandicapten met gemeenschappelijk sanitair Lichamelijk gehandicapten met individueel sanitair
bruto m² per bewoner basiskwaliteitseis 1 persoon 2 personen 3 tot 6 in nuttige m² personen per ruimte 76 71,5 71,5 zit-/slaapkamer 15, sanitaire unit 7 76 76 76
In geval van samenwonen van een intramuraal geïndiceerde lichamelijk gehandicapte bewoner met een niet lichamelijk gehandicapte partner kan een groter verblijf nodig zijn. De extra bruto oppervlakte ten behoeve van niet-intramurale capaciteit is in het kader van de WZV te beschouwen als een nietnoodzakelijk bestanddeel. Bij het scheiden van wonen en zorg kan een steunpunt of een inloopcentrum worden gerealiseerd. Voor de minimale eisen en de voorwaarden waaronder dit mogelijk is, kan worden verwezen naar de bouwmaatstaven voor verstandelijk gehandicapten. Hierbij dient als minimale eis te worden gesteld dat de ruimten moeten voldoen aan de toegankelijkheid voor de elektrische rolstoelen. De oppervlaktebehoefte voor de voorzieningen voor dagbesteding en de algemene voorzieningen, wordt hierna nader besproken. Voor deze voorzieningen zijn ook de bovengenoemde criteria van toepassing.
6.4 Vormen van voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten 6.4.1 Zelfstandige woningen en groepswonen De normering voor “rolstoeltoegankelijke” woningen (seniorenwoningen, levensloopbestendige woningen) is over het algemeen gebaseerd op de “zelfbewegende” rolstoel en biedt ontoereikende oplossingen voor lichamelijk gehandicapten. Het toepassen van deze normering voor lichamelijk gehandicapten kan te kort schieten doordat de elektrische rolstoel grotere afmetingen heeft dan de zelfbewegende rolstoel.
Cbz/nr 0120-02
31
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Flexibele en multifunctionele woningen die met het oog op meerdere doelgroepen zijn of worden gebouwd, zijn volgens de klankbordgroep ontoereikend voor de specifieke ruimtelijke eisen voor lichamelijk gehandicapten. De klankbordgroep wijst er op dat de flexibiliteit in de vorm van het vervangen van een aanrecht en een toilet ten behoeve van een nieuwe bewoner, eenvoudig moeten kunnen worden gerealiseerd. De elektrische rolstoel moet kunnen worden opgeladen in of nabij de woonvoorziening of woning. Hiertoe is in de woonruimte van de cliënt een ruimte voor stalling (bij voorkeur in de woning) met een aansluiting voor het laden van de accu nodig. In de ruimten binnen de woningen en met name in de woningen moet bij de vormgeving en inrichting van de ruimten rekening worden gehouden met bewegingsruimte voor het verzorgend of assisterend personeel. Een voorbeeld is het verrichten van transfers met een tillift om de cliënt vanuit het bed in de rolstoel te helpen. Voor het maken van transfers kan gebruik gemaakt worden van een losse tillift of van een vast tilliftsysteem. De gebouwen waarin de woningen of woonvormen worden gerealiseerd kunnen zijn voorzien van personenliften. Hierbij dienen de personenliften conform de nodige voorschriften te worden uitgevoerd ten behoeve van rolstoelgebruikers. 6.4.2 Werk en dagbesteding Bij de grote woonvormen hebben de cliënten afhankelijk van de mate van lichamelijke handicaps werk en dagbesteding binnen de instelling, erbuiten zoals op een sociale werkplaats of in een reguliere vorm van werk. De werkzaamheden variëren van eenvoudig bezig zijn tot een reguliere baan buiten de instelling. De maatstaven ten behoeve van nieuwbouwplannen voor verstandelijk gehandicapten geven de kaders aan voor de mogelijke invulling voor vormen van dagbesteding. De maximale bruto oppervlakte voor een arbeidsmatige en (re)creatieve dagbesteding komt, volgens de maatstaf, bij een groep van 10 meervoudig complex gehandicapte cliënten neer op 248 m². Conform de intentieverklaring van WVS zou voor de toe te stane bruto oppervlakte, afhankelijk van de aard van de werkzaamheden, uitgegaan kunnen worden van maximaal 26,5 m² per plaats. Bij het realiseren van een voorziening voor dagbesteding dient rekening gehouden te worden met toegankelijkheid voor de elektrische rolstoelen. 6.4.3 Algemene voorzieningen De minimale eisen en de voorwaarden voor algemene voorzieningen zoals kantoren voor beheer en opleiding, medische en paramedische zorg, technische en civiele dienst, personeelsvoorzieningen, steunpunt en inloopcentrum zijn geformuleerd in de bouwmaatstaven ten behoeve van nieuwbouwplannen voor voorzieningen voor verstandelijk gehandicapten. Voor het ontwerp van deze ruimten dient met de toegankelijkheid voor elektrische rolstoelen rekening te worden gehouden. De grote woonvormen hebben als bijzondere functie van de technische dienst een werkplaats voor het op maat maken en aanpassen van rolstoelen in overleg met de ergotherapeut en de reguliere onderhoudswerkzaamheden aan aandrijving van de rolstoelen. Het op maat maken en aanpassen wordt
Cbz/nr 0120-02
32
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
door de instellingen gezien als een vorm van expertise. De netto oppervlakte voor een werkplaats van een instelling komt minimaal neer op 32 m². In het oppervlak van de rolstoelwerkplaats is tevens begrepen de bij de functie ergotherapie behorende atelierruimte (met een netto oppervlakte van 12 m²) voor rolstoelaanpassingen en prothesen. Bij de reguliere onderhoudswerkzaamheden wordt, mede door de deconcentratie van cliënten, en in toenemende mate gebruik gemaakt van onderhoudscontracten met leveranciers.
Cbz/nr 0120-02
33
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
7. ECONOMISCHE BESCHOUWING
7.1. Investeringskaders De intentieverklaring van VWS gaat uit van toepassing van de norm voor een woonvoorziening voor verstandelijk gehandicapten volgens de Bouwkostennota. Dit komt volgens Bouwkostennota 2001 neer op een bedrag van € 1.493,-- (ƒ 3.288,--), per m² incl. BTW, prijspeil januari 2001, exclusief grond- en startkosten. De norm voor dagactivering / besteding is € 1.239,-- (ƒ 2.728,--), incl. BTW, prijspeil januari 2001, per m², exclusief grond- en startkosten. De norm voor een kantoor en ambulante zorg is € 1.408,-(ƒ 3.103,--) per m², incl. BTW, prijspeil januari 2001, exclusief grond- en startkosten. Voor de toepassing van een plafond-tilliftsysteem kan een additioneel bedrag van circa € 6.080,-(ƒ 13.400,--), incl. BTW, prijspeil januari 2001, per plaats worden gehanteerd. Ten aanzien van additionele investeringskosten voor ICT is in het signaleringsrapport ICT en de bouwkundige zorg gerelateerde infrastructuur aangegeven dat vanuit de huidige kostennormering marginale systemen voor hulpoproep zijn voorzien. Volgens hetzelfde onderzoek worden bewakingssystemen gedeeltelijk bekostigd uit de exploitatie doordat een besparing op personeel mogelijk is. Voor de toepassing voor meer uitgebreidere systemen en voor het maken van extra aansluitingen voor data, telefonie en (glasvezel) netwerken voor terreinen en vaste verbindingen naar locaties kan een verhoging van de investeringskosten voor elektrotechnische voorzieningen worden gehanteerd van circa € 23,-- (= ƒ 50,--) per bruto m². In geval van scheiden van wonen en zorg zou per woning voor het realiseren van installatietechnische aanpassingen ten behoeve van domotica-toepassingen een extra investering van € 2.270,-(= ƒ 5.000,--) per woning kunnen worden gehanteerd. De hier genoemde kaders zijn gebaseerd op de Bouwkostennota 2001. Momenteel vindt een kostenonderzoek plaats voor de Bouwkostennota 2002. Bij het vaststellen van de Bouwkostennota 2002 zullen de daarin opgenomen normen en kaders van toepassing zijn.
7.2 Investeringsraming op basis van extra benodigde capaciteit 7.2.1. Benodigde investeringen ten gevolge van extra intramurale capaciteit Vooralsnog uitgaande van een uitbreiding van een intramurale capaciteit van 500 plaatsen (zie paragraaf 5.2), zal ook een uitbreiding van voorzieningen voor wonen, dagbesteding en algemene voorzieningen nodig zijn. Voor een raming van de benodigde investeringskosten wordt uitgegaan van de maximale bruto oppervlakte en de hierboven genoemde financiële kaders. De grondkosten zijn gebaseerd op de norm voor instellingen voor verstandelijk gehandicapten volgens de Bouwkostennota 2001. Uitgaande van een toe te stane bruto oppervlakte van 71,5 m² per plaats, de norm voor een woonvoorziening volgens de Bouwkostennota, een toeslag voor een vast tilliftsysteem en domotica-
Cbz/nr 0120-02
34
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
toepassingen, komt dit neer op een investering van € 67 mln, inclusief grondkosten, voor 500 plaatsen wonen. Uitgaande van een toe te stane bruto oppervlakte van 26,5 m² per plaats en de norm volgens de Bouwkostennota voor dagbesteding, komt dit neer op een investering van € 20 mln, inclusief grondkosten voor 500 plaatsen dagbesteding. De investeringen ten behoeve de algemene voorzieningen voor 500 plaatsen komen neer op circa € 6,0 mln, inclusief grondkosten. In totaal komen de verwachte investeringskosten komen bij een volledige intramurale invulling derhalve neer op circa € 93 mln, inclusief grondkosten, voor 500 plaatsen.
7.2.2. Benodigde investeringen ten gevolge van extra capaciteit Fokuswoningen Naast de geplande en in aanbouw zijnde projecten van Fokus, zullen nog 600 à 700 woningen gerealiseerd moeten worden om de wachtlijst weg te werken. Dit komt neer op een uitbreiding van gemiddeld 50 clusters. Voor de bouw van een cluster (minimaal 12 en maximaal 15 aangepaste drie en vier kamer woningen in de sociale huursector en een ADL-eenheid) worden projectsubsidies verstrekt aan de rechtspersoon die het cluster wil bouwen. De benodigde investeringskosten van recent gerealiseerde projecten komen gemiddeld neer op circa € 0,7 mln. per cluster (volgens de gegevens van maart 2002 van CBZ). De subsidie wordt verstrekt vanuit de regeling subsidies AWBZ en Ziekenfondswet. Jaarlijks wordt een subsidie plafond vastgesteld. Voor subsidie komen in aanmerking de bouwkosten van de ADL-eenheid, de extra kosten die nodig zijn voor de bouw van de ADL woningen in verband met de verruiming van deze woningen ten opzichte van de normale woningen in het complex, de extra kosten voor de voorzieningen en de aanpassingen in de ADL-woningen en de ADL-eenheid en de kosten van de alarm-intercominstallatie waarmee cliënten hulp- en alarmoproepen plaatsen en waarmee medewerkers communiceren met cliënten. De totale investeringskosten komen bij 50 clusters (600 à 700 plaatsen) derhalve neer op circa € 35 mln. (op basis van de gegevens van maart 2002 van CBZ). Uitgaande van een stijging van de bouwkosten kan dit oplopen tot een bedrag van circa € 45 mln. De subsidies voor deze investeringskosten worden vanuit de AWBZ verstrekt aan de verhuurders (over het algemeen de woningcorporaties). De investeringskosten van de (sociale) huurwoningen komen, zoals gebruikelijk, voor rekening van woningcorporaties.
Cbz/nr 0120-02
35
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
8. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
1.
Om een uitspraak te kunnen doen omtrent de vraag van lichamelijk gehandicapten naar zorg, wonen en dagbesteding is meer en betere registratie noodzakelijk. De omvang van de vraag is, vanwege het ontbreken van adequate gegevens, benaderd door te kijken naar het huidige gebruik van voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten en de wachtlijsten. De volgende conclusies en aanbevelingen geven de geconstateerde trends en mogelijke bandbreedtes aan.
2.
Het verdient aanbeveling de indicatiestelling door de Regionale Indicatieorganen zo op te zetten opdat in de toekomst een beter inzicht ontstaat in de behoefte van lichamelijk gehandicapten aan wonen, zorg, assistentie, werk of dagbesteding. Door de RIO’s zou ook aandacht besteed moeten worden aan de combinaties van zorgvragen: de lichamelijke handicap in combinatie met de problematiek die voortvloeit uit verstandelijke handicaps, psychiatrische stoornissen, cognitieve stoornissen, enzovoorts.
3.
Lichamelijk gehandicapten hebben behoefte aan verschillende vormen van zorg of assistentie. Een en ander hangt samen met hun persoonlijke wensen, de problematiek waarmee zij kampen en de mate waarin zij in staat zijn de regie over hun eigen leven te voeren.
4.
Het aantal aangepaste zelfstandige woningen, groepswoningen en ADL-clusterwoningen schiet te kort. Geschat wordt dat het aantal zelfstandige woningen met 1.500 tot 2.000 (eventueel bestaande woningen aangepast met WVG-geld) en het aantal ADL-clusterwoningen met 900 tot 1.000 zal dienen toe te nemen om in de vraag te voorzien. Er is door de Stichting Fokus Exploitatie een uitbreiding gepland van 300 woningen waarvan reeds een aantal in aanbouw is. Daarbovenop is er waarschijnlijk behoefte aan 600 tot 700 extra woningen (50 clusters). De investeringskosten voor de realisatie van deze extra ADL-clusterwoningen zullen ongeveer € 45 mln bedragen ten laste van de AWBZ (projectsubsidie College voor zorgverzekeringen). Ten behoeve van de lichamelijk gehandicapten die wonen in aangepaste zelfstandige woningen of groepswoningen zal ook het aantal servicepunten of steunpunten in de wijk dienen toe te nemen, alsmede het aantal hulpverleners.
5.
Door de uitbreiding van zorg en begeleiding thuis en andere voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten zal de vraag naar wonen in grote woonvormen verder kunnen afnemen. Uitbreiding van de capaciteit in de vorm van grote woonvormen ligt dan ook niet in de rede.
6.
Naar verwachting blijft de behoefte aan wonen in kleine woonvormen voor volwassenen in de huidige omvang vooralsnog bestaan. De kleine woonvormen kunnen ook volgens het scheiden van wonen en zorg concept vormgegeven worden (24 uur zorg in zelfstandige woningen). Afgewacht dient te worden hoe de trend omtrent leegstand in de kleine woonvormen voor kinderen zich voortzet.
7.
Aangenomen wordt dat het doorgaans niet de wens van lichamelijk gehandicapten is om verspreid over de “ouderen”-afdelingen van verpleeghuizen te verblijven. Gezien de problematiek waar deze lichamelijk gehandicapten doorgaans mee kampen is verblijf in een zelfstandige woning doorgaans niet mogelijk. Zij zouden behoefte kunnen hebben aan verblijf bij lot- en leeftijdsgenoten en aan
Cbz/nr 0120-02
36
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
deskundige en intensieve zorg. De zorg zou, afhankelijk van de keuze van de cliënt, geconcentreerd kunnen worden in een speciale afdeling, in groepswoningen of in een cluster woningen met intensieve zorg thuis. Op basis van een huidige schatting zou het ongeveer 1.000 personen (500 op de zogenaamde jongerenafdelingen en 500 verspreid verblijvende lichamelijk gehandicapten) kunnen betreffen, maar voor de bepaling van het aantal lichamelijk gehandicapten is een betere indicatiestelling noodzakelijk. De speciale afdelingen zouden bij semi-murale voorzieningen of bij verpleeghuizen gesitueerd kunnen worden. De speciale afdelingen zouden dan in aanmerking kunnen komen voor ruimtetoeslagen voor het wonen (meer privacy en meer mogelijkheden om bezoek te ontvangen). De investeringskosten voor de realisatie van deze afdelingen voor 500 extra plaatsen voor lichamelijk gehandicapten zouden in totaal circa € 93,0 miljoen inclusief grondkosten ten laste van de AWBZ bedragen. Dit is inclusief ruimte voor werk en dagbesteding en algemene voorzieningen. De kosten voor de zorg gerelateerde infrastructuur bij de groepswoningen of de geclusterde woningen met intensieve zorg thuis zijn hier niet berekend. 8.
Er is behoefte aan werk en dagbesteding. Het Bouwcollege is van mening dat voorop staat dat lichamelijk gehandicapten deelnemen aan reguliere vormen van werk. Dit neemt evenwel niet weg dat, gezien de behoefte, uitbreiding van het aantal plaatsen voor werk en dagbesteding nodig zal zijn. Het aantal plaatsen in dagactiviteitencentra zal gezien de wachtlijsten en de voorgestelde toename tot volwaardige dagbesteding voor de momenteel in het verpleeghuis en in de grote woonvormen verblijvende lichamelijk gehandicapten met 700 tot 1.200 dienen uit te breiden.
9.
Het verdient aanbeveling de aanwezigheid van lichamelijk gehandicapten in de geestelijke gezondheidszorg zoveel mogelijk te voorkomen door het aanbod van extramurale psychiatrische begeleiding aan cliënten thuis of in woonvormen te versterken. Mocht verblijf in de GGZ toch aan de orde blijven, is aanpassing van de verblijfruimte voor lichamelijk gehandicapten noodzakelijk.
10. Bouwkundig-functioneel kan worden opgemerkt dat de toeslag van de oppervlaktebehoefte voor voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten minimaal bepaald wordt door de ruimtelijke eisen van de elektrische rolstoel het gebruik van een tilliftsysteem (met de bijkomende transferruimte), eventueel een douchestretcher en de ruimtelijke eisen ten gevolge van de aard van de dienstverlening. 11. De geformuleerde kaders voor lichamelijk gehandicapten kunnen beschouwd worden als een aanvulling op de geactualiseerde maatstaven voor voorzieningen voor verstandelijk gehandicapten.
Cbz/nr 0120-02
37
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
9. BIJLAGEN Bijlage 1 (Overgetypt) Brief van de staatssecretaris van VWS, d.d. 17 november 2000, kenmerk DGB/ZVG-2112002 aan het College bouw ziekenhuisvoorzieningen. Onderwerp: Gehandicaptenbeleid. Uitvoeringstoets behoeftenormering VG. Uitvoeringstoets behoeftenormering LG/ZG. Beoordeling uitbreiding van capaciteit in het kader van het plan van aanpak wachtlijsten. Geacht College, Met mijn brief van 12 september 1997 heb ik u gevraagd een onderzoek te verrichten in de verstandelijk gehandicaptensector vergelijkbaar met het onderzoek naar de herziening van de GGZplanningsnormen. Daarbij heb ik u gevraagd zowel de hoogte als de systematiek van de norm onder de loep te nemen. Op 29 mei 2000 heeft u het betreffende onderzoek middels de ‘Uitvoeringstoets behoeftenormering verstandelijk-gehandicaptenzorg’ aan mij aangeboden. Uitvoeringstoets behoeftenormering verstandelijk-gehandicaptenzorg Allereerst wil ik u mijn complimenten overbrengen voor de gedegen wijze waarop de uitvoeringstoets is uitgewerkt. De inventarisatie van de gehele verstandelijk gehandicaptensector met al haar raakvlakken en de stand van zaken van mijn beleid inzake huisvesting tot ca. maart 2000 is uitputtend en helder bij elkaar gebracht in deze uitvoeringstoets. Uw voorstel voor de nieuwe behoeftenormering bevat goede aanknopingspunten om de traditioneel typisch aanbodgerichte hoeveelheid huisvestingscapaciteit zodanig te flexibiliseren dat deze beter te verenigen is met de omslag naar een meer op de vraag ingerichte gehandicaptenzorg. Wat u voorstelt biedt daar op onderdelen zeker een werkbaar concept voor. Met name uw voorstellen op het gebied van de minimumnormen zijn daarvoor interessant. Voor het vervolg van mijn reactie zijn twee nieuwe ontwikkelingen van belang, te weten het plan van aanpak wachtlijsten en de opschoning van de wachtlijsten in de gehandicaptensector. In het plan van aanpak is een aanpak gekozen waarbij de indicatie, hulpvraagverduidelijking en (woon-)wensen van de individuele cliënt als uitgangspunt dient. Hierop worden ook de eventueel benodigde huisvestingsvoorzieningen gebaseerd. Vooralsnog geldt dit alleen voor cliënten die nu nog op de wachtlijst staan. Ik sta echter voor dat de uiteindelijke benodigde zorgcapaciteit in de verschillende vormen, met daarvan afgeleid de benodigde huisvesting, wordt afgeleid van de optelsom van de zorgbehoefte van alle individuele cliënten. Voorlopig is dat echter nog niet zover. Een normering zoals door u voorgesteld zou daarom heel goed kunnen functioneren als overgang tussen de huidige normering en een toekomstige volledig van de vraag afgeleide norm. Daarnaast zal er ook een minimumcapaciteit, of een basisnorm, aan zorgcapaciteit noodzakelijk blijven.
Cbz/nr 0120-02
38
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Een definitief besluit over de hoogte en de wijze waarop de door u voorgestelde normering kan worden e toegepast wil in het 1 kwartaal van volgend jaar nemen. Op dat moment kunnen namelijk ook de eerste inzichten in de effecten van het nieuw ingezette beleid worden meegenomen, omdat dan sprake zal zijn van een opgeschoonde wachtlijst volgens de nieuwste inzichten. Aan de hand van dit tijdschema zal ik ook de benodigde besluitvorming rond artikel 3 van de Wet ziekenhuisvoorzieningen in gang zetten. Uitvoeringstoets voor de LG en ZG (sub-)sectoren Ik verzoek u om intussen een met de verstandelijk gehandicapten sector vergelijkbare uitvoeringstoets voor de (sub-) sectoren lichamelijk gehandicapten, visueel gehandicapten en auditief gehandicapten op te starten. Een dergelijke uitvoeringstoets zou ik gaarne voor de eerstmogelijke ingangsdatum van de WEZ, dus uiterlijk over 1 jaar van u ontvangen. Gezien het feit dat mijn definitieve besluit over de normering voor de verstandelijk gehandicapten nog even uitblijft lijkt het mij verstandig u het komende halfjaar vooralsnog te beperken tot de inventarisatie in de LG- en ZG sectoren en het daaropvolgende halfjaar te gebruiken om te komen tot een voorstel voor de normering. U kunt dan naar verwachting mijn besluitvorming voor de verstandelijk gehandicapten meenemen. Hoogachtend,
de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, namens deze, de Directeur-Generaal Zorg,
prof. dr. P.A.H. van Lieshout
Cbz/nr 0120-02
39
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Bijlage 2 Leden klankbordgroep De heer G. Bakker, Chronisch Zieken en Gehandicaptenraad (CG-Raad) De heer J.N.L. Brouwer, Siza Dorp groep Mevrouw W.G.J. Dommerholt-Visser, Vereniging Gehandicapten Nederland (VGN) en Stichting De Noorderbrug De heer A. Geijsen, Siza Dorp groep Mevrouw J.E.A.M. Nooren, Zorgverzekeraars Nederland De heer C. den Ouden, Nederlandse Patiënten en Consumenten Federatie (NPCF) Mevrouw A.I Procee, BOSK De heer G.W.J. van Vugt, Stichting Fokus Exploitatie De heer P.F.M. Weda, Stichting Zorgcentra Twente Noord De heer J.L.J. Wiegmans, Stichting Gemiva en LG-platform VGN De heer E.Th. Klapwijk, Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) (waarnemer) De heer G. de Water, Ministerie van VWS (waarnemer) De heer B. van Dijk, Ministerie van VWS (waarnemer)
Cbz/nr 0120-02
40
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Bijlage 3 Bezochte instellingen -
Siza / Het Dorp - Arnhem Thuis in wonen – Amersfoort Amstelrade – Amstelveen Stichting Fokus Exploitatie – Houten Verpleeghuis Beukenhof – Loosdrecht Nieuw Unicum – Zandvoort
Cbz/nr 0120-02
41
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Bijlage 4 Aantal toegelaten plaatsen per WZV-regio in 2001 (Bron CVZ en VGN)
Totaal
l van de bevolking
78
0,14
94 55
104 85
0,16 0,18
0 0 0
106 92 64
106 124 118
0,20 0,20 0,24
0 21
320 0
212 324
532 345
0,60 0,73
50 0 15
0 0 0
166 17 21
216 17 36
0,18 0,05 0,14
0 0
0 179
76 72
76 251
0,12 0,65
15 0 16
103 102 0
50 84 146
168 186 162
0,12 0,36 0,22
0 0
0 0
0 20
0 20
0 0,08
19 Rijnmond 20 Dordrecht 21 Zeeland
58 16 18
0 0 0
71 49 98
129 65 116
0,10 0,16 0,31
22 Breda 23 Tilburg
0 81
0 0
75 64
75 145
0,11 0,35
24 Den Bosch 25 Eindhoven 26 Noord-Limburg
10 0 54
0 0 0
94 43 44
104 43 98
0,16 0,06 0,21
WZV-regio Verpleeghuis*
Grote woonvormen
1 Groningen
11
0
Totaal Semimuraal (incl. kinderen) 67
2 Friesland 3 Drenthe
10 30
0 0
4 Zwolle 5 Twente 6 Stedendriehoek
0 32 54
7 Arnhem 8 Nijmegen 9 Utrecht 10 Flevoland 11 Het Gooi 12 Alkmaar 13 Kennemerland 14 Amsterdam 15 Leiden 16 Den Haag 17 Delft 18 Midden-Holland
27 Zuid-Limburg 17 0 104 121 0,18 TOTAAL 508 704 2308 3520 0,21 * Dit gaat om erkende bedden voor jongeren (jonger dan 65 jaar) met NAH of andere lichamelijke handicaps; vaak in speciale afdelingen. In verpleeghuizen zijn meer jongeren opgenomen, vaak verspreid over de afdelingen. Meer dan de helft van deze jongeren is ouder dan 55 jaar.
Cbz/nr 0120-02
42
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Bijlage 5 Overzicht opnamemogelijkheden voor jongeren met niet-aangeboren hersenletsel of andere lichamelijke handicaps in verpleeghuizen WZV – regio
Naam verpleeghuis
Capaciteit (telefonisch / internet)
1. Groningen 2. Friesland 3. Drenthe
Zonnehuis Zuidhorn, Zuidhorn Bornia Herne – dependance Florastate De Horst, Emmen
11 10 30
4. Zwolle 5. Twente
Het Wiedenbroek, Haaksbergen
32
Anke Marjolein, Lochem Het Zonnehuis, Beekbergen
24 30
Nieuw Vrijthof, Tiel De Lichtenberg, Amersfoort De Wijngaard, Bosch en Duin
21 16 34
10. Flevoland 11. Het Gooi
De Beukenhof, Loosdrecht
15
12. Alkmaar 13. Kennemerland
Heemswijk, Heemskerk
6. Stedendriehoek 7. Arnhem 8. Nijmegen 9. Utrecht
14. Amsterdam 15. Leiden
Vreugdehof, Amsterdam
10-12 + 6 (in plan) 12 dagbehandeling 15
16. Den Haag 17. Delft
Nieuw Berkendael, Den Haag
16
De Plantage, Brielle Het Zonnehuis, Vlaardingen Antonius IJsselmonde, Rotterdam Capelse Verpleeghuizen, Capelle a.d.IJssel
30 20 (in plan) 18 10
Crabbehoff, Dordrecht De Vlietberg, Koudekerke Corneliastichting, Zierikzee
16 8 10
St. Jozefheil, Bakel De Runne, Goirle Madeleine, Boxmeer
31 50 10
Professor Duboisstichting, Venlo Hamboskliniek, Kerkrade
54 17
18. Midden-Holland 19. Rijnmond
20. Dordrecht 21. Zeeland 22. Breda 23. Tilburg 24. Den Bosch 25. Eindhoven 26. Noord-Limburg 27. Zuid-Limburg
Cbz/nr 0120-02
43
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Bijlage 6 Activiteitencentra per WZV-regio (Bron CVZ en VGN) WZV – regio 1. Groningen 2. Friesland 3. Drenthe 4. Zwolle
Aantal plaatsen 64 75 61 137
5. Twente 6. Stedendriehoek
69 64
7. Arnhem 8. Nijmegen 9. Utrecht
73 75 98
10. Flevoland 11. Het Gooi
28 22
12. Alkmaar 13. Kennemerland 14. Amsterdam
53 0 139
15. Leiden 16. Den Haag
53 105
17. Delft 18. Midden-Holland 19. Rijnmond
0 26 89
20. Dordrecht 21. Zeeland
47 66
22. Breda 23. Tilburg 24. Den Bosch
69 32 81
25. Eindhoven 26. Noord-Limburg
56 31
27. Zuid-Limburg TOTAAL
Cbz/nr 0120-02
164 1777
44
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Bijlage 7. Overzicht spreiding Fokuswoningen
Overzicht Fokuswoningen (per 1 februari 2001)
Cbz/nr 0120-02
45
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Bijlage 8 De doelgroep uitgebreider omschreven 21
Definiëring In de Rapportages Gehandicapten 1997 en 2000 (SCP) vormden mensen met beperkingen de doelgroep. De term "beperking" is afkomstig uit de International classification of impairments, disabilities and handicaps (ICIDH) van de World Health Organization (WHO). Een beperking wordt gedefinieerd als: "iedere vermindering of afwezigheid (als gevolg van een stoornis) van de mogelijkheid tot een voor de mens normale activiteit, zowel wat de wijze als wat de reikwijdte van de uitvoering betreft". Hierbij gaat het vooral om het uitvoeren van dagelijkse activiteiten zoals voortbewegen, lichamelijke verzorging en huishoudelijke activiteiten. Of mensen als gevolg van hun beperkingen ook gehandicapt zijn, hangt – conform de definitie in ICIDH - af van de mate waarin zij sociaal nadeel ondervinden of bepaalde sociale rollen niet kunnen uitvoeren. Van deze definiëring wordt gebruik gemaakt bij de hieronder volgende schattingen van het aantal mensen met ernstige en zeer ernstige lichamelijke beperkingen die gehandicapt zijn. De oorzaken van de ernstige en zeer ernstige lichamelijke beperkingen zijn divers. Er kan reeds sprake zijn van lichamelijke handicaps vanaf de geboorte. Bijvoorbeeld door geboorte met een open rug, aangeboren hersenletsel of disfunctionerende of ontbrekende lichaamsdelen. Anderzijds kunnen mensen door ziekte (Multiple sclerose, Cerebraal Vasculair Accident, spierdystrofie) of door ongevallen gehandicapt raken. De handicap kan constant of progressief van aard zijn. Constant is bijvoorbeeld een dwarslaesie. De mens met een dwarslaesie wordt gerevalideerd en na revalidatie is doorgaans voor een langere periode duidelijk waar de mogelijkheden en onmogelijkheden liggen. Progressieve ziekten zoals spierdystrofie en doorgaans ook MS zijn soms moeilijk voorspelbaar wat betreft het verloop in de mogelijkheden. Iemand kan langere tijd stabiel zijn, maar vaak ontwikkelt de ziekte zich langzaam of schoksgewijs naar meer beperkingen voor de cliënt. Naast enkelvoudig gehandicapten kunnen mensen ook meervoudig gehandicapt zijn. Dit houdt in dat, in het licht van deze uitvoeringstoets, zij naast hun lichamelijke handicap ook bijvoorbeeld verstandelijk gehandicapt zijn, zintuiglijk gehandicapt of psychiatrische stoornissen hebben. In de Rapportage Gehandicapten 2000 betrekt het SCP ook chronisch zieken tot de doelgroep van hun rapportage. De reden hiervoor is dat gehandicapten en chronisch zieken vaak met dezelfde soort problemen kampen. Bovendien betreft het voor een belangrijk deel dezelfde mensen, die zowel een chronische aandoening als een lichamelijke beperking hebben. In deze uitvoeringstoets worden mensen met chronische ziekten niet specifiek betrokken: chronische ziekten kunnen onder andere ook psychiatrische oorzaken hebben, aandoeningen zijn van de luchtwegen, gewrichtsaandoeningen of migraine. De chronische ziekte kan oorzaak zijn van de lichamelijke beperking en wordt ingeval er sprake is van handicaps, dan als zodanig als lichamelijke handicap geteld. Anderzijds heeft bijna de helft van de mensen met een chronische ziekte geen lichamelijke beperkingen; deze groep wordt dan ook in deze uitvoeringstoets uitgezonderd.
21
Sociaal Cultureel Planbureau, Rapportage Gehandicapten 1997, 1998; Rapportage Gehandicapten 2000, 2000.
Cbz/nr 0120-02
46
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
In deze uitvoeringstoets wordt er tevens voor gekozen om de groep lichamelijk gehandicapten te beperken tot mensen met lichamelijke handicaps niet veroorzaakt door ouderdom. Zodra oudere mensen (in deze toets ligt de grens bij 65 jaar en ouder) met beperkingen gaan kampen en voor intramurale opname in aanmerking komen, gaan zij doorgaans naar voorzieningen in de sector verpleging en verzorging. Kwantificering SCP stelt in zijn publicaties dat het altijd moeilijk is om het exacte aantal mensen met lichamelijke beperkingen in de bevolking aan te geven. Dit aantal hangt sterk samen met de aard van de beperkingen die in het prevalentieonderzoek worden meegenomen en de wijze waarop deze worden gemeten. De laatste schatting van het aantal mensen met lichamelijke beperkingen is gebaseerd op een onderzoek dat in 1986-1988 onder circa 25.000 zelfstandig wonende (niet in een instelling verblijvende) mensen werd gehouden door CBS/Nimawo in 1990. Het SCP heeft gebruik gemaakt van deze gegevens omdat er op korte termijn nog geen nieuwe gegevens beschikbaar zullen komen. In tabel 1 wordt op basis van de gegevens 1986/1988 een schatting gemaakt voor de jaren 1998 en 2010. Voor de raming van 2010 is ervan uitgegaan dat de prevalentie van beperkingen per leeftijdscategorie niet is veranderd. De effecten van bijvoorbeeld leefstijlfactoren, technische ontwikkelingen of een veranderd opleidingsniveau zijn niet meegenomen. Tabel: Schatting van het aantal personen dat ernstige of zeer ernstige lichamelijke beperkingen ondervindt (exclusief instituutsbevolking) 1986-2010 % in bevolking aantal mensen x 1.000 totale bevolking (vanaf 5 jaar) zeer ernstig inclusief ernstig potentiële beroepsbevolking (15-64 jaar) zeer ernstig inclusief ernstig Bron: CBS/Nimawo (1990) SCP-bewerking
1986-1988
1986
1998
2010
4,1 11,5
545 1.550
660 1.850
760 2.125
2,7 8,2
265 825
305 955
360 1.100
Ouderen, 65+ers, vormen het grootste deel van de mensen met ernstige of zeer ernstige lichamelijke beperkingen. De toename van het aantal mensen met zeer ernstige beperkingen hangt volgens SCP vooral samen met het feit dat de bevolking steeds ouder wordt. Voor de potentiële beroepsbevolking is te zien dat het aantal mensen met (zeer) ernstige lichamelijke beperkingen tussen 1986 en 1998 met circa 16% is toegenomen. Dit wordt veroorzaakt, aldus SCP, doordat de omvang van de potentiële beroepsbevolking in die periode met 8% is gegroeid en doordat de gemiddelde leeftijd binnen de potentiële beroepsbevolking is gestegen. Ook voor de toekomst mag worden verwacht dat dit aantal mensen met een (ernstige) lichamelijke beperking zal stijgen. Dit komt doordat de potentiële beroepsbevolking gemiddeld steeds ouder wordt. Tot 2010 zal het percentage 1534-jarigen met ongeveer 9% afnemen en het percentage 50-64-jarigen met 29% toenemen (CBS 1999). Dit betekent dat het absolute aantal mensen tussen de 50 en 64 jaar met zeer ernstige lichamelijke beperkingen tot 2010 aanzienlijk zal toenemen (met circa 31%).
Cbz/nr 0120-02
47
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Het SCP hanteert een andere maat voor beperkingen dan het prevalentieonderzoek van het CBS/Nimawo. In de maat van het SCP wordt meer rekening gehouden met de aard van de handelingen die mensen al dan niet kunnen verrichten. Sommige handelingen tellen hierbij zwaarder mee bij het vaststellen van ernstige beperkingen dan andere handelingen. Op basis van deze maat waren er in 1995 circa 420.000 zelfstandig wonende mensen met ernstige lichamelijke beperkingen vanaf 5 jaar. Het verschil tussen de uitkomsten van CBS/Nimawo en SCP heeft twee redenen: ten eerste het CBS neemt ook incontinentieproblemen mee als lichamelijke beperking (in 1986 120.000 mensen met incontinentieproblemen en naar schatting van het SCP ongeveer 155.000 mensen eind jaren negentig). Ten tweede kijkt het SCP in tegenstelling tot het CBS naar het totaalbeeld van mensen: wanneer mensen slechts één activiteit niet of slechts met veel moeite kunnen uitoefenen dan worden zij als niet ernstig beperkt beschouwd; in de CBS-methode gebeurt dit wel. De in tabel 1 gepresenteerde schatting zou volgens de SCP-methode voor eind jaren negentig neerkomen op circa 495.000 mensen vanaf 5 jaar met ernstige beperkingen exclusief incontinentiebeperkingen. Het SCP heeft berekend dat per 1 januari 1999 zich onder de potentiële beroepsbevolking ruim 150.000 mensen (1,4%) bevinden met ernstige lichamelijke beperking en ruim 450.000 mensen (4%) met een matige beperking. Ongeveer 10% van de mensen met een ernstige lichamelijke beperking uit de potentiële beroepsbevolking is ernstig zintuiglijk beperkt (is ongeveer 15.000); de rest van de mensen is ernstig motorisch beperkt (is ongeveer 135.000). Er is volgens SCP een sterke samenhang tussen leeftijd en beperkingen waarneembaar: het aandeel mensen met beperkingen stijgt geleidelijk per leeftijdscategorie. In bovenstaande cijfers zijn niet de mensen met (zeer) ernstige lichamelijke beperkingen meegenomen die in intramurale of semi-murale instellingen verblijven. Deze instellingen zijn vooral verpleeghuizen, verzorgingshuizen en de intramurale grote woonvormen en de semi-murale kleine woonvormen of gezinsvervangende tehuizen voor lichamelijk gehandicapten. Ook in de geestelijke gezondheidszorg en verstandelijk gehandicaptenzorg verblijven mensen met lichamelijke handicaps, doch bij deze mensen zal de verstandelijke handicap of psychiatrische ziekte waarschijnlijk de overhand hebben.
Cbz/nr 0120-02
48
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Bijlage 9 Kenmerken zorgvragers en benodigde functies
(ADL = Algemeen dagelijkse levensverrichtingen) (HDL = Huishoudelijke dagelijkse levensverrichtingen) •
Enkelvoudige lichamelijke problematiek
Mogelijke zorgvragen
ADL en HDL gaan niet of moeizaam Lichaam behoeft behandeling of verpleging
Mogelijke zorgfuncties
Assistentie bij ADL Behandeling (medisch of paramedisch) Verpleging Huishoudelijke hulp Betaald of onbetaald werk School / universiteit Zorgtaken Zelfstandige aangepaste woning met eventueel zorg of assistentie thuis
Dagbesteding
Wonen
•
Enkelvoudige lichamelijke problematiek met te verbeteren sociale en psychische vaardigheden
Mogelijke zorgvragen
Mogelijke zorgfuncties
Dagbesteding
Wonen
Cbz/nr 0120-02
ADL en HDL gaan niet of moeizaam Lichaam behoeft behandeling of verpleging Behoefte aan leren zelfstandig te wonen Regievoering ontbreekt Assistentie bij ADL of persoonlijke verzorging Behandeling (medisch of paramedisch) Verpleging Begeleiding Training Tijdelijke opvang Huishoudelijke hulp Betaald of onbetaald werk School / universiteit Activiteitencentrum Zelfstandige aangepaste woning met zorg / begeleiding thuis In cluster van woningen of niet zelfstandig wonen met zorg en/of begeleiding, incidenteel of 24 uur per dag
49
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
•
Toenemende lichamelijke problematiek
Mogelijke zorgvragen
ADL en HDL gaan niet meer of moeizaam Lichaam behoeft steeds meer behandeling of verpleging Regievoering gaat ontbreken Bedlegerig
Mogelijke zorgfuncties
Persoonlijke verzorging of ADL-assistentie Verpleging Behandeling (paramedisch) Begeleiding Huishoudelijke hulp Tijdelijke opvang Activiteitencentrum Zorgtaken Zelfstandige aangepaste woning met zorg thuis In cluster woningen of groepswoning met incidenteel zorg/begeleiding In cluster woningen of niet zelfstandig wonen met 24 uur per dag aanwezigheid zorg en/of begeleiding
Dagbesteding Wonen
•
Lichamelijke problematiek in combinatie met verstandelijke handicaps
Mogelijke zorgvragen
Mogelijke zorgfuncties
Dagbesteding Wonen
Cbz/nr 0120-02
ADL en HDL gaan niet of moeizaam Lichaam behoeft behandeling of verpleging Regievoering ontbreekt grotendeels Leervermogen niet groot Gedragsstoornis Persoonlijke verzorging of begeleiding bij ADL Behandeling (paramedisch en medisch) Verpleging Huishoudelijke hulp Begeleiding Tijdelijke opvang Activiteitencentrum Sociale werkplaats Zelfstandige aangepaste woning met zorg thuis Groepswoning of cluster van woningen met zorg en/of begeleiding incidenteel Niet zelfstandig wonen met 24 uur per dag aanwezigheid van zorg en/of begeleiding
50
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
•
Lichamelijke problematiek in combinatie met psychiatrische stoornissen
Mogelijke zorgvragen
Mogelijke zorgfuncties
Dagbesteding
Wonen
•
ADL en HDL gaan niet of moeizaam Lichaam behoeft behandeling of verpleging Psychiatrische ziekte: depressie, schizofrenie, gedragsstoornissen Persoonlijke verzorging of ADL-assistentie Behandeling (medisch, psychiatrisch en paramedisch) Verpleging voor lichaam en psychiatrische ziekte Correctie van gedrag Begeleiding Huishoudelijke hulp Activiteitencentrum Sociale werkplaats Betaald of onbetaald werk Zelfstandige aangepaste woning met ambulante begeleiding / zorg thuis In cluster woningen met ambulante psychiatrische begeleiding Niet zelfstandig wonen met incidenteel of continue aanwezigheid van zorg en psychiatrische begeleiding
Lichamelijke problematiek in combinatie met cognitieve stoornissen
Mogelijke zorgvragen
Leervermogen ontbreekt Oriëntatievermogen ontbreekt Emotionele stoornis Gedragsmatige stoornis ADL en HDL gaan niet of moeizaam Lichaam behoeft verpleging of behandeling
Mogelijke zorgfuncties
Begeleiding en/of correctie Verzorging en/of verpleging Behandeling (paramedisch en medisch) Huishoudelijke hulp Activiteitencentrum Niet zelfstandig wonen met 24 uur aanwezigheid van begeleiding of zorg Niet zelfstandig wonen met psychiatrische zorg / begeleiding
Dagbesteding Wonen
Cbz/nr 0120-02
51
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
•
Lichamelijke problematiek in combinatie met zintuiglijke stoornissen
Mogelijke zorgvragen
Zicht-, hoor- of spraakvermogen ernstig beperkt of ontbreekt ADL en HDL gaan niet of moeizaam Lichaam behoeft verpleging of behandeling
Mogelijke zorgfuncties
Begeleiding Verpleging Behandeling (medisch en paramedisch) ADL-assistentie Training Huishoudelijke hulp Activiteitencentrum Betaald of onbetaald werk School / universiteit Zelfstandige aangepaste woning eventueel met assistentie, zorg of begeleiding thuis Niet zelfstandig wonen met 24 uur aanwezigheid zorg en begeleiding
Dagbesteding
Wonen
Cbz/nr 0120-02
52
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Bijlage 10 VLOEROPPERVLAKTEN VOLGENS NEN 2580 In het schema hieronder is de relatie tussen de diverse vloeroppervlakten overeenkomstig NEN 2580 weergegeven.
Netto vloeroppervlakte bruto vloeroppervlakte
Tarra vloeroppervlakte
Nuttige oppervlakte, volgens bouwplan
nuttige oppervlakte, geprogrammeerd ontwerpverliezen
Verkeersoppervlakte Installatie-oppervlakte Constructie-oppervlakte Ruimten lager dan 1,5 m
De bruto vloeroppervlakte wordt als volgt berekend: totale nuttige oppervlakte, geprogrammeerd - ontwerpverliezen Totale nuttige oppervlakte, volgens bouwplan - verkeersoppervlakte - installatie-oppervlakte Totale netto vloeroppervlakte
- tarra vloeroppervlakte (constructie) Totale bruto vloeroppervlakte (betreft uitsluitend aan alle zijden omsloten en overdekte oppervlakte, conform NEN 2580)
Cbz/nr 0120-02
100% ca. 4% ) + _________ ) t.o.v. nuttige oppervlakte, 104% geprogrammeerd ) ) ) 30) t.o.v. nuttige oppervlakte, volgens 35% bouwplan + _________ 135-140% t.o.v. nuttige oppervlakte, geprogrammeerd ca. 10% + _________ 150%
t.o.v. netto vloeroppervlakte t.o.v. nuttige oppervlakte, geprogrammeerd
53
Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Uitvoeringstoets
BIJLAGE 11 GERAADPLEEGDE LITERATUUR -
College bouw ziekenhuisvoorzieningen: Bouwmaatstaven ten behoeve van nieuwbouwplannen voor voorzieningen voor verstandelijk gehandicapten. Handboek voor toegankelijkheid (voorheen Geboden Toegang), derde druk, uitgeverij Elsevier. Handboek BuitenGewoon wonen, eerste druk, uitgeverij Elsevier. College bouw ziekenhuisvoorzieningen, Bouwkostennota 2001. College voor zorgverzekeringen, Eindrapportage in het kader van de flexibilisering van de aanspraken binnen de zorg voor lichamelijk gehandicapten, mei 2000. Projectgroep Dagbesteding Amstelrade, Dagbesteding op maat. Visie op invulling en aanpak van dagbesteding op Amstelrade, maart 2001. Sociaal Cultureel Planbureau, Rapportage Gehandicapten 1997, 1998. Sociaal Cultureel Planbureau, Rapportage Gehandicapten 2000, 2000. Stichting Fokus Exploitatie, website www.fokuswonen.nl. Prismant, Standaardoverzichten ex art. 22 WZV, categorie Verpleeghuizen, Registratiejaar 1999. Ministerie van VWS, Zorgnota 2002, Brancherapporten, 2001. Lange termijn huisvestingsplannen van de grote woonvormen. Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland, Landelijke tabellen cliëntenregistraties 1999, 2001. Ministerie van VWS, Beleidstoetsingskader Gehandicaptenzorg, 28 maart 1996. Ministerie van VWS, Beleidskader 1999-2006, 1999. Ministerie van VWS, Standpunt Community Care, 1999. Ministerie van VWS, Modernisering AWBZ, Zicht op zorg, 1999. Ministerie van VWS, Kwaliteit in de gehandicaptenzorg, 2001. Ministerie van VWS, Wetsvoorstel Herziening van het stelsel van overheidsbemoeienis met het aanbod van zorginstellingen (Wet exploitatie zorginstellingen), 27.659, 2001. Ministerie van VWS, Definitief concept aanvrage uitvoeringstoets functiegerichte benadering aanspraken AWBZ, 6 februari 2002. Bewoners over Amstelrade, Beoordeling van kwaliteit door bewoners, 2001. Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland, Genoeg geteld, 1997 en 1999.
Cbz/nr 0120-02
54