College bouw ziekenhuisvoorzieningen Postbus 3056 3502 GB Utrecht T (030) 298 31 00 F (030) 298 32 99 E
[email protected]
Aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Postbus 20350 2500 EJ DEN HAAG
Datum
17 januari 2005
I www.bouwcollege.nl
Kenmerk Afdeling
Betreft
Evaluatie verpleeghuiszorg in ziekenhuizen
Met brief van 9 april 2001 hebben wij u het ‘Referentiekader inzake verpleeghuiszorg in ziekenhuizen’ doen toekomen. Sindsdien zijn vele verpleegvoorzieningen in ziekenhuizen door instellingen in gebruik genomen. Een aantal hiervan is door middel van een verklaring/vergunningprocedure onder de WZV gebracht. In het Werkprogramma voor 2004 van het Bouwcollege is een evaluatie van het referentiekader opgenomen, die aan de hand van praktijkervaringen zou moeten uitwijzen of het gehanteerde kader nog steeds actueel en bruikbaar is. Bijgaand treft u een notitie aan, waarin de uitkomsten van deze evaluatie zijn neergelegd. Geconcludeerd kan worden dat verpleegvoorzieningen in ziekenhuizen hebben bewezen in een behoefte te voorzien. Dit geldt met name voor somatische patiënten. Na een opname en ingreep in een ziekenhuis hebben veel patiënten baat bij revalidatie op een reactiveringsafdeling in het ziekenhuis. Dat neemt niet weg dat deze patiënten daar verblijven omdat meer geëigende voorzieningen ontbreken. Voor psychogeriatrische patiënten geldt dit laatste al evenzeer, zij het dat patiënten als ze tóch in het ziekenhuis liggen, beter daar (meestal onder verantwoordelijkheid van het verpleeghuis) kunnen verblijven dan op de standaardverpleegafdeling in het ziekenhuis. Het blijft een middellangetermijnoptie voor bestaande ziekenhuizen met niet gebruikte c.q. leegstaande ruimten. Bij nieuwbouw in de toekomst is het niet voor de hand liggend, gezien de zich wijzigende profielen van ziekenhuizen in de richting van high-tech-ziekenhuizen, dat deze functie in de bouwmassa van het ziekenhuis zal worden ondergebracht. In deze gevallen ligt dan ook een andere positionering van de functie meer voor de hand.
Bezoekadres Cbz/nr 0023a-05
Churchilllaan 11 3527 GV Utrecht
Evaluatie verpleeghuiszorg in ziekenhuizen
Voor het realiseren van de voorziening met een meer huiselijke sfeer in bestaande ziekenhuizen met leegstaande vleugels en een economische levensduur van meerdere jaren, zullen adequate maatregelen ter oplossing van de knelpunten getroffen moeten worden. Voor nieuwe aanvragen moeten hogere eisen worden gesteld aan de infrastructuur. Immers, functioneel bezien is de kwaliteit, afgezet tegen nieuwbouwnormen zoals die zijn weergegeven in de AWBZ-maatstaven, van veel van de onderzochte voorzieningen matig. Er zijn relatief veel meerbedskamers, voorzieningen hebben weinig gemeenschappelijke ruimten en vaak heeft het sanitair een gebrek aan kwaliteit. Toetsing aan het nieuwbouwkader is echter alleen reëel wanneer ook sprake is van nieuwbouw. Bij de geïnventariseerde voorzieningen is dit niet het geval. Functionele aanpassingen van bestaande ziekenhuisvleugels zijn alleen doelmatig wanneer de investeringen zich redelijkerwijs verhouden tot de gebruiksduur van de voorziening. Het ligt mede met het oog hierop voor de hand om ook bij nieuwe voorzieningen die in bestaande ziekenhuisvleugels zijn of worden gehuisvest, het bestaande referentiekader als toetsingskader te handhaven. Wel is het raadzaam om, mede met het oog op de geschetste ontwikkelingen, een horizon vast te stellen van twee jaar, waarna het instrument opnieuw zou moeten worden geijkt. Verschillende voorzieningen worden binnen afzienbare tijd vervangen door nieuwbouw, ofwel bij het ziekenhuis, ofwel bij een verpleeghuis. Plannen voor dergelijke nieuwbouw zijn of zullen bij indiening worden getoetst aan de geldende maatstaven. De keuze voor dit reguliere kader ligt temeer voor de hand, daar uit het onderzoek nauwelijks argumenten volgen waarom afdelingen voor reactivering of transferafdelingen bouwkundig op een andere wijze zouden moeten vormgegeven dan in de maatstaven voor AWBZ-voorzieningen is weergegeven.
Hoogachtend, de algemeen secretaris,
de voorzitter,
mr. T. Vroon
drs. R.L.J.M. Scheerder
Cbz/nr 0023a-05
2
Notitie
College bouw ziekenhuisvoorzieningen Postbus 3056 3502 GB Utrecht T (030) 298 31 00 F (030) 298 32 99 E
[email protected] I www.bouwcollege.nl
Evaluatie verpleeghuiszorg in ziekenhuizen
1.
Inleiding
Eind jaren negentig heeft de landelijke overheid allerlei maatregelen getroffen als antwoord op de groeiende wachtlijstproblematiek onder andere in de ouderenzorg. Naar aanleiding van de uitspraken van de rechter in 1999 is door VWS een extra impuls gegeven door de oprichting van de Taskforce Aanpak Wachtlijsten. Eén van de speerpunten van de Taskforce was het uitbreiden van zorg, onder meer via onorthodoxe oplossingen. Om de verpleeghuiscapaciteit, in AWBZ-geharmoniseerde termen “verblijfsplaatsen in de categorie zwaar”, te vergroten was het in gebruik nemen van leegstaande afdelingen in ziekenhuizen (voor transferafdelingen) één van de mogelijkheden. Voor de verpleeghuiszorg in ziekenhuizen is door het Bouwcollege in 2001 een speciaal referentiekader opgesteld. Dit ‘Intern Referentiekader inzake Verpleeghuiszorg in Ziekenhuizen’ van 9 april 2001 is vanwege de bijzondere combinatie (care in een cure-omgeving) nog steeds van toepassing, naast de geharmoniseerde Bouwmaatstaven AWBZ. Het referentiekader bevat criteria die betrekking hebben op de planmatige/zorginhoudelijke, de bouwkundig-functionele en de economische aspecten van de initiatieven. Belangrijk uitgangspunt bij het genoemde referentiekader was dat het tekort aan plaatsen in principe moet worden opgelost binnen de gebruikelijke verblijfsvoorzieningen voor verpleging en verzorging. Gezien het grote tekort aan verpleegplaatsen en de daarmee samenhangende wachtlijstproblematiek 1 is het mogelijk hiervan af te wijken. Bij de advisering is de volgende gedragslijn gevolgd:
1
Hoewel de wachtlijstproblematiek is afgenomen, ontvangt het Bouwcollege nog regelmatig aanvragen voor het realiseren van een verpleegvoorziening in een ziekenhuis, onder meer ter overbrugging naar een definitieve situatie.
Cbz/nr 0022a-05
Bezoekadres Churchilllaan 11 3527 GV Utrecht
Verpleeghuiszorg in ziekenhuizen notitie
Bewoners met somatische aandoeningen of beperkingen Initiatieven voor het creëren van een kleine verblijfsvoorziening in het ziekenhuis worden, als het gaat om somatische bewoners, zoals transfer- of schakelafdeling voor verkeerde-bed-problematiek, maar ook voor reactivering van post-operatieve patiënten orthopedie, cva-ketenzorg in principe positief benaderd. Voor de chronische s.z. is een aantal voorwaarden geformuleerd: opnameduur twee tot drie maanden en garantie tot uitplaatsing. Bewoners met psychogeriatrische aandoeningen of beperkingen Als het gaat om psychogeriatrische bewoners wordt uitsluitend positief geadviseerd in het kader van de onorthodoxe maatregelen. Bovendien moet gelijktijdig worden voldaan aan een aantal strikte voorwaarden, te weten een opnameduur van twee tot drie maanden; een gebruiksduur van de voorziening van maximaal drie jaar; een garantie tot uitplaatsing en een plan voor een structurele oplossing. Tot slot wordt terzijde opgemerkt dat bij de plannen voor de toekomstige zorgverzekering de kortdurende zorg uit de AWBZ zal verdwijnen. Dit zal uiteraard gevolgen hebben voor het kader waarbinnen de genoemde voorzieningen moeten worden bezien.
2.
Opzet onderzoek
In het kader van het onderzoek naar de kwaliteit van de verpleeghuisvoorzieningen in/bij ziekenhuizen is een enquête gehouden onder de instellingen die afdelingen of gebouwen in de afgelopen jaren via de Wet ziekenhuisvoorzieningen (WZV) voor deze zorg in gebruik hebben genomen. Doel van deze enquête was enerzijds het in kaart brengen van de zorginhoudelijke context waarbinnen deze WZVvoorzieningen functioneren. Anderzijds is het van belang om de gebruikers te consulteren waar het de (met name) functionele kwaliteit van de voorzieningen betreft. Op die wijze zou het mogelijk moeten zijn om te beoordelen of het door het Bouwcollege gehanteerde referentiekader als zodanig voldoet of dat het kader aan een herijking toe is. Daarnaast zijn verschillende voorzieningen bezocht en is gesproken met verantwoordelijke hoofden van deze afdelingen en andere betrokkenen. De uit deze gesprekken volgende, vooral zorginhoudelijke bevindingen zijn hierna genoteerd. Het gaat hierbij uiteraard om casuïstiek. De bezochte voorzieningen zijn vier s.z.-voorzieningen, dus zowel transfer als reactivering en één gecombineerde voorziening (s.z./p.g.).
3.
Zorginhoudelijke bevindingen
Tijdens de gesprekken met zorgverantwoordelijken van de bezochte voorzieningen kwamen zeer uiteenlopende zaken aan de orde. Naast zorginhoudelijke aspecten kwamen ook vaak onderwerpen op functioneel-technisch vlak aan bod. Deze gesprekken waren vooral bedoeld om het (zorg)kader in beeld te brengen waarbinnen de voorzieningen functioneren. De functioneel-technische aspecten zijn vaak zeer locatiespecifiek. Deze aspecten zijn daarom vooral in de enquête belicht.
Cbz/nr 0022a-05
2
Verpleeghuiszorg in ziekenhuizen notitie
Zorginhoudelijke bevindingen die positief uit te leggen zijn: - In het algemeen worden de transferafdelingen als positief ervaren. Zowel de bezoekers als de bewoners van de transferafdeling zijn blij met de afdeling, omdat de ouderen worden beziggehouden en niet aan hun lot worden overgelaten. - De doorplaatsing van de oudere naar de transferafdeling vindt over het algemeen snel plaats. Dit betekent dat de oudere zo kort mogelijk voor een ziekenhuisopname in het ziekenhuis verblijft. - De mogelijkheden van de opgenomen bewoner kunnen op een transferafdeling direct goed in kaart worden gebracht met het oog op de vervolgvoorziening, zonder dat men eerst moet wordt overgeplaatst naar een verpleeghuis. Het gebeurt vaak dat bewoners na enige tijd op de transferafdeling te zijn geweest, toch weer naar huis kunnen, terwijl dat direct na de ziekenhuisopname niet de verwachting was. Dit betekent dat één overplaatsing – te weten naar het verpleeghuis – van de oudere wordt voorkomen. - Een ondervraagde instelling geeft aan dat er op deze afdelingen een meer eigen beleid en sfeer kan worden gecreëerd dan in het verpleeghuis. Er is een hechter team, dat samen verantwoordelijk is en niet negatief wordt beïnvloed door andere afdelingen. Als voorbeeld werd genoemd dat in het verleden de groepsindeling in het verpleeghuis soms leidde tot ongewenste concurrentie tussen de teams. Het gevolg was dat medewerkers in geval van personeelstekorten dan niet bij een andere groep wilden bijspringen. - Door bij de reactivering te kiezen voor een groepsbenadering – en dus niet voor een individuele benadering – stimuleren de bewoners elkaar bij het oefenen. - Doordat het Regionaal Indicatie Orgaan indiceert voor kortdurend verblijf, wordt de drie maandengrens alleen in bijzondere situaties, met instemming van het zorgkantoor, overschreden. - Het beschikbaar hebben en operationeel zijn van alle faciliteiten die nodig zijn voor de reactivering van de bewoners op dezelfde etage wordt als zeer positief ervaren. Bewoners kunnen dan ook tussendoor bijvoorbeeld loopoefeningen doen en de medewerkers zijn minder tijd kwijt aan het begeleiden van bewoners naar een andere afdeling of etage. - Er is op dit moment een speciaal CVA-tarief dat het voor een instelling interessant maakt om zich speciaal op deze doelgroep te richten. Het is uiteraard te hopen dat – mocht de financiële prikkel verdwijnen – de aandacht voor deze doelgroep niet teloor gaat. Zorginhoudelijke bevindingen, knelpunten c.q. minpunten: - De privacy in de huidige voorzieningen wordt als een groot knelpunt ervaren. Het ontbreken dan wel het tekort aan éénpersoonskamers wordt als voorbeeld genoemd. Het belemmert bewoners bijvoorbeeld om op hun eigen kamer te kunnen eten. De gesprekken met bewoners en hun familie na een ziekenhuisopname als gevolg van b.v. een CVA – wat een erg emotionele gebeurtenis is – moeten daarom elders gevoerd worden. - De nogal rigide groepsgerichte aanpak bij de reactivering leidt er toe dat slechts beperkt bezoek mogelijk is (niet tijdens de therapie, het eten en het rustuur). - Omdat de p.g.-problematiek voor de ziekenhuizen een groot probleem is, wordt vaak door de geriater de diagnose gesteld dat de verwardheid te maken heeft met een delier, zodat de bewoner toch naar de transferafdeling kan. - Voorts vormt een knelpunt het beschikbaar houden van een plaats op de transfer- of de reactiveringsafdeling terwijl de patiënt tijdelijk in het ziekenhuis verblijft. Lege bedden zijn niet gepermitteerd. Dit wordt soms ondervangen door extra plaatsen in te zetten om de productie op peil te houden.
Cbz/nr 0022a-05
3
Verpleeghuiszorg in ziekenhuizen notitie
-
-
-
-
-
-
In de gecombineerde voorziening was sprake van menging van doelgroepen (volgens de instelling is dit overigens geen probleem) door gezamenlijk gebruik van de activiteiten- en verkeersruimten. Het toezicht op de p.g.-bewoners wordt uitgevoerd door een detectielus. Het ontbreken van differentiatie in de dagbesteding voor de bewoners vormt een probleem. Er zijn te weinig mogelijkheden in deze kleine setting om op de interesse en niveau’s van de bewoners in te spelen. Door gebrek aan bergruimte voor onder meer materialen, tilliften, rolstoelen, rollators (de bewoners hebben vaak meerdere hulpmiddelen) ontstaat er soms een rommelige sfeer die van invloed is op de kwaliteit van het woongenot. Toegankelijkheid in de avond- en nachtsituatie is – gezien de situering van de voorzieningen – soms slecht en patiëntonvriendelijk. Zo is er een afdeling in een dagziekenhuis waar de receptie om 17.00 uur sluit en de verpleegvoorziening is gelegen op een verdieping. Ook voor de medewerkers betekent dit ’s avonds werken in een weinig plezierige werkomgeving, een groot gebouw waar 1 of 2 etages in bedrijf zijn (met daarnaast ook nog hoge kosten voor beveiliging vanwege de uitgangen die moeten worden gecontroleerd). Een hoge turn-over per bed en het inzetten van extra plaatsen betekent dat er door overproductie geld kan worden verdiend. De financiële middelen kunnen dan weer voor andere doeleinden worden ingezet, maar het legt wel veel druk op de afdeling. Op de transferafdeling worden soms lege plaatsen opgevuld vanuit de wachtlijst omdat men zich financieel geen leegstand kan permitteren. Indien een specifieke plek nodig is voor een bewoner van de transferafdeling, wordt de ligduur van drie maanden – met instemming van het zorgkantoor – wel overschreden.
Verwachte ontwikkelingen Tenslotte kunnen nog een aantal verwachtingen worden genoteerd die tijdens de gesprekken naar vormen kwamen en die deels al eerder door het Bouwcollege zijn gesignaleerd: - Een toename van p.g.-problematiek in algemene ziekenhuizen, waar geen goed antwoord op is omdat deze bewoners niet op de transferafdeling kunnen worden opgenomen. - Een toename van dubbelproblematiek (p.g./s.z.), maar ook van oudere verstandelijk gehandicapten die in het ziekenhuis moeten worden opgenomen. - De doorstroom op c.q. de uitplaatsing van een reactiveringsafdeling kan een probleem worden als veel verzorgingshuizen worden omgebouwd tot de categorie zwaar. Als voorbeeld: een verzorgingshuis waar vaak bewoners van de herstelafdeling werden uitgeplaatst c.q. teruggeplaatst wordt geëxtramuraliseerd. Er worden geen vervangende plaatsen in de categorie licht teruggebouwd. Stagnatie in de uitplaatsing van de reactiveringafdeling betekent dat de instelling een lagere vergoeding kan krijgen (op basis van verzorging).
4.
Resultaten van de enquête
De enquête als zodanig is in drie delen te onderscheiden: vragen over zorginhoudelijke aspecten, een inventarisatie van functionele kenmerken en vragen naar oordelen van gebruikers over verschillende aspecten van de voorzieningen. Bij deze gebruikersoordelen is specifiek gevraagd naar de visie van de zorgteams op het kunnen werken in de voorzieningen en de globale indrukken die bij de teams bestonden ten aanzien van de kwaliteit van het verblijf van de patiënten.
Cbz/nr 0022a-05
4
Verpleeghuiszorg in ziekenhuizen notitie
Er is gebruik gemaakt van de gegevens van twaalf voorzieningen, alle onder de WZV gebracht. Enkele onder de WZV gebrachte voorzieningen zijn inmiddels niet meer in gebruik. Deze hebben niet in het onderzoek geparticipeerd. Uit de beantwoording van de vragenlijsten is globaal op te maken dat de meeste voorzieningen redelijk tot goed voldoen aan het gestelde gebruiksdoel. Op onderdelen zijn vaak kanttekeningen te maken. De resultaten corresponderen grotendeels met de bevindingen uit de locatiebezoeken en de daarbij gevoerde gesprekken. In de navolgende tekst zijn per thema de resultaten van de enquête weergegeven. Op basis van de bij de bezoeken verkregen informatie is getracht meer kwalitatieve gevolgtrekkingen te geven aan deze resultaten. 4.1 Zorginhoudelijke aspecten −
− − − − − −
− −
Van de onderzochte voorzieningen zijn er vier permanent en acht tijdelijk. Van de tijdelijke voorzieningen worden er naar verwachting twee voortgezet in de nieuwbouw van een ziekenhuis, twee in een bestaand ziekenhuis, drie in een verpleeghuis en een in nieuwbouw (zonder locatieaanduiding). Van de ondervraagde voorzieningen waren er drie gecombineerd, een voor p.g. en acht voor s.z. Van de onderzochte voorzieningen neemt een s.z.-voorziening ook p.g. en dubbelproblematiek op. Bij één afdeling is sprake van onderbezetting (78,4 procent): dit hangt samen met het vrijhouden van noodbedden. De overige bezetting varieert tussen de 97 en 106 procent. De gemiddelde verblijfsduur bevindt zich (op één uitzondering met 115 dagen na) binnen de marge van twee tot drie maanden. De gemiddelde wachtduur voor opname varieert zeer sterk: van enkele dagen tot 21 dagen. De omvang van de groepen wisselt eveneens sterk. Slechts één voorziening heeft een groep van minder dan tien bewoners; vier voorzieningen hebben een groep van tien tot twaalf bewoners; twee voorzieningen hebben veertien tot zestien bewoners per groep en vier voorzieningen tellen groepen van achttien tot twintig bewoners. Een unit heeft één groep van 26 bewoners. Dit betreft vooral voorzieningen die vóór vaststelling van het intern referentiekader in gebruik zijn genomen. De dagactiviteiten vinden in alle voorzieningen op de eigen afdeling plaats. Slechts 5 voorzieningen hebben binnen de regio afspraken gemaakt voor het uitplaatsen van bewoners.
Cbz/nr 0022a-05
5
Verpleeghuiszorg in ziekenhuizen notitie
9%
minder dan tien plaatsen
11%
tien tot twaalf plaatsen 28% veertien tot zestien plaatsen 31%
22%
achttien tot twintig plaatsen meer dan 25 plaatsen in een groep
Grafiek 1: Aangegeven is de verdeling naar groepsgrootte van de totale capaciteit met betrekking tot de enquêteresultaten
4.2
Functionele kenmerken
De functionele kenmerken van de voorzieningen zijn onderverdeeld in vier thema’s: − situering van de voorziening; − globale indeling en soorten ruimten; − soorten patiëntenkamers; − sanitaire voorzieningen. 4.2.1
Situering afdeling
Vrijwel alle voorzieningen zijn direct te bereiken vanuit de hoofdverkeersroute in het ziekenhuis. Een enkele voorziening is alleen bereikbaar door eerst een ziekenhuisafdeling te betreden, een andere voorziening beschikt tevens over een eigen entree van buiten. Vanuit de zorg- en gebruiksvisie zou het wellicht de voorkeur hebben dat de voorzieningen zowel beschikken over een eigen entree als over een aansluiting op de hoofdverkeersstructuur van het ziekenhuis. Een eigen entree kan echter beheersbaarheids- en veiligheidsproblemen met zich mee brengen. De aansluiting met het ziekenhuis is vooral van belang voor patiënten wanneer deze gebruik willen maken van (bijvoorbeeld) therapievoorzieningen in het ziekenhuis.
Cbz/nr 0022a-05
6
Verpleeghuiszorg in ziekenhuizen notitie
Foto 1 Veelal is de verpleegvoorziening alleen bereikbaar via de hoofdingang van het ziekenhuis.
In de meeste gevallen zijn de voorzieningen gehuisvest in een al bestaande beddenvleugel van het ziekenhuis. Een eigen entree is dan geen optie. Wel is van belang dat de route van ziekenhuisentree naar de afdeling duidelijk is aangegeven. 4.2.2
Ruimten voor behandeling en therapie
Het wekt enige verbazing dat de ruimten voor behandeling en therapie zich veelal op de afdeling zelf bevinden. Verwacht werd dat in meer gevallen gebruik zou worden gemaakt van de voorzieningen van het ziekenhuis. Door de teams wordt echter aangegeven dat het van belang is om deze oefenfaciliteiten zo dicht mogelijk bij de patiënt te brengen, opdat er weinig drempels zijn en er sprake kan zijn van onderlinge behulpzaamheid en aanmoediging van patiënten.
Cbz/nr 0022a-05
7
Verpleeghuiszorg in ziekenhuizen notitie
Foto 2 Oefenen gebeurt veelal op de afdeling zelf. Vaak is een aparte ruimte hiertoe ingericht, maar meer dan eens worden hulpmiddelen zoals bruggen ook in een daartoe niet voldoende ruim verkeersgebied geplaatst.
Tegelijk blijkt uit de afgelegde bezoeken dat het gebrek aan beschikbare ruimte voor deze faciliteiten wel vaak een knelpunt vormt. Meerdere keren is geconstateerd dat hulpmiddelen letterlijk in de gang waren geplaatst, omdat er geen specifieke ruimte beschikbaar was.
zowel op afdeling als elders
elders
op afdeling zelf
0%
20%
40%
60%
80%
Grafiek 2 Situering van ruimten voor behandeling en therapie.
4.2.3
Verblijfsvertrekken
De verscheidenheid aan patiëntenkamers is groot. Er zijn (nog) veel voorzieningen met vierpersoonskamers. Andere voorzieningen beschikken alleen over eenpersoonskamers. De verdeling van de gezamenlijke capaciteit over de typen kamers is weergegeven in grafiek 3. Daarbij moet worden bedacht dat er voorzieningen zijn met vrijwel alleen vierpersoonskamers én voorzieningen met enkel eenpersoonskamers. Ten aanzien van de voorzieningen met vierpersoonskamers geldt dat het deels
Cbz/nr 0022a-05
8
Verpleeghuiszorg in ziekenhuizen notitie
tijdelijke en deels permanente voorzieningen betreft (in gebruik sinds 1996 en 2000 en niet beoordeeld aan de hand van het referentiekader).
31%
eenpersoonskamers tweepersoonskamers driepersoonskamers
21%
vierpersoonskamers
41% 7%
Grafiek 3 Verdeling van de totale capaciteit (inclusief extra plaatsen) over typen patiëntenkamers.
De beschikbare oppervlakte in de eenpersoonskamers varieert: een enkele kamer meet minder dan 13 m2. De meeste kamers hebben een oppervlakte tussen de 15 en 18 m2, verschillende meten meer dan 18 m2. De tweepersoonskamers hebben doorgaans een oppervlakte van 18 tot 26 m2, enkele zijn met minder dan 18 m2 krap te noemen. Een belangrijk deel meet echter meer dan 26 m2. Driepersoonskamers komen weinig voor in de voorzieningen. Waar ze wel in gebruik zijn, melden de gebruikers afmetingen van meer dan 35 m2 én minder dan 26 m2, wat voor drie patiënten niet bepaald ruim te noemen is. De vierpersoonskamers zijn doorgaans wel ruim uitgelegd. Vier kamers meten echter minder dan 36 m2 (9 m2 per plaats) en vallen krap uit. Overigens is tijdens de bezoeken meermalen opgemerkt dat de behoefte van patiënten varieert. Velen zouden bij voorkeur een eigen kamer ter beschikking hebben, maar vaak ook is de ‘winst’ ten opzichte van de verblijfskwaliteit in het ziekenhuis zodanig, dat mensen relatief tevreden zijn met een plaats op meerpersoonskamers. Ook wordt door enkele instellingen opgemerkt dat sprake is van een wenselijk sociaal klimaat, waarbij het verblijf op twee- en meerpersoonskamers geen bezwaar zou vormen. Toch is te bepleiten om, gelet op het feit dat de verblijfsduur soms lang is en gezien de hogere frequentie van bezoek, uit te gaan van privé-kamers voor de patiënten. Daarmee kan ook aansluiting worden gevonden met het kader uit de AWBZ-bouwmaatstaven.
Cbz/nr 0022a-05
9
Verpleeghuiszorg in ziekenhuizen notitie
Foto 3 Tweepersoonskamers vormen de hoofdmoot in de verpleegvoorzieningen in ziekenhuizen. Soms betreft het driebedskamers van de voormalige ziekenhuisafdeling, waaruit een bed is gereden.
Ten aanzien van de patiëntenkamers zijn de zorgteams bevraagd op vijf aspecten. De respons verschilt sterk van voorziening tot voorziening en van aspect tot aspect. De gemiddelde score is weergegeven in grafiek 4. Hieruit blijkt dat de mogelijkheid om op de kamers een zitje en voldoende bergruimte te creëren vaak als onvoldoende wordt beschouwd. Ook de ruimte voor zorg en hulpmiddelen bij het bed is vaak krap bemeten.
Daglicht en uitzicht
Bergruimte en zitje mogelijk
Voldoende ruim voor rolstoelgebruik
Voldoende ruimte voor zorg aan twee zijden bed
Voldoende ruimte voor tilliften
Grafiek 4 Gemiddeld kwaliteitsoordeel zorgteams ten aanzien van de patiëntenkamers (toelichting: de score op een as is hoger naarmate deze verder van het centrum van de ‘ster’ verwijderd ligt).
Cbz/nr 0022a-05
10
Verpleeghuiszorg in ziekenhuizen notitie
Huiskamers Alle voorzieningen beschikken over een of meerdere huiskamers voor de patiënten. Doorgaans komt het aantal huiskamers overeen met het aantal groepen waarin de capaciteit is verdeeld. De beschikbare oppervlakte per patiënt in de huiskamers bedraagt gemiddeld 3,8 m2. Er zijn echter voorzieningen met veel minder ruimte in de huiskamer: 1,2 tot 2,0 m2 per plaats komt hier en daar voor. Sommige voorzieningen hebben juist weer veel ruimte: van 6,8 tot 8,4 m2 is eveneens beschikbaar. De behoefte aan huiskamers varieert per voorziening. Bij reactiveringsafdelingen komt het zowel voor dat patiënten overdag veel op de afdeling verblijven als dat ze grote delen van de dag elders een behandel- of therapieprogramma volgen en zodoende nauwelijks een beroep doen op gemeenschappelijke ruimten binnen de afdeling. Bij transferafdelingen is de vergelijking te trekken met reguliere afdelingen binnen een verpleeghuis. Per saldo zal doorgaans gelden dat deze ruimten een belangrijke functie vervullen.
Foto 4 Bij reactiveringsafdelingen is een huiskamer overdag doorgaans nauwelijks bezet. De ruimte wordt vaak wel benut om samen de maaltijden te gebruiken en te recreëren.
4.2.4
Sanitair
In ziekenhuizen is meestal sanitair te vinden dat niet speciaal geschikt is voor patiënten met een verminderde mobiliteit. Rolstoelgebruik en het verlenen van assistentie in de sanitaire cellen is vaak maar zeer beperkt mogelijk. Wel zijn nogal eens badkamers op de afdelingen beschikbaar. Bij de ingebruikname als verpleegvoorziening is het sanitair vaak aangepast aan de doelgroep. Het realiseren van volwaardige voorzieningen, zoals bij nieuwbouw gebruikelijk, is echter vaak niet mogelijk. Zowel in kwantiteit als in gebruiksmogelijkheden voldoen de sanitaire voorzieningen meestal niet aan de basiskwaliteitseisen uit de AWBZ-maatstaven.
Cbz/nr 0022a-05
11
Verpleeghuiszorg in ziekenhuizen notitie
Wastafel Vrijwel in elke voorziening is een wastafel beschikbaar op de eigen kamer van de patiënt. Soms zit deze in de aangrenzende sanitaire ruimte, maar in een enkele voorziening is geen eigen wastafel aanwezig. Per saldo is voor 92 procent van de patiënten een wastafel in of direct bij de kamer beschikbaar. Toilet Gemiddeld is per twee patiënten een toilet beschikbaar. Dat kan een rolstoeltoilet of een gewoon toilet zijn. Vaak ook is het toilet onderdeel van een sanitaire cel met ook douche en wastafel. Het verschilt van voorziening tot voorziening hoeveel patiënten samen gebruik moeten maken van een toilet. In sommige voorzieningen is één toilet op vier tot vijf patiënten beschikbaar, in andere zijn er twee toiletten per drie plaatsen aanwezig. Douche- of badgelegenheid Uit de gesprekken op locaties kwam naar voren dat patiënten weliswaar vaak assistentie nodig hadden bij het gebruik van douche of bad, maar dat het gebruik van hulpmiddelen zeer wisselend was. Op reactiveringsafdelingen is gebruik van tilliften en douchebrancards hooguit nodig tijdens de eerste fase. Patiënten zijn vaak na korte tijd goed in staat om zelf, al dan niet met douchestoelen, de voorzieningen te gebruiken. Een ander beeld geven de afdelingen met een transferfunctie. Vaak verblijven in deze voorzieningen patiënten met relatief ernstige mobiliteitsbeperkingen. Zeker in dit type voorziening is het beschikbaar zijn van goed sanitair een noodzaak.
Foto 5 De bruikbaarheid van doucheruimten wisselt. Doorgaans kan een douchestoel wel worden gebruikt. Voor gebruik van douchebrancards is in verschillende voorzieningen minder gelegenheid.
Cbz/nr 0022a-05
12
Verpleeghuiszorg in ziekenhuizen notitie
Uit de enquête volgt dat de hoeveelheid douches of badruimten per afdeling sterk wisselt. In sommige voorzieningen zijn per drie patiënten liefst twee douches beschikbaar, maar in een enkele voorziening is slechts één douche per tien patiënten aanwezig. Gemiddeld gebruiken drie patiënten samen een doucheruimte, waarbij twee en vier plaatsen per doucheruimte ook vaak worden gemeld. Op de hoeveelheid sanitair is samenvattend doorgaans weinig aan te merken. De kwaliteit en geschiktheid voor de doelgroep varieert echter nogal. De zorgteams zijn bevraagd op vijf aspecten. De respons verschilt sterk van voorziening tot voorziening en van aspect tot aspect. De gemiddelde score is weergegeven in grafiek 5. Met name ten aanzien van tweezijdige assistentie en gebruik van een douchebrancard is in de onderzochte voorzieningen niet altijd voldoende ruim sanitair beschikbaar.
Toilet geschikt voor rolstoelgebruikers
Geschikt voor douchebrancard
Geschikt voor mobiele douchestoel
Douche/badruimte geschikt voor rolstoelgebruikers
Voldoende ruimte voor tweezijdige assistentie
Grafiek 5 Gemiddeld kwaliteitsoordeel zorgteams ten aanzien van sanitaire voorzieningen (toelichting: de score op een as is hoger naarmate deze verder van het centrum van de ‘ster’ verwijderd ligt).
4.2.5
Overige aspecten
Uit evaluatie van de bezoeken aan voorzieningen zijn nog enkele niet eerder genoemde aspecten gevolgd. Een ervan is veiligheid. Een ziekenhuis vormt feitelijk openbaar gebied. Aangegeven is dat de verblijfsstijl in de verpleegvoorzieningen daarbij moet aansluiten, dan wel sprake moet zijn van een goede toegangscontrole. Maar daartoe is vaak onvoldoende personeel inzetbaar. Verder is in veel voorzieningen een groot gebrek aan bergruimte voor met name rolstoelen, tilliften, linnenwagens en overig materieel. Opslag vindt nogal eens plaats in de (brede) ziekenhuisgangen, maar dit komt de veiligheid niet ten goede. Ook vormt de aanvoer en opslag van goederen, maaltijden, geneesmiddelen en verbruiksmaterialen meermalen een probleem.
Cbz/nr 0022a-05
13
Verpleeghuiszorg in ziekenhuizen notitie
Foto 6 Bij gebrek aan voldoende opslagruimte eindigt materieel vaak op de gang. Dit belemmert de vrije doorgang, wat vooral de brandveiligheid in gevaar brengt.
5.
Samenvatting en conclusies
Zorginhoudelijk De bevindingen ten aanzien van de transfer- en reactiveringsafdelingen in algemene ziekenhuizen laten zien dat er naast positieve ook negatieve punten zijn. Vanuit zorginhoudelijk oogpunt kan de oorspronkelijke – vaak uit de wachtlijstproblematiek geboren – voorziening ook in de toekomst een adequate functie vervullen in de zorg voor ouderen na een ziekenhuisopname. De voorzieningen die zijn gericht op reactivering na ingrepen voorzien immers duidelijk in een behoefte. Het in ziekenhuizen onderbrengen van voorzieningen met vooral een transferfunctie, gericht op doorplaatsing in reguliere instellingen, wordt echter aangemerkt als suboptimaal, zeker wanneer omtrent doorplaatsing geen duidelijke afspraken vastliggen en de verblijfsduur van patiënten niet kan worden beperkt. Hoewel de opname van p.g.-patiënten in principe op zorginhoudelijke bezwaren stuit, blijkt in de praktijk dat deze patiënten nu tijdens hun ziekenhuisopname noodgedwongen verblijven op een algemene verpleegafdeling met andere ziekenhuispatiënten. Een heroverweging van de strikte voorwaarden voor de doelgroep p.g. is – gezien de verwachte toename van de p.g.-problematiek – daarom niet uit te sluiten. Gezien de zich wijzigende profielen van ziekenhuizen richting high-tech-ziekenhuizen valt niet te verwachten dat (in geval van nieuwbouw) deze functie in de bouwmassa van het ziekenhuis zal worden ondergebracht. In deze gevallen ligt dan ook een andere positionering voor de functie meer voor de hand. Voor het realiseren van de voorziening met een meer huiselijke sfeer in bestaande ziekenhuizen met leegstaande vleugels en een economische levensduur van meerdere jaren, zullen adequate maatregelen ter oplossing van de knelpunten getroffen moeten worden.
Cbz/nr 0022a-05
14
Verpleeghuiszorg in ziekenhuizen notitie
Functioneel Afgezet tegen nieuwbouwnormen zoals die zijn weergegeven in de AWBZ-maatstaven is de functionele kwaliteit van veel van de onderzochte voorzieningen matig. In het oog springen vooral: relatief veel meerbedskamers, weinig gemeenschappelijke ruimten en vaak een gebrek aan kwaliteit van het sanitair. Toetsing aan het nieuwbouwkader is echter alleen reëel wanneer ook sprake is van nieuwbouw. Bij de geïnventariseerde voorzieningen is dit niet het geval. Functionele aanpassingen van bestaande ziekenhuisvleugels zijn alleen doelmatig wanneer de investeringen zich redelijkerwijs verhouden tot de gebruiksduur van de voorziening. Het ligt mede met het oog hierop voor de hand om ook bij nieuwe voorzieningen die in bestaande ziekenhuisvleugels zijn of worden gehuisvest, het bestaande referentiekader als toetsingskader te handhaven. Wel is het raadzaam om, mede met het oog op de geschetste ontwikkelingen, een horizon vast te stellen van twee jaar, waarna het instrument opnieuw zou moeten worden geijkt. Verschillende voorzieningen worden binnen afzienbare tijd vervangen door nieuwbouw, ofwel bij het ziekenhuis, ofwel bij een verpleeghuis. Plannen voor zulke nieuwbouw zijn of zullen bij indiening worden getoetst aan de geldende maatstaven. De keuze voor dit kader ligt temeer voor de hand, daar uit het onderzoek nauwelijks argumenten volgen waarom afdelingen voor reactivering of transferafdelingen bouwkundig op een andere wijze zouden moeten vormgegeven dan in de maatstaven voor AWBZvoorzieningen is weergegeven.
Cbz/nr 0022a-05
15