College bouw ziekenhuisvoorzieningen Postbus 3056 3502 GB Utrecht T (030) 298 31 00 F (030) 298 32 99 E
[email protected] I www.bouwcollege.nl
UITVOERINGSTOETS VOORZIENINGEN VOOR ZINTUIGLIJK GEHANDICAPTEN
Uitgebracht
aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Vastgesteld
door het College bouw ziekenhuisvoorzieningen op 18 november 2002
Bezoekadres Churchilllaan 11 3527 GV Utrecht
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
INHOUDSOPGAVE
blz
0.
SAMENVATTING
1.
INLEIDING 1.1 Aanleiding 1.2 Opzet uitvoeringstoets
1 1 1
2.
KENMERKEN VAN DE DOELGROEP 2.1 De doelgroep 2.2 Concrete zorgvragen
3 3 4
3.
DE VRAAG 3.1 Het aantal zintuiglijk gehandicapten 3.2 Een indicatie van de vraag
7 7 10
4.
HET 4.1 4.2 4.3 4.4
HUIDIGE AANBOD Specifieke expertise Instellingen voor visueel gehandicapten Instellingen voor auditief en/of communicatief gehandicapten Instellingen voor zintuiglijk gehandicapten met een verstandelijke handicap (Instellingen voor meervoudig gehandicapten) 4.5 Overige instellingen en organisaties
16 16 17 18
5.
HET HUIDIGE BELEID
24
6.
BOUWKUNDIG-FUNCTIONELE ASPECTEN 6.1 Actuele ontwikkelingen 6.2 Bouwkundig-functionele aandachtspunten 6.3 Hoofdfunctiegroepen
26 26 27 30
7.
FINANCIËLE ASPECTEN 7.1 Algemeen 7.2 De hoofdfunctiegroepen 7.3 Bijzondere voorzieningen
34 34 34 35
8.
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
37
Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6
Cbz/nr 0327-02
20 22
Verzoek tot een uitvoeringstoets van VWS De zorgverlening Instellingen voor visueel, auditief en/of communicatief en meervoudig gehandicapten Gezinsvervangende tehuizen voor zintuiglijk gehandicapten De beleidskaders ex WZV en de regelingen ex AWBZ Enkele akoestische aspecten
2
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
0.
SAMENVATTING
De problemen van mensen met een zintuiglijke handicap (slechthorend, doof, slechtziend, blind of spraakproblemen) worden nog te weinig onderkend. Hierdoor leven nog te veel mensen in een onnodig isolement. Deskundige hulp zal veel breder beschikbaar moeten komen. Deze specifieke deskundigheid is aanwezig in de gespecialiseerde instellingen voor zintuiglijk gehandicapten. Wel is er sprake van een toename van de vraag naar zorgverlening door deze instellingen. Tegelijkertijd vindt een verschuiving van opname naar ambulante zorg en deeltijdbehandeling plaats. De opgenomen mensen wonen steeds minder op de hoofdlocatie van de instelling en veel meer in woonwijken. Technologische ontwikkelingen zullen de cliënten meer mogelijkheden gaan bieden. Voor zintuiglijk gehandicapte mensen gelden specifieke gebouwgebonden eisen. Opsporing van de zintuiglijke problemen Opsporing en diagnostiek van de zintuiglijke problematiek zijn nog te weinig tot ontwikkeling gekomen. Mede hierdoor is er sprake van een latente vraag. Met name is dit het geval bij zeer jonge baby’s, maar ook bij verstandelijk gehandicapten en ouderen. De gespecialiseerde instellingen zullen, in samenwerking met diverse organisaties en instellingen, hun specifieke deskundigheid veel breder moeten inzetten om een betere onderkenning van de zintuiglijke problemen te bereiken. Gerichte onderzoeks- en diagnostiekprogramma’s zijn nodig. Overigens zou in het toekomstige bekostigingssysteem ook ruimte moeten zijn voor de bekostiging van de opbouw van deze specifieke deskundigheid en de mogelijkheid om deze te verspreiden. De zorgvraag De zorgvraag van mensen met een zintuiglijke handicap is gericht op de mogelijkheden die er nog zijn om het zien, horen of spreken te verbeteren. De zorgvraag betreft ook het optimaliseren van de zelfredzaamheid en zelfstandigheid bij de dagelijkse activiteiten in huis en bij deelname aan de samenleving. In de zorgvraag wordt voor het grootste deel voorzien door ambulante zorg of door deeltijdbehandeling vanuit de instellingen voor zintuiglijk gehandicapten. De vraag naar deze vormen van zorg is de afgelopen jaren sterk gestegen. De verwachting is dat deze stijging zich nog zal voortzetten. Hierbij wordt rekening gehouden met de bestaande latente vraag en de toekomstige vergrijzing van de bevolking. Een verdere groei zou bevorderd kunnen worden door een betere spreiding van de dependances van deze instellingen, van waaruit deze vormen van zorg verleend worden. Een zeer beperkt aantal mensen wordt, ter behandeling, opgenomen. Dit zijn vooral mensen met een ernstige problematiek, die naast een zintuiglijke handicap bijvoorbeeld ook lichamelijke beperkingen, psycho-sociale problemen of een verstandelijke handicap hebben. De vraag naar verblijf laat de afgelopen jaren een dalende tendens zien. Ook voor de toekomst wordt niet verwacht dat de behoefte aan verblijf weer zal toenemen, dit mede gezien de nog steeds verdergaande verschuiving naar ambulante zorg en deeltijdbehandeling. Verblijf in de specifieke instellingen Er treedt een verschuiving op in de plaats waar mensen verblijven tijdens behandeling in de instelling. Het verblijf is langzamerhand minder gebonden aan de hoofdlocatie en vindt meer in woonwijken plaats (vermaatschappelijking). De verschillen tussen de instellingen zijn echter groot, van vrijwel volledig buiten de hoofdlocatie gesitueerd tot overwegend op de hoofdlocatie geconcentreerd. Overeenkomstig het overheidsbeleid is een verdergaande verschuiving naar woonwijken nodig.
Cbz/nr 0327-02
I
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Voor een beperkt deel van de cliënten zal echter een beschermde verblijfsomgeving, aangehaakt aan een hoofdlocatie, wenselijk blijven. Dit zijn cliënten met een intensieve begeleidings- en zorgvraag, die een veilige en/of prikkelarme omgeving en de nabijheid van speciale scholen en dagactiviteiten behoeven. Wonen in een wijk zal voor deze cliënten geen voordelen bieden. Verblijf na ontslag Na behandeling gaan de meeste mensen elders wonen. Een zeer beperkt aantal cliënten met een zeer complexe problematiek, die daarvoor zeer intensieve zorg behoeven, zouden behoefte kunnen hebben om in de gespecialiseerde instelling te blijven wonen. Op deze wijze kan in de benodigde specifieke deskundigheid worden voorzien. Daarnaast zouden sommige mensen, veelal met een ernstige problematiek, na behandeling behoefte kunnen hebben aan verblijf bij lot- en leeftijdsgenoten en aan deskundige en intensieve zorg. Afhankelijk van de keuze van de cliënt zou deze zorg geboden kunnen worden in groepswoningen, een cluster van woningen of in een speciale afdeling van een instelling. Technologische ontwikkelingen Technologische ontwikkelingen zullen de cliënten in de toekomst meer mogelijkheden bieden om in het dagelijks leven zo goed mogelijk te functioneren (hulpmiddelen, informatie- en communicatietechnologie). ICT kan invloed hebben op de organisatie van instellingen. Bouwkundige eisen Bouwkundig-functioneel wordt een toeslag op de oppervlaktebehoefte voor voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten minimaal bepaald door de ruimtelijke eisen van de (elektrisch aangedreven) rolstoel en het gebruik van een tilliftsysteem (met bijkomende transferruimte). Bovendien kan extra vloeroppervlakte nodig zijn voor compartimentering, een overzichtelijke lay-out en de ruimtelijke eisen ten gevolge van de aard van de dienstverlening. Aan de verlichting en de akoestiek in gebouwen zijn in het algemeen eisen te stellen. Voor visueel en auditief gehandicapten geldt dit in het bijzonder. Deze eisen zouden ook kunnen gelden voor andere gebouwen waar zintuiglijk gehandicapten komen, zoals eigen woning, openbare gebouwen, verpleeghuizen en verzorgingshuizen. Installatietechnisch zijn voor zowel visueel, als auditief gehandicapten veelal maatregelen voor zowel de akoestiek als de verlichting noodzakelijk. Conclusie Geconstateerd kan worden dat grote behoefte bestaat aan de specifieke deskundigheid van de gespecialiseerde instellingen voor zintuiglijk gehandicapten. Het is gewenst dat opsporing en diagnostiek vanuit deze instellingen verder tot ontwikkeling komen. Ter aanvulling op het bestaande aanbod zullen er meer voorzieningen moeten komen van waaruit ambulante zorg en deeltijdbehandeling worden geboden. Daarbij dient een goede spreiding en bereikbaarheid voorop te staan. Voor de verblijfsvoorzieningen lijkt een verdergaande verschuiving van hoofdlocatie naar woonwijk gewenst. Tenslotte wordt gewezen op mogelijkheden die technologische ontwikkelingen zullen gaan bieden en op de specifieke gebouwgebonden aanpassingen die voor zintuiglijk gehandicapten nodig zijn.
Cbz/nr 0327-02
II
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
1.
INLEIDING
1.1 Aanleiding De staatssecretaris van VWS heeft het College bouw ziekenhuisvoorzieningen (het Bouwcollege) op 17 november 2000 schriftelijk verzocht om een uitvoeringstoets over de behoeftenormering voor de Lichamelijk Gehandicaptenzorg (LG) en voor de zorg voor Zintuiglijk Gehandicapten (ZG). De staatssecretaris verzocht de uitvoeringstoets voor lichamelijk en zintuiglijk gehandicapten op te zetten conform de onderzoeksmethode van de in mei 2000 verschenen uitvoeringstoets “Behoeftenormering verstandelijk gehandicaptenzorg”. In januari 2001 is in de Commissie Zorg en de Werkcommissie Gehandicaptenzorg van het Bouwcollege een plan van aanpak van de uitvoeringstoets besproken. In deze commissies is afgesproken de uitvoeringstoets te splitsen in een uitvoeringstoets lichamelijk gehandicapten en een uitvoeringstoets zintuiglijk gehandicapten. De redenen hiervoor zijn dat de zorgvragen van beide groepen gehandicapten zeer uiteenlopen en dat de sector zintuiglijk gehandicapten zelf bezig was aan een interne bezinning op het gewenste aanbod. De uitvoeringstoets lichamelijk gehandicapten is op 8 april 2002 door het Bouwcollege vastgesteld. In het kader van de uitvoeringstoets zintuiglijk gehandicaptenzorg is op 29 oktober 2001 bij Bartiméushage te Doorn een werkconferentie gehouden. De werkconferentie was georganiseerd door DOAC (Directeurenoverleg Auditief-Communicatief Beperkten), BOVVG (Brancheoverleg Visueel en Visueel-verstandelijk Gehandicapten) en het bureau van het Bouwcollege. Vervolgens is met de uitvoeringstoets Zintuiglijk Gehandicapten gestart. Bij het opstellen ervan is aangesloten bij de nieuwe bouwmaatstaven voor voorzieningen voor verstandelijk gehandicapten, die op 14 januari 2002 zijn vastgesteld. De totstandkoming van de uitvoeringstoets is begeleid door een klankbordgroep van deskundigen, waarin onder andere vertegenwoordigers namens de zorgvragers en de zorgaanbieders zitting hadden. 1.2 Opzet uitvoeringstoets De opbouw van de uitvoeringstoets is als volgt. In hoofdstuk 2 worden de doelgroep en de mogelijke zorgvragen van zintuiglijk gehandicapten beschreven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de vraag. Aan de orde komen het huidige aantal zintuiglijk gehandicapten en het verwachte toekomstige aantal, een indicatie van de vraag aan de hand van het huidige gebruik, de veranderingen die zich in de zorgvraag hebben voorgedaan en de verwachte veranderingen in de zorgvraag in de toekomst, alsmede de vraag naar werk en dagbesteding. In hoofdstuk 4 komt het huidige zorgaanbod aan de orde. Ingegaan wordt op de specifieke expertise van de instellingen voor zintuiglijk gehandicapten en op opzet en organisatie van de zorg van achtereenvolgens de instellingen voor visueel gehandicapten, voor auditief en/of communicatief gehandicapten en voor zintuiglijk gehandicapten met een verstandelijke handicap. Daarna is aangegeven in welke semi-murale of intramurale instellingen mensen met een zintuiglijk handicap daarnaast verblijven en/of behandeld worden.
Cbz/nr 0327-02
1
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Hoofdstuk 5 geeft een overzicht van het huidige beleid. Hoofdstuk 6 gaat in op de benodigde extra bouwkundige voorzieningen en hoofdstuk 7 op de investeringskosten. Hoofdstuk 8 biedt tenslotte conclusies en aanbevelingen. Bij het opstellen van deze uitvoeringstoets is gebruik gemaakt van bestaande literatuur, van gegevens die de initiatiefnemers bij het indienen van WZV-aanvragen hebben verstrekt en van langetermijn huisvestingsplannen. Daarnaast zijn gesprekken gevoerd met deskundigen en zijn werkbezoeken aan instellingen afgelegd.
Cbz/nr 0327-02
2
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
2.
KENMERKEN VAN DE DOELGROEP
2.1 De doelgroep Mensen met zintuiglijke beperkingen en handicaps vormen een afzonderlijke doelgroep binnen de groep lichamelijk gehandicapten. 1 Ontleend aan de definitie voor lichamelijk gehandicapten en de “International Classification of Impairment, Disability and Handicap (ICIDH)” kan de doelgroep als volgt omschreven worden: “Mensen met een zintuiglijke beperking of handicap zijn mensen van alle leeftijden met een ernstige, blijvende dan wel langdurige al of niet aangeboren zintuiglijke of meervoudige (primair zintuiglijke) stoornis, die als gevolg daarvan problemen (beperkingen en handicaps) ondervinden. In ontwikkeling is een nieuwe classificatie, de ICF, waarin meer de nadruk wordt gelegd op het inventariseren van mogelijkheden. Centraal staat daarbij dat zelfstandigheid en zelfredzaamheid voor een belangrijk deel worden bepaald door de aanwezige (ontwikkelings)mogelijkheden en de inrichting van de omgeving ten behoeve van wonen werken, leren en recreëren. De stoornissen van zintuiglijk gehandicapten zijn divers - doof, slechthorend, spraakproblemen, blind, slechtziend of combinaties hiervan - en gaan niet zelden gepaard met bijkomende problematiek zoals motorische, cognitieve, psychosociale of gedrags- en psychiatrische problemen of een verstandelijke handicap. Het niveau van zintuiglijk functioneren en de aanwezigheid van bijkomende problematiek bepaalt in welke mate iemand de dagelijkse activiteiten kan uitvoeren (zoals voortbeweging, lichamelijke verzorging en huishoudelijke activiteiten) en in welke mate sprake is van maatschappelijk functioneren (woon- / gezinssituatie, onderwijs of arbeidssituatie, maatschappelijk verkeer, vrije- tijdsbesteding). De zorgvraag sluit hierbij aan en kan zowel gericht zijn op de behandeling en begeleiding van de (restmogelijkheden van de) zintuiglijke problematiek, op eventueel bijkomende problematiek als op het verbeteren van de zelfstandigheid bij het uitvoeren van de dagelijkse activiteiten en bij het maatschappelijk functioneren. Een belangrijk element van zelfstandigheid en zelfredzaamheid zijn de mogelijkheden en gelegenheden tot communicatie. De zintuiglijke stoornis is van belang voor de beperkingen en de handicaps die zintuiglijk gehandicapten kunnen ondervinden en daarmee voor de zorgvraag. Bij de onderverdeling van de doelgroep is hierbij aangesloten. Daarbij is een onderscheid gemaakt naar zowel de aard van de stoornis, visueel en auditief en/of communicatief, als ook naar het niveau van het zintuiglijk functioneren: 1. Slechthorenden 2. Doven en ernstig slechthorenden * 3. Cliënten met ernstige spraak/taalmoeilijkheden 4. Slechtzienden 5. Blinden en ernstig slechtzienden 6. Doofblinden. *
al of niet gepaard gaand met auditieve problemen
1
College voor zorgverzekeringen, Eindrapportage in het kader van de flexibilisering van de aanspraken binnen de zorg voor lichamelijk gehandicapten, 25 mei 2000.
Cbz/nr 0327-02
3
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Ook mensen met stoornissen binnen het autistisch spectrum, waarbij communicatieve problemen op de voorgrond staan, kunnen tot de doelgroep behoren. Bovengenoemde kenmerken in zintuiglijk functioneren kunnen ook gecombineerd voorkomen met bijkomende problemen, al of niet ook weer onderling gecombineerd, waaronder: somatische problematiek / motorische beperkingen (b.v. epilepsie, rolstoelgebondenheid), psychosociale / sociaal pedagogische problematiek, psychiatrische stoornissen (o.a. ernstige depressiviteit en gedragsstoornissen), cognitieve stoornissen (geen leervermogen, ontbreken van oriëntatievermogen), verstandelijke handicap. Bij een combinatie van problematiek kunnen door een complexe wisselwerking tussen de stoornissen de aanwezige handicaps elkaar versterken. De combinatie en het niveau en van de problemen zijn van groot belang voor de zorgbehoefte van de cliënt. In de volgende paragraaf wordt nader ingegaan op de concreet te onderscheiden, mogelijke, zorgvragen. 2.2 Concrete zorgvragen De zorgvraag van zintuiglijk gehandicapten wordt niet alleen bepaald door de problematiek ten gevolge van de zintuiglijke stoornis. De zorgvraag wordt voor een belangrijk deel tevens bepaald door de mate waarin de gehandicapte in staat is regie over het eigen leven te voeren of in staat is dit te leren. Daarnaast is van groot belang of er sprake is van een bepaalde mate van zelfredzaamheid en van acceptatie van de handicap. Tevens spelen psychische en sociale eigenschappen van de gehandicapte een rol. De eigen regie, zelfwerkzaamheid en acceptatie als ook de mate waarin zorg gevraagd wordt vallen dus niet per definitie samen met de ernst van de handicap. Wel is het zo dat de vraag naar zorg en de omvang van de zorgverlening toenemen met de ernst van de zintuiglijke stoornis en van eventueel bijkomende problematiek. Bij een ernstig tot zeer ernstige zintuiglijke stoornis en bij complexe, elkaar versterkende stoornissen wordt de meeste zorg gevraagd. Onder andere kan daarbij gedacht worden aan zintuiglijk gehandicapten met een (matige tot ernstige) verstandelijke handicap, waarbij de mogelijkheden tot communicatie door de combinatie van handicaps extra beperkt zijn. Gezien de diversiteit in zintuiglijk functioneren, de aanwezigheid van bijkomende problematiek en de eigen mogelijkheden en inzet van de gehandicapte zijn de zorgvragen zeer divers. 2
Onderstaand worden de mogelijke zorgvragen geschetst . Per individu zal de combinatie van zorgvragen en de zorgzwaarte variëren. •
Voorlichting en advies Hulp bij het verkrijgen van informatie over de handicap: wie kan helpen bij een bepaalde zorgvraag, wie beschikt over de expertise.
2
Gebaseerd op ervaringen uit werkbezoeken, het Concept Besluit zorgaanspraken AWBZ (versie februari 2002), en de mogelijkheden op basis van de WVG.
Cbz/nr 0327-02
4
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
• • • •
•
•
•
Voorlichting en advies over onder andere preventie, diagnostiek, vroegtijdige onderkenning, informatie over de handicap, het omgaan ermee (bijvoorbeeld op vakantie en hoe los ik de problemen op) en begeleiding bij verwerken van de informatie. Het verkrijgen van hulpmiddelen, zowel ter beperking van de handicap – bril, loep, gehoorapparaat, spraakbord e.d.-, als aanpassingen in en buiten het huis. Voorbeelden van deze aanpassingen zijn: aangepaste verlichting, akoestiek, kleuren, contrasten, elektrische rolstoel, aanpaste auto, elektronica in huis (domotica), speciaal sanitair, een overzichtelijke inrichting, verlichting en akoestiek. Huishoudelijke verzorging Ondersteuning bij of overname van huishoudelijke zorg. Persoonlijk verzorging Ondersteuning bij of overname van persoonlijke verzorging. Verpleging Verpleging en het oefenen om deze handelingen zelf uit te voeren. Ondersteunende begeleiding Begeleiding ter bevordering van of behoud van de zelfredzaamheid en van de integratie in de samenleving door middel van stimulering van het gedrag. Voorbeelden zijn begeleiding bij wonen, hulp bij vervoer en bij winkelen en dergelijk, training in het gebruik van hulpmiddelen, dagbesteding, onderwijs, arbeid en vrijetijdsbesteding. Verder gaat het om begeleiding door middel van gesprekken en non-verbale communicatie, oefenen van dagelijkse vaardigheden, gedragsbeïnvloeding en toezicht houden (aanwezigheid van een hulpverlener). Behandeling / Training Behandeling die speciaal gericht is op de beperkingen en de handicaps en specifieke deskundigheid vereist. Het betreft geneeskundige en paramedische hulp en behandeling van gedragswetenschappelijke aard. Daarbij moet ook gedacht worden aan hulp bij de aanvaarding en verwerking van de problematiek en aan training ten behoeve van het gebruik van hulpmiddelen, het leren van communicatiemogelijkheden (braille, gebarentaal, pc-gebruik) en bijvoorbeeld arbeidshulp en training. Aan behandeling en begeleiding gaan onderzoek en diagnostiek vooraf. Activerende begeleiding Deze begeleiding betreft vooral mensen met een (ernstige) gedragsproblematiek of psychische stoornis. Verblijf Bij verblijf kan onderscheid worden gemaakt naar duur van het verblijf. Kortdurende opnames kunnen plaatsvinden ten behoeve van observatie, diagnostiek of van behandeling of intensieve training om weer zoveel mogelijk zelfstandig te kunnen functioneren. Daarnaast is kortdurend verblijf mogelijk ter ontlasting van het thuismilieu in de vorm van crisis-, logeer-, weekend- en vakantieopvang. Bij langerdurend verblijf wordt een therapeutische of beschermende leefomgeving gevraagd. Bij kinderen is het verblijf gericht op het ontwikkelen van vaardigheden, samen met een schoolopleiding, om daarna zo zelfstandig mogelijk in de samenleving te kunnen functioneren.
In de meeste zorgvragen kan door de reguliere zorg worden voorzien. Daarnaast zijn er zorgvragen die gerelateerd zijn aan de zintuiglijke problematiek, waarvoor specifieke deskundigheid nodig is. In deze zorgvragen kan door de gespecialiseerde instellingen worden voorzien.
Cbz/nr 0327-02
5
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Voorlichting, advies, begeleiding en behandeling vinden ambulant of in deeltijd plaats. De vraag naar deze vormen van zorgverlening zijn afkomstig van vrijwel alle mensen met een enkelvoudige problematiek en deels van mensen met een gecombineerde problematiek. Voor een zeer beperkt deel van de zorgvragen zal verblijf aangewezen zijn. Dit zijn overwegend mensen met een gecombineerde problematiek. Meestal beperkt het verblijf zich tot een korte periode waarin onderzoek, advies, behandeling en training / scholing voorop staan. Langerdurend verblijf betreft 24-uurs zorg met dagprogramma. Er wordt in dat geval tevens een woonomgeving geboden die is aangepast aan de specifieke behoeften van de cliënt, samen met dagactiviteiten en vrijetijdsbesteding. In het algemeen vindt verblijf plaats in combinatie met begeleiding en behandeling.
Cbz/nr 0327-02
6
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
3.
DE VRAAG
3.1 Het aantal zintuiglijk gehandicapten Het totale aantal zintuiglijk gehandicapten in de nederlandse bevolking Thuiswonende zintuiglijk gehandicapten De meest volledige schatting van het aantal mensen met beperkingen bij het zien, het horen en het 3 spreken is gebaseerd op gegevens uit 1990 . Indien toegepast op de bevolkingsaantallen voor Nederland in 2001 (1 januari) kan de volgende schatting van het voorkomen van een zintuiglijke handicap in de bevolking worden gegeven. Het aantal visueel gehandicapten kan geschat worden op circa 736.000. Hiervan zijn circa 64.000 mensen zeer ernstig visueel gehandicapt en 192.000 ernstig tot zeer ernstig. Het aantal mensen met een auditieve handicap bedraagt naar schatting 1.024.000, waarvan circa 32.000 zeer ernstig en 352.000 ernstig tot zeer ernstig auditief gehandicapt zijn. Tot slot kan het aantal mensen dat beperkingen bij het spreken ondervindt geschat worden op circa 208.000, waarvan circa 16.000 zeer ernstig en 80.000 ernstig tot zeer ernstig. 4
Oudere mensen hebben meer beperkingen dan jongeren, zowel absoluut als relatief (in percentage van de leeftijdsgroep). Van de jongeren en jongvolwassenen heeft circa 2% ernstige visuele beperkingen en 2% ernstige auditieve beperkingen. Tussen 55 en 75 jaar neemt het aantal mensen met visuele beperkingen geleidelijk toe, bij ernstige gehoorbeperkingen al vanaf 45 jaar. Vanaf 75 jaar nemen de percentages sterk toe. Van volwassenen met een visuele of auditieve beperking is 80 % ouder dan 65 jaar. 5 Tenslotte kan de relatie leeftijd en ontstaan van de handicap aangegeven worden . Daaruit blijkt dat bij circa 20 % van de visueel en auditief gehandicapten met (zeer) ernstige beperkingen deze aangeboren zijn, bij 72 % respectievelijk 64 % hangen de beperkingen samen met ziekte of ouderdom en bij een beperkt deel (respectievelijk 3% en 8%) zijn ze het gevolg van een ongeval. (Zeer) ernstige beperkingen bij het spreken lijken vaker aangeboren te zijn (bijna 50%), terwijl 36 % het gevolg is van ziekte of ouderdom en een zeer beperkt aantal (2 %) van een ongeval. In de bovenstaande cijfers zijn kinderen jonger dan 6 jaar niet meegenomen en ook niet de mensen die in intramurale of semi-murale instellingen verblijven. Deze instellingen zijn vooral de instellingen voor zintuiglijk gehandicapten en voor zintuiglijk gehandicapten met een verstandelijke handicap, voor verstandelijk gehandicapten, verpleeghuizen, verzorgingshuizen en gezinsvervangende tehuizen. Voor kinderen jonger dan 6 jaar zijn geen gegevens beschikbaar.
3
Gezondheidsenquête van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Nederlands Instituut voor Maatschappelijk Werkonderzoek (NIMAWO), 1990 4 Sociaal en Cultureel Planbureau, Rapportage gehandicapten 1997,Rijswijk, april 1998 5 Gezondheidsenquête van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Nederlands Instituut voor Maatschappelijk Werkonderzoek (NIMAWO), 1990
Cbz/nr 0327-02
7
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Een schatting van de omvang van de mensen in instellingen is als volgt te geven. In instellingen verblijvende zintuiglijk gehandicapten In specifieke instellingen voor zintuiglijk gehandicapten verbleven in 1999 circa 270 mensen met een visuele handicap en circa 590 met een auditief en/ of communicatieve handicap. In woonvormen, verpleeghuizen en verzorgingshuizen met een specifieke toelating voor mensen met deze problematiek, verbleven circa 466 visueel gehandicapten en 225 auditief en/ of communicatief gehandicapten. Voor auditief en/ of communicatief gehandicapten zijn deze aantallen inclusief psychiatrische ziekenhuizen met een specifieke toelating voor deze doelgroep. Zie ook tabel 1, paragraaf 3.2. In de reguliere verpleeghuizen was (in 2000) van de bewoners van circa 12% het gezichtsvermogen 6 ernstig beperkt en van circa 10% het gehoor . In verzorgingshuizen lagen deze percentages iets hoger met respectievelijk circa 16% en circa 12%. Totaal verblijven in verpleeghuizen (in 1998) circa 55.000 7 mensen en in verzorgingshuizen (in 1998) circa 107.800 mensen . In de gezinsvervangende tehuizen en grote woonvormen voor lichamelijk gehandicapten zag (in 1995) circa 20% van de bewoners matig en 7% slecht of was blind. Totaal verbleven circa 2500 bewoners in deze woonvormen. Gegevens over slechthorendheid of doofheid zijn niet bekend. Tenslotte verbleven (in 1999) circa 920 mensen met een visuele en verstandelijke handicap en circa 125 met een auditieve en verstandelijke handicap in specifieke instellingen voor deze doelgroep (tabel 1, paragraaf 3.2). In algemene instellingen voor ve rstandelijk gehandicapten verblijven ook veel mensen met tevens een zintuiglijke handicap. Zo bleek uit een steekproef in 1997 en 1998 dat circa 27 % van de cliënten matig tot ernstig slechthorend waren, 21 % slechtziend (waarvan 12 % ernstig slechtziend of blind) en 9 % 8 kende een dubbele zintuiglijke problematiek . Bij mensen jonger dan 50 jaar varieert de slechthorendheid tussen 21 % en 33 %, afhankelijk van de ernst van de verstandelijke handicap. Bij mensen ouder dan 50 jaar zijn deze percentages veel hoger (77% en 59 %). Bij gehandicapten met het 9 syndroom van Down liggen deze percentages nog hoger (64% tot 93 %) . Totaal verbleven er in intramurale instellingen voor verstandelijk gehandicapten (in 1999) circa 33.500 mensen. Dit aantal is exclusief de instellingen voor jeugdig licht verstandelijk gehandicapten waar het aantal mensen met gezichtstoornissen veel lager ligt. Deze percentages voor mensen met een verstandelijke handicap, die tevens een zintuiglijke problematiek hebben en in instellingen verblijven, liggen aanzienlijk hoger dan gemiddeld in de Nederlandse bevolking. Op dit laatstgenoemde gegeven, “het totaal aantal mensen met een verstandelijke handicap in combinatie met een zintuiglijke problematiek” wordt hieronder nader ingegaan.
6
SCP, gegevens op basis van een steekproef in 2000. Brancherapport Volksgezondheid 2001, Deelrapport care, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Prismant. 8 Prevalence of visual and hearing impairment in a Dutch institutionalized population with intellectual disability, Evenhuis et al, 2001. 9 H. Evenhuis, Waarom worden audiologische interventies bij slechthorenden met verstandelijke beperkingen niet goed uitgevoerd?. Uit: Akoestische aanpassingen in zorginstellingen voor mensen met een verstandelijke handicap en slechthorendheid, Erasmus universitair Medisch Centrum Rotterdam en TU Delft, november 2000 7
Cbz/nr 0327-02
8
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Enkele sp ecifieke combinaties van beperkingen In het bovenstaande is een benadering gegeven van het totale aantal mensen met een zintuiglijke problematiek in de Nederlandse bevolking. Binnen dit totale aantal zijn enkele specifieke combinaties van problemen aan te geven (zintuiglijke beperkingen in combinatie met andere lichamelijke beperkingen, doofblindheid en een zintuiglijke problematiek in combinatie met een verstandelijke handicap). Hierop wordt hieronder ingegaan. Zintuiglijke beperking in combinatie met andere lichamelijke beperkingen Bij ouderen is vaak sprake van een combinatie van een zintuiglijke problematiek met andere lichamelijke beperkingen, zoals bijvoorbeeld problemen met lopen, met gaan zitten en opstaan. Bij jongeren is dit meestal niet het geval. Dit verschil is vooral toe te schrijven aan de hogere leeftijd. Bij 67 % van alle blinde en slechtziende volwassenen is er sprake van één of meer bijkomende lichte of ernstige beperkingen. Bij mensen met zeer ernstige visuele beperkingen heeft 27 % een andere ernstige lichamelijke beperking. De combinatie van visuele en auditieve en/of communicatieve beperkingen komt bij respectievelijk 18% (horen 9% en spreken 4%) bij de ernstig tot zeer ernstig visueel gehandicapten 10 voor . Doofblindheid Doofblindheid kan aangeboren zijn, erfelijk zijn waarbij er sprake is van aangeboren doofheid met vanaf de tienerleeftijd geleidelijk aan blindheid, het gevolg zijn van een combinatie van met ouderdom samenhangende gehoor- en gezichtsverlies als gevolg van een ziekte (onder andere glaucoom of diabetes) of het gevolg zijn van ziekte, ongeval of bestraling. 11 Ramingen van het aantal doofblinden zijn te ontlenen aan twee onderzoeken . De conclusies van beide onderzoeken lopen sterk uiteen. In het onderzoek ¨Doofblindheid in Nederland¨ (Punter 1991) wordt het aantal doofblinden geraamd op circa 2.250. Daarvan verblijven circa 750 mensen in instellingen, waarvan 356 in verpleeghuizen en in specifieke instellingen voor doven en/of blinden, 178 in instellingen voor verstandelijk gehandicapten (verstandelijk en auditief en/of visueel gehandicapt) en 215 in verzorgingshuizen. De raming van de Nederlandse Vereniging voor de Belangenbehartiging van Doofblinden voor 1998 (Van Dungen, NIZW, 1999) komt uit op een aantal van 1.000 doofblinden in instellingen. Verstandelijke handicap in combinatie met een zintuiglijke problematiek Mensen met een verstandelijke handicap hebben een sterk verhoogd risico op andere beperkingen. De hersenbeschadiging (al of niet aangeboren), die heeft geleid tot de verstandelijke handicap, kan ook leiden tot beschadiging van onder andere het gehoororgaan, de ogen, de oogzenuw en de visuele hersenbanen. Voorbeelden zijn het Down syndroom, infecties tijdens de zwangerschap, zuurstofgebrek tijdens de geboorte, vroeggeboorte en hersenvliesontsteking. Uit een steekproef onder volwassenen bleek dat van de populatie jonger dan 50 jaar met een lichte of matige verstandelijke handicap circa 4 % slechtziend is en 21 % slechthorend. In de populatie jonger dan 50 jaar met een ernstige verstandelijke beperking komt slechtziendheid bij circa 50 %, slechthorendheid bij circa 33% voor en de combinatie slechtziendheid en slechthorendheid bij circa 20 %. Het risico neemt toe bij mensen met het syndroom
10
Slechtzienden en blinden in Nederland, Deelrapport 1 en 2, W.B.A.M. Melief en K.A. Gorter, Verwey Jonker Instituut, Utrecht 1998. 11 Barnhard en Kramer, Bijzondere doelgroepen gehandicapten in cijfers, Prismant, januari 2000.
Cbz/nr 0327-02
9
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
13
van Down, bij een ernstige verstandelijke beperking en bij een leeftijd boven 50 jaar . Naar schatting zijn er in Nederland tenminste 10.000 mensen met een verstandelijke handicap, die tevens slechtziend 12 zijn (thuiswonend of verblijvend in een intramurale of semi-murale voorziening) . Mensen met een verstandelijke beperking hebben tevens een sterk verhoogd risico op andere aandoeningen, waaronder visueel en auditief, maar ook op motorische beperkingen (spasticiteit, 14 % en epilepsie, 10% tot 15%), psychiatrische en gedragsproblemen en autisme gerelateerde 13 aandoeningen . Ontwikkeling in het aantal zorgvragenden Door demografische en epidemiologische ontwikkelingen zal de vraag zich wijzigen. Een zintuiglijke handicap is voor een deel aangeboren, maar is daarnaast voor een zeer groot deel verworven, samenhangend met ouderdom of ziekte. In de periode tot 2010 zal de bevolking groeien met bijna 1 miljoen mensen, maar er zal met name een groei zijn van het aantal mensen ouder dan 65 jaar. Met deze veroudering zal het aantal mensen met een zintuiglijke problematiek toenemen. Maar ook het aantal chronisch zieken zal naar verwachting toenemen. Een schatting van de toename van mensen met suikerziekte (die kan leiden tot blindheid) 14 bedraagt bijvoorbeeld circa 35% tot 45% . Het aantal kinderen en jongvolwassenen zal in de toekomst vrijwel gelijk blijven aan het huidige aantal. Door technologische ontwikkelingen zal de kans dat kinderen met aangeboren afwijkingen kunnen blijven leven naar verwachting toenemen. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan vroeggeboorten en aan de grotere levensverwachting voor mensen met een verstandelijke handicap. Daarnaast is er een groeiende vraag van allochtone kinderen. Dit hangt samen met het groeiend aantal allochtone kinderen in Nederland. Maar ook het voorkomen van een zintuiglijke handicap is bij 15 allochtonen groter dan gemiddeld in de Nederlandse bevolking. Dit hangt samen met erfelijke aanleg . Er wordt derhalve een toename van de totale zorgvraag verwacht 3.2 Een indicatie van de vraag Algemeen De meeste mensen met een zintuiglijke problematiek, al of niet gecombineerd met een verstandelijke handicap en/of andere bijkomende problematiek, wonen zelfstandig, alleen of met anderen. In de zorgvraag wordt in de eerste plaats en voor het grootste deel voorzien door huisgenoten, familie, vrienden en kennissen. Daarnaast wordt thuis hulp verleend door professionele hulpverleners (thuiszorg, ambulante behandeling), maar ook door betaalde hulp als werkster en tuinman. Eventueel benodigde woningaanpassingen, rolstoelen en vervoersmogelijkheden zijn op basis van de Wet Voorzieningen Gehandicapten (WVG) via de gemeente te verkrijgen. Andere hulpmiddelen zijn te verkrijgen via de thuiszorg of ziektekostenverzekering. Voor huishoudelijke hulp, verzorging, verpleging en begeleiding kan na indicatie door het regionaal indicatieorgaan een beroep worden gedaan op
12
Prof. Dr. H.M. Evenhuis, gegevens op basis van een zintuigstudie onder 1600 mensen met een verstandelijke handicap, 2002. Want ik wil nog lang leven, Prof. Dr. H.M. Evenhuis, Raad voor de Volksgezondheid en Zorg, Zoetermeer 2002 14 Volksgezondheid, Toekomstverkenning 1997, deel I De gezondheidstoestand :een actualisering, RIVM, 1997 15 Want ik wil nog lang leven, Prof. Dr. H Evenhuis, Raad voor de Volksgezondheid en Zorg, Zoetermeer 2002 13
Cbz/nr 0327-02
10
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
thuiszorg of op extramurale zorgverlening door AWBZ gefinancierde instellingen of door organisaties die gefinancieerd worden op basis van een subsidieregeling van het College voor zorgverzekeringen. Bij een beperkt deel van de cliënten met een zintuiglijke handicap is de zorgvraag en zorgbehoefte zodanig dat behandeling en/of verblijf in een woonvorm of intramurale instelling is aangewezen. In het algemeen zijn dit voorzieningen die niet specifiek alleen in deze doelgroep zijn gespecialiseerd. Een kwantificering van het gebruik van deze voorzieningen door mensen met een zintuiglijke handicap is opgenomen in paragraaf 3.1. Daarnaast zijn er voorzieningen die zich specifiek richten op mensen met een zintuiglijke handicap. In het onderstaande is gepoogd een raming te geven van de vraag naar en het gebruik van deze specifieke voorzieningen. De indicatiestelling verloopt (sinds 1 januari 2002) officieel via het Landelijk Centrum Indicatiestelling Gehandicaptenzorg (LCIG). In de praktijk wordt deze voorlopig nog steeds overwegend door de instellingen zelf gedaan in afwachting van de daadwerkelijke overname door het LCIG. De vraag naar en het gebruik van specifieke voorzieningen. Aangezien het moeilijk is zicht te krijgen op de werkelijke omvang van de vraag naar dienstverlening aan mensen met een zintuiglijke handicap, wordt in navolging van het Brancherapport Care (Zorgnota 2002) de vraag benaderd door uit te gaan van de vraag die zich heeft gemanifesteerd: het aantal mensen dat gebruik maakt van voorzieningen en het aantal mensen op de wachtlijst. Een benadering van het gebruik dat door zintuiglijk gehandicapten, al of niet gecombineerd met een verstandelijke handicap en/of andere bijkomende problematiek, van specifieke instellingen wordt gemaakt is in de onderstaande tabel aangegeven.
Cbz/nr 0327-02
11
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Tabel 1 Schatting van het verblijf van zintuiglijk gehandicapten Voorziening
Instellingen voor visueel gehandicapten Instellingen voor auditief en/of communicatief gehandicapten 2 Instellingen voor zintuiglijk gehandicapten met een verstandelijke handicap Visueel en verstandelijk gehandicapten Verblijf Substitutie Auditief en verstandelijk gehandicapten Verblijf Substitutie Woonvorm voor visueel gehandicapten auditief en/of communicatief gehandicapten meervoudig gehandicapten Verpleeghuis voor doofblinden Verzorgingshuis visueel gehandicapten auditief en/ of communicatief gehandicapten Psychiatrisch ziekenhuis auditief en/of communicatief gehandicapten Bron:
Gebruik aantal plaatsen/mensen 266 584
1
913 111
2
124 12
2
217
1
3
71
4
344 80
5
50
6
5
1 CTG, gebaseerd op het aantal gerealiseerde verzorgingsdagen (1999) 2 toelatingen CVZ, 1998, 1999, 2000, 2001, 2002 3 toelatingen, CVZ, 2002 4 toelating februari 2002, onderdeel van de totale capaciteit 5 VVBF, Verzorgingshuizen met een bijzondere functie, Zeist1997 6 toelatingen CVZ 2002. In oprichting is een landelijke voorziening te Vught met 15 klinische plaatsen.
In bovenstaande tabel zijn de verblijfscapaciteiten opgenomen. Voor de meeste voorzieningen komt de verblijfscapaciteit vrijwel overeen met de toegelaten capaciteit. Bij instellingen voor visueel gehandicapten en bij instellingen voor auditief en/ of communicatief gehandicapten zijn de toegelaten capaciteiten echter aanzienlijk groter dan de verblijfscapaciteiten. De financiering van de zorg is gebaseerd op het toegelaten aantal plaatsen. De verleende zorg betreft echter naast verblijf tevens dag/ deeltijdbehandeling en ambulante zorg. Veranderende vraag Zintuiglijk gehandicapten Bij de instellingen voor visueel gehandicapte bedraagt de toegelaten capaciteit ( in1999) totaal 560 plaatsen bij een verblijfscapaciteit van 266 plaatsen. Bij instellingen voor auditief en/ of communicatief gehandicapten bedraagt de toegelaten capaciteit 904 plaatsen, waarvan 584 plaatsen voor verblijf worden gebruikt.
Cbz/nr 0327-02
12
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
De vraag naar verblijf is in beide soorten instellingen in de afgelopen jaren aanzienlijk afgenomen. Bij de instellingen voor auditief en/of communicatief gehandicapten lijkt sprake te zijn van een zich nog voortzettende tendens, bij de instellingen voor visueel gehandicapten lijkt zich een stabilisatie af te tekenen. De vraag naar deeltijd-/ dagbehandeling en ambulante zorg kent daarentegen een zeer sterke stijging. Deze ontwikkeling is ook al enige jaren gaande. Een indicator voor de omvang van de vraag naar deeltijd-/ dagbehandeling en ambulante zorg voor 16 mensen met visuele beperkingen is uitgedrukt in het zogenaamde “gewogen cliëntencontact” . De ontwikkeling in deze vraag laat zien dat in zes jaar (1995-2000) deze parameter met 75 % is gestegen, hetgeen betekent dat sprake is van een sterke toename. Sinds 1998 geldt echter een budgetmaximering voor de visueel gehandicapten, waardoor de groei enigszins is afgevlakt. Het huidige aantal cliënt contacten bedraagt ruim 202.000 (2001). Voor de instellingen voor auditief en/of communicatief gehandicapten worden vanaf 2000 productieafspraken vastgelegd, die de omvang van de dagbehandeling en ambulante zorg aangeven. In totaal zijn er in 2001 19.239 contacten aan huis geweest (inclusief begeleid wonen), 3112 contacten ten behoeve van diagnostiek en 143.038 overige contacten, waaronder dagopvang en behandeling semi16 intern . Bij auditief en/of communicatief gehandicapten vormen de ambulante zorg en de deeltijd-/ dagbehandeling een minder groot aandeel in de totale zorg dan bij de instellingen voor visueel gehandicapten het geval is. Waarschijnlijk speelt hierbij een belangrijke rol dat de flexibilisering van de AWBZ voor auditief en/ of communicatief gehandicapten pas per november 2001 is ingevoerd, terwijl bij visueel gehandicapten dit al sinds 1989 het geval was. Naar verwachting zal de verschuiving van verblijf naar ambulante zorg en dagbehandeling zich nog verder voortzetten. Zintuiglijk gehandicapten met een verstandelijke handicap De vraag naar verblijf door zintuiglijk gehandicapten met een verstandelijk handicap komt enerzijds overeen met het aantal beschikbare plaatsen (1200 mensen). Daarnaast zijn er wachtlijsten (variërend van 4 tot 20 cliënten per instelling). De totale vraag naar verblijf zal derhalve nog toenemen. Behalve verblijf is vrij recent een ontwikkeling gaande waarbij gevraagd wordt om ambulante zorg en dag- of deeltijdbehandeling. Deze vraag is groeiende. Er zijn echter geen gegevens beschikbaar over de omvang van deze zorg. Wachtlijstgegevens Uit wachtlijstgegevens voor zintuiglijk gehandicapten (wachtlijstcijfers gehandicaptensector 2001, VWS, maart 2002) blijkt dat er in september 2000 1335 wachtenden waren, waarvan 80 % voor kortdurende hulp (onderzoek, advies en behandeling) en 20 % voor meer langdurige vormen van zorg (ondersteuning bij het wonen, dagbesteding en/ of werk en huisvesting). De wachttijd voor de kortdurende hulp bedraagt gemiddeld 31 dagen en is daarmee gedaald ten opzichte van de afgelopen jaren. Er lijkt mogelijk meer sprake te zijn van een planningslijst dan van een wachtlijst. De wachttijd voor langdurige vormen van zorg is de afgelopen jaren vrijwel gelijk gebleven.
16
Brancherapport gehandicaptenzorg, Prismant 2001, CTG
Cbz/nr 0327-02
13
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
De gemiddelde wachttijd bedraagt 250 dagen, circa 8,5 maand. Deze gegevens zijn gebaseerd op een opgave van de instellingen. Er is geen specificatie naar verblijf beschikbaar. Uit werkbezoeken aan de instellingen is gebleken dat er voor visueel en auditief gehandicapten nauwelijks wachtenden voor verblijf in de instellingen zijn. Voor zintuiglijk gehandicapten met een verstandelijke handicap is dit wel het geval. Verandering van de vraag in de toekomst De verwachte veranderingen in de toekomst betreffen een andere vraag, een groeiende vraag door het blootleggen van een latente vraag en nieuwe technologische mogelijkheden. Verschuiving in problematiek Mensen met een enkelvoudige problematiek, maar ook als er sprake is van bijkomende problemen, blijken steeds meer te vragen naar uitsluitend ambulante zorg en dagbehandeling/ deeltijdbehandeling. Naar verwachting zal deze vraag blijven toenemen mede gezien de stijging in de afgelopen jaren. Mensen met een gecombineerde problematiek kunnen soms, om allerlei redenen, niet zelfstandig blijven wonen. Om zelfstandig te kunnen blijven wonen is de mogelijkheid om de regie over het eigen leven te kunnen voeren van belang. Tevens is bij wonen in een gezin de draagkracht van dit gezin belangrijk. In hoeverre kan het gezin de zorg nog aan, zeker als zich pedagogische problemen voordoen in de relatie kind-ouder. Een gecombineerde problematiek wil zeggen dat naast een visuele stoornis tevens somatische/ motorische problemen, psychosociale/ sociaal pedagogische, psychiatrische en/of cognitieve stoornissen optreden. Van de in de instellingen voor zintuiglijk gehandicapten verblijvende cliënten komt met name de combinatie met gedragsproblemen (steeds) veelvuldiger voor. Voor een beperkt deel van de populatie is er tevens sprake van een combinatie met een (licht tot matig ernstige) verstandelijke handicap. Dit aandeel binnen de populatie van deze instellingen is groeiende. Bij kinderen kan tevens de afstand tot de school voor speciaal onderwijs een indicatiestelling voor opname zijn, echter steeds in combinatie met begeleiding en behandeling en veelal tevens met een gecombineerde problematiek. De verwachting van de instellingen, zowel visueel als auditief en/of communicatief, is dat de problematiek van de verblijfscliënten verder zal verzwaren. Deze zal toenemen mede door een afnemende draagkracht van het thuismilieu. Latente vraag 17 Opsporing en diagnostiek van visuele en gehoorstoornissen kent nog vele leemten . Kinderen die geboren worden met een zintuiglijke handicap worden veelal via huisarts consultatiebureaus en medisch specialisten opgespoord. Bij zeer jonge kinderen (< 1 jaar) kunnen de zintuigen zich het best ontwikkelen en kunnen restmogelijkheden van gezichtvermogen en gehoor als ook tast nog (enigszins) tot ontwikkeling worden gebracht. Bij dove kinderen kan een implantaat op zeer jonge leeftijd resulteren in enige (zeer beperkte) gehoormogelijkheden. Er zijn plannen om tot een landelijke screening bij alle pasgeborenen te komen. Het is derhalve van groot belang dat al heel jong (als kleine baby) de handicap wordt opgespoord (vroegdiagnostiek). Mensen die op latere leeftijd een zintuiglijke problematiek krijgen zijn niet altijd bekend met de hulpverlening die de specifieke instellingen voor zintuiglijk gehandicapten kunnen bieden of stellen om diverse redenen geen belang in meer hulp dan die van huisarts, oogarts of kno-arts. Een slechte onderkenning van zintuiglijke problemen is er vooral bij mensen met een verstandelijke handicap. Niet
17
Want ik wil nog lang leven, Prof. Dr. H.M. Evenhuis, Raad voor de Volksgezondheid en zorg, Zoetermeer 2002
Cbz/nr 0327-02
14
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
alleen wordt vaak niet onderkend dat er problemen zijn maar ook vereist de diagnostiek een speciale benadering en specifieke apparatuur. Kinderen met een verstandelijke handicap nemen ook vaak niet deel aan de bestaande screeningen op visuele en gehoorstoornissen, of worden niet verwezen. Landelijke invoering van de neonatale gehoorscreening zal de opsporing in deze groep sterk kunnen verbeteren. Tenslotte kan gewezen worden op het grote aantal mensen met een zintuiglijke stoornis in instellingen voor verstandelijk gehandicapten, in verzorgingshuizen en in verpleeghuizen. De instellingen voor zintuiglijk gehandicapten onderkennen dit probleem en zijn begonnen met het screenen van de bewoners van met name instellingen voor verstandelijk gehandicapten. Deze inhaaldiagnostiek vergt echter een grote inspanning aan mensen en middelen. De benodigde inzet is veelal nog een probleem. Technologische ontwikkelingen Technologische ontwikkelingen hebben voor visueel gehandicapten vooral betrekking op het uitwendige oog. Volgens een publicatie is in Amerika met succes een lens met zonnecellen geïmplanteerd. Technische ontwikkelingen hebben voor auditief gehandicapten vooral betrekking op verbetering van de hoortoestellen. Voorts vindt voor sommige oorafwijkingen implantatie van een gehoorapparaat plaats. De cliënt kan hiermee klanken waarnemen, maar blijft auditief gehandicapt. Door de computertechniek is de geluidskwaliteit van de hoortoestellen toegenomen en de omvang afgenomen. Als de ontwikkelingen zich doorzetten zijn in de toekomst wellicht technische oplossingen mogelijk voor andere visuele en auditieve afwijkingen. Overigens zou voor met name grotere verblijfsgroepen in onder andere woningen en voorzieningen voor dagbesteding nader onderzoek gewenst zijn naar de te stellen eisen voor verlichting en akoestiek. Ook bijvoorbeeld het optimale gebruik van daglicht voor slechtzienden behoeft nader onderzoek. De vraag naar werk en dagbesteding Mensen met een enkelvoudige problematiek en een deel van de mensen met een gecombineerde problematiek hebben meestal een reguliere baan. Ook kan sprake zijn van gerichte arbeidshulp en/ of arbeidstraining. Hiertoe werken de instellingen samen met arbeidsregie teams, waarvan er vijf in Nederland zijn (in zuid-, midden en noord Nederland en in Amsterdam en Rotterdam). School, werk en dagbesteding worden door alle instellingen voor zintuiglijk gehandicapten geboden. Daarnaast zijn er sociale werkplaatsen voor visueel gehandicapten en is aan de GVT Sonneheerdt te Ermelo ook een werkvoorziening verbonden. Ook De Blizo te Vught is een werkvoorziening voor blinden. Op basis van de huidige gegevens is niet bekend hoe groot de vraag naar dagbesteding is van mensen die niet in een instelling voor zintuiglijk gehandicapten verblijven. Overigens zouden, conform onderhavig rapport ten behoeve van intramurale instellingen, ook eisen zijn te stellen aan de verlichting en de akoestiek van dagcentra voor kinderen en volwassenen met verstandelijke handicap en zintuiglijke beperkingen.
Cbz/nr 0327-02
15
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
4.
HET HUIDIGE AANBOD
De zorgverlening aan mensen met een zintuiglijke handicap, al of niet gecombineerd met bijkomende problemen, zoals een verstandelijke handicap, wordt geboden door een breed scala aan organisaties, instellingen en voorzieningen. Naast instellingen specifiek voor zintuiglijk gehandicapten (visueel gehandicapten, auditief en/of communicatief gehandicapten en visueel en auditief gehandicapten met een verstandelijke handicap), wordt door deze doelgroep gebruik gemaakt van voorzieningen, zoals thuiszorg, algemene instellingen voor verstandelijk gehandicapten, verpleeghuizen en verzorgingshuizen en gezinsvervangende tehuizen. De zorg in de instellingen voor zintuiglijk gehandicapten is gericht op alle zorgvragen en alle typen van dienstverlening (verblijf, dagbehandeling/deeltijdbehandeling en ambulante behandeling). Daarbij wordt aandacht gegeven aan screening, onderzoek, behandeling, begeleiding, arbeidshulp en arbeidstraining en expertise-ontwikkeling. Een overzicht van de aard en de inhoud van de zorgverlening is opgenomen in bijlage 2. Na begeleiding en behandeling vindt doorstroming plaats. In de meeste gevallen naar zelfstandig wonen. Bij een beperkt deel van deze doelgroep is de zorgvraag en zorgbehoefte zodanig dat begeleid wonen plaatsvindt of verblijf en/of behandeling in een woonvoorziening of een intramurale instelling is aangewezen. Deze instellingen zijn veelal niet specifiek gespecialiseerd in de doelgroep zintuiglijk gehandicapten. In paragraaf 4.1 wordt ingegaan op de specifieke expertise van de instellingen voor zintuiglijk gehandicapten. De instellingen en organisaties specifiek voor visueel gehandicapten zijn in paragraaf 4.2 weergegeven evenals de ontwikkelingen die zich in opzet en organisatie van de zorg hebben voorgedaan. In paragraaf 4.3 komen de instellingen en organisaties voor auditief en/of communicatief gehandicapten aan de orde en in paragraaf 4.4 de instellingen voor zintuiglijk gehandicapten met een verstandelijke handicap (meervoudig gehandicapten). In paragraaf 4.5 is aangegeven in welke semimurale of intramurale instellingen mensen met een zintuiglijk handicap daarnaast verblijven en/of behandeld worden. 4.1 Specifieke expertise De instellingen voor zintuiglijk gehandicapten beschikken over specifieke deskundigheid ten behoeve van een specifieke doelgroep. Deze omvat deskundigheid betreffende de zintuiglijke problematiek en de gevolgen voor het dagelijks leven en het maatschappelijk functioneren. Onderzoek, begeleiding en behandeling zijn gericht op bevordering of behoud van de zelfstandigheid/ zelfredzaamheid van de zintuiglijk gehandicapte. Een belangrijk element van deze zelfstandigheid/ zelfredzaamheid is de mogelijkheid tot communicatie. De zorg, verleend door een multidisciplinair team, richt zich niet alleen op de cliënt en op de gezinsleden en partner, maar is tevens gericht op andere hulpverleners (in thuiszorg, intramurale instellingen, kinderdagverblijven en dergelijke). Verspreiding van de deskundigheid geschiedt door voorlichting, advies, in de vorm van cursussen en dergelijke. Behoud en uitbouw van de deskundigheid vergt voortdurende scholing van de medewerkers en het ontwikkelen van nieuwe behandelmethoden en beleidsstrategieën. Deze specifieke deskundigheid is niet bij andere instellingen en organisaties in vergelijkbare mate aanwezig.
Cbz/nr 0327-02
16
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Om een groter draagvlak voor deze deskundigheidsontwikkeling te creëren werken de instellingen samen en zijn diverse instellingen gefuseerd. De fusies vinden plaats tussen instellingen die gericht zijn op dezelfde problematiek (visuele of auditieve beperking). Daarnaast vergt de verspreiding, c.q. de bredere inzet, van de specifieke deskundigheid samenwerking met diverse andere instellingen en organisaties. 4.2 Instellingen voor visueel gehandicapten Instellingen Er zijn vijf regionale instellingen voor visueel gehandicapten en een landelijk werkende instelling, ressorterend onder drie stichtingen. Naast hoofdlocaties zijn er een groot aantal decentrale vestigingen, veelal zonder verblijfsfunctie, van waaruit ambulante zorg en deeltijd/dagbehandeling plaatsvindt. Een overzicht is opgenomen in bijlage 3. De instellingen werken ten behoeve van diagnostiek, verwijzing, doorstroom en expertise-uitwisseling nauw met elkaar samen en met diverse organisaties, personen en instellingen. De diagnostiek vindt in de instellingen zelf plaats door gespecialiseerde deskundigen. Samenwerking tussen de instellingen is van groot belang om tot schaalvergroting te komen die nodig is voor expertiseopbouw en voor specialisatie met betrekking tot enkele minder voorkomende doelgroepen (bijvoorbeeld doofblinden). De verschillende samenwerkingsvormen zijn eveneens opgenomen in bijlage 3. Doelgroep De regionale instellingen richten zich op cliënten van alle leeftijden en op alle zorgvragen. Er is derhalve niet een uitgesproken specialisatie. ’t Loo Erf in Apeldoorn heeft een landelijke functie en richt zich met name op volwassenen en specifiek op intensieve revalidatie, arbeidshulp en arbeidstraining. Behandeling en begeleiding De ambulante zorg en de deeltijd-/ dagbehandeling kent een zeer sterke stijging in de afgelopen jaren die zich naar verwachting nog voort zal zetten (zie paragraaf 3.2). De stijging is mede mogelijk gemaakt door een spreiding van de decentrale centra van waaruit deze vormen van zorgverlening worden gegeven. De grotere decentrale vestigingen beschikken in principe over het volledige pakket van ambulante en deeltijd-/ dagbehandelingsmogelijkheden. Een uitzondering vormt verblijf en gespecialiseerde en schaarse vormen van diagnostiek (b.v. visioloog, low vision onderzoek, technisch geavanceerd onderzoek, electrofysica). Deze zijn veelal nabij of op de hoofdlocatie geconcentreerd. Daarnaast zijn er kleinere vestigingen waar een beperkt aantal functies aanwezig is, met name ambulante en meer eenvoudige deeltijd-/ dagbehandeling, inclusief kantoorplekken voor personeel. Met name de diagnostiek en screening vinden veelal vanuit deze decentrale vestigingen (“polikliniek¨) plaats. Geconstateerd kan worden dat door de realisatie van regionale centra en dependances buiten de hoofdlocaties de spreiding van functies ten behoeve van ambulante zorg en deeltijd/dagbehandeling al behoorlijk tot ontwikkeling is gekomen. Leemten zijn er nog met name in Noord Nederland, Oost Brabant en Noord Limburg. Voor een deel zal hierin voorzien worden door plannen die de instellingen hebben om onder andere hier nieuwe centra op te richten.
Cbz/nr 0327-02
17
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Verblijf 18 Verblijf maakt voor minder dan 50% deel uit van de toegelaten capaciteit van alle instellingen tezamen . De verblijfsfunctie is de afgelopen jaren afgenomen, maar er lijkt een stabilisatie op te treden (zie paragraaf 3.2). De verwachting van de instellingen is dat het aantal verblijfscliënten zal toenemen, omdat er sprake lijkt te zijn van een afnemende draagkracht van de thuissituatie, met name bij de cliënten met een gecombineerde problematiek. Het Loo Erf te Apeldoorn kent alleen behandeling die gepaard gaat met verblijf en geen dagbehandeling. Het verblijf is in de meeste instellingen overwegend gericht op kinderen en jongvolwassenen. Bartiméus te Zeist richt zich op cliënten van alle leeftijden en ’t Loo Erf te Apeldoorn alleen op volwassenen. De verblijfsfunctie is vrij slecht over het land gespreid. Verblijf is overwegend op of in de omgeving (in nabijgelegen steden of dorpen) van de hoofdlocaties gesitueerd. De instellingen hebben geen plannen om tot een meer evenwichtige verdeling van de verblijfsfunctie over het land te komen. Argumenten die hiervoor door de instellingen genoemd worden zijn dat het om vrij kleine eenheden gaat en dat een verdere spreiding problemen oplevert voor de personele bezetting, voor de afstemming binnen de organisatie en voor het behoud van deskundigheid. 19
Ook de mate waarin het verblijf gedeconcentreerd gerealiseerd is, verschilt per instelling aanzienlijk . De ideeën over de mate waarin verblijf in de toekomst gedeconcentreerd gerealiseerd zal worden, laten geen grote verschuivingen zien. Door de instellingen wordt aangevoerd dat voor tenminste een deel van de populatie een beschermde omgeving wenselijk is. Daarbij kan gedacht worden aan cliënten met ernstige gedragsproblemen, sommige vormen van autisme en aan bijvoorbeeld mensen met een zintuiglijke handicap en een ernstige verstandelijke handicap. Deze cliënten hebben een intensieve begeleidings- en zorgvraag en behoeven een veilige en/of een prikkelarme omgeving alsmede de nabijheid van speciale scholen en dagactiviteiten. Daarnaast is er een beperkt aantal, veelal oudere, cliënten, dat “geïnstitutionaliseerd” is en waarvan de woonwens is op het instellingsterrein te blijven. Bij de werkbezoeken aan de instellingen werd soms genoemd dat er in een aantal gevallen problemen zijn om de cliënten elders geplaatst te krijgen, maar er werd niet gesproken van een omvangrijk probleem waardoor stagnatie in de doorstroom zou optreden. 4.3 Instellingen voor auditief en/of communicatief gehandicapten Instellingen Er zijn vijf instellingen voor auditief en/of communicatief gehandicapten, ressorterend onder drie stichtingen. Naast hoofdlocaties zijn er een aantal decentrale vestigingen, veelal zonder verblijfsfunctie, van waaruit ambulante zorg en deeltijd-/dagbehandeling plaatsvindt. Een overzicht is opgenomen in bijlage 3.
18
De mate waarin dit per instelling het geval is verschilt sterk en varieert van 18 van de 24 toegelaten plaatsen bij RIN, 32 bij een toegelaten capaciteit van 24 bij RIZWN, 40 van de 180 toegelaten plaatsen bij Theofaan, 40 van de 110 bij RINH en 110 van de 181 bij Bartimeus. 19 Bij Bartiméus zijn circa 30 verblijfplaatsen op een totaal van circa 110 in woonwijken gesitueerd, bij Theofaan circa 7 van de 37 en bij RINH 8 van de 35. De RIN en RINZH met capaciteiten van respectievelijk 18 en 32 verblijfplaatsen is de totale capaciteit in woningen in wijken gehuisvest.
Cbz/nr 0327-02
18
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
De instellingen werken ten behoeve van diagnostiek, verwijzing, doorstroom en expertise-uitwisseling nauw met elkaar samen en met diverse andere organisaties, personen en instellingen. Samenwerking tussen de instellingen is van groot belang om tot schaalvergroting te komen die nodig is voor expertiseopbouw en voor specialisatie met betrekking tot enkele minder voorkomende doelgroepen (bijvoorbeeld doofblinden). Diagnostiek van het gehoor wordt uitgevoerd door audiologische centra. Alle instellingen voor auditief en/ of communicatief gehandicapten werken nauw samen met tenminste één audiologisch centrum. Er zijn echter veel meer audiologische centra. De samenwerking tussen de instellingen voor auditief en/ of communicatief gehandicapten en alle audiologische centra vergt aandacht en nadere concretisering. De verschillende samenwerkingsvormen zijn eveneens opgenomen in bijlage 3. Doelgroep De instellingen richten zich op cliënten van alle leeftijden. De zorgvragen van auditief en/ of communicatief gehandicapten zijn te onderscheiden in een aantal subgroepen. Niet alle instellingen richten zich op alle zorgvragen. Er is sprake van een zekere specialisatie. Sint Marie biedt primair zorg aan slechthorenden en de overige instellingen voornamelijk aan doven. Alle instellingen richten zich op cliënten met een auditieve en communicatieve problematiek en op cliënten met ernstige spraak-taal moeilijkheden. Een deel van de cliënten heeft daarbij tevens een verstandelijke handicap. Sint Marie en Guyot richten zich daarnaast specifiek op cliënten met een autistische stoornis en het Instituut voor Doven en Guyot op de zorgverlening aan doofblinden. Bij een deel van de populatie is er tevens sprake van een combinatie met psychiatrische problemen en in grotere mate dan bij visueel gehandicapten het geval is. Behandeling en begeleiding De ambulante zorg en de deeltijd/ dagbehandeling laten over de afgelopen jaren een stijging zien, die echter niet zo groot is als bij de instellingen voor visueel gehandicapten. Deze stijging zal zich naar verwachting nog voortzetten (zie paragraaf 3.2). De mate waarin, kan bevorderd worden door een spreiding van de decentrale centra van waaruit deze vormen van zorgverlening worden gegeven. De speiding van deze vormen van zorg is nog maar gedeeltelijk tot ontwikkeling gekomen. De functies die in de decentrale centra aanwezig zijn, omvatten met name informatie en advies, diagnostiek, behandeling en begeleiding in de vorm van ambulante zorg en deeltijd- /dagbehandeling. Geconstateerd kan worden dat de ontwikkeling van dependances voor ambulante zorg en deeltijd/ dagbehandeling buiten de hoofdlocaties nog maar beperkt tot ontwikkeling is gekomen. Met name in Midden en Noord Nederland zijn er aanzienlijke leemten. Overigens heeft een aantal instellingen plannen in voorbereiding om nieuwe centra op te richten. Naast ambulante behandeling vanuit deze instellingen zijn er afzonderlijke extramurale organisaties voor ambulante behandeling. Een overzicht is opgenomen in paragraaf 4.5. Verblijf 20 Verblijf maakt voor circa 70% deel uit van de toegelaten capaciteit van alle instellingen tezamen . De verblijfsfunctie is de afgelopen jaren afgenomen. Deze tendens lijkt zich voort te gaan zetten (zie paragraaf 3.2). De verwachting van de instellingen is dat deze afname vertraagd zal worden doordat er 20
De mate w aarin dit per instelling het geval is kent grote verschillen. Bij Guyot is dit 55 van de 95 toegelaten plaatsen, bij Effatha 105 van de 190, bij Mgr Terwindtstichting 40 van de 64, bij Sint Marie 95 van de 155 en bij het Instituut voor Doven 185 van de 400.
Cbz/nr 0327-02
19
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
sprake lijkt te zijn van een toenemend aantal cliënten met een gecombineerde problematiek die niet meer thuis kunnen wonen door een afnemende draagkracht van de thuissituatie. Het verblijf in Sint Marie en Guyot is alleen gericht op kinderen en jong volwassenen. Bij Effatha worden met name kinderen en jongeren opgenomen, maar tevens (een beperkt aantal) volwassenen. Het Instituut voor Doven en de Mgr. Terwindtstichting richten zich op cliënten van alle leeftijden. De verwachting van de instellingen is dat deze verblijfscapaciteiten ongeveer in deze omvang gehandhaafd zullen blijven. De verblijfsfunctie is vrij slecht over het land gespreid. Verblijf is evenals bij de visueel gehandicapten overwegend op of in de omgeving (in nabijgelegen steden of dorpen) van de hoofdlocaties gesitueerd. Met uitzondering van Effatha hebben de instellingen geen plannen om tot een meer evenwichtige spreiding van de verblijfsfunctie over het land te komen. Argumenten die hiervoor door de instellingen genoemd worden zijn, evenals bij de instellingen voor visueel gehandicapten, dat het om vrij kleine eenheden gaat en dat een verdere spreiding problemen oplevert voor de personele bezetting, voor de afstemming binnen de organisatie en voor het behoud van deskundigheid. Ook de mate waarin het verblijf gedeconcentreerd is verschilt sterk tussen de instellingen. Bij Effatha verblijven de meeste cliënten in kleinschalige voorzieningen in wijken in meerdere plaatsen. Op de hoofdlocatie resteert een kleine woonvoorziening. Bij Guyot vindt het wonen vrijwel volledig in woningen in een woonwijk van Groningen plaats. Bij Sint Marie is het verblijf daarentegen grotendeel op de hoofdlocatie geconcentreerd en in enkele woningen in Eindhoven. Bij het Instituut voor Doven en de Mgr. Terwindtstichting zijn slechts voor een beperkt aantal cliënten verblijfsplaatsen buiten de hoofdlocatie gesitueerd. De opvattingen over toekomstige mogelijkheden tot deconcentratie van het verblijf variëren sterk. Guyot en Effatha zijn al vrijwel volledig gedeconcentreerd, vanuit de visie dat vrijwel alle cliëntencategorieën decentraal gehuisvest kunnen worden, mits voldoende begeleiding aanwezig is. Sint Marie, het Instituut voor Doven en de Mgr. Terwindtstichting gaan uit van de noodzaak tot concentratie van een aantal groepen die behoefte hebben aan een hoog begeleidings- en voorzieningen niveau, met name bij een combinatie met een verstandelijke handicap of ernstige gedragsproblemen en bij het Instituut voor Doven ook een groep ouderen. Bij de werkbezoeken aan de instellingen werd wel genoemd dat er soms problemen zijn om de cliënten elders geplaatst te krijgen, maar er werd niet gesproken van een omvangrijk probleem waardoor stagnatie in de doorstroom zou optreden. 4.4 Instellingen voor zintuiglijk gehandicapten met een verstandelijke handicap (Instellingen voor meervoudig gehandicapten) Instellingen Er zijn negen instellingen voor meervoudig gehandicapten, waarvan zes voor mensen met een visuele en een verstandelijke handicap en twee voor mensen met een auditief en/of communicatieve en een verstandelijke handicap. Een overzicht is opgenomen in bijlage 3. De instellingen werken ten behoeve van diagnostiek, verwijzing, doorstroom en expertise-uitwisseling nauw met elkaar samen en met diverse organisaties, personen en instellingen.
Cbz/nr 0327-02
20
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Samenwerking tussen de instellingen is van groot belang om tot schaalvergroting te komen die nodig is voor expertiseopbouw en voor specialisatie met betrekking tot enkele minder voorkomende doelgroepen (bijvoorbeeld doofblinden). De verschillende samenwerkingsvormen zijn eveneens opgenomen in bijlage 3. De doelgroep De instellingen richten zich op cliënten van alle leeftijden en met alle zorgvragen. De Heukelom te Haren richt zich uitsluitend op kinderen en jongvolwassenen en het Huis te Echten en het Elisabeth Kalis Huis in Huizen uitsluitend op volwassenen. De overige instellingen voor visueel en verstandelijk gehandicapten richten zich in principe op cliënten van alle leeftijden. Van de instellingen voor auditief en/of communicatief en verstandelijk gehandicapten behandelt en begeleidt De Weerklank te Amsterdam met name kinderen en jongeren, maar soms ook volwassenen en De Wingerd te Vught cliënten van alle leeftijden. De zorgverlening aan meervoudig gehandicapten is in grote lijnen zoals beschreven in bijlage 2. De problematiek van de doelgroep is echter complexer omdat er sprake is van een combinatie van handicaps (zintuiglijke handicap samen met een verstandelijke handicap). De mogelijkheden tot communicatie worden daardoor extra beperkt en er zijn daarom aangepaste vormen van begeleiding en behandeling en aangepaste hulpmiddelen nodig. Naast een veelal ernstige zintuiglijke en verstandelijke handicap zijn er vaak ook bijkomende problemen, motorisch, cognitief (dementie) en soms gedragsproblemen (meer voorkomend bij auditief en/of communicatief gehandicapten dan bij visueel gehandicapten). Met name cliënten die op verblijf zijn aangewezen kennen door de combinatie van problemen ernstige communicatieproblemen. Behandeling en begeleiding Zoals boven aangegeven ligt de nadruk bij de zorgverlening op verblijf. Er is echter een ontwikkeling gaande naar andere vormen van zorg. Voor de meeste instellingen is sinds enkele jaren capaciteit voor outreaching activiteiten in de toelating opgenomen. Dit is ambulante ondersteuning van zintuiglijke en verstandelijk gehandicapten die elders wonen een aan bij hen betrokkenen (gezinsleden, woonvormen, dagbesteding en instellingen). Deze ambulante zorg die voorlichting, advies, onderzoek, diagnostiek, begeleiding en behandeling betreft vindt met name vanuit de hoofdlocaties plaats. Verblijf De zorgvraag en de ontwikkelingsmogelijkheden van de opgenomen cliënten varieert. Een deel van de instellingen richt zich op cliënten met een zeer complexe problematiek. Dit zijn met name De Brink te Vries, Bartiméushage te Doorn, De Blauwe Kamer te Breda en De Weerklank te Amsterdam. Van deze cliënten is een groot deel niet in staat onderwijs te volgen en dagbesteding alleen in volledig op de cliënt aangepaste vorm. Over het algemeen zijn deze cliënten ook maar beperkt in staat met hulpmiddelen ten behoeve de communicatie om te gaan (braille, gebarentaal). Zelfstandig functioneren is vrijwel niet mogelijk. In de overige instellingen verblijven tevens cliënten met een minder zware problematiek. Deze cliënten kunnen wel deelnemen aan onderwijs, (aangepast) werk of dagactiviteiten en zijn redelijk zelfredzaam en hebben niet een zeer intensieve begeleiding en verzorging nodig hebben.
Cbz/nr 0327-02
21
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Verblijf is hoofdzakelijk geconcentreerd op de hoofdlocaties. Als argument wordt voor de kinderen met name de nabijheid van de speciale school genoemd, voor cliënten met een complexe problematiek de intensieve begeleidings- en zorgvraag en een veilige en prikkelarme omgeving. Daarnaast zijn er cliënten die niet in staat zijn om, zonder ernstige achteruitgang elders te wonen, door de behoefte aan een gestructureerde, veilige en prikkelarme omgeving. Tenslotte zijn er cliënten die lijden aan een degeneratieve ziekte, waarbij wonen een steeds intensievere begeleiding en verzorging vergt. De cliënten met een minder complexe problematiek kunnen, aldus de instellingen wel gedeconcentreerd gehuisvest worden. De instellingen kennen allemaal een wachtlijst, variërend van 4 tot 20 cliënten, en zien naast mogelijkheden om de uitplaatsing te vergroten, de noodzaak tot uitbreiding van de verblijfscapaciteit. Na verblijf worden de meeste mensen uitgeplaatst, naar begeleid zelfstandig wonen, een gezinsvervangend tehuis, een verzorgingshuis, een verpleeghuis of een instelling voor verstandelijk gehandicapten. Een deel blijft in de instelling, gezien de gecompliceerde problematiek. 4.5 Overige instellingen en organisaties Algemeen Indien de nadruk bij verblijf met name op verpleging en verzorging ligt, kan verblijf ook plaatsvinden in gezinsvervangende tehuizen (voor alle leeftijden) en voor oudere mensen in verpleeg- en verzorgingshuizen. Daarnaast verblijven mensen met een visuele handicap in combinatie met een verstandelijke handicap in gezinsvervangende tehuizen voor verstandelijk gehandicapten en in algemene instellingen voor verstandelijk gehandicapten en met een ernstige psychische stoornis in een psychiatrisch ziekenhuis. Verzorgingshuizen en verpleeghuizen Mensen met een zintuiglijk handicap worden ook in de sector verpleging en verzorging opgenomen. Omdat het aantal mensen met (ernstige) visuele en auditieve beperkingen in belangrijke mate toeneemt met het ouder worden, kampt ook een groot deel van de bewoners van verzorgings- en verpleeghuizen met deze problematiek. 21 Er zijn zeven speciale verzorgingshuizen voor visueel gehandicapten . De totale capaciteit is 357 plaatsen. Er is één verzorgingshuis voor doven. Er is geen verpleeghuis met een specifieke toelating voor visueel of auditief gehandicapten. Het verpleeghuis Kalorama te Beek/Ubbergen heeft een toelating voor een deel van de capaciteit specifiek voor doofblinden. Instellingen voor verstandelijk gehandicapten Daarnaast verblijven mensen met een zintuiglijke handicap in instellingen voor verstandelijk gehandicapten. Er zijn zes specifieke intramurale instellingen voor cliënten met een visuele en tevens een verstandelijke handicap. Deze instellingen zijn in paragraaf 4.4 opgenomen tezamen met de instellingen voor auditief en/of communicatief gehandicapten, die tevens een verstandelijke handicap hebben. Mensen met een meervoudige problematiek verblijven ook in algemene instellingen voor verstandelijk gehandicapten. Soms zijn er problemen met een juiste onderkenning van de problematiek en daardoor met een adequate opvang en behandeling. 21
Te Rolde (75 bewoners), Ermelo (42 bewoners), Wolfheze (60 bewoners), Huizen (14 bewoners), Gouda ( 62 bewoners), Vught (55 bewoners) en Maastricht (36 bewoners), VVBF, Verzorgingshuizen met een bijzondere functie, Zeist1997
Cbz/nr 0327-02
22
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Psychiatrische ziekenhuizen Ten behoeve van auditief en/of communicatief gehandicapten met een psychiatrische problematiek zijn er drie psychiatrische ziekenhuizen met een (deel)toelating voor de kortdurende behandeling van dove mensen. Semimuraal Zintuiglijk gehandicapten kunnen ook in gezinsvervangende tehuizen verblijven, waar ze meestal met zorg en begeleiding redelijk zelfstandig wonen of dit kunnen leren. Er zijn vier gezinsvervangende tehuizen voor visueel gehandicapten die niet zelfstandig kunnen wonen en vier voor doven en slechthorenden. Er is één gezinsvervangend tehuis met een toelating voor meervoudig gehandicapten. De gezinsvervangende tehuizen zijn opgenomen in bijlage 4. In de overige gezinsvervangende tehuizen komen ook mensen met een zintuiglijke handicap voor, maar niet in aanzienlijke mate. Extramurale instellingen voor gezinsbegeleiding Sociaal pedagogische diensten (SPD) leveren ambulante hulpverlening aan mensen met een verstandelijke handicap en hun ouders c.q. verzorgers. De zorg die de SPD verleent is gericht op het ontwikkelen en behoud van vaardigheden, het bevorderen van sociale redzaamheid en zelfstandigheid of het bevorderen van maatschappelijke participatie en integratie. Naast ambulante hulpverlening in de vorm van onder andere psychosociale hulp, praktische pedagogische gezinsbegeleiding, begeleid zelfstandig wonen en vroeghulp, wordt informatie en advies gegeven, geholpen bij de verduidelijking van de hulpvraag en het proces van indicatiestelling begeleid. Bij een combinatie van problematiek (verstandelijk en zintuiglijk) beperkt de hulpverlening zich tot de problematiek rondom de verstandelijke handicap en richt zich niet op de zintuiglijke problematiek. Voor auditief gehandicapten zijn er specifieke instellingen voor gezinsbegeleiding. Deze voorzien in ambulante hulpverlening aan auditief gehandicapte volwassenen (18 jaar en ouder) en aan ernstig auditief gehandicapte kinderen en hun ouders in de voorschoolse periode. De begeleiding betreft het adviseren en ondersteunen bij problemen die samenhangen met het hebben van een gezinslid met een auditieve en/of communicatieve handicap. De instellingen gericht op kinderen zijn gespreid over het land. Ze werken samen met onderwijsinstellingen voor doven en gehandicapten. Voor volwassenen zijn er twee instellingen met meerdere locaties. Daarnaast levert het Instituut voor Doven te Sint Michielsgestel ook begeleiding aan volwassenen in met name het zuiden van het land. De diensten van extramurale instellingen voor gezinsbegeleiding en van de ambulante diensten van de intramurale instellingen vullen elkaar aan en overlappen elkaar deels. Er is in het algemeen onderling een goede afstemming en taakverdeling.
Cbz/nr 0327-02
23
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
5.
HET HUIDIGE BELEID
Het beleid voor gehandicapten is neergelegd in diverse beleidsstukken en regelingen. Het beleid van het Ministerie van VWS gaat ervan uit dat mensen met een handicap volwaardige burgers zijn, die zo volledig mogelijk moeten kunnen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer. Centraal daarbij staan de eigen keuzevrijheid en keuzemogelijkheden van de cliënt. Aangesloten moet worden bij de individuele behoefte aan ondersteuning. Bij voorkeur zouden mensen met een handicap zich zelfstandig moeten kunnen redden. Alleen als dat niet meer het geval is, zal zorg door derden verleend moeten worden. De eerst aangewezen vorm van ondersteuning en zorg is die welke in de thuissituatie gegeven kan worden. Daarna volgt indien nodig dagbesteding en deeltijdopname en tenslotte pas opname in een instelling. Zorg, wonen, werken en dagbesteding zullen dus pas een functie van een instelling moeten zijn als ze daarbuiten niet of onvoldoende gerealiseerd kunnen worden. Deze uitgangspunten hebben geleid tot veranderingen in de zorginfrastuctuur van instellingen en in de verstrekkingen- en bekostigingssystematiek. Uitgangspunt voor het huisvestingsbeleid is de totstandkoming van kleinschalige woonvoorzieningen, bij voorkeur in de vorm van zelfstandige huisvesting, gesitueerd buiten de hoofdlocatie. De dagbesteding (werk, school, activiteitencentrum) moet worden uitgebreid met als streven alle gehandicapten een volwaardige dagbesteding te bieden. Doorstroming naar een vorm van betaald werk (regulier of via de Wet Sociale Werkvoorziening) wordt zoveel mogelijk nagestreefd. De locaties voor wonen en dagbesteding behoren in principe gescheiden te zijn. De wensen van de gehandicapte ten aanzien van wonen en werken vormen het uitgangspunt. Er wordt uitgegaan van wonen in de wijk, tenzij de gehandicapte zelf aangeeft dit niet te willen of andere oorzaken (gedragsproblemen, de aard van de handicap of zeer intensief zorgbehoevend) het wenselijk of noodzakelijk maken dat iemand op de hoofdlocatie woont. Tevens wordt een betere spreiding van voorzieningen nagestreefd. Tenslotte dient de samenwerking tussen extra-, semi- en intramurale instellingen nader vormgegeven te worden en dient samengewerkt te worden met andere maatschappelijke instellingen. Het beleid ten aanzien van de zorginfrastructuur van instellingen is neergelegd in het Beleidstoetsingskader 1996 en in het Toetsingskader 1999-2006. De mogelijkheid kleinschalige woonvoorzieningen en daarmee de woonwens van de cliënt snel te realiseren is nader uitgewerkt in de Regeling kleinschalige woonvormen. Keuzevrijheid veronderstelt daarnaast een toegankelijk, voldoende en gedifferentieerd aanbod. Flexibilisering van de AWBZ heeft het mogelijk gemaakt dat intramurale en semi-murale instellingen ook delen van zorgfuncties aan extramurale cliënten mogen aanbieden. Het wegwerken van wachtlijsten moet een bijdrage leveren aan de keuzevrijheid. Daarnaast moet modernisering van de AWBZ bijdragen aan de totstandkoming van vraagsturing, moet het de bekostiging naar zorgzwaarte mogelijk maken en de verhouding tussen geplande en gerealiseerde zorgverlening inzichtelijker maken, aldus de brief over het gehandicaptenbeleid van 9 mei 2001 van de staatssecretaris van VWS aan de Tweede Kamer. Dit beleid is nader uitgewerkt in het plan van aanpak wachtlijsten, de functionele omschrijving van aanspraken in de AWBZ en een wijziging van het bekostigingssysteem. In bijlage 5 is een overzicht gegeven van de diverse beleidsbeslissingen en regelingen.
Cbz/nr 0327-02
24
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Daarnaast zijn de volgende uitspraken gedaan, specifiek gericht op zintuiglijk gehandicapten. In juni 2000 heeft het College voor Zorgverzekeringen advies uitgebracht over de herstructurering van de zorg voor auditief en/of communicatief gehandicapten. Dit advies heeft geresulteerd in het besluit van 7 november 2001, waarbij de aanspraken op zorg voor auditief en/of communicatief gehandicapten geflexibiliseerd is (zie bijlage 5). Bij brief van 20 maart 2001 constateert de toenmalige staatssecretaris van VWS tevens dat er een zorgaanbod is gerealiseerd dat redelijk gespreid over het land wordt aangeboden. De regionale coördinatiefunctie (waarbij het gaat om zorgtoewijzing) zal bij de zorgkantoren moeten gaan liggen. Ten aanzien van de expertise centra wordt verwezen naar het beleid voor specifieke doelgroepen, neergelegd in een brief van 4 december 2000, nader uitgewerkt bij brief van 11 december 2001. In deze brieven van december 2000 en december 2001 is aangegeven dat vanaf 1 januari 2002 gestart zal worden om de huidige consulententeams (voor mensen met een verstandelijke handicap en ernstig probleemgedrag) uit te bouwen tot vijf regionale expertisecentra ter behartiging van alle zorgvragen. Ze zijn vooral virtueel en bestaan uit deskundigenpools en (boven)regionale kennisnetwerken rond mensen met bijzondere zorgvragen en zijn gericht op ondersteuning, bundeling van expertise, deskundigheidsontwikkeling en kennisoverdracht. De consulententeams worden nu nog alleen ingeschakeld bij vastgelopen situaties. De regionale expertiseteams zullen worden ingeschakeld zodra de bijzondere zorgvragen zich voordoen en krijgen, zoals boven aangegeven, een breder taak, waarbij zowel de cliënt (of wettelijke vertegenwoordiger), als de zorgverlenende instantie zich tot deze centra kunnen wenden. Naar verwachting zullen per 1 januari 2003 deze expertisecentra operationeel zijn. Voor doofblinden is sinds 1 november 2001 een landelijk expertisecentrum operationeel. Er is gekozen voor een landelijk expertisecentrum omdat doofblinde mensen niet alleen zeer bijzondere zorgvragen hebben, maar met name omdat het gaat om een betrekkelijk klein aantal mensen, waarover nog weinig specifieke kennis bestaat. Tenslotte kan gewezen worden op de brief van 29 juli 1994 van de toenmalige Minister van WVC aan drie instellingen voor visueel en verstandelijk gehandicapten: De Brink te Vries, De Blauwe Kamer te Breda en Bartiméushage te Doorn. Hierin wordt aangegeven dat de minister zich kan verenigen met het door de instellingen opgestelde referentiekader als uitgangspunt voor het beleid. Het referentiekader noemt naast langdurig verblijf, kortdurend verblijf en als betrekkelijk nieuwe functie de outreaching activiteiten. Sindsdien is dit referentiekader ook van toepassing op de andere instellingen voor meervoudig gehandicapten. In de toelatingen wordt naast capaciteit voor verblijf tevens een capaciteit ten behoeve van “substitutie/ niet residentieel” aangegeven.
Cbz/nr 0327-02
25
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
6.
BOUWKUNDIG-FUNCTIONELE ASPECTEN
6.1 Actuele ontwikkelingen Tot op heden bestaan er geen aparte maatstaven voor zintuiglijk gehandicapten. Bij de beoordeling van bouwinitiatieven wordt tot nu toe gebruik gemaakt van de maatstaven voor de Gehandicaptenzorg. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van overige maatstaven, uitvoeringstoetsen en (signalerings)rapporten van het Bouwcollege. Op 14 januari 2002 werden door het College bouw ziekenhuisvoorzieningen de “Bouwmaatstaven voorzieningen voor verstandelijk gehandicapten” vastgesteld. Het referentiekader ten behoeve van bestaande voorzieningen voor gehandicaptenzorg is op 8 juli 2002 door het College bouw ziekenhuisvoorzieningen vastgesteld. Op 8 april 2002 werd door het College bouw ziekenhuisvoorzieningen de “Uitvoeringstoets voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten (LG)” vastgesteld. Nieuwe bouwmaatstaven Verstandelijk Gehandicapten De nieuwe bouwmaatstaf VG heeft een flexibele opzet en is opgebouwd met modules. De flexibele opzet maakt diverse oplossingen mogelijk binnen bepaalde kaders. Voor de bouw van WZV voorzieningen zullen deze kaders voornamelijk worden bepaald door maximale kostennormen. Deze kostennormen zijn weergegeven in de Bouwkostennota van het Bouwcollege. Door deze flexibele opzet is de bouwmaatstaf VG als basis grotendeels ook toepasbaar voor voorzieningen ten behoeve van zintuiglijk gehandicapten. Voor de bouwkundig-functionele en installatietechnische aspecten en de basiskwaliteitseisen voor de onderhavige uitvoeringstoets Zintuiglijk Gehandicapten wordt derhalve als eerste uitgegaan van de nieuwe maatstaf voor Verstandelijk Gehandicapten (VG). Vervolgens wordt bezien welke voorzieningen extra nodig zijn en wat de aanvullende eisen zijn voor de onderhavige doelgroepen Zintuiglijk Gehandicapten. Voor lichamelijk gehandicapten kan worden verwezen naar de uitvoeringstoets voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten. Basiskwaliteitseisen De nieuwe bouwmaatstaven VG omvatten Basiskwaliteitseisen voor nieuwbouwplannen. De basiskwaliteitseisen voor bestaande bouw zijn weergegeven in het referentiekader ten behoeve van bestaande voorzieningen voor gehandicaptenzorg. De Basiskwaliteitseisen beschrijven het minimaal noodzakelijke kwaliteitsniveau waaraan bepaalde voorzieningen en ruimten moeten voldoen in termen van functionaliteit, veiligheid en hygiëne. Voor de bouw voor zintuiglijk gehandicapten kan van tenminste dezelfde basiskwaliteitseisen worden uitgegaan.
Cbz/nr 0327-02
26
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
ICT en domotica Communicatie vormt een groot probleem voor zintuiglijk gehandicapten. Daarbij kan informatie- en communicatietechnologie ondersteuning bieden. Domotica kan onder andere ten dienste staan van zintuiglijk gehandicapten. Toepassing van ICT kan invloed hebben op de (toekomstige) organisatie van de instellingen met onder andere dependances en regionale vestigingen en expertise centra. Bovendien kan toepassing van ICT en domotica bijdragen aan de mogelijkheid voor cliënten om kleinschalig en eventueel zelfstandig te wonen. De ICT-apparatuur ten behoeve van zintuiglijke handicaps en voor domotica kan extra vloeroppervlakte vergen. Bovendien zal ICT toepassing voor zintuiglijk gehandicapten meer bekabeling van de gebouwen vergen dan standaard. Rolstoelen kunnen zijn uitgevoerd met ICT-apparatuur, bijvoorbeeld communicatiemiddelen. Deze omvangrijke rolstoelen vergen extra manoeuvreerruimte. Op 14 januari 2002 werd door het College bouw ziekenhuisvoorzieningen het “Signaleringsrapport inzake ICT en de bouwkundige zorginfrastructuur” vastgesteld. Voor de algemene toepassing van ICT kan van dit rapport worden uitgegaan. In de planning van het Bouwcollege is een rapport over ICT-voorzieningen voor verstandelijk gehandicapten en dementerenden opgenomen. Een nadere beschouwing over ICT en domotica blijft hier derhalve achterwege. 6.2 Bouwkundig-functionele aandachtspunten Algemeen Zintuiglijk gehandicapten zijn meestal niet geheel blind of geheel doof, maar visueel en/of auditief gehandicapt, c.q. slecht ziend en/of slecht horend. Waar een van deze zintuigen in gebreke blijft wordt deze door het andere zintuig zoveel mogelijk gecompenseerd. Slechtzienden zullen veel op het gehoor doen en slechthorenden zullen veel op het zicht doen. Aan de voorzieningen voor zowel de visueel gehandicapten als aan de voorzieningen voor de auditief gehandicapten zijn dientengevolge hoge eisen te stellen aan zowel de verlichting als de akoestiek. Bij verstandelijk gehandicapten neemt echter het vermogen om zintuiglijke handicaps te compenseren af met het toenemen van de verstandelijke handicap. De algemene, c.q. basiseisen voor de verlichting en de akoestiek, die aan verblijfsruimten voor zintuiglijk gehandicapten worden gesteld, komen voor visueel en voor auditief gehandicapten grotendeels met elkaar overeen.
Cbz/nr 0327-02
27
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
De aspecten van verlichting en bouwen voor visueel gehandicapten zijn gedetailleerd weergegeven in de volgende uitgaven. - Bartiméus te Doorn: “Bewust Bouwen voor mensen met een visuele en verstandelijke beperking”. - Sensis te Grave: “Algemene richtlijnen voor aanpassingen van gebouwen voor visueel gehandicapten”, “Aanpassingen in huis voor mensen met een visuele handicap”, “Verlichting in het licht gezet” en “Werken met contrasten een heel verschil”. - Visio te Huizen: “Aanpassingen en inrichting van woningen en gebouwen voor visueel gehandicapten. - Federatie slechtzienden- en blindenbelang te Utrecht: “Een goede binnenkomer”. De aspecten van akoestiek zijn gedetailleerd weergegeven in de uitgave “Akoestische aanpassingen in zorginstellingen voor mensen met een verstandelijke handicap en slechthorendheid” van Erasmus Universitair Medisch Centrum en TU Delft, faculteit Bouwkunde, Sector Bouwfysica. De aspecten voor verlichting en akoestiek zijn ook van toepassing op de ruimten rondom gebouwen. Overigens zouden de aspecten van de verlichting en de akoestiek ook kunnen gelden voor overige bouwkundige voorzieningen, zoals woningen, verpleeghuizen, verzorgingshuizen en openbare gebouwen. Visueel gehandicapten Daglicht en verlichting Veel slechtziende cliënten kunnen zich min of meer een beeld vormen van de ruimtelijke omgeving. Daarvoor is het echter nodig dat het daglicht en de verlichting aan strikte eisen voldoen. Personen of voorwerpen zijn met rechtstreeks licht erachter niet goed waarneembaar. Glasdeuren zijn minder gewenst omdat de overgang binnen - buiten niet goed wordt gemarkeerd. Bij kunstlicht kan onderscheid worden gemaakt naar basisverlichting, locale en oog-taak verlichting. De basisverlichting is bedoeld voor oriëntatie en veilige mobiliteit. Deze verlichting dient gelijkmatig te zijn van lichtsterkte met zo min mogelijk schaduwvorming. Hiervoor bestaan speciale armaturen. Kleurcontrast kan worden toegepast om zaken te accentueren of onder de aandacht te brengen. Voorbeelden zijn traptreden, deuren, lichtschakelaars en gidsstroken op wanden en vloeren. Geluid Geluid is voor visueel gehandicapten van groot belang als compensatie van de visuele handicap. Door middel van geluid kan worden gecommuniceerd en vindt oriëntatie plaats. Geluid kan echter ook als hinderlijk worden ervaren, zoals verkeerslawaai en overlast van galm en achtergrondgeluiden. Gesprekken zijn dan slecht of niet meer verstaanbaar. De akoestiek komt nader aan de orde in het hoofdstuk bouwkundige aspecten auditief gehandicapten. Samengevat is geluid te reduceren door absorberend materiaal en compartimentering. Compartimentering kan extra vloeroppervlakte vergen. Tactiele waarneming Tactiele waarneming, tasten, is voor visueel gehandicapten een belangrijk middel voor oriëntatie. Voor doofblinde mensen is de tast het belangrijkste middel voor communicatie en informatie.
Cbz/nr 0327-02
28
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Contact met het gebouw is er onder andere bij vloeren en deurknoppen. Automatische deuren zijn wat dat betreft verwarrend voor zich zelfstandig voortbewegende cliënten en verstandelijk gehandicapten. Op de vloeren en aan de wanden kunnen verschillende materialen een gidslijn aangeven en bijzondere plaatsen markeren. De gidslijn is bij voorkeur ononderbroken, zoals bij een gang waarvan de ruimten één zijde worden ontsloten. Deze opzet kan extra ontwerpverlies vergen. Bouwkundige voorzieningen Een gestructureerde lay-out met eenvoudige en logische looproutes is nodig ten behoeve van oriëntatie. Een rechthoekige lay-out en ruimten met rechthoekige plattegrond hebben de voorkeur. De gangen, met name voor het hoofdverkeer, dienen breed genoeg te zijn opdat de wegzoekende, stoktastende mensen en slechtzienden in een rolstoel elkaar ruimschoots kunnen passeren. Tasten met de stok beslaat een straal van circa 1,50 m. De looproutes dienen vrij te zijn van obstakels, zoals kolommen, drempels of los geplaatste rolstoelen. Daarvoor zijn onder andere voldoende en ruim bemeten bergruimten (kapstok) en stallingruimten voor rolstoelen nodig. In de praktijk zijn de bergingen voor rolstoelen meestal te klein als gevolg van het grote aantal rolstoelen en de grote afmetingen ervan. Niveau verschillen, zoals trappen en opstapjes, dienen zoveel mogelijk te worden vermeden en indien onvermijdelijk te worden gemarkeerd. Rond de apparaten en machines in de woningen en bij dagbesteding dient voldoende veiligheidsmarge te worden aangehouden. Extra lengte van werkbladen, aanrecht en kasten is nodig vanwege het gestructureerd opbergen van voorwerpen: niet gestapeld of achter elkaar, maar naast elkaar. Rekening dient te worden gehouden met de toepassing van specifieke (zorgondersteunende) hulpmiddelen zoals vergrote televisietoestellen, P.C.’s en apparatuur die teksten vergroot. Spraakuitvoering kan worden toegepast bij onder andere liften, gebouwlocaties en PC’s. Samengevat kan extra vloeroppervlakte nodig zijn voor de eenvoudige lay-out, bredere gangen, extra stallingruimten voor rolstoelen en veiligheidsmarges rond machines, alsmede compartimentering. Auditief gehandicapten Hoofddoel bij auditief gehandicapten is verbetering van de communicatie. Een belangrijk aspect voor de communicatie voor slechthorenden spraakverstaanbaarheid. Een slechthorende kan veelal wel horen, maar het gesproken woord niet verstaan. De spraakverstaanbaarheid is te verbeteren door reductie van galm door absorptiematerialen en reductie van achtergrond geluid door onder andere compartimentering. Met compartimentering wordt bedoeld het onderbrengen van functies in aparte ruimten. Bijvoorbeeld het realiseren van een aparte woonkamer, leeskamer, t.v. -kamer, hobbyruimte en keuken in plaats van één gecombineerde ruimte. Een ander voorbeeld is de opdeling van de activiteiten voor dagbesteding in meerdere afzonderlijke ruimten. Met deze compartimentering zal reeds in de ontwerpfase van een plan rekening moeten worden gehouden. Compartimentering vereist meestal extra vloeroppervlakte. Enkele akoestische aspecten, zoals galm, absorptiematerialen, reductie van het achtergrondgeluid en verbetering van spraakverstaanbaarheid, zijn vermeld in bijlage 6.
Cbz/nr 0327-02
29
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Verlichting Een goede basisverlichting is van belang voor onder andere zien van de gebarentaal en het liplezen. Nadere gegevens over verlichting zijn vermeld bij het hoofdstuk bouwkundige aspecten visueel gehandicapten. Bouwkundige voorzieningen Verkeersruimten dienen veelal breder te worden uitgevoerd omdat cliënten in groepjes functioneren om onderling de vaardigheid in gebarentaal en liplezen in stand te houden. Om elkaar via gebarentaal te spreken moet men elkaar kunnen zien. Men loopt dan naast elkaar of staat tegenover elkaar op een afstand van tenminste 0,75 m. De verkeersruimte heeft daardoor breedte nodig. Extra breedte is tevens vereist voor het kunnen passeren van tegemoetkomende groepjes. Een en ander geldt met name voor het hoofdverkeer. Ook is rekening te houden met extra vloeroppervlakte voor het manoeuvreren van omvangrijke rolstoelen. Gewenst is een lay-out met zodanige zichtlijnen dat andere mensen en verkeer op tijd worden gezien. Samengevat kan extra vloeroppervlakte nodig zijn voor een overzichtelijke lay-out, ruimere verkeersruimten en compartimentering. Toe te passen gebouwgebonden hulpmiddelen zijn onder andere: - een wek- en waarschuwingssysteem (lichtsignalen) met afzonderlijke kanalen en codering voor selectie groepen of individuen; geïntegreerd systeem voor beeldtelefoon, teksttelefoon, fax, voordeurbel, kloppen op de deur en ontruimingsalarm / wekken; - brand-/ alarmmelding; - teksttelefoon, beeldtelefoon, fax; - ringleiding / infraroodsysteem. 6.3 Hoofdfunctiegroepen Algemeen De hoofdfunctiegroepen zijn conform de nieuwe Bouwmaatstaven voorzieningen voor Verstandelijk Gehandicapten. Per hoofdfunctiegroep wordt bezien welke voorzieningen extra nodig zijn voor respectievelijk visueel gehandicapten en auditief gehandicapten. Voor de verzorging van meervoudig complex gehandicapte mensen wordt in toenemende mate een plafond-tilliftsysteem toegepast. Door dit systeem kan de cliënt overal in de ruimte worden opgetild en geplaatst zonder fysieke inspanning van de verzorgende (ARBO-wet). Bovendien kan de verzorgende voor de cliënt staan, er naast lopen en lichamelijk contact houden. Voor zintuiglijk gehandicapten is dat een groot vo ordeel. Wonen Zelfstandige woningen die worden gerealiseerd in het kader van de scheiding wonen en zorg zijn geen WZV voorzieningen en blijven hier buiten beschouwing.
Cbz/nr 0327-02
30
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
De te realiseren intramurale woonvorm kan een speciale afdeling, groepswoningen of een cluster (individuele) woningen met intensieve zorg thuis betreffen. De keuze zal samenhangen met de wensen van de cliënt en de mogelijkheden voor sociale zelfredzaamheid. De toegestane vloeroppervlakte kan zowel van toepassing zijn op vormen van groepswonen als (individuele) woningen. In geval van een speciale afdeling en groepswoningen kan conform het beleidstoetsingskader worden uitgegaan van een groep van maximaal 6 cliënten. De cliënten hebben in dat geval de beschikking over een eigen zit-/slaapkamer en (eventueel) eigen sanitair. Daarnaast is er een gemeenschappelijke te gebruiken woonkamer met keuken. Eventueel heeft de cliënt de beschikking over een keukenblok of een kitchenette. Bij individueel wonen heeft de cliënt de beschikking over een eigen appartement met een woonkamer, keuken (in combinatie met de woonkamer), een slaapkamer en een sanitaire unit. Meerdere appartementen kunnen in een cluster zijn gelegen. De toegestane bruto vloeroppervlakten voor verschillende doelgroepen staan vermeld in de bouwmaatstaven VG. Ten behoeve van zintuiglijk gehandicapten kan sprake zijn van de volgende toeslagen aan vloeroppervlakten. Voor visueel gehandicapten. Extra ruimte voor horizontale opslag in de woonruimte, keuken, zit-/slaapkamer en bergingen. Totaal circa 3 tot 5 bruto m² per plaats. Extra ontwerpverlies door eenvoudige lay-out en éénzijdige ontsloten gangen. Extra verkeersoppervlakte door brede (hoofd)verkeersruimten. Totaal circa 3 tot 5% aan extra verkeersruimte. Extra ruimte voor compartimentering van de woonruimte. Totaal circa 1 tot 2 bruto m² per plaats. Extra bergruimte voor rolstoelen, garderobe, etc. totaal circa 1 tot 2 bruto m² per plaats. Voor auditief gehandicapten. Extra ontwerpverlies door eenvoudige lay-out. Extra verkeersoppervlakte door brede (hoofd)verkeersruimten. Totaal circa 3 tot 5 % aan extra verkeersruimte. Extra ruimte voor compartimentering vaan de woonruimte. Totaal circa 1 tot 2 bruto m² per plaats. Resumerend hebben voor de woonvoorziening eventuele toeslagen een orde van grootte van: visueel gehandicapten van 5 tot 9 bruto m² en 3 tot 5% aan bruto - netto verhouding auditief gehandicapten van 1 tot 2 bruto m² en 3 tot 5% aan bruto - netto verhouding. Voor zintuiglijk gehandicapten wordt als standaardwoonvoorziening veelal uitgegaan van 2 x 4 plaatsen en een gezamenlijke slaapwacht. Bij deze opzet is compartimentering meestal niet noodzakelijk. De sanitaire voorzieningen worden maximaal benut (1 unit voor 4 bewoners in plaats van 2 units voor 6 bewoners). Conform de berekening voor de standaardwoning in de bouwmaatstaven VG kunnen ook de toegestane vloeroppervlakten van de diverse woonvoorzieningen voor visueel en auditief gehandicapten worden bepaald.
Cbz/nr 0327-02
31
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Dagbesteding en vrije tijd De bouwmaatstaven VG zijn voor de dag- en vrijetijdsbesteding zodanig flexibel van opzet dat de extra voorzieningen voor visueel gehandicapten en voor auditief gehandicapten daarin kunnen worden meegenomen. Zorg Voor de zorgfunctie kan een onderscheid worden gemaakt tussen de reguliere functies conform de bouwmaatstaven VG (onder andere huisarts, tandarts, fysiotherapie) en de specifieke zorgfunctie voor zintuiglijk gehandicapten. De specifieke zorgfunctie wordt, behalve op de hoofdlocaties van de instellingen voor zintuiglijk gehandicapten, ook verricht in decentrale vestigingen. Reguliere zorgfuncties De reguliere zorgfuncties voor verstandelijk gehandicapten zijn afgestemd op toegankelijkheid voor rolstoelgebruikers en daardoor ook toegankelijk voor zintuiglijk gehandicapten. Voor zintuiglijk gehandicapten vraagt de verlichting en de akoestiek de aandacht, zoals de geluidsisolatie van de ruimte voor gehoormeting en de behandelruimte van de tandarts. Decentrale vestigingen De ontwikkeling is dat instellingen voor visueel en voor auditief gehandicapten decentrale vestigingen opzetten, van waaruit poliklinische en ambulante zorg wordt geleverd. De decentrale vestigingen kunnen verschillende functies omvatten, zoals een visueel adviescentrum, audiologisch centrum en een informatie- en advies centrum. Daarnaast zijn en worden regionaal verspreid steunpunten ingericht voor arbeidsintegratie. Deze steunpunten werken als arbeidsbureau voor zintuiglijk gehandicapten. In audiologische centra vindt medisch onderzoek van doven en slechthorende vindt plaats. Deze centra worden gerekend tot de sector ziekenhuizen en blijven derhalve hier buiten beschouwing. De decentrale vestigingen worden per locatie gerealiseerd door één instelling of meerdere instellingen. Per locatie wisselt ook de samenstelling van het functiepakket en de daarvoor aanwezige disciplines. Gelet op het voorgaande kan niet worden gesproken van één model voor een decentrale vestiging. Gevolg van de ontwikkelingen zal zijn dat er een grote diversiteit aan voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten zal ontstaan en er in principe geen sprake meer zal zijn van traditionele instellingen. Vanwege de dynamiek van de ontwikkelingen ligt het in de rede de projecten zoveel mogelijk te realiseren in huur met zomin mogelijk bijkomende investeringskosten. Ingeval van nieuwbouw dient een multifunctionele en een flexibele bouwkundig-functionele opzet te worden gekozen. Dit wordt bevorderd door een ontwerpstramien waarmee de meeste ruimten zijn te verwezenlijken. Gangbare stramienmaten voor bedrijfs- en kantoorgebouwen zijn bijvoorbeeld 1,20 x 1,20 m en 1,80 x 1,80 m. De flexibele opzet zal enige extra vloeroppervlakte voor het ontwerp met zich meebrengen. Voor de zintuiglijk gehandicapten dient rekening te worden gehouden met meer vloeroppervlakte aan verkeersruimte dan gebruikelijk. In de ruimten waar cliënten komen dient rekening te worden gehouden met extra ruimte voor begeleiders en opstelling van apparatuur.
Cbz/nr 0327-02
32
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Ondersteunende diensten De voorzieningen voor de ondersteunende diensten zijn niet afhankelijk van de categorie bewoners. Derhalve kan voor de ondersteunende diensten ten behoeve van zintuiglijk gehandicapten worden uitgegaan van het gestelde in de bouwmaatstaven voorzieningen voor verstandelijk gehandicapten. De ondersteunende functies bet reffen kantoorruimten voor directie en administratie, civiele en technische diensten en personeelsruimten.
Cbz/nr 0327-02
33
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
7
FINANCIELE ASPECTEN
7.1 Algemeen De maximaal toegestane investeringskosten en huurkosten zijn weergegeven in de Bouwkostennota van het Bouwcollege. Daarnaast worden door het bureau van het College, op basis van de adviespraktijk, voor sommige voorzieningen richtbedragen aangehouden. Hierna worden de maximaal toegestane investeringskosten en huurkosten vermeld voor de hoofdfunctiegroepen en voor bijzondere voorzieningen. De vermelde investeringskosten zijn exclusief kosten voor bouwrente en inventarissen en inclusief 19% BTW, prijspeil 01-01-2002. De grondkosten zijn in Bouwkostennota 2002 voor de sector Gehandicaptenzorg bepaald op € 17.500, -per plaats voor een instelling. In de Gehandicaptenzorg wordt voor een instelling uitgegaan van een bruto vloeroppervlakte van 63 m² per plaats. De grondkosten kunnen dan worden vertaald naar circa € 278,-- per bruto m² gebouw. De startkosten zijn niet normatief vastgesteld. De rubrieken die tot de startkosten kunnen worden gerekend staan vermeld in de Bouwkostennota. In de praktijk komen de startkosten veelal uit tussen de 1 à 2% van de bouwkosten. 7.2 De hoofdfunctiegroepen Wonen Voor een woning bedragen de maximaal toegestane investeringskosten conform de Bouwkostennota € 1.307,-- per bruto m². Voor een instellingswoonvoorziening bedragen de maximaal toegestane investeringskosten conform de Bouwkostennota € 1.569,-- per bruto m². De huurkosten voor een GHZ - woonvoorziening met 42 bruto m² per plaats bedragen conform de Bouwkostennota € 315,-- per plaats per maand. Dit komt overeen met circa € 90,-- per bruto m² per jaar. De toegestane huurkosten voor een woonvoorziening met een andere bruto vloeroppervlakte is naar rato van de vloeroppervlakte te bepalen. Voor eventuele extra vloeroppervlakten, zoals vermeld in hoofdstuk 7.3.2 Wonen, kan van de vorenstaande investerings- en huurkosten per bruto m² worden uitgegaan. Dagbesteding en vrijetijdsbesteding Voor dagbesteding bedragen de maximaal toegestane investeringskosten conform de Bouwkostennota € 1.307,-- per bruto m². Voor de huurkosten voor dagbesteding wordt op basis van de adviespraktijk een richtbedrag aangehouden van circa € 110,-- per bruto m² per jaar.
Cbz/nr 0327-02
34
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Voor de huur van bedrijfsruimte gaat de Bouwkostennota uit van € 54,-- per bruto m² per jaar. Zorg De toegestane investeringskosten en de huurkosten voor voorzieningen voor zorg zijn overeenkomstig de berekeningswijze voor woonvoorzieningen te bepalen. Ondersteunende functies De toegestane investeringskosten en de huurkosten voor ondersteunende functies zijn overeenkomstig de berekeningswijze voor woonvoorzieningen te bepalen. Voor kantoren voor ambulante zorg bedragen de maximaal toegestane investeringskosten conform de Bouwkostennota € 1.485,-- per bruto m². De toegestane huurkosten voor kantoorruimte bedragen volgens de Bouwkostennota € 141,-- per bruto m². 7.3 Bijzondere voorzieningen Tilliftsysteem Voor een plafond-tilliftsysteem wordt door het Bouwcollege op basis van de adviespraktijk een richtbedrag aangehouden van circa € 6.625, -- per gerealiseerde plaats. Verlichting Voor de basisverlichting ten behoeve van slechtzienden en slechthorenden kan op basis van de adviespraktijk een additioneel richtbedrag van circa € 55,-- per m² bruto vloeroppervlakte aan investeringskosten worden aangehouden. Sterk gedragsgestoorden Voor een voorziening voor sterk gedragsgestoorden kan, conform het signaleringsrapport intramurale voorzieningen voor SGLVG (rapport 500), ten behoeve van een verzwaarde uitvoering de norm worden vermeerderd met een toeslag van 10% op de bouwkosten. De noodzaak voor de verzwaarde uitvoering dient echter aannemelijk te worden gemaakt. ICT / Domotica In de Bouwkostennota 2002 zijn de investeringskosten voor toepassing van ICT begrepen in de normbedragen. Woningaanpassing ten behoeve van auditief gehandicapten Voor de aanpassingen van een woonvoorziening voor auditief gehandicapten (hulpmiddelen zoals vermeld aan het eind van hoofdstuk 6.2 Auditief gehandicapten) kan op basis van de praktijk een additioneel richtbedrag van circa € 6.500,-- per plaats worden aangehouden. Deze kosten per plaats zijn globaal uit de volgende rubrieken opgebouwd. wek- en waarschuwingssysteem € 3.500,-aangepaste brand- en alarmmelding € 1.500,-tekst- / beeldtelefoon, fax € 500,-ringleiding / infraroodsysteem € 1.000,-totaal € 6.500,--
Cbz/nr 0327-02
35
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
De genoemde investeringskosten zijn inclusief BTW, prijspeil 1 januari 2002. Daarbij is rekening gehouden met een verlaagd BTW tarief van 6% per 01-01-2002 voor het wek- en waarschuwingssysteem. Bij bovengenoemde kosten is uitgegaan van voornamelijk vaste installaties. Een draadloos-systeem is flexibeler in gebruik en verhuisbaar, maar de kosten zijn aanmerkelijk hoger (circa het dubbele van een vaste installatie) en de betrouwbaarheid is nog niet volledig gegarandeerd.
Cbz/nr 0327-02
36
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
8.
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
•
De omvang van de vraag van zintuiglijk gehandicapten naar zorg is benaderd door te kijken naar het huidige gebruik, wachtlijstgegevens en naar verwachte toekomstige ontwikkelingen. De volgende conclusies en aanbevelingen geven de geconstateerde trends en mogelijke bandbreedtes aan. Om een meer exacte uitspraak te kunnen doen op basis van gegevens over de vraag is een betere registratie noodzakelijk.
•
De huidige zorgvraag heeft betrekking op zowel enkelvoudige zintuiglijke problematiek als een zintuiglijke problematiek gecombineerd met bijkomende problemen. In de zorgvraag wordt voor het grootste deel voorzien in de vorm van ambulante zorg of van deeltijd/ dagbehandeling. Voor een zeer beperkt deel van de zorgvraag is verblijf aangewezen. Verblijf is veelal tijdelijk, in het kader van een behandeltraject. De verwachting is dat de problematiek van de verblijfscliënten verder zal verzwaren. Daarnaast zal de totale zorgvraag naar verwachting toenemen. De opsporing en diagnostiek kennen nu nog vele leemten. Mede hierdoor is sprake van een latente vraag. Met name moet daarbij gedacht worden aan zeer jonge baby’s, maar ook aan verstandelijk gehandicapten en ouderen. Ook zal met de toekomstige vergrijzing van de bevolking het aantal mensen met een zintuiglijke handicap toenemen.
•
De instellingen voor zintuiglijk gehandicapten en voor meervoudig gehandicapten beschikken over specifieke deskundigheid. Belangrijk is dat deze deskundigheid verder ontwikkeld wordt en veel breder wordt ingezet om een betere onderkenning van zintuiglijke problemen te realiseren. Samenwerking tussen de gespecialiseerde instellingen is nodig om voldoende draagvlak te kunnen bieden voor behoud en verdere uitbouw van de deskundigheid. Daarnaast voor de verspreiding c.q. bredere inzet van de specifieke deskundigheid samenwerking met diverse andere organisaties en instellingen nodig. Overigens zou in het toekomstige bekostigingssysteem naast de bekostiging van de diverse zorgproducten ook ruimte moeten zijn voor de gespecialiseerde instellingen om de opbouw van expertise en de mogelijkheid om de expertise te verspreiden te bekostigen en voor de algemene instellingen om deze expertise in te kopen.
•
De vraag naar ambulante zorg en deeltijd/ dagbehandeling heeft in de afgelopen jaren een sterke stijging laten zien. De verwachting is dat de stijging van de vraag naar deze vormen van zorgverlening zich nog zal voortzetten. Hierbij wordt rekening gehouden met de bestaande latente vraag en de toekomstige vergrijzing van de bevolking. Overigens zou een verdere groei bevorderd kunnen worden door een meer evenwichtige spreiding van de decentrale centra van waaruit deze vormen van zorg verleend worden.
•
De vraag naar verblijf laat de afgelopen jaren een dalende tendens zien. Ook voor de toekomst wordt niet verwacht dat de behoefte aan verblijf door de vergrijzing en de bestaande latente vraag weer zal toenemen. Het is zelfs mogelijk dat deze nog verder zal afnemen gezien de nog steeds verdergaande verschuiving naar ambulante zorg en deeltijd/ dagbehandeling. Belangrijk hierbij is dat de vraag naar verblijf overwegend afkomstig is van mensen met een ernstige en gecombineerde problematiek. Deze mensen vinden nu veelal al de weg naar de zorgverlener.
Cbz/nr 0327-02
37
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Een uitzondering vormen mensen met een (ernstige) verstandelijke handicap waarbij zintuiglijke problemen veel voorkomen en waarvoor verblijf in een gespecialiseerde instelling is aangewezen. In de vraag naar verblijf in instellingen voor mensen met een zintuiglijke en een verstandelijke handicap is om deze reden en mede gezien de bestaande wachtlijstproblematiek een stijging te verwachten. •
Er is een verschuiving in de plaats van het verblijf, tijdens de behandeling, opgetreden. Het verblijf is minder gebonden aan de hoofdlocatie en vindt meer in woonwijken plaats (meer vermaatschappelijking). Er zijn op dit punt grote verschillen tussen de instellingen te constateren. Waar bij enkele instellingen vrijwel al het verblijf in woonwijken is gesitueerd is bij andere sprake van een aanzienlijke concentratie op de hoofdlocatie. Overeenkomstig het beleid op dit punt lijkt een verdergaande verschuiving van hoofdlocatie naar woonwijk aangewezen.
•
Voor een beperkt deel van de cliënten zal echter een beschermde verblijfsomgeving, tijdens de periode dat de cliënt behandeld wordt, wenselijk blijven (al of niet op de hoofdlocatie of aangehaakt aan een ander type instelling, zoals een algemene instelling voor verstandelijk gehandicapten). Het betreft met name cliënten met een ernstige, gecombineerde problematiek, cliënten met ernstige gedragsproblemen, sommige vormen van autisme en bijvoorbeeld mensen met een zintuiglijke handicap en een ernstige verstandelijke handicap. Deze cliënten hebben een intensieve begeleidings- en zorgvraag en behoeven een veilige en/of een prikkelarme omgeving alsmede de nabijheid van speciale scholen en dagactiviteiten. Wonen in een wijk zal aan deze cliënten geen voordelen bieden.
•
Na behandeling gaan de cliënten in het algemeen elders wonen. Een klein aantal cliënten zou er echter behoefte aan kunnen hebben om in de gespecialiseerde instellingen voor zintuiglijk gehandicapten te blijven wonen. Gedacht kan worden aan cliënten met een zeer complexe problematiek, die daarvoor zeer intensieve zorg behoeven. In de benodigde specifieke deskundigheid kan op deze wijze voorzien worden. Daarnaast zijn er cliënten, veelal al zeer lang in de instelling verblijvend, die zonder dat er sprake is van een specifieke intensieve zorgvraag daar willen blijven wonen. Overwogen zou moeten worden of voor deze cliënten aangesloten zou kunnen worden bij de woonwens, waardoor ze niet behoeven te verhuizen. Nieuwe cliënten, zoals deze, zouden in principe niet meer na behandeling moeten blijven wonen in de instelling.
•
Een aantal mensen met complexe problematiek zou na het verlaten van de instelling voor zintuiglijk gehandicapten behoefte kunnen hebben aan verblijf bij lot- en leeftijdsgenoten en aan deskundige en intensieve zorg. De zorg zou, afhankelijk van de keuze van de cliënt, geconcentreerd kunnen worden in groepswoningen, in een cluster woningen met intensieve zorg thuis of in een speciale afdeling in een instelling, waarmee afspraken worden gemaakt. Op deze wijze kan gericht gewerkt worden aan de opbouw en behoud van kennis van het personeel betreffende de zintuiglijke problematiek en het omgaan met de cliënten. Tevens kan voorzien worden in de benodigde gebouwgebonden aanpassingen.
Cbz/nr 0327-02
38
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
•
Technologische ontwikkelingen zullen in de toekomst meer mogelijkheden brengen. Het betreft zowel een verbetering in het zintuiglijk functioneren als het verminderen van problemen die zich in het dagelijks leven voordoen. Daarnaast kan informatie- en communicatietechnologie ondersteuning bieden, zoals domotica. Toepassing van ICT kan ook invloed hebben op de (toekomstige) organisatie van de instellingen, zoals onder andere bij decentrale vestigingen.
•
Bouwkundig-functioneel wordt een toeslag op de oppervlaktebehoefte voor voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten minimaal bepaald door de ruimtelijke eisen van de (elektrisch aangedreven) rolstoel en het gebruik van een tilliftsysteem (met bijkomende transferruimte). Bovendien kan extra vloeroppervlakte nodig zijn voor compartimentering, een overzichtelijke lay-out en de ruimtelijke eisen ten gevolge van de aard van de dienstverlening. Aan de verlichting en de akoestiek in gebouwen zijn in het algemeen eisen te stellen. Voor visueel en auditief gehandicapten geldt dit in het bijzonder en zijn bovendien specifieke eisen te stellen aan de verlichting en de akoestiek. Deze eisen kunnen ook gelden voor andere gebouwen waar zintuiglijk gehandicapten komen, zoals woningen, openbare gebouwen, verpleeghuizen en verzorgingshuizen. Installatietechnisch zijn voor zowel visueel, als auditief gehandicapten veelal maatregelen voor zowel de akoestiek als de verlichting noodzakelijk.
Cbz/nr 0327-02
39
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
BIJLAGE 1
Cbz/nr 0327-02
VERZOEK TOT EEN UITVOERINGSTOETS VAN VWS
1
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
BIJLAGE 2
DE ZORGVERLENING
De zorg die wordt verleend door instellingen voor zintuiglijk gehandicapten is gericht op een specifieke doelgroep met een specifieke problematiek waarvoor specifieke deskundigheid is opgebouwd. Centraal bij de zorgverlening staan de zintuiglijke problematiek en de gevolgen voor het dagelijks leven en voor het maatschappelijk functioneren. Met name wordt daarbij gekeken naar de ontwikkelingsmogelijkheden van de cliënt. Onderzoek, begeleiding of behandeling zijn gericht op 22 bevordering of behoud van de zelfstandigheid van de zintuiglijk gehandicapte. Een belangrijk element van zelfstandigheid of zelfredzaamheid is de mogelijkheid tot communicatie. Behoud van mogelijkheden tot zelfredzaamheid en communicatie voorkomt afhankelijkheid en isolatie. Doelgroep en problematiek Onderzoek, behandeling en begeleiding richten zich op: - onderzoek naar en diagnostiek van de visuele functie (wat zijn de beperkingen en wat zijn de resterende mogelijkheden). Onderzoek en diagnostiek van het gehoor worden uitgevoerd door audiologische centra. De behandeling van gehoor- en visusproblematiek op zich vindt bij de kno-arts en oogarts in een ziekenhuis plaats. begeleiding en behandeling ten behoeve van: * zelfredzaamheid, c.q. het leren de handicap op te heffen of te compenseren, door het ontwikkelen van (de restmogelijkheden van) zien of horen en van andere zintuigen (tast en reuk) al of niet met hulpmiddelen (waaronder braille en gebarentaal); * verwerking en aanvaarding van de problematiek; * bijkomende problematiek (motorisch, cognitief, sociaal-pedagogisch e.d.). integratie in de samenleving door onder andere begeleiding bij wonen, verplaatsen, onderwijs, werken en vrijetijdsbesteding. Bij een dubbele problematiek is de begeleiding en de behandeling complexer. De zorgverlening richt zich niet alleen op de cliënt maar tevens op: - de omgeving van de cliënt, in de vorm van informatie en advies aan partner, gezin en anderen; - andere hulpverleners, in de vorm van begeleiding scholing en advies aan hulpverleners van organisaties en instellingen die te maken hebben met mensen met een zintuiglijke problematiek. Daarnaast vindt screening plaats c.q. het opsporen van zintuiglijke problematiek in populaties die elders verblijven (thuis, in instellingen voor verstandelijk gehandicapten, in verpleeghuizen, in verzorgingshuizen en dergelijke). Het is belangrijk dat bij zeer jonge kinderen en kinderen met een verstandelijke handicap of gedragsproblematiek de diagnostiek zo mogelijk in de eigen omgeving plaatsvindt. Per cliënt wordt bekeken welke zorg gevraagd wordt en hoe die te verlenen is. De variëteit in zorgvragen is groot. Door de flexibilisering van de AWBZ is het mogelijk dat delen van zorgfuncties worden aangeboden, waardoor vraaggerichter gewerkt kan worden. (zie Bijlage 5).
Cbz/nr 0327-02
1
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Specifieke expertise De specifieke deskundigheid betreft: reeds ontwikkelde kennis en expertise met betrekking tot onderzoek, diagnostiek, behandeling en preventie; scholing van medewerkers in de specifieke deskundigheid; onderzoek naar en ontwikkeling van nieuwe behandel- en begeleidingsstrategieën, protocollen en programma’s; het verzamelen van buitenlandse kennis en ervaringen; verspreiding van de expertise naar andere instellingen en organisaties door voorlichting, advies en consultatie (onder andere door netwerkvorming en concrete samenwerking). De expertise met betrekking tot visueel gehandicapten, tot auditief en/of communicatief gehandicapten en bij problematiek in combinatie met een verstandelijke handicap verschilt van elkaar. Bij een dubbele problematiek, met name als er sprake is van een ernstige verstandelijke handicap in combinatie met ernstige visus- of gehoorproblemen, is de zorgvraag zeer intensief en specifiek. Multidisciplinair team De zorg wordt verleend door een multidisciplinair team. De specifieke deskundigheid wordt verkregen door interne trainingen en door opleidingen in samenwerking tussen de instellingen. De scholing van de medewerkers vindt plaats op kennis, specifieke vaardigheden en op attitude. Attitude richt zich op de manier van omgang en benadering van de cliënten, gericht op een zo goed mogelijke communicatie afgestemd op de mogelijkheden van de cliënt. Het multidisciplinaire team bestaat uit de volgende disciplines: deskundigen op het gebied van visueel functioneren (oogartsen, klinisch fysici/visuologen of videologen, optometristen en orthoptisten) of van het gehoor en communicatie (audiologen, knoartsen, logopedisten/linguïsten); deskundigen op het gebeid van psychosociaal functioneren, gedragswetenschappers, maatschappelijk werkenden; deskundigen op het gebied van logopedie, ergotherapie, zelfstandigheidtherapie 23 ontwikkelingsbegeleiding, informatie en voorlichting. Het bereiken van de doelgroep Verwijzingen geschieden meestal door huisarts, oogarts, kno-arts, kinderarts, consultatiebureaus maatschappelijk werk, het regulier onderwijs en vanuit de instellingen voor verstandelijk gehandicapten, revalidatiecentra en het Landelijk Centrum Indicatiestelling Gehandicaptenzorg (LCIG). Ook melden cliënten zichzelf aan. Er zijn echter leemten in de opsporing en diagnostiek c.q. er lijkt sprake te zijn van een latente vraag. De indicatiestelling verloopt (sinds 1 januari 2002) officieel via de LCIG. In de praktijk wordt deze voorlopig nog steeds overwegend door de instellingen zelf gedaan in afwachting van de daadwerkelijke overname door het LCIG.
22
23
Besluit wijziging van het Besluit Zorgaanspraken bijzondere ziektekostenverzekering van 7 november 2001 VGN, Toekomst in Zicht. Dienstverlening en revalidatie van mensen met een visuele functiebeperking, februari 1997.
Cbz/nr 0327-02
2
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Vormen van zorgverlening De zorgverlening wordt ambulant, in deeltijd/dagbehandeling en in de vorm van verblijf verleend. Ambulante hulpverlening is begeleiding en ondersteuning die thuis wordt geboden. Doel is de zorg zo goed mogelijk bereikbaar te maken. Tevens kunnen cliënten dankzij ondersteuning en begeleiding in de thuissituatie vaker thuis blijven wonen. Daarbij speelt ook de mogelijkheid tot kortdurend verblijf ( crisis-, logeer-, weekend-, en vacantieopvang) ter ontlasting van het thuismilieu een grote rol. Hierdoor kunnen met name kinderen langer in het eigen gezin verblijven. Zorgfuncties die ambulant worden aangeboden zijn informatie, voorlichting en advies, onderzoek en advies, aanpassingen in de woonsituatie, sommige vormen van begeleiding en behandeling, waaronder gezinsbegeleiding en opvoedingsondersteuning. Dagbehandeling/deeltijdbehandeling zijn kortdurende contacten variërend van informatie, advies, onderzoek en advies, advies over en training van hulpmiddelen, arbeidstraining en arbeidshulp, begeleiding en behandeling. De duur en frequentie zijn zeer verschillend en kunnen wisselen van een eenmalig contact tot bijvoorbeeld wekelijks in een periode van een half jaar. Advies aan andere instellingen en aan cliënten in die instellingen betreffen advies gericht op een individuele cliënt, gebouwgebonden advies en training van de medewerkers. Een voorbeeld is ook de begeleiding van leerlingen en leerkrachten op speciale en algemene scholen. Het verblijf zal zich veelal beperken tot een korte periode waarin onderzoek, advies behandeling en training / scholing voorop staan. Langerdurend verblijf kan aangeboden worden in de vorm van 24-uurs zorg samen met een dagprogramma. Er wordt een woonomgeving geboden die is aangepast aan de specifieke behoeften van de cliënt, samen met dagactiviteiten en vrijetijdsbesteding. In het algemeen vindt verblijf plaats in combinatie met begeleiding en behandeling. Teneinde met name jong volwassenen maar ook volwassenen op zelfstandig wonen voor te bereiden vindt kamertraining en training in zelfstandig wonen plaats. Voor kinderen kan tevens de afstand tot de scholen echter in combinatie met begeleiding en behandeling een indicatie zijn. Bij verblijf is er steeds vaker sprake van een meer complexe problematiek waarbij naast zintuiglijke stoornissen er tevens bijkomende problemen zijn. Na begeleiding en behandeling vindt doorstroming plaats. In de meeste gevallen naar zelfstandig wonen. Bij een beperkt deel van deze doelgroep is de zorgvraag en zorgbehoefte zodanig dat begeleid wonen plaatsvindt of verblijf en/of behandeling in een woonvoorziening of een intramurale instelling is aangewezen. Gedacht kan worden aan kleine woonvormen (gvt’s) en instellingen als verpleeghuis, verzorgingshuis, instellingen voor verstandelijk gehandicapten en psychiatrische ziekenhuizen. Deze instellingen zijn meestal niet specifiek gespecialiseerd in de doelgroep zintuiglijk gehandicapten. Samenwerking Samenwerking tussen instellingen is van groot belang om tot de schaalvergroting te komen, die nodig voor expertiseopbouw, maar ook voor specialisatie met betrekking tot enkele minder voorkomende doelgroepen (b.v. doofblinden).
Cbz/nr 0327-02
3
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Samenwerking met andere instellingen en organisaties is nodig voor verwijzing, overplaatsing en overdracht van cliënten. Daarnaast is samenwerking nodig ten behoeve van screening en overdracht van expertise.
Cbz/nr 0327-02
4
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
BIJLAGE 3
I.
INSTELLINGEN VOOR VISUEEL, AUDITIEF EN/OF COMMUNICATIEF EN MEERVOUDIG GEHANDICAPTEN
INSTELLINGEN VOOR VISUEEL GEHANDICAPTEN
Instellingen Er zijn vijf instellingen voor visueel gehandicapten van alle leeftijden: Plaats
Instelling
Haren Zeist Huizen Rotterdam Grave
Regionale Instelling Noord (RIN) Bartiméus Regionale Instelling Noord-Holland (RINH) Regionale Instelling Zuid-West Nederland (RIZWN) Theofaan
Capaciteit Rechtspersoon (toegelaten plaatsen) 24 181 100 24 186
Stichting Visio/ Loo Erf Vereniging Bartiméus Stichting Visio/ Loo Erf Stichting Visio/ Loo Erf Stichting Sensis
In de bovenstaande tabel zijn de toegelaten capaciteiten opgenomen. Er wordt echter maar een deel van de toegelaten capaciteit ingevuld door verblijf. De mate waarin verblijf gerealiseerd wordt verschilt per instelling en varieert van 18 van de 24 toegelaten plaatsen bij RIN, 32 bij een toegelaten capaciteit van 24 bij RIZWN, 40 van de 180 toegelaten plaatsen bij Theofaan, 40 van de 110 bij RINH en 110 van de 181 bij Bartimeus. Daarnaast is er een landelijk centrum voor volwassen visueel gehandicapten. Dit centrum is specifiek gericht op intensieve revalidatie, arbeidshulp en arbeidstraining en wetenschappelijk onderzoek en innovatie van mensen met meerdere problemen, c,.q. zorgvragen die zowel de zintuiglijke problematiek, de dagelijkse activiteiten, als het maatschappelijk functioneren kunnen betreffen. Plaats
Instelling
Apeldoorn
’t Loo Erf
Capaciteit Rechtspersoon (toegelaten plaatsen) 45 Stichting Visio/ Loo Erf
Spreiding De instellingen hebben elk een eigen primair werkgebied. Voor de regionale Instelling Noord is dit overwegend de provincies Groningen, Friesland en Drenthe, voor de Regionale Instelling Noord-Holland de provincie Noord Holland en voor de Regionale Instelling Zuid-West Nederland de provincies Zuid Holland en Zeeland. Voor Bartiméus bestaat dit werkgebied overwegend uit de provincie Overijssel, het noordelijk deel van Gelderland en Utrecht en voor Sensis de rest van Gelderland, Brabant en Limburg. Binnen deze werkgebieden zijn naast de hoofdlocaties een groot aantal regionale centra en kleinere vestigingen veelal zonder verblijfsfunctie aanwezig, met de bedoeling de behandeling en begeleiding zo dicht mogelijk bij huis te laten plaatsvinden. De instellingen beschikken over de volgende decentrale vestigingen zonder verblijfsfunctie: - Haren – RIN, hoofdlocatie te Groningen, regionaal centrum te Leeuwarden, - Zeist – Bartiméus, hoofdlocatie te Zeist, regionale centra te Utrecht en Deventer en kleinere centra te Zwolle, Hengelo, Almere en Gouda.
Cbz/nr 0327-02
1
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Huizen – RINH, hoofdlocatie te Amsterdam ZO, (kleinere) regionale centra te Amsterdam Slotervaart, Heerhugowaard en Bussum. Rotterdam – RIZWN, hoofdlocatie te Rotterdam, (kleinere) regionale centra te Leiden en Goes, Grave – Theofaan, hoofdlocatie te Grave, regionale centra te Breda, Eindhoven, Nijmegen, Sittard en Rotterdam en een steunpunt te Maastricht.
-
Samenwerking De samenwerking tussen de instellingen richt zich met name op kennisopbouw en uitwisseling en innovatie. De instellingen in Noord Nederland, in Noord Holland en in Zuidwest Nederland zijn samen met het landelijk centrum ’t Loo Erf te Apeldoorn gefuseerd in de Stichting Visio/ Loo Erf. Ook de beide andere regionale instellingen (Theofaan en Bartiméus) werken ten behoeve van arbeidsopleiding en integratie samen met ’t Loo Erf. Alle regionale instellingen zijn gefuseerd met een instelling voor meervoudig gehandicapten. De Regionale Instelling Noord te Haren (RIN) kent een nauwe samenwerking met De Brink te Vries, de enige zelfstandige instelling voor meervoudig gehandicapten. Tevens is er bij de meeste instellingen samenwerking met instellingen voor auditief gehandicapten en met name ten behoeve van onderzoek en diagnostiek van alle cliënten en specifiek voor de behandeling en begeleiding van doofblinde cliënten. Alle regionale instellingen werken ook nauw samen of zijn gefuseerd met scholen voor speciaal onderwijs. Daarnaast is er samenwerking met oogartsen, instellingen voor verstandelijk gehandicapten, verpleeg- en verzorgingshuizen en revalidatiecentra. Daarnaast wordt wisselend samengewerkt met Sociaal Pedagogische Diensten, Kinderdagverblijven, centra voor beroepsopleidingen (naast ‘t Loo Erf, Sonneheerdt en Start Kans), de sociale werkvoorziening voor visueel gehandicapten (BLIZO), blindenbibliotheken en belangenorganisaties. 2.
INSTELLINGEN VOOR AUDITIEF EN/OF COMMUNICATIEF GEHANDICAPTEN
Instellingen Er zijn vijf instellingen voor auditief en/of communicatief gehandicapten: Plaats
Instelling
Haren Zoetermeer Nijmegen
H.D,. Guyot Effatha Mgr. Terwindtstichting
St. Michielsgestel Instituut voor Doven Eindhoven
Sint Marie
Capaciteit (toegelaten plaatsen)
Rechtspersoon
95 Stichting Effatha Guyot Groep 190 Stichting Effatha Guyot Groep 64 Stichting Instituut voor Doven/Mgr. Terwindtstichting 400 Stichting Instituut voor Doven/Mgr. Terwindtstichting 155 Stichting Instituut Sint Marie
In de bovenstaande tabel is de toegelaten capaciteit opgenomen. Slechts een deel van deze capaciteit wordt ingevuld door verblijf. De omvang van de verblijfsfunctie kent grote verschillen. Bij Guyot en Mgr. Terwindtstichting zijn respectievelijk 55 en 40 verblijfsplaatsen, bij Sint Marie en Effatha respectievelijk 95 en 105. Het Instituut voor Doven heeft met 185 verblijfsplaatsen de grootste verblijfsfunctie.
Cbz/nr 0327-02
2
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Spreiding De instellingen kennen geen eenduidig afgetekend eigen werkgebied. Globaal genomen komen de cliënten van Sint Marie en het Instituut voor Doven uit heel Nederland. Het verzorgingsgebied van de Mgr. Terwindtstichting omvat met name het zuiden en zuidoosten van Nederland. De cliënten van Effatha komen overwegend de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland en daarnaast, gezien de religieuze achtergrond, uit de provincies Utrecht, uit het noorden van Gelderland en de kop van Overijssel. De cliënten van Guyot komen voornamelijk uit de drie noordelijke provincies. Teneinde de behandeling en begeleiding zo dicht mogelijk bij huis plaats te laten vinden, zijn er vanuit de instellingen kleinere centra zonder verblijfsfunctie aanwezig. De instellingen beschikken over de volgende decentrale vestigingen, zonder verblijfsfunctie: - Eindhoven -Sint Marie: hoofdlocatie te Eindhoven, dependances in Venlo, te Utrecht en Hoensbroek, - Zoetermeer – Effatha: hoofdlocatie te Zoetermeer, dependances te Utrecht, Leiden, Zwolle, Amsterdam, Rottterdam en Midden Beemster. - Haren – Guyot: hoofdlocatie te Haren, geen dependances voor behandeling, - Sint Michielsgestel en Nijmegen - Instituut voor Doven / Mgr. Terwindtstichting: hoofdlocaties te Sint Michielsgestel en Nijmegen, dependances te Rotterdam, Enschede, Arnhem, Breda, Hoensbroek, Utrecht, Terborg en Landgraaf.. Samenwerking De samenwerking tussen de instellingen richt zich met name op kennisopbouw en uitwisseling en innovatie. Alle instellingen werken samen met audiologische cent ra ten behoeve van onderzoek en diagnostiek. Effatha en Guyot zijn samen gefuseerd in de Stichting Effatha Guyot Groep en het Instituut voor Doven en de Mgr. Terwindtstichting in Stichting Instituut voor Doven/ Mgr.Terwindtstichting. Het Instituut voor Doven en de Mgr. Terwindtstichting zijn gefuseerd met de instelling voor meervoudig gehandicapten ¨De Wingerd¨ te Vught. De Effatha Guyot Groep is sinds 1 januari 2002 gefuseerd met de instelling voor meervoudig gehandicapten ¨De Weerklank¨ te Amsterdam. Tevens is er bij de meeste instellingen samenwerking met instellingen voor auditief gehandicapten en met name ten behoeve van onderzoek en diagnostiek van alle cliënten en specifiek voor de behandeling en begeleiding van doofblinde cliënten. De instellingen werken samen in de Stuurgroep Dovenpsychiatrie van GGZ Nederland. Door Curium, Robert Fleury en GGZ `s Hertogenbosch wordt gewerkt aan het opzetten van een gezamenlijk landelijk circuit voor psychiatrische behandeling van dove mensen gericht op patiëntenzorg, opleiding en onderzoek. Alle regionale instellingen werken ook nauw samen of zijn gefuseerd met scholen voor speciaal onderwijs. Daarnaast is er samenwerking met KNO-artsen en, evenals bij de instellingen voor visueel gehandicapten, met diverse intramurale instellingen Tevens wordt wisselend samengewerkt met Sociaal Pedagogische Diensten, Kinderdagverblijven, centra voor beroepsopleidingen, stichtingen voor arbeidsbemiddeling en belangenorganisaties.
Cbz/nr 0327-02
3
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
3.
INSTELLINGEN VOOR MEERVOUDIG GEHANDICAPTEN
Instellingen Instellingen voor visueel en verstandelijk gehandicapten Plaats
Instelling
Haren Echt Vries Doorn Huizen Breda
Heukelom Huis te Echten De Brink Bartiméushage Elisabeth Kalishuis De Blauwe Kamer
Capaciteit (toegelaten plaatsen) 64, inclusief 9 voor substitutie 80, inclusief 12 voor substitutie 188, inclusief 30 voor substitutie 415, inclusief 28 voor substitutie 128, inclusief 18 voor substitutie 149, inclusief 25 voor substitutie
Rechtspersoon Stichting Visio/ Loo Erf Stichting Visio/ Loo Erf Stichting De Brink Vereniging Bartiméus Stichting Visio/ Loo Erf Stichting Sensis
Instellingen voor auditief en/of communicatie en verstandelijk gehandicapten Plaats
Instelling
Capaciteit (toegelaten plaatsen)
Rechtspersoon
Amsterdam Vught
De Weerklank De Wingerd
54, inclusief 12 niet residentieel Stichting Gemiva 82 Stichting Instituut voor Doven/ Mgr Terwindtstichting
Spreiding De instellingen hebben een verzorgingsgebied dat elkaar deels overlapt. Van de instellingen voor visueel en verstandelijk gehandicapten bestaat deze voor de Heukelom te Haren en Het Huis te Echten uit de drie noordelijke provincies. Dit is ook het geval voor De Brink te Vries, waar echter deels tevens cliënten uit een groter gebied afkomstig zijn. Het verzorgingsgebied van het Elisabeth Kalishuis te Huizen omvat de provincies Noord Holland en Zuid Holland en delen van Zeeland en van De Blauwe Kamer te Breda Noord Brabant en Limburg en delen van Zeeland, Zuid Holland en Gelderland. Bartiméushage te Doorn richt zich op midden en oost Nederland maar heeft tevens een meer landelijke functie. Voor de instellingen voor auditief en/of communicatief gehandicapten met tevens een verstandelijke handicap zijn bij De Weerklank te Amsterdam de cliënten afkomstig uit Friesland, Flevoland, Gelderland, Utrecht, Noord en Zuid Holland en Noord Brabant en van De Wingerd te Vught overwegend uit Zuid en Oost Nederland. Er zijn maar een beperkt aantal decentrale vestigingen voor ambulante of verblijfszorg. De instellingen voor visueel en verstandelijk gehandicapten zijn enigszins over het land gespreid. Met name het noorden lijkt goed voorzien. De instellingen voor auditief en/of communicatief gehandicapten komen maar op twee plaatsen voor, in het westen en in het zuiden van het land. De Weerklank te Amsterdam is voornemens een deel van de capaciteit voor verblijf naar Noord Nederland te verplaatsen in samenwerking met De Brink te Vries. Samenwerking Alle instellingen voor meervoudig gehandicapten zijn gefuseerd met instellingen voor visueel gehandicapten of met instellingen voor auditief en communicatief gehandicapten. De uitzondering is De
Cbz/nr 0327-02
4
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Brink te Vries, hoewel deze instellingen een nauwe samenwerking met de Regionale Instelling Noord te Haren en met Effatha en Guyot heeft. Voor het overige kennen deze instellingen dezelfde vormen van samenwerking als de Instellingen voor visueel en voor auditief en/of communicatief gehandicapten.
Cbz/nr 0327-02
5
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
BIJLAGE 4
GEZINSVERVANGENDE TEHUIZEN VOOR ZINTUIGLIJK GEHANDICAPTEN
Er zijn twee gezinsvervangende tehuizen met een specifieke toelating voor visueel gehandicapten op 1 twee locaties : Plaats
Instelling
Capaciteit (toegelaten plaatsen)
Rechtspersoon
Vught Weesp
Robert Coppeshuis GVT Herensingel
17 16
Robbert Coppes Stichting Stichting Visio/ Loo Erf
Er zijn vier gezinsvervangende tehuizen met een specifieke toelating voor zintuiglijk gehandicapten op 1 vijf locaties . De bewoners zijn visueel gehandicapt: Plaats
Instelling
Capaciteit (toegelaten plaatsen)
Rechtspersoon
Ermelo
Boszoom
24
Ermelo
17
Ermelo
De Wittenborgh (2 locaties) ’t Drieluik
Vught
GVT Steenweg
17, inclusief 1 voor substitutie
Stichting Woonvoorzieningen Sonneheerdt Stichting Woonvoorzieningen Sonneheerdt Stichting Woonvoorzieningen Sonneheerdt Robbert Coppes Stichting
31
Er zijn vier gezinsvervangende tehuizen met een specifieke toelating voor auditief gehandicapten op 1 negen locaties : Plaats
Instelling
Groningen
Woonvorm voor Doven (twee locaties) Woonvorm voor Doven
28, waarvan 1 voor substitutie
Stichting De Noorderbrug
20, waarvan 4 voor substitutie
Hagerhorst (drie locaties) Lienhorst (4 locaties)
25, waarvan 1 voor substitutie
Nederlandse Stichting Voorzieningen Auditief Gehandicapten Stichting Philadelphia Zorg
23
Stichting Philadelphia Zorg
Deventer
Den Haag Leidschendam
Capaciteit (toegelaten plaatsen)
Rechtspersoon
Er is één gezinsvervangend tehuis met een specifieke toelating voor meervoudig gehandicapten op één locatie. De bewoners zijn visueel gehandicapt met een hoofdzakelijk psycho-sociale begeleidingsbehoefte: Plaats
Instelling
Capaciteit (toegelaten plaatsen)
Rechtspersoon
Vught
GVT aan het Bisschop Zwijssenplein 38
18
Stichting De Vlasborch
1
Toelatingen CVZ
Cbz/nr 0327-02
0
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
BIJLAGE 5
DE BELEIDSKADERS EX WZV EN DE REGELINGEN EX AWBZ
Beleidskaders ex WZV Beleidstoetsingskader 1996 Het Beleidstoetsingskader 1996 heeft betrekking op alle verschillende voorzieningen voor gehandicapten (verstandelijk, lichamelijk, zintuiglijk). Voor alle mensen met een handicap gelden de uitgangspunten en principes van normalisatie en participatie. De in dit Beleidstoetsingskader opgenomen beleidsmatige uitgangspunten zijn nader uitgewerkt in het Toetsingskader 1999-2006 (zie hieronder). Daarnaast heeft de staatssecretaris in dit Beleidstoetsingskader ten aanzien van de voorzieningen voor een beperkte groep mensen met een lichamelijke of zintuiglijke handicap andere accenten gelegd. Deze uitspraken betreffen met name grote woonvormen (intramurale instellingen), kleine woonvormen (semimurale gezinsvervangende tehuizen) en activiteitencentra. De populatie van deze voorzieningen is de afgelopen decennia ingrijpend veranderd en bestaat steeds meer uit mensen met ernstige beperkingen op verschillende gebieden en als gevolg daarvan met meervoudige en complexe zorgvragen. Gezien de ernst van de beperkingen zijn ze niet in staat om (met hulp) redelijk zelfstandig in de maatschappij te participeren. Daarnaast verwacht de staatssecretaris dat het aantal zal toenemen als gevolg van demografische ontwikkelingen, een toename van het aantal verkeersslachtoffers, vroeggeborenen en mensen met niet-aangeboren hersenletsel. Door het veelal permanente verblijf van deze groeiende groep intensieve zorg behoevende mensen en het gegeven dat er geen substantiële capaciteitsuitbreiding heeft plaatsgevonden, is de doorstroming gestagneerd. Hierdoor is een omvangrijk tekort aan plaatsen in woonvormen voor deze doelgroep ontstaan, aldus het beleidstoetsingskader. De staatssecretaris concludeert dat de geschetste kenmerken van de (potentiële) populatie van de woonvormen duidelijk maken dat er grote behoefte bestaat aan beschermde woon- en leefsituaties die afgestemd zijn op deze groep zintuiglijk gehandicapten en aan specifieke zorg en ondersteuning in combinatie met mogelijkheden voor dagbesteding. Toetsingskader 1999 - 2006 Het toetsingskader 1999-2006 is een bestuurlijke actualisatie van het Beleidstoetsingskader 1996 en bevat de actualisatie en nadere uitwerking van een aantal beleidsmatige uitgangspunten op basis van de laatste ontwikkelingen in de zorgvraag. Ten behoeve van huisvestingsplannen worden de volgende toetsingscriteria genoemd. Bij (zorg)capaciteitsuitbreiding: alleen (bouw) activiteiten voor wonen die voortvloeien uit expliciete beleidsstandpunten/ prioriteiten voor bepaalde groepen (LVG, raakvlak LVG-psychiatrie) en de wachtlijstproblematiek worden gehonoreerd; Mogelijkheden van ambulante zorg (scheiden van wonen en zorg); Dag-, weekend-, midweek-, en vakantieopvang; Keuze voor huren op basis van flexibiliteit; Groepsgrootte maximaal 6, maximaal 4 x 6 geclusterd in een wijk.
Cbz/nr 0327-02
1
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Bij vervangende nieuwbouw: - Verdere afbouw van hoofdlocaties en grotere nevenlocaties door kleinschalige deconcentratie of omgekeerde integratie. Indien sprake is van achterstanden, zoals slechte huisvesting, grote groepen, gebrek een privacy, zal bouw niet worden uitgesloten; - Verder gelden dezelfde prioriteiten als bij zorg- en capaciteitsuitbreidingen; - De plannen van de instellingen zullen worden getoetst op de relatie met individuele woonwensen van de cliënt. Het Beleidstoetsingskader 1996 en het nader uitgewerkte Toetsingskader 1999-2006 worden door het Bouwcollege als beoordelingskader gehanteerd. De beleidsregel ex WZV zijn nog niet aangepast aan de richtlijnen uit dit toetsingskader. Plan van aanpak Wachtlijsten in de gehandicaptenzorg Sinds mei 2000 heeft de staatssecretaris meer ruimte geboden aan zorgverzekeraars en zorgaanbieders om extra capaciteit te realiseren op basis van concrete zorgplannen voor geïndiceerde gehandicapten op de wachtlijst. Het doel is om de omvangrijke en structureel wachtlijsten terug te dringen. De capaciteit wordt in principe gerealiseerd door extra productie die wordt gefinancierd door persoonsvolgend (PVB) of persoongebonden (PVB) budgetten en middels scheiden van wonen en zorg. De extra capaciteit kan slechts dan gepaard gaan met bouw ex WZV, wanneer een andere oplossing niet mogelijk is. Hiertoe dienene zorgaanbieders bouwaanvragen in te dienen via het regionale zorgkantoor dat, indien het instemt met, de aanvraag doorstuurt naar VWS. Regeling kleinschalige woonvormen Per 1 juli 2002 is de Regeling kleinschalige woonvormen van kracht geworden. Daartoe is het Besluit aanwijzing inrichtingen Wet Ziekenhuisvoorzieningen zodanig gewijzigd dat de kleinschalige woonvoorzieningen niet meer onder de reikwijdte van de WZV vallen. Met circulaire van 28 juni 2002 worden vergelijkbare voorzieningen, die nu nog onder de Tijdelijke Voorzieningen Wet Maatschappelijke Dienstverlening (TVWMD) vallen, eveneens onder de regeling gebracht. Doel van de regeling is om het realiseren van woningen in een woonwijk voor instellingen eenvoudiger te maken. Tegelijk kan de woonwens van de cliënten sneller gerealiseerd worden. Kleinschalige woonvoorzieningen zijn in de Regeling omschreven als zelfstandige woningen, waarin een huishouden gevoerd kan worden. Ze zijn gelegen buiten het instellingsterrein. De beoogde groepsgrootte is maximaal 6 personen. In een gebied met dezelfde postcode mogen ten hoogste 12 personen wonen. De regeling is niet verplicht als het specifieke doelgroepen betreft, zoals cliënten met SG indicatie, met meervoudige handicaps of met forensische aspecten in de zorgvraag. Dan kan het traject van de WZV of TVWMD gevolgd worden. Wet Exploitatie Zorginstellingen Momenteel is de opvolger van de Wet ziekenhuisvoorzieningen, de Wet Exploitatie Zorgvoorzieningen (WEZ) in de Tweede Kamer in behandeling. Deze proceswet beoogt een vraaggerichte zorgverleing met ruimte voor de veldpartijen (zorgverzekeraars en instellingen) om het aanbod flexibel op de vraag af te stemmen.
Cbz/nr 0327-02
2
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Regelingen ex AWBZ Flexibilisering van de AWBZ De flexibilisering ex AWBZ van de aanspraken op zorg aan blinden en slechtzienden is sinds 1989 van kracht. Sinds 1 januari 1999 zijn de aanspraken op het terrein van de verstandelijk gehandicaptenzorg gewijzigd en met besluit van 7 november 2001 zijn de aanspraken op zorg voor lichamelijk en auditief en/of communicatief gehandicapten geflexibiliseerd. Met deze wijzigingen is het mogelijk geworden dat intramurale instellingen ook (combinaties van) delen van zorgfuncties mogen aanbieden waardoor ze vraaggerichter kunnen werken. Ze kunnen ook bouwen voor deze functies. De totale verstrekking is onderverdeeld in deelverstrekkingen: onderzoek, behandeling, begeleiding, verpleging of verzorging, bevordering van sociale zelfredzaamheid/zelfstandigheid/integratie in de maatschappij, al dan niet met verblijf gedurende het etmaal of een deel daarvan, en verpleging in een pleeggezin. Instellingen zijn verplicht minimaal 7% van de in hun reguliere budget opgenomen loon- en materiele kosten in te zetten voor alternatieve vormen van zorg. In de praktijk ligt dit percentage bij veel zorgaanbieders al hoger. Functionele aanspraken ex AWBZ/ Bekostiging naar zorgzwaarte Per 1 januari 2003 zal een systeem van functionele omschrijvingen van de aanspraken in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) worden ingevoerd. Met dit nieuwe systeem zal niet meer worden omschreven welke instelling zorg mag verlenen. Alleen de aard, de inhoud en de omvang van de zorg waarop aanspraak bestaat en de voorwaarden voor het tot gelding brengen van die aanspraak zullen geregeld worden. Er worden zeven functies onderscheiden: huishoudelijke verzorging, persoonlijke verzorging, verpleging, ondersteunende begeleiding, activerende begeleiding, behandeling en verblijf. De functie verblijf zal altijd in combinatie met een andere functie voorkomen en kent als enige functie nog sectoren (ouderenzorg, gehandicaptenzorg en geestelijke gezondheidszorg).Het is de bedoeling dat elke zorgvrager wordt geïndiceerd op basis van deze zeven functies en op basis van zorgzwaarte (klasse). Hierop aansluitend zal per 1 januari 2003 ook de bekostiging van de gehandicaptenzorg gaan plaatsvinden op basis van modules en producten van geleverde zorg, waarvoor cliënten geïndiceerd gaan worden. De huidige wijze van bekostiging op basis van toegelaten plaatsen zal daarmee verlaten worden. Bestaande zorg wordt omgerekend (zonder direct opnieuw te indiceren) naar het nieuwe systeem. Deze nieuwe bekostiging betekent een ondersteuning voor cliënten om zelf hun zorgaanbieder te kunnen kiezen (persoonsvolgend) en biedt instellingen transparantie ten aanzien van de door hun geleverde zorg.
Cbz/nr 0327-02
3
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
BIJLAGE 6
ENKELE AKOESTISCHE ASPECTEN
Galm Geluid gaat meestal rechtstreeks van de bron (spreker) naar de ontvanger (toehoorder). Daarnaast ontstaat in een ruimte galm door reflectie van geluid via wanden, vloeren en plafonds. Het geluid via reflectie is langer onderweg dan het rechtstreekse geluid en komt pas bij de ontvanger binnen als de volgende lettergreep of het volgende woord de ontvanger rechtstreeks heeft bereikt. De verstaanbaarheid neemt daardoor af. Galm in ruimten is te voorkomen door toepassing absorberende materialen voor de vloeren, wanden en plafonds. Voor de gehandicaptenzorg zijn doorgaans hogere eisen te stellen aan de reductie van galm in de verblijfsruimten, vanwege het hogere geluidsniveau. Vanwege hygiëne en vandaalbestendigheid worden veel gladde en harde materialen toegepast, geen gordijnen aangebracht en is meubilair bekleed met skai. Alleen het plafond is te voorzien van absorberend materiaal, hetgeen onvoldoende is. Toevoeging van absorberende wanden heeft meer effect dan toevoegen van vloerabsorptie. Absorptie en materialen Voor goede absorptie moet materiaal poreus en dik zijn (enkele centimeters). Het geluid moet in het materiaal kunnen doordringen. Er is plaatmateriaal dat beschermt tegen mechanische beschadiging en kan worden geverfd. Dit plaatmateriaal en het eventuele montagesysteem zijn relatief kostbaar. In standaard woningbouw vormt de onderkant van de betonnen verdiepingsvloer vaak het plafond. Vaak zijn de plafonds zo laag (circa 2,50 m) dat ruimte voor geluidsabsorberend materiaal ontbreekt. Overigens wordt in het nieuwe Bouwbesluit een plafondhoogte van tenminste 2,70 m voorgeschreven. Achtergrondgeluiden zijn te reduceren door het volgende. Andere sprekers verzoeken zachter te praten, de radio of televisie zachter te zetten of geluiddempende, isolerende materialen toepassen rondom machines. Toepassen van geluidsarme apparatuur, zoals afzuigkap, ventilator, stofzuiger. Het verwijderen van geluidsbronnen uit de ruimte, dan wel het scheiden van functies die storend zijn voor elkaar, zoals een televisie, een werktafel en een groep pratende mensen. Verminderen van geluidsoverdracht van naast of boven elkaar gelegen ruimten. De storende geluidsbronnen scheiden van de ontvanger, zogenaamde compartimentering. Met deze opzet dient reeds in de beginfase van een ontwerp rekening te worden gehouden. Compartimentering vergt meer ruimte door onder andere de extra vloeroppervlakte voor verkeer. De spraakverstaanbaarheid en de communicatie zijn tevens te verbeteren door het volgende. Spreken met gebarentaal, lichaamexpressie, pictogrammen en communicatietechnieken. De spreker dicht bij luisteraar situeren met het goed verlichte gezicht naar de luisteraar gekeerd. Voorkomen dat cliënten bloot staan aan langdurig en veel lawaai, waardoor beschadigingen aan het gehoor kunnen optreden. Grote geluidsbelasting vindt onder andere plaats grote ruimten met luidruchtige personen, radio en/of televisie hard aan, elektrische machines, timmeren, zagen. Grote ruimten komen bij instellingen veel voor va nwege onder andere toezicht. Het betreft met name de woonruimten, de ruimten voor dagbesteding en ontmoetingsruimten. Het lawaai kan worden gereduceerd door veel absorptiemateriaal aan te brengen en door compartimentering. Het overzicht kan behouden blijven door toepassing van glas in de wanden.
Cbz/nr 0327-02
1
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Cbz/nr 0327-02
2
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Cbz/nr 0327-02
3
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Postbus 20350 2500 EJ DEN HAAG
Datum
Betreft
18 november 2002
Kenmerk
Ta/Vu
Uw brief van
17 november 2000
Afdeling
PO/BZ
Uw kenmerk
DGB/ZVG-2112002
Uitvoeringstoets voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten
Op 17 november 2000 heeft u het College bouw ziekenhuisvoorzieningen verzocht om in navolging van de uitvoeringstoets behoeftenormering verstandelijk-gehandicaptenzorg eenzelfde onderzoek te verrichten ten behoeve van de zorg voor lichamelijk en zintuiglijk gehandicapten. Bijgaand treft u aan de uitvoeringstoets betreffende voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten. In overleg met uw departement is overigens besloten om in plaats van één uitvoeringstoets over lichamelijk en zintuiglijk gehandicapten gezamenlijk, een uitvoeringstoets per doelgroep uit te brengen. De reden hiervoor is dat de behoefte van beide doelgroepen gehandicapten zeer uiteen blijkt te lopen. De uitvoeringstoets over lichamelijk gehandicapten heeft het Bouwcollege op 8 april 2002 uitgebracht. Voor de conclusies en aanbevelingen kan kortheidshalve worden verwezen naar het rapport dat u bijgaand aantreft. Bij de voorbereiding van de uitvoeringstoets zijn de Werkcommissie Gehandicaptenzorg, de Commissie Zorg en de Commissie Bouw ingeschakeld. Ook is een concept besproken in een klankbordgroep van deskundigen, waarin onder andere vertegenwoordigers van de zorgvragers en zorgaanbieders zitting hadden. Hoogacht end, de algemeen secretaris
de voorzitter,
mr. T. Vroon
H.A. de Boer
Cbz/nr 0327-02
4
Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten Uitvoeringstoets
Cbz/nr 0327-02
5