College bouw ziekenhuisvoorzieningen Postbus 3056 3502 GB Utrecht T (030) 298 31 00 F (030) 298 32 99
KENGETALLEN 2005
Uitgebracht
aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Vastgesteld
door het College bouw ziekenhuisvoorzieningen op 10 oktober 2005
Bezoekadres Cbz/nr 0589-05
Churchilllaan 11 3527 GV Utrecht
Kengetallen 2005
Kengetallen 2005
INHOUDSOPGAVE
1.
ALGEMEEN
1
2.
VERPLEEGHUIZEN (VH)
5
3.
VERZORGINGSHUIZEN (VZH)
9
4.
INSTELLINGEN VOOR GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG (GGZ)
13
5.
INSTELLINGEN VOOR GEHANDICAPTENZORG (GHZ)
19
6.
ALGEMENE ZIEKENHUIZEN (ZH)
25
7.
REVALIDATIECENTRA (RC)
29
Bezoekadres Cbz/nr 0589-05
Churchilllaan 11 3527 GV Utrecht
Kengetallen 2005
1. ALGEMEEN
Inleiding Jaarlijks worden door het Bouwcollege geactualiseerde kengetallen uitgebracht om de ramingen van de gevolgen van planning en bouwvoornemens te kunnen opstellen of te beoordelen. In de geactualiseerde kengetallen wordt zowel rekening gehouden met wijzigingen en besluitvorming die voorvloeien uit beleidsmatige ontwikkelingen als met de noodzakelijke aanpassingen tengevolge van loon- en prijsontwikkelingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de Bouwkostennota 2005 en de beleidsregels van het College tarieven gezondheidszorg/Zorgautoriteit i.o. (CTG/ZAio). De kengetallen 2005 zijn zoals gebruikelijk qua opzet gebaseerd op de Ramingsmethodiek voor investerings-en exploitatiegevolgen van planning-en bouwbeslissingen1, zoals die in 1992 door het College voor ziekenhuisvoorzieningen, thans College bouw ziekenhuisvoorzieningen (het Bouwcollege) is vastgesteld. De kengetallen 2005 zoals opgenomen in dit rapport kunnen worden gehanteerd voor het opstellen c.q. het beoordelen van de individuele bouwinitiatieven. Deze actualisatie is weer gericht op de gegevens die relevant zijn voor de bouwprioritering van instandhoudingsinitiatieven en de bestedingsvoorstellen, waardoor bijvoorbeeld de academische ziekenhuizen, de zelfstandige behandelcentra (ZBC’s) of de semimurale gehandicaptenzorg buiten beschouwing blijven. Voor specifieke voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een dialysecentrum, is een benadering op maat gewenst. Deze voorzieningen worden slechts sporadisch gebouwd en zijn dermate specifiek dat het niet zinvol en praktisch is om een ‘gemiddeld’ investerings- of exploitatiebedrag te berekenen.
Ramingen Modernisering AWBZ en de care Voor de consequenties van het op 1 april 2003 in werking getreden Besluit zorgaanspraken AWBZ in het kader van de modernisering van de AWBZ wordt verwezen naar de Kengetallen 2004 (dagbehandeling in de care niet meer opgenomen; voorzover mogelijk rekening gehouden met nieuwe geharmoniseerde functiegerichte bouwmaatstaven voor de care van het Bouwcollege) DBC’s en de cure Sinds 1 januari 2005 is er een nieuw bekostigings- en honoreringssysteem voor ziekenhuiszorg (cure), dat volledig gebaseerd is op diagnosebehandelcombinaties (DBC’s). Over 10% van de DBC’s kunnen zorgaanbieder en verzekeraar onderhandelen over de prijs, de kwaliteit en het volume. Voor het merendeel van de ziekenhuiszorg (90%) gelden vaste, landelijke tarieven per DBC en blijft het functiegerichte budgetsysteem voor dit moment intact.
1 College voor ziekenhuisvoorzieningen, rapport nr. 345, september 1992
1
Kengetallen 2005
Vanaf 1 januari 2006 wordt de sector GGZ gedeeltelijk overgeheveld van de AWBZ naar de Zorgverzekeringswet en zal ook in de GGZ de DBC-systematiek voor een deel ingevoerd worden. Deze invoering zal fasegewijs plaatsvinden: in 2006 wordt gestart met de registratie van DBC’s, vanaf 2007 zal er gedeclareerd worden op basis van DBC’s. Vooralsnog heeft de DBC-invoering voor de kengetallen 2005 geen consequenties. Bouwkostennota 2005 De investeringskosten die in deze nota worden gebruikt zijn gebaseerd op de Bouwkostennota 2005. Omdat deze Bouwkostennota o.a. is gebaseerd op de geharmoniseerde Bouwmaatstaven heeft daar waar noodzakelijk enige ‘vertaling’ plaatsgevonden naar een sectorale benadering. De Bouwkostennota 2005 is door het Bouwcollege vastgesteld op 23 mei 2005. De hierin opgenomen bouwkostenkengetallen zijn door de Minister van VWS op 11 juli 2005 goedgekeurd. In de Bouwkostennota is voor alle categorieën voorzieningen afgezien van doorberekening van de zogenaamde gezondheidszorgindexplus (een inflatiecorrectie van 2,3% over de periode 1 januari 2004 tot 1 januari 2005). Voor ziekenhuizen worden de bouwkostennormen daarnaast met 3% verlaagd. Voor de AWBZ-gefinancierde voorzieningen (verpleeg- en verzorgingshuizen, instellingen voor geestelijke gezondheidszorg en gehandicaptenzorg) worden ze op het niveau van 2004 bevroren. Verder wordt het overgangsregime voor ‘lopende projecten’ per 31 december 2005 beëindigd. CTG/ZAio-beleidsregels De financiële gevolgen van de besluitvorming inzake arbeidsvoorwaarden en specifieke prijsstijgingen zijn verwerkt in de CTG/ZAio-beleidsregels en zijn aldus in de kengetallen opgenomen. Overig In de kengetallen wordt onderscheid gemaakt tussen de gevolgen van uitbreiding en van inkrimping. Vanwege de aanwezigheid van vaste kosten zullen de mutaties in de exploitatiekosten in geval van inkrimping van een beperkter omvang zijn dan in geval van uitbreiding met dezelfde capaciteit. Daarom is het noodzakelijk om een onderscheid te maken naar capaciteitsgebonden en productiegebonden exploitatiekosten. De instandhouding van bestaande capaciteit kan op verschillende wijzen worden uitgevoerd: door vervangende nieuwbouw (mogelijk gepaard gaande met herspreiding) of door renovatie, waarbij verschillende modaliteiten zijn te onderscheiden (opknapbeurt, aanpassingen, complete verbouwing). Afhankelijk van de inhoud en vormgeving van het bouwinitiatief kan dit via de vergunningplichtige procedure ex WZV of de meldingsregeling (zie ook hierna) worden gerealiseerd.
Uitgangspunten Bezettingspercentage Omdat de kengetallen worden weergegeven in kosten per bed c.q. plaats, worden de in de CTG/ZAiobeleidsregels vermelde normbedragen per verpleegdag omgerekend naar jaarbasis. Het hierbij te hanteren bezettingspercentage verschilt per sector. Voor de berekening van het sectorspecifieke bezettingspercentage is gebruik gemaakt van de CTG/ZAio-beleidsregels, het CTG/ZAio-Jaarverslag 2004 en/of de Prismant publicatie Instellingen van intramurale gezondheidszorg, basisgegevens per 1-1-2004.
2
Kengetallen 2005
Onderhoudskosten De onderhoudskosten vormen in het algemeen een onderdeel van de in de CTG/ZAio-beleidsregels genormeerde personele en materiële kosten. Voor algemene ziekenhuizen geldt dat deze kosten een genormeerd onderdeel vormen van de zogenaamde locatiegebonden kosten. Afschrijvingspercentages De afschrijvingspercentages zijn gebaseerd op de afschrijvingspercentages volgens de CTG/ZAiobeleidsregel ‘afschrijvingen’. De in de kengetallen gebruikte afschrijvingpercentages zijn een gewogen gemiddelde hiervan. Voor de weging zijn de investeringsnormen uit de Bouwkostennota 2005 van het Bouwcollege gehanteerd. Interestpercentage Het Bouwcollege hanteert bij advisering en beoordeling over exploitatiegevolgen van bouw een vaste rekenrente. De rente wordt op basis van lineaire afschrijving berekend over het gehele investeringsbedrag, voor het eerste jaar na realisatie. In deze actualisatie is uitgegaan van een rekenrente van 5,5%, gebaseerd op de door het CTG/ZAio gehanteerde genormeerde lange rente. Grondkosten In de Bouwkostennota 2005 wordt voor de bepaling van de maximaal te besteden grondkosten per bed of plaats rekening gehouden wordt met regionale verschillen in de grondprijzen (via toeslagen c.q. kortingen per postcoderegio). In de Kengetallen wordt uitgegaan van een maximale grondprijs zonder toeslag c.q. korting. Startkosten In de Kengetallen wordt voor startkosten met een percentage van 2% van de investeringskosten (sec) rekening gehouden. Dit percentage is afgeleid van de Bouwkostennota 2005 waarin een relatie is gelegd tussen de hoogte van de bouwkosten en de gebruikelijke startkosten. Uit de adviespraktijk van het Bouwcollege blijkt dat de werkelijke startkosten aanzienlijke verschillen kunnen vertonen ten opzichte van het gemiddelde. In voorgaande edities van de Kengetallen werd rekening gehouden met een percentage van 4% van de investeringskosten, waarmee ook het incidenteel voorkomen van hoge onder startkosten te rubriceren kosten in het gemiddelde werd meegenomen. Inventariskosten In de AWBZ-sectoren zijn de inventariskosten volgens de CTG/ZAio-beleidsregel ‘investeringen in medische en overige inventarissen en in computerapparatuur en -programmatuur’ genormeerd. Hierbij wordt uitgegaan van de normatieve vloeroppervlakte die ook gebruikt wordt voor de beleidsregel ‘instandhoudingsinvesteringen’. In de Kengetallen 2000 waren de kapitaallasten samenhangend met de aanschaf van inventaris samengevoegd met de kapitaallasten voortvloeiend uit de investeringskosten ex WZV. Teneinde het verband tussen investeringen ex WZV en kapitaallasten te herstellen en vanwege het normatieve, capaciteitsgebonden karakter van inventariskosten (ook bij uitbreiding zonder bouw neemt het inventarisbudget toe), zijn de kapitaallasten van inventariskosten in de Kengetallen 2001 e.v. verschoven naar de capaciteitsgebonden kosten.
3
Kengetallen 2005
Om de consistentie tussen de verschillende hoofdstukken te bewaren is bij de sector ziekenhuizen (inclusief revalidatiecentra) dezelfde lijn gevolgd, hoewel initiatiefnemers in deze sector bij bouw in bijzondere situaties inventariskosten via de WZV kunnen aanvragen die boven het reguliere inventarisbudget uitgaan. In de Bouwkostennota van het Bouwcollege wordt overigens de lijn gevolgd dat investeringen in inventarissen bij vervangende nieuwbouw, voor de bestaande capaciteit, in de regel niet gehonoreerd worden. Budgettair bouwen Op 26 juli 2004 is door het Bouwcollege een herziene Circulaire budgettair bouwen uitgebracht. In de circulaire is aangegeven dat het beleid met betrekking tot budgettair bouwen op onderdelen is gewijzigd en dat - om budgettair bouwen te stimuleren - voor deze projecten is besloten tot een (mogelijke) aanpassing van de maximale investeringskosten conform de Bouwkostennota (investeringsrubrieken ‘programma en bestekswijzigingen’ en ‘loon en prijsstijgingen’). De Kengetallen 2005 zijn exclusief deze aanpassingen. Meldingen De meldingsregeling heeft betrekking op bouwkundige aanpassingen van bestaande capaciteit. Instellingen (exclusief verzorgingshuizen) ontvangen hiervoor jaarlijkse instandhoudingsmiddelen die in het budget worden verdisconteerd en bouwen trekkingsrechten op. Door de wijze waarop deze regeling wordt uitgevoerd zijn de kengetallen voor meldingen niet van toepassing. Dit laat onverlet dat de kengetallen door de instellingen als referentiekader kunnen worden gebruikt bij het ontwikkelen van instandhoudingsinitiatieven. Inbrengverplichting Bij de berekening van de kapitaallasten voortvloeiend uit de investeringskosten van instandhoudingsinitiatieven, is geen rekening gehouden met de inbreng van trekkingsrechten (de ‘inbrengverplichting’).
4
Kengetallen 2005
2. VERPLEEGHUIZEN (VH)
In dit hoofdstuk zijn de kengetallen voor de sector verpleging weergegeven. De sector verpleging is vanaf de modernisering van de AWBZ per 1 april 2003 nader te duiden als instellingen toegelaten voor verblijf en behandeling voor verzekerden met een somatische en/of psychogeriatrische aandoening of beperking in de categorie zwaar. Ten opzichte van de Kengetallen 2004 is geen inhoudelijke verandering doorgevoerd. Voor de sectoroverschrijdende uitgangspunten wordt verwezen naar hoofdstuk 1. Tabel 2.1 Maximale investerings- en exploitatiekosten Verpleging (per plaats op jaarbasis; bedragen * € 1.000,--; prijspeil 1 januari 2005) Uitbreiding Investering Verpleging - 100 plaatsen s.z. Verpleging - 100 plaatsen p.g.
Kapitaallasten
Overige exploitatiekosten
Totaal exploitatiekosten
127
10
52
62
125
10
52
62
Tabel 2.2 Maximale investerings- en exploitatiekosten Verpleging (per plaats op jaarbasis; bedragen * € 1.000,--; prijspeil 1 januari 2005) Vervanging Investering
Renovatie 50% Investering
Kapitaallasten
Kapitaallasten
Verpleging - 100 plaatsen s.z. Verpleging - 100 plaatsen p.g. Verpleging - verblijfsareaal
127
10
56
6
125
10
55
6
81
7
40
4
Toelichting op de tabellen Exploitatiekosten De exploitatiekosten zijn opgebouwd uit: - capaciteitsgebonden kosten (alleen bij uitbreiding): het capaciteitsgebonden genormeerd budget per plaats, verhoogd met de kapitaallasten samenhangend met de inventariskosten in het eerste jaar en de niet-genormeerde materiële kosten (energie, onroerende zaak belasting (ozb) en heffingen); - productiegebonden kosten (alleen bij uitbreiding): het gedeelte van het genormeerde budget dat is gebaseerd op de productie-afspraken over verpleegdagen; - kapitaallasten in het eerste jaar na realisatie: rente en afschrijving. Het rentepercentage is een theoretisch rentepercentage dat wordt gebruikt in het kader van de uniforme bouwplantoetsing. Voor de (lineair bepaalde) afschrijvingen wordt de CTG/ZAio-afschrijvingsmethodiek gehanteerd.
5
Kengetallen 2005
De capaciteits- en productiegebonden kosten zijn in tabel 2.1 samengevat onder de overige exploitatiekosten. Voor een nadere uitsplitsing van de exploitatiekosten voor uitbreiding wordt verwezen naar bijlage 2.1. Investeringskosten Bij uitbreidingsnieuwbouw en vervangende nieuwbouw zijn de oppervlakten per plaats berekend aan de hand van de bouwmaatstaven voor nieuwbouw AWBZ-voorzieningen en Keukenvoorzieningen in de zorgsector. De berekende oppervlakten zijn vermenigvuldigd met de investeringskosten uit de Bouwkostennota 2005, verhoogd met grond- en startkosten. Indien sprake is van nieuwbouw op de huidige locatie zijn de grondkosten niet aan de orde. Bij renovatie zijn de investeringskosten gelijk aan 50% van de kosten voor vervangende nieuwbouw, exclusief grondkosten.2 Bij uitbreidingsnieuwbouw zal in inventaris worden geïnvesteerd. Deze investeringen zijn echter niet in de investeringskosten per plaats opgenomen. De kapitaallasten die met de investering in inventaris samenhangen zijn in de exploitatiekosten (onderdeel capaciteitsgebonden kosten) verwerkt. Bij renovatie van het woonareaal staat het vergroten van de privacy centraal. Dit leidt tot een capaciteitsreductie binnen het bestaande oppervlak van het woonareaal. Bij de in de tabel 2.2 opgenomen vervanging van het woonareaal wordt de gereduceerde capaciteit bijgebouwd op de hoofdlocatie. De centrale voorzieningen behoeven daarbij geen uitbreiding. De investeringskosten voor het woonareaal zijn exclusief grondkosten. Bij de berekening is er vanuit gegaan dat de grond reeds in bezit is.
Specificatie exploitatiekosten a. Kapitaallasten Het gehanteerde rentepercentage is 5,5%. Dit percentage wordt gehanteerd bij de bouwplanbeoordeling en de afboeking van het planning- en bouwkader. Bij individuele situaties kan het rentepercentage hiervan afwijken. De afschrijvingskosten zijn afhankelijk van de verhouding tussen de investeringskosten (sec), de grondkosten en de startkosten. De afschrijvingen over de investeringskosten (sec) zijn gebaseerd op de in de Bouwkostennota gehanteerde opbouw van de achterliggende kosten, zoals bouwkundige voorzieningen en installaties, die in verschillende perioden worden afgeschreven. Het afschrijvingspercentage over de investeringskosten (sec) bedraagt bij nieuwbouw gemiddeld circa 3,1%. Grondkosten worden niet afgeschreven. Startkosten worden in 40 jaar afgeschreven. Bij renovatie worden zowel de investeringskosten (sec) als de startkosten in 20 jaar afgeschreven. In het onderstaande staatje zijn de gemiddelde afschrijvingen op de investering inclusief startkosten, uitgedrukt als percentage van de investering inclusief start- en grondkosten, weergegeven. afschrijvingspercentages 2)
Verpleeginstelling
2,7 %
Vanzelfsprekend bestaat er een relatie tussen het niveau van renovatie, de ouderdom en de nog te verwachten levensduur van het gebouw. Voor renovatieprojecten is van belang dat een niveau van 65% van de kosten voor nieuwbouw niet wordt overschreden. Bij situaties waar dat kostenniveau dreigt te worden overschreden, dient vervangende nieuwbouw te worden overwogen.
6
Kengetallen 2005
Woonareaal (exclusief grond) Renovaties
3,1 % 5,0 %
b. Overige exploitatiekosten De overige exploitatiekosten bestaan uit capaciteits- en productiegebonden kosten. Voor bewoners met Aids, niet aangeboren hersenletsel (NAH), CVA-patiënten en palliatieve zorg gelden (onder voorwaarden) capaciteits- en/of productiegebonden toeslagen op basis van de CTG/ZAiobeleidsregels. De capaciteitsgebonden kosten bestaan uit het genormeerde bedrag per plaats, de kapitaallasten samenhangend met de inventariskosten in het eerste jaar, en de niet-genormeerde materiële kosten (energiekosten, ozb en heffingen). Voor het genormeerde bedrag per plaats wordt verwezen naar de CTG-beleidsregels voor loon- en materiële kosten en inventaris. Voor de personele kosten is de CTG/ZAio-beleidsregel verhoogd met de laagste regiotoeslag in verband met arbeidsmarktomstandigheden (€ 201,59 per plaats). De met inventaris samenhangende kapitaallasten zijn als volgt berekend. Het normatieve jaarlijkse bedrag is bepaald op € 14,22 per normatieve vierkante meter, gerelateerd aan de normatieve vloeroppervlakte die wordt gehanteerd bij de bepaling van het instandhoudingsbudget. In het eerste jaar na een capaciteitsuitbreiding wordt conform de CTG/ZAio-beleidsregel uitgegaan van zevenmaal het normatieve jaarlijkse bedrag. Daarnaast zijn de volgende niet-genormeerde kosten meegenomen: Energiekosten
€ 828,-- (per plaats)
(Prismant, Financiële statistiek, geïndexeerd)
€ 10,-- per € 3.000,-- investeringskosten
OZB
Voor de berekening van de productiegebonden kosten wordt verwezen naar de CTG/ZAio-beleidsregels voor loon- en materiële kosten. Bij het berekenen van de productiegebonden kosten is uitgegaan van een bezettingsgraad van 100%.
Specificatie investeringskosten Onderstaande specificaties zijn gehanteerd om de investeringskosten te berekenen. Investeringskosten per m² (exclusief grond-, start-, en inventariskosten), inclusief BTW, prijspeil 1 januari 2005, uitgaande van een bouwtijd van 15 maanden: Verblijf, ondersteunende begeleiding, behandeling en activerende begeleiding Ondersteunende diensten 3
€ 1.596,--3 € 1.514,-- 1
Waarvan € 63,-- is geoormerkt voor topkoeling
7
Kengetallen 2005
Keukenvoorzieningen
€ 3.110,--
Grondkosten
€ 230,-- per m² bruto vloeroppervlak, gemaximeerd op € 14.755,-- per plaats (exclusief regiotoeslag)
Startkosten
2% van de investeringskosten (exclusief grond-, start-, en inventariskosten).
De investeringskosten zijn gebaseerd op de volgende bruto vloeroppervlakte per plaats op basis van de vastgestelde bouwmaatstaven totaal Verpleging 100 plaatsen s.z.* 68 m2 Verpleging 100 plaatsen p.g.* 67 m2 Verblijfsareaal 49,5 m2 * inclusief satellietkeuken, exclusief aandeel productiekeuken
Bronnen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
College bouw ziekenhuisvoorzieningen (Bouwcollege), Bouwkostennota 2005 CTG/ZAio, Beleidsregel materiële kosten (21 december 2004, II-711) CTG/ZAio, Beleidsregel personeelskosten (21 december 2004, II-712) CTG/ZAio, Beleidsregel investeringen in medische en overige inventarissen en in computerapparatuur en -programmatuur (21 juni 2005, CA-10) CTG/ZAio, Beleidsregel afschrijving (19 juli 2004, II-674) Prismant, Financiële statistiek 1998 gecombineerde verpleeghuizen Bouwcollege, Bouwmaatstaven Keukenvoorzieningen in de zorgsector (3 april 2000) Bouwcollege, Bouwmaatstaven AWBZ-voorzieningen (15 januari 2004)
Bijlage 2.1 Maximale exploitatiekosten bij uitbreiding Verpleging (per plaats op jaarbasis; bedragen * € 1.000,--; prijspeil 1 januari 2005) Uitbreiding Rente Verpleging - 100 plaatsen s.z.* Verpleging - 100 plaatsen p.g.*
Afschrijvingen Capaciteitsgebonden
Productiegebonden
Totaal
7
3
31
21
62
7
3
31
21
62
* inclusief satellietkeuken
3. VERZORGINGSHUIZEN (VZH)
8
Kengetallen 2005
In dit hoofdstuk zijn de kengetallen voor de sector verzorging weergegeven. De sector verzorging is vanaf de modernisering van de AWBZ per 1 april 2003 nader te duiden als instellingen toegelaten voor verblijf voor verzekerden met een somatische en/of psychogeriatrische aandoening of beperking en/of psychosociaal probleem in de categorie licht. Ten opzichte van de Kengetallen 2004 is geen inhoudelijke verandering doorgevoerd. Voor de sectoroverschrijdende uitgangspunten wordt verwezen naar hoofdstuk 1. Tabel 3.1 Maximale investerings- en exploitatiekosten Verzorgingshuizen (per plaats op jaarbasis; bedragen * € 1.000,--; prijspeil 1 januari 2005) Uitbreiding Investering Nieuw verzorgingshuis - 100 plaatsen
Kapitaallasten
121
Overige exploitatiekosten 10
Totaal Exploitatiekosten
23
33
Tabel 3.2 Maximale investerings- en exploitatiekosten Verzorgingshuizen (per plaats op jaarbasis; bedragen * € 1.000,--; prijspeil 1 januari 2005) Vervanging Investering Verzorgingshuis -100 plaatsen
Renovatie 50% Investering
Kapitaallasten 121
10
Kapitaallasten 53
6
Toelichting op de tabellen Exploitatiekosten De exploitatiekosten zijn opgebouwd uit: - capaciteitsgebonden kosten (alleen bij uitbreiding): het capaciteitsgebonden genormeerd budget per plaats, verhoogd met de kapitaallasten samenhangend met de inventariskosten in het eerste jaar en de niet-genormeerde materiële kosten (energie, onroerende zaak belasting (ozb) en heffingen); - productiegebonden kosten (alleen bij uitbreiding): het gedeelte van het genormeerde budget dat is gebaseerd op de productie-afspraken over verzorgingsdagen; - kapitaallasten in het eerste jaar na realisatie: rente en afschrijving. Het rentepercentage is een theoretisch rentepercentage dat wordt gebruikt in het kader van de uniforme bouwplantoetsing. Voor de (lineair bepaalde) afschrijvingen wordt de CTG/ZAio-afschrijvingsmethodiek gehanteerd. De capaciteits- en productiegebonden kosten zijn in tabel 2.1 samengevat onder de overige exploitatiekosten. Voor een nadere uitsplitsing van de exploitatiekosten voor uitbreiding wordt verwezen naar bijlage 2.1
9
Kengetallen 2005
Investeringskosten Bij uitbreidingsnieuwbouw en vervangende nieuwbouw zijn de investeringskosten per plaats gelijk aan de investeringskosten uit de Bouwkostennota 2005, verhoogd met grond- en startkosten. Indien sprake is van nieuwbouw op de huidige locatie zijn de grondkosten niet aan de orde. Bij renovatie zijn de investeringskosten gelijk aan 50% van de kosten voor vervangende nieuwbouw, exclusief grondkosten.4 Bij uitbreidingsnieuwbouw zal in inventaris worden geïnvesteerd. Deze investeringen zijn echter niet in de investeringskosten per plaats opgenomen. De kapitaallasten die met de investering in inventaris samenhangen zijn in de exploitatiekosten (onderdeel capaciteitsgebonden kosten) verwerkt.
Specificatie exploitatiekosten a. Kapitaallasten Het gehanteerde rentepercentage is 5,5%. Dit percentage wordt gehanteerd bij de bouwplanbeoordeling en de afboeking van het planning- en bouwkader. Bij individuele situaties kan het rentepercentage hiervan afwijken. De afschrijvingskosten zijn afhankelijk van de verhouding tussen de investeringskosten (sec), de grond-, start- en inventariskosten. Voor deze categorieën bestaan verschillende afschrijvingspercentages. De afschrijvingen over de investeringskosten (sec) zijn gebaseerd op de in de Bouwkostennota gehanteerde opbouw van de achterliggende kosten, zoals bouwkundige voorzieningen en installaties, die in verschillende perioden worden afgeschreven. Het afschrijvingspercentage over de investeringskosten (sec) bedraagt gemiddeld circa 3,1%. Grondkosten worden niet afgeschreven. Startkosten worden in 40 jaar afgeschreven. Bij renovatie worden zowel de investeringskosten (sec) als de startkosten in 20 jaar afgeschreven. Het afschrijvingspercentage uitgedrukt als percentage van de investeringskosten, inclusief start en grondkosten, bedraagt circa 2,7%. b. Overige exploitatiekosten De overige exploitatiekosten bestaan uit capaciteits- en productiegebonden kosten. De capaciteitsgebonden kosten bestaan uit het genormeerde bedrag per toelating, per plaats, inventariskosten en de gebudgeteerde materiële kosten (energiekosten, ozb en heffingen). Voor het genormeerde bedrag per toelating, per plaats en de inventariskosten wordt verwezen naar de CTG/ZAio-beleidsregels voor loon- en materiële kosten en voor inventaris. Voor de berekening van de productiegebonden kosten wordt verwezen naar de CTG/ZAio-beleidsregels voor loon- en materiële kosten. Bij het berekenen van de productiegebonden kosten is uitgegaan van een bezettingsgraad van 100% (inclusief flexibilisering).
4)
Vanzelfsprekend bestaat er een relatie tussen het niveau van renovatie, de ouderdom en de nog te verwachten levensduur van het gebouw. Voor renovatieprojecten is van belang dat een niveau van 65% van de kosten voor nieuwbouw niet wordt overschreden. Bij situaties waar dat kostenniveau dreigt te worden overschreden, dient vervangende nieuwbouw te worden overwogen.
10
Kengetallen 2005
De voor blinden/slechtzienden, doven en Indische Nederlanders geldende toeslagen zijn bij het opstellen van de kengetallen buiten beschouwing gebleven (en ook voor niet geïndiceerde partners).
Specificatie investeringskosten Onderstaande specificaties zijn gehanteerd om de investeringskosten te berekenen. Investeringskosten (per m2)
€ 1.562,-€ 1.479,-€ 1.256,-€ 3.170,--
(exclusief grond-, start-, en inventariskosten, prijspeil 1 januari 2004)
voor ondersteunende begeleiding voor ondersteunende diensten voor verblijf voor keukenvoorzieningen
Grondkosten
€ 14.755,-- per plaats
Startkosten
2% van de investeringskosten (exclusief grond-, start-, en inventariskosten).
De investeringskosten zijn gebaseerd op de volgende bruto vloeroppervlakte per plaats, op basis van de vastgestelde bouwmaatstaven (inclusief satellietkeuken, exclusief aandeel productiekeuken): 75 m2
verzorgingshuis 100 plaatsen
Bronnen 1. College bouw ziekenhuisvoorzieningen (Bouwcollege), Bouwkostennota 2005. 2. CTG/ZAio, Beleidsregels genormeerde personeelskosten duurzaam verblijf (II-712), materiële kosten duurzaam verblijf (II-711) d.d 21 december, investeringen in inventaris medische en overige inventarissen en in computerapparatuur en programmatuur (CA-10), Beleidsregel instandhoudingsinvesteringen verzorgingshuizen (CA-7), d.d. 21 juni 2005. 3. CTG/ZAio, Beleidsregel afschrijving (19 juli 2004, II-674). 4. Bouwcollege, Bouwmaatstaven Keukenvoorzieningen in de zorgsector (3 april 2000). 5. Bouwcollege, Bouwmaatstaven AWBZ voorzieningen (15 januari 2004)
Bijlage 3.1 Maximale exploitatiekosten bij uitbreiding Verzorgingshuizen (per plaats op jaarbasis; bedragen * € 1.000,--; prijspeil 1 januari 2005) Uitbreiding Rente Nieuw verzorgingshuis - 100 plaatsen
Afschrijvingen
7
3
Capaciteitsgebonden
Productiegebonden 15
Totaal
8
33
11
Kengetallen 2005
12
Kengetallen 2005
4.
INSTELLINGEN VOOR GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG (GGZ)
In dit hoofdstuk zijn de kengetallen voor de sector geestelijke gezondheidszorg weergegeven. De sector geestelijke gezondheidszorg is vanaf de modernisering van de AWBZ per 1 april 2003 nader te duiden als: instellingen toegelaten voor mensen met een psychiatrische aandoening en/of psychosociaal probleem. De opzet van de kengetallen is niet gewijzigd ten opzichte van 2004. Voor de sectoroverschrijdende uitgangspunten wordt verwezen naar hoofdstuk 1. Voor renovatie is een separate tabel opgenomen (tabel 4.2). De personele- en overige materiële kosten zijn in bijlage 4.1 gespecificeerd weergegeven. De kengetallen voor overige exploitatiekosten (zie bijlage 4.1) van de FPA en volwassenenzorg zijn fors (met circa 5 - 15%) toegenomen. Dit blijkt grotendeels veroorzaakt te worden door een verschuiving van de gerealiseerde productie naar de duurste bekostigingscategorieën uit de CTG/ZAio beleidsregels. Het Ministerie van VWS is voornemens een deel van de GGZ-aanspraken vanaf 1 januari 2006 over te hevelen van de AWBZ naar de Zorgverzekeringswet. Mogelijk heeft dit als consequentie dat de deeltijden poliklinische GGZ (cure-deel) terug onder het bouwregime (WTZi) komt. Aangezien dit ten tijde van het opstellen van de kengetallen onduidelijk is, zijn genoemde mogelijke consequenties niet in dit rapport meegenomen. Tabel 4.1 Maximale investerings- en exploitatiekosten uitbreiding Geestelijke Gezondheidszorg (per plaats per categorie; bedragen x € 1.000,--; prijspeil 1 januari 2005) Uitbreiding/vervanging Capac. (gemidd. aantal plaatsen)
Licht Invest. kosten
Kap. lasten
Zwaar Invest. kosten
Kap. lasten
Beveiligd Invest. kosten
APZ/RGC 13 - Klinisch kortdurend (ook PAAZ) 48 pl. 162 - Klinisch langdurend 48 pl. 10 13 122 160 - OVDB (verblijfsdeel, ±14%) *) 2 22 - Woon-werkvoorz. Autisten 24 pl. 160 13 Verslavingszorg 154 12 - Klinisch 48 pl. Kinder- en Jeugdpsychiatrie 166 - Klinisch 13 48 pl. 166 - BOPZ 13 73 6 - Logeervoorziening 12 pl. Forensische Psychiatrie - Klinisch FPK 48 pl. - Klinisch FPA kortdurend 24 pl. - Klinisch FPA langdurend 24 pl. - Klinisch KIB 48 pl. *) Betreft ±14% van de investeringskosten voor een klinische plaats kortdurende
Kap. lasten
Overige exploitatie kosten (alleen bij uitbreiding) 70 52 8 71 64 98 115 52
259 220 241 259
21 18 20 21
156 134 95 161
zorg, categorie zwaar
13
Kengetallen 2005
Tabel 4.2 Maximale investerings- en exploitatiekosten renovatie Geestelijke Gezondheidszorg (per plaats per categorie; bedragen x € 1.000,--; prijspeil 1 januari 2005) Renovatie 50% Capac. (gemidd. aantal plaatsen) APZ/RGC - Klinisch kortdurend (ook PAAZ) - Klinisch langdurend - OVDB (verblijfsdeel, ±14%) - Woon-werkvoorz. Autisten Verslavingszorg - Klinisch Kinder- en Jeugdpsychiatrie - Klinisch - BOPZ - Logeervoorziening Forensische Psychiatrie - Klinisch FPK - Klinisch FPA kortdurend - Klinisch FPA langdurend - Klinisch KIB
Licht
Zwaar Invest. Kosten
Kap. lasten
24 pl.
70 69 10 69
6 6 1 6
48 pl.
66
6
48 pl.
71 71
6 6
48 pl. 48 pl.
12 pl.
Invest. kosten
Kap. lasten
52
4
Beveiligd
31
Invest. kosten
Kap. lasten
114 97 106 114
10 8 9 10
3
48 pl. 24 pl. 24 pl. 48 pl.
Toelichting op de tabellen In de tabellen kunnen kleine afrondingsverschillen voorkomen. Exploitatiekosten Er is in de tabellen uitgegaan van nieuwbouw van een locatie met een gemiddeld aantal plaatsen van 48 (en in enkele gevallen 24 respectievelijk 12 plaatsen). Tevens is uitgegaan van volledige invulling van alle functiegroepen. De exploitatiekosten zijn opgebouwd uit: 1. Kapitaallasten in het eerste jaar na realisatie. Deze bestaan uit rente en afschrijvingskosten (zie tabel 4.1 en 4.2). Het gehanteerde rentepercentage (5,5%) is een theoretisch rentepercentage dat wordt gebruikt in het kader van de uniforme bouwplantoetsing en de afboeking van het planning- en bouwkader. Voor de (lineair bepaalde) afschrijvingen wordt de CTG/ZAio-beleidsregel afschrijvingen gehanteerd. Het gemiddelde afschrijvingspercentage is afhankelijk van de verhouding tussen de investeringskosten (sec), grond- en startkosten: - De afschrijvingen over de investeringskosten (sec) bedragen bij nieuwbouw circa 3,0% en zijn gebaseerd op de onderliggende componenten (zoals bouwkundige voorzieningen), die in verschillende perioden worden afgeschreven. - Startkosten worden met 2,5% per jaar afgeschreven. - Grondkosten worden niet afgeschreven. - Bij renovaties worden zowel de investeringskosten (sec) als de startkosten met 5% per jaar afgeschreven.
14
Kengetallen 2005
2. Overige exploitatiekosten (alleen bij uitbreiding, zie tabel 4.1 en bijlage 4.1). De overige exploitatiekosten bestaan uit capaciteits- en productiegebonden kosten: -
Capaciteitsgebonden kosten: deze zijn opgebouwd uit het genormeerde budget per plaats, de kapitaallasten voortvloeiend uit de aanschaf van inventaris en de (genormeerde) kosten voor energiekosten, ozb en heffingen. De twee laatstgenoemde posten zijn gerelateerd aan de normatieve vloeroppervlakte die wordt gehanteerd bij de bepaling van het jaarlijkse instandhoudingsbudget. De kosten van inventaris zijn berekend door het jaarlijkse normbedrag per normatieve m² (€ 14,67) conform de CTG-beleidsregels te vermenigvuldigen met 7 en over dit bedrag rente (5,5%) en afschrijvingen (10%) te bepalen. De kosten voor energie, ozb en heffingen zijn genormeerd aan de hand van het normatieve vloeroppervlak. De instellingen ontvangen € 19,38 per normatieve m². De normatieve vloeroppervlakte is gelijk aan de oppervlakte die wordt gehanteerd bij de bepaling van het jaarlijkse instandhoudingsbudget. Bij capaciteitsuitbreiding neemt het budget voor de jaarlijkse instandhouding toe. Gelet op het geringe bedrag per plaats is hiervan geabstraheerd.
-
productiegebonden kosten: het gedeelte van het genormeerde budget dat is gebaseerd op de productie-afspraken over verpleegdagen, aantal eerste opnames, deeltijdbehandelingen en poliklinische verrichtingen. Voor de berekening van de productiegebonden kosten wordt verwezen naar de CTG-beleidsregels over de loon- en materiële kosten. Voor enkele categorieën zijn deze verduidelijkt: - bij APZ'en wordt onderscheid gemaakt naar zorgzwaarte: kortdurend en langdurend; - bij de budgetberekening van "structurerende deeltijdbehandeling met Bed op recept" (OVDB) is uitgegaan van het verblijfsdeel (± 14%) van het budget van een te substitueren gemiddelde klinische plaats; - de kosten per plaats in een op te richten Multifunctioneel centrum, een voorziening op het snijvlak van kinder- en jeugdpsychiatrie en gehandicaptenzorg, is hoger dan gemiddeld en bedraagt circa € 129.000,-- waarvan € 116.000,-- aan personele en materiële kosten (inclusief energie etc.) en € 13.000,-- aan kapitaallasten;
Investeringskosten Bij uitbreidings- en vervangende nieuwbouw (zie tabel 4.1) zijn de investeringskosten per plaats gelijk aan de investeringskosten uit de Bouwkostennota 2005, verhoogd met (gemiddelde) grond- en startkosten. Bij uitbreidingsnieuwbouw zal in inventaris worden geïnvesteerd. Deze investeringen zijn echter niet in de investeringskosten per plaats opgenomen, omdat de kosten van inventaris normatief zijn bepaald en in het budget zijn opgenomen. De kapitaallasten die met de investering in inventaris samenhangen, zijn in de exploitatiekosten (onderdeel capaciteitsgebonden kosten) verwerkt. Indien sprake is van vervangende nieuwbouw op een nieuwe locatie is eveneens tabel 4.1 van toepassing (met uitzondering van de overige exploitatiekosten, die muteren bij vervangende nieuwbouw niet). Indien sprake is van vervangende nieuwbouw op de huidige locatie is geen sprake van grondkosten. Bij renovatie (zie tabel 4.2) zijn de investeringskosten gelijk aan 50% van de kosten van vervangende nieuwbouw (exclusief grondkosten).
15
Kengetallen 2005
Specificatie investeringskosten Onderstaande specificaties zijn gehanteerd om de investeringskosten te berekenen: Investeringskosten per m² (excl. grond-, start- en inventariskosten, volgens Bouwkostennota 2005) - Categorie licht Verblijf: € 1.228 Ondersteunende begeleiding: € 1.275 Ondersteunende diensten: € 1.447 - Categorie zwaar Verblijf: € 1.530 Ondersteunende begeleiding: € 1.530 Behandeling: € 1.530 Ondersteunende diensten: € 1.447 Separeerunit: € 2.739 - Categorie beveiligd: Verblijf: € 1.856 Ondersteunende begeleiding: € 1.856 Behandeling: € 1.856 Ondersteunende diensten: € 1.447 Voor alle voorzieningen (ook de woningen) is in de tabel uitgegaan van eigendom. De huur voor sec de verblijfsfunctie in stedelijke gebieden bedraagt maximaal € 355,-- per maand per plaats voor trainingsunit-achtige woningen waar cliënten worden gehuisvest voordat zij in aanmerking komen voor een RIBW-woning of begeleid zelfstandig wonen (categorie licht). Door een regionale variatie in grondprijzen wijken de huurnormen per regio af. Voorzieningen voor met name de categorie zwaar en beveiligd wordt als specifieke bouw aangemerkt. Voor deze voorzieningen moet een huurberekening op basis van de toegestane investeringskosten worden genmaakt. De huur van logeervoorzieningen bedraagt maximaal € 271,-- per plaats per maand. Grondkosten per m² bruto vloeroppervlak - Categorie licht: € 230,-- Categorie zwaar: € 265,-- Categorie beveiligd: € 265,-Startkosten
gemiddeld 1% van de bouwkosten (o.b.v. de adviespraktijk).
Bruto Vloer Oppervlakte (bvo) De investeringskosten zijn gebaseerd op de volgende (maximale) bvo per klinische plaats op basis van de vastgestelde bouwmaatstaven: Categorie licht: - Logeervoorziening 49 m² - Individueel 50% / groepsverblijf 50% 81 m² Categorie zwaar: - Kinder- en Jeugdpsychiatrie kortdurend 92 m² - Volwassenenzorg kortdurend 89 m²
16
Kengetallen 2005
-
Volwassenenzorg langdurend Verslavingszorg kortdurend OVDB Woonwerkvoorziening autisten
87 m² 84 m² 12 m² (alleen verblijfsfunctie) 89 m²
Categorie beveiligd: - FPK/KIB - FPA kortdurend - FPA langdurend
118 m² 106 m² 116 m²
Overigens wordt erop gewezen dat bij (beperkte) capaciteitsuitbreiding rekening wordt gehouden met functies die in de bestaande huisvesting worden uitgeoefend, zodat niet het volledige aantal m²-'s per plaats wordt toegekend.
Bronnen 1. 2. 3. 4.
College bouw ziekenhuisvoorzieningen (Bouwcollege), Bouwkostennota 2005. CTG/ZAio, Jaarverslag 2004. CTG/ZAio, Beleidsregel instandhoudingsinvesteringen (III-836). CTG/ZAio, Beleidsregel investeringen in medische en overige inventarissen en in computerapparatuur en -programmatuur (CA-10). 5. CTG/ZAio, Beleidsregel afschrijvingen (III-853). 6. CTG/Zaio, Beleidsregel loon- en materiële kosten geestelijke gezondheidszorg (III-904). 7. College bouw ziekenhuisvoorzieningen (Bouwcollege), Bouwmaatstaven AWBZ voorzieningen.
Bijlage 4.1 Maximale overige exploitatiekosten bij uitbreiding Geestelijke gezondheidszorg (per plaats op jaarbasis; bedragen x € 1.000,--; prijspeil 1 januari 2005) ProductieCapciteitsUitbreiding Totaal gebonden gebonden APZ/RGC - Klinisch kortdurend (ook PAAZ) - Klinisch langdurend - OVDB (verblijfsdeel, ±14%) - Woon-werkvoorz. Autisten Verslavingszorg - Klinisch Kinder- en Jeugdpsychiatrie - Klinisch - BOPZ - Logeervoorziening Forensische Psychiatrie - Klinisch FPK - Klinisch FPA kortdurend - Klinisch FPA langdurend - Klinisch KIB
20 20 3 20
50 32 6 51
70 52 8 71
22
42
64
24 31 13
73 84 38
98 115 52
44 26 26 55
112 108 70 106
156 134 95 161
17
Kengetallen 2005
18
Kengetallen 2005
5. INSTELLINGEN VOOR GEHANDICAPTENZORG (GHZ)
In dit hoofdstuk zijn de kengetallen voor de sector gehandicaptenzorg weergegeven. De sector gehandicaptenzorg is vanaf de modernisering van de AWBZ per 1 april 2003 nader te duiden als instellingen toegelaten voor verblijf en behandeling voor (jeugdige) verzekerden met een (lichte) verstandelijke danwel zintuiglijke handicap, in de categorieën licht, zwaar of beveiligd. Ten opzichte van de Kengetallen 2004 is er geen inhoudelijke verandering opgetreden. Voor de sectoroverschrijdende uitgangspunten wordt verwezen naar hoofdstuk 1. Voor de (onderbouwing van de) investeringskosten is weer gebruik gemaakt van de systematiek zoals gehanteerd in het Onderzoek bouwbehoefte gehandicaptenzorg 2004-2012 (Bouwcollege, 5 april 2004). Tabel 5.1 Maximale investering en kapitaallasten Gehandicaptenzorg (per plaats op jaarbasis; bedragen * € 1.000,--; prijspeil 1 januari 2005) Uitbreiding/Vervanging Renovatie 50% Investering Kapitaallasten Investering Kapitaallasten Verstandelijk gehandicapten (VG) Licht Zwaar, zonder mobiliteitsbeperk. Zwaar, met mobiliteitsbeperking Zwaar, meerv. compl. gehand. Verblijf Zwaar, sterk gedragsgest. v.g. Licht verst. Gehandicapten (LVG) Licht Verblijf Zwaar, achtervang Zintuiglijk gehandicapten (ZG) Verblijf Zwaar Ondersteun. begeleiding
Licht, VG of ZG Zwaar, VG of ZG
Behandel. / activ. begel.
Zwaar, med./par. med. beg
Ondersteun. Diensten
84 96 98 107 102
6 7 8 8 8
36 42 42 46 44
4 4 4 5 5
84 102
6 8
36 44
4 5
96
7
42
4
28 33
2 3
12 14
1 1
2
0
1
0
14
1
6
1
Licht
4
0
2
0
Zwaar
6
0
3
0
Zwaar, therap./activ. beg
19
Kengetallen 2005
Tabel 5.2 Maximale overige exploitatiekosten Gehandicaptenzorg (per plaats op jaarbasis; bedragen * € 1.000,--; prijspeil 1 januari 2005) Uitbreiding Overige exploitatiekosten Verstandelijk gehandicapten Instelling (of dependance) Woonvoorziening Sociowoning Toeslagen: - observatie - blinden/doven - SGLVG-behandel - SGLVG-verblijf - MFC Licht verst. Gehandicapten Instelling Woonvoorziening Fasehuis/sociowoning Toeslagen: - gedragsgestoorden - achtervang - achtervang besloten opvang - MFC Auditief gehandicapten Instelling (excl. dag- / ambul.) Woonvoorziening Visueel gehandicapten Instelling (excl. dag- / ambul.) Sociowoning
50 50 50
33 4 61 44 47 43 43 43
19 60 72 48 36 35 46 45
Toelichting op de tabellen Exploitatiekosten De exploitatiekosten zijn opgebouwd uit: - capaciteitsgebonden kosten (alleen bij uitbreiding): het capaciteitsgebonden genormeerde budget per plaats, verhoogd met de kosten uit hoofde van onroerende zaak belasting (ozb) en heffingen (deze zijn niet genormeerd); - productiegebonden kosten (alleen bij uitbreiding): het gedeelte van het genormeerde budget dat is gebaseerd op de productieafspraken over verpleegdagen, verhoogd met de energiekosten (deze zijn niet genormeerd); - kapitaallasten in het eerste jaar na realisatie: rente en afschrijving. Het rentepercentage is een theoretisch rentepercentage dat wordt gebruikt in het kader van de uniforme bouwplantoetsing. Voor de (lineair bepaalde) afschrijvingen wordt de CTG/ZAio-afschrijvingsmethodiek gehanteerd.
20
Kengetallen 2005
De capaciteits- en productiegebonden kosten zijn in tabel 5.2 samengevat onder de overige exploitatiekosten. Voor een nadere uitsplitsing van deze kosten bij uitbreiding wordt verwezen naar bijlage 5.1. Behalve de bovengenoemde soorten van exploitatiekosten worden in het budget onder de in de CTG/ZAio-beleidsregels genoemde omstandigheden tevens toeslagen voor locatiegebonden kosten toegekend; hieronder vallen de deconcentratietoeslag en de regiotoeslag. Investeringskosten Bij uitbreidingsnieuwbouw en vervangende nieuwbouw zijn de investeringskosten per plaats gelijk aan de investeringskosten uit de Bouwkostennota 2005 verhoogd met grond- en startkosten en exclusief rente tijdens de bouw. In geval van vervangende nieuwbouw op de huidige locatie ontstaan geen grondkosten (event. wel bouwrijp maken). In geval van renovatie zijn de investeringskosten gelijk aan 50% van de kosten van vervangende nieuwbouw (exclusief grond- en startkosten).5 Bij uitbreidingsnieuwbouw zal in inventaris worden geïnvesteerd. Deze investeringen zijn echter niet in de hier opgevoerde investeringskosten per plaats opgenomen, omdat de kosten van inventaris normatief zijn bepaald en in het budget zijn opgenomen. De kapitaallasten die met de investering in inventaris samenhangen zijn wel in de exploitatiekosten (onderdeel capaciteitsgebonden kosten) verwerkt.
Specificatie exploitatiekosten a. Kapitaallasten Het gehanteerde rentepercentage is 5,5%. Dit percentage wordt gehanteerd bij de bouwplanbeoordeling (per 1 juli 2005) en de afboeking van het plannings- en bouwkader. Bij individuele situaties kan het rentepercentage hiervan afwijken. De afschrijvingskosten zijn afhankelijk van de verhouding tussen de investeringskosten (sec), de gronden startkosten. Voor deze categorieën bestaan verschillende afschrijvingspercentages. De afschrijvingen over de investeringen (sec) zijn gebaseerd op de opbouw van de achterliggende kostencomponenten, zoals bouwkundige voorzieningen en installaties, en verschillen per voorziening. Grondkosten worden niet afgeschreven, startkosten in 40 jaar en inventariskosten in 10 of 5 (automatisering) jaar. In de navolgende staat zijn de afschrijvingen op de investering inclusief startkosten en exclusief inventaris uitgedrukt als aandeel van het investeringsbedrag (inclusief start- en grondkosten en exclusief inventaris).
Woonvoorziening instelling Sociowoning
5)
Nieuwbouw 2,6% 2,3%
Renovatie 5% 5%
Vanzelfsprekend bestaat er een relatie tussen het niveau van renovatie, de ouderdom en de nog te verwachten levensduur van het gebouw. Voor renovatieprojecten is van belang dat een niveau van 65% van de kosten voor nieuwbouw niet wordt overschreden. Bij situaties waar dat kostenniveau dreigt te worden overschreden, dient vervangende nieuwbouw te worden overwogen.
21
Kengetallen 2005
b. Overige exploitatiekosten De overige exploitatiekosten bestaan uit capaciteits- en productiegebonden kosten. Bij het berekenen van deze kosten is uitgegaan van een instelling voor verstandelijk gehandicapten met 200 plaatsen, voor licht verstandelijk gehandicapten met 60 plaatsen, voor auditief gehandicapten met 150 plaatsen en voor visueel gehandicapten met 100 plaatsen. De capaciteitsgebonden kosten bestaan uit het genormeerde budget per plaats, de kapitaallasten voortvloeiend uit de aanschaf van inventaris en de (niet-genormeerde) kosten uit hoofde van OZB en heffingen. Voor het genormeerd bedrag per plaats wordt verwezen naar de CTG/ZAio-beleidsregels. De instellingsgebonden budgetcomponent is sinds de Kengetallen 2002 niet langer in de kengetallen verdisconteerd. Bij de oprichting van een nieuwe instelling moet het instellingsbedrag dus bij de berekening worden meegenomen. Voor het jaar 2005 heeft het CTG/ZAio deze bedragen per instelling als volgt vastgesteld: Verstandelijk gehandicapten Licht verstandelijk gehandic. Auditief gehandicapten Visueel gehandicapten
tot en met 50 plaatsen met meer dan 50 plaatsen met minder dan 100 plaatsen met 100 of meer plaatsen
€ 19.551,00 € 33.182,00 € 2.508,30 € 7.030,00 € 35.151,00 € 104.776,00
De productiegebonden kosten worden berekend op basis van het genormeerde budget per plaats en per dag en uit de energiekosten. Voor het genormeerde budget wordt verwezen naar de CTG/ZAiobeleidsregelbedragen voor de loon- en materiële kosten. Bij de verwerking hiervan in de kengetallen zijn de volgende aannames gehanteerd: De bezettingspercentages zijn afgeleid uit de tabellen voor ‘Toelatingen en productieafspraken gehandicaptensector’ in bijlage 6, jaarverslag CTG/ZAio 2004, door de aantallen voor ‘Totaal bezette plaatsen’ te delen door die van ‘Toegelaten capaciteit’. De berekening resulteert in de volgende bezettingspercentages: - Verstandelijk gehandicapten 100% - Licht verstandelijk gehandicapten 96% - Auditief gehandicapten 64% - Visueel gehandicapten 48% De weging van de zorgzwaarte (per categorie van leeftijd en groepsgrootte) is afgeleid uit de samenstelling van de bewonersverdeling welke eveneens weergegeven is in de tabellen in bijlage 6, jaarverslag CTG/ZAio 2004. Bij algemene instellingen voor verstandelijk gehandicapten is verondersteld dat het aandeel van blinde en/of dove observatie-bewoners in de groep observatie-bewoners hetzelfde is als het aandeel van blinde en/of dove bewoners in het totale aantal bewoners. Bij algemene instellingen voor verstandelijk gehandicapten is de vergoeding voor sectorspecifieke opleidingen buiten beschouwing gelaten. Bij instellingen voor auditief gehandicapten en instellingen voor visueel gehandicapten is de vergoeding voor dag- en ambulante behandeling buiten beschouwing gebleven.
22
Kengetallen 2005
Met het oog op locatiegebonden kosten wordt in bepaalde gevallen (zie beleidsregel deconcentratie en beleidsregel loonkosten) een deconcentratietoeslag of een regiotoeslag toegekend. Bij vervanging van plaatsen op de hoofdlocatie tijdens een deconcentratieproces kan onder bepaalde voorwaarden een toeslag op de loonkosten worden opgenomen van € 1.387,10 per plaats. Voor instellingen die geëxploiteerd worden in bepaalde regio’s geldt een regiotoeslag op de loonkosten in verband met arbeidsmarktomstandigheden. De energiekosten zijn geraamd op basis van gegevens uit de Financiële Statistieken van Prismant en geïndexeerd met de CTG/ZAio-prijsindex voor materiële kosten (1%).
Specificatie investeringskosten Onderstaande specificaties zijn gehanteerd om de investeringskosten te berekenen. Daarnaast kunnen ze worden gebruikt om de investeringskosten voor specifieke projecten te bepalen (zie verder Bouwkostennota 2005). Investeringskosten (per m2) (excl. bouwrente, grond-, start- en inventariskosten, volgens Bouwkostennota 2005)
Verblijf, incl. budgettair bouwen Onderst. begeleid. Behand. / act. beg. Onderst. diensten
Licht Zwaar Licht Zwaar Zwaar Licht Zwaar
Grondkosten (per m² b.v.o.)
Licht Zwaar
Startkosten (per plaats): (als percentage van de investeringskosten exclusief grond-, start- en inventariskosten)
Instelling / woonvoorziening Sociowoning
€ 1.252,-€ 1.560,-€ 1.275,-€ 1.530,-€ 1.530,-€ 1.447,-€ 1.447,--
€ 230,-€ 265,-maximaal 2% maximaal 1%
Bronnen 1. College bouw ziekenhuisvoorzieningen (Bouwcollege), Bouwkostennota 2005. 2. CTG/ZAio, Beleidsregel materiële kosten (III-892, III-894, III-898,III-900). 3. CTG/ZAio, Beleidsregel loonkosten (III-891, III-893, III-897, III-899). 4. CTG/ZAio, Jaarverslag 2004. 5. Bouwcollege, Onderzoek bouwbehoefte gehandicaptenzorg 2004-2012. 6. Bouwcollege, Bouwmaatstaven AWBZ voorzieningen.
23
Kengetallen 2005
Bijlage 5.1 Maximale overige exploitatiekosten bij uitbreiding Gehandicaptenzorg (per plaats op jaarbasis; bedragen * € 1.000,--; prijspeil 1 januari 2005) Uitbreiding Capaciteitsgebonden Verstandelijk gehandicapten Instelling (of dependance) Woonvoorziening Sociowoning Toeslagen: - observatie - blinden/doven - SGLVG-behandel - SGLVG-verblijf - MFC Licht verst. Gehandicapten Instelling Woonvoorziening Fasehuis/sociowoning Toeslagen: - gedragsgestoorden - achtervang - achtervang besloten opvang - MFC Auditief gehandicapten Instelling (excl. dag- / ambul.) Woonvoorziening Visueel gehandicapten Instelling (excl. dag- / ambul.) Sociowoning
Productiegebonden
Totaal
20 20 20
30 30 30
50 50 50
8 0 19 13 47
25 4 42 31 0
33 4 61 44 47
1 1 1
42 42 42
43 43 43
0 0 3 0
19 60 69 48
19 60 72 48
18 17
18 18
36 35
29 27
17 17
46 45
24
Kengetallen 2005
6. ALGEMENE ZIEKENHUIZEN (ZH)
In dit hoofdstuk zijn de kengetallen voor de sector algemene ziekenhuizen weergegeven. Ten opzichte van de Kengetallen 2004 is geen inhoudelijke verandering doorgevoerd. Voor de sectoroverschrijdende wijzigingen wordt verwezen naar hoofdstuk 1. Conform de Kengetallen 2004 is geen aandacht besteed aan bijzondere medische voorzieningen (functies ex WBMV) en andere bijzondere voorzieningen (bijv. AIDS-centrum of bij zorgvernieuwing). Tabel 6.1 Maximale investerings- en exploitatiekosten Algemene ziekenhuizen (per bed of functieeenheid op jaarbasis; bedragen * € 1.000,--; prijspeil 1 januari 2005) Uitbreiding/inkrimping Investering Kapitaallasten Uitbreiding Bed met functie-uitbreiding Bed zonder functie-uitbreiding Functie-eenheid: - interne specialismen - heelkundige specialismen - zenuw- en zielsziekten - overige specialismen Inkrimping Bed Functie-eenheid: - interne specialismen - heelkundige specialismen - zenuw- en zielsziekten - overige specialismen
Overige exploitatiekosten
Totaal exploitatiekosten
222 222
19 19
27 91
46 111
-
-
821 912 675 361
821 912 675 361
-
-
27
27
-
-
821 912 675 361
821 912 675 361
Tabel 6.2 Maximale investerings- en exploitatiekosten Algemene ziekenhuizen (per bed of functieeenheid op jaarbasis; bedragen * € 1.000,--; prijspeil 1 januari 2005) Vervanging Investering Bed Functie-eenheid: - interne specialismen - heelkundige specialismen - zenuw- en zielsziekten - overige specialismen
Kapitaallasten 222
-
Renovatie 50% Investering Kapitaallasten 19 102
-
-
11
-
25
Kengetallen 2005
Toelichting op de tabellen Exploitatiekosten De exploitatiekosten zijn opgebouwd uit: - capaciteitsgebonden kosten (alleen bij uitbreiding): het capaciteitsgebonden genormeerde budget per bed of gewogen specialisten-eenheid, verhoogd met het genormeerde deel locatiegebonden kosten voor onderhoud, energie en belastingen, heffingen en verzekeringen en met de kapitaallasten van investeringen in inventaris (zie hierna). Wiegen voor gezonde zuigelingen worden overigens beschouwd als bedden; - productiegebonden kosten (alleen bij uitbreiding): het gedeelte van het genormeerde budget dat is gebaseerd op de productieafspraken over verpleegdagen, dagverpleging en (gewogen) opnames en eerste polikliniekbezoeken. De berekeningen zijn gebaseerd op de realisaties over 2003. Productie wordt aan functie-eenheden gekoppeld, tenzij sprake is van uitbreiding van bedden zonder dat het aantal functie-eenheden wordt uitgebreid; - kapitaallasten in het eerste jaar na realisatie: rente en afschrijvingskosten over de investering exclusief inventaris. Het rentepercentage is een theoretisch rentepercentage dat wordt gebruikt in het kader van de uniforme bouwplantoetsing. Voor de (lineair bepaalde) afschrijvingen wordt de CTG/ZAio-afschrijvingsmethodiek (zie CTG/ZAio-beleidsregel) gehanteerd. Bij beddenreductie ondergaat de productie geen wijziging, omdat ervan uit wordt gegaan dat het lege bedden betreft. De capaciteits- en productiegebonden kosten zijn in tabel 6.1 samengevat onder de overige exploitatiekosten. Voor een nadere uitsplitsing van de exploitatiekosten in rente en afschrijvingen enerzijds en capaciteits- en productiegebonden kosten anderzijds wordt verwezen naar bijlage 6.1. Investeringskosten Bij uitbreidingsnieuwbouw en vervangende nieuwbouw zijn de investeringskosten per bed gelijk aan de investeringskosten uit de Bouwkostennota 2005 verhoogd met grond- en startkosten (zie hierna voor de diverse specificaties). Bij nieuwbouw op de huidige locatie is geen sprake van grondkosten. Bij renovatie zijn de investeringskosten gelijk aan 50% van de kosten van nieuwbouw exclusief grondkosten maar inclusief startkosten.6) Bij uitbreiding(-snieuwbouw) zal in inventaris worden geïnvesteerd. Deze investeringen zijn echter niet in de investeringskosten per bed opgenomen (zie hoofdstuk 1). De kapitaallasten die met de investering in inventaris samenhangen zijn wel in de exploitatiekosten, onderdeel overige (capaciteitsgebonden) exploitatiekosten opgenomen (zie hiervoor). Per functie-eenheid zijn geen investeringskosten geraamd, omdat niet bekend is of sprake is van uitbreiding van polikliniekunits. Voor dagverplegingsplaatsen geldt dat de investeringskosten maximaal 50% van de investeringskosten voor een bed mogen bedragen.
6)
Vanzelfsprekend bestaat er een relatie tussen het niveau van renovatie, de ouderdom en de nog te verwachten levensduur van het gebouw. Voor renovatieprojecten is van belang dat een niveau van 65% van de kosten voor nieuwbouw niet wordt overschreden. Bij situaties waar dat kostenniveau dreigt te worden overschreden dient vervangende nieuwbouw te worden overwogen.
26
Kengetallen 2005
Specificatie exploitatiekosten a. Kapitaallasten Het gehanteerde rentepercentage is 5,5%. Dit percentage wordt gebruikt bij de bouwplanbeoordeling en de afboeking van het planning- en bouwkader. Bij individuele situaties kan het percentage hiervan afwijken. Het afschrijvingspercentage bij nieuwbouw is afhankelijk van de verhouding tussen de investeringskosten (sec), grond- en startkosten. De afschrijvingen over de investeringskosten (sec) zijn gebaseerd op de onderliggende componenten (zoals bouwkundige voorzieningen), die in verschillende perioden worden afgeschreven. Grondkosten worden niet afgeschreven. Startkosten worden in 40 jaar afgeschreven. Bij renovatie geldt één afschrijvingspercentage. In het onderstaande staatje zijn de gemiddelde afschrijvingspercentages over het totale investeringsbedrag weergegeven. afschrijvingspercentages
uitbreidingsnieuwbouw vervangende nieuwbouw renovaties
3,0% 3,0% 5,0%
b. Overige exploitatiekosten De overige exploitatiekosten bestaan uit capaciteits- en productiegebonden kosten. De capaciteitsgebonden kosten kennen de volgende opbouw: - het genormeerde bedrag per bed, op basis van de FB-parameterwaarden (€ 6.850,--); - het genormeerde bedrag per functie-eenheid, bepaald aan de hand van het aantal gewogen specialisteneenheden, zoals vermeld in de publicatie "Instellingen van intramurale gezondheidszorg, Basisgegevens per 1-1-2004" van Prismant, en de beleidsregelbedragen per eenheid (€ 188.265,--). - deel locatiegebonden kosten per bed: het genormeerde bedrag per bed op basis van de FBparameterwaarden (totaal € 80,-- per normatieve m²) en 95 normatieve m²’s per bed. - de kapitaallasten inventarissen: 10% afschrijving en 5,5% rente over de investering (zie hierna). De productiegebonden kosten per bed zijn op "0" gesteld voor zover sprake is van functie-uitbreiding. De productiegebonden kosten zijn, zoals eerder vermeld, gekoppeld aan de productie per specialisteneenheid. Indien geen sprake is van functie-uitbreiding zijn de kosten berekend door het aantal opnamen en verpleegdagen te vermenigvuldigen met de relevante beleidsregelbedragen. Hierbij is uitgegaan van het "gemiddelde" ziekenhuis met 72 gewogen specialisteneenheden, 80% bezetting en een gemiddelde opnameduur van 8,0 dagen. Bij de berekening van de productiegebonden kosten per specialisteneenheid is het aantal verpleegdagen, gewogen opnames, dagverpleging en eerste polikliniekbezoeken (gewogen) per specialist (gewogen) vermenigvuldigd met de betreffende beleidsregelbedragen. Tevens is rekening gehouden met het effect van de uitbreiding met een specialisteneenheid op de beleidsregelbedragen per verpleegdag etc. Deze bedragen zijn immers afhankelijk van het aantal specialisten.
27
Kengetallen 2005
Specificatie investeringskosten Onderstaande specificaties zijn gehanteerd om de investeringskosten te berekenen: 95 m² Bruto vloeroppervlakte (per bed) Investeringskosten (per m2, prijspeil 1 januari 2005) Grondkosten (per bed) Startkosten (per bed) Inventariskosten (per bed)
€ 2.097,-€ 18.710,-€ 3.984,-€ 79.990,--
De bruto vloeroppervlakte en de grondkosten per bed en de investeringskosten per m² zijn conform de Bouwkostennota 2005. De investeringskosten per m² zijn exclusief grond-, start- en inventariskosten. Bij een beddenpromillage dat lager ligt dan 2,8 kan van hetzelfde investeringsbedrag worden uitgegaan, aangezien een vermindering van het beddenaantal geen verminderde ruimtebehoefte voor de instelling impliceert. De startkosten bedragen (maximaal) 2% van de investeringskosten exclusief grond-, start- en inventariskosten. De inventariskosten zijn berekend door de inventariskosten per bed te sommeren met de inventariskosten per specialist waarbij laatstgenoemde is verdeeld over het aantal bedden. Bij de berekeningen is uitgegaan van de CTG/ZAio-beleidsregelbedragen die behoren bij een "gemiddeld" ziekenhuis met 72 gewogen specialisteneenheden. Opgemerkt wordt dat functie-uitbreidingen welke niet gepaard gaan met bouw eveneens leiden tot verruiming van de investeringsmogelijkheden ten behoeve van medische en overige inventarissen.
Bronnen 1. 2. 3. 4. 5. 6.
CBZ (Bouwcollege), Bouwkostennota 2005. CTG/ZAio, Beleidsregel functiegerichte budgettering algemene ziekenhuizen 2005. CTG/ZAio, Beleidsregel locatiegebonden kosten algemene ziekenhuizen. CTG/ZAio, Beleidsregel investeringen 2005. CTG/ZAio, Beleidsregel afschrijvingen. Prismant, Instellingen van intramurale gezondheidszorg, basisgegevens per 1-1-2004.
Bijlage 6.1
Maximale exploitatiekosten bij uitbreiding Algemene ziekenhuizen (per bed of functie-eenheid op jaarbasis; bedragen * € 1.000,--; prijspeil 1 januari 2005) Uitbreiding Rente
Bed met functie-uitbreiding Bed zonder functie-uitbreiding Functie-eenheid: - interne specialismen - heelkundige specialismen - zenuw- en zielsziekten - overige specialismen
Afschrijvingen
Capaciteitsgebonden
Productiegebonden
Totaal
12 12
7 7
27 27
65
46 111
-
-
204 173 166 106
617 739 508 255
821 912 675 361
28
Kengetallen 2005
7. REVALIDATIECENTRA (RC)
In dit hoofdstuk zijn de kengetallen voor de sector revalidatiecentra weergegeven. Ten opzichte van de Kengetallen 2004 is geen inhoudelijke verandering doorgevoerd. Voor de sectoroverschrijdende wijzigingen wordt verwezen naar hoofdstuk 1. Tabel 7.1 Maximale investerings- en exploitatiekosten Revalidatiecentra (per calculatorisch bed of poliklinische behandeleenheid op jaarbasis; bedragen * € 1.000,--; prijspeil 1 januari 2005) Uitbreiding Investering Calculatorisch (klinisch) bed Calculatorische poliklinische behandeleenheid
Kapitaallasten 244
Overige Totaal exploitatiekosten exploitatiekosten 21 58 79
150
13
138
152
Tabel 7.2 Maximale investerings- en exploitatiekosten Revalidatiecentra (per calculatorisch bed of poliklinische behandeleenheid op jaarbasis; bedragen * € 1.000,--; prijspeil 1 januari 2005) Vervanging Investering Calculatorisch (klinisch) bed Calculatorische poliklinische behandeleenheid
244
Renovatie 50% Investering Kapitaallasten 21 113
150
13
Kapitaallasten
75
12 8
Toelichting op de tabellen Exploitatiekosten De exploitatiekosten zijn opgebouwd uit: - capaciteitsgebonden kosten (alleen bij uitbreiding): het capaciteitsgebonden genormeerde budget per calculatorisch bed of poliklinische behandeleenheid (geen opleidingsplaats), verhoogd met de kapitaallasten van investeringen in inventaris (zie hierna); - productiegebonden kosten (alleen bij uitbreiding): het gedeelte van het genormeerde budget dat is gebaseerd op de productieafspraken over het aantal verpleegdagen en het aantal revalidatiebehandeluren (klinisch en poliklinisch); - kapitaallasten in het eerste jaar na realisatie: rente en afschrijvingskosten over de investering exclusief inventaris. Het rentepercentage is een theoretisch rentepercentage dat wordt gebruikt in het kader van de uniforme bouwplantoetsing. Voor de (lineair bepaalde) afschrijvingen wordt de CTG/ZAio-afschrijvingsmethodiek (zie CTG/ZAio-beleidsregel) gehanteerd. De capaciteits- en productiegebonden kosten zijn in tabel 7.1 samengevat onder de overige exploitatiekosten. Voor een nadere uitsplitsing van de exploitatiekosten in rente en afschrijvingen enerzijds en capaciteits- en productiegebonden kosten anderzijds, wordt verwezen naar bijlage 7.1.
29
Kengetallen 2005
Investeringskosten Bij uitbreidingsnieuwbouw en vervangende nieuwbouw zijn de investeringskosten per plaats gelijk aan de investeringskosten uit de Bouwkostennota 2005 verhoogd met grond- en startkosten (zie hierna voor de diverse specificaties). Bij nieuwbouw op de huidige locatie is geen sprake van grondkosten. Bij renovatie zijn de investeringskosten gelijk aan 50% van de kosten van vervangende nieuwbouw exclusief grondkosten maar inclusief startkosten7. Voor poliklinische plaatsen zijn geen grondkosten gerekend. Bij uitbreiding(-snieuwbouw) zal in inventaris worden geïnvesteerd. Deze investeringen zijn echter niet in de investeringskosten per plaats opgenomen (zie hoofdstuk 1). De kapitaallasten die met de investering in inventaris samenhangen zijn wel in de exploitatiekosten, onderdeel overige (capaciteitsgebonden) exploitatiekosten opgenomen (zie hiervoor). Specificatie exploitatiekosten a. Kapitaallasten Het gehanteerde rentepercentage is 5,5%. Dit percentage wordt gehanteerd bij de bouwplanbeoordeling en de afboeking van het planning- en bouwkader. Bij individuele situaties kan het rentepercentage hiervan afwijken. Het afschrijvingspercentage bij nieuwbouw is afhankelijk van de verhouding tussen de investeringskosten (sec), grond- en startkosten. De afschrijvingen over de investeringskosten (sec) zijn gebaseerd op de onderliggende componenten (zoals bouwkundige voorzieningen), die in verschillende perioden worden afgeschreven. Grondkosten worden niet afgeschreven. Startkosten worden in 40 jaar afgeschreven. Bij renovatie geldt één afschrijvingspercentage. In het onderstaande staatje zijn de afschrijvingspercentages over het totale investeringsbedrag weergegeven. afschrijvingspercentages
uitbreidingsnieuwbouw bed uitbreidingsnieuwbouw poliklinisch vervangende nieuwbouw bed vervangende nieuwbouw poliklinisch renovaties
3,0% 3,3% 3,0% 3,3% 5,0%
b. Overige exploitatiekosten De overige exploitatiekosten bestaan uit capaciteits- en productiegebonden kosten. De capaciteitsgebonden kosten per calculatorisch bed en poliklinische behandeleenheid zijn gelijk aan het beleidsregelbedrag, verhoogd met de kapitaallasten inventarissen op basis van 10% afschrijving en 5,5% rente over de investering (zie hierna). De productiegebonden kosten per bed zijn berekend door het beleidsregelbedrag per verpleegdag te vermenigvuldigen met het aantal verpleegdagen (bij 90% bezetting). De productiegebonden kosten per calculatorische poliklinische behandeleenheid zijn berekend door het aantal revalidatiebehandeluren (1.280) te vermenigvuldigen met het relevante beleidsregelbedrag.
7)
Vanzelfsprekend bestaat er een relatie tussen het niveau van renovatie, de ouderdom en de nog te verwachten levensduur van het gebouw. Voor renovatieprojecten is van belang dat een niveau van 65% van de kosten voor nieuwbouw niet wordt overschreden. Bij situaties waar dat kostenniveau dreigt te worden overschreden dient vervangende nieuwbouw te worden overwogen.
30
Kengetallen 2005
Specificatie investeringskosten Onderstaande specificaties zijn gehanteerd om de investeringskosten te berekenen: Bruto vloeroppervlakte per calculatorisch bed Bruto vloeroppervlakte per calculatorische poliklinische behandeleenheid
120 m² 80 m²
Investeringskosten (per m², prijspeil 1 januari 2005) Grondkosten per calculatorisch bed Grondkosten per calculatorische poliklinische behandeleenheid Startkosten per calculatorisch bed Startkosten per calculatorische poliklinische behandeleenheid Inventariskosten per calculatorisch bed Inventariskosten per calculatorische poliklinische behandeleenheid
€ 1.842,-€ 18.710,-€ 0,-€ 4.421,-€ 2.947,-€ 18.240,-€ 57.800,--
Het investeringsbedrag is berekend door uit te gaan van de bouwkosten en de bijkomende kosten en directiekosten etc. hiervan af te leiden. De startkosten bedragen (maximaal) 2% van de investeringskosten exclusief grond-, start- en inventariskosten. De inventariskosten zijn gelijk aan de beleidsregelbedragen vermenigvuldigd met de factor 10, omdat ervan uit wordt gegaan dat de inventaris nieuw moet worden aangeschaft.
Bronnen 1. 2. 3. 4.
CBZ (Bouwcollege), Bouwkostennota 2005 en praktijkgegevens bouwplanadvisering. CTG/ZAio, Beleidsregel budgettering revalidatie 2005 (CI-818). CTG/ZAio, Beleidsregel investeringen 2004 (CI-823). CTG/ZAio, Beleidsregel afschrijving.
Bijlage 7.1 Maximale exploitatiekosten bij uitbreiding Revalidatiecentra (per calculatorisch bed of poliklinische behandeleenheid op jaarbasis; bedragen * € 1.000,--; prijspeil 1 januari 2005) Uitbreiding Rente Calculatorisch (klinisch) bed Calculatorische poliklinische behandeleenheid
Afschrijvingen
Capaciteitsgebonden
Productiegebonden
Totaal
13
7
45
13
79
8
5
46
92
152
31