Deze brochure werd samengesteld door: Het Vicariale Comité voor de territoriale pastoraal, na bevraging van de parochieploegen in het vicariaat. Voor reacties, suggesties, info en vragen kan je terecht bij: Marcel De Pauw msc Guy De Keersmaecker Odette Delvaux Loe Ecker Hans Homblé Dirk Snackaert Camiel Stallaert Jos Wellens Miek Schoonejans
[email protected]
[15] Toen ze gegeten hadden, sprak Jezus Simon Petrus aan: ‘Simon, zoon van Johannes, heb je mij lief, meer dan de anderen hier?’ Petrus antwoordde: ‘Ja, Heer, u weet dat ik van u houd.’ Hij zei: ‘Weid mijn lammeren.’ [16] Nog eens vroeg hij: ‘Simon, zoon van Johannes, heb je me lief?’ Hij antwoordde: ‘Ja, Heer, u weet dat ik van u houd.’ Jezus zei: ‘Hoed mijn schapen,’ [17] en voor de derde maal vroeg hij hem: ‘Simon, zoon van Johannes, houd je van me?’ Petrus werd verdrietig omdat hij voor de derde keer vroeg of hij van hem hield. Hij zei: ‘Heer, u weet alles, u weet toch dat ik van u houd.’ Jezus zei: ‘Weid mijn schapen.’ Johannes 21, 15-17
Oriëntaties voor parochieploegen 2
INHOUD Woord Vooraf ......................................................................................................................................................................4 ORIENTATIES VOOR PAROCHIEPLOEGEN..........................................................................................................5 A – SAMEN GEROEPEN EN GEZONDEN...............................................................................................................6 B – TEKSTEN VAN HET TWEEDE VATICAANS CONCILIEe ......................................................................25 C - ENKELE TEKSTEN UIT HET WETBOEK VAN CANONIEK RECHT ...................................................34 WERKBOEK VOOR PAROCHIEPLOEGEN..............................................................................................................1 A - DE PAROCHIALE CONTACTPERSOON in het Vicariaat VBM...............................................................2 INLEIDING .................................................................................................................................................................2 NAAM.........................................................................................................................................................................2 FUNCTIEBESCHRIJVING ...........................................................................................................................................3 GRONDHOUDINGEN EN VAARDIGHEDEN..............................................................................................................3 AANDUIDING ............................................................................................................................................................4 VORMING ..................................................................................................................................................................5 BEVESTIGING ............................................................................................................................................................5 DUUR VAN HET MANDAAT .....................................................................................................................................5 EVALUATIE ...............................................................................................................................................................5 PRAKTISCHE AFSPRAKEN .......................................................................................................................................6 B - WERKINSTRUMENT voor de evaluatie van de relatie tussen parochie en parochiefederatie..........................................................................................................................................................7 HANDLEIDING BIJ DE OPDRACHT VOOR PAROCHIEPLOEGEN VANUIT HET DECREET OP DE PAROCHIEFEDERATIE ..............................................................................................................................................7 HET WERKINSTRUMENT.........................................................................................................................................8 DE BEDOELING: GEFUNDEERD BESLISSEN OP WELK NIVEAU WE DE DINGEN BLIJVEN ORGANISEREN ......9 HET RESULTAAT: EEN PASTORALE TAAKVERDELING ........................................................................................9 C – EEN stad op een berg.........................................................................................................................................12 D – OVERLEG over de situatie van onze parochie .......................................................................................22 E – KANTTEKENINGEN bij de herziene statuten voor parochieploegen...........................................25 OPRICHTING (STAT. NR. 7-10)..........................................................................................................................25 LEDEN (STAT. NR.11-18) ..................................................................................................................................26 WERKING (STAT. NR. 19-21)............................................................................................................................27 RELATIES BINNEN DE PAROCHIE (STAT. NR. 22-27)....................................................................................28 RELATIES BINNEN PAROCHIEFEDERATIE EN VICARIAAT (STAT. NR. 28-35)............................................30 ONTSLAGREGELINGEN (STAT. NR. 36-38)......................................................................................................31 SLOTBEPALINGEN (STAT. NR. 39-41) .............................................................................................................31 F - GESELECTEERDE bibliografie ........................................................................................................................32 NEDERLANDSTALIGE WERKEN ...........................................................................................................................32 ANDERE WERKEN .................................................................................................................................................35
Oriëntaties voor parochieploegen 3
WOORD VOORAF
Deze Pastorale Stapstenen verschijnen tegelijk met het document Opdracht en werking van de parochieploeg vandaag. Herziene Statuten (Beleidsoriëntaties nr. 4). De titel van deze Pastorale Stapstenen is: Werkboek en Oriëntaties voor Parochieploegen. In deze titel worden de twee delen van deze publicatie aangegeven. Aan heel de herziening van de statuten voor parochieploegen is een ruime raadpleging voorafgegaan van alle parochies (389) van het Vicariaat Vlaams-Brabant en Mechelen. Uit meer dan dertig procent van de parochiefederaties kwamen reacties binnen. Eén van de veel voorkomende suggesties was deze: geef ons niet slechts een kerkrechterlijk kader, geef ons ook werkinstrumenten. Het werkboek dat het kernkatern vormt van deze Pastorale Stapstenen, wil een antwoord geven op deze zeer terechte verzuchting (de gekleurde bladzijden). Een misschien wat ongewoon werkinstrument is een geselecteerde en geordende bibliografie. Ook dit is een suggestie uit de reacties op de ontwerpteksten. Op de witte bladzijden, vóór en na het kernkatern, worden enkele oriënterende pastoraal -theologische en canonieke teksten bijeengezet. Het zijn teksten van Mgr. Jan De Bie, hulpbisschop voor het Vicariaat Vlaams-Brabant en Mechelen, en van het tweede Vaticaans Concilie en daarmee samenhangende teksten uit het canoniek recht. Niet iedereen beschikt over deze teksten en toch blijven zij de pastorale zorg oriënteren, ook die van de van parochieploegen. Tot slot een woord van dank aan de vele ploegen die op onze ontwerpteksten hebben gereageerd. We hebben naar best vermogen rekening gehouden met voorstellen en suggesties. Dank ook aan het Vicariaal Comité voor de Territoriale Pastoraal. De leden ervan zijn: De Keersmaecker Guy, Delvaux Odette, Ecker Leo, Homblé Hans, Snackaert Dirk, Stallaert Camiel, Wellens Jos, Schoonejans Miek. Heel de operatie van de herziening van de Statuten voor parochieploegen en van het uitwerken van deze Pastorale Stapstenen werd door hen gedragen. Met hen hoop ik dat ons werk vrucht mag dragen in een nieuw elan van de parochieploegen, het hart van onze parochiegemeenschappen.
Marcel De Pauw msc Vicariaal Verantwoordelijke voor de Territoriale Pastoraal
Oriëntaties voor parochieploegen 4
ORIENTATIES VOOR PAROCHIEPLOEGEN
A – SAMEN GEROEPEN EN GEZONDEN B – TEKSTEN VAN HET TWEEDE VATICAANS CONCILIEE C - ENKELE TEKSTEN UIT HET WETBOEK VAN CANONIEK RECHT
Oriëntaties voor parochieploegen 5
A – SAMEN GEROEPEN EN GEZONDEN Pastorale brief van hulpbisschop Jan De Bie (advent 2006)
WAAROM DEZE PASTORALE BRIEF?
Met deze brief richt ik mij, als hulpbisschop voor het vicariaat Vlaams Brabant en Mechelen, tot alle gelovigen van dit vicariaat. De tijd is rijp om een balans op te maken: hoe staan we er vandaag met onze kerk in Vlaams Brabant en Mechelen voor? Ik reken het tot mijn opdracht om alle mensen die zich vandaag met hart en ziel inzetten voor de opbouw van onze geloofsgemeenschappen, te ondersteunen en te bemoedigen. We hebben de afgelopen tien jaar samen een lange weg afgelegd, en er is veel gebeurd in die jaren. Er zijn werkelijk prachtige dingen gerealiseerd, al is het ook niet altijd gemakkelijk geweest. Samen met u wil ik verder zoeken naar de manier waarop we de ons toevertrouwde zending vandaag het beste kunnen realiseren: kerk zijn in de huidige tijd en voor de mensen van deze tijd. Deze brief is een uitnodiging om dit gemeenschappelijk denkproces te stimuleren. Ik vraag u dan ook van harte om met mij mee te denken en zo samen onze zending verder op te nemen.
1. Het werkjaar 2006-2007 is een scharnierjaar in het pastorale leven van ons vicariaat. Daar zijn verschillende redenen voor.
Met Pinksteren hebben we de zevende en laatste hefboom van ons pastoraal plan gelanceerd.1 Met al wat de vorige hefbomen ons geboden hebben, willen we aanwezig zijn in de samenleving. De stuurgroep heeft dit nauwkeuriger omschreven en concrete haalbare stappen voorgesteld.2 Tijdens de startavonden van dit pastorale jaar hebben we er ook aandacht aan gegeven. We hopen dat deze hefboom een bekroning en sluitstuk mag worden van heel het pastoraal plan van de voorbije jaren. Was één van de belangrijkste verwachtingen niet om te groeien naar een kerk die open is voor de wereld waarin we leven?
2. In het begin van dit werkjaar werd een Nieuw decreet over de Parochiefederaties3 gepubliceerd. De noodzakelijke herziening van het statuut van de parochieploegen wordt momenteel in verschillende geledingen besproken. Er wordt gesleuteld aan een vicariaal vrijwilligersbeleid. Op 1 januari 2007 treden de nieuwbenoemde dekens in functie met een vernieuwde visie op hun opdracht. We zijn een nieuwe weg ingeslagen op het gebied van jongerenpastoraal met het aanstellen van zes regionale jeugdpastorale werkers. De werking en de samenstelling van de vicariale beleidsploeg en de stafdienst werd grondig herbekeken en nieuw georiënteerd.
1
Een uitvoerig verslag vindt u in Pastoralia, juni 2006, pp. 26-27. Dit is terug te vinden in de Groeimap, onder hoofdstuk VII. 3 Beleidsoriëntaties 2, september 2006, Mechelen, 23 pp. 2
Oriëntaties voor parochieploegen 6
3. We staan dus aan het einde van het pastoraal plan dat ons veel heeft gegeven en uitnodigt om verder te gaan. Anderzijds zijn we door een grondige reorganisatie en herstructurering gegaan die ons moet helpen onze zending beter op te nemen. De vraag is nu: hoe zien we deze zending? Hoe kunnen we steeds meer een levende en leven gevende gemeenschap worden? Heel concreet in de parochies en federaties, in de gemeenschappen, bewegingen en instellingen in ons vicariaat! Met deze pastorale brief wil ik proberen op deze vraag in te gaan. In het eerste deel geef ik een bezinning over de spirituele bron waaruit wij leven, over ons samen kerk zijn, gezonden door de Heer in dienst van de mensen. In het tweede deel van de brief stel ik enkele pastorale prioriteiten en aandachtpunten voor de komende jaren voor.
Oriëntaties voor parochieploegen 7
DEEL I
WAT GOD MET ONS VOORHEEFT…
1. ONZE SPIRITUELE BRON: DE GOEDE HERDER
4. “Ik ben gekomen om hun het leven te geven in al zijn volheid.” (Joh. 10, 10)4 Deze woorden van de Goede Herder hebben ons pastoraal denken en handelen in de voorbije jaren geleid en bezield. Het is goed dat we ze blijven beluisteren om ook in de toekomst bij de Heer leven gevende kracht te vinden.
“Ik ben de goede herder. Een goede herder geeft zijn leven voor de schapen. Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen mij, zoals de Vader mij kent en ik de Vader ken. Ik geef mijn leven voor de schapen.” (Joh. 10, 11. 14-15) Zozeer heeft de Vader ons lief dat Hij ons zijn Zoon heeft gegeven als Goede Herder, opdat Hij allen tot een leven in volheid zou leiden. Door die goddelijke liefde werden wij geraakt. Uit die liefde ontvangen wij het echte volle leven. Van die liefde willen wij getuigen in woord en daad.
5. “Ik heb nog andere schapen, die niet uit deze schaapskooi komen. Ook die moet ik hoeden, ook zij zullen naar mijn stem luisteren: dan zal er één kudde zijn, met één herder.” (Joh. 10, 16) Jezus houdt van alle mensen. Hij wil Gods liefde tonen aan alle volken, rassen en talen. Hij geeft zijn leven voor iedereen. Voor allen wil Hij de herder zijn en ze in één kudde samenbrengen. Daartoe roept en zendt Hij ons ook vandaag, in deze geglobaliseerde, multiculturele en multireligieuze wereld. Het is onze prioritaire zending die blijde boodschap van Gods liefde voor alle mensen uit te dragen. Zo wil Hij “hun het leven geven in al zijn volheid.”
6. Die zending nu opnemen in het vicariaat Vlaams-Brabant en Mechelen is een enorme uitdaging. Hoe niet terugschrikken voor de vele moeilijkheden en problemen waarmee we in deze zending geconfronteerd worden? Ons vicariaat is uitgestrekt en dicht bevolkt. Die grote menigte is heel verscheiden: in vele grote en kleine dorpen, in de steden, in de rand rond Brussel; mensen die hier hun wortels hebben en mensen die van elders gekomen zijn; een veelheid van verschillende bevolkingsgroepen, culturen, godsdiensten en levensovertuigingen; met heel uiteenlopende sociale situaties. Als ik op een spitsuur de trein moet nemen, treft mij die heterogene massa mensen en moet ik telkens weer denken: dit zijn allemaal Gods geliefde kinderen, allemaal mensen onderweg. Die grote verscheidenheid vinden we ten dele ook in onze eigen parochies en gemeenschappen. En dan stoten we ook op onze kleinheid en beperktheid in middelen en mensen. Hoe tegemoet komen aan zoveel vragen en verwachtingen, die in zoveel verschillende richtingen gaan?
4
Alle bijbelcitaten zijn genomen uit De Nieuwe Bijbelvertaling, © NBG/KBS 2004.
Oriëntaties voor parochieploegen 8
7. Wij moeten niet bang zijn. Wij mogen vertrouwen op de Heer die voor ons gestorven en verrezen is. “Waarachtig, ik verzeker jullie: wie op mij vertrouwt zal hetzelfde doen als ik, en zelfs meer dan ik, ik ga immers naar de Vader.” (Joh. 14, 12) “Ik heb dit gezegd opdat jullie vrede vinden bij mij. Jullie zullen het zwaar te verduren krijgen in de wereld, maar houd moed: ik heb de wereld overwonnen.” (Joh. 16, 33) Aan het slot van het evangelie van Matteüs belooft Hij aan de apostelen die Hij uitzendt: “Houd dit voor ogen: ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.” (Mt. 28, 20) Zoals Paulus in Korinte mogen wij de bemoedigende woorden van de Heer horen: “Wees niet bang, maar blijf spreken en zwijg niet! Ik sta bij je… want veel mensen in deze stad behoren mij toe.” (Hand. 18, 9-10). Onze kracht en durf komen niet van onszelf of van onze menselijke organisatie, middelen en mogelijkheden. Het vertrouwen in onze zending komt van elders! We mogen rekenen op de Heer. Hij is de Goede Herder die ons leidt en ons zijn Geest schenkt.
2. WAT WE SAMEN BEGONNEN ZIJN MOET VERDER GAAN
8. Als we gelovig terugkijken naar de voorbije jaren, mogen we de Heer van harte danken. Samen met velen hebben we geprobeerd onze evangelische zending in ons vicariaat op te nemen. In alle geledingen – parochies, bewegingen, instellingen – hebben we nagedacht over de vraag: “Wie wordt er beter van dat wij geloven en samen kerk vormen?” In talloze ontmoetingen hebben we geluisterd naar elkaar en gekeken naar de wereld waarin we leven, en daar het licht van het Evangelie over laten schijnen. We hebben ons hart opengesteld voor wat de heilige Geest ons te zeggen heeft. Zo zijn we gekomen tot een pastoraal plan met zeven hefbomen.
Ik geloof dat dit pastorale plan van ons vicariaat, dat nu aan zijn laatste hefboom gekomen is, mag gezien worden als een instrument in Gods handen. Het heeft onze blik en ons hart vernieuwd en geopend.
- We hebben leren luisteren naar het levende geloofsverhaal van mensen rondom ons en zo mochten we schroomvol ontdekken dat Gods grote verhaal met de mensen ook vandaag leeft, midden onder ons. - We kregen meer oog voor de grote verscheidenheid aan gaven en charisma’s die door de Geest zijn samengebracht in een veelheid van kernen en gemeenschappen in onze kerk. - Met onze hefboom Recht-op mochten we ontdekken dat de keuze voor armen en kleinen, die ons toelaat een kerk te worden met iedereen zonder iemand uit te sluiten, een enorme kracht en een ongekende rijkdom kan geven. - We voelden de nood aan echte evangelisch bezielde en bezielende leiders, die in dienende toewijding helemaal gegeven zijn aan de Heer en zijn volk. - Verbonden met het jaar van het vieren en met het jaar van het gebed van de kerk in België, gaf onze vijfde hefboom “levens-echt vieren” meer spirituele diepgang aan ons vierend en biddend samenkomen rond de Heer.
Oriëntaties voor parochieploegen 9
- Ons zoeken naar jonge wegen opende perspectieven voor catechese en gelovige dialoog met vele mensen die hongeren naar zin en fundamenten voor een volwaardig mens zijn.
9. We mochten samen op weg zijn als Volk van God. We leerden elkaar beter kennen en vertrouwen: gemeenschappen aan de basis en bisschop met beleidsploeg en stafdienst. Samen willen we een kerk zijn: echt evangelisch, herkenbaar en verstaanbaar, dicht bij de mensen van deze tijd, open voor verscheidenheid en dialoog in onze moderne samenleving. Dit is de onderstroom die overal aanwezig bleef. Het is een leerproces dat we ook in de toekomst willen aanhouden.
10. Op deze weg wisten we ons verbonden met de kerk in ons land en over de wereld. Heel de dynamiek van de nieuwe evangelisatie rond de millenniumwende was voor ons een stuwende en dragende kracht. Het jaar 2000 werd een sterke ervaring van verbondenheid met de wereldkerk die dankbaar de menswording van onze Heer en Verlosser vierde. Doorgaand op een dieper bewust worden van onze roeping, hebben de bisschoppen van België ons uitgenodigd tot bezinning en vernieuwd engagement rond de drie pijlers van onze zending: de diaconie (2002-2003), de verkondiging (2003-2004) en het vieren van ons geloof (2004-2005). Gaandeweg werden we ons meer bewust dat gebed in ons leven als een zuurstof gevende ademhaling is. Uit de grond van ons hart kwam de dringende bede: “Heer, leer ons bidden” (2005-2006).
11. Dit alles is maar mogelijk geworden door de inzet van heel veel medegelovigen in parochies, federaties en dekenaten, in instellingen en bewegingen, in zovele ploegen en werkgroepen. Voor zoveel inzet en toewijding, voor zoveel gaven en talenten, kan ik alleen maar heel dankbaar zijn. We leerden ook - met vallen en opstaan - de kracht en de mogelijkheden van samenwerking kennen, over de grenzen heen van eigen parochie of groep. Reorganisatie en hergroepering van parochies wilden dit stimuleren en oriënteren. We hebben op dit punt veel ervaring opgedaan. Die zal ons in de toekomst helpen om op deze weg verder te gaan.
3. HET IS DE HEER DIE ONS SAMEN ROEPT
12. Waarom zijn we samen met zoveel verschillende mensen, over heel de wereld en in ons vicariaat, de kerk van Jezus Christus? Niet omdat wij gemeenschappelijke voorouders hebben. Niet omdat wij in een bepaald land geboren zijn of wonen. Niet omdat wij voor een bepaald ideaal of wereldvisie gekozen hebben. We vormen samen de kerkgemeenschap omdat we Jezus Christus hebben leren kennen, ons door Hem geraakt weten, in Hem zijn gaan geloven als onze Heer. Hij blijft ons aanspreken, zijn Woord vindt in ons weerklank. Zijn liefde dringt door tot in ons hart, zo sterk dat wij Hem willen volgen, samen met al die anderen die ook door Hem worden geroepen. In dat geloof en in die liefde werden wij gedoopt. Zo zijn wij kinderen van God geworden, broeders en zusters van elkaar, de heilige kerk.
Oriëntaties voor parochieploegen 10
Onze kerkgemeenschap is vóór alles vrucht van de liefde van God. Hij schenkt ons zijn liefde en neemt ons op in de gemeenschap van liefde die Hij is, Vader, Zoon en heilige Geest. Dat is het nieuwe leven dat God ons geeft en waarin wij herboren zijn door het geloof en het doopsel. De apostel Johannes getuigt: “Het leven is verschenen, wij hebben het gezien en getuigen ervan, we verkondigen u het eeuwige leven dat bij de Vader was en aan ons verschenen is. Wat wij gezien en gehoord hebben, verkondigen we ook aan u, opdat ook u met ons verbonden bent. En verbonden zijn met ons is verbonden zijn met de Vader en met zijn Zoon Jezus Christus.” (1 Joh. 1, 2-3)
13. Verbonden zijn in liefde met de drie-ene God is het diepste mysterie van ons samen kerkgemeenschap vormen. Dat is de genade waarin wij mogen leven. Daartoe heeft God, onze Vader, zijn Zoon gezonden. Daartoe schenkt Hij ons zijn heilige Geest. Luisteren we nog naar Johannes: “ En hierin is Gods liefde ons geopenbaard: God heeft zijn enige Zoon in de wereld gezonden, opdat we door hem zouden leven. Het wezenlijke van de liefde is niet dat wij God hebben liefgehad, maar dat hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon heeft gezonden om verzoening te brengen voor onze zonden. Geliefde broeders en zusters, als God ons zo heeft liefgehad, moeten ook wij elkaar liefhebben. Niemand heeft God ooit gezien. Maar als we elkaar liefhebben, blijft God in ons en is zijn liefde in ons ten volle werkelijkheid geworden. Dat wij in hem blijven en hij in ons, weten we doordat hij ons heeft laten delen in zijn Geest. En we hebben zelf gezien waarvan we nu getuigen: dat de Vader zijn Zoon gezonden heeft als redder van de wereld. Als iemand belijdt dat Jezus de Zoon van God is, blijft God in hem en blijft hij in God. Wij hebben Gods liefde, die in ons is, leren kennen en vertrouwen daarop. God is liefde. Wie in de liefde blijft, blijft in God, en God blijft in hem.” (1 Joh. 4, 9-10)
4. GEROEPEN TOT HEILIGHEID
14. In de liefde blijven is onze roeping. Zo blijven we in God en blijft God in ons. Zo worden we meer en meer de kerkgemeenschap die Jezus gewild heeft. Zo groeien we naar de voltooiing: God alles in allen (cf. 1 Kor. 15, 28). Het is onze roeping tot heiligheid: “Wees heilig, want Ik ben heilig.” (1 Petr. 1, 16)
15. Hoe dit beleven, persoonlijk en in gemeenschap? Op de eerste plaats zullen we mensen en gemeenschappen van gebed moeten zijn. We moeten dit terug leren. In het voorbije jaar van het gebed zijn we ons daar meer bewust van geworden.5 We hebben opnieuw de vreugde kunnen ontdekken van het biddend bij de Heer zijn. Op die weg mogen we zeker verder gaan. We zullen veel meer tijd moeten maken om uitdrukkelijk bij God te zijn, in persoonlijk gebed. Het is goed dat op de samenkomsten van ploegen en werkgroepen het gebed weer een duidelijke plaats krijgt. Ook het gebedsgehalte van onze liturgie en vieringen kan nog verder toenemen. Laten we ons met een bereidwillig hart openstellen voor zijn Woord dat leven geeft. Laten we ons tot Hem bekeren en ons met Hem verzoenen, die naar ons toekomt in zijn barmhartige liefde. God opnieuw ontmoeten in het sacrament van de verzoening kan heel bevrijdend en vernieuwend zijn. Laten we vooral elke zondag dankbaar ingaan op de uitnodiging van de Heer 5
Heer, leer ons bidden. Het jaar van het gebed, Verklaringen van de Bisschoppen van België, nieuwe reeks nr. 32, juni 2005, Brussel/Licap, 62 pp.
Oriëntaties voor parochieploegen 11
die zichzelf aan ons wil geven in de eucharistie. Zo kunnen we de stem van de Goede Herder weer herkennen, die zijn schapen roept bij hun naam, en Hem van harte volgen. (Cf. Joh. 10, 3-4)
16. We kunnen niet groeien in verbondenheid met God, als we ook niet sterker in onderlinge verbondenheid gaan leven. Ook hierin is Johannes heel duidelijk. “Wat liefde is, hebben we geleerd van hem die zijn leven voor ons gegeven heeft. Daarom horen ook wij ons leven te geven voor onze broeders en zusters. Hoe kan Gods liefde in iemand blijven die meer dan genoeg heeft om van te bestaan, maar zijn hart sluit voor een broeder of zuster die hij gebrek ziet lijden? Kinderen, we moeten niet liefhebben met de mond, met woorden, maar waarachtig, met daden.” (1 Joh. 3, 16-18)
17. Alleen zo kunnen we echt kerk worden, Gods heilig volk. “Voeg u bij hem, bij de levende steen die door de mensen werd afgekeurd maar door God werd uitgekozen om zijn kostbaarheid, en laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijke tempel.” (1 Petr. 2, 4-5) Daartoe roept God ons, door onze Heer Jezus Christus, in de heilige Geest. Daartoe roept Hij onze plaatselijke kerk, ons bisdom met zijn parochies, federaties en gemeenschappen. Daartoe roept Hij zijn kerk over de hele wereld.
18. Dit is het eerste, vóór alle verdere pastorale opties en oriëntaties: dat wij leven in de liefde, volgens het grote en nieuwe gebod van de Heer. Zij dienen tot niets, als ons hart niet vol is van de liefde van de Vader van wie alle leven en alle genade komt, en van de liefde voor de mensen die ons omringen. In deze tijd lijden veel mensen onder eenzaamheid. De sociale relaties zijn dikwijls gespannen. Er is veel geweld. Ook onder christenen ervaren we onvrede. Laten we ophouden met twisten, jaloersheid, concurrentie in en tussen onze gemeenschappen. We moeten weerstaan aan de bekoring om de spanningen in onze relaties te laten escaleren. “Aan jullie liefde voor elkaar zal iedereen zien dat jullie mijn leerlingen zijn.” (Joh. 13. 35)
5. GEZONDEN OM TE GETUIGEN
19. “‘Ik wens jullie vrede! Zoals de Vader mij heeft uitgezonden, zo zend ik jullie uit.’ Na deze woorden blies hij over hen heen en zei: ‘Ontvang de heilige Geest.’” (Joh. 20, 21-22) “Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde. Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat ik jullie opgedragen heb. En houd dit voor ogen: ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.” (Mt. 28, 18-20) Jezus heeft gewild dat de zending die Hij van de Vader had ontvangen, zou verder gaan, opdat ze alle volkeren zou bereiken tot aan de voltooiing van de wereld. Alle mensen zijn geroepen om de God van Israël en zijn Zoon te leren kennen en opgenomen te worden in zijn liefdesgemeenschap. Die zending vertrouwt Hij toe aan zijn apostelen en de kerk. Dat is dus vandaag ook onze zending.
20. De kerk moet missionair zijn, het is de grond van haar bestaan. Als wij het geloof alleen maar beleven als een product voor intern gebruik, voor onze eigen vertroosting, zou het wel
Oriëntaties voor parochieploegen 12
eens kunnen gebeuren dat het helemaal verschrompelt en vervliegt, zoals het maar al te vaak gebeurt. Ons geloof kan alleen vruchtbaar zijn, levend en leven gevend, als onze gemeenschap met God, die wij in de kerk beleven en vieren, ons naar buiten keert, naar de mensen die rondom ons leven. Hoe kunnen we echt van onze Heer en zijn Evangelie houden, als we niet voortdurend de zorg hebben om de rijkdom die wij zelf ontvangen met anderen te delen? Door ons gebrek aan moed om de Blijde Boodschap te delen, zou het wel eens kunnen dat deze ook voor ons alle betekenis gaat verliezen. Een geloof dat we niet delen en aan anderen voorstellen, is een geloof dat uitdroogt en niemand interesseert, op den duur ook de gelovigen zelf niet.
21. Zeker, dit is geen eenvoudige opdracht. Het historisch tijdperk van de christenheid is voorbij. Grote groepen mensen zien nog wel de uiterlijke tekenen van de kerk. De kerktorens blijven het landschap markeren. Weinigen echter hebben een levendig besef van de kerk als geloofsgemeenschap en haar band met de levende Christus. Het geloof wordt niet meer als vanzelf overgedragen. De omgeving waarin we ons bewegen is grondig geseculariseerd, multicultureel en multireligieus. De kinderen in de catechese staan niet uit zichzelf te springen om de Blijde Boodschap te ontvangen en de catechisten die zich daarvoor willen inzetten, botsen soms op weerstanden bij ouders. Maar heeft de kerk niet van in het begin ervaren dat het evangelie op veel tegenstand stoot? De Heer heeft de bijstand van de heilige Geest beloofd aan hen die Hij in de wereld zendt om van Hem te getuigen. Die wereld is dan ook hun plaats.
22. We staan wel voor een heel nieuwe situatie. Een aantal vormen van kerkelijk leven waaraan we in onze parochies gewoon waren, zijn aan het verdwijnen. We zijn op zoek naar nieuwe vormen van geloofscommunicatie. Wij zullen opnieuw moeten leren hoe de eerste verkondiging en de daarop volgende catechese in onze tijd en in onze omgeving het best kan gebeuren, niet alleen naar kinderen toe, maar vooral naar volwassenen. Hoeveel mensen zijn op zoek naar een antwoord op levensvragen! De bisschoppen van België nodigen ons tot dit zoekproces uit met de brochure Volwassen worden in geloof. Catechese in het leven van de Kerk.6 Dit wordt in de komende jaren één van onze belangrijkste aandachtpunten.
6. GEZONDEN OM TE DIENEN
23. Een gemeenschap die de vreugde kent te mogen leven vanuit God, zal ook de warmte en de kracht van zijn liefde uitstralen. Ze zal dit doen door het woord, waardoor ze de openbaring die ze gekregen heeft met anderen wil delen. Maar het getuigenis van dit woord kan pas echt klinken wanneer het gepaard gaat met oprechte dienende liefde die zich inzet voor het welzijn en het geluk van elke mens. Dit is de diaconale kant van het leven van de kerkgemeenschap. Diaconie is, samen met de verkondiging van het Evangelie, het vieren van ons geloof en de opbouw van de geloofsgemeenschap, een onmisbaar kenmerk van de kerk.
24. Diaconie is uitdrukking van onze zorg voor de mens die kwetsbaar is, dicht bij ons in onze eigen gemeenschap en evenzeer daarbuiten, tot ver weg in de landen van de derde wereld. We kijken dan in de eerste plaats naar de eenzame, de zieke, de vluchteling, de vreemde, de vele 6
Verklaringen van de Bisschoppen van België, nieuwe reeks nr. 33, september 2006, Brussel/Licap, 78 pp.
Oriëntaties voor parochieploegen 13
slachtoffers van oorlog, geweld en onrecht. Liefde maakt ons solidair met elke mens in nood. Kerkelijke diaconie heeft bij ons vorm gekregen in vele instellingen en organisaties. Maar is de diaconie ook een duidelijk kenmerk van onze parochies en federaties? Er gebeurt heel veel! Dikwijls in alle bescheidenheid, bijna ongezien. Het jaar van de diaconie7 en onze hefboom Recht-op hebben heel wat te weeg gebracht. Zo hebben we meer aandacht gekregen voor de mensen met een handicap en hun omgeving, voor de families in rouw, voor werklozen. Toch blijft er nood aan bezinning en vernieuwde inzet. Zien wij de nieuwe noden? Waar zijn de blinde vlekken? Hoe kunnen onze parochies en federaties beter samenwerken met andere instanties? Welke is onze verantwoordelijkheid in de opbouw van een goede samenleving met migranten en vluchtelingen? De bisschoppelijke commissie voor diaconie werkt aan een cahier dat parochies en federaties wil helpen nadenken en werken aan de diaconale dimensie van haar zending.
25. God nodigt ons in de kerk tot diepe verbondenheid met Hem, gevoed door het gebed. Hij roept ons samen in één gemeenschap van daadwerkelijke liefde. Hij zendt ons om te getuigen van zijn Blijde Boodschap door ons uitnodigend woord en door onze dienstbaarheid aan onze medemensen. Door alle dagen opnieuw, onder de stuwing van zijn heilige Geest, vol dankbaarheid die zending te beleven worden we met onze parochie en federatie, met onze diocesane kerk en met de hele kerk van Jezus Christus zout van de aarde en licht in deze wereld, zoals de Heer het van ons verwacht.
7. EEN APOSTOLISCHE EN SACRAMENTELE KERK
26. Hoe kunnen wij zout van de aarde zijn en licht in de wereld? Dit is ons gegeven omdat de verrezen Heer, door de kracht van de Heilige Geest, in ons zijn werk voor het heil van alle mensen voortzet.8 Zo is de kerk een leven gevend teken, sacrament van Gods verlossende liefde.9 God wil zijn liefde, die Hij ten volle in Jezus heeft geopenbaard, blijven tonen in de kerk, in de gemeenschap van de gelovigen. De kerk mag het instrument zijn in zijn handen. God wil zichzelf geven aan alle mensen, doorheen alle tijden, door de bemiddeling van ons die hij geroepen heeft.
27. Hoe is dit mogelijk? Op de eerste plaats, omdat God het zo wil. Hij heeft het eerste woord. Hij is de bron van alle leven. Hij roept zijn Volk samen en heiligt het. Dat aanbod van leven en liefde is er, altijd blijvend en door God gegarandeerd. Dat is zichtbaar en tastbaar aanwezig in het leven en handelen van de kerk. Dat aanbod is er heel bijzonder in het Woord van God dat zij ontvangen heeft en verkondigt. En het is er ook, heel sterk samengebald, in de sacramenten. Wij geloven en belijden dat in doopsel en vormsel het de Heer is die de gelovigen tot nieuw leven wekt en hun zijn Geest meedeelt. En wij geloven dat de Heer zichzelf in de eucharistie – teken
7
Gezonden om te dienen. Het jaar van de diaconie. Verklaringen van de Bisschoppen van België, nieuwe reeks nr.27, Brussel/Licap, 48 pp. 8 “Christus is het licht van de wereld, van Hem zijn wij uitgegaan, door Hem leven wij, naar Hem zijn wij op weg.” (Lumen Gentium 3.) “De Geest woont in de Kerk en in het hart van de gelovigen als in een tempel. Door de kracht van het Evangelie maakt Hij de Kerk steeds weer jong en vernieuwt Hij haar voortdurend en brengt haar naar de volkomen vereniging met Bruidegom.” (Lumen Gentium 4) 9 “In Christus is de Kerk als het ware het sacrament, dat wil zeggen het teken en het instrument van de innige vereniging met God en van de eenheid van heel het menselijk geslacht.” (Lumen Gentium 1)
Oriëntaties voor parochieploegen 14
van zijn liefde tot het uiterste - aan ons geven wil.10
28. God wil dat wij ten volle zouden leven, Hij heeft er zichzelf borg voor gesteld. Ook het antwoord is er, het gelovige jawoord van mensen die zich aan God overgeven en zo in gemeenschap met Hem en met elkaar gaan leven. Zo groeit Gods heilige kerk. En zo wordt in het geloof en de liefde van mensen - in de gemeenschap van de gelovigen - Gods aanwezigheid concreet zichtbaar en tastbaar. Zo wordt de kerk sacrament van Gods liefde, die bron is van leven en heil voor alle mensen. Dat is haar wezen, haar roeping, haar opdracht.
29. Het is in deze sacramentele gemeenschap dat we, als gelovigen, aan het gewijde ambt van de bisschop, omringd door priesters en diakens, zijn plaats en betekenis kunnen geven. Voor gelovigen gaat dit dieper en verder dan een noodzakelijke en praktische hiërarchische organisatie van hun gemeenschap.11 Wij geloven dat het college van de bisschoppen, verenigd rond de Paus, de opvolgers zijn van de twaalf apostelen met Petrus.12 Binnen de gelovige gemeenschap en in dienst van deze gemeenschap, stellen zij sacramenteel de verrezen Heer aanwezig, die Hoofd en bron van leven is voor alle leden van zijn Mystiek Lichaam.13 Wanneer zij het Woord Gods verkondigen, voorgaan in de eucharistie, de sacramenten bedienen, en het Volk Gods leiden, is het de Goede Herder die ons met zijn zorg omgeeft. In dit dienstwerk worden zij bijgestaan door de priesters en de diakens. Door hun wijding delen deze in de genade van het wijdingssacrament, dat hen in staat stelt hun zending te vervullen.
30. Wij, bisschoppen, priesters, diakens en gelovigen, hebben er dringend nood aan opnieuw op deze gelovige manier naar het gewijde ambt in onze kerk te kijken. Zo zullen wij het niet beleven als een hiërarchische machtspositie, maar veeleer als een heel bijzondere genade, door de Heer aan zijn kerk gegeven. Dan zullen wij onze bisschoppen, priesters en diakens dankbaar zien als sacrament van de Heer die Dienaar wil zijn van zijn Volk en van alle mensen. Het is een mysterie van Gods liefde die zo, door kleine en zondige mensen, bij ons wil blijven.
31. Zo beseffen wij ook duidelijker hoe onmisbaar bisschoppen, priesters en ook diakens zijn. Hun dienstwerk is levensnoodzakelijk. Doorheen de tijden en in verschillende streken heeft dit wel vele vormen aangenomen. Ook wij zien het sterk veranderen en het is niet helemaal duidelijk waar het naartoe gaat. Veel gelovigen die niet gewijd zijn nemen heel wat taken op die vroeger door priesters werden waargenomen. Ik denk daarbij in het bijzonder aan de pastorale 10
“Telkens wanneer wij het kruisoffer, waardoor Christus als ons paaslam geslacht is (cf. 1 Kor. 5, 7), op het altaar vieren, wordt het werk van onze verlossing voltrokken. Terzelfder tijd wordt door het sacrament van het eucharistisch brood de eenwording van de gelovigen die in Christus één lichaam vormen (cf. 1 Kor. 10, 17) uitgebeeld en bewerkt.” (Lumen Gentium 4) 11 “Het algemeen priesterschap van de gelovigen en het ambtelijk of hiërarchisch priesterschap zijn weliswaar in hun wezen en niet alleen naar rangorde van elkaar verschillend. Doch ze zijn op elkaar aangewezen, en het éne zowel als het andere heeft op een bijzondere wijze aan Christus’ priesterschap deel.” (Lumen Gentium 10) 12 “Deze heilige Synode leert en verklaart dat Jezus Christus, de eeuwige Herder, de Heilige Kerk gesticht heeft door zijn Apostelen te zenden zoals Hijzelf door zijn Vader gezonden was (cf. Joh. 20,21) : Hij is het die gewild heeft dat hun opvolgers, namelijk de Bisschoppen, tot aan de voleinding der tijden, de herders van zijn Kerk zouden zijn.” (Lumen Gentium 18) 13 “In de bisschoppen dus, die door de priesters en de diakens worden bijgestaan, is de Heer Jezus Christus, de Opperpriester, te midden van de gelovigen aanwezig.” (Lumen Gentium 21)
Oriëntaties voor parochieploegen 15
werk(st)ers die vandaag van zo grote betekenis zijn voor de opbouw van onze gemeenschappen. Dit is een zegen voor de kerk in onze streek. Toch mag dit er ons niet toe verleiden te dromen van een kerk zonder priesters. Zonder priesters, verbonden met hun bisschop, zonder dit levensnoodzakelijke sacrament, kan de kerk niet blijven leven.
32. Het is absoluut noodzakelijk dat we met zijn allen, in geloof en vertrouwen, werk maken van een vernieuwde roepingenpastoraal. Deze begint met een vernieuwd geloof in de onvervangbare waarde en betekenis van het gewijde ambt in de kerk. Het is een genade die we in ons gebed aan de Heer willen vragen en met dankbaarheid uit zijn handen zullen ontvangen.
Oriëntaties voor parochieploegen 16
Deel II
PASTORALE PRIORITEITEN EN AANDACHTSPUNTEN
Na de voorafgaande bezinning over de spirituele bron waaruit wij leven, geef ik in het tweede deel enkele concrete oriëntaties die de komende jaren voor ons vicariaat van belang zullen zijn. Uiteraard zullen deze oriëntaties in samenspraak met u nog verder uitgewerkt moeten worden.
1. MET JONGEREN OP WEG GAAN
33. Jongeren zijn belangrijk voor de kerk. Hoe zouden wij onze zending kunnen waarmaken als we ons met onze gemeenschappen terugplooien op onszelf, zonder expliciet ruimte te scheppen voor jongeren en voor wat zij vandaag belangrijk vinden? Pastoraal voor en met jongeren is een kernopdracht van elke plaatselijke geloofsgemeenschap, niemand mag zich daaraan onttrekken. We worden uitgedaagd om de jongeren op te zoeken op de plaatsen waar zij samenkomen en goed naar hen te luisteren. Wat beweegt hen, wat zijn hun vragen en verlangens en hoe kunnen wij daar met het rijke aanbod van onze geloofstraditie op inspelen? Laten we het niet voor hen invullen wat voor hen belangrijk is, maar ermee beginnen om er voor hen te zijn en hen te aanvaarden zoals ze zijn. Maar een valse bescheidenheid past ons evenmin: we mogen hen gerust laten ervaren waarvan wij leven en waarom het geloof zo wezenlijk voor ons is. Hoe kunnen wij aan jongeren het geloof aanreiken op zo’n manier dat het ook voor hen aantrekkelijk wordt en zij de kans krijgen om Jezus Christus te ontmoeten en God een plaats te geven in hun leven?
Vanaf 1 januari 2007 maken we alvast een nieuwe start met ons vicariaal aanbod van jongerenpastoraal: in drie regio’s van ons vicariaat zullen er centra voor jongerenpastoraal komen die bemand worden door telkens twee jeugdpastorale werkers. Het is hun opdracht om in de hun toegewezen regio bestaande jongerengroepen te ondersteunen en nieuwe groepen mee in het leven te roepen. Respect voor de leefwereld van jongeren en aandacht voor geloofscommunicatie zijn de twee pijlers waarop deze werking is gebaseerd.
2. AANDACHT VOOR HET GEZIN 34. In aansluiting bij de vorige paragraaf, zou ik ook heel uitdrukkelijk aandacht willen vragen voor het gezin. Het gezin staat onder druk, van alle kanten. Voor ons christenen blijft het gezin een belangrijke plaats van menselijk samenleven en natuurlijk ook van geloofsopvoeding. Samen met u wil ik verder blijven nadenken hoe we de gezinnen kunnen ondersteunen en hoe we hen kunnen helpen bij hun taak om bij de kinderen het geloof over te dragen. Alle ideeën en concrete suggesties dienaangaande zal ik heel dankbaar aanvaarden.
Oriëntaties voor parochieploegen 17
3. DE GROEIENDE BETEKENIS VAN DE PAROCHIEFEDERATIE 35. Parochies staan niet meer op zichzelf, maar maken vandaag deel uit van een parochiefederatie. Gegrondvest in ons geloof in Christus die ons een zending heeft toevertrouwd, staan we voor de opgave om onze parochiefederatie uit te bouwen tot een ‘gemeenschap van gemeenschappen’. We doen dat niet alleen om organisatorische redenen. We doen dat vooral omdat een gemeenschap van gemeenschappen ons beter in staat stelt om vandaag kerk te zijn in Jezus’ naam. Het gaat bij federaties niet alleen om een samenwerkingsverband, maar ook om een samenlevingsverband. Het doel is niet om de verschillen tussen parochies te verdoezelen, maar deze juist in het licht te stellen als een rijkdom. Op die manier kunnen wij getuigenis afleggen van de universaliteit en katholiciteit die onze kerk eigen is. Samenwerken op de vele terreinen van de pastorale zorg brengt een grote meerwaarde met zich mee, op voorwaarde dat die samenwerking getuigt van de spirituele bron van waaruit wij leven. 36. Wat het meest opvallend is aan het nieuwe decreet over de parochiefederaties14, is de herformulering van de dienst van de leiding in een federatie. Zoals sinds 2000 geleidelijk aan de praktijk is geworden, zal de bisschop priesters en andere pastoraal benoemden niet meer per parochie benoemen, maar enkel nog op het niveau van de parochiefederatie.15
Van nu af streven we naar een duidelijke taakverdeling in de leiding van de parochiefederatie. De priester blijft de canonieke eindverantwoordelijke ten aanzien van de bisschop. Naast de federatiepastoor of meewerkende priester zal meer en meer een federatiecoördinator de dienst van de leiding bewijzen. De bijlagen bij het decreet willen met zorg deze nieuwe werkwijze in de leiding van de parochiefederatie behandelen. 37. Een ander belangrijk punt is de uitdrukkelijke opdracht om binnen de parochiefederaties werk te maken van een pastorale planning. Op die manier wordt zichtbaar dat de werking van de parochiefederatie gericht is op de pastorale zorg voor én met mensen. Een pastorale planning van heel de parochiefederatie kan ook een soort stappenplan zijn dat leidt tot hechtere samenwerking.
38. In sommige parochiefederaties is een tendens zichtbaar geworden om het gelijkheidsbeginsel dat de relaties tussen de parochies kenmerkte, stilaan te vervangen door een aangepast subsidiariteitsbeginsel: wat niet meer door elk afzonderlijk gedaan kan worden, wordt samen gedaan. Zo zijn hier en daar stappen gezet naar een toekomst met een centrumparochie en enkele daarmee verbonden gedecentraliseerde parochies. Vorm geven aan dergelijke of andere modellen van samenwerking is vandaag een dringende opdracht.
39. De parochiefederatie maakt deel uit van een dekenaat. Bepaalde fundamentele aspecten van de pastoraal worden beter op het dekenaal niveau aangepakt, maar niet los van de parochiefederaties. Om deze zorg concreet te maken zal de dekenale pastorale ploeg - waarin 14
Het Nieuw decreet over de parochiefederaties (Beleidsoriëntaties, nr. 2) is ingegaan op 1 september 2006. Zie daarvoor Federaties en dekenaten. Dienst aan geloofsgemeenschappen (Beleidsdocument), november 2000, p. 10.
15
Oriëntaties voor parochieploegen 18
alle pastoraal benoemden van het dekenaat samenkomen - overal gestalte moeten krijgen. De dekenale pastorale ploeg is een nieuw gegeven. Ze ontstaat vanuit een nieuwe nood. Immers, een aantal bevoegdheden in de kerk zijn verbonden met wijding en/of kerkelijke benoeming. Die bevoegdheden kunnen niet altijd per parochiefederatie worden opgenomen. De dekenale pastorale ploeg lijkt de meest geschikte groep van kerkelijk benoemden om deze uitdaging aan te gaan. Het is duidelijk dat de verankering van de dekenale pastorale ploeg gesitueerd is in de federatieploegen zelf. 4. DE PAROCHIE ALS BASISCEL 40. Vanuit onze verbondenheid met Jezus Christus, staat elke parochie voor de uitdaging om te groeien tot een geloofsgemeenschap waar iedereen, op zijn of haar wijze, een plaats kan vinden. Elke gelovige die op een of andere wijze mee verantwoordelijkheid wil dragen, moet dan ook de kans krijgen om dit in praktijk te brengen. De parochie is niet slechts de zaak van de parochieploeg of van de verschillende werkgroepen. De parochie is de verantwoordelijkheid van ons allemaal. Maar dan moeten we ons ook zo organiseren dat iedereen zich betrokken kan voelen. Vanuit onze zorg voor de parochie als de primaire cel van een geloofsgemeenschap, willen we zorg besteden aan de vernieuwde werking van de parochieploegen. Zowel het recente decreet over de parochiefederaties als het nieuwe statuut voor de parochieploegen,16 zijn de instrumenten om van de parochieploeg een animerende geloofskern te maken. De parochieploeg zal heel in het bijzonder aandacht geven aan mensnabije diaconie. Ook de andere onderdelen van de pastorale zorg zal zij behartigen, rekening houdend met de afspraken die gemaakt werden in het kader van de parochiefederatie of het dekenaat.
5. HET DEKENAAT: EEN NIEUWE START 41. Vanaf 1 januari 2007 starten we met een nieuw benoemde ploeg van negen dekens. We hebben in de loop van dit jaar (2006) werk gemaakt van een sterk vormingsparcours en ik ben dan ook oprecht verheugd te kunnen zeggen dat de negen dekens een hechte ploeg zijn gaan vormen. De deken oefent een scharnierfunctie uit tussen de pastoraal benoemden van zijn dekenaat enerzijds en de bisschop en diens beleidsploeg anderzijds. Eenmaal per maand zullen beleidsploeg en dekens samen vergaderen om zo de uitwisseling tussen beleid en basis te versterken. De deken heeft een drievoudige opdracht: ten eerste draagt hij zorg voor de pastoraal benoemden van zijn dekenaat, hun welbevinden en hun functioneren; ten tweede ondersteunt hij de (diaconale) projecten die in zijn dekenaat het daglicht zien; ten derde zorgt hij ervoor dat de materiële goederen ingezet worden ten dienste van een missionaire pastoraal. De dekenfunctie is een hoofdtaak, wat betekent dat er nieuwe afspraken gemaakt moeten worden met die gemeenschappen waar de deken (federatie)pastoor blijft of wordt.17 Hij zal weliswaar de functie van pastoor kunnen uitoefenen, maar niet meer op dezelfde manier als voorheen.
16
Het document over de parochieploeg in ons vicariaat zal in de loop van dit werkjaar verschijnen. In de serie Beleidsoriëntaties verschijnt medio januari 2007 de tekst over de opdracht en de functie van de deken zoals die zal zijn ingegaan op 1 januari 2007. 17
Oriëntaties voor parochieploegen 19
6. AMBTEN EN BEDIENINGEN 42. De laatste jaren stellen we vast dat het onderscheid tussen de pastoor en de priester weer sterk in de aandacht is gekomen. Niet elke parochie of cultusplaats heeft nog een eigen – daar wonende – pastoor. Wel blijven alle parochies verbonden met een priester. En dat zal in de toekomst ook zo blijven. Deze binding van geloofsgemeenschap en priester hoort immers tot het wezen van onze kerk. Dat parochies zich voorbereiden op een toekomst zonder pastoor is realisme. Dat ze zich zouden voorbereiden op een toekomst zonder priester, zou neerkomen op een vorm van zelfondermijning.
43. Maar het is duidelijk: de rol van de priester in de territoriale pastoraal is aan grondige heroriëntatie toe. Rekening houdend met de grote verscheidenheid van pastorale situaties, zal het er voor iedereen op aan komen om de volgende prioriteiten aan te houden:
1. Zorg dragen voor een kwaliteitsvolle viering van de zondagseucharistie. Kwaliteit betekent hierbij niet slechts zorgen voor een authentieke en actieve deelname van alle gelovigen en voor een waardige schoonheid van het liturgische gebeuren. Kwaliteit betekent ook: zorgen dat de voorbereiding op en de nawerking van onze eucharistieviering kan wortelen in het leven van alledag. Het is voorbehouden aan de priester en/of de diaken om voor te gaan in de viering van het doopsel en in de huwelijksviering. Ook het vieren van de verrijzenisliturgie bij uitvaarten blijft ongetwijfeld een belangrijke priesterlijke taak, maar het is zeker niet de enige dienst die een priester te vervullen heeft. Daarom kan het nodig zijn dat in bepaalde situaties ook anderen dan de priester – een diaken, een pastoraal werk(st)er of een andere daartoe gevormde leek – voorgaan in de verrijzenisliturgie.18
2. Zorgen voor een echte nabijheid bij mensen in nood. Juist van een priester mogen we verwachten dat hij degene is die de nood ‘ziet’ en er niet omheen loopt (cf. Lucas 10, 25-37). We moeten het als lokale geloofsgemeenschap normaal vinden dat onze priester oog en oor heeft voor hen die om een of andere reden aan de kant van de weg terecht gekomen zijn en in nood verkeren. Priesters moeten geen hulp verlenen die door anderen met meer deskundigheid kan worden verstrekt. Priesters zijn wel geroepen om door hun zorgende aandacht bij mensen de nabijheid van Christus te laten oplichten en te bemiddelen.
3. Zorgen dat het geloof in de verrezen Christus verkondigd wordt. Dit gebeurt eerst en vooral door mee te werken aan de opbouw van een geloofsgemeenschap die door haar levensstijl een gastvrije plaats wordt voor wie vandaag op zoek is naar God. Maar het gebeurt ook door zorg te dragen voor een kwalitatieve en catechetisch georiënteerde pastoraal.
18
Cf. Uitvaartliturgie (Beleidsoriëntaties 1), Vicariaat Vlaams Brabant en Mechelen, juni 2003, 8 pp. En ook: Uitvaartliturgie (Pastorale Stapstenen 1), Vicariaat Vlaams Brabant en Mechelen, juni 2003, 14 pp.
Oriëntaties voor parochieploegen 20
44. Het ambt van de priester wordt aangevuld door dat van de diaken, maar ook door de zending van de pastoraal werk(st)er. Diakens vervullen een eigen rol in de kerk, zij stellen Christus als dienaar present door de niet aflatende zorg voor mensen in nood, van welke aard deze nood ook moge zijn. Daarnaast heeft de diaken ook een liturgische en verkondigende opdracht. Ook de pastoraal werk(st)er deelt in de leiding van de geloofsgemeenschap en draagt met name zorg voor de opbouw van de gemeenschap, door concrete ondersteuning van mensen en door een actieve participatie in de verkondiging en de catechese. Zowel diakens als pastoraal werk(st)ers zijn, ieder op eigen wijze, onmisbaar in de uitoefening van de pastorale zorg en de opbouw van de kerkgemeenschap. 45. Onze geloofsgemeenschappen worden gedragen door een ontelbare schare van vrijwilligers. Zij zijn van onschatbare waarde. Zij verdienen een sterke ondersteuning van de pastoraal benoemden, zodat gemeenschappen worden waartoe zij geroepen zijn: bakens van gastvrijheid, licht voor de wereld. 7. DIACONIE IN PAROCHIE EN FEDERATIE 46. De parochie is de plaats voor de mensnabije diaconie, zoals ik reeds eerder stelde. Grote diaconale acties of projecten – ik denk aan acties in verband met Broederlijk Delen of Welzijnszorg, aan de verschillende welzijnsschakels in ons vicariaat, of aan de talloze diaconale projecten ten behoeve van mensen die op de een of andere manier opvang of ondersteuning behoeven – zullen meer en meer gedragen worden door enkele parochies samen of door de parochiefederatie. De diaconie vormt de toetssteen van ons christen-zijn, laten we dat niet vergeten. Het is een krachtige hefboom voor de opbouw van onze geloofsgemeenschap. Daarom heb ik ervoor geijverd dat we in de nabije toekomst ook vanuit de vicariale stafdienst meer aandacht zullen schenken aan de diaconie in parochie en federatie.19 47. Een bijzondere uitdaging vormt het leggen van dwarsverbindingen tussen de zorg voor zieken en eenzame mensen in de parochie en de zorg voor zieken en bejaarden in de talloze rusthuizen van ons vicariaat. Er zijn minder en minder priesters beschikbaar voor dit belangrijke dienstwerk. En we beschikken hier evenmin over voldoende plaatsen voor pastoraal werk(st)ers. Ik streef ernaar dat de parochies (of federaties) en de dienst Caritas elkaar op dit gebied meer dan voorheen als partners zullen vinden. 8. PAROCHIES: SCHOLEN VAN GEBED 48. Het gebed levert de zuurstof voor ons dagelijks bestaan als christen. Hoe kunnen we mensen begeleiden op de weg van het gebed? Ook de leerlingen hebben Jezus gevraagd om hen te leren bidden. Tijdens het jaar van het gebed (2005-2006) hebben we ervaren hoe deugddoend het is als we als kerk een vitaal gebedsleven kunnen leiden. Maar het mag niet blijven bij dit ene jaar, daarvoor is het gebed te belangrijk voor ons. Ik acht het een belangrijke taak voor alle pastoraal benoemden om de gelovigen instrumenten aan te bieden waarmee ze hun gebedsleven kunnen verrijken. Er bestaat op dat gebied een grote diversiteit, we kunnen kiezen uit een waaier aan mogelijkheden om ons gebed vorm te geven en te intensifiëren. Heel belangrijk daarbij is de wederzijdse bevruchting van bijbellezen en gebed, zowel individueel (lectio divina) als in groep. Vanuit de vicariale stafdienst staat de referent voor Vieren klaar om u te helpen bij het zoeken naar vormen die het meest passen bij uw plaatselijke gemeenschap.
19
Per 1 september heb ik een extra educatief medewerker aangetrokken met een halftijdse opdracht op het gebied van de parochiële diaconie.
Oriëntaties voor parochieploegen 21
49. Ook voor priesters, diakens en pastoraal werk(st)ers is het gebed een onmisbaar deel van hun leven. Trekken we daar genoeg tijd voor uit, alleen of gemeenschappelijk? Laten we ons voldoende voeden door het gebed? Het is een van de nieuwe taken van de deken om de aandacht voor spiritualiteit en gebed onder de pastoraal benoemden te versterken.20 Ik nodig alle pastoraal benoemden uit om het gebed van de kerk trouw mee te bidden en zo de verbondenheid met de Heer, met elkaar en met de universele kerkgemeenschap te versterken. 9. VOORRANG AAN EUCHARISTIE OP ZONDAG 50. Het grote aantal parochies in ons vicariaat is niet meer in verhouding met het aantal gelovigen dat deelneemt aan de zondagsviering en het beschikbaar aantal priesters. Dat stelt ons voor grote vragen. Kunnen we op termijn al die parochies behouden, zelfs als er sprake is van verregaande samenwerking? Komt er niet een moment dat op bepaalde plaatsen een fusie zich eerder opdringt? Wat doen we met de talrijke kerkgebouwen en andere cultusplaatsen in ons vicariaat? Een ding is zeker: onze energie mag er niet naar uitgaan om alles zonder meer te behouden. Onze opdracht is de dienst aan de levende kerk, het Lichaam van Christus, niet aan een kerk van stenen! Uiteraard vraagt dit om een behoedzaam beleid en niemand zal daarbij over een nacht ijs willen gaan. Maar het vraagt van ieder van ons ook een dosis nuchter realisme en een gezonde kijk op de dingen en op wat vandaag voorrang heeft. 51. Een bijzondere moeilijkheid betreft hier het aantal misvieringen in het weekend. Het blijkt onmogelijk te zijn om alle vieringen te handhaven. Op heel wat plaatsen zijn er dan ook verschillende vieringen weggevallen. Soms wordt er voor gekozen om op een bepaalde zondag samen te komen voor een gebedsviering met communie, meestal in de eigen lokale kerk. Toch is de zondag voor ons christenen de dag waarop we de verrijzenis van onze Heer Jezus Christus vieren, en dat is ten nauwste verbonden met het vieren van de eucharistie. Zondag en eucharistie horen bij elkaar. Daarom vraag ik aan u allen, om voorrang te geven aan de eucharistie op zondag, zo mogelijk in de eigen parochie natuurlijk, maar indien dit niet langer mogelijk is, in een andere kerk van de federatie. Als u het toch beter acht om ook op zondag af en toe een niet-eucharistische dienst te houden in de eigen parochie, wil ik u vragen te kiezen ofwel voor een woord- en gebedsdienst (zonder communie) ofwel voor een samenkomst van lof, aanbidding en communie.21 10. VERKONDIGING: DE GROTE UITDAGING 52. Met de verklaring Volwassen worden in geloof22, vragen de bisschoppen van België uitdrukkelijk onze aandacht voor de catechese in onze kerk. Mensen worden vandaag niet meer als christen geboren, mensen worden christen. Maar hoe komen mensen vandaag dan tot geloof? Door een Woord van God dat het hart raakt, door te luisteren naar het evangelie. Dat is wat wij verstaan onder eerste verkondiging. Deze eerste verkondiging is eigenlijk de allereerste opdracht van de kerk en kan op heel verschillende manieren gebeuren. Ik noem enkele aandachtspunten.
20
Zelf zie ik het als een uitdaging om van de Oude Abdij Kortenberg meer en meer een centrum van spiritualiteit voor ons vicariaat te maken. De laatste twee jaar voorzien we daar een speciaal aanbod op maandag voor alle pastoraal benoemden. 21 Ik hoop u dienaangaande binnen afzienbare tijd meer concrete voorstellen te kunnen doen. 22 Voor de referentie, zie noot 6.
Oriëntaties voor parochieploegen 22
53. Een eerste aandachtspunt heeft te maken met ons fundamentele respect voor mensen, in welke situatie ze zich ook bevinden. Wij brengen God immers niet bij de mensen, God is altijd al bij deze concrete mensen aanwezig. Het is onze opdracht deze God te benoemen. Naar mensen toe gaan, dat is onze taak, en dus niet wachten tot zij naar ons komen. Heel concreet betekent dit: hun wereld binnenstappen, met heel veel liefde; ons eigen veilige terrein verlaten en onbekende terreinen betreden, op het risico af verkeerd begrepen te worden.
54. Een tweede aandachtspunt heeft te maken met de herkenning en de erkenning van de mensen tot wie we spreken. Evangeliseren begint met mensen letterlijk en figuurlijk te zien staan, met het imago dat zij zich graag aanmeten, met hun relaties, met hun verhalen, met hun identiteit dus. Zo ging ook Jezus naar mensen toe. Pas als we geleerd hebben zoals Jezus naar mensen te kijken, kunnen we hen ook uitnodigen hun leven met Jezus te verbinden.
55. Naar mensen toegaan, hen herkennen en erkennen in wie ze zijn, met hen in gesprek gaan en hen in de kerk verwelkomen, zal ook ons veranderen op een manier die we niet kunnen voorspellen. Het vraagt van ons een voortdurende evenwichtsoefening tussen vernieuwing en trouw. Zijn wij bereid om afscheid te nemen van het oude en staan wij werkelijk open om het nieuwe toe te laten?
56. Het primaire kernwoord voor verkondiging is dus: aanvaarding. En het volgende kernwoord is: openheid. Pas als we open staan voor verandering, kunnen we de dialoog en de geloofscommunicatie met andere mensen écht aangaan.
57. Ik sprak tot nu toe over eerste verkondiging in de zin van het evangelie brengen bij mensen die ongelovig zijn of onverschillig staan tegenover godsdienst.23 In onze dagelijkse pastorale praktijk ontmoeten wij echter vaak mensen die zichzelf niet ongelovig of onverschillig noemen, maar voor wie het evangelie toch relatief onbekend is. Ze zijn als kind gedoopt, vierden eerste communie en vormsel en verdwenen daarna uit ons gezichtsveld. We ontmoeten hen opnieuw bij gelegenheid van hun voorgenomen huwelijk, bij een doopaanvraag voor hun baby, bij de inschrijving voor de catechese van hun kinderen, maar ook bij de uitvaart van een vriend of familielid. Ook deze ontmoetingen kunnen een aanleiding tot verkondiging zijn, op voorwaarde dat we er zelf voor open staan.
58. Daarnaast is het ook belangrijk het verhaal dat we willen vertellen zorgzaam te communiceren. Vier aandachtspunten wil ik hierbij meegeven. - Ten eerste is het belangrijk dat ons spreken steeds getuigend is. Geen theoretische verklaringen, maar spreken vanuit een doorleefd geloof. Zo komen we tegemoet aan de vraag naar authenticiteit die vandaag zo sterk bij mensen leeft.
23
Vergelijk hiervoor het Algemeen Directorium voor de Catechese van 1998. (niet uitgegeven in het Nederlands).
Oriëntaties voor parochieploegen 23
- Ten tweede is het noodzakelijk dat ons spreken iets van een dialoog heeft. Het levensverhaal van mensen erkennen, betekent ook dat we hen in hun levensverhaal tegemoet treden en hen uitnodigen in gesprek te gaan met het geloofsverhaal dat wij hun aanreiken. Het gaat om een ‘over en weer’. - Ten derde dienen we er rekening mee te houden dat geloven een groeiproces is. Je bent nooit eens en voorgoed een christen, je wordt het altijd opnieuw. Het betekent ook dat iedereen recht heeft op zijn eigen groeitempo. - Ten vierde is het goed te beseffen dat in het geloof steeds de hele mens in het geding is. Het gaat niet alleen over verstand, niet alleen over emoties, niet alleen over contemplatie, niet alleen over inzet. Elke verkondiging - en dit geldt dus ook voor de eerste verkondiging - houdt rekening met de diversiteit van mensen en hun achtergronden. Dit doen we door een gevarieerd aanbod van geloofsaanzegging en geloofsverdieping, maar ook door verzorgde liturgische vieringen, door sterke diaconale projecten, doorleefde gebedsmomenten, creatieve werkvormen enz.
59. Er staan ons boeiende jaren te wachten, nu we met heel de Vlaamse kerk een zoekproces starten naar de verschillende vormen en wijzen waarop mensen ‘volwassen kunnen worden in hun geloof’. Vanuit ons vicariaat willen we actief aan dit denkproces deelnemen, en ik nodig alle pastoraal benoemden uit om hieraan mee te werken, in nauwe samenwerking met de vicariale stafdienst en met mijzelf en mijn beleidsploeg.
11. DANKBAARHEID
Met deze pastorale brief heb ik mij willen richten tot alle gelovigen in ons vicariaat. We zijn mensen van de Weg, en samen met u allen wil ik als hulpbisschop voor ons vicariaat deze weg gaan. Niemand weet precies welke kant het zal opgaan of hoe de kerk er over enige tijd bij ons zal uitzien. Maar we mogen erop vertrouwen dat het de Goede Herder is die ons leidt. Iedereen die deze weg verder met mij en de andere herders van ons bisdom wil gaan, zoals in het verleden, wil ik vanuit de grond van mijn hart danken. We staan voor grote uitdagingen, dat is duidelijk. Maar het is ook uitermate boeiend om Zijn roepstem te volgen en ons door Hem te laten leiden. Laten we vol vertrouwen en goede moed verder gaan, in groot respect voor elkaar en vanuit een diepe verbondenheid in Christus. + Jan De Bie, hulpbisschop
Oriëntaties voor parochieploegen 24
B – TEKSTEN VAN HET TWEEDE VATICAANS CONCILIEE
GAUDIUM ET SPES (conciliedocument 1965) 1. Vreugde en hoop, verdriet en angst van de mensen van vandaag, vooral van de armen en van hen die, hoe ook, te lijden hebben, zijn evenzeer de vreugde en de hoop, het verdriet en de angst van de leerlingen van Christus: er is werkelijk niets bij mensen te vinden dat geen weerklank vindt in hun hart. Hun gemeenschap wordt immers juist gevormd door mensen die, verenigd in Christus, door de Heilige Geest worden geleid op hun tocht naar het rijk van de Vader en die de heilsboodschap hebben ontvangen die aan allen verkondigd moet worden. Daarom voelt de Kerk zich werkelijk intiem verbonden met het mensdom en zijn geschiedenis.
LUMEN GENTIUM (conciliedocument 1963) 12. Ook aan de profetische taak van Christus heeft het geheiligde volk van God deel. Vooral door het geloof en de liefde te beleven, verspreidt het zijn levend getuigenis en als dankoffer brengt het aan God de vrucht van de lippen die zijn naam prijzen (vgl. Hebr. 13,15). Het geheel van de gelovigen die de zalving van de Heilige ontvangen (vgl. 1 Joh. 2,20 en 27), kan in het geloof niet dwalen en deze bijzondere eigenschap brengt het door de bovennatuurlijke geloofszin van het hele volk tot uiting, wanneer het ‘vanaf de bisschoppen tot en met de laatste lekengelovigen inzake geloof en zeden zijn algemene overeenstemming doet blijken. Die geloofszin immers wordt door de Geest van waarheid opgewekt en ondersteund. Onder de leiding van het leergezag, dat het met getrouwheid opvolgt, aanvaardt het volk van God geen mensenwoord, maar, zoals het in werkelijkheid is, het woord van God (vgl. 1 Tess. 2,13) en aldus blijft het onwrikbaar gehecht aan het geloof ‘dat eens voor al aan de heiligen werd overgeleverd’ (Jud. 3), om er door juistheid van oordeel dieper in door te dringen en het vollediger in zijn leven toe te passen. Bovendien heiligt en geleidt dezelfde Heilige Geest het volk van God niet alleen door de sacramenten en bedieningen, Hij versiert het niet alleen met deugden, maar, ‘ieder Zijn gaven uitdelend zoals Hij het wil’ (1 Kor. 12,11), verspreidt Hij onder de gelovigen van elke rang ook bijzondere genaden, die hen geschikt en bereid maken om allerlei werken en taken, die voor de hernieuwing en de verdere uitbouw van de Kerk dienstig zijn, op zich te nemen, zoals er geschreven staat: ‘Aan ieder wordt de openbaring van de Geest meegedeeld tot welzijn van allen’ (1 Kor. 12,7). Deze charismatische gaven kunnen wonderbaar zijn of ook eenvoudiger en breder verspreid. Aangezien zij voor de noden van de Kerk bijzonder doelmatig en nuttig zijn, moeten wij ze met dankbaarheid en vertroosting aanvaarden. Doch de buitengewone gaven mogen wij niet overmoedig najagen, noch er met aanmatiging vruchten van apostolisch werk van verwachten. Het oordeel over hun echtheid en hun ordelijke beoefening komt toe aan degenen die in de Kerk leiding te geven hebben en wier bijzondere taak het is om niet de Geest uit te doven, maar alles te onderzoeken en het goede te behouden (vgl. 1 Tess. 5,12 en 19-21).
Oriëntaties voor parochieploegen 25
28. Christus, door de Vader geheiligd en in de wereld gezonden vgl. (Joh. 10,36), heeft door zijn apostelen hun opvolgers - namelijk de bisschoppen - aan zijn wijding en zending deelachtig gemaakt. De bisschoppen nu hebben hun diensttaak in verschillende graad aan verschillende personen in de Kerk op wettige wijze doorgegeven. Zo wordt het door God ingestelde kerkelijk ambt in verscheidene wijdingsorden uitgeoefend door degenen die reeds van oudsher als bisschoppen, priesters en diakens bekend staan. De priesters zijn, hoewel zij het hogepriesterschap niet bezitten en in de uitoefening van hun gezag van de bisschoppen afhangen, niettemin met hen in de priesterlijke waardigheid verenigd. Door het wijdingssacrament gelijkvormig gemaakt met het beeld van Christus, de hoogste en eeuwige Priester vgl. (Heb. 5,1-10); (Hebr. 7,24); (Hebr. 9,11-28), worden zij geheiligd om het evangelie te preken, de herders van hun gelovigen te zijn en de goddelijke eredienst te vieren als waarachtige priesters van het Nieuwe Verbond. Volgens hun graad van dienst, zijn zij deelachtig aan de taak van de enige Middelaar, Christus, vgl. (1 Tim. 2,5) en boodschappen zij aan allen het woord van God. Hun gewijde taak vervullen zij echter vooral in de eucharistische eredienst of synaxe, waarbij zij in de persoon van Christus handelend optreden, zijn mysterie afkondigen en de offeranden van de gelovigen met het offer van hun Hoofd verbinden. Inderdaad, het enige offer van het Nieuwe Verbond, dat van Christus namelijk, die zich eens voor al als onbevlekt Offerlam aan de Vader opdraagt vgl. (Heb. 9,11-28), stellen zij tegenwoordig en passen zij toe in het offer van de mis tot aan de komst van de Heer vgl. (1 Kor. 11,26). Ten bate van hun boetende of zieke gelovigen verzorgen zij de hoge dienst van de verzoening en de opbeuring en zij bieden de noden en de gebeden van de gelovigen aan de Vader aan vgl. (Heb. 5,1-3). Overeenkomstig hun aandeel in het gezag oefenen zij het ambt uit van Christus, Herder en Leider, om het huisgezin van God als een broederlijk bezielde gemeenschap bijeen te brengen en door Christus in de Geest naar God de Vader terug te voeren. Te midden van hun kudde aanbidden zij Hem in geest en waarheid vgl. (Joh. 4,24). Tenslotte zijn zij belast met de prediking en het onderricht vgl. (1 Tim. 5,17): zij geloven, wat zij in de wet van de Heer met vroomheid lezen; zij onderwijzen, wat zij geloven; zij volgen na, wat zij onderwijzen. De priesters, ijverige medewerkers van de orde van de bisschoppen, waarvan zij de hulp en het orgaan zijn, geroepen om het volk van God te dienen, vormen met hun bisschop één enkele priesterschaar, met verschillende functies belast. In alle plaatselijke groepen van gelovigen stellen zij de bisschop, waarmee zij in vertrouwen en grootmoedigheid verbonden zijn, als het ware aanwezig en zij nemen voor hun deel zijn taken en zijn zorgen over om ze in de dagelijkse dienst uit te voeren.' Onder het gezag van de bisschop heiligen en besturen zij het deel van de kudde van de Heer dat hun toegewezen is; op de plaats waar zij werken, maken ze de universele Kerk zichtbaar en zij dragen krachtig bij tot de uitbouw van heel het lichaam van Christus vgl. (Ef. 4,12). Voortdurend bedacht op het welzijn van de kinderen van God, dienen zij zich in te spannen om hun arbeid in te richten overeenkomstig de zielzorg in het gehele bisdom en zelfs in de gehele Kerk. Daar de priesters aldus in het priesterschap en de zending van de bisschop delen, zullen zij hem werkelijk als hun vader erkennen en hem met eerbied gehoorzamen. De bisschop van zijn kant dient de priesters, zijn medewerkers, als zijn zonen en vrienden te beschouwen, zoals Christus zijn leerlingen geen dienaars meer, maar vrienden noemt vgl. (Joh. 15,15). Met dit corps van bisschoppen zijn dus alle priesters, zowel diocesane als religieuze, krachtens wijding en ambt organisch verbonden en volgens hun roeping en genade staan zij in dienst van het welzijn van de gehele Kerk. De gemeenschappelijke heilige wijding en zending verbindt alle priesters onder elkaar in een band van innige broederschap, die spontaan en vrij tot uiting dient te komen in wederzijds dienstbetoon, zowel geestelijk als stoffelijk, zowel pastoraal als persoonlijk, in samenkomsten en in gemeenschap van leven, in werken en in onderlinge liefde. Voor hun gelovigen, die zij door doopsel en onderricht op geestelijke wijze hebben verwekt vgl. (1 Kor. 4,15); (1 Petr, 1,23), dienen zij als hun vaders in Christus zorg te dragen. Gesteld tot opwekkend voorbeeld voor de kudde vgl. (1 Petr. 5,3), zullen zij hun plaatselijke gemeenschap zo leiden en dienen, dat deze
Oriëntaties voor parochieploegen 26
met waardigheid de naam kan dragen waarmee het ene en gehele volk van God gekenmerkt wordt, te weten: de Kerk van God vgl. (1 Kor. 1,2); (2 Kor. 1,1). Zij mogen nooit vergeten, dat zij in hun dagelijkse gedraging en bekommernis aan gelovigen en niet-gelovigen, aan katholieken en niet-katholieken het ware gelaat van de priesterlijke en herderlijke bediening moeten vertonen, aan allen het getuigenis van waarheid en leven moeten geven en als goede herders ook degenen moeten opzoeken vgl. (Lc. 15,4-7) die, hoewel in de katholieke Kerk gedoopt, de sacramentele praktijk of zelfs het geloof hebben opgegeven. Daar het mensdom heden ten dage steeds meer groeit in zijn burgerlijke, economische en sociale eenheid, zijn de priesters ook strenger gehouden om met gezamenlijke inspanning en toeleg, onder de leiding van de bisschoppen en de opperherder, elke aanleiding tot verdeeldheid te vermijden, teneinde heel het mensengeslacht tot de eenheid van de familie van God te brengen. 33. Verenigd in het volk van God en in het éne lichaam van Christus onder één hoofd opgenomen, zijn de leken, wie zij ook mogen zijn, geroepen om als levende ledematen aan de uitbouw van de Kerk en haar steeds grotere heiliging al de krachten te besteden, die zij van de goedgunstigheid van de Schepper en de genade van de Verlosser ontvangen hebben. Het apostolaat van de leken is een deelneming aan de heilszending zelf van de Kerk. Tot dit apostolaat zijn allen door de Heer zelf door doopsel en vormsel opgeroepen. De sacramenten, vooral dan de heilige eucharistie, delen mee en voeden die liefde voor God en de mensen, die de ziel is van elk apostolaat. De leken echter worden er heel bijzonder toe geroepen om de Kerk werkdadig aanwezig te doen zijn in die plaatsen en omstandigheden waar zij door hen alleen het zout van de aarde kan worden. Zo staat iedere leek, krachtens de eigen gaven die hij ontvangen heeft, als getuige en tevens als levend werktuig van de zending van de Kerk zelf, ‘naar de maat van Christus’gave’ (Ef. 4,7). Behalve tot dit apostolaat, dat volstrekt alle gelovigen aangaat, kunnen de leken bovendien geroepen worden om op verschillende wijzen meer onmiddellijk met de hiërarchie mee te werken, in navolging van die mannen en vrouwen die de apostel Paulus bij zijn evangelische arbeid behulpzaam waren en zeer hard voor de Heer hebben gewerkt (vgl. Fil.4,3; Rom.16,3 vv.). Daarenboven bezitten zij de aanleg om in bepaalde kerkelijke functies, met het oog op geestelijk nut, door de hiërarchie te worden aangesteld. Op alle leken drukt dus de verheven last zich in te spannen om het goddelijk heilsplan tot alle mensen in alle tijden en op alle plaatsen te doen doordringen. Daarom dient op alle mogelijke wijzen de weg voor hen open te staan om overeenkomstig hun krachten en naargelang de noden van de tijd aan het heilswerk van de Kerk ook van hun kant uit ijverig deel te nemen. 37. Zoals alle christengelovigen hebben de leken het recht uit de geestelijke schat van de Kerk voornamelijk de hulpmiddelen van het woord van God en van de sacramenten door bemiddeling van hun gewijde herders met overvloed te ontvangen en met de vrijmoedigheid en het vertrouwen, die kinderen van God en broeders in Christus betamen, hun noden en verlangens aan hun leiders voor te leggen. Naar de mate van de kennis, de bevoegdheid en de bekwaamheid waarover zij beschikken, zijn zij gemachtigd en meermalen zelfs verplicht hun mening uit te spreken in aangelegenheden die het Welzijn van de Kerk aanbelangen. Dit dient, waar het mogelijk is, te geschieden door instellingen die daartoe door de Kerk worden opgericht en altijd met waarachtigheid, moed en voorzichtigheid, in eerbied en liefde voor degenen die krachtens hun heilig ambt in de persoon van Christus optreden. Zoals alle christengelovigen behoren de leken al hetgeen de gewijde herders, die immers Christus vertegenwoordigen, als leraren en bestuurders van de Kerk voorschrijven met christelijke gehoorzaamheid zonder aarzelen te aanvaarden. Zo volgen zij het voorbeeld van Christus na, die door zijn gehoorzaamheid tot de dood toe de heilzame weg naar de vrijheid van de kinderen van God voor alle mensen heeft opengesteld. Laten zij ook niet vergeten hun leiders in het gebed aan God aan te bevelen; want zij zijn het die, wetend dat zij over onze zielen
Oriëntaties voor parochieploegen 27
rekenschap moeten afleggen, waken, opdat zij het met blijdschap mogen doen en niet onder zuchten (vgl. Hebr. 13,17). Laten de gewijde herders van hun kant de waardigheid en verantwoordelijkheid van de leken in de Kerk erkennen en bevorderen, van hun wijze raad dankbaar gebruik maken, hun in de dienst van de Kerk met vertrouwen opdrachten verlenen, bewegingsvrijheid en ruimte voor hen scheppen, meer nog, hen aanmoedigen om ook uit eigen beweging tot handelen over te gaan. Met vaderlijke liefde behoren zij de initiatieven, wensen en verlangens die door de leken naar voren zijn gebracht aandachtig in Christus te onderzoeken, De rechtmatige vrijheid, die aan allen in de tijdelijke maatschappij toekomt dienen de herders bereidwillig te erkennen. Van die vertrouwelijke omgang tussen leken en herders is voor de Kerk zeer veel goeds te verwachten: daardoor immers voelen de leken hun zin voor verantwoordelijkheid versterkt, hun ijver wordt aangevuurd en hun krachten worden veel gemakkelijker samengevoegd met het werk van de herders. Dezen kunnen op hun beurt, gesteund door de ervaring van de leken, zowel op geestelijk als op tijdelijk gebied, dan genuanceerder en juister oordelen, zodat heel de Kerk, door al haar leden gesterkt, haar zending voor het leven van de Wereld krachtdadiger kan vervullen.
APOSTOLICAM ACTUOSITATEM (conciliedocument 1963) 2. De Kerk is gesticht, om alle mensen deel te doen hebben aan verlossing en heil en door hen de gehele wereld metterdaad tot Christus te richten, door de uitbreiding van het rijk van Christus over geheel de aarde tot glorie van God, de Vader. Iedere activiteit van het mystieke lichaam die zich dit ten doel stelt, noemt men apostolaat en de Kerk verricht dit apostolaat door al haar leden, zij het bij elk op andere wijze; de christelijke roeping is namelijk krachtens haar aard tegelijk een roeping tot het apostolaat. In het organisme van een levend lichaam gedraagt geen enkel lid zich louter passief, maar door zijn aandeel in het leven deelt het tegelijk in de activiteit van het lichaam. Zo is het ook in het lichaam van Christus, dat de Kerk is, waar het gehele lichaam, ‘door de werking die ieder deel is toegemeten, de lichaamsgroei voltrekt (Ef. 4,16). In dit lichaam zijn de leden zelf zo sterk met elkaar verbonden en zo nauw samengevoegd (vgl. Ef. 4,16), dat een lid dat zijn taak bij de opbouw van het lichaam niet volledig vervult noch voor de Kerk noch voor zichzelf van nut kan worden genoemd. Er is in de Kerk verscheidenheid van bediening, maar eenheid van zending. Aan de apostelen en hun opvolgers heeft Christus de opdracht toevertrouwd om in zijn naam en door zijn macht te onderwijzen, te heiligen en te besturen. De leken, deelachtig geworden aan het priesterlijk, profetisch en koninklijk ambt van Christus, vervullen echter een eigen taak in de zending van het gehele volk van God in de Kerk en in de wereld. Zij oefenen werkelijk apostolaat uit, wanneer zij zich wijden aan evangelisatie en heiliging van de mensen en de tijdelijke orde met evangelische gezindheid bezielen en vervolmaken, zodat hun werkzaamheid in deze orde duidelijk van Christus getuigt en in dienst staat van het heil van de mensen. Omdat het karakteristiek is voor de leek, dat hij midden in de wereld met haar eigen structuren leeft, hij speciaal door God geroepen om, in een vurige christelijke geest, als een zuurdesem zijn apostolaat in de wereld te verrichten. 3. De opdracht en het recht om apostel te zijn, ontlenen de leken juist aan hun eenheid met Christus, het Hoofd. Door het doopsel in het mystieke lichaam van Christus ingelijfd en in het vormsel door de kracht van de Heilige Geest gesterkt, worden zij namelijk door de Heer zelf voor het apostolaat bestemd. Zij zijn tot een koninklijke priesterschap en een heilig volk (vgl. 1 Petr. 2, 4-10) gesteld, om alles wat zij doen als geestelijke offers op te dragen en over heel de aarde voor Christus te getuigen. In de sacramenten, en vooral in de heilige eucharistie, wordt de liefde, die de ziel van elk apostolaat is, meegedeeld en gevoed. Het apostolaat wordt beleefd in het geloof, de hoop en de liefde, die de Heilige Geest uitstort in de harten van alle leden van de Kerk. Vooral het gebod van de liefde, het grootste gebod van de Heer, stuwt alle christen om zich ervoor in te zetten, dat de glorie van God door de komst van
Oriëntaties voor parochieploegen 28
zijn rijk werkelijkheid wordt en het eeuwig leven aan alle mensen wordt meegedeeld, opdat zij de enige ware God zullen kennen en Hem die Hij gezonden heeft, Jezus Christus (vgl. Joh.17,3). Op alle christenen rust dus de verheven taak om er zonder ophouden voor te werken, dat de goddelijke heilsboodschap wordt gekend en aanvaard door alle mensen over de gehele aarde. De Heilige Geest, die het volk van God heiligt door het ambt en door de sacramenten, verleent aan de gelovigen bovendien bijzondere gaven (vgl. 1 Kor.12,7) om dit apostolaat te kunnen verrichten; ‘Hij deelt ze aan ieder uit zoals Hij het wil’ (1 Kor. 12,11), opdat ‘ieder die met de gaven zoals hij die heeft ontvangen de anderen dient’ ook zelf ‘als goede beheerders van Gods veelsoortige genade’ (1 Petr. 4,10) bijdraagt in de opbouw van het gehele lichaam in de liefde (vgl. Ef. 4,16). Aan elke gelovige die deze charismatische gaven, ook al zijn het zeer eenvoudige, ontvangt, wordt daarmee het recht en de opdracht verleend deze in de Kerk en in de wereld te gebruiken tot welzijn van de mensen en tot opbouw van de Kerk in de vrijheid van de Heilige Geest, die ‘blaast waarheen Hij wil’ (Joh. 3,8). Hij moet dat in gemeenschap met zijn broeders in Christus doen, en heel speciaal met zijn herders, omdat het hun toekomt over de authenticiteit en het ordelijk gebruik van deze gaven te oordelen: niet zo dat zij de Geest uitdoven, maar door alles te onderzoeken en het goede te behouden (vgl. 1 Tess. 5,12.19.21). 10. Door hun aandeel in het priester-, leraars- en herdersambt van Christus hebben de leken ook hun actief aandeel in het leven en het werk van de Kerk. Binnen de gemeenschappen van de Kerk is hun activiteit zo noodzakelijk, dat zonder hun inzet het apostolaat van de bisschoppen en priesters zelf meestal zijn volledig resultaat niet kan bereiken. Leken immers met een werkelijk apostolische geest van het slag van de mannen en vrouwen die Paulus bij het evangeliseren hielpen (vgl. Hand. 18,18.26; Rom. 16,3), vullen aan wat hun medebroeders en -zusters ontbreekt en verlevendigen de bezieling van de bisschoppen en priesters alsook van het overige gelovige volk (vgl. 1 Kor. 16,17-18). Want gevoed door een actieve deelneming aan het liturgisch leven van hun gemeenschap, verrichten juist zij met zorg hun taak in het apostolaat van die gemeenschap; zij brengen mensen terug tot de Kerk die er misschien ver van waren verwijderd; bij het doorgeven van het woord van God, vooral in het catechetisch onderricht, hebben zij een actief aandeel; hun deskundigheid stellen zij ter beschikking om de zielzorg alsook het beheer van de kerkelijke goederen doeltreffender te doen zijn. De parochie levert een duidelijk voorbeeld van gemeenschappelijk apostolaat, doordat ze al wat ze daar aan menselijke verscheidenheid vindt tot eenheid samenbrengt en in de universele Kerk invoegt. Mogen de leken eraan wennen in hun parochie nauw met hun priesters samen te werken; hun eigen problemen en die van de wereld en alle problemen die het heil van de mensen raken aan de kerkgemeenschap voor te leggen, om ze in gemeenschappelijk beraad te onderzoeken en op te lossen; zich te beijveren alle apostolische en missionaire initiatieven van de parochie naar vermogen de helpende hand te bieden. Laten zij hart hebben voor hun bisdom, waarvan de parochie als het ware een cel is, steeds bereid op uitnodiging van hun bisschop ook hun krachten in te zetten voor de diocesane ondernemingen. Bovendien dienen zij, om te beantwoorden aan de noden van grote steden en plattelandstreken, hun werkzaamheden niet te beperken tot de grenzen van parochie of bisdom, maar moeten zij hun best doen ook op interparochieel, interdiocesaan, nationaal en internationaal terrein in te zetten; des te meer nu de dagelijks toenemende migratie, de steeds nauwere onderlinge relaties en het gemak van de communicatie niet meer toelaten, dat een deel van de gemeenschap zich in zichzelf blijft opsluiten. Zo moeten zij bezorgd zijn voor de noden van het volk van God dat over heel de aarde is verspreid. Bovenal moeten zij hun bijdrage leveren aan de missionering door materiële hulp te verschaffen of ook door zich persoonlijk in te zetten. Het is immers een opdracht en een eer voor de christenen God een deel van de goederen terug te geven die ze van Hem ontvangen.
Oriëntaties voor parochieploegen 29
CHRISTIFIDELES LAICI (postsynodale apostolische exhortatie 1988) 20. De kerkelijke gemeenschap wordt meer precies afgebeeld als een “organische’ gemeenschap, naar analogie van een levend en werkend lichaam; zij wordt namelijk gekenmerkt door het samengaan van de verscheidenheid en de complementariteit van de roepingen en de levensstaten, van de bedieningen, van de charisma’s en de verantwoordelijkheden. Dank zij deze verscheidenheid en complementariteit staat iedere lekengelovige in relatie met heel het lichaam, terwijl hij er zijn eigen bijdrage aan levert. (...) De kerkelijke gemeenschap is dus een gave, een grote gave van de heilige Geest. De lekengelovigen zijn geroepen om deze gave met dankbaarheid te aanvaarden en tegelijk om te leven met een diep verantwoordelijkheidsgevoel. Dat gebeurt concreet door hun deelname aan het leven en de zending van de kerk, ten dienste waarvan de lekengelovigen hun verschillende en complementaire bedieningen en charisma’s stellen. De lekengelovige “mag zich nooit in zichzelf opsluiten en zich geestelijk isoleren van de gemeenschap. Hij moet integendeel leven in een voortdurende uitwisseling met de anderen, met een levendig gevoel van broederlijkheid en in de vreugde van een gelijke waardigheid, en hij moet zich inzetten om gezamenlijk de onmetelijke schat die hij geërfd heeft, vrucht te doen dragen. De Geest van de Heer schenkt aan hem, zoals aan anderen, veelvuldige charisma’s roept hem tot verschillende bedieningen en taken en herinnert hem eraan dat al wat hem onderscheidt niet een grotere waardigheid is maar een speciale en complementaire bekwaamheid om te dienen, zoals Hij de anderen daaraan herinnert met betrekking tot hem (...) Zo bestaan de charisma’s, de bedieningen de taken en de diensten van de lekengelovige in en voor de gemeenschap. Het zijn complementaire rijkdommen ten gunste van allen, onder de wijze leiding van de herders’. 23. De heilszending van de kerk in de Wereld wordt niet alleen vervuld door de bedienaren uit kracht van het wijdingssacrament maar ook door alle lekengelovigen: krachtens hun staat van gedoopte en hun specifieke roeping nemen. Zij inderdaad, ieder in eigen mate, deel aan het priesterlijke, profetische en Koninklijke ambt van Christus. Daarom moeten de herders de bedieningen, ambten en functies van de lekengelovigen erkennen en bevorderen welke hun sacramentele grondslag hebben in het doopsel en in het vormsel en voor velen ook in het huwelijk. Als de noodzaak of het nut van de kerk het eisen kunnen de herders verder aan de lekengelovigen bepaalde taken toevertrouwen die met hun eigen herderlijke bediening verbonden zijn maar niet het kenmerk van de wijding vereisen, in overeenstemming met de normen die vastgesteld zijn door het algemene recht. (...) Als gevolg van de liturgische vernieuwing die het concilie gebracht heeft, zijn de lekengelovigen zich levendiger bewust geworden van hun taken in de liturgische bijeenkomst en in de voorbereiding ervan en zij hebben zich ruimschoots beschikbaar gesteld om deze taken te vervullen: de liturgische viering is inderdaad niet alleen een heilige handeling van de geestelijkheid maar van heel de vergadering. Daarom is het natuurlijk dat de taken die niet de eigenlijke taken van de gewijde bedienaren zijn, door lekengelovigen vervuld worden. De lekengelovigen zijn vervolgens spontaan overgegaan van een effectieve betrokkenheid in de liturgische handeling op de deelname aan de verkondiging van het woord Gods en aan de pastorale zorg. Naast die positieve oordelen hebben echter in de vergadering van de synode kritische oordelen niet ontbroken over het willekeurig gebruik van de term ‘bediening’, het verwarren en soms nivelleren van het algemene priesterschap en het ambtelijke priesterschap, de geringe naleving van bepaalde kerkelijke wetten en normen, de willekeurige interpretatie van het begrip
Oriëntaties voor parochieploegen 30
‘suppletie’, de neiging tot ‘clericalisatie’ van de lekengelovigen en het risico van de feitelijke schepping van een kerkelijke dienstenstructuur die parallel is aan de op het wijdingssacrament gebaseerde structuur. Juist om deze gevaren te overwinnen hebben de synodevaders benadrukt dat het noodzakelijk is met duidelijkheid, ook door een meer nauwkeurige woordkeus te gebruiken, de eenheid van de zending van de kerk waaraan alle gedoopten deelnemen, uit te drukken alsmede het wezenlijk verschil van de bediening van de herders welke geworteld is in het wijdingssacrament, ten opzichte van de andere kerkelijke bedieningen, ambten en functies, die geworteld zijn in de sacramenten van het doopsel en het vormsel. Het is dan op de eerste plaats nodig dat de herders, als zij de verschillende bedieningen, ambten en functies aan de lekengelovigen toekennen en toevertrouwen, de grootste zorg hebben om hen te onderrichten over het feit dat deze taken geworteld zijn in het doopsel. Verder is het nodig dat de herders erop toezien dat een gemakkelijk en onrechtmatig beroep op veronderstelde ‘noodsituaties’ of ‘situaties van noodzakelijke suppletie’ wordt vermeden daar waar zij niet objectief bestaan of daar waar het mogelijk is erin te voorzien door een meer rationele pastorale planning. De leken moeten de verschillende bedieningen, ambten en functies die zij rechtmatig kunnen uitoefenen in de liturgie, in het overdragen van het geloof en in de pastorale structuren van de kerk, uitoefenen in overeenstemming met hun specifieke lekenroeping welke verschilt van die van de gewijde bedienaren. (...) 24. Terwijl de heilige Geest aan de kerk-gemeenschap de diverse bedieningen toevertrouwt, verrijkt Hij haar met andere buitengewone gaven en impulsen, die charisma’s genoemd worden. (...) Ook onze tijd ontbreekt het niet aan bloei van verschillende charisma’s onder de lekengelovigen, mannen en vrouwen. Zij worden aan de afzonderlijke personen gegeven, maar kunnen door anderen gedeeld worden; op deze wijze blijven zij in de tijd bestaan als een kostbare en levende ertenis die een bijzondere geestelijke verwantschap tussen de mensen schept. Juist met betrekking tot het apostolaat van de leken schrijft het tweede Vaticaans Concilie: “De heilige Geest, die het volk van God heiligt door het ambt en door de sacramenten, verleent aan de gelovigen bovendien bijzondere gaven (vgl. Kor. 12,7) om dit apostolaat te kunnen verrichten. “Hij deelt ze aan ieder uit zoals Hij het wil” (1 Kor. 12,11) opdat “ieder die met de gaven zoals hij die heeft ontvangen de anderen dient” ook zelf “als goede beheerder van Gods veelsoortige genade” (vgl. 1 Petr. 4,10) bijdraagt in de opbouw van het gehele lichaam in de liefde (vgl. Ef. 4,16)” Volgens de logica van de oorspronkelijke schenking waaruit zij voortgekomen zijn, eisen de gaven van de heilige Geest dat degenen die ze ontvangen hebben, ze uitoefenen voor de groei van heel de kerk, zoals het concilie in herinnering brengt. De bisschoppenconferenties zijn geroepen om te beoordelen wat de meest geschikte wijze is om op nationaal of regionaal niveau de raadpleging en de medewerking van de lekengelovigen, mannen en vrouwen, te ontwikkelen: zo zal het mogelijk zijn de algemene problemen goed af te wegen en zal de kerkelijke gemeenschap van allen beter tot uitdrukking komen. 26. Hoewel de kerkelijke gemeenschap altijd een universele dimensie heeft vindt zij toch haar meest directe en zichtbare uitdrukking in de parochie: deze is de kleinste begrenzing van de kerk; zij is in zekere zin de kerk zelf die leeft temidden van de huizen van haar zonen en dochters. (...)
Oriëntaties voor parochieploegen 31
Van hun kant hebben de synodevaders de huidige situatie van vele parochies oplettend onder ogen gezien en zij hebben aangespoord tot een meer besliste vernieuwing ervan. ‘Veel parochies, die ofwel in stadsuitbreidingen ofwel in missiegebieden zijn opgericht, kunnen hun werk niet effectief doen vanwege een tekort aan materiële middelen of aan gewijde mannen of vanwege hun al te grote geografische omvang of vanwege de specifieke aard van bepaalde christengelovigen (zoals bijvoorbeeld de ballingen en emigranten). Willen dit soort parochies allemaal werkelijke gemeenschappen van christengelovigen zijn, dan moeten de plaatselijke kerkelijke gezagsdragers zorgen voor: a) een aanpassing van de parochiestructuren volgens het ruime en flexibele model, dat door het canonieke recht is toegestaan, vooral door bevordering van de deelname van de kant van de leken aan de pastorale verantwoordelijkheid. b) kleine, zogeheten kerkelijke basis- of levensgemeenschappen, waarin de gelovigen het Woord Gods met elkaar kunnen delen en daaraan in liefde en dienstbaarheid uiting kunnen geven; deze gemeenschappen zijn echte uitingen van de kerkelijke “communio” en het zijn evangelisatiecentra in gemeenschap met hun herders”. Om de parochies te vernieuwen en hun een betere doelmatigheid van werken te verzekeren moeten ook institutionele vormen van samenwerking tussen de verschillende parochies van eenzelfde gebied bevorderd worden. 27. Het is nodig nu de gemeenschap van de lekengelovige met het parochiële leven en hun deelname daaraan nader te bekijken. In dit opzicht moet de aandacht van alle lekengelovigen, mannen en vrouwen, gevestigd worden op een zeer waar, veelbetekenend en stimulerend woord van het concilie. In het decreet over het lekenapostolaat lezen wij: “Binnen de gemeenschappen van de kerk is hun activiteit zo noodzakelijk, dat zonder hun inzet het apostolaat van de bisschoppen en priesters zelf meestal zijn volledig resultaat niet kan bereiken”. Dat is een radicale uitspraak die natuurlijk begrepen moet worden in het licht van de “eccesiologie van de kerk-gemeenschap”: de bedieningen en charisma’s die verschillend en complementair zijn, zijn alle noodzakelijk voor de groei van de kerk, elk op eigen wijze.
De lekengelovigen moeten steeds meer overtuigd zijn van de bijzondere betekenis die de apostolische inzet in hun parochie krijgt. Het is nogmaals het concilie dat op gezagvolle wijze hierop wijst: “De parochie levert een duidelijk voorbeeld van gemeenschappelijk apostolaat, doordat ze al wat ze daar aan menselijke verscheidenheid vindt tot eenheid samenbrengt en in de universele kerk invoegt. Mogen de leken eraan wennen in hun parochie nauw met hun priesters samen te werken; hun eigen problemen en die van de wereld en alle problemen die het heil van de mensen raken aan de kerkgemeenschap voor te leggen, om ze in gemeenschappelijk beraad te onderzoeken en op te lossen; zich te beijveren alle apostolische en missionaire activiteiten van de parochie naar vermogen de helpende hand te bieden”. De verwijzing van het concilie naar de onderzoeken en oplossen van de pastorale problemen “in gemeenschappelijk beraad” moet haar adequate en structurele ontwikkeling vinden door aan de parochiële pastorale raden de meest overtuigde, ruime en besliste betekenis te geven, waarop de synodevaders terecht aangedrongen hebben. In de huidige omstandigheden kunnen en moeten de lekengelovigen zeer veel doen voor de groei van een echte kerkelijke gemeenschap in hun parochies en voor het opwekken van het missionaire elan ten opzichte van de niet-gelovigen die de christelijke levenspraktijk opgegeven hebben of bij wie deze verflauwd is. Als de parochie de kerk is die geplaatst is temidden van de huizen van de mensen, dan leeft en werkt zij nauw verweven met de maatschappij en in innige solidariteit met haar aspiraties en drama’s. De maatschappelijke context wordt dikwijls op gewelddadige wijze geschokt door ontbindende en mensonterende krachten, vooral in bepaalde landen en milieus: de mens is verdwaald en gedesoriënteerd, maar in zijn hart blijft steeds het verlangen om meer
Oriëntaties voor parochieploegen 32
broederlijke en menselijke betrekkingen te mogen ervaren en onderhouden. Het antwoord op dit verlangen kan uit de parochie komen als deze met de levendige deelname van de leken gelovigen trouw blijft aan haar oorspronkelijke roeping en zending om in de wereld “plaats” van gemeenschap van de gelovigen te zijn en tevens “teken” en “instrument” van de roeping van allen tot gemeenschap; kortom, om het huis te zijn dat voor allen openstaat en dat ten dienste van allen staat, of, zoals paus Johannes XXIII graag zei, de fontein van het dorp waar alle mensen naar toe komen om hun dorst te lessen.
Oriëntaties voor parochieploegen 33
C - ENKELE TEKSTEN UIT HET WETBOEK VAN CANONIEK RECHT (uitgave 1983, Nederlandse vertaling 1987)
Can. 129 1. Tot de bestuursmacht die krachtens goddelijke instelling in de Kerk bestaat en die ook jurisdictiemacht genoemd wordt, zijn volgens de voorschriften van het recht bekwaam zij die een heilige wijding ontvangen hebben. 2. In de uitoefening van deze macht kunnen christengelovigen - leken meewerken volgens het recht. Can. 374 1 Elk bisdom of andere particuliere Kerk dient verdeeld te worden in onderscheiden delen, dit wil zeggen parochies. 2 Om de pastorale zorg door gemeenschappelijk handelen te behartigen, kunnen meerdere naburige parochies verbonden worden in bijzondere groeperingen, zoals daar zijn dekenaten. Can. 517 1 Waar de omstandigheden dit vereisen, kan de pastorale zorg over een parochie of over verschillende parochies samen aan meerdere priesters hoofdelijk toevertrouwd worden, met de bepaling echter dat een van hen de moderator van de pastorale zorg is, die namelijk leiding geeft aan de gemeenschappelijke activiteit en daarover tegenover de Bisschop verantwoording draagt. 2 Indien de diocesane Bisschop wegens een tekort aan priesters van mening is dat deelname in de uitoefening van de pastorale zorg over een parochie toevertrouwd moet worden aan een diaken of een andere persoon die niet getekend is met het priesterlijk merkteken, of aan een gemeenschap van personen, dient hij een priester aan te stellen die, voorzien van de machten en bevoegdheden van een pastoor, leiding geeft aan de pastorale zorg. Can. 519. De pastoor is de eigen herder van de hem toevertrouwde parochie; hij oefent de pastorale zorg over de hem toevertrouwde gemeenschap uit onder het gezag van de diocesane bisschop, tot wiens deel aan het dienstwerk van Christus hij geroepen is, om voor die gemeenschap de verkondigingstaak, de heiligingstaak en de bestuurstaak uit te oefenen, ook met de medewerking van andere priesters of diakens en met hulp van christengelovigen - leken, volgens het recht. Can. 540. 1. Een parochie - administrator is aan dezelfde plichten gebonden en geniet dezelfde rechten als een pastoor, tenzij door de diocesane bisschop anders bepaald wordt. 2. Een parochie - administrator mag niets doen wat afbreuk doet aan de rechten van de pastoor of schade kan berokkenen aan de parochiegoederen. 3. Een parochie - administrator dient na beëindiging van zijn taak rekenschap af te leggen aan de pastoor.
Oriëntaties voor parochieploegen 34
Oriëntaties voor parochieploegen 35
WERKBOEK VOOR PAROCHIEPLOEGEN
A - DE PAROCHIALE CONTACTPERSOON IN HET VICARIAAT VBM B - WERKINSTRUMENT VOOR DE EVALUATIE VAN DE RELATIE TUSSEN PAROCHIE EN PAROCHIEFEDERATIE C – EEN STAD OP EEN BERG D – OVERLEG OVER DE SITUATIE VAN ONZE PAROCHIE E – KANTTEKENINGEN BIJ DE HERZIENE STATUTEN VOOR PAROCHIEPLOEGEN F - GESELECTEERDE BIBLIOGRAFIE
A - DE PAROCHIALE CONTACTPERSOON IN HET VICARIAAT VBM INLEIDING
a
Opdat een parochiale contactpersoon goed zou kunnen werken en in zijn/haar taak ook op de juiste plaats zou blijven, zijn er essentiële voorwaarden: Er moet reeds een parochieploeg zijn of er moet gewerkt worden aan de oprichting ervan. Een parochiale contactpersoon kan niet functioneren zonder parochieploeg. Opdat de taak van parochiale contactpersoon haalbaar zou zijn (zonder overbelasting) moeten er bovendien nog andere noodzakelijke toerustingen zijn: werkgroep liturgie, hoofdverantwoordelijken in verschillende sectoren (financies, kerkpersoneel, onthaal, bewegingen, permanentie, secretariaat, enz..,).
b
In VBM leeft de parochie sinds het jaar 2000 binnen de federatiestructuur. De parochiefederatie groeit nu uit tot hét pastoraal beleidsinstrument bij uitstek. De parochiefederatie is de nieuwe organisatorische ruimte, waarbinnen zich velerlei christelijke gemeenschappen kunnen ontwikkelen. De parochiale contactpersoon heeft daarom een belangrijke rol zowel in de plaatselijke gemeenschap als in de uitbouw van de parochiefederatie. De parochiale contactpersoon zal met andere woorden, een scharnierrol spelen, zowel bij het intern functioneren van de parochie als bij haar externe verbondenheid met andere geloofsgemeenschappen in de parochiefederatie.
NAAM
In VBM kiezen we voor de naam “parochiale contactpersoon” en niet voor “parochieverantwoordelijke”. De reden hiervoor is dat het accent gelegd wordt op de brugfunctie en op de rol van verbindingsfiguur. Zoals al gezegd moet de parochiale contactpersoon een scharnierrol vervullen. De verbondenheid binnen de parochie en van de parochie met haar federatieomgeving ondersteunen. De term “parochieverantwoordelijke” suggereert teveel een soort eindpuntfunctie. En die heeft de parochiale contactpersoon niet. Kunnen samenwerken met de andere leden van parochieploeg en kunnen delegeren is voor de parochiale contactpersoon absoluut noodzakelijk.
Werkboek voor parochieploegen 2
FUNCTIEBESCHRIJVING
De parochiale contactpersoon is het concrete aanspreekpunt van de lokale parochiegemeenschap wanneer daar geen benoemde priester meer woont. Hij/zij is lid van de parochieploeg, zonder de moderator ervan te zijn. De parochiale contactpersoon is ingeburgerd en aanvaard in de brede gemeenschap. Mede daardoor is hij/zij in staat contacten te leggen, taken te delegeren en mensen waar nodig door te verwijzen, zodat de kwaliteit van parochiewerking wordt gestimuleerd. Met hetzelfde doel is hij/zij bereid nuttige informatie te (laten) verzamelen en zichzelf te vormen. De parochiale contactpersoon stelt zich loyaal op ten opzichte van gemaakte afspraken in de parochiefederatie en handelt in overeenstemming met de pastorale accenten, die gelegd worden in de dekenale, vicariale en diocesane werking. Verankering in de eigen gemeenschap moet samengaan met betrokkenheid op en zorg voor het brede pastorale veld. Wanneer in een parochie de parochiale contactpersoon bijna alleen komt te staan (een trio is het minimum voor de leiding van een gemeenschap) voor de organisatie en de functionering van die parochie, is dat een teken dat het statuut hiervan in vraag moet gesteld worden.
GRONDHOUDINGEN EN VAARDIGHEDEN
Wat volgt, zijn grondhoudingen en vaardigheden die mogen verwacht worden van elke pastorale verantwoordelijke, maar sommige punten zijn wel belangrijk om – naast de andere die in deze tekst voorkomen - hier te vermelden:
a b c d e f g
De parochiale contactpersoon heeft eerbied voor wat er leeft in een parochiegemeenschap aan zorg, kritiek en creativiteit. Hij/zij cultiveert een actieve luisterbereidheid opdat midden de verscheidenheid iedereen zijn plaats zou krijgen. De parochiale contactpersoon betracht de nodige rust om goede brugpersoon te zijn en niet in polarisatie te vervallen. Aangezien hij/zij met heel wat problemen zal geconfronteerd worden, moet zijn/haar gelovige vorming voldoende stevig zijn (zie verder). De parochiale contactpersoon moet de vragen goed registreren en doorgeven aan de verantwoordelijken van de parochie of federatie of zelf de juiste informatie kunnen geven. De parochiale contactpersoon is hartelijk en discreet. Het is een persoon van vertrouwen. De parochiale contactpersoon draagt zorg voor gebed en spiritualiteit in zijn/haar leven.
Werkboek voor parochieploegen 3
TAKEN
Hij/zij is lid van de parochieploeg. Hij/zij is lid van de federatieploeg. Hij/zij zal van harte allerlei interparochiële samenwerkingsverbanden stimuleren. Hij/zij verwijst door naar de parochiefederatie conform de gemaakte afspraken. Hij/zij houdt overzicht over een aantal praktische zaken: hij/zij neemt de verantwoordelijkheid op zich voor de verdeling van de post (parochie, kerkfabriek, anderen); zorgt dat mensen terechtkunnen voor het opgeven van misintenties en dat er voldoende gegevens worden doorgespeeld naar de redactie van het (federaal) parochieblad. Hij/zij onderhoudt contact met de verantwoordelijke(n) van de parochiezaal. Hij/zij delegeert een aantal van deze taken naar andere leden van de parochieploeg of parochiale medewerkers. Samen met andere leden van de parochieploeg houdt hij/zij overzicht over de werking van de groepen binnen de parochie en over werkgroepen en bewegingen, die plaatselijk en federaal actief zijn. Dit is noodzakelijk om goed te kunnen doorverwijzen. Hij/zij onderhoudt een goed contact met de federatieverantwoordelijke(n) en vice versa..
AANDUIDING
Soms komt de parochiale contactpersoon uit de bredere geloofsgemeenschap, soms groeit hij/zij uit een werkgroep/parochieploeg van de parochie, soms wordt hij/zij aangesproken door de federatieverantwoordelijke(n) en/of de parochieploeg. Hoe dan ook is de aanvaarding en het gedragen worden door de lokale geloofsgemeenschap een noodzaak. Vooraleer over te gaan tot definitieve aanduiding zal overleg plaatsvinden met de federatieverantwoordelijke(n) en de parochieploeg. Of de parochiale contactpersoon beantwoordt aan de hier beschreven bepalingen, zal ook blijken uit zijn/haar pastorale inzet en ervaring.
Werkboek voor parochieploegen 4
VORMING
Een minimale pastorale vorming van de parochiale contactpersoon is noodzakelijk. Hij/zij kan daarvoor beroep doen op het aanbod, dat in de federatie, het dekenaat en/of het vicariaat wordt aangereikt.
BEVESTIGING
De parochiale contactpersoon wordt voorgesteld aan de plaatselijke gemeenschap. Federatieverantwoordelijke(n) en/of parochieploeg communiceren duidelijk aan de plaatselijke gemeenschap welke verantwoordelijkheden de parochiale contactpersoon op zich neemt.
DUUR VAN HET MANDAAT
De parochiale contactpersoon engageert zich voor 4 jaar. Bij een positieve balans, na evaluatie met parochieploeg en federatieverantwoordelijke(n) kan deze termijn hernieuwd worden, maximaal voor tweemaal voor 4 jaar. Het voortijdig beëindigen van dit mandaat is te bespreken met de federatieverantwoordelijke(n) en met de parochieploeg.
EVALUATIE
Een parochiale contactpersoon heeft niet slechts recht op ondersteuning maar ook op evaluatie van zijn/haar werk. In het bijzonder zal in de parochiefederatie een vergadering met de verschillende parochiale contactpersonen georganiseerd worden. Daar zal ruimte gemaakt worden om hun functioneren te bespreken. Ook in de parochieploeg zal bij het einde van elk werkjaar aandacht besteed worden aan de verwezenlijkingen van het vorige jaar. Tenslotte zal bij het einde van het mandaat een evaluatiegesprek plaatsvinden in aanwezigheid van de federatieverantwoordelijke(n).
Werkboek voor parochieploegen 5
PRAKTISCHE AFSPRAKEN
Aan de functie van parochiale contactpersoon is geen inkomen verbonden. De bepalingen van de “wet op het vrijwilligerswerk” worden toegepast. De terugbetaling van de onkosten, gemaakt door de parochiale contactpersoon, zijn ten laste van de parochie.
Werkboek voor parochieploegen 6
B - WERKINSTRUMENT VOOR DE EVALUATIE VAN DE RELATIE TUSSEN PAROCHIE EN PAROCHIEFEDERATIE HANDLEIDING BIJ DE OPDRACHT VOOR PAROCHIEPLOEGEN VANUIT HET DECREET OP DE PAROCHIEFEDERATIE
In september 2006 kwam het nieuwe decreet over de parochiefederatie uit: een beleidsdocument over die nieuwe pastorale eenheid: de federatie. In dat decreet staat een opdracht voor iedere federatie – en in de eerste plaats voor iedere parochie! – om tot een pastorale taakverdeling te komen. Met bijgevoegd werkinstrument willen we de parochie niet op de rooster leggen maar uitnodigen om grondig na te denken over wat federaal kan gebeuren en wat parochiaal kan blijven. Laat het een hulpmiddel zijn om aan deze opdracht te voldoen!
Punt 2.3. uit dat decreet: “Elke federatieploeg zal onder leiding van de deken een eerste maal tegen 1 september 2007 een pastorale taakverdeling met de parochieploegen maken. Deze taakverdeling betreft de gebieden van liturgie, verkondiging, diaconie en kerkopbouw. De ploeg waaraan taken worden toevertrouwd, draagt (onverminderd punt 1.2.) ook de verantwoordelijkheid. Regelmatig zal, volgens de procedure onder punt 3, deze taakverdeling onder leiding van de deken herzien worden.”
Werkboek voor parochieploegen 7
HET WERKINSTRUMENT
Op de verticale as vind je de vier taken van een parochie met telkens mogelijke deeltaken:
-
LITURGIE: weekendliturgie, sterke tijden, dopen, uitvaarten, huwelijken, weekliturgie en andere (vb: meimaand, stilteruimte, kindernevendienst, kerkkuis, bloemschikken, kerkinkleding,…)
-
VERKONDIGING: doopcatechese, eerste communie, hernieuwing doopbelofte, vormsel, volwassenencatechese, bijbelgroepen en andere (vb: verloofdenwerking)
-
DIACONIE: Broederlijk Delen, Welzijnszorg, Welzijnsschakel, ziekenzorg en andere (vb: rouwzorg, kerkasiel, financiële steun,…)
-
KERKOPBOUW: parochieploeg, contactpersoon, onthaal (van nieuwe secretariaat, Kerk en Leven en andere (vb: visiegroep, zaalcomité, …)
inwoners),
Op de horizontale as vind je 3 grote blokken:
I.
De vraag naar man - en vrouwkracht: hebben we voldoende trekkers, helpende handen, tijd, kwaliteit, kwantiteit en sluiten we voldoende aan bij het leven van mensen?
II.
De vraag naar middelen: hebben we voldoende geld, lokalen, vorming en materiaal?
III.
De slotsom: Op basis van de bespreking van blok I en II besluiten we welke taak in de parochie of federatie moet gebeuren.
Werkboek voor parochieploegen 8
DE BEDOELING: GEFUNDEERD BESLISSEN OP WELK NIVEAU WE DE DINGEN BLIJVEN ORGANISEREN
STAP 1.
Elk lid van de parochieploeg maakt de oefening op voorhand thuis: per vakje vul je een score in tussen 1 tot 5 (slecht tot zeer goed). Je hoeft niet alle vakjes in te vullen (indien je niets van die deeltaak weet) én je kan nog deeltaken bijvoegen onder het vakje ‘andere’.
STAP 2.
Na het invullen van blok I en blok II tel je de scores op. Je komt tot een totaalscore per blok.
STAP 3.
Op basis van deze scores beslis je of deze taak best in de parochie blijft of beter naar de federatie gaat. De totalen na blok I en blok II kunnen een hulp zijn om de beslissing in blok III te ondersteunen. Een hoge score op I en II is een argument om die taak in de eigen parochie te houden. De bedoeling van de score is iedereen te betrekken bij het gesprek, niet om ze te gebruiken als oordeel!
STAP 4.
Op de eerstvolgende ploegvergadering worden de besluiten van blok III vergeleken:
-
We overlopen één voor één de categorieën. Iedereen zegt of hij/zij deze taak op parochieniveau of op federatieniveau ziet en motiveert (aan de hand van de ingevulde scores). We komen per deeltaak tot een besluit met de gehele parochieploeg: doen we dit parochiaal of federaal? Dit besluit vullen we in op een gezamenlijk schema.
HET RESULTAAT: EEN PASTORALE TAAKVERDELING
De resultaten van de parochieploeg uit blok III worden op de federatieploeg naast de resultaten van de andere parochieploegen gelegd. Het werk van ieder ploeglid resulteert op die manier in een pastorale taakverdeling voor de federatie. En dit is een antwoord op de vraag uit het decreet én kan verhelderend werken voor jezelf!
Werkboek voor parochieploegen 9
I
II
III
hebben we voldoende?
Liturgie
medetijd werkers: zodat men helpende niet handen overvraagd is
Kwaliteit
respons qua aantalle n/ kwanti teit
Aanslui ting bij het leven van de mensen
geld Totaal
medewerkers: trekkers
PAROCHIE
Weekend Sterke tijden Uitvaarten Huwelijken
Doopliturgie
Weekliturgie Andere: … Verkondigen
Doopcatechese
Werkboek voor parochieploegen
Lokalen
Vorming
Inhoudelijke materialen (mappen)
Totaal
hebben we voldoende?
Deze taak kunnen we de eerstkomende drie jaar op eigen verantwoordeli jkheid opnemen
FEDERATIE
Deze taak kan beter op de federatie (samen dus) opgepakt worden en onder haar verantwoordelijk heid gebeuren.
Eerste communie Hernieuwing doopbeloften Vormsel Volwassenencatechese Bijbelgroepen Andere: … Diaconie
BD-WZZ-WZS Ziekenzorg Andere: …
Kerkopbouw
Ploeg Contactpersoon Onthaal Secretariaat Kerk en Leven Andere: …
Werkboek voor parochieploegen
C – EEN STAD OP EEN BERG
Onder deze titel geven we hier twee teksten van Antoon Arens. Hij is studiesecretaris van het vicariaat opleiding en vorming van het Bisdom Gent. We danken de auteur zeer hartelijk dat we zijn teksten hier mogen overnemen. De eerste tekst, Een stad op een berg. Over de toekomst van de parochie, verscheen in Kerk&Leven (1 februari 2006, 10-11). De tekst werd aangepast aan een vorming die in het Bisdom Gent werd opgezet. Ofschoon enkele details in deze tekst typisch zijn voor het bisdom Gent, hebben we deze niet aangepast aan de situatie van het Vicariaat Vlaams-Brabant en Mechelen. Het aantal parochies verschilt, maar ligt in dezelfde orde van grote. Het bisdom Gent kent het verschijnsel van de parochiefederatie niet en het aantal dekenaten is er merkelijk anders dan in Vlaams-Brabant en Mechelen. Deze verschillen zijn niet van die aard dat de tekst in zijn geheel inhoudelijk niet meer van toepassing zou zijn voor ons vicariaat Vlaams-Brabant en Mechelen. Integendeel. De vragen die door de auteur in de marge werden toegevoegd, kunnen een hulp zijn bij een bespreking van de inhoud van deze tekst. De tweede tekst is een vragenlijst onder de titel “Een stad op een berg”. Enkele uitdagingen voor de parochie. Beide teksten handelen over de toekomst van de parochie. Parochieploegen en andere groepen zijn daarmee voortdurend begaan. We hopen dat de hier volgende teksten daarbij echt een hulp kunnen zijn.
EEN STAD OP EEN BERG
Over de toekomst van de parochie Het is overduidelijk: de Kerk in West-Europa maakt vandaag een belangrijke evolutie door. De toekomst, ook van de parochie, zal ongetwijfeld anders zijn. Zoals elke ingrijpende ontwikkeling gaat ook deze verandering gepaard met onzekerheid en angst. De tekenen van een nieuwe toekomst worden dikwijls met moeite gezien. Mensen focussen op wat moeilijk gaat: het kerkpubliek wordt alsmaar grijzer, nieuwe medewerkers zijn schaars, de pastoor wordt gedeeld met andere parochies, van het elan van de jaren 1960 en 1970 blijft soms nog weinig over. Velen hebben het gevoel dat ze ondanks hun noeste arbeid het tij niet kunnen keren. Het geloof in een vitale, zich vernieuwende geloofsgemeenschap met uitstraling en aantrekking staat op een laag pitje.
Hoe gaan wij om met de huidige evoluties?
Onze Kerk heeft veel van het Bijbelse Israël dat na de uittocht uit Egypte op weg is naar een nieuwe thuis. Tijdens deze tocht valt het de Israëlieten zo moeilijk te geloven dat er voor hen werkelijk toekomst is. “Waren wij maar in Egypte gestorven of anders hier in de woestijn”, zucht het volk (Nu 14,2). Israël toont een fundamenteel wantrouwen tegenover Gods belofte van nieuw leven. Maar ondanks alle tegenslagen blijft Mozes er wel op vertrouwen dat God hen leven in overvloed zal schenken. Dat Israël uiteindelijk toch Kanaän binnentrekt, heeft volgens de Schrift alles te maken met dit onwrikbare geloof. Bevrijd en geboeid In dit verhaal steekt een duidelijke les voor ons vandaag: Ons keren tot God: Wat omwille van de toekomst moeten we ons voor alles keren tot kan dit concreet God. Dit moet onze topprioriteit zijn. Wanneer we tijd maken inhouden? voor God, kunnen we het vertrouwen in de toekomst
herwinnen. De Bijbelse God wil immers niets anders dan dat we leven in overvloed. De Schrift verhaalt dat Hij nooit zijn schepping in de steek laat. De toekomst is dus niet zo zeer onze zaak. Ze is voor alles Gods zaak. Van dit geloof gaat een enorme bevrijding uit. Maar er is meer. Wanneer we ons keren tot God, ontdekken we ons christen zijn ook als een bijzonder boeiende en uitdagende zaak. Wie God in zijn leven binnenlaat, deelt in zijn plan met deze wereld. En dit plan, deze droom is groots en ambitieus. God wil de voltooiing van zijn schepping. In het bijzonder wil Hij dat iedere mens tot het volle leven komt. Daarom wil Hij zijn tent onder de mensen opslaan. Hij wil onder hen wonen, het leven met hen delen om “alle tranen uit hun ogen te wissen” (vergelijk met Ap 21,1-4). Hoe wordt de opdracht In deze droom vindt de Kerk haar roeping en haar zending. van de Kerk vandaag Kerk heeft maar zin, wanneer we trachten voor God een thuis gezien? Zie je gelijkenissen, verschillen met wat de tekst hierover Werkboek voor parochieploegen zegt? 13
Wat zijn de pastorale consequenties van de prioriteit van het zich keren tot God?
te zijn, een plek waar Hij met zijn Liefde onder ons kan komen. En ook: Kerk heeft maar zin, wanneer de tranen in deze wereld ons niet onberoerd laten en wij ze samen met Hem willen wissen. Iedere tijd opnieuw staan we voor deze dubbele opdracht: bekering tot God en bekering tot de wereld. Waarachtig geloof is dienst aan God en dienst aan de mensen. Enkel wanneer we aan beide roepingen gehoor geven, kunnen we een tastbaar teken zijn van Gods omzien naar iedere mens. Op dit dubbelprogramma moeten we ons oriënteren, wanneer we nadenken over en werken aan de toekomst van de parochie. Thuis Bekering tot God, God een thuis bieden is onze eerste roeping. Maar ze is niet vanzelfsprekend. Zeker de moderne mens staat onwennig tegenover het geloof dat er een Ander is die vurig naar ons verlangt. Hij ontwaart zo moeilijk deze Ander. Het is Welke kansen biedt hem nog minder duidelijk wat deze God met zijn dagdagelijkse volwassenencatechese? leven heeft te maken. Vandaag zijn er wel veel tekenen van een Zie je voorbeelden van nieuw spiritueel verlangen bij mensen. Ik ben van mening dat een religieus reveil? we dit religieuze reveil ernstig moeten nemen. Maar een openheid op “iets meer” kan niet zomaar gelijkgeschakeld worden met het Bijbelse geloof in Iemand die ons liefheeft en het leven met ons wil delen. Het is van belang dat we deze onmacht voldoende onder ogen Herken je de onmacht om zien. Ook voor kerkmensen mogen we er niet ongenuanceerd van uitgaan dat God vanzelfsprekend is. Het is reeds een te geloven bij jezelf? Bijbelse ervaring dat geloven nooit helemaal verworven is, dat het een levenslange opdracht is. Waar dit inzicht groeit, wordt het duidelijk dat het investeren in geloofsverdieping, herbronning van volwassenen van prioritair belang is. Het is dan ook goed nieuws dat parochies en dekenaten stilstaan bij de vraag: hoe kunnen we mensen helpen echt thuis te komen in onze Bijbelse en kerkelijke geloofstraditie? Terecht gaat hierbij veel aandacht naar een bijdetijds verstaan Welke kansen biedt van ons geloof. Dit is broodnodig. Waar mensen de kans krijgen volwassenencatechese? om zich een vernieuwd en bevrijdend geloofsperspectief eigen te maken, zijn ze niet zelden oprecht dankbaar. Maar geloofsverdieping is niet alleen een zaak van geloofsverheldering. Geloven heeft te maken met inzicht en overtuiging, maar ook en nog meer met gevoeligheid voor het Godsmysterie, met liturgische feeling, met het ontwikkelen van een gebedsleven, met het zich eigen maken van een evangelische levensstijl, met het thuiskomen in een gemeenschap. En hier knelt het schoentje evenzeer of nog meer. Het is voor de moderne mens een hele uitdaging om op een gelovige manier in het leven te staan. Daarom moeten parochies samen zoeken hoe ze mensen kunnen helpen groeien in een leven in verbondenheid met God. Dat in dit Jaar van het Gebed hier en daar een school voor het gebed van start ging, vind ik dan ook uiterst zinvol.
Werkboek voor parochieploegen 14
Wat beogen wij met onze initiatieven van volwassenencatechese?
Is volwassenencatechese een prioriteit bij ons?
Wat beogen wij met onze initiatieven van volwassenenpastoraal?
Stad op een berg De tweede opdracht van de Kerk luidt: bekering tot de wereld. De Kerk is er niet omwille van zichzelf, maar om het goede nieuws van Gods liefde voor iedere mens aan de hele wereld kenbaar te maken. Ze moet iets doen oplichten van het nieuwe leven waarmee God ons tegemoet komt. Op die manier is ze “zout van de aarde, licht voor de wereld, een stad op een berg” (Mt 5,13-16). Maar is onze blik vandaag wel gericht op de wereld? Gaan onze zorgen niet vooral naar onszelf uit? Zijn we niet in hoofdzaak begaan met onze eigen toekomst, met het voortbestaan van onze parochies zoals we die kennen? Heel veel aandacht en energie gaat naar binnenkerkelijke problemen, vragen en discussies. Op die manier dreigen we te vergeten wat ons echt te doen staat: ons bekeren tot God, opdat we voor de wereld een teken van zijn heil zouden zijn. In hoeverre wordt de Kerk Het kan een hele bevrijding zijn, wanneer parochies zich vandaag begrepen vanuit opnieuw gaan oriënteren op de wereld. Het gaat dan niet haar maat-schappelijke langer om de vraag: Hoe zullen wij deze moeilijke tijden betekenis? doorkomen? Centraal staat dan de vraag: wat kunnen wij betekenen voor de samenleving? Deze perspectiefwissel kan ons gevoelig maken voor de dorst naar zingeving, spiritualiteit en innerlijkheid bij de hedendaagse mens. Zijn we ons vandaag voldoende bewust van dit religieuze verlangen? Proberen we hier aansluiting te Is missionering geen vinden? Moeten we niet opnieuw leren missionair te zijn? Niet achterhaalde strategie dat we ons moeten bezondigen aan misplaatste van inlijving? zieltjeswinnerij. Wel mogen we onze geloofsschaamte van ons afleggen. Met bescheidenheid, maar ook gepaste fierheid mogen we getuigen van de vreugde die we zelf in het evangelie van Jezus Christus vinden. Dat zijn we niet gewoon. We zullen opnieuw moeten leren hoe we ons geloof in deze samenleving kunnen aanbieden, hoe we mensen kunnen laten kennismaken met de rijkdom die we zelf ontvangen hebben. Enkele recente initiatieven kunnen inspireren: een gebedsmoment tijdens de markt in een nabijgelegen kerk, een eenvoudig getijdengebed op de middag in een winkel- of kantorenbuurt, een spiritualiteithuis met open deuren, een tentoonstelling van christelijke kunst met kans tot gesprek, een maatschappelijk debat waarin ook een christelijke stem mag klinken, een eenvoudige cursus “inleiding in het christelijke geloof’, een jongerenkoor waar je al zingend thuiskomt in het geloof. Solidair Een Kerk die niet missionair is, onthoudt de wereld het mooiste dat ze kan schenken: het goede nieuws dat God in de Geest van Jezus Christus onder ons is. Het goede nieuws dat voor God iedere mens van tel is en dat Hij elk van ons onnoemelijk nabij is. Het is onze zending deze boodschap uit te
Werkboek voor parochieploegen 15
In hoeverre zijn we in ons dagelijkse kerkwerk bedacht op de wereld?
Hoe stellen wij ons op tegenover het huidige religieuze verlangen?
Op welke manieren proberen wij ons geloof aan te bieden in deze samenleving?
dragen en zo de wereld te injecteren met geloof, hoop en liefde. Maar dit is maar echt mogelijk, wanneer onze verkondiging hand in hand gaat met een daadwerkelijke interesse en zorg voor de wereld. Wij worden geroepen tot concrete solidariteit met al wie gekwetst of uitgerangeerd is. Op die manier kunnen mensen hier en nu al proeven van het nieuwe leven, van onze uiteindelijke toekomst bij God.
Wat verklaart de marginalisering van de diaconie?
Veel parochies hebben op het vlak van dienstbaarheid een stevige traditie en knowhow opgebouwd: ziekenzorg, buurtwerking, Welzijnszorg en Broederlijk Delen, Welzijnsschakels, enzovoort. Toch staan wij vandaag voor een belangrijke uitdaging: deze zorg opnieuw in het hart van de geloofsgemeenschap brengen. De dienst aan de wereld lijkt uitbesteed te zijn. Ze is in de marge van de Kerk en het parochiegebeuren terechtgekomen. Hoezeer ook enkele organisaties en individuele gelovigen hier het beste van zichzelf geven, de dienstbaarheid lijkt steeds meer een vergeten dimensie van ons gezamenlijke Kerk-zijn.
Herkennen wij de marginalisering van de diaconie bij ons?
Niet dat iedereen lid moet worden van een werkgroep die zich inzet voor mensen. Maar de Kerk wil toch meer zijn dan een anonieme samenkomst op zondag waar individuele gelovigen een moment van inkeer zoeken. De Kerk is toch meer dan een tankstation waar mensen wat gelovige zuurstof komen bijtanken. Het hele parochiegebeuren zou mogen getekend zijn door een heilige onrust omwille van Gods plan. In dit plan staat de arme, de zieke, de uitgestoten mens centraal. Hier wordt duidelijk dat het diaconaat een niet te onderschatten betekenis heeft. Voorwaarde is wel dat we een verraderlijke valkuil vermijden. De daling van het priestertal maakt de verleiding groot diakens voor bijna alles aan te spreken en in te schakelen. Dat is zeer begrijpelijk. Maar hier wordt de eigenheid van het diaconaat verduisterd. De diaken wordt niet gewijd voor het priesterschap, maar voor het dienstbetoon. Hij wil een concrete, tastbare heenwijzing naar de dienende Christus zijn. Wanneer het diaconaat op zo’n manier wordt begrepen en ingevuld, maakt het goede kansen om de héle geloofsgemeenschap te herinneren aan haar zending: in woord én daad getuigen van Gods liefde. Daarom moeten we samen zoeken hoe diakens echt trouw kunnen zijn aan hun specifieke roeping. Waar dit gebeurt, kan het Hoe kan het diaconaat de diaconaat verder uitgroeien tot motor en inspirator van een motor en inspirator van zorgzame Kerk. een zorgzame Kerk zijn?
Werkboek voor parochieploegen 16
Op welke concrete manieren kunnen wij de zorg voor de mensen opnieuw in het hart van de geloofsgemeenschap krijgen?
Wat kan onze diaken(s) helpen hun diaconale zending op te nemen?
Gemeenschap en eucharistie Niemand van ons moet de dubbele opdracht van bekering tot God en bekering tot de wereld alleen waarmaken. God roept daartoe een volk samen. Hij zoekt een gemeenschap die Hem een thuis kan bieden en die voor de wereld een lichtend teken kan zijn. Deze roeping tot verbondenheid ligt niet gemakkelijk. Velen Waaruit bestaat het zien de parochie als een instelling waar anderen, in het verschil tussen Kerk als bijzonder de pastoor, een bepaalde service verlenen. Ook de service-instelling en Kerk samenkomst op zondag wordt zo beleefd. Het is voor velen een als gemeenschap? moment van individuele herbronning om opnieuw een aantal dagen voort te kunnen. In relatie treden hoort er niet noodzakelijk bij. De vraag dringt zich dan ook op: hoe kunnen we vandaag werken aan een wij-gevoel en een concrete samenhorigheid? Het is belangrijk dat we ons hier niet laten leiden door een heimwee naar het dorp van weleer. Zo’n heimwee maakt van de parochie gemakkelijk een besloten kringetje, waarin de nieuwkomer niet kan thuiskomen. Openheid en gastvrijheid zijn toetsstenen voor de waarachtigheid van ons zoeken naar verbondenheid.
Hoe kunnen wij werken aan kerkelijke samenhorigheid?
Omdat voor velen het contact met de parochie zich beperkt tot de zondagse eucharistie, zullen we in het bijzonder deze samenkomst als kans tot ontmoeting moeten benutten. Het kan heel eenvoudig zijn: een begroeting aan het portaal door de pastoor en enkele medewerkers, een drankje achteraan in de kerk of heel dichtbij, een parochiaal ontbijt of middagmaal, gezamenlijke lectuur en overweging van de lezingen even voor de eucharistie. Maar voor alles zal de eucharistie zélf onze samenhorigheid moeten belichamen. De eucharistie zou de plaats bij uitstek moeten zijn, waar Kerk wordt gesticht. We worden er vanuit de verstrooiing samengeroepen en op een unieke manier binnengeleid in het verbond met God én in de nieuwe verbondenheid met mekaar. Maar dat gaat niet vanzelf. Een viering waar de tien eerste rijen onbezet blijven, mensen op een veilige afstand van mekaar zitten, de zang voor de organist voorbehouden blijft, het gezamenlijk gebed nauwelijks hoorbaar is, de vredeswens niet echt gedeeld wordt, maakt weinig kans om mensen een deugddoende kerkervaring te bezorgen. Het gaat om eenvoudige zaken, maar ze zijn essentieel. Waarom is de zorg voor de Het kan niet genoeg onderstreept worden: de zorg voor de eucharistie op zondag zo kwaliteit van onze zondagse eucharistieviering is voor de belangrijk? toekomst van de Kerk uiterst belangrijk. In deze
samenkomsten moeten mensen kunnen ervaren waar het God echt om te doen is. Tot de geïnteresseerde zinzoeker moeten we kunnen zeggen: Kom en zie (vergelijk met Joh 1,39).
Werkboek voor parochieploegen 17
Zijn alle parochies in ons dekenaat in staat de eucharistie te vieren als een verzorgd en deugddoend kerkgebeuren
Netwerk Uit al het voorgaande wordt duidelijk dat onze parochies voor een aantal belangrijke uitdagingen staan. Daarom is er nood aan inzicht en aan moed om nieuwe wegen te durven gaan. Daarbij zullen parochies meer dan vroeger de handen in mekaar moeten slaan. Geen enkele van de 427-parochies in ons bisdom kan de opdracht waarvoor we staan, alleen aan. Met zelfoverschatting en parochiaal chauvinisme wordt de toekomst niet gediend. Het is van groot belang dat we vandaag werken aan een geest van kerkelijke broederlijkheid. Eigenlijk is hier niets bijzonders aan. De Kerk wil een teken zijn van de eenheid en Wat verklaart de verbondenheid die God over allerlei grenzen en verschillen weerstanden tegen heen wil bewerken. We mogen een enge dorpsgeest laten samenwerking? varen en werken vanuit een fundamentele openheid voor mekaar. Daar is het wezenlijk om te doen in het dekenaat, de samenwerkingsvorm waar ons bisdom voor kiest. Waar een gelovige verbondenheid groeit, zijn parochies mekaar tot steun en worden hoopgevende initiatieven mogelijk. Waar parochies elkaar als bondgenoten ontdekken, lijken we veel meer gewapend om onze kerkelijke zending in deze wereld op te nemen. Waar deze netwerking uiteindelijk zal toe leiden, is op vandaag niet volledig klaar. Zullen we de weg op gaan van verschillende Franse bisdommen, die recent het aantal parochies sterk hebben gereduceerd? Deze vraag zal wellicht vroeg of laat aan de orde zijn. Maar misschien moet dit niet onze eerste zorg zijn. De toekomst van de Kerk is fundamenteel niet afhankelijk van structurele ingrepen. Bij de heraanleg van het Waarom is er nood aan parochielandschap gaat het om veel meer dan om het meer dan een hertekenen hertekenen van een landkaart. Moet onze eerste vraag niet van de landkaart? zijn: wat is wezenlijk om vandaag echt Kerk te kunnen zijn en welke kerkplekken hebben we hiervoor nodig? Hier wordt duidelijk dat een aantal parochies geleidelijk aan een centrumfunctie zullen gaan vervullen. Ze zullen zich moeten oefenen in gastvrijheid. Ook in de eucharistie op zondag, want enkel in een vitale gemeenschap is de zondagse samenkomst zinvol. Ook niet-parochiale kerkplekken kunnen belangrijke knooppunten in het netwerk zijn. We denken onder meer aan een pastorale werking in een school of instelling, een bedevaartsoord, een spiritualiteithuis, een bezinningscentrum, een diaconaal project, een groepje gelovige jongeren... Het is van belang dat we oog hebben voor dergelijke vitale kernen van geloof en ze voldoende ondersteunen waar kan. Deze concentratie betekent wel niet dat minder vitale parochies zo snel als mogelijk opgeheven moeten worden. Verbonden met de andere kerkplekken blijven ze als bescheiden kerkelijke ankerplaatsen zinvol. We denken aan gezamenlijk gebed in de week, een vorm van buurtwerking, een contactadres, uitvaarten en huwelijken ter plaatse.
Werkboek voor parochieploegen 18
In hoeverre is er in ons dekenaat een geest van broederlijkheid?
Hoe kunnen wij verder werken aan gelovige verbondenheid over de parochiegrenzen?
Welke kerkplekken in ons dekenaat kunnen best uitgroeien tot vitale knooppunten?
Verwachten Bij een dergelijke bezinning op de toekomst van de parochie voelen velen van ons zich ongetwijfeld onwennig. We moeten glimlachen bij de gedachte dat we voor een nieuwe toekomst staan. Toch zijn christenen mensen van de hoop. Ze weten zich telkens opnieuw opgeroepen om uit te kijken en te verwachten. Natuurlijk is dit geen sinecure. “In verwachting zijn” gaat gepaard met ongemak en pijn. Maar het hoopvolle uitkijken naar de toekomst, helpt om de zwangerschap te doorstaan en het nieuwe kwetsbare leven als een godsgeschenk te koesteren. Antoon Arens Kerk&Leven 1 februari 2006, 10-11
Werkboek voor parochieploegen 19
EEN STAD OP EEN BERG
Enkele uitdagingen voor de parochie
1.
Omdat geloven niet langer een automatisme is, moeten we investeren in een aantal vitale kernen van geloof met uitstraling en aantrekking, veeleer dan heel het kerkelijke landschap zoveel mogelijk overeind te houden.
In hoeverre ben ik het eens met deze stelling? 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
8
9
10
In hoeverre leeft deze zorg in onze parochie/onze federatie? 0
1
2
3
4
5
6
7
Welke concrete stappen kunnen we zetten in de richting van deze optie?
2
Wij moeten ons opnieuw bewust worden van onze zending om het evangelie te verkondigen en samen zoeken hoe we hart en verstand van mensen kunnen aanspreken.
In hoeverre ben ik het eens met deze stelling? 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
8
9
10
In hoeverre leeft deze zorg in onze parochie/onze federatie? 0
1
2
3
4
5
6
7
Welke concrete stappen kunnen we zetten in de richting van deze optie?
Werkboek voor parochieploegen 20
3.
Ook al heeft de Kerk een stevige diaconale traditie uitgebouwd, we moeten zoeken hoe de diaconie meer in het hart van het parochiegebeuren kan staan.
In hoeverre ben ik het eens met deze stelling? 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
8
9
10
In hoeverre leeft deze zorg in onze parochie/onze federatie? 0
1
2
3
4
5
6
7
Welke concrete stappen kunnen we zetten in de richting van deze optie?
Antoon Arens 13 juni 2007
Werkboek voor parochieploegen 21
D – OVERLEG OVER DE SITUATIE VAN ONZE PAROCHIE Selectie uit de pastorale brief van hulpbisschop Jozef De Kesel
De tekst die hierna volgt werd ontleend aan DE KESEL J. mgr., Parochie en pastorale eenheid. Pastorale brief over de toekomst van de parochies en de aanwezigheid van de kerk in Brussel. Vicariaat Brussel 2005. Pastorale realiteitszin brengt ons ertoe deze tekst hier op te nemen ten behoeve van die parochieploegen die voor de uitdaging komen te staan om, rekening houdend met de mogelijkheden en beperkingen van hun parochiegemeenschap, een herziening te overwegen van de pastorale zorg die zij ter plaatse nog kunnen ondersteunen. Wat in het vicariaat Brussel een pastorale eenheid is, kan gelijkgesteld worden met de parochiefederatie in het Vicariaat Vlaams-Brabant en Mechelen. Hulpbisschop Jozef De Kesel van het Vicariaat Brussel stelt hier o.m. dat “Om van de parochiegemeenschap te kunnen spreken moeten een aantal voorwaarden vervuld zijn. We denken hier vooral aan een vijftal voorwaarden.” Een overleg rond deze voorwaarden kan allicht de gewenste klaarheid helpen bereiken. Het is beter weinig goed te doen dan veel te willen doen en het maar half en half te realiseren.
Werkboek voor parochieploegen 22
TEN DIENSTE VAN DE PLAATSELIJKE GEMEENSCHAP
(…) Wanneer we een pleidooi houden voor samenwerking, dan veronderstelt dat juist verscheidene partners en dus verscheidene gemeenschappen. Parochies of gemeenschappen die het moeilijk hebben, die stilaan armer worden aan mensen en mogelijkheden, zullen juist in de samenwerking steun en bemoediging ontvangen. Voor gemeenschappen die rijker zijn aan mogelijkheden is de samenwerking een concrete vorm van solidariteit waartoe het evangelie zelf ons oproept. Ze zullen er niet minder door worden, maar hun geloof en inzet er juist door versterken en verdiepen. Het is natuurlijk duidelijk dat de vorming van pastorale eenheden onvermijdelijk een herdefiniëring van de zending en de taken van de parochiegemeenschappen teweegbrengt. Gaandeweg zullen ze binnen de pastorale eenheid hun rol en plaats moeten vinden rekening houdend met ieders charisma, mogelijkheden en grenzen. Dat betekent echter niet dat alle bestaande parochiegemeenschappen tegen elke prijs moeten behouden worden. Dat gaat niet alleen onze menselijke mogelijkheden te boven, maar het beantwoordt ook niet meer aan de reële positie van de Kerk in onze samenleving. Om van de parochiegemeenschap te kunnen spreken moeten een aantal voorwaarden vervuld zijn. We denken hier vooral aan een vijftal voorwaarden. Allereerst moeten de verkondiging van Gods Woord en de catechese gegarandeerd zijn. Vervolgens moet binnen de gemeenschap de publieke liturgie van de Kerk kunnen gevierd worden en dat vraagt méér dan alleen een voorganger en een kerkgebouw. Ten derde is een parochiegemeenschap niet alleen een catechetische en liturgische gemeenschap. Dienst aan de armen en concrete solidariteit behoren wezenlijk tot de navolging van Jezus. Ook op dit terrein zullen de nodige initiatieven moeten genomen worden. Ten vierde dragen binnen die gemeenschap mensen zorg voor het beheer van de tijdelijke goederen en de financies. Het gaat hier om meer dan om een louter administratieve aangelegenheid. We weten hoezeer het evangelie de juiste omgang met het bezit benadrukt. Ten slotte is er binnen zo’n parochiegemeenschap ook een ploeg die het geheel van de pastorale zorg en van het leven van de gemeenschap behartigt. Voor een kleine en informele groep christenen gelden die voorwaarden natuurlijk niet. Voor een parochiegemeenschap zijn ze onontbeerlijk. Als een parochiegemeenschap nu al echt niet meer over die noodzakelijke middelen beschikt om haar zending te vervullen, ook niet binnen een breder samenwerkingsverband zoals een pastorale eenheid, dan
Werkboek voor parochieploegen 23
moeten we dat in alle eenvoud durven erkennen en de nodige conclusies trekken. Het gaat ons vandaag niet meer om de vraag of we nog in staat zijn het hele territorium te bestrijken. Wat we vandaag en met het oog op de toekomst vooral nodig hebben zijn voldoende levende parochiegemeenschappen. Gemeenschappen die aandacht hebben voor het woord van de Schrift en zich laten doordringen van het evangelie, gemeenschappen die samenkomen voor gebed en liturgie en op zondag voor de eucharistie, gemeenschappen die concrete wegen zoeken van fraterniteit en solidariteit, gemeenschappen die omwille van dit alles ook naar buiten toe iets uitstralen. De vorming van dergelijke gemeenschappen moet onze primaire zorg zijn. We denken hier uiteraard aan de parochiegemeenschappen en aan de gemeenschappen van buitenlandse herkomst. Maar ook aan andere gemeenschappen die in onze stad her en der ontstaan als kernen van evangelische vitaliteit en vernieuwd kerkelijk leven. Hoe we de eenheid en de samenwerking van die veelheid van gemeenschappen kunnen garanderen en ze binnen een pastorale eenheid ook structureel verankeren, is nog niet op alle punten duidelijk. Maar het is deze weg die we willen bewandelen. Het is niet goed als gemeenschappen zich in zichzelf opsluiten en geen openheid meer hebben op elkaar en op de grotere kerkgemeenschap in onze stad. Daarom zal de pastorale eenheid meer en meer de plaats zijn waar parochiegemeenschappen én andere gemeenschappen elkaar ontmoeten er samen zoeken naar concrete wegen van eenheid en solidariteit.
Uit: DE KESEL J. mgr., Parochie en pastorale eenheid. Pastorale brief over de toekomst van de parochies en de aanwezigheid van de kerk in Brussel. Vicariaat Brussel 2005.
Werkboek voor parochieploegen 24
E – KANTTEKENINGEN BIJ DE HERZIENE STATUTEN VOOR PAROCHIEPLOEGEN OPRICHTING (STAT. NR. 7-10)
De parochieploegen die tot nu toe door de bisschop erkend waren, blijven erkend. Hier gaat het over de oprichting van parochieploegen die nog niet erkend zijn. Het is een lange weg om te groeien van een kerk waarin mensen bediend worden, naar een kerk waar samen geluisterd wordt naar Gods woord en gezocht wordt hoe de daarmee verbonden zending vandaag gestalte kan krijgen. Het opstarten van een parochieploeg getuigt van een groeiend besef van medeverantwoordelijkheid. Het is een kans om de parochianen te laten ervaren dat slechts in het samenspel van vele gaven en diensten echte geloofsgemeenschap opgebouwd wordt. Een ploeg is dus niet zomaar een structuur om het geheel draaiende te houden. We beogen een mentaliteitsverandering binnen de gehele gemeenschap. Het ontstaan van een ploeg moet dus goed voorbereid worden. Dit vraagt informatie en sensibilisering van de hele parochiegemeenschap, zodat zij gericht mensen kan aanduiden die voor deze verantwoordelijkheid in aanmerking komen. Deze sensibilisering gebeurt het best niet alleen tijdens de vieringen, maar ook via andere kanalen (media, vormingsavonden...). Al de mensen die door anderen als mogelijke kandidaten aangeduid worden, worden uitgenodigd deel te nemen aan een vormingsproces waarin de taak en de werking van een ploeg worden verduidelijkt. Mensen die ‘geroepen’ worden als ploeglid, moeten de kans krijgen om in deze taak te groeien. Waar dit mogelijk is, zal een inwerkperiode van één jaar voorzien worden. De inwerkperiode wordt afgesloten door een evaluatiemoment met de leiding van de parochiefederatie. Hierbij wordt door alle betrokkenen nagegaan of de doelstellingen van de inwerkperiode voldoende werden ingelost. Bij deze gelegenheid bevestigen de ploegleden dat ze dit engagement op zich willen nemen. Daarna wordt de parochieploeg door de leiding van de parochiefederatie aan de bisschop ter erkenning voorgedragen. De bisschop zendt de ploeg ‘in haar geheel’, maar de leden worden bij name genoemd. Het bij name noemen heeft tot doel de gemeenschap duidelijk te maken aan wie de verantwoordelijkheid is toevertrouwd. Als er voor de eerste keer een ploeg wordt erkend in een parochie, treedt de deken als vertegenwoordiger van de bisschop op. Het voorlezen van de erkenningsbrief in alle vieringen van het weekend heeft tot doel de parochiegemeenschap op de hoogte te brengen dat de bisschop de ploeg bekrachtigt in haar opdracht. Dit gebeurt tijdens een viering om te beklemtonen dat elke verantwoordelijkheid binnen de gemeenschap een dienstwerk aan God en aan de mensen is. Daarom wordt de parochiegemeenschap uitgenodigd om samen voor deze mensen te bidden. Tevens dient het accent gelegd te worden op de bevestiging van alle grote en kleine
Werkboek voor parochieploegen 25
verantwoordelijkheden die door mensen in een parochie worden opgenomen. De aandacht wordt dus niet beperkt tot de leden van de ploeg. De ervaring leert dat het goed is dat in de parochiegemeenschap iemand als het gezicht van de parochie is (Zie punt A, de tekst over De Parochiale Contactpersoon). De ervaring leert evenzeer dat het niet goed is dat zo’n contactpersoon als een solist zou optreden. De contactpersoon hoort thuis hetzij in de parochieploeg hetzij in de federatieploeg.
LEDEN (STAT. NR.11-18)
Om goed te kunnen werken werd het aantal ploegleden vastgesteld op minimum 3 mensen. Met minder dan drie leden wordt de inbreng van de parochie niet voldoende gewaarborgd.
Het onderscheid tussen gekozen leden en leden van rechtswege is belangrijk en houdt rekening met de realiteit van de parochies.
Het inbouwen van verscheidenheid in de ploeg houdt een garantie in dat de verscheidenheid die ook in de parochie zelf leeft, echt aan bod kan komen. Met een gezonde verscheidenheid wordt bedoeld dat men een grote waaier van gedachten en visies inbouwt, maar extremen vermijdt. Verscheidenheid heeft immers grenzen. Wanneer ze te groot is, wordt de samenwerking onmogelijk. Wanneer ze te klein is, vervalt men in een clubje gelijkgezinden. Het is wenselijk dat er minstens 2 mannen en minstens 2 vrouwen lid zijn van de ploeg, waarvan zo mogelijk iemand onder de dertig. De ploeg wordt niet samengesteld op basis van afvaardiging uit de verschillende bewegingen of werkgroepen. Dit betekent dat alle leden zich bij elk onderwerp betrokken weten en hierover mee nadenken en beslissen. Het engagement als christen in de politiek is een waardevolle zaak. Tot deze verantwoordelijkheid zouden wij als gelovige gemeenschap zelfs meer mensen moeten oproepen. Om echter alle partijbelangen uit de ploeg te weren, zien wij het politiek mandaat en het lidmaatschap van een ploeg niet te combineren. Beide vragen trouwens een te grote inzet om goed verenigbaar te zijn. Omwille van de verscheidenheid die een parochieploeg moet kenmerken, is het niet goed dat leden van eenzelfde gezin of familie deel uitmaken van een ploeg. Bloed- en aanverwantschap in de eerste en tweede graad gelden als beletsel. Zo worden wat de bloedverwantschap betreft bijvoorbeeld uitgesloten: ouders - kinderen, grootouders - kleinkinderen en broers - zussen. Aanverwantschap ontstaat bij een geldig huwelijk. Zo is er aanverwantschap tussen de man en de bloedverwanten van de vrouw, en tussen de vrouw en de bloedverwanten van haar man. Mogelijke beletsels zijn dus: man - vrouw, schoonvader/moeder - schoondochter/zoon, stief vader / moeder- stiefzoon/dochter.
Werkboek voor parochieploegen 26
Na haar zending werkt de ploeg zes jaar. Dan wordt de helft van de leden vervangen. Om van een echte vernieuwing te kunnen spreken, gaat het hier om minstens 2 leden. (Deze zijn dus niet onmiddellijk herkiesbaar, wel na een termijn van zes jaar) . De andere leden kunnen bij de eerste vervanging nog zes jaar aanblijven. Bij de eerste vervanging komen, indien er geen mensen op vrijwillige basis ontslag nemen, de oudsten in leeftijd het eerst aan bod. Bij de latere vervangingen zal de duur van het mandaat hierbij bepalend zijn (zes jaar + één mogelijke verlenging van zes jaar). De volgende vernieuwingen gebeuren om de zes jaar. Nadat iemand zes jaar geen ploeglid is geweest, kan hij opnieuw gekozen worden. Indien iemand voor het einde van zijn mandaat de ploeg verlaat, zal de ploeg na onderling overleg, rekening houdend met wat er in de parochiegemeenschap leeft, iemand aanduiden om het mandaat van het uitgetreden lid te voltooien. Onder werkingskosten wordt verstaan: de uitgaven gedaan in hoofde van de uitoefening van de taak als lid van de ploeg. Bijvoorbeeld : secretariaatskosten, vorming, abonnement op Pastoralia. Het bewijs van de geleverde kosten dient binnengebracht te worden op de ploegvergadering.
WERKING (STAT. NR. 19-21)
Het ritme van samenkomen moet elke ploeg zelf bepalen. De ervaring leert dat, wil men het leven van de parochiegemeenschap kunnen opvolgen en er passend op reageren, één vergadering per maand een minimum is. Beter kort en gericht vergaderen om de 14 dagen, dan om de maand met een overvolle agenda te zitten waardoor de vergadering te laat uitloopt. Bovendien brengt een te laag vergaderritme de samen-gedragen verantwoordelijkheid in het gedrang en houdt het de bekoring in dat beslissingen buiten de ploeg genomen worden.
Besluitvorming door consensus gebeurt in drie stappen: informatie, overleg en beslissing. I. Het geven van informatie in de ploegvergadering is een noodzakelijke stap om het voor iedereen mogelijk te maken deel te nemen aan het overleg. II. Overleg betekent dat ieder de kans krijgt zijn/haar argumenten naar voor te brengen en dat er geluisterd wordt naar de zienswijze van de anderen. III. De beslissingen nemen is geen zaak van ‘de helft van de leden + één’. Aangezien het over het leven van de parochie gaat, is het belangrijk dat men blijft overleggen tot een beslissing duidelijk wordt. Indien iemand echt niet achter een besluit kan staan, is dat meestal een signaal dat het voor een aantal mensen in de parochie ook moeilijk zal zijn om de genomen beslissing te aanvaarden. Het gesprek moet hier verder gezet worden. IV. Consensus wil niet zeggen dat ieder dezelfde mening heeft, wel dat men ondanks een verschil van mening, achter de genomen beslissing kan staan en ze ook mee zal uitvoeren.
Werkboek voor parochieploegen 27
Omwille van de hoogdringendheid van sommige beslissingen is besluitvorming op deze manier niet altijd mogelijk. Zo iemand van de ploeg alleen een beslissing moet nemen, legt hij/zij hierover verantwoording af aan de ploeg. Dit mag echter geen regel of gewoonte worden. Discretie is een belangrijke kwaliteit voor mensen die verantwoordelijkheid dragen. Of het nu gaat om een vertrouwelijke mededeling aan één van de leden gedaan, dan wel om een gesprek binnen de ploeg zelf: voor beide geldt dat men erg discreet en zorgzaam met deze gegevens omgaat. Vooral naar de huisgenoten van de ploegleden zal discretie niet altijd eenvoudig zijn. Discretie mag echter niet verward worden met geheimzinnigheid.
RELATIES BINNEN DE PAROCHIE (STAT. NR. 22-27)
Soms kan het overleg van ploeg en gemeenschap de vorm aannemen van een overlegorgaan. Dat kan zijn: -
een parochieraad d.w.z. een groep met vaste leden.
-
een open formule, waar naast de vaste leden ook geïnteresseerden van de parochie kunnen naar toe komen, we spreken dan van een parochieberaad.
-
andere vormen van systematisch overleg: bijv. met de eindverantwoordelijken van de bewegingen en werkgroepen.
Wanneer er vragen komen over de relatie tussen de ploeg en het parochiaal overlegorgaan, dan gaan deze meestal niet over de principiële taakverdeling: het overlegorgaan geeft advies, de ploeg stuurt. Meestal ontstaan knelpunten uit gebrek aan informatie, uit onduidelijkheid bij het tot stand komen van beslissingen, of uit wrijvingen van relationele aard.
Om een klimaat van vertrouwen te scheppen, is het belangrijk dat de ploeg haar communicatie met het overlegorgaan goed verzorgt en zo open mogelijk verslag geeft van haar werking en de genomen beslissingen.
De communicatie met de gemeenschap verzorgen kan natuurlijk niet beperkt worden tot de overlegmomenten alleen. Eenmaal per jaar overleg organiseren met de bredere parochiegemeenschap, is een minimum om een goede werking van de ploeg te kunnen waarborgen.
Werkboek voor parochieploegen 28
Werkgroepen (bijv. liturgische werkgroep, werkgroep Broederlijk Delen, Welzijnszorg, ...) kunnen ontstaan op initiatief van enkele mensen in de parochie of gestimuleerd worden vanuit de ploeg. Men moet zorgvuldig nagaan of zij niet best onder de verantwoordelijkheid van de federatieploeg vallen. Hoe dan ook: de ploeg bepaalt niet heel het doen en laten van de werkgroepen. Wel ziet zij erop toe dat deze werkgroepen zich inschakelen in het beleid dat de federatieploeg uitgewerkt heeft in samenspraak met de parochieploegen (zie: nieuw decreet 2006 op de parochiefederaties 2.3.). Bewegingen, verenigingen en instellingen hebben hun eigen autonomie, al bewegen ze zich soms ook op het parochiale terrein. Het zal er dus op aankomen te streven naar een goede dialoog tussen al deze verschillende groepen, zodat er bij deze groepen een gevoeligheid kan groeien voor de parochiegemeenschap maar vooral voor de parochiefederatie. Dit vraagt noodzakelijk om verdieping van het eigen gelovig zijn door bezinning en vorming en door het beleven van de zorg voor medemensen in de lijn van het evangelie Het beheer van het Tijdelijke veronderstelt een fundamentele ingesteldheid van diegenen die zich voor het Tijdelijke in de pastoraal engageren. Drie grondgedachten worden naar voor geschoven: •
Het tijdelijke staat in dienst van de pastoraal.
•
Het tijdelijke is geen eenmanszaak, maar een zorg van de gemeenschap.
•
Het tijdelijke houdt rekening met een dubbele rechtsorde: het kerkelijk recht en het burgerlijk recht.
Deze grondgedachten willen aangeven dat het in het beheer van het Tijdelijke erom gaat de pastoraal in parochie, parochiefederatie en dekenaat financieel mogelijk te maken. Het waarmaken van deze optie vraagt van alle betrokkenen goodwill en bereidheid tot loyale samenwerking.
Het is aan te bevelen dat: a
de parochie zorgt dat zij over een goed functionerend Parochiaal comité voor het Tijdelijke beschikt. Dit parochiaal comité wordt gevormd door de verantwoordelijken die zich voornamelijk bezighouden met het financieel en materieel aspect in de onderscheiden structuren van de parochie. Een pastoraal beleid van het Tijdelijke veronderstelt op parochiaal niveau twee dingen: dat men kan terugvallen op een financieel beheer en dat men in alle openheid kan communiceren over de financiële mogelijkheden en grenzen;
b
de parochieploeg jaarlijks een pastorale planning maakt en hiervoor een kostenraming opstelt. De financiële haalbaarheid van deze pastorale planning dient besproken te worden met ‘het parochiaal comité voor het Tijdelijke’. Zij zoeken samen naar middelen om de pastorale prioriteiten mogelijk te maken;
c
de parochieploeg één van haar leden belast met de opdracht de verbindingspersoon te zijn ten aanzien van ‘het parochiaal comité voor het Tijdelijke’. Het is ook denkbaar dat de ploeg iemand uit dit comité als lid opneemt zodat de goede verstandhouding en de vlotte samenwerking verzekerd worden.
Werkboek voor parochieploegen 29
RELATIES BINNEN PAROCHIEFEDERATIE EN VICARIAAT (STAT. NR. 28-35)
Om goed federaal te kunnen werken is er een federaal beleidsorgaan voorzien (nieuw decreet 2006 op de parochiefederaties 1.1.). Bij het tot stand komen van een nauwere samenwerking tussen parochies speelt de zending van de parochiefederatie een belangrijke rol. Hiervoor is een regelmatig contact onontbeerlijk. Sommige pastorale velden overschrijden de parochiefederatie en moeten op dekenaal vlak aangevat worden (zie: nieuw decreet 2006 op de parochiefederaties, 1.4.1).
Conflicten tracht men op te lossen op het niveau waar ze ontstaan zijn. Daar ziet men immers de vele factoren die medebepalend zijn voor de verschillende stellingnamen. Soms geraakt men er echter met de betrokkenen alleen niet uit. Het kan nodig zijn een beroep te doen op iemand die wat meer afstand heeft van het gebeuren, iemand die de zaken wat objectiever kan inschatten. Te vlug richt men zich tot de hoogste instantie, daar waar de tussenschakels nog niet ten volle benut werden.
De verankering van de parochieploeg in het vicariaat loopt langs de parochiefederatie. De parochiefederatie is dus geen geïsoleerde eenheid. Heel wat afspraken worden op een nog bredere schaal genomen en vragen ook van de parochiegemeenschappen een gerichtheid op het grotere geheel van het vicariaat.
Vanuit het vicariaal beleid gezien, is het belangrijk te kunnen rekenen op een houding van positieve en loyale medewerking vanwege de leden van de federatieploegen en parochieploegen. Vanuit deze ploegen gezien, vraagt het zich inschakelen in een groter geheel dat men op de hoogte is van de initiatieven en van de beslissingen die daar genomen worden.
Twee elementen zijn hierbij belangrijk:
a
dat de vicariale beleidsploeg en de diocesane en vicariale diensten aan de ploegen de nodige informatie geven. Hiertoe duidt zowel de federatieploeg als elke parochieploeg (voor zover mogelijk) één van haar leden aan als contactpersoon, aan wie alle correspondentie voor de betreffende ploeg rechtstreeks gestuurd wordt. De beleidsploeg zal de ploegen informeren bij beslissingen die resp. de parochiefederatie en/of de parochieploeg aanbelangen.
b
dat elke ploeg de vormingsinitiatieven volgt die haar kan helpen de verantwoordelijkheid op te nemen voor de gemeenschap die haar is toevertrouwd. Erkennen van elkaars bevoegdheid en het zoeken naar een echte samenwerking tussen de twee beleidsniveaus – parochiefederatie en vicariaat - is een leerweg. De vicariale stafdienst kan hier een echte brugfunctie hebben.
Werkboek voor parochieploegen 30
ONTSLAGREGELINGEN (STAT. NR. 36-38)
Aangezien het de diocesane bisschop is die de parochieploeg zendt, moet zij, wanneer daarvoor redenen bestaan, aan hem haar zending teruggeven. Dit gebeurt concreet doordat de parochieploeg contact opnemen met de deken die bij de bisschop de zaak aankaart. Aangezien het de diocesane bisschop is die de parochieploeg zendt, kan hij, om een grondige reden, het initiatief nemen om een parochieploeg uit haar zending te ontheffen.
SLOTBEPALINGEN (STAT. NR. 39-41)
Het is goed mogelijk dat een parochieploeg bij de aanvang of gedurende haar werking ziet dat ze aan bepaalde artikelen van het Nieuwe Statuut niet kan beantwoorden. Afwijkingen op één of meerdere artikels kunnen worden besproken met de federatieploeg en met de deken. Indien nodig wordt de vicariale beleidsploeg in kennis gesteld.
Werkboek voor parochieploegen 31
F - GESELECTEERDE BIBLIOGRAFIE In de reacties van de parochiefederaties en parochies op de ontwerptekst van deze Pastorale Stapstenen kwam ook de vraag naar litteratuur aan bod. Wat hier volgt is de bibliografie die over parochie en aanverwante onderwerpen werden en worden geraadpleegd door wie in het vicariale huis van Vlaams-Brabant en Mechelen rond deze thematieken studiewerk verricht. Deze bibliografie bestaat uit twee grote afdelingen. Enerzijds Nederlandstalige werken en anderzijds anderstalige werken en Nederlandstalige werken die meer specialistisch van aard zijn. Deze worden gegroepeerd onder de titel Andere werken. Het eerste deel wordt onderverdeeld in verschillende thema’s. De tweede lijst wordt alfabetisch gegeven. De meeste van deze werken kunnen geraadpleegd worden in de bibliotheek van het Diocesaan Seminarie te Mechelen.
NEDERLANDSTALIGE WERKEN
Parochie ARENS A., Een stad op een berg. Over de toekomst van de parochie. In Collationes 36 (2006) 263-289. BASTIAENS J. & VAN LANGENDONCK G. (red.), Over de parochie, een grensgeval. Verslagboek van een symposium over de toekomstige organisatie van parochies en de achterliggende kerkvisie. Drongen 2005. Antwerpen 2006. BORRAS A., Waarom parochie? Oorsprong en zending van de parochiale gemeenschappen. In: Collationes 27 (1997) 367-378. BORRAS A., Hedendaagse evoluties, parochiale liturgie en huidige kerkopbouw. In: Tijdschrift voor Liturgie 89 (2005) 36-55. BORRAS A., De heraanleg van het parochielandschap. In: Collationes 30 (2000) 391-413. BORRAS A., Interparochiële samenwerking en de katholiciteit van het Evangelie ter plekke. In: Praktische Theologie 32 (2005) 362-376. DE FLEURQUIN L., Flexibiliteit van het canonieke recht in de organisaties van de territoriale parochie. In: BASTIAENS J. & VAN LANGENDONCK G. (red.), Over de parochie, een grensgeval. Verslagboek van een symposium over de toekomstige organisatie van parochies en de achterliggende kerkvisie. Drongen 2005. Antwerpen 2006, 51-63. DE KESEL., Kerk en parochie: waarom en waarvoor? In: Collationes 31(2001) 383-395. DE KESEL J; MGR; Parochie en pastorale eenheid. Pastorale brief over de toekomst van de parochies en de aanwezigheid van de kerk in Brussel. Vicariaat Brussel 2005. DE PAUW M., Werkschrift over en voor de parochie. Mechelen 1998.
Werkboek voor parochieploegen 32
DE PAUW M., Pastorale zorg en de toekomst van de parochie. In: Pastoralia 2003, nr. 5, 11-13; nr. 6, 11-13; nr. 7, 8-10; nr. 8, 18-20. HENDRIKS J., Gemeente als herberg. De kerk van 2000. Een concrete utopie. Kampen 2000. HENDRIKS J., Een vitale en aantrekkelijke gemeente. Model en methode van gemeenteopbouw. Kampen 1990. HORNIKX R., SPIRITUALITEIT ALS MOTOR TOT VERNIEUWING. EEN MODEL VOOR PAROCHIE EN GEMEENTE. Kampen, 2002. HORNIKX R., Geloven in gemeenschap. Parochieopbouw voorbij de sprakeloosheid. Heeswijk 2003. HORNIKX R., Werken aan gemeenschap. Modellen, methoden en technieken voor pastoraal opbouwwerk in parochies en gemeenten. Kampen 2004. STEINKAMP H., Een zweem van hoop. Solidaire en bindende parochiepraktijk. In: FUCHS O., GREINACHER N. e.a., Het nieuwe groeit. Radicale veranderingen in de kerk. Averbode-Baarn 1996. VAN DER VLOET J. (red.), De toekomst van de parochie. Hand -en werkboek. Wommelgem 1988. VAN LANGENDONCK G., Parochie in Vlaanderen en Brussel: een overzicht. In: BASTIAENS J. & VAN LANGENDONCK G. (red.), Over de parochie, een grensgeval. Verslagboek van een symposium over de toekomstige organisatie van parochies en de achterliggende kerkvisie. Drongen 2005. Antwerpen 2006, 19-29. VAN PUYENBROECK P., De landelijke parochie tussen verleden en toekomst. Dorpen zonder parochie. In: Verslagboek van het colloquium ter gelegenheid van 25 jaar Landelijke Gilden. 1997. VAN SOOM W., Groepen christenen her en der. Onze parochies en hun onzekere toekomst. In: HAERS J., MERRIGAN T.; DE MEY P. (red.), Het volk van God en gemeenschap van de gelovigen”. Pleidooien voor een zorgzame kerkopbouw. Feestbundel aangeboden aan Professor R. Michiels bij zijn emeritaat. Averbode 1999, 814-828. VICARIAAT VLAAMS-BRABANT EN MECHELEN, Statuut voor parochieploegen. Mechelen 1993. VICARIAAT VLAAMS-BRABANT EN MECHELEN, Parochie voor vandaag en morgen... een kwestie van perspectiefwissel. Mechelen 1998. VICARIAAT VLAAMS-BRABANT EN MECHELEN, Nieuw decreet over de parochiefederaties. Parochiefederaties en parochies in het vicariaat Vlaams-Brabant en Mechelen. 2006. VICARIAAT VLAAMS-BRABANT EN MECHELEN, Opdracht en werking van de parochieploeg vandaag. Herziene Statuten. Mechelen 2007. WARNINK H., De parochie. Een canoniekrechtelijke oriëntatie. In: MEIJERS A.P.H. (ed.), De parochie van de toekomst. (Scripta canonica 2). Leven 1998. ZULEHNER P., Waarom toch brengt de Heer ons naar dit land? In: BASTIAENS J. & VAN LANGENDONCK G. (red.), Over de parochie, een grensgeval. Verslagboek van een symposium over de toekomstige organisatie van parochies en de achterliggende kerkvisie. Drongen 2005. Antwerpen 2006, 67-75.
Werkboek voor parochieploegen 33
Kerk BOEVE L.(red.), De kerk in Vlaanderen. Avond of dageraad. Leuven 1999 BOEVE L., Onderbroken traditie. Heeft het christelijk verhaal nog toekomst. Kapellen 1999. DE HAES P., De Kerk als dienst aan de wereld. Kasterlee 1968. DE JONG J., Handboek der kerkgeschiedenis. Hilversum 1974. DE KESEL J., Omwille van zijn naam. Een tegendraads pleidooi voor de kerk. Tielt 1993. DEKKER G., Zodat de wereld verandert. Over de toekomst van de kerk. Baarn 2000. DE ROEST H., En de wind steekt op! Kleine ecclesiologie van de hoop. Zoetermeer 2005. D' HERT I., KERK ZONDER WIEROOK. EEN THEOLOGISCH PAMFLET. TIELT, 1995. GROENER G., Kerkopbouw als school van spiritualiteit. In: Praktische Theologie 32 (2005) 222234. HAERS J., Volk van God en gemeenschap van de gelovigen. Pleidooi voor een zorgzame kerkopbouw. Averbode 1999. HELLEMANS S., PUTMAN W., WISSINK J. (red.), Een kerk met toekomst. De katholieke Kerk in Nederland 1960-2020. Zoetermeer 2003. HENAU E., Kerk-zijn in een gedifferentieerde samenleving. Over geloof, gemeenschapsvorming en individualisering. In: Praktische Theologie 25 (1998) 105-121. HENAU E., Zijn verhaal moet doorgaan. Over christelijke gemeenschapsopbouw. Leuven 2005. HENAU E., Hoe kunnen wij zingen op vreemde grond. Over de kerk als minderheid. Nijmegen 2005. HENDRIKS J., Op weg naar de herberg. Bouwen aan een open kerk. Kampen 2002. LOHFINK G., Heeft God de kerk nodig? Over de theologie van het volk van God. Gent 2001. METTEPENNINGEN J., Kerk midden on(e)liners. Averbode 2006. STEVENS J., Geloven in de kerk. Een multidisciplinaire benadering. Averbode 2000. WARNINK H. (ed.), De leek in de Kerk. Mogelijkheden, grenzen en perspectieven. Leuven 1989.
Ambten BORRAS A., Parochie-assistenten. Een canonieke benadering. In: TORFS R.,(ed.), Parochieassistenten. Leken als bedienaar van de eredienst? (Scripta canonica 1), Leuven 1998, 1 - 21. DEPOORTERE K. & DEMASURE K.(red.), PASTOR ZIJN - GEVEN WAT JE ONTVANGT. Halewijn, 2002. DE FLEURQUIN L., Naar een nieuwe verbondenheid van leken en clerici. In: WARNINK H. (ed.), De leek in de Kerk. Mogelijkheden, grenzen en perspectieven. Leuven 1989, 95 - 102.
Werkboek voor parochieploegen 34
GROENER G., Pastoraal leiderschap in overgangsland. In: BASTIAENS J. & VAN LANGENDONCK G. (red.), Over de parochie, een grensgeval. Verslagboek van een symposium over de toekomstige organisatie van parochies en de achterliggende kerkvisie. Drongen 2005. Antwerpen 2006, 33-47. GROENER G., Ingewijd en toegewijd. Profiel en vorming van de parochiepastor. Zoetermeer 2003. INSTRUCTIE over vragen betreffende de medewerking van lekengelovigen aan het dienstwerk van de priesters. Vaticaanstad 1997. (Instructie) JOHANNES PAULUS II, Postsynodale Apostolische Exhortatie Christifideles Laici. Brussel 1989. KERKHOFS J.(red.), EUROPA ZONDER PRIESTERS?AVERBODE, 1995. NAUTA R., Paradoxaal leiderschap .Schetsen voor een psychologie van de pastor. Nijmegen 2006. RAHNER K., De dragers van de zelfontplooiing der Kerk. In: Handboek van de pastoraaltheologie. Deel 1, Hilversum/Antwerpen 1966, 188 - 274. RAHNER K., Minister Christi. Meditaties over het priesterschap. Hilversum 1968. TORFS R. (ed.), Parochie-assistenten. Leken als bedienaar van de eredienst? (Scripta canonica 1), Leuven 1998. TORFS R., De leek in het kerkelijk recht. Onvermoede mogelijkheden? In: WARNINK H. (ed.), De leek in de Kerk. Mogelijkheden, grenzen en perspectieven. Leuven 1989, 41 - 60. VAN BILSEN T. J. C., Kerkelijk ambt in discussie. Kritische kanttekeningen bij prof. E. Schillebeeckx' boek: Kerkelijk ambt. Voorgangers in de gemeente van Jezus Christus. Hilversum 1981.
ANDERE WERKEN
BIANCHI E & CORTI R., La parrochia. Magnano 2004. BO V., Storia della parrochia. 4dln. Roma 1992. BORRAS A., Les communautés paroissiales. Droit canonique et perspectives pastorales. Paris 1996. BORRAS A., Des laïcs en responsabilté pastorale? Acceuillir de nouveaux ministères. Paris 1998. BORRAS A. e.a., La grâce du diaconat. Questions actuelles autour du diaconat latin. Bruxelles 1998. BORRAS A., Petite grammaire canonique des nouveaux ministères. In: NRT 117 (1995) 240-261. BORRAS A., Mutations pastorales et remodelage paroissial. In: Esprit et Vie 108 (1998) nr. 24. BORRAS A., Pour un ridimensionamento. In: Vie Consacrée 71 (1999) 232-249.
Werkboek voor parochieploegen 35
DE BIE J. MGR., Samen geroepen en gezonden. Pastorale brief – Advent 2006. Vicariaat VlaamsBrabant en Mechelen 2006. DE HAES P., De wereld heeft Christus broodnodig. Waarom eucharistie vieren? Tielt 1981. DEKKER G., Het zout der aarde. Bonhoeffers visie op de kerk. Baarn 2002. DE VAUX R., Hoe het oude Israël leefde. 2 Dl. Roermond/Maaseik 1960. DIX G., Le ministère dans l'Eglise ancienne. Neuchâtel-Paris 1955. ENCYCLOPEDIE van de Bijbel. Amsterdam/Brussel 1977. EXEGETISCHES WöRTERBUCH ZUM NEUEN TESTAMENT. Stuttgart-Berlin-Köln 1992². FRIES H., Handbuch theologischer Grundbegriffe. 4 Dl. München 1970. HOUSSIAU A., art. Paroisse. In: Catholicisme 10, col. 671-687. KRäMER P., Kirchenrecht II. Ortskirche - Gesamtkirche. Stuttgart / Berlin / Köln 1993. MEIJERS A.P.H., De parochie zonder pastoor. Een interpretatie van canon 517 § 2 voor de Nederlandse kerkprovincie. In: MEIJERS A.P.H. (ed.), De parochie van de toekomst. (Scripta canonica 2), Leuven 1998. MERCATOR P., La fin des paroisses? Récompositions de communautés, aménagement des espaces. Paris 1997. OFMAN D., Bezieling en Kwaliteit in organisaties. Het beroemde boek voor creërende mensen en creërende organisaties. Utrecht 2006. PASSICOS J., La paroisse vue par le canoniste. In: RTL 13 (1982), 28. ROCHE J-P., Prêtres – Laïcs. Un couple à dépasser. Paris 1999. ROOTMENSEN B., Waar het op aankomt. Een werkboek bij het begin van een nieuwe eeuw en een nieuw millennium. Zoetermeer 1999.
SENGE P., De dans der verandering. Nieuwe uitdagingen voor de lerende organisatie. Den Haag 1999. TORFS R. (ed.), Het nieuwe kerkelijk recht. Analyse van de codex iuris canonici 1983. Leuven 1985. VAN DER VEN J. A. (red.), Kerk in ontwikkeling. De kerk op zoek naar haar religieuze en sociale identiteit. Kampen 1998. WALF K., Vragen rondom het nieuwe kerkelijk recht. Hilversum 1988.
Werkboek voor parochieploegen 36