Bevraging van het werkveld 1. Opzet van de interviews Tijdens de maanden december 2006 en januari 2007 werden een aantal leerkrachten en ouders uit het lager onderwijs bevraagd over hun houding ten aanzien van nieuwe gezinsvormen. Het hoofddoel van deze interviews bestond uit het polsen naar noden en wensen met betrekking tot een didactisch pakket voor de lagere school. Om aan een representatieve steekproef te beantwoorden, hebben we scholen binnen de verschillende netten en de verschillende regio’s gecontacteerd. We opteerden voor het afnemen van een interview, in tegenstelling tot het aanbieden van een schriftelijke vragenlijst, omdat men op deze manier als interviewer onmiddellijk dieper kan ingaan op een aantal topics. De resultaten van deze interviews staan hieronder beschreven. 1.1. Resultaten van de interviews met leerkrachten 1.
Aandeel van kinderen uit andere gezinsvormen binnen een klas
Het aandeel van kinderen uit andere gezinsvormen blijkt de laatste jaren toch sterk gestegen. We stellen vast dat het bijna onmogelijk is om nog een klas te vinden waar ieder kind in een traditioneel gezin leeft. Uiteraard zijn er verschillen merkbaar in aantal tussen de bevraagde klassen. Een duidelijke reden kan men hiervoor niet bedenken, maar het is zeker dat tijd en plaats belangrijke indicatoren zijn. Eenzelfde leerkracht kan het ene jaar 2/3 kinderen hebben die zich in een andere gezinsvorm bevinden en het andere jaar slechts 3 op een totaal van 22 leerlingen. Het is dus erg moeilijk om hier een gemiddelde op te kleven. 2.
De verschillende types van gezinnen
Scheiding is de voornaamste oorzaak van nieuwe gezinsvormen. De grootste groep kinderen bevindt zich dan ook in een éénoudergezin of een nieuw samengesteld gezin. Slechts enkelen leven in een éénoudergezin na een sterfgeval van één van de ouders. Holebi-gezinnen komen ook heel wat minder voor. Andere gezinsvormen kwamen niet ter sprake waaruit we kunnen besluiten dat ze op dit moment niet veelvuldig voorkomen tijdens de lagere schoolleeftijd. 3.
Omgang van de kinderen met de verscheidene situaties
Er is een evolutie merkbaar. De laatste 10 jaar lijken kinderen een andere gezinssituatie niet meer als extreem abnormaal te beschouwen. Waarschijnlijk is er een verband tussen het talrijker worden van deze andere situaties. Nieuwe gezinsvormen hebben altijd wel bestaan, maar men probeert nu de verschillende situaties meer te duiden binnen de maatschappij. Meer en meer wil men benadrukken dat men deze andere situaties ook moet aanvaarden. Toch blijft men nog steeds uitgaan van het ‘traditionele gezin met moeder en vader’ als norm. In sommige klassen worden andere gezinsvormen reeds besproken. Daar stelt men vast dat kinderen al vrij normaal reageren op
-1-
éénoudergezinnen en nieuw samengestelde gezinnen met de combinatie manvrouw. De combinatie man-man of vrouw-vrouw is voor hen nog heel ongewoon. Heel wat kinderen zijn zich bewust van hun andere situatie en voelen weinig schaamte of schuldgevoel om hiermee naar buiten te komen. Ze praten er redelijk gewoon over met alle medeleerlingen, als het onderwerp al aan bod komt. Vaak wordt er gewoonweg niet over gesproken. Ook kinderen uit ‘traditionele gezinnen’ begrijpen dat enkele kinderen uit hun klas in een heel andere gezinssituatie leven dan zijzelf. Bij de vrienden en vriendinnen begin je meer een sociale betrokkenheid op te merken zodat ze ook begripvoller reageren. Zij houden al meer rekening met de reden waarom hun bepaalde vriend/vriendin te laat is, niet onmiddellijk opgehaald wordt of in de opvang blijft. Zij begrijpen dat het niet altijd zo eenvoudig is als je moeder of vader er alleen voor staat. Toch is er nog een grote groep kinderen waarbij het allemaal niet zo vlot verloopt. De manier waarop kinderen omgaan met de situatie is tijdsgebonden en heel persoonlijk. Kinderen waarbij de situatie nog maar recent veranderd is, hebben het emotioneel moeilijker dan kinderen die al een hele tijd in een nieuwe gezinsvorm leven. Het aanpassen aan een nieuwe situatie kan niet van de ene op de andere dag, maar vraagt veel tijd. Ook de kinderen moeten breken met oude gewoontes en opnieuw hun weg zoeken. Heel wat kinderen missen een vertrouwde structuur in de beginfase die zich in sommige gevallen doortrekt naar de leersituatie. Ouders hebben ook een belangrijke rol in dit proces. Zolang er een goede communicatie is tussen beide ouders, loopt de aanpassing vrij vlot. Wanneer er sprake is van vechtscheidingen, ligt de situatie echter heel gevoelig bij de betrokken kinderen. Volgens sommigen mag de leeftijd van het kind ook niet over het hoofd gezien worden. De problematiek waarmee je in een eerste leerjaar geconfronteerd wordt, bevindt zich op een ander niveau dan deze in een zesde leerjaar of in de kleuterklas. In een eerste leerjaar zijn de kinderen nog heel onbevangen in hun perceptie van de situatie. Zij benaderen de situatie eerder gevoelsmatig dan rationeel. Zij staan er nog niet echt bij stil en denken niet zo bewust na over het hele gebeuren dan oudere kinderen. Emotioneel kunnen er wel eens problemen opduiken doordat er een gemis aan structuur is. Jongere kinderen zijn hier nog veel meer aan gehecht. Oudere kinderen kunnen de problemen al meer plaatsen en relativeren. Zij kunnen al meer hun plan trekken wanneer het nodig is. Leerkrachten zijn er van overtuigd dat de aanpak leeftijdsgebonden is en verschillend kan en moet zijn. Belangrijk naar de kinderen toe, is dat volwassenen en leerkrachten in het bijzonder de situaties leren duiden wanneer ze er mee geconfronteerd worden. Elke situatie is immers bijzonder en uniek en vraagt om die reden ook een verschillende aanpak. Voor de school is het belangrijk om het kind centraal te stellen. Deze moet er dus over waken dat het belang van het kind primeert en het kind zich goed voelt. De leerkracht heeft hierbij de belangrijke taak kinderen te laten aanvoelen dat ze hun verhaal kwijt kunnen en dat er over gepraat kan worden. 4.
Bespreekbaarheid van ‘nieuwe gezinsvormen’ in de klas en op school
-2-
Het onderwerp ‘nieuwe gezinsvormen’ komt de dag van vandaag eerder occasioneel ter sprake in de klas. Voorbeelden zijn het kringgesprek, de poppenkast, een godsdienstles, een verhaal, moederdag, vaderdag, de Sint, het schrijven van nieuwjaarsbrieven, Kerstmis en Nieuwjaar. Kinderen reageren in deze situaties vaak spontaan op de vertelling van een ander kind of een bepaalde gebeurtenis. Heel bewust nieuwe gezinsvormen oproepen, zal niet snel gebeuren. De meeste leerkrachten zijn niet geneigd het onderwerp heel georchestreerd te bespreken. Het onderwerp zal niet snel door hen zelf in vraag gesteld worden als het kind het niet in vraag stelt. De reactie of de vraag moet vanuit het kind zelf komen. Anderen vinden het juist wel belangrijk om zelf de deur open te zetten wanneer kinderen niet spontaan met hun gevoelens naar buiten komen. Als een vraag van een kind zich wel spontaan voordoet, onderneemt elke leerkracht een poging om het onderwerp verder te bespreken. De ene leerkracht zal het thema uitvoeriger bespreken dan de andere. Men tracht het thema heel algemeen te behandelen en men waakt er over dat geen kind geviseerd wordt. Vaak beperkt de les zich tot het vermelden van de meest gekende soorten gezinnen, waaronder ook het ‘traditioneel gezin’, en een kort gesprekje waarbij informatie uitgewisseld wordt over gelijkenissen en verschillen. Sommige leerkrachten nemen zelf het initiatief om een bestaand verhaal aan te passen of werken met de poppenkast. Iedereen constateert wel dat het zeer moeilijk is om bruikbaar materiaal te vinden. Juist omdat de leerkracht over weinig achtergrondinformatie en concreet materiaal beschikt, wordt er niet dieper op het thema ingegaan. Velen voelen zich onvoldoende onderlegd in de thematiek. Leerkrachten die zelf in een andere gezinsvorm leven, voelen zich wel zekerder om over het onderwerp te praten. Op het niveau van de school worden ook al zaken ondernomen, maar deze beperken zich vaak tot het administratieve. Enkele scholen voorzien reeds brieven met aangepaste aanspreking die van toepassing is op alle ouders, een inschrijvingsdocument waar alle mogelijke gezinssituaties vermeld kunnen worden of het bezorgen van documenten in tweevoud zoals een rapport. De school is tevens wettelijk verplicht om officiële documenten aan beide partijen te bezorgen bij scheiding. Het gebeurt heel vaak dat de ene ouder benadeeld wordt ten opzichte van de andere en minder betrokken wordt bij de opvoeding van het kind. In sommige gevallen is deze benadeling misschien terecht, maar in andere gevallen helemaal niet en neemt de ene partij het heft hiervoor zelf onwettig in handen. De mate waarin je hier mee evolueert, is uiteraard school en leerkrachtafhankelijk. Concrete voorbeelden: Een paar jaar geleden had ik een zoontje van een lesbisch koppel. Het probleem werd dan aangekaart bij moederdag of vaderdag. Ik heb het dan zo opgelost dat die jongen elke keer twee werkjes heeft gemaakt. Ik heb hem dan de vrije keuze gelaten in wat hij met de cadeautjes zou doen. De ouders hebben me achteraf verteld dat ik dat op een goede manier had opgelost. Het is natuurlijk zo dat je als leerkracht in moeilijke situaties kan terechtkomen die je zelf maar moet zien in te vullen. Deze ouders hebben daar nu heel positief op gereageerd, maar het had even goed anders kunnen zijn. Om die reden is het
-3-
heel belangrijk dat de leerkracht inziet dat elke situatie anders is en van tevoren de ouders aftast. Wat betreft de nieuwjaarsbrieven zijn er kinderen die er meerdere moeten schrijven. De keuze ligt ook bij de kinderen zelf, ik zal die beslissing niet voor hen nemen. Ik los het zo op dat de andere kinderen meehelpen om een tweede brief te maken zodat het niet echt opvalt dan het ene kind langer bezig is dan het andere. Het schrijven gebeurt uiteraard nog wel individueel en ook steeds in de klas, maar de kinderen zelf maken hier weinig problemen van. 5.
Aanbod over nieuwe gezinsvormen in bestaand lesmateriaal
Binnen de bestaande methoden wordt nog steeds het klassieke gezin als referentiekader gehanteerd, toch in 95% van de gevallen. Het klassieke rollenpatroon blijft jammer genoeg nog altijd bestaan binnen de handleidingen. Sporadisch vind je wel iets terug binnen moraal en godsdienst dat met “nieuwe gezinsvormen” te maken heeft. Concreet: • Leblanc, V. (2006) ‘Wat een familie’, Zonneland, 9, :pp. 9-15. • Hove, P. Van (2003) Praten over homorelaties in de basisschool, scriptie. • Steerneman, P. (1999) Aangrijpende belevenissen van kinderen, Leuven: Garant, 70 pp. • Damen, C. e.a. (2002) Handleiding De Tuin van Heden, Wommelgem: Van In. • Mommers, C. e.a. (1993) Handleiding Veilig Leren Lezen: structuurmethode voor het aanvankelijk leesonderwijs, eerste editie, Tilburg: Zwijsen. • Schreiber-Wicke, E. (2006) Twee pappa’s voor Tango, Antwerpen: De Vries-Brouwers, 28 pp. 6.
Behoefte aan een dergelijk didactisch pakket en vorming
Vrijwel alle leerkrachten zouden het pakket ter handen nemen indien het beschikbaar is, hetzij uit nieuwsgierigheid hetzij ter ondersteuning. Een leerkracht kan altijd extra materiaal gebruiken en zeker wat betreft “nieuwe gezinsvormen”. Onder een vorige rubriek kon je reeds lezen dat er praktisch geen materiaal over het thema voorhanden is. Een dergelijk pakket kan zelfs interessante informatie bevatten voor deze leerkrachten die meer vertrouwd zijn met het thema omwille van hun eigen gezinssituatie. Er zullen altijd zaken zijn die ze over het hoofd hebben gezien of nog niet wisten. De meeste leerkrachten vragen dan ook om extra vorming over “nieuwe gezinsvormen in het onderwijs”. De belangrijkste redenen hiervoor zijn dat heel wat leerkrachten zich meer bewust moeten worden van de situatie en moeten stilstaan bij de manier waarop ze hiermee moeten omgaan. Men vraagt zich af hoe ver je kan gaan binnen dit thema: Wat kan er gezegd worden? Wat mag er gezegd worden? Hoe ga je om met ouders die elkaar tegenover jou zwart maken? Hoe kan je als leerkracht zo neutraal mogelijk blijven? Hoe kan je het
-4-
kind helpen in deze situatie wanneer je voelt dat het kind op dezelfde manier gebruikt wordt?… Uitwisselen van informatie met collega’s over hun aanpak lijkt sommigen zeer zinvol om andere ideeën op te doen. Het uitnodigen van een spreker die vanuit ervaring en de eigen praktijk komt vertellen, blijkt ook erg nuttig. Verder is vorming rond oudercontacten en gesprekken met ouders ook welkom. Dit zijn slechts enkele suggesties wat niet betekent dat vorming zich noodzakelijk moet beperken tot louter informatieoverdracht. Het kan en mag ook op een andere manier. 2. 2.1.
Resultaten van de interviews met ouders Het leven in een ‘niet-traditioneel’ gezin
Mensen die alleen leven met de kinderen om welke reden dan ook vinden het niet altijd zo eenvoudig. Je staat voor alles alleen en je moet alles in je eentje regelen, vb. het wegbrengen en afhalen van de kinderen. Anderzijds biedt de situatie ook voordelen. Het alleen zijn houdt in dat je alles alleen kan beslissen zonder overleg met eventuele discussies en zonder verantwoording af te leggen aan een ander. Ouders die gescheiden zijn, ondervinden vaak dat de kinderen rustiger worden omdat de discussies zijn weggevallen. Dit betekent daarom niet dat de kinderen het niet moeilijk hebben met de scheiding. Zeker de beginfase van de scheiding is een erg pijnlijke periode voor hen. Ze hadden liever dat de ouders samen bleven, maar vinden het anderzijds wel fijner dat de ruzies zijn weggevallen. Kinderen kunnen ook voordelen zien in deze veranderingen. Het iedere week moeten verhuizen kan ook positief zijn wanneer een kind zich in beide gezinssituaties goed voelt. Ze beschouwen het dan als twee huizen, twee kamers, twee keer feest vieren en ga zo maar door. Zeer belangrijk is dat de ouders positief zijn en blijven. Kinderen zullen dit gedrag ook overnemen. Als ouder moet je zoveel mogelijk trachten aan hetzelfde touw te trekken qua afspraken en regels. Dit om te vermijden dat de kinderen deze meningsverschillen tegen de ouders gaan uitspelen om van de ene meer gedaan te krijgen dan de andere. Het kind vraagt ook om een duidelijke structuur en houvast. Dit vraagt soms veel van de ouders waarbij ze zichzelf moeten wegcijferen om het kind centraal te stellen. 2.2.
De school en ‘nieuwe gezinsvormen’
Nieuwe gezinsvormen komen de dag van vandaag vaker voor. Er zijn al scholen en leerkrachten die rekening proberen te houden met “nieuwe gezinsvormen” en een mogelijke oplossing zoeken voor bepaalde situaties. Problemen kunnen zich voordoen met moederdag, vaderdag, Kerstmis en Nieuwjaar. Dit zijn periodes waarbij de kinderen toch wel vragen stellen en niet altijd goed weten wat te doen. Zo wordt er bijvoorbeeld gevraagd hoeveel nieuwjaarsbrieven elk kind wenst te schrijven. Sommige kinderen vinden het vervelend dat ze meerdere brieven moeten schrijven, maar tegenwoordig zijn ze niet meer de enigen in de klas. Het is belangrijk dat ze dit weten en dat de leerkracht hierover praat in de klas zodat ze zich niet anders voelen dan anderen.
-5-
Zo zijn er ook scholen die onmiddellijk vragen of de ouders alle belangrijke documenten in tweevoud wensen te krijgen. Met een oudercontact kunnen ouders apart komen indien ze dit uitdrukkelijk wensen. Het is ook belangrijk dat de school er rekening mee houdt dat de kinderen het moeilijker kunnen hebben op het moment dat er veranderingen bezig zijn. De school moet hiervan ook op de hoogte zijn. Dit kan door bij het begin van het schooljaar via een infoblad veranderingen te melden als die er zijn. Beter zou nog zijn dit twee maal op een jaar te controleren. Toch blijft het opvallend dat wanneer een kind leerproblemen heeft of slechter presteert op school, leerkrachten maar al te vaak ‘de scheiding’ aanduiden als oorzaak. Er kan evenzeer een andere oorzaak aan de basis liggen. Door deze gedachtegang krijgt het kind ook geen eerlijke kansen. Werken aan de houding van de leerkracht is daarom van essentieel belang. 2. Opzet van het rondetafelgesprek Aansluitend op de interviews volgde nog een rondetafelgesprek met een aantal leerkrachten en ouders. Aan de hand van hun ervaringen, opmerkingen en suggesties wilden we eveneens polsen naar noden en wensen met betrekking tot een didactisch pakket voor de lagere school. Deze werkvorm leek ons erg geschikt om interactie tussen de verschillende deelnemers te creëren. De resultaten van dit rondetafelgesprek staan hieronder beschreven. 2.1. Resultaten van het rondetafelgesprek De grondhouding van de leerkracht is van grote invloed op de manier waarop kennis wordt overgedragen. De mening en denkwijze van de leerkracht zijn heel belangrijk voor kinderen. Ze nemen deze vaak voor een groot stuk over. Wil je het thema ‘nieuwe gezinsvormen’ positief benaderen dan is het een vereiste dat de leerkracht hier ook positief tegenover staat. Het spreekt dan ook voor zich dat een kind niet mag benaderd worden als ‘probleemkind’ maar als een ‘gewoon kind’. Start bij de bespreking vanuit ‘iedereen is anders’. Diversiteit kan men beschouwen als een gegeven waarbij de leerkracht gericht moet leren kijken naar alle soorten verschillen. Het kan een verrijking zijn voor de leerkracht zelf wanneer die de verschillen in de samenleving als een kans aangrijpt om het kennisveld te verruimen. Kinderen zullen geneigd zijn deze positieve attitude over te nemen wat het welbevinden alleen maar ten goede komt. Jammer genoeg heeft nog niet elke leerkracht deze houding bereikt waardoor verschillen, in de ruime zin van het woord, nog vaak beschouwd worden als ‘anders’. ‘Verschillen’ worden heel vaak als een afzonderlijk aspect behandeld waardoor je ook de indruk geeft dat het een probleem is. Wanneer de leerkracht ‘een verschil’ uitvergroot, zal bij de kinderen het gevoel ‘anders zijn’ alleen maar groeien. Daarom is het een noodzaak om ‘allerlei verschillen’ als een verrijking te beschouwen en zoveel mogelijk te integreren zodat een gelijkwaardigheid kan bekomen worden. Wie gelijktijdig leerkracht is en zelf deel uitmaakt van een nieuwe gezinsvorm mag er niet zomaar van uitgaan dat hij of zij voldoende weet over deze thematiek. Je kan nooit genoeg bijleren, er zal altijd wel iets zijn wat je nog niet weet. Iedere situatie is trouwens uniek en moet dan ook individueel benaderd worden. Eigen ervaringen kunnen sterk verschillen met de ervaringen van een ander. Om iedere situatie goed te kunnen begrijpen, is het erg belangrijk een
-6-
open houding aan te nemen. Luisteren is noodzakelijk om in iedere situatie op een gepaste en correcte manier te kunnen reageren. De leerkracht moet zich terdege bewust zijn van verschillen en emoties die hiermee gepaard kunnen gaan. De taak van de leerkracht bestaat niet enkel uit informatieoverdracht, maar eveneens wordt verwacht dat hij zijn leerlingen kent en een vertrouwensband met hen kan creëren. Er zijn kinderen die weinig emotionele problemen vertonen, maar dit betekent echter niet dat ze niet aanwezig kunnen zijn. De leerkracht dient hierover te waken om problemen te kunnen vaststellen. Dit kan door aandachtig te luisteren naar en te praten met de ouders en het kind zelf. Vaak is een oudercontact de gelegenheid waar ouders al dan niet spontaan hun verhaal vertellen. Belangrijk is luisteren, maar spreek geen oordeel uit. Zorg dat je als leerkracht een objectief standpunt inneemt zodat je niet tussen twee vuren komt te zitten. Problemen tussen ouders zijn geen bevoegdheid voor de leerkracht, maar het is wel belangrijk om er kennis van te hebben in functie van het kind. Informeer je om die reden ook steeds bij beide ouders. Beiden hebben recht om hun versie van een verhaal weer te geven. De aanwezige ouders hadden tot op heden enkel positieve ervaringen met de school van hun kinderen ten aanzien van hun bijzondere gezinssituatie. Ze zijn er wel van overtuigd dat veel afhankelijk is van een open ingesteldheid van de directie en het leerkrachtenteam. Er dient een sterke cohesie aanwezig te zijn tussen de verschillende persoonlijkheden. Onderwerpen en thema’s van welke aard dan ook moeten bespreekbaar kunnen zijn. De introductie van een didactisch pakket en het gebruik ervan binnen de school moet als team besproken worden. Iedereen moet het gevoel hebben dat ze mee kunnen beslissen, dat hun mening belangrijk is, ook al denkt nog niet iedereen in dezelfde richting. Dit is een noodzakelijk vertrekpunt om als school veranderingen te ondernemen. Verschillende scholen hebben zeker al een stap in de goede richting gezet, maar helaas is dit nog geen evidentie in vele andere scholen. Het zijn vooral deze scholen die wij willen bereiken. Als we Vlaanderen in zijn geheel bekijken, zijn er wel nog grote verschillen te bemerken. De hoeveelheid aan ‘nieuwe gezinsvormen’ in dorpsscholen ligt nog altijd een stuk lager dan in stedelijke scholen. Zij ervaren hierdoor een grotere onwennigheid in het omgaan met deze nieuwe gezinssituaties. De manier waarop kinderen omgaan met een nieuwe situatie kan erg verschillend zijn en is afhankelijk van een aantal factoren. Een extravert kind zal zijn gevoelens, zowel positief als negatief, sneller uiten dan een introvert kind. Zoals eerder al vermeld, speelt de houding van de schoolse omgeving ook een cruciale rol. Een kind zal zich sneller blootgeven wanneer het aanvoelt dat er ruimte voor geboden wordt. De persoon die in dit geval het dichtst bij het kind staat, is de leerkracht. Tenslotte vervult de maatschappij ook een belangrijke taak. Zij leggen een bepaald denk- en waardekader voor dat zich overal weerspiegelt, ook in de vrijetijdsbesteding van deze kinderen. Het is ook niet altijd even eenvoudig om een kijk te hebben op de wijze waarop klasgenootjes met de situatie omgaan. Sommige kinderen reageren heel spontaan vanuit een zekere nieuwsgierigheid en onwetendheid. Zij deinzen er niet voor terug om vragen te stellen of opmerkingen te maken. Dit kan zowel met een negatieve als een positieve ondertoon. De leerkracht kan zich wel een
-7-
beter beeld vormen wanneer het onderwerp klassikaal besproken wordt, al dan niet geïntegreerd in een andere les.
-8-