Het werkveld van de Chief Information Officer … en de verborgen kanten daarvan
Thesisopzet Sebastiaan Knetsch
[email protected] Details z.o.z.
Persoonlijke gegevens: Sebastiaan Knetsch Vosholstraat 56 2461 AD Ter Aar 06 14 30 26 40
[email protected] Studentnummer: 0400319 Afstudeerbegeleider: Dr. Erik de Vries
[email protected] Over dit document: Versie: 1.0 Pagina’s: 21
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1. Introductie........................................................................................................................ 4 1.1. Onderzoeksdoelstelling ........................................................................................................... 5 1.2. Centrale vraagstelling .............................................................................................................. 5 1.3. Relevantie van het onderzoek................................................................................................. 6 1.4. Aanleiding van het onderzoek ............................................................................................... 6 1.5. Begripsbepaling ........................................................................................................................ 6 1.6. Onderzoeksopzet...................................................................................................................... 7 1.6.1. Type onderzoek ................................................................................................................... 7 1.6.2. Model..................................................................................................................................... 7 1.6.3. Methode ................................................................................................................................ 8 1.6.4. Materiaal ............................................................................................................................... 9 1.6.5. Planning .............................................................................................................................. 10 1.7. Inhoudsopgave ....................................................................................................................... 11 1.8. Aansluiting bij vakken........................................................................................................... 12 Literatuuroverzicht thesisopzet............................................................................................................... 14 Literatuuroverzicht thesis ........................................................................................................................ 17 Bijlage 1: Mindmap.................................................................................................................................... 20 Bijlage 2: RMCR methodenboek .............................................................................................................. 21
Thesisopzet – Sebastiaan Knetsch –
[email protected]
3
Hoofdstuk 1.
Introductie
De Chief Information Officer (CIO) is een relatief nieuwe en controversiële functie in de top van de organisatie (Romanczuk et al, 1997). Relatief hoge kosten en weinig directe opbrengsten maken het werkveld onaantrekkelijk voor de organisatie (Clark, 2001). Althans, zo lijkt het. Daarbij heeft de CIO vaak nog een technologisch stempel op zijn voorhoofd, waardoor hij wordt gezien als de man van informatietechnologie (IT) en –systemen (IS). De onduidelijke visie op de functie leidt er nog wel eens toe dat de CIO functie wordt gebruikt als verdoezeling voor het ruime kader van informatiemanagement (IM) in de organisatie, of dat de functie valt in de categorie “wel verantwoordelijk, hopelijk enig gezag maar volstrekt geen macht” (Maes, 2003). In het verleden stond de term CIO daarom nog wel eens voor “Career Is Over” (Maes, 2003, Maes & Truijens, 1999; Alter, 1999) of “Commander of Impossible Operations” (Verhoef, 2002). Als verantwoordelijke voor het informatiebeleid van de organisatie (Abcouwer & Truijens, 2003) is de CIO veel bezig met informatie en IM. Zijn visie ten aanzien van informatie speelt dus een belangrijke rol bij het opstellen van het informatiebeleid. Te vaak blijkt echter dat de CIO informatie als object ziet, waardoor andere aspecten van en opvattingen over informatie onderbelicht blijven en dus niet gemanaged worden (Vreeken, 2005; Vreeken, 2002). Meer inzicht in informatie zou het werkveld van de CIO dus ten goede moeten komen (Vreeken, 2005). Informatie is voor organisaties een strategisch bezit en met de juiste informatie kan een organisatie zich onderscheiden van de concurrentie (Clark, 2001; Marchand et al., 2000). Vaak wordt informatie echter slecht begrepen of ervaren als een financiële last (Dearstyne, 2005). Dit komt waarschijnlijk door de immateriële aspecten van informatie, die in tegenstelling tot andere productiefactoren niet zicht‐ en tastbaar zijn (Meyer, 2005). Het toenemende belang van informatie (Abcouwer & Truijens, 2003; Bots & Jansen, 1996) heeft er wel toe geleid dat informatie wordt gezien als één van de productiefactoren (Meyer, 2005). De materiele en immateriële aspecten van informatie hebben ertoe geleid dat er verschillende opvattingen over informatie zijn ontstaan in de literatuur (Meyer, 2005; Vreeken, 2002; Maceviciute & Wilson, 2002; Kirk, 1999; Braman, 1989). Deze opvattingen benaderen informatie in zijn volledige context. Veel auteurs richten zich echter op de ‘harde’ kant van informatie, waarbij informatie als object kan worden verhandeld (zoals Varian et al., 2004). Hieruit blijkt dat vooral de immateriële aspecten moeilijk te managen zijn, terwijl deze aspecten juist een belangrijke meerwaarde creëren. Deze meerwaarde leidt op zijn beurt weer tot competitief voordeel voor de organisatie (Marchand et al., 2000). Het lijkt erop dat er een verband bestaat tussen opvattingen over informatie en benaderingen van IM (Kirk, 1999). Omdat er verschillende opvattingen over informatie zijn (Vreeken, 2002) lijkt het logisch dat er ook verschillende benaderingen van IM zijn (zie bijvoorbeeld Schlögl, 2005; Maes, 2003; Maceviciute & Wilson, 2002; Marchand et al., 2000; Kirk, 1999; Rowley, 1998; Abcouwer et al., 1997). Het grote aantal termen dat wordt gebruikt voor informatiemanagement lijkt dit beeld te bevestigen. Onder IM vallen bijvoorbeeld IT management, IS management, management van informatiesystemen (MIS), kennismanagement, etc (Maceviciute & Wilson, 2002). De rol van informatie speelt daarbij vaak nauwelijks een rol, terwijl het juist daarom gaat. Dit lijkt voor diversiteit en verwarring in het vakgebied te zorgen. De complexiteit rondom informatie en IM maakt de taak van de CIO niet eenvoudiger. Het opstellen en uitvoeren van een informatiebeleid dat aansluit bij de bedrijfsdoelen staat centraal in de werkzaamheden van de CIO (Abcouwer & Truijens, 2003; Maes, 2003). Daarnaast moet de CIO zijn relaties met het topmanagement goed onderhouden om ervoor te zorgen dat IM Thesisopzet – Sebastiaan Knetsch –
[email protected]
4
organisatiebreed op de kaart staat (Potter, 2003; Enns et al., 2003; Enns et al., 2001; Stephens & Loughman, 1994). Het lijkt erop dat er in de literatuur consensus is over de vaardigheden en competenties die CIO’s moeten hebben. Zo keren onderwerpen als communicatie (Enns et al., 2001; Stephens & Loughman, 1994), interpersoonlijke vaardigheden (Enns et al., 2003; Gottschalk & Taylor, 2000), managementvaardigheden (Gottschalk, 2002; Gottschalk, 2000; Romanczuk & Pemberton, 1997; Quinn et al., 1994; Grover et al., 1993), relatiebeheer en verwachtingsmanagement (Potter, 2003) veelvuldig terug in de literatuur. De visie van de CIO met betrekking tot informatie en IM is tot op heden niet of nauwelijks beschreven in de literatuur. Onderzoeken naar de CIO richten zich (te) vaak op competenties, taken en (management)vaardigheden. IM speelt echter een belangrijke rol in het werkveld van de CIO en is de eerste stap naar succesvol informatiegebruik. De CIO moet verder afstemming bereiken tussen informatiegebruik, technologie en bedrijfsdoeleinden (Marchand et al., 2000; Abcouwer et al., 1997). Wanneer dit succesvol gedaan wordt ligt de weg open naar competitief voordeel, een gedegen informatiebeleid en innovatie. De CIO heeft als hoofdtaak deze afstemming te bereiken, al is dit zeker geen eenvoudige taak. Maar met zijn verbeelding en inlevingsvermogen moet hij een eind komen. Want was de CIO niet altijd al de “Chief Imagination Officer”? (Maes, 2003). 1.1. Onderzoeksdoelstelling Zoals geschetst blijkt dat er verschillende opvattingen over informatie zijn en dat informatie alleen een strategisch bezit is als alle opvattingen een rol spelen. Er lijkt tevens een verband te bestaan tussen de opvattingen over informatie en de benaderingen van IM (Kirk, 1999). De benadering van IM heeft weer gevolgen voor de taken en het werkveld van de CIO, en zo lijkt het er dus op dat zijn visie op informatie invloed heeft in zijn functioneren. Het doel van dit onderzoek is dan ook een bijdrage te leveren aan de literatuur over de CIO door inzicht te geven in verschillende opvattingen over informatie en verschillende benaderingen van IM. Op basis daarvan wordt onderzocht of een bepaalde visie op informatie invloed heeft op de benadering van IM en welke gevolgen dat heeft voor het werkveld en de taken van de CIO. 1.2. Centrale vraagstelling Het kader toont verschillende opvattingen over informatie, waarvan de opvattingen van informatie als (verhandelbaar) object het meest beschreven wordt (Vreeken, 2002). In de literatuur heerst bovendien sterke verdeeldheid over benaderingen van IM. Tevens is te zien dat de rollen, de taken en het werkveld van de CIO veel overeenkomsten vertonen, maar er zijn ook nog verschillen zijn en het lijkt erop dat IM vaak geen of een kleine rol speelt. Om de onderzoeksdoelstelling te ondersteunen staat de volgende vraag centraal in dit onderzoek. Op welke manier geeft de Chief Information Officer invulling aan zijn werkveld en welke rol speelt zijn visie op informatie en informatiemanagement daarbij? De volgende deelvragen ondersteunen de centrale vraag. 1) Welke opvattingen over informatie bestaan er en kunnen deze opvattingen een verklaring geven voor verschillende benaderingen van informatiemanagement? 2) Welke benaderingen van informatiemanagement zijn er en welke actuele thema’s spelen er in de verschillende benaderingen van informatiemanagement? Thesisopzet – Sebastiaan Knetsch –
[email protected]
5
3) Welke rol spelen opvattingen over informatie en verschillende benaderingen van informatiemanagement in de dagelijkse praktijk van de Chief Information Officer? 4) Kan de visie op informatie en informatiemanagement de verschillende rollen van de Chief Information Officer verklaren? 1.3. Relevantie van het onderzoek Zowel de informatiemanager en de CIO zijn sterk op zoek naar een eigen identiteit (Maes, 2003). Ook in de literatuur is een zoektocht gaande naar wat informatiemanagement is (zie bijvoorbeeld Schlögl, 2005; Schlögl, 2003; Maceviciute & Wilson, 2002; Kirk, 1999; Rowley, 1998) en welke rol de CIO daarin speelt (zie bijvoorbeeld Gottschalk & Taylor, 2000; Romanczuk & Pemberton, 1997; Grover et al., 1993). Recente bijdragen (Dearstyne, 2005; Abcouwer & Truijens, 2004) laten zien dat deze zoektocht nog steeds gaande is. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat onderzoek vooral gericht is op de managementtaken van de CIO en in mindere mate op de rol van IM in het werkveld van de CIO. Terwijl juist het informatiebeleid en de manier waarop informatie gemanaged wordt kan leiden tot competitieve meerwaarde voor de organisatie (Marchand, 2000). Met dit onderzoek wordt een bijdrage geleverd aan de zoektocht door de te beschrijven welke rol IM speelt in het werkveld van de CIO. Naast wetenschappelijke relevantie is dit onderzoek maatschappelijk relevant voor CIO’s die op zoek zijn naar inzicht in informatie en IM. Het onderzoek kan een eye‐opener zijn voor CIO’s die alleen oog hebben voor een objectgeoriënteerde opvatting over informatie en de gevolgen daarvan voor IM. Hiervoor wordt getracht dit onderzoek te publiceren in het Nederlandstalige tijdschrift ‘Chief Information Officer’. 1.4. Aanleiding van het onderzoek De CIO is bezig zichzelf op de kaart te zetten. Nadat lange tijd de nadruk op informatietechnologie en –systemen heeft gelegen verschuift het aandachtsgebied van de CIO nu naar het managen van informatie en het strategisch inzetten daarvan. De CIO doet dit steeds vaker op organisatiebreed niveau en presenteert zijn beleid in de boardroom. Het werkveld van de CIO en zijn rol in de organisatie zijn dan ook continu in beweging. Na een literatuurstudie is opgevallen dat in de literatuur relatief weinig gepubliceerd is over de CIO, helemaal met betrekking tot informatie(management). Het gat tussen literatuur en praktijk is aanleiding geweest voor het uitvoeren van dit onderzoek. Zelf ben ik werkzaam bij CxO Media, uitgever van de tijdschriften ‘Chief Financial Officer magazine’ en ‘Chief Information Officer magazine’. Met behulp van CxO Media heb ik toegang verkregen tot een community met CIO’s, wat het benaderen van deze mensen voor een interview eenvoudiger maakt. Op de CIO dag 6 oktober 2005 (georganiseerd door CxO Media), heb ik al een aantal CIO’s succesvol kunnen benaderen voor een interview. 1.5. Begripsbepaling In dit onderzoek staan de begrippen informatie, informatiemanagement en Chief Information Officer centraal. Informatie en informatiemanagement spreken weliswaar tot de verbeelding, concrete definities ontbreken tot dusver. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de grote diversiteit aan Thesisopzet – Sebastiaan Knetsch –
[email protected]
6
literatuur over informatie. In hoofdstuk twee wordt het begrip toegelicht aan de hand van een aantal opvattingen over informatie. Ook informatiemanagement is een begrip dat moeilijk definieerbaar is, wat blijkt uit verschillende stromingen in de literatuur. In hoofdstuk drie wordt het begrip toegelicht en worden verschillende benaderingen verklaard. De hoofdstukken tonen aan waarom het moeilijk is een concrete definitie voor de begrippen te vinden. Ook over de Chief Information Officer (CIO) zijn in de literatuur verschillende definities te vinden. Veelal wordt een technische invulling aan de rol van de CIO gegeven, waarbij informatiesystemen centraal staan (Abcouwer & Truijens, 2003; Enns et al., 2003; Gottschalk, 2002; Romanczuk & Pemberton, 1997; Stephens & Loughman, 1994; Grover et al., 1993). De technische invulling heeft gevolgen voor de benadering van informatiemanagement (Vreeken, 2005) en het informatiebeleid. Steeds meer auteurs zien daarom de noodzaak om niet alleen de technische eigenschappen van de CIO te belichten, maar ook informatie‐eigenschappen te herkennen (Abcouwer & Truijens, 2003; Enns et al., 2003; Romanczuk & Pemberton, 1997). Hoofdstuk vier gaat over de rollen en taken van de CIO, waarbij zowel technische als niet technische aspecten aan bod zullen komen. Om de discussie te omzeilen is gekozen voor een abstracte definitie van de CIO. In dit onderzoek wordt de volgende definitie van de CIO aangehouden: “de hoofdverantwoordelijke bestuurder/manager voor de invulling, coördinatie en uitvoering van het informatiebeleid”. 1.6. Onderzoeksopzet In de volgende paragrafen wordt uitgelegd hoe dit onderzoek is opgezet om de centrale vraag te kunnen beantwoorden. Hiervoor zijn de richtlijnen van Verschuren & Doorewaard (1998) aangehouden. 1.6.1. Type onderzoek Het onderzoek bestaat uit twee delen: een literatuurstudie (of bureauonderzoek zoals Verschuren en Doorewaard (1998) dat noemen) en een survey onderzoek. Tijdens de literatuurstudie wordt onderzocht welke opvattingen over informatie, benaderingen van IM en rollen/competenties van de CIO gevonden kunnen worden in de recente literatuur (d.w.z. de literatuur van de afgelopen 15 jaar). De literatuurstudie vormt een theoretisch raamwerk over benoemde factoren en de relatie daartussen, zodat op basis hiervan interviewvragen kunnen worden opgesteld. Een survey onderzoek door middel van het houden van interviews vormt het tweede deel van dit onderzoek. De interviews geven informatie over de empirische situatie van de CIO, zijn relatie met informatie en zijn visie op IM. Er is gekozen voor het houden van interviews omdat de literatuur uitwijst dat het vakgebied waarin de CIO zich begeeft ongestructureerd is, waardoor andere onderzoeksmethoden minder geschikt zijn. 1.6.2. Model Het onderzoeksmodel geeft een globaal beeld van de stappen die gezet worden om de doelstelling van dit onderzoek te bereiken (Verschuren & Doorewaard, 1998). Het onderzoeksmodel is opgenomen in figuur 1.
Thesisopzet – Sebastiaan Knetsch –
[email protected]
7
Theorie over opvattingen over informatie.
CIO x1
CIO x2
Theorie over informatie‐ management benaderingen.
Theorie over de rol en functie van de Chief Information Officer (CIO).
Veronderstellingen over visies op IM en de invulling van de CIO functie.
A n a l y s e
Inzicht geven in het werkveld van de CIO en de invloed van zijn visie op informatie en IM.
CIO x3
CIO x…
Figuur 1. Onderzoeksmodel. Uit het model volgt dat de literatuurstudie resulteert in een aantal veronderstellingen over visies op informatie en IM en de invulling van het werkveld van de CIO. Deze veronderstellingen worden vervolgens tijdens interviews met een aantal CIO’s getoetst. In de analyse die volgt wordt beschreven of de veronderstellingen uit de theorie valide zijn in de praktijk. Aan de hand daarvan kan inzicht gegeven worden in het werkveld van de CIO en de invloed van zijn visie op informatie en IM. 1.6.3. Methode Om de veronderstellingen over visies op IM en de invulling van de CIO functie empirisch te toetsen wordt in dit onderzoek gebruik gemaakt van de interviewmethodiek. Deze methodiek is geschikt om impliciete onderwerpen expliciet te kunnen uitdrukken, het perspectief van waaruit de respondent denkt te beschrijven en beide partijen betekenis te laten geven aan een bepaald onderwerp (Arksey & Knight, 1999). De methode wordt tevens veel gebruikt wanneer weinig materiaal beschikbaar is voor een onderzoek (Gerritsen, 2001), zoals in dit onderzoek het geval is. De methodiek sluit aan bij dit onderzoek omdat de benodigde informatie veelal ongestructureerd is; met interviews kunnen deze gedachtes expliciet uitgedrukt worden. Emans (2004) stelt tevens dat interviews uitermate geschikt zijn om ongestructureerde gegevens te verzamelen. Dit onderzoek is te classificeren als kwalitatief onderzoek. Kwalitatieve onderzoeken produceren samenvattingen van bevindingen zonder dat daarvoor statistische analyses of gegevens voor worden gebruikt (Ehigie & Ehigie, 2005; Carr, 1994). Kwantitatief onderzoek is wel sterk op testen, antwoordschalen, vragenlijsten en psychologische metingen gericht, maar in dit onderzoek is daartoe geen noodzaak. Een van de onderzoeksmethodes in kwalitatief onderzoek is het houden van diepte interviews. Het voordeel van interviews is het feit dat ze dynamische en flexibel zijn, waardoor veel informatie van de informant gewonnen kan worden. Ehigie & Ehigie (2005) onderscheiden twee vormen van diepte interviews: de levenshistorie / sociologische autobiografie en het leren over gebeurtenissen en activiteiten. De laatste vorm
Thesisopzet – Sebastiaan Knetsch –
[email protected]
8
wordt in dit onderzoek gebruikt en hiermee wordt een beeld verkregen van het werkveld van de CIO, zijn taken en zijn visie op informatie en IM. Hoewel de benaming in de literatuur veelal verschilt (Berg, 2001), zijn er drie soorten interviews: gestandaardiseerd, niet gestandaardiseerd en semi‐gestandaardiseerd (Ehigie & Ehigie, 2005; Berg, 2001; Arksey & Knight, 1999; Sapsford & Jupp, 1996). In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van semi‐gestandaardiseerde interviews omdat deze dienen als richtlijn, maar tevens de vrijheid bieden om af te wijken van een interviewschema. Getracht wordt zoveel mogelijk een objectivistische (Emans, 2004) benadering aan te houden, om de verzamelde gegevens objectief met elkaar te kunnen vergelijken. De richtlijnen die Emans (2004) stelt worden zoveel mogelijk aangehouden om op die manier valide gegevens te verzamelen. Een selecte groep CIO’s zal daarvoor diepgaand worden geïnterviewd. Een andere kwalitatieve onderzoeksmethode is de focusgroep. De focusgroep vertoont veel overeenkomsten met een diepte interview maar vindt plaats met meerdere personen tegelijkertijd. Voordeel hiervan is dat er interactie tussen de participanten is waardoor nieuwe inzichten kunnen ontstaan (Ehigie & Ehigie, 2005) In dit onderzoek is het echter wenselijk om de visies van CIO’s tegen elkaar uit te zetten, zodat daaruit conclusies getrokken kunnen worden. Een focusgroep zou een belemmering kunnen vormen voor CIO’s om hun eigen visie te presenteren: in plaats van verschillende visies zou één visie van alle CIO’s kunnen ontstaan. Daarmee kan de hoofdvraag van dit onderzoek niet beantwoord worden, omdat er dan geen verbanden kunnen worden gelegd. Een ander nadeel van een focusgroep is praktisch; door de drukke agenda van de CIO lijkt het moeilijk om een groep CIO’s op hetzelfde tijdstip bij elkaar te brengen voor de focusgroep. Teneinde valide resultaten uit de interviews te destilleren wordt gebruikt gemaakt van de kwalitatieve data analyse methode van Miles & Huberman (1994). Kortweg bestaat deze methodiek uit drie verschillende componenten, welke parallel en iteratief doorlopen worden. Het eerste component is de reductie van verzamelde data, waarbij het gaat om de belangrijke data uit het totale aanbod te filteren. Het tweede component is de overzichtelijke presentatie van data om analyse uit te kunnen voeren. Het derde en laatste component is het trekken en valideren van conclusies, waarvoor het onderzoeksmateriaal continu geanalyseerd wordt. De drie componenten kennen ieder eigen technieken om de analyse verder uit te voeren. Tijdens dit onderzoek zal deze methodiek gebruikt worden om de verzamelde gegevens te analyseren en valide conclusies/verbanden te formuleren. 1.6.4. Materiaal Om een beeld te vormen over informatie, IM en het werkveld van de CIO wordt tijdens de literatuurstudie gebruik gemaakt van wetenschappelijke literatuur, waarbij de voorkeur ligt bij A en B tijdschriften. Deze tijdschriften bevatten veelal conceptuele kaders over een bepaald onderwerp en zijn voor dit onderzoek dus goed te gebruiken voor het verkrijgen van een algemeen beeld. Op basis van dit materiaal wordt een beeld gevormd van de verschillende factoren en wordt een interviewschema opgesteld. De literatuurlijsten voor de thesisopzet en de thesis zijn achter in dit document opgenomen. Voor het valideren van de opgestelde veronderstellingen wordt het materiaal gebruikt wat verzameld is tijdens de interviews. Dit materiaal geeft een beeld van de empirie, de dagelijkse praktijk van verschillende CIO’s. Verschuren & Doorewaard (1998) zien personen als een belangrijke (informatie)bron omdat zij een grote diversiteit aan informatie kunnen verschaffen en omdat deze informatie relatief snel gewonnen kan worden. Het beste beeld van de praktijk Thesisopzet – Sebastiaan Knetsch –
[email protected]
9
ontstaat door zoveel mogelijk materiaal te verzamelen, dat wil zeggen zoveel mogelijk interviews te houden. Voor de selectie van CIO’s zijn geen methodieken gebruikt: de selectie is willekeurig tot stand gekomen. Dit is gedaan uit praktische overwegingen; gezien de relatief korte tijd die staat voor deze thesis zijn alle CIO’s die mee willen werken geaccepteerd. Hiervoor is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van CIO’s uit de eerder beschreven community van CXO media. De persoon in kwestie moet wel verantwoordelijk zijn voor het organisatiebrede informatiebeleid. Of hij/zij daarvoor de CIO titel draagt is minder relevant, het gaat tenslotte om de inhoud en niet om het label. Op het moment van schrijven is bekend dat de volgende CIO’s hun medewerking willen verlenen aan dit onderzoek: - Jeroen Kuijlen, CIO CZ, - Dimitri van Zantvliet, CIO Athlon Lease Group, - Gerard Spans, CIO Sara Lee, - Aloys Kregting, CIO Numico, - Evert Han Huernink, CIO Blue Water, - R. Durlinger, CIO Royal ten Cate, - De heer Dekker, CIO T‐Mobile. 1.6.5. Planning Verschuren & Doorewaard (1998) zien twee belangrijke eigenschappen van een planning: een monitoringfunctie en een ontwerpfunctie. Planning is een proces waarbij vaste punten dienen om de voortgang te kunnen garanderen. In dit onderzoek worden de planningsstappen aangehouden zoals Verschuren & Doorewaard (1998) deze opstellen (zie figuur 2). In het figuur is te zien dat een onderzoek veelal iteratief verloopt en dat maar in bepaalde mate sprake is van serialiteit. Dit onderzoek wordt parallel uitgevoerd omdat de doorlooptijd van het afnemen van interview vaak lang is, waardoor onderzoeksactiviteiten niet achter maar naast elkaar doorlopen zullen worden. In figuur 3 is de detailplanning voor dit onderzoek opgenomen.
Verzamelen onderzoeks‐ materiaal
Terug‐ koppeling
Aanvullende verzameling materiaal
schrijftraject
Nadere uitwerking onderzoeks‐ optiek
Verslag‐ legging & 1e analyse materiaal
Werk‐ materiaal
Concept‐ versies
Eindrapport, onderzoeksverslag
onderzoekstraject
Ontwerpen onderzoeksopzet
Voor‐ bereiding onderzoek
Figuur 2. Activiteitenplan voor een onderzoek (Verschuren & Doorewaard, 1998).
Thesisopzet – Sebastiaan Knetsch –
[email protected]
10
Voorbereiding onderzoek, thesisopzet, verzamelen onderzoeksmateriaal, concept versies hoofdstuk 2,3,4
Doorlooptijd interviews en analyse interviews 20
1 sep
30
1 jan
2 1 april
Thesisopzet inleveren Interviewopzet (h5)
Schrijven eindversie thesis
Conceptversies hoofdstukken 2,3,4,5 afronden Figuur 3. Detailplanning onderzoek. 1.7. Inhoudsopgave De introductie van de thesis wordt gevormd door de thesisopzet, dit hoofdstuk dus. Hierin wordt het kader van dit onderzoek uitgezet waaruit volgt waarom dit onderzoek wordt gedaan. Verder wordt hier de doelstelling, vraagstelling, relevantie en onderzoekmethodiek van het onderzoek gepresenteerd. Het hoofdstuk sluit af met de onderzoeksplanning en het verband met vakken van de Universiteit van Amsterdam. Deze laatste onderdelen worden geschrapt in de definitieve versie van de thesis. Hoofdstuk twee behandelt de theorie van de verschillende opvattingen over informatie. Hiervoor dient het onderzoek van Vreeken (2002) als houvast. De verschillende opvattingen worden uiteengezet en toegelicht. Vervolgens volgt een paragraaf over informatie als productiefactor, waarin wordt gepleit dat informatie een belangrijke bron is voor de organisatie. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een paragraaf over informatie in de organisatie. Hoofdstuk drie behandelt de theorie over informatiemanagement. Na een korte introductie van het vakgebied worden een aantal centrale thema’s uitgezet. Op basis van de literatuur worden vier benaderingen van informatiemanagement nader bekeken en beschreven. Het hoofdstuk eindigt met een korte samenvatting van de verschillende benaderingen en de relatie die de benaderingen met elkaar (lijken te) hebben. Hoofdstuk vier behandelt de theorie over de Chief Information Officer. Er wordt een overzicht gegeven van belangrijke thema’s uit de literatuur. Vervolgens wordt beschreven welke managementvaardigheden topmanagers over het algemeen dienen te beschikken en hoe daar in de literatuur invulling aan wordt gegeven. Het hoofdstuk sluit af met een overzicht van vaardigheden/competenties waarover een goede CIO moet kunnen beschikken. In hoofdstuk vijf volgt meer over de onderzoeksmethode. Er wordt een raamwerk opgesteld waarin de opvattingen over informatie worden gekoppeld aan benaderingen van IM. In de daarna volgende paragraaf wordt het interviewschema gepresenteerd en worden keuzes die daarbij gemaakt zijn toegelicht. In hoofdstuk zes worden de resultaten van het empirische onderzoeksgedeelte gepresenteerd. Deze gegevens worden in hoofdstuk zeven geanalyseerd, maar wellicht dat deze hoofdstukken worden samengevoegd in één hoofdstuk.
Thesisopzet – Sebastiaan Knetsch –
[email protected]
11
Het laatste hoofdstuk, hoofdstuk acht, vormt de conclusie. Hierin wordt getracht om de onderzoeksvragen te beantwoorden. Tevens worden hier suggesties voor verder onderzoek gepresenteerd. Hoofdstuk 1. Introductie 1.1. Onderzoeksdoelstelling 1.2. Centrale vraagstelling 1.3. Relevantie van het onderzoek 1.4. Aanleiding van het onderzoek 1.5. Begripsbepaling 1.6. Onderzoeksopzet 1.6.1. Type onderzoek 1.6.2. Model 1.6.3. Methode 1.6.4. Materiaal Hoofdstuk 2. Informatie 2.1. Verschillende informatiebenaderingen 2.2. Informatie als productiefactor 2.3. Informatie in de organisatie Hoofdstuk 3. Informatiemanagement 3.1. Diversiteit in het vakgebied 3.2. Vier benaderingen op informatiemanagement 3.2.1. Informatiesystemenmanagement 3.2.2. Informatiewetenschap 3.2.3. Managementinformatie 3.2.4. Holistisch informatiemanagement 3.3. Een samenvattend overzicht van IM Hoofdstuk 4. De Chief Information Officer 4.1. Thema’s uit de literatuur 4.2. Managementvaardigheden 4.3. Eigenschappen van de CIO Hoofdstuk 5. Onderzoeksmodel 5.1. Informatie en informatiemanagement 5.2. Interviewschema Hoofdstuk 6. Onderzoeksresultaten Hoofdstuk 7. Analyse Hoofdstuk 8. Conclusie 8.1. Verder onderzoek Literatuur Bijlagen Kader 1. Inhoudsopgave thesis 1.8. Aansluiting bij vakken Het onderzoek sluit aan bij diverse vakken van het schakeljaar en de master Informatiekunde. Er is aansluiting met ʺFilosofische aspecten van de informatievoorziening” omdat er raakvlakken zijn met de filosofische benadering van informatie, maar ook omdat over een deel van informatie Thesisopzet – Sebastiaan Knetsch –
[email protected] 12
en informatiekunde veelal alleen gefilosofeerd wordt. Grote raakvlakken vertoond dit onderzoek met het vak “Informatiemanagement” omdat IM / informatiebeleid gezien wordt als de hoofdtaak van de CIO. Het vak heeft inzicht gegeven in het negenvlak, een model om IM te beschouwen. Het vak “Innoveren met ICT” behandelde informatie in de organisatie en management van die informatie en raakt daarmee bijvoorbeeld de informatie en IM aspecten van dit onderzoek. “Kennismanagement”, een vak over het managen van kennis, heeft indirect raakvlak met dit onderzoek. Kennismanagement zou een label kunnen zijn voor IM en is daarom wel degelijk relevant voor dit onderzoek, het mag in ieder geval niet worden uitgesloten. De te gebruiken onderzoeksmethoden, kwalitatieve dataverzameling door interviews, zijn eerder behandeld in het vak “Onderzoeksmethoden en technieken”. In de master informatiekunde zijn een tweetal vakken gegeven die sterke raakvlakken hebben met dit onderzoek. Het vak “Informatiemanagement in de praktijk” is sterk gericht op IM, maar dan bekeken vanuit de dagelijkse praktijk van de gemeente Amsterdam. Hierdoor is kennis opgebouwd over het oplossen van problemen in de praktijk en het spanningsveld met de theorie. In het vak “Management van immateriële waarden” is invulling gegeven aan de niet tastbare waarden in organisaties. Het vak richt zich sterk op informatie‐ en kennismanagement en vertoond daarmee op vele gebieden raakvlakken met dit onderzoek.
Thesisopzet – Sebastiaan Knetsch –
[email protected]
13
Literatuuroverzicht thesisopzet Abcouwer, T., Maes, R. & Truijens, J. (1997). Contouren van een generiek model voor Informatiemanagement. PrimaVera working paper 97‐07, Universiteit van Amsterdam. Abcouwer, T. & Truijens, J. (2003). ʺWat doet de baas eigenlijk?ʺ PrimaVera working paper 2003‐ 17, Universiteit van Amsterdam. Alter, S. (1999). Information systems : a management perspective / Steven Alter. Amsterdam, Addison‐Wesley. Arksey, H. & Knight, P. (1999). Interviewing for social scientists: an introductory resource with examples. London, Sage. Berg, B. L. (2001). Qualitative research methods for the social sciences. Needham Heights, A Pearson Education Company. Bots, R. T. M. & Jansen, W. (1996). Organisatie en Informatie. Alphen aan den Rijn/Diegem, Samsom BedrijfsInformatie. Carr, L. T. (1994). ʺThe strengths and weaknesses of quantitative and qualitative research: what method for nursing?ʺ Journal of Advanced Nursing 20: 716‐721. Chaffey, D., Bocij, P., Greasley, A., et al. (1999). Business Information Systems ‐ Technology, development and management. London, Financial Times / Pitman Publishing. Clarke, S. (2001). Information systems strategic management : an integrated approach. London, Routledge. Dearstyne, B. W. (2005). ʺThe Information Enterprise: New Challenges, New Dimensions.ʺ The Information Management Journal Vol. 29(No. 4): 38‐45. Ehigie, B. O. & Ehigie, R. I. (2005). ʺApplying Qualitative Methods in Organizations: A note for Industrial/Organizational Psychologists.ʺ The Qualitative Report 10(3): 620‐637. Emans, B. (2004). Interviewen: theorie, techniek, training, Wolters‐Noordhoff B.V. Enns, H. G., Huff, S. L. & Golden, B. R. (2001). ʺHow CIOs obtain peer commitment to strategic IS proposals: barriers and facilitators.ʺ Journal of Strategic Information Systems Vol. 10: 3‐14. Enns, H. G., Huff, S. L. & Golden, B. R. (2003). ʺCIO influence behaviors: the impact of technical background.ʺ Information & Management Vol. 40: 467‐485. Gerritsen, S. (2001). Schrijfgids voor economen. Bussum, Uitgeverij Coutinho.
Thesisopzet – Sebastiaan Knetsch –
[email protected]
14
Gottschalk, P. & Taylor, N. J. (2000). Strategic Management of IS/IT Functions: The Role of the CIO. Proceedings of the 33rd Hawaii International Conference on System Sciences, Hawaii. Grover, V., Jeong, S.‐R., Kettinger, W. J., et al. (1993). ʺThe Chief Information Officer: A Study of Managerial Roles.ʺ Journal of Management Information Systems Vol. 10(No. 2): 107‐130. Kirk, J. (1999). ʺInformation in Organizations: Directions for Information Management.ʺ Information Research Vol. 4(No. 3). Maceviciute, E. & Wilson, T. D. (2002). ʺThe development of the information management research area.ʺ Information Research Vol. 7(No. 3). Maes, R. (2003). Informatiemanagement in kaart gebracht. PrimaVera working paper 2003‐02. Universiteit van Amsterdam. Marchand, D. A., Kettinger, W. J. & Rollins, J. D. (2000). ʺInformation Orientation: People, Technology and the Bottom Line.ʺ Sloan Management Review: 69‐80. Meyer, H. W. J. (2005). ʺThe nature of information, and the effective use of information in rural development.ʺ Information Research Vol. 10(No. 2). Miles, M. B. & Huberman, A. M. (1994). Qualitative Data Analysis: An Expanded Sourcebook. California, SAGE Publications, Inc. Potter, R. E. (2003). ʺHow CIOs Manage their Superiorsʹ Expectations.ʺ Communications of the ACM Vol. 46(No. 8): 75‐79. Romanczuk, J. B. & Pemberton, M. J. (1997). ʺTHE CHIEF INFORMATION OFFICER: RISE AND FALL?ʺ Records Management Quarterly Vol. 31(Issue 2): p. 14‐24. Rowley, J. (1998). ʺʺTowards a framework for information managementʺ.ʺ International Journal of Information Management Vol. 18(5): 359‐369. Sapsford, R. & Jupp, V. (1996). Data collection and analysis. London, Sage Publications in association with The Open University. Stephens, C. & Loughman, T. (1994). ʺThe CIOʹs chief concern: Communication.ʺ Information & Management Vol. 27: 129‐137. Verhoef, C. (2002). ʺCIO: Commander of Impossible Operations.ʺ from http://www.cs.vu.nl/~x/knipselkrant/ag‐05.html. Verschuren, P. & Doorewaard, H. (1998). Het ontwerpen van een onderzoek. Utrecht, Uitgeverij LEMMA BV. Vreeken, A. (2002). Notions of Information: a review of literature. PrimaVera working paper 2002‐13, Universiteit van Amsterdam. Thesisopzet – Sebastiaan Knetsch –
[email protected]
15
Vreeken, A. (2005). The History of Information: Lessons for Information Management. PrimaVera working paper 2005‐19, Universiteit van Amsterdam.
Thesisopzet – Sebastiaan Knetsch –
[email protected]
16
Literatuuroverzicht thesis Adbullahi, I. & Kajberg, L. (2004). ʺA study of international issues in library and information science: survey of LIS schools in Europe, the USA and Canada.ʺ New Library World 105(1204/1205): 345‐356. Avison, D., Jones, J., Powell, P., et al. (2004). ʺUsing and validating the strategic alignment model.ʺ Journal of Strategic Information Systems 12: 223‐246. Buckland, M. (1991). ʺInformation as a Thing.ʺ Journal of the American Society for Information Science Vol. 42(5): p. 351‐360. Carr, N. (2004). Does IT matter? Boston, Massachusetts, Harvard Business School Press. Choo, C. W. (1991). ʺTowards an information model of organizations.ʺ The Canadian Journal of Information Science 16(3): 32‐62. Choo, C. W. (1997). Organizations as ʺInformation‐use Systemsʺ: A Process Model of Information Management. PrimaVera working paper 97‐17, Universiteit van Amsterdam. Choo, C. W. (2002). ʺEnvironmental scanning as information seeking and organizational knowing.ʺ PrimaVera working paper 2002‐01. Davis, G. B. & Olson, M. H. (1985). Management Information Systems: Conceptual foundation, structure, and development. Singapore, McGraw‐Hill Book Co. Drucker, P. F. (1998). Peter Drucker on the Profession of Management. Harvard, Harvard Business Review. Fairer‐Wessels, F. A. (1997). ʺINFORMATION MANAGEMENT EDUCATION: TOWARDS A HOLISTIC PERSPECTIVE.ʺ South African Journal of Library & Information Science 65(2): 93‐103. Gottschalk, P. (2000). ʺStudies of key issues in IS management around the world.ʺ International Journal of Information Management 20: 169‐180. Gottschalk, P. (2002). The Chief Information Officer: A Study of Managerial Roles in Norway. Proceedings of the 35th Hawaii International Conference on System Sciences, Hawaii, IEEE Computer Society. Haddow, G. & Klobas, J. E. (2004). ʺCommunication of research to practice in library and information science: closing the gap.ʺ Library & Information science research 26: 29‐43. Henderson, J. C. & Venkatraman, N. (1993). ʺStrategic alignment: leveraging information technology for transforming organizations.ʺ IBM Systems Journal 32(1): 472‐484.
Thesisopzet – Sebastiaan Knetsch –
[email protected]
17
Jansen, W., Jägers, H. & Nieuwenhof, R. v. d. (2005). ʺBeelden van informatiemanagement: een metamodel.ʺ PrimaVera working paper 2005‐06. Julien, H., McKechnie, L. E. F. & Hart, S. (2005). ʺAffective issues in library and information science systems work: a content analysis.ʺ Library & Information science research 27: 453‐466. Khandelwal, V. K. (2001). ʺAn empirical study of misalignment between Australian CEOs and IT managers.ʺ Journal of Strategic Information Systems Vol. 10: 15‐28. Laudon, K. C. & Laudon, J. P. (2000). Management Information Systems ‐ Organization and Technology in the Networked Enterprise, Prentice Hall International, Inc. Luftman, J. (2003). ʺAligning IT with the business strategy: assesing IT/Business alignment.ʺ Information Systems Management: 9‐15. Maes, R. & Truijens, J. (1999). Zeven stoute stellingen over informatiemanagement. PrimaVera working paper 99‐28, Universiteit van Amsterdam. Marchand, D. A. (2000). Competing with Information ‐ A Managerʹs Guide to Creating Business Value with Information Content. Chichester, John Wiley & Sons Ltd. Marchand, D. A. (2005). ʺReaping the business value of IT.ʺ Business & Economic Review: 21‐24. Marchand, D. A. & jr., F. W. H. (1986). Infotrends ‐ Informatie als sleutel tot winst. New York, John Wiley & Sons. Mintzberg, H. (1980). The Nature of Managerial Work. Englewood Cliffs, Prentice‐Hall, Inc. Nasir, S. (2005). ʺThe development, change, and transformation of Management Information Systems (MIS): A content analysis of articles published in business and marketing journals.ʺ International Journal of Information Management 25: 442‐457. Nonaka, I. & Takeuchi, H. (1995). The knowledge creating company. New York, Oxford University Press. Peppard, J., Lampert, R. & Edwards, C. (2000). ʺWhose job is it anyway?: organizational information competencies for value creation.ʺ Information Systems Journal Vol. 10: 291‐322. Post, M. & Truijens, J. (2005). ʺDe nieuwe kleren van de architect: over architectuur voor bouwbare systemen.ʺ PrimaVera working paper 2005‐24. Powell, R. R., Baker, L. M. & Mika, J. J. (2002). ʺLibrary and information science practitioners and research.ʺ Library & Information science research 24: 49‐72. Schloegl, C. & Petschnig, W. (2005). ʺLibrary and information science journals: an editor survey.ʺ Library Collections, Acquisitions, & Technical Services 29: 4‐32. Thesisopzet – Sebastiaan Knetsch –
[email protected]
18
Schlögl, C. (2003). ʺWissenschaftslandkarte Informationsmanagement.ʺ Wirtschaftinformatik(1): 7‐16. Schlögl, C. (2005). ʺInformation and knowledge management: dimensions and approaches.ʺ Information Research Vol. 10(No. 4). Starreveld, R. W. (1979). Bestuurlijke Informatie Verzorging en de mede daarop gerichte administratieve organisatie ‐ Deel 1: algemene grondslagen. Alphen aan den Rijn, Samson Uitgeverij. Trauth, E. M. (1989). ʺThe Evolution of Information Resource Management.ʺ Information & Management 16: 257‐268. Truijens, J. (2003). Over de middenrij van het negenvlak: de structuur van de informatievoorziening, de schakering van componenten en het stramien voor verandering. PrimaVera working paper 2003‐15, Universiteit van Amsterdam. Varian, H. R., Farrell, J. & Shapiro, C. (2004). The Economics of Information Technology ‐ An Introduction, Cambridge University Press. Vickery, B. C. & Vickery, A. (2004). Information science in theory and practice. München, KG Saur. Wenger, E. (1998). Communities of Practice ‐ Learning, meaning, and identity. Cambridge, Cambridge University Press. Wilson, T. D. (2002). ʺThe nonsense of ʹknowledge managementʹ.ʺ Information Research Vol. 8(No. 1).
Thesisopzet – Sebastiaan Knetsch –
[email protected]
19
Bijlage 1: Mindmap
Thesisopzet – Sebastiaan Knetsch –
[email protected]
20
Bijlage 2: RMCR methodenboek Het methodenboek is als los documenten bijgevoegd na deze pagina. Een korte inleiding: Tijdens het vak Research Methods, Consultancy and Reflection (RMCR) is dit methodenboek door mij opgesteld. Dit methodenboek geeft een overzicht van mijn onderzoeksvaardigheden en bevat tevens de uitwerkingen van een aantal opdrachten gerelateerd aan RMCR. De bedoeling is dat docenten die mij gaan begeleiden zo een beeld krijgen van mijn kennen en kunnen. Met het methodenboek laat ik laten zien wat ik tot nu toe heb gedaan en welke punten ik belangrijk vind tijdens het schrijven van mijn thesis. In hoofdstuk 1 inventariseer ik wat ik tot nu toe gedaan heb op het gebied van onderzoek en onderzoeksmethoden. Ik vul deze inventarisatie aan met een lijst met academische vaardigheden en beschrijf welke van deze vaardigheden ik bezit. In hoofdstuk 2 schets ik de opzet voor een thesisopzet. De thesisopzet is de aanzet tot de echte thesis en met dit sjabloon kan de thesisopzet gemaakt worden. Hoofdstuk 3 bevat de analyse van verschillende versies van een scriptie, gemaakt door een andere student. De volledige uitwerkingen zijn te vinden in de bijlagen. In dit hoofdstuk reflecteer ik op het commentaar van de docent en het door mij gegeven commentaar. In hoofdstuk 4 presenteer ik twaalf punten die ik tijdens het schrijven van mijn thesis aan wil houden. Deze punten zouden moeten leiden tot een goedgeschreven thesis. Hoofdstuk 5 bevat de analyse van een aantal casestudies. Door deze analyse heb ik een goed beeld verkregen over het opzetten van een casestudie. De bekende McKesson‐case wordt geanalyseerd en er worden twee artikelen volgens de werkwijze van de Vries en Roest (1999) geanalyseerd. Vervolgens zijn in de bijlagen een aantal standaard documenten opgenomen die mij moeten helpen tijdens de thesis(opzet). Ook zijn hier de artikelen opgenomen die in hoofdstuk 5 geanalyseerd zijn.
Thesisopzet – Sebastiaan Knetsch –
[email protected]
21