RAPPORT betreffende de scholing van het brandweerpersoneel in Nederland
Samengesteld door het Bestuur van de Stichting Brandweeropleiding
Rapport betreffende de scholing van het brandweerpersoneel in Nederland
RAPPORT betreffende de scholing van het brandweerpersoneel in Nederland
Samengesteld door het Bestuur van de Stichting Brandweeropleiding
INHOUD blz. Voorwoord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
7
Samenvatting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
9
Hoofdstuk Hoofdstuk
I — Inleiding
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
II — Opleidingen en cursussen . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Hoofdstuk
III — De jaarlijkse behoefte aan scholing
Hoofdstuk
IV — De Streekbrandweerschool . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk
V — De Centrale brandweerschool
. . . . . . . . . . . .
17
. . . . . . . . . . . . . . 25
VI — Het gebouw en de overige accomodaties . . . . . . . . . . . 28 V I I — Instructiemiddelen
. . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Hoofdstuk VIII — D e personeelsorganisatie
. . . . . . . . . . . . . . . . 38
Hoofdstuk
I X — Financiële aspecten . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 2
Hoofdstuk
X — Statuten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 5
Bijlage 1. Overzicht gemeentelijke brandweerwerkzaamheden. Bijlage 2. Overzicht capaciteit en personeelsbezetting C.B.S. Bijlage 3. Beschrijving oefengebouw. Bijlage 4. Schetsindeling oefenterrein. Bijlage 5. Te stellen eisen aan enige functionarissen C.B.S. Bijlage 6. Overzicht gegevens buitenlandse brandweerscholen. Bijlage 7. Ontwerp nieuwe Statuten Stichting.
Voorwoord De Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de Koninklijke Nederlandse Brandweer Vereniging, de Nederlandse Vereniging voor Brandweercommandanten en de Nederlandse Vereniging voor brandweerpersoneel hebben in de minder bevredigende toestand, die op het gebied van het brandweeronderricht bestaat, aanleiding gevonden tot het in het leven roepen van de Stichting Brandweeropleiding in Nederland.
De stichtingsacte is op 22 november 1960 gepasseerd. Als bestuursleden treden op de heren: G. J. D. Franken, Burgemeester van de gemeente Zaandam, voorzitter
J. 't Lam, Commandant brandweer te Groningen, secretaris D. Rijnders, Burgemeester van Nieuwer Amstel, Voorz. van de Kon. Ned. Brandw. Ver., lid J. M. P. J. Verstegen, Hoofddirecteur der Ver. van Ned. Gemeenten, lid
A. Jonker, oud-voorzitter Ned. Ver. van Brandw. Commandanten, lid H. J. van Oostveen, oud-Commandant brandweer te 's-Gravenhage, lid A. Nauta, voorzitter Ned. Ver. v. Brandw. pers., lid H. v. d. Brink, secretaris Ned. Ver. v. Brandweer pers., lid
Het bestuur heeft zich voor de samenstelling van het hierbij gaande rapport de medewerking weten te verzekeren van de heren: J. van Houten, commandant van de brandweer te 's-Gravenhage A. H. Haarmans, commandant van de brandweer te Tilburg W. O. Frens, commandeur bij de gemeentelijke brandweer Amsterdam, directeur Brandweerschool Amsterdam, uitgaande van de Stichting Brandweeropleiding, in het leven geroepen door de Provinciale Brandweerbonden van Noord Holland, Zuid Holland en Utrecht. Het Stichtingsbestuur is deze heren, alsmede de oud hoofdinspecteur van de Rijksinspectie voor het Brandweerwezen, de heer D. R. A. van Langen, de thans optredende hoofdinspecteur, de heer C. ter Poorten, het hoofd sectie opleidingen van de Rijksinspectie, de heer D. Meenhorst en de heer J. W. van Waegeningh, inspecteur bij het Nijverheidsonderwijs, bijzonder dankbaar voor de vele waardevolle adviezen, die zij ten behoeve van de samenstelling van het rapport hebben verstrekt.
Samenvatting Het wil het Stichtingsbestuur nuttig voorkomen zijn zienswijze, inzake de oplossing van het bestaande probleem op het gebied van de scholing van het brandweerpersoneel — welke visie op een uitgebreide en geargumenteerde wijze in zijn rapport is vastgelegd — in het kort samen te vatten.
Het Stichtingsbestuur deelt de opvatting van de Brandweerraad (zie het rapport van dit College van 21 juni 1961) dat de scholing van het brandweerpersoneel ten achter is geraakt bij de snelle ontwikkeling op technisch gebied. Het is de overtuiging toegedaan dat, wil het brandweerwezen ook in de toekomst zijn taak naar de eis kunnen volbrengen, op het gebied van het brandweeronderricht uitgebreide en verstrekkende maatregelen dienen te worden getroffen.
Een groot aantal factoren, zoals: verschil in organisatie vorm, het betrekkelijk uitgebreide rangensysteem,- specialistische functies en de ontwikkelingen in brandweertechniek en -tactiek, maken een uitgebreide variatie in opleidingen en cursussen noodzakelijk. Hoofdstuk II — punt l van het rapport geeft een overzicht van de diverse opleidingen en cursussen. Een zeer belangrijk gedeelte van deze opleidingen en cursussen vereisen voor een goede uitvoering zeer uitgebreide en kostbare oefenaccomodaties en andere instructiemiddelen, alsmede gespecialiseerde leerkrachten. Het zijn in hoofdzaak deze factoren die de uitvoering van het totale opleidingsprogramma binnen het gemeentelijk bestel practisch onuitvoerbaar maken, zulks om redenen van economische en opleidings-organisatorische aard.
Het Stichtingsbestuur heeft uit ,een grondige bestudering van dit probleem de conclusie getrokken, dat op de volgende wijze in het noodzakelijk brandweeronderricht zou kunnen worden voorzien:
de opleidingen voor de lagere rangen, m.u.v. de opleiding tot brandwacht 2e klasse in beroepsdienst, moeten door de gemeenten c.q. samenwerkende gemeenten zelf worden verzorgd; de strikt theoretische gedeelten van de kaderopleidingen en van de opleiding tot brandweerofficier vrijwilliger dienen bij voorkeur streeksgewijze plaats te vinden. Hiervoor dient in een aantal nader te bepalen gemeenten de benodigde leslokalenaccomodatie te worden gezocht; de brandweertechnische en -tactische gedeelten der kaderopleidingen, de overige opleidingen, alsmede de bijzondere cursussen komen dan alleen volledig tot hun recht, wanneer zij kunnen worden verzorgd door een speciaal daartoe ingericht instituut.
De Streekbrandweerscholen. Uitgaande van de jaarlijkse behoefte aan scholen en mede rekening houdende met de noodzakelijke spreiding van het theoretisch onderwijs, acht het Stichtingsbestuur een aantal van tien Streekbrandweerscholen gewenst. Deze scholen dienen geografisch zodanig te zijn gelegen, dat een maximum aantal leerlingen gedurende de avonduren de lessen kan volgen. De kosten verbonden aan de aanschaffing van visuele hulpmiddelen en overige instructiemedia worden per school geraamd op ƒ 5.000,—, hetgeen neerkomt op een éénmalige investering groot ƒ 50.000,—. De exploitatiekosten dezer tien scholen zullen jaarlijks circa ƒ 80.000,— bedragen, hetgeen neerkomt op een bedrag per leerlingenuur van ± f 1,60.
De Centrale Brandweer school. De uitgebreide en kostbare voorzieningen, die voor de verwezenlijking van de leerprogramma's van de vaktechnische opleidingen en -opleidingsgedeelten, alsmede van de specialistische cursussen, beschikbaar moeten zijn, maken uit het oogpunt van efficiency centralisatie noodzakelijk. Deze behoefte tot samenbundeling wordt nog geaccentueerd door de beperkte beschikbaarheid van deskundige leerkrachten. De Centrale Brandweerschool moet met de ten dienste staande middelen van vervoer op een gemakkelijke en niet al te tijdrovende wijze kunnen worden bereikt; zij dient derhalve in het centrum des lands te zijn gelegen. De C.B.S. zal — naast bouwkundige voorzieningen t.b.v. het onderwijs, zoals: leslokalen, een instructiehal, een oefengebouw en -terreinen, kantoorruimten e.d. — over de nodige hotel- en restauratie-accomodatie moeten beschikken. Het benodigd aantal bedden bedraagt naar schatting 76 stuks, terwijl de capaciteit van de keuken en de eetzaal dient te zijn berekend op 100 man. De stichtingskosten van de C.B.S., waaronder begrepen het gebouw, de oefenterreinen, de instructiemiddelen en een conciërgewoning, zullen naar schatting ƒ 3.113.000,— bedragen. De bouwkosten met inbegrip van de vaste installaties, meubilair en stoffering zijn in dit geval naar een prijs van ƒ 125,— per m3 berekend. Het totaal aan investeringen — inclusief grondaankoop, gebruiksgoederen e.d. — wordt geraamd op een bedrag groot ƒ 4.250.000,—.
De exploitatiekosten bedragen naar schatting: a. Rente aan te kopen terrein en rente en afschrijving centrale brandweerscholen (annuïteit 4^ %) ƒ 177.217,46 b'. Afschrijving gebruiksartikelen (annuïteit 4/4 %) ƒ 11.254,87 c. Afschrijving instructiemiddelen (annuïteit 4^4 %) ƒ 63.348,65 d. Onderhoudskosten ƒ 159.914,— e. Salarissen en vergoedingen ƒ 315.550,— f. Diversen ƒ 52.000,— g. Verlichting en verwarming _____ƒ 32.000,— Totaal
ƒ 811.284,98
De kosten per leerlingenuur bedragen in dit geval ca. ƒ 7,20. Uit de kosten per leerlingenuur mag zowel waar het de Streekbrandweerscholen (ƒ 1,60) als waar het de Centrale Brandweerschool betreft de conclusie worden getrokken, dat indien de opleiding, als in het rapport bedoeld self-supporting zou moeten zijn en derhalve geheel ten laste van de gemeenten zou komen, deze opzet practisch niet te verwezenlijken zal zijn.
Het Stichtingsbestuur heeft zich afgevraagd, of voor de stichting van de C.B.S. gerekend zou mogen worden op een bijdrage-regeling, zoals deze o.m. wordt toegepast bij het bijzonder onderwijs door het Departement van Onderwijs, Kunsten en "Wetenschappen of voor bijzondere vakscholen, b.v. de school voor Vroedvrouwen in Limburg door het Departement van Sociale Zaken, en Regionale werkplaatsen voor vakopleiding van volwassenen. Een dergelijk financiële medewerking van de zijde van het Ministerie van Binnenlandse Zaken zou erop neerkomen, dat in feite het gebouw, alsmede de daarbij behorende inrichtingskosten en de kosten instructiemiddelen, ter beschikking van het Stichtingsbestuur worden gesteld.
De exploitatiekosten van deze inrichting zouden via de cursisten ten laste komen van de deelnemende gemeenten. Het ligt voor de hand, dat alle gemeenten in Nederland bij de in dit rapport bedoelde opleiding ten nauwste zijn betrokken. Uit hoofde hiervan staat het Stichtingsbestuur een regeling voor ogen, waarbij de gemeenten voor de instandhouding van het instituut een jaarlijkse bijdrage betalen van ƒ 20,— per l .000 inwoners. Bij aanvaarding van de voorgestelde bijdrageregelingen, zullen de resterende kosten per gemiddeld leerlingenuur respectievelijk ƒ l,— en ƒ 3,— gaan bedragen. 10
Dit betekent dat de gemeente b.v. voor de opleiding van onderbrandmeester bij de vrijwillige brandweer zal moeten betalen: aan de S.B.S. 109 uur x ƒ l,— = ƒ 109,— aan de C.B.S. 267 uur x ƒ 3,— = ƒ 801,— Totaal ƒ 910,—, nog verhoogd met de eventuele kosten van werkverlet, de reiskosten en wellicht een geringe vergoeding voor verblijfkosten. Het Stichtingsbestuur is van oordeel, dat dergelijke bedragen het maximum vormen, waartoe de gemeenten t.b.v. de opleiding en vorming van hun brandweerpersoneel buiten korpsverband onder de huidige financiële verhouding van Rijk — Gemeente zullen kunnen gaan. Tenslotte moge nog worden vermeld, dat — gezien de wel zeer uitgebreide voorbereidende werkzaamheden, die aan de realisatie van de in dit rapport gedane voorstellen zijn verbonden — een spoedig aantrekken van de directeur C.B.S. en diens plaatsvervanger het Stichtingsbestuur als zeer gewenst voorkomt.
11
Hoofdstuk I
Inleiding Ingevolge artikel l van de Brandweerwet is de gemeentelijke overheid belast met het vaststellen van algemene regelen betreffende de organisatie en het beheer van de gemeentelijke brandweer en het maken van verordeningen betreffende het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmede verband houdt, alsmede met de uitvoering daarvan. Zoals uit bijlage l moge blijken is deze taak analytisch bezien zeer uitgebreid en veelomvattend en vraagt de uitvoering van de daaraan verbonden werkzaamheden een zekere hoeveelheid specialistische kennis, die wetenschappelijk gezien onder meer in het bouwkundige, werktuigbouwkundige, electrotechnische en het chemische vlak is gelegen. De gemeentelijke dienst, in casu de brandweer, die zo niet geheel dan toch voor het overgrote deel met de aan deze taak verbonden werkzaamheden is belast, ziet zich in de hui-
dige tijd van snelle ontwikkeling op technisch gebied — voor vele gemeenten gepaard gaande met een sterke groei vooral op industrieel gebied — voor het probleem gesteld, dat de vaktechnische scholing van het brandweerpersoneel in het algemeen geen gelijke tred heeft gehouden met voornoemde ontwikkeling, waardoor zij niet meer in alle onderdelen kan voldoen aan de eisen des tijds. Concluderende kan worden gezegd, dat — wil de gemeentelijke overheid in de gelegenheid worden gesteld volledig aan de haar bij de Brandweerwet opgelegde verplichtingen te voldoen — de scholing van het brandweerpersoneel met kracht ter hand dient te worden genomen. De Brandweerraad heeft in zijn rapport van 21 juni 1961 terzake zijn ongerustheid uitgesproken over de gang van zaken bij het brandweeronderricht. Ook in verhouding tot de aktiviteiten op dit gebied in het buitenland — zie bijlage 6 — kan van een achterstand worden gesproken.
13
Hoofdstuk II
Opleidingen en Cursussen Bij de bepaling van de soort van de te verzorgen opleidingen/cursussen spelen de volgende factoren een rol: Het verschil in aard en karakter van de brandweerorganen (vrijwillige en beroeps); de organieke brandweerfuncties uitgedrukt in de onderscheidene rangen (promotie opleidingen); de specialistische taken waarmede een brandweerfunctionaris kan worden belast; de ontwikkeling in de brandweertechniek en -tactiek. De hierboven genoemde factoren zijn oorzaak, dat — wil het beoogde doel worden bereikt — een betrekkelijk groot aantal opleidingen/cursussen moet worden verzorgd, waarvan de opleidingsduur en het leerprogramma sterk variëren.
1. Overzicht te geven opleidingen 'en cursussen. 1.1. De opleiding tot brandwacht 2e klasse bij de vrijwillige brandweer 1.2. De opleiding tot brandwacht Ie klasse bij de vrijwillige brandweer 1.3. De opleiding tot hoofdbrandwacht bij de vrijwillige brandweer 1.4. De opleiding tot onderbrandmeester bij de vrijwillige brandweer 1.5. De opleiding tot brandmeester bij de vrijwillige brandweer 1.6. De opleiding tot brandwacht 2e klasse bij de beroepsbrandweer 1.7. De opleiding tot brandwacht Ie klasse bij de beroepsbrandweer 1.8. De opleiding tot hoofdbrandwacht bij de beroepsbrandweer 1.9. De opleiding tot onderbrandmeester bij de beroepsbrandweer 1.10. De opleiding tot brandmeester bij de beroepsbrandweer 14
1.11. De opleiding voor officier bij de vrijwillige brandweer 1.12. De eerste opleiding en de theoretische opleidingen voor brandweerofficier in beroepsdienst 1.13. De opleiding tot instructeur voor de opleidingen brandwacht 2e klasse t/m hoofdbrandwacht 1.14. De opleiding tot instructeur adembescherming 1.15. De opleiding tot instructeur pompbediener 1.16. Cursus instructie-techniek 1.17. Preventie cursussen 1.18. Cursussen van bijzondere aard 1.19. Cursussen brandweer in het kader van de B.B. 1.20. Herhalingscursussen van allerlei aard. De onderscheiden opleidingen geschieden overeenkomstig de eisen, die door de Minister van Binnenlandse Zaken ter zake zijn of nader zullen worden vastgesteld.
2. Mogelijkheid tot uitvoering van het totale opleidingsprogramma. Zoals in de inleiding reeds werd gesteld, bestaat er achterstand bij het brandweeronderricht, terwijl bij de snelle voortschrijding der techniek^moet worden gevreesd, dat deze achterstand groter zal worden. Dit gemis kan in de gemeente individueel niet worden opgevangen, omdat het de brandweerkorpsen ontbreekt aan de middelen benodigd om de scholing van hun personeel in zijn geheel gelijke tred te doen houden met de naoorlogse technische ontwikkelingen.
2.1. De middelen benodigd voor een volledige uitvoering van het totale opleidingsprogramma.
Een staf van ervaren docenten, waarin deskundigen zijn opgenomen op alle wetenschappelijke gebieden, die de brandweerdienst raken. Een uitgebreide documentatie op het gebied van de internationale wetenschappelijke brandweerliteratuur. Een zeer uitgebreide en kostbare collectie instructiemiddelen. Een oefen-accomodatie, bestaande uit een zor danige combinatie van terreinen en opstallen, dat de meest uiteenlopende oefeningen kunnen worden gehouden. Het zal zonder meer duidelijk zijn, dat zelfs voor de grootste brandweerkorpsen de hiermede gepaard gaande investeringen in geen enkele verhouding staan tot het economisch nut, dat zij voor een organisatie van een dergelijke omvang kunnen afwerpen.
2.2. Uit het hiervoren gestelde mag niet worden geconcludeerd, dat het de onderscheidenlijke brandweren te enenmale aan de middelen ontbreekt om binnen het raam van het eigen korps enige opleiding te verzorgen. Redelijkerwijze kan worden aangenomen, en is practisch uitvoerbaar gebleken, dat het gemiddelde korps de opleiding voor de lagere personeelsfuncties — tot en met de rang van hoofdbrandwacht — gezien het niveau van de te verzorgen theoretische lessen en de vrij eenvoudige aard van de te geven practische instructie, zelf moet kunnen verzorgen. De verzorging van deze opleidingen binnen de eigen organisatie blijft overigens uit het oogpunt van paraatheid een gebiedende eis. Teneinde het welslagen van dergelijke opleidingen een extra waarborg te geven, verdient het zeer wel aanbeveling, dat de met de instructie belaste deskundige kaderleden in aanmerking worden gebracht voor het volgen van een instructeurs-cursus. 2.3. Een uitzondering op deze regel vormt de opleiding tot brandwacht 2e klasse bij de beroepsbrandweer. Voor deze categorie gelden argumenten, die het alleszins gewenst maken, dat dit personeel een brede basisopleiding ontvangt op een daartoe speciaal ingericht instituut. Niet alleen betreft het hier jong personeel, dat de brandweerdienst heeft gekozen om zich een levenspositie te verwerven, maar het is ook deze categorie, waaruit voor de toekomst het voor zijn taak berekende kader moet worden gevormd.
Het feit, dat de bestaande beroepsbrandweren over het algemeen te klein zijn om gelijktijdig een groep adspiranten ter grootte van de volledige bezetting van een bluseenheid in dienst te nemen, maakt het voorts onmogelijk om deze adspiranten in eigen korps in teamverband op te leiden; een opleidingsmethode, die voor deze categorie — gezien zijn toekomstige bestemming — als zijnde bijzonder belangrijk moet worden beschouwd.
2.4. Het feit, dat zelfs de grote brandweerkorpsen zich niet de luxe kunnen veroorloven om binnen het raam van de eigen organisatie volledig in de scholing en verdere vaktechnische ontwikkeling van hun personeel te voorzien, maakt het noodzakelijk, dat op een andere wijze — vallende buiten het gemeentelijk bestel — wordt voorzien in de faciliteiten benodigd voor de opleidingen van kader en officieren, en voor de verzorging van de diverse specialistische opleidingen en cursussen. Bij de oplossing van dit vraagstuk doen zich de volgende met elkaar in strijd zijnde problemen voor: uit het oogpunt van opleidings-efficiency dient de verzorging van de hiervoren genoemde opleidingen/cursussen zo gecentraliseerd mogelijk plaats te vinden. Hierdoor wordt bereikt, dat een zo groot mogelijk rendement wordt verkregen uit de kostbare voorzieningen die voor de goede uitvoering van de onderscheidene leerplannen/cursus-programma's moeten worden getroffen. Voorts zal door deze samenbundeling het probleem van de beperkte beschikbaarheid van deskundige leerkrachten minder actueel worden; ter waarborging van een zo groot mogelijk aantal deelnemers verdient, vooral waar het vrijwillig brandweerpersoneel betreft, decentralisatie van de opleidingsmogelijkheden sterk de voorkeur. Door het volgen van deze methode wordt de gelegenheid geschapen om de lessen zoveel mogelijk in de avonduren te doen plaatsvinden. Hierdoor worden de aan het volgen van een opleiding/cursus verbonden niet denkbeeldige bezwaren als weigering door de werkgever om de cursist regelmatig beschikbaar te stellen, het opofferen van vakantiedagen, loonderving, aanzienlijke bedragen voor reis- en verblijfkosten e.d., in belangrijke mate ondervangen. 15
2.5. De invloed van elk dezer argumentaties is dermate groot, dat bij bepaling van de organisatorische structuur van het opleidingsmedium, geen der beiden volkomen terzijde kan worden gedaan. Ter verkrijging van een zo bevredigend mogelijke oplossing voor dit dilemma is onderzocht in hoeverre de respectievelijke leerplannen en cursusprogramma's decentralisatie van opleiding toelaten, en voor welk gedeelte van de hierin- samengevatte lesstof gecentraliseerd onderwijs noodzakelijk is. Dit onderzoek heeft uitgewezen, dat de in de syllabi van de kaderopleidingen en de opleiding voor brandweerofficier vrijwilliger opgenomen lesvakken, die in het vlak van de algemene ontwikkeling zijn gelegen (wiskunde, natuurkunde en scheikunde), alsmede de theoretische brandweervakken (organisatie en inwendige dienst) gedecentraliseerde opleiding toelaten. De uitvoering van het overgrote deel hiervan vereist namelijk geen brandweerdeskundigen, doch kan in handen worden gegeven van leerkrachten uit het uitgebreid lager of middelbaar onderwijs, terwijl deze opleidingsgedeelten tevens geen kostbare voorzieningen vereisen op het gebied van de instructiemiddelen. De uitvoering van het brandweer tactische en technische gedeelte van de diverse opleidingen, alsmede van de specialistische cursussen komt
16
uitsluitend goed tot zijn recht, indien centraal wordt voorzien in de hiervoor benodigde accomodaties en faciliteiten.
3.
Recapitulatie.
3.1. De opleidingen voor de lagere rangen m.u.v. de opleiding tot brandwacht 2e klasse in beroepsdienst, moeten door de gemeente c.q. samenwerkende gemeenten in eigen beheer worden verzorgd. 3.2. De strikt theoretische gedeelten van de kaderopleidingen en de opleiding tot brandweerofficier vrijwilliger dienen bij voorkeur streeksgewijze plaats te vinden. Hiervoor dient in een aantal nader te bepalen gemeenten de benodigde leslokalen-accomodatie te worden gezocht. Deze scholen worden in het vervolg aangeduid met „streekbrandweerscholen" — S.B.S. — 3.3. De brandweer technische en -tactische gedeelten der kaderopleidingen, de overige opleidingen, alsmede de bijzondere cursussen komen dan allen volledig tot hun recht, wanneer deze kunnen worden verzorgd door een speciaal daartoe ingericht instituut. Dit opleidingsmedium zal in het vervolg „Centrale Brandweerschool" — C.B.S. — worden genoemd.
Hoofdstuk m
De jaarlijkse behoefte aan scholing Ter bepaling van de jaarlijkse behoefte aan de diverse opleidingen en cursussen zoals genoemd onder hoofdstuk II-l van dit rapport gelden de totale personeelssterkten van de onderscheidene brandweerorganisaties en het periodieke verloop dat in de respectievelijke rangen plaats vindt, als de belangrijkste factoren. Bij deze behoefte-bepaling is uitgegaan van de aantallen zoals vermeld in de statistiek der Branden voor het jaar 1960, alsmede van het verloop in de diverse rangen bij de vrijwillige en beroepsbrandweer. De mogelijke vraag naar opleidingen en cursussen van de zijde van het bedrijfsleven is niet in de berekeningen verdisconteerd; tevens zijn hierbij de eventuele wensen op het gebied van de herscholing niet in beschouwing genomen. Hieruit volgt, dat de aantallen geproduceerd in het vervolg van deze uiteenzetting moeten worden beschouwd als de noodzakelijke minima. Overzichtelijkheidshalve worden in het ver deiverloop van dit rapport uitsluitend die opleidingen/cursussen behandeld, die door de Streekbrandweerscholen (S.B.S.'n) en/of de Centrale Brandweerschool (C.B.S.) dienen te worden verzorgd.
1. De omleiding tot onderbrandmeester bij de vrijwillige brandweer. Behoefte 240 man/jaar. In Nederland zijn momenteel ± 3.400 brandmeesters en onderbrandmeesters bij de vrijwillige brandweer. Deze functionarissen doen bij benadering 10 a 12 jaren in genoemde kaderfuncties dienst. Om het vrijwillig brandweerkader op peil te houden, dient derhalve per jaar een aanvulling plaats te vinden van 300 man. De jaarlijkse behoeften aan brandmeesters en onderbrandmeesters verhouden zich naar schatting als l : 2. Dus 200 onderbrandmeesters. Rekening houdende met het feit, dat tengevolge van de aard van de dienstverbintenis het jaarlijks afvalpercentage bij dit vrijwillig personeel vrij hoog zal liggen — 20 %
— zullen per jaar 240 gegadigden in opleiding moeten worden genomen. Het aantal lesuren — volgens de ontworpen leerprogramma's — bedraagt: door de S.B.S. verzorgd 109 uur door de C.B.S. verzorgd 167 uur/ 45 lesdagen.
2. De opleiding tot brandmeester bij de vrijwillige brandweer. Behoefte 120 man/jaar. Zoals bij de behoefte bepaling van de onderbrandmeesters vrijwillige brandweer reeds is omschreven, zal jaarlijks een aanvulling nodig zijn van 100 brandmeesters bij de vrijwillige brandweer. Het is reëel hierbij aan te nemen, dat, evenals bij de onderbrandmeesters het aantal van elke groep gegadigden jaarlijks met ongeveer 20 % zal verminderen. Om op bevredigende wijze aan de behoefte te kunnen voldoen moet ernaar gestreefd worden jaarlijks 120 leerlingen in opleiding te nemen. Voor deze opleiding bedraagt — volgens het leerprogramma — het aantal te verzorgen lesuren door: de S.B.S. 78 lesuren de C.B.S. 180 lesuren/30 lesdagen.
3. De opleiding tot brandwacht 2e klasse bij de beroepsbrandweer. Behoefte 50 man/jaar. In Hoofdstuk II-2.3. is reeds uiteengezet, dat gecentraliseerde opleiding van beroepsbrandwachten een eerste vereiste is voor de vorming van toekomstig voor zijn taak berekend brandweerkader. Als bijkomende doch niet te verwaarlozen factor moet het nut worden gezien verbonden aan de vorming van kader en brandwachten door één en hetzelfde instituut, waardoor in het bijzonder door combinatie van de practische instructie de lessen in brandbestrijdingstactiek volledig tot hun recht zullen komen. 17
Nederland heeft ongeveer 1.500 man beroepsbrandweerpersoneel, de officieren niet inbegrepen, die gemiddeld 30 jaren de brandweer dienen. Per jaar zullen dus 50 adspiranten moeten worden opgeleid. Verwacht kan worden, dat niet alle beroepskorpsen van den beginne af aan deze „recrutenopleiding" aan de C-B.S. zullen overlaten. Bij een goede start kan echter worden verwacht, dat na verloop van enige jaren de scholing van alle adspiranten in handen zal worden gegeven van genoemd centraal instituut. Voor deze opleiding zijn volgens het leerplan in het totaal benodigd: 8 lesweken a 5 dagen of 40 lesdagen.
4. De opleiding tot onderbrandmeester bij de beroepsbrandweer. Voorlopige behoefte 24 man/jaar. Bij de beroepsbrandweren zijn thans in het totaal ongeveer 200 brandmeesters en onderbrandmeesters werkzaam. Rekening houdend met de aanpassing van de diensttijd aan de 45-urige werkweek en de tendens om in de ruimste zin meer aandacht te besteden aan de brandbestrijding, kan worden gesteld, dat dit aantal in de toekomst naar alle waarschijnlijkheid groter zal worden. Aannemend dat dit personeel gemiddeld 15 jaar dienst zal doen in de rangen van brandmeester en onderbrandmeester, kan worden verwacht, dat zich in de eerstkomende jaren ongeveer 16 gegadigden per jaar voor het volgen van deze cursus zullen aanmelden. Gezien de grote behoefte aan deze opleiding kan worden verwacht, dat dit aantal aanmerkelijk zal stijgen, wanneer de S.B.S.'n en de C.B.S. eenmaal op gang gekomen zijn. Overeenkomstig de desbetreffende syllabus bedraagt het aantal lesuren voor deze cursus, aan: de S.B.S. 415 lesuren/69 lesdagen de C.B.S. 230 lesuren/40 lesdagen.
5. De opleiding tot brandmeester bij de beroepsbrandweer. Behoefte 16 man per jaar. Naar schatting (de juiste gegevens niet beschikbaar) zijn in Nederland 79 brandmeesters in beroepsdienst. Aangenomen kan worden, dat zij deze rang gedurende 5 a 10 jaar bekleden. Ook voor 18
deze categorie geldt, dat er in de toekomst meer behoefte zal bestaan aan personen, die deze bekwaamheid bezitten, dan thans het geval is. Om deze redenen kan worden gesteld, dat de benodigde jaarlijkse aanvulling op 16 brandmeesters kan worden gesteld. Voor de opleiding van deze categorie zijn in het totaal benodigd, voor wat betreft onderwijs aan: de S.B.S. 78 lesuren/13 lesdagen de C.B.S. 278 lesuren/46 lesdagen. 6. De opleiding tot officier bij de vrijwillige brandweer. Behoefte 38 man/jaar.
Momenteel beschikt de vrijwillige brandweer in totaal over 560 brandweerofficieren. Verwacht kan worden, dat dit aantal in de toekomst niet zal toenemen. Het aantal jaren, dat een vrijwillige brandweerofficier zijn functie vervult is zeer verschillend. Aangenomen wordt, dat dit gemiddeld 15 jaren zal zijn. Dit impliceert, dat jaarlijks 38 brandweerofficieren moeten worden opgeleid. Gezien de ontwikkeling van het brandweerwezen in Nederland kan worden gesteld, dat ongeveer een vierde deel — ca. 10 man — wordt verkregen uit de categorie vrijwillige brandmeesters. Afgezien van de candidaten voortkomende uit de hierbovengenoemde categorie, kan worden gesteld, dat om het gewenste aantal te bereiken 20 % meer in opleiding zal moeten worden genomen. De opleidingsduur dient te worden aangepast aan de reeds door de candidaat verworven brandweerkennis en zijn ontwikkelingsniveau. 6.1. Candidaten met een ontwikkeling op het niveau van T.H.-H.T.S. (directeuren gemeentewerken e.a.) volgen een speciale cursus aan de C.B.S. Opleidingsduur 43 lesdagen/83/slesweken. 6.2. Overige candidaten verkrijgen hun opleiding via rangen van onderbrandmeester en brandmeester en volgen ter afronding een korte cursus aan de C.B.S. Cursusduur 3 lesdagen.
Overgangsmaatregelen. In de eerstkomende jaren kan worden verwacht, dat een zeker percentage van de brand-
weerofficieren de wens te kennen zal geven om alsnog in aanmerking te komen voor de opleiding tot brandweerofficier. In dit geval zullen de candidaten met een ontwikkelingsniveau T.H.-H.T.S. een applicatiecursus moeten volgen overeenkomstig de normale opleiding aan de C.B.S. en indien daaraan behoefte bestaat een aan hun niveau aangepaste theoretische opleiding aan de S.B.S. Voor de overige candidaten zal een aparte cursus worden opgezet ten dele te volgen aan de S.B.S., met een afronding aan de C.S.B. 7. De opleiding tot officier hij de beroepsbrandweer. Behoefte 10 man/jaar. Nederland beschikt thans over ongeveer 130 brandweerofficieren in beroepsdienst. Er is echter een tendens waar te nemen, dat het aantal beroepsofficieren in de toekomst zal toenemen. Waarschijnlijk moet worden geacht, dat in verloop van een tiental jaren het aantal beroepsbrandweerofficieren met 30—50 % dus tot 170 a 195 zal toenemen. Aannemende, dat een dergelijke functionaris gedurende ongeveer 30 jaar zijn dienst zal uitoefenen, is de jaarlijkse benodigde aanvulling te stellen op 4 a 6 man. Gezien de thans bestaande grote vraag naar goed opgeleide brandweerofficieren, verdient het aanbeveling om de aanvulling in de eerstkomende jaren te stellen op 10 man of zonodig meer. Deze opleiding dient geheel door de C.B.S. te geschieden en neemt afgezien van de praktijk detacheringen 165 lesdagen/33 lesweken in beslag. 8. De opleiding tot instructeur voor de opleidingen brandwacht/hoofdbrandwacht. Behoefte 8 man per jaar. Voor deze functie komen in aanmerking de kaderleden, die met gunstige resultaten de opleiding tot onderbrandmeester hebben gevolgd. Bovendien moeten zij les kunnen geven, dus de essentiële punten van de te onderwijzen leerstof grondig beheersen en kunnen overdragen. Uitgaande van de totaalsterkte der brandweerkorpsen — ca. 23.500 man — en mede rekening houdende met de steeds groter wordende vraag naar instructeurs van de zijde
der bedrijfsbrandweren en in verband met de opleiding van noodwachtplichtigen — B.B., kan ruim geschat het totaal benodigde aantal op 80 man worden gesteld. Gezien de eisen, die aan een instructeur worden gesteld, wordt aangenomen, dat deze gemiddeld 10 jaar als zodanig ter beschikking zal zijn. De jaarlijkse aanvulling dient derhalve 8 man te bedragen. Deze opleiding dient te worden verzorgd door de C.B.S. Opleidingsduur 12 lesuren/2 lesdagen. 9. De opleiding tot instructeur adembescherming. Behoefte 8 man/jaar. Bij voorkeur dienen deze instructeurs te worden gerecruteerd uit de onderbrandmeesters. Daar het tempo waarin de invoering van moderne adembeschermingsapparatuur bij de diverse korpsen een stijgende lijn vertoont, laat het zich aanzien, dat — wil blijvend aan de behoefte worden voldaan — per jaar een aanvulling van 8 instructeurs adembescherming dient plaats te vinden. Deze opleiding, die geheel door de C.B.S. moet worden verzorgd, neemt in totaal 60 uren/10 lesdagen in beslag. Bovendien zullen deze instructeurs in verband met de snelle technische ontwikkelingen op dit gebied, na 5 jaar een herhalingscursus moeten volgen. Verzorging door de C.B.S.
Cursusduur 12 lesuren/2 lesdagen. 10. De opleiding tot instructeur pompbediener. Voorlopige behoefte 8 man/jaar. Evenals ten behoeve van beide hiervoren omschreven opleidingen dienen de candidaten voor deze opleiding bij voorkeur uit de groep onderbrandmeesters te worden betrokken. Momenteel bestaat een groot tekort aan deze functionarissen. Voorshands kan worden gesteld, dat de jaarlijkse behoefte aan aanvulling 8 man bedraagt. Na verloop van jaren zal waarschijnlijk kunnen worden volstaan met een aanvulling van 8 man per 2 jaar. De duur van de opleiding, die aan de C.B.S. dient te worden gegeven, bedraagt: 30 lesuren/5 lesdagen. 19
11.
De cursus instructie-techniek. Behoefte 30 man/jaar.
In de afgelopen jaren is wel gebleken, dat voor een goede uitvoering van de instructie, kennis van de instructie-techniek een eerste vereiste is. Het is dan ook noodzakelijk, dat deze soort cursussen voor brandweer-instructeurs door de C.B.S. wordt verzorgd. Zoals uit de ervaringen opgedaan door andere opleidingsinrichtingen blijkt, is het voor een goede uitvoering van het leerprogramma zeer gewenst de klassesterkte in dit .geval niet groter te maken dan 6 man. De jaarlijkse behoefte aan deze cursussen wordt in de eerste aanleg bepaald door het aantal te verzorgen instructeurs-cursussen. 11.1. Instructeur voor de opleiding hoofdbrandwacht, 8 man/jaar. 11.2. Instructeur voor de opleiding adembescherming, .8 man/jaar. 11.3. Instructeur voor de opleiding pompbediener, 8 man/jaar. Rekening houdend met de wenselijkheid, dat ook anderen, o.a. reeds aanwezige instructeurs onderricht behoeven in de instructiemethoden, ware de jaarlijkse behoefte te stellen op 30 man. De cursusduur bedraagt 30 lesuren/ 5 lesdagen.
12.
Preventie-cursussen. Behoefte 40 man/jaar.
Cursussen van deze aard worden thans reeds verzorgd door de Rijksinspectie voor het Brandweerwezen en vinden plaats aan de Stafschool — B.B. en wel omdat daar de nodige „hotelaccomodatie"' en „lesaccomodatie' is te vinden. Uit de reeds opgedane ervaringen is gebleken, dat de gemiddelde jaarlijkse behoefte voor deze cursussen 40 man bedraagt. Voorts bestaat de behoefte aan 4 korte herhalingscursussen van 2 dagen op dit gebied in de periode van 2 jaren. De opleidingsduur van de preventie-cursus bedraagt: 30 lesuren/5 lesdagen. De duur van de jaarlijks te houden 4 herhalingscursussen bedraagt: 4 x 12 lesuren/2 lesdagen. 20
13.
Cursussen van bijzondere aard. Gemiddelde behoefte per cursus 20 man. Hieronder worden o.m. begrepen: Cursussen voor het opsporen van brandoorzaken. Cursussen onderhoudsmonteur voor brandweermaterieel. Cursussen met betrekking tot radio-activiteit. Cursussen voor instructeur vliegtuigbrandbestrijding. Cursussen voor de bestrijding van scheepsbranden. Cursussen voor de bestrijding van branden van brandbare vloeistoffen en tot vloeistof gecomprimeerde brandbare gassen. Lezingen van allerlei aard. Zoals uit het hierboven gestelde blijkt, bestaan er voldoende redenen om regelmatig dergelijke leergangen te geven. Te rekenen ware, dat jaarlijks ten minste gedurende 20 dagen = 120 lesuren, cursussen van bijzondere aard moeten worden gegeven. 14.
Herhalingscursussen van allerlei aard. Gemiddelde behoefte per cursus 20 man. Afgezien van de herhalingscursussen, die in het voorgaande met name zijn genoemd, verdient het — gezien de snelle technische ontwikkelingen, waarbij de brandweer direct of zijdelings wordt betrokken — zeer wel aanbeveling, om voor herhalingscursussen van allerlei aard de nodige school-accomodatie te reserveren. Gedacht wordt, dat deze cursussen per jaar 20 lesdagen, dan wel 120 lesuren in beslag zullen nemen en dat het gemiddeld aantal cursisten per cursus 20 man zal bedragen.
15. Cursussen brandweer in het kader van de B.B. Momenteel worden alle B.B.-cursussen, ook die welke specifieke brandweer-cursussen zijn, gegeven aan de Stafschool B.B. Mede uit psychologisch oogpunt verdient het aanbeveling, dit soort cursussen in de toekomst te doen verzorgen door de Centrale Brandweerschool, die door de Nederlandse brandweer als haar eigen centrum zal worden beschouwd. Aangezien op dit punt in eerste instantie door de centrale overheid moet worden beslist, wordt gemeend te moeten volstaan met de aandacht te vestigen op cursussen van deze aard en deze promemorie op te nemen.
Hoofdstuk IV
De Streekbrandweerschool Uit het gestelde in hoofdstuk I — punt 2.4. blijkt dat indien de aard van de te doceren lesstof dit toelaat, decentralisatie van opleiding de voorkeur verdient. De opleidingsgedeelten, die decentralisatie toelaten zijn de theoretische brandweervakken, alsmede de lesvakken gelegen in het vlak der algemene ontwikkeling. Deze spreiding verdient de voorkeur, omdat hierdoor het geven van opleidingen in de avonduren mogelijk wordt en is in dit geval uitvoerbaar, omdat het aantrekken van de nodige leerkrachten, geen onoverkomenlijke bezwaren zal opleveren en geen belangrijke investeringen met betrekking tot de aanschaffing van kostbare instructiemiddelen noodzakelijk zijn.
2. Outillage.
l. Bereikbaarheid.
De directeur van de centrale brandweerschool zal tevens worden belast, met het geven van richting aan het onderwijs, de leiding van en het toezicht op de S.B.S.'n.
Het onderricht dient in het bijzonder waar het de vrijwillige brandweer betreft, plaats te vinden in de avonduren. Het aantal en de ligging van de streekscholen dienen op deze voorwaarde te zijn afgestemd. Uit dien hoofde moeten tien Streekbrandweerscholen worden gesticht, die geografisch zodanig zijn gelegen, dat zij voor een maximum aantal leerlingen bereikbaar zijn. Het in verhouding geringe totaal aantal candidaten uit de beroepsbrandweer, maakt een spreiding van opleiding over tien streekscholen minder gewenst. Dit probleem kan worden opgelost door het onderwijs aan deze categorie tijdens de normale diensturen in dagonderwijs te doen plaatsvinden. Om economische redenen verdient het geen aanbeveling ten behoeve van dit soort opleidingen aparte S.B.S.'n in te richten. Voor dit doel dient de accomodatie van vier S.B.S.'n bestemd voor de opleiding van vrijwillig brandweerpersoneel aangepast te worden.
Voor de realisatie van de resp. leerprogramma's worden geen bijzondere voorzieningen geëist; hierdoor is het mogelijk bij bestaande scholen de nodige leslokaalaccomodatie en enige bergruimten te huren. Het zal zonder meer duidelijk zijn, dat voor een goed functioneren van deze onderwijsinrichtingen enige investering zal moeten plaatsvinden op het gebied van visuele hulpmiddelen en andere instructiemedia. De kosten hieraan verbonden worden per S.B.S. geraamd op ƒ 5000,—, dus m totaal een éénmalige investering van ƒ 50.000,—.
3.
4.
Opleidingscontrole.
Capaciteit.
Rekening houdende met de vakanties van zowel docenten als leerlingen, wordt het aantal productieve weken per jaar op 40 geraamd. Dit komt — uitgaande van 2 uur onderwijs per week — voor de opleidingen van vrijwillig personeel neer op een productie van 80 lesuren per jaar. Het onderwijs aan beroepspersoneel zal per jaar 40 x 6 = 240 uur in beslag nemen.
5. Te verzorgen opleidingen. 5.1. De opleiding tot onderbrandmeester bij de vrijwillige brandweer. Aantal deelnemers per S.B.S. 24 man (afvalpercentage 20 %). Onderricht l avond per week gedurende 2 uur. 21
Onderwijs in de vakken organisatie inwendige dienst vorming algebra werktuigkunde electrotechniek
aantal lesuren 20 10 5 4 35 35
109 Honorarium docenten 109 x ƒ 12,50 per lesuur ƒ 1.362,50 l Gehuurd lokaal l avond per week a ƒ 5,— x 54,5 ƒ 272,50 Verlichting, verwarming, schoonhouden 54,5 x ƒ 5,— ƒ 272,50 Consumpties 54,5 x ƒ 0,50 x 24 ƒ 654,— Leermiddelen, papier, etc. ƒ 200,— Reiskosten docenten 54,5 x ƒ 5,— ƒ 272,50 Diverse onkosten, organisatie etc. ƒ 300,—
Totaal ƒ 3.334,— Totale kosten voor 10 S.B.S.'n per jaar ƒ 33.340,— Opleidingskosten per leerling 3.334 : 24 = ca. ƒ 139,— 5.2. De opleiding tot brandmeester bij de vrijwillige brandweer Aantal deelnemers per S.B.S. 12 man (afvalpercentage 20 %). Onderricht l avond per week gedurende 2 uren. Onderwijs in de vakken aantal lesuren organisatie 20 inwendige dienst 8 electrotechniek 50 78
Honorarium docenten 78 a ƒ 12,50 per lesuur ƒ 1 Gehuurd lokaal l avond van 2 lesuren per week 39 x ƒ 5,— ƒ Verlichting, verwarming, schoonhouden 39 x ƒ5,— ƒ Consumpties 39 x ƒ 0,50 x 12 ƒ Leermiddelen, papier, etc. ƒ Reiskosten docenten 39 x ƒ 5,— ƒ Diverse onkosten, organisatie, etc. ƒ
975,-
195,195,234,150,195,240,-
Totaal ƒ 2.184,22
Totale kosten 10 S.B.S.'n per jaar ca. Opleidingskosten per leerling 2.284 : 12 = ca.
ƒ 21.840,— ƒ
182,—
5.3 De opleiding tot onderbrandmeester bij de beroepsbrandweer. Aantal deelnemers per S.B.S. 6 man (kan worden opgevoerd tot 20 man). Onderricht l dag per week gedurende 6 lesuren. Onderwijs in de vakken organisatie inwendige dienst algebra meetkunde natuurkunde scheikunde werktuigkunde electrotechniek hydramica
aantal lesuren 20 10 80 80 40 80 40 50 15
415 Honorarium docenten 415 a ƒ 12,50 per lesuur ƒ 5.187,50 l Gehuurd lokaar l dag van 6 lesuren per week =415/6 = 69 dagen a ƒ10,— per dag ƒ 690,— Verlichting, verwarming, schoonhouden 69 x ƒ 5,— ƒ 345,— Consumpties 69 x ƒ 2,— x 6 ƒ 828,— Leermiddelen, papier enz. ƒ 800,— Reiskosten docenten 69 x ƒ 5,— ƒ 345,— Diverse onkosten organisatie, etc. ƒ 800,—
Totaal ƒ 8.995,50 Totale kosten voor 4 S.B.S.'n per jaar ca. ƒ35.982,— Opleidingskosten per leerling 8.995,50, : 6 = ca. ƒ 1.499,25 Bij een klassesterkte van 12 leerlingen per cursus bedragen de kosten resp.: kosten per cursus ƒ 9.823,50 Totale kosten over 4 S.B.S.'n ƒ39.294,— Kosten per leerling ca. ƒ 818,75 Ten gevolge van het geringe aantal leerlingen per opleiding, zijn in dit geval de individuele Opleidingskosten buitengewoon hoog.
Nogmaals dient erop gewezen te worden, dat in dit rapport is uitgegaan van een minimum behoefte.
Het is o. a. juist deze opleiding, waarvoor van de zijde van het bedrijfsleven zeer veel belangstelling bestaat. De waarschijnlijke uitbreiding van het leerlingen aantal, zal de individuele opleidingskosten drastisch verlagen, terwijl hierdoor de gezamenlijke kosten in verhouding niet merkbaar zullen stijgen.
5.4. De opleiding tot brandmeester bij de beroepsbrandweer. Aantal deelnemers per S.B.S. 4 man (kan worden opgevoerd tot 20 man). Onderricht l dag per week gedurende 6 lesuren.
Onderwijs in de vakken inwendige dienst meetkunde electrotechniek
aantal lesuren 8 20 50 78
Honorarium docenten 78 a ƒ 12,50 per lesuur ƒ l Gehuurd lokaal l dag per week a 6 uur = 78/6 = 13 dagen a ƒ 10,— per dag ƒ Verlichting, verwarming, schoonhouden 13 x ƒ5,— ƒ Consumpties 13 x ƒ2,— x 4 ƒ Leermiddelen, papier, etc. ƒ Reiskosten docenten 13 x ƒ 5,— ƒ diverse onkosten, organisatie, etc. ƒ
975,— 130,— 65,— 104,— 140,— 65,— 200,—
Totaal ƒ 1.679,— Totale kosten voor 4 S.B.S.'n per jaar ca. Opleidingskosten per leerling 1.679 : 4 = ca. Bij een klassesterkte van 8 man per cursus bedragen deze kosten resp.: kosten per cursus Totale kosten over 4 S.B.S.'n Kosten per leerling ca.
ƒ 6.716,— ƒ
419,25
ƒ 1.783,— ƒ 7.132,— ƒ 223,—
5.5. De opleiding tot officier bij de vrijwillige brandweer. Het opleidingsprogramma van de officier vrijwillige brandweer bestaat uit een samenvoeging van de leerstof van de opleidingen brandmeester en onderbrandmeester vrijwillige brandweer. Zoals blijkt uit hoofdstuk III punt 6 ligt het in de bedoeling, het overgrote deel van deze officieren te r^cruteren uit universitair of hoger technisch geschoolden. In het algemeen mag worden aangenomen, dat deze categorie de voorgeschreven lesstof op het gebied van de algemene ontwikkeling beheerst.
Voor wat betreft de lesvakken als inwendige dienst en organisatie, deze zouden kunnen gevolgd worden aan de S.B.S. Partiële deelname aan deze opleidingen door genoemde candidaten, zal de exploitatiekosten nauwelijks beinvloeden.
De officierscategorie, voortkomende uit de kaderrangen zal zich in de toekomst via de opleidingen tot brandmeester en onderbrandmeester bekwamen voor de officiersrang. In de eerstkomende jaren zal een zeker gedeelte van de officierscategorie de wens te kennen geven om alsnog in aanmerking te worden gebracht voor de opleiding tot officier bij de vrijwillige brandweer. In het overgangsstadïum zullen deze officieren in de gelegenheid moeten worden gesteld een speciaal daarvoor te ontwerpen cursus te volgen aan de S.B.S. Hun opleiding moet worden afgerond door een korte applicatie-cursus aan de C.B.S. De klassesterkte van dit soort opleidingen wordt gesteld op 10 man. Ervan uitgaande, dat het onderricht in dagonderwijs a 7 lesuren per dag zal plaatsvinden, geeft de opleiding aan de S.B.S. het volgende beeld:
Onderwijs in de vakken organisatie inwendige dienst vorming algebra werktuigkunde electrotechniek
aantal lesuren 40 18 5 4 35 85 187 23
Aantal lesuren 187 x ƒ 12,50 ƒ 2.337,50 l Gehuurd lokaal gedurende 27 dagen = 27 x ƒ 10,— ƒ 270,— Verlichting, verwarming, schoonhouden 27 x ƒ 5,— ƒ 135,— Consumpties 27 x ƒ2,— x 10 ƒ 540,— Eenvoudige hulpmiddelen, papier, etc. ' ƒ 100,Reiskosten docenten 27 x ƒ5,— ƒ 135,— Diverse onkosten, organisatie, etc. ƒ 300,— Opleidingskosten per cursus aan de S.B.S. ca. ƒ 3,817,50 Opleidingskosten per leerling ca. ƒ 381,75
6.
Jaarlijkse exploitatiekosten.
6.1. De opleidingen voor brandmeester en onderbrandmeester zoals omschreven onder de punten 5.3. en 5.4. van dit hoofdstuk moeten tengevolge van hun geringe bezetting onrendabel worden geacht. Een uit economisch oogpunt verantwoorde oplossing voor dit probleem wordt verkregen, wanneer de toelating voor dit soort cursussen niet ieder jaar, doch tweejaarlijks plaats vindt, waardoor per opleiding op het dubbele aantal leerlingen kan worden gerekend. In dit geval zullen de Opleidingskosten per leerling bijna tot de helft worden gereduceerd, terwijl de exploitatiekosten voor die opleidingen niet noemenswaardig zullen stijgen. 6.2. Uitgaande van de maximum opleidingsduur van de opleidingen te verzorgen door de S.B.S/n kan worden gesteld, dat deze eerst twee jaren na aanvang volledig zijn bezet.
24
Bij een toelating overeenkomstig de behoeftebepaling, zullen voor het derde jaar na de start en de daaropvolgende jaarlijkse exploitatiekosten gelijk zijn aan de som der kosten, verbonden aan de uitvoering van de onder punt 5 van dit hoofdstuk omschreven opleidingen. 6.3.
Recapitulatie exploitatiekosten S.B.S.'n. Kosten/leerl. Tot./jaar Onderbrandmeester vrijw. brandweer ca. ƒ 139,— ƒ 33.340,Brandmeester vrijw. brandweer ca. ƒ 182,— ƒ21.840,Officier (incidentele applicatie-opvrijw. brandweer leidingen gedurende overgangsperiode) Onderbrandmeester beroepsbrandweer ca. ƒ 1.499,50 ƒ 35.982,Brandmeester beroepsbrandweer ca. ƒ 419,25 ƒ 6.7lë,Exploitatiekosten Bij 2-jaarlijkse opzet Onderbrandmeester beroepsbrandweer ca. ƒ Brandmeester beroepsbrandweer ca. ƒ
ƒ 97.878,-
818,75 ƒ 19.647,223,— ƒ 3.566,-
Verschil
ƒ 19.485,-
Exploitatiekosten
ƒ 78.393,-
De exploitatiekosten zullen in de eerstkomende jaren moeten worden verhoogd met per cursus officier vrijw. brandweer ƒ 3.817,50.
Hoofdstuk
V
De Centrale Brandweerschool 1. Taak. De centrale brandweerschool dient het centrale opleidings-instituut te zijn voor de Brandweer in Nederland. Dit impliceert, dat door deze school practisch alle vaktechnische opleidingen en opleidingsgedeelten, alsmede speciale cursussen zullen moeten worden verzorgd. Tevens zal door dit instituut toezicht worden uitgeoefend op het onderwijs door de S.B.S. en zal het richting moeten geven aan die opleidingen ten behoeve van het lagere brandweer personeel, dié niet direct onder haar auspiciën vallen. De unieke plaats, dié deze inrichting in het Nederlandse brandweerwezen zal innemen, heeft tot gevolg, dat zij als vraagbaak op brandweeronderwijs-gebied zal gaan dienen, waardoor haar invloed op de brandweer van doorslaggevende betekenis kan zijn. Deze school moet dan ook worden gezien als het vormingscentrum van de . Nederlandse brandweer.
2.
Ligging.
De C.B.S. moet geografisch gezien zodanig gelegen zijn, dat deze inrichting met de ten dienste staande middelen van vervoer van geheel Nederland uit op een gemakkelijke en niet al te tijdrovende wijze kan worden bereikt. Deze voorwaarde als punt van uitgang nemende, dient de school bij voorkeur in het centrum des lands gelegen te zijn.
3. De omvang en de inrichting van de C.B.S. Zoals uit hoofdstuk II punt 3.3. moge blijken, wordt uitgegaan van de premisse, dat dit instituut moet kunnen voldoen aan de totale behoefte, die in Nederland op het gebied van brandweertechnische vorming — boven het niveau van hoofdbrandwacht — bestaat.
Deze centralisatie brengt mede, zoals hierna betoogt onder punt 3.1.1., dat voor het overgrote deel van de cursisten in huisvesting en voeding zal moeten worden voorzien. 3.1. De School. De capaciteit en de inrichting van de school worden bepaald door de volgende factoren. 3.1.1. De duur van de opleidingen en de indeling van de cursussen. De opleidingsduur is voor iedere opleiding of cursus afzonderlijk reeds in hoofdstuk III — de behoefte bepaling — vastgelegd. De in dit overzicht genoemde lesuren/lesdagen zijn in overeenstemming met de terzake door de Minister gestelde eisen. De kaderopleidingen, alsmede de opleiding tot brandweerofficier zijn over het algemeen van vrij lange duur (van 180—278 uur). De candidaten daarentegen kunnen zich — vooral waar het de vrijwilligers betreft — slechts een beperkt aantal dagen of weken per jaar uit hun bedrijf of beroep vrij maken voor het volgen van een dergelijke cursus. Dit soort opleidingen moet dientengevolge in een aantal fasen worden onderverdeeld en zal zich over een aantal jaren uitstrekken. Rekening houdend met de ervaringen opgedaan aan de door de Prov. Brandweerbonden van Noordholland, Zuidholland en Utrecht in het leven te roepen brandweerschool te Amsterdam, wordt voor cursisten woonachtig binnen een straal van 60 km bij goede verbindingen (reisduur ca. l uur) deelname gedurende l dag van 6-a 7 uur per 14 dagen aanvaardbaar geacht. Voor de overige candidaten moet worden aangenomen, dat zij in de regel niet meer dan l week van ca. 30 lesuren per % jaar in de gelegenheid zullen zijn voor het volgen van een dergelijke opleiding. 3.1.2. Het jaarlijks aantal candidaten per opleiding/cursus. 25
In Hoofdstuk III van dit rapport is per opleiding/cursus een uitgebreide uiteenzetting gegeven van het aantal cursisten, dat jaarlijks voor plaatsing op de C.B.S. in aanmerking moet worden gebracht. Tevens is daarin vastgesteld, dat voor de kaderopleidingen en de opleiding tot brandweerofficier t.b.v. het vrijwillig' brandweerpersoneel, rekening moet worden gehouden met een jaarlijks afvalpercentage, dat in de buurt van de 20 % zal zijn gelegen. Dit impliceert dat, voor wat betreft dit soort opleidingen, het aantal cursisten met het vorderen van de opleiding beduidend zal teruglopen. Het aantal klassen zal, uiteraard rekening houdend met de maximum toelaatbare klassesterkte, dienovereenkomstig verminderen. De overige opleidingen en cursussen zullen geen ingrijpend verloop in het leerlingenaantal te zien geven en wel omdat het in dit geval of de promotieopleidingen voor het beroepspersoneel of korte specialistische opleidingen/ cursussen betreft. 3.1.3. De klasse-sterkte. Op grond van de ervaringen opgedaan door andere opleidingsinrichtingen — als de Stafschool B.B. — en de regionale politie-opleidingsscholen, wordt in het algemeen een maximum klassesterkte van 20 leerlingen aanvaardbaar geacht. Bij een groter aantal leerlingen per klas zal de docent niet meer de nodige aandacht aan de man afzonderlijk kunnen besteden. Een uitzondering op deze regel vormen de maximum toelaatbare klassesterkten van de volgende opleidingen/cursussen: officier bij de beroepsbrandweer 16 man officier bij de vrijw. brandweer 16 man instructeur brandwacht 2e klasse/ hoofdbrandwacht 12 man instructeur adembescherming 12 man instructeur van pompbedieners 8 man instructie-techniek 6 man De aard van dit soort opleidingen maakt het noodzakelijk, dat aan de leerlingen afzonderlijk meer dan normale aandacht wordt besteed. Uit het vervolg van dit rapport moge blijken, dat de werkelijke klassesterkten in bepaalde gevallen afwijken van de vastgestelde maxima. 26
Deze verschillen worden in hoofdzaak veroorzaakt door de werkelijke behoefte aan scholing en de in punt 3.1.1. van dit hoofdstuk omschreven onderling afwijkende mogelijkheden voor het volgen van een opleiding aan de C.B.S. Wellicht ten overvloede wordt er nogmaals op gewezen, dat bij de samenstelling van dit rapport is uitgegaan van de minimum behoefte bij de bepaling waarvan geen rekening is gehouden met de vraag van het bedrijfsleven. Vooral voor de opleidingen tot brandmeester en onderbrandmeester bij de beroepsbrandweer, waaraan in de particuliere sector grote behoefte bestaat, bieden de verschillen in organieke en werkelijke klassesterkte binnen het raam van deze planning een welkome uitbreidingsmogelijkheid. 3.1.4. De aard van de opleidingen. Het sterk specialistisch karakter, dat het merendeel van de opleidingen draagt, maakt uitgebreide voorzieningen op onderwijsgebied noodzakelijk. Teneinde te kunnen voldoen aan de in de leerplannen vervatten eisen, zal de school, naast een grote en zeer gevarieerde collectie instructiemiddelen, moeten kunnen beschikken over speciaal ingerichte opleidingslokaliteiten en uitgebreide oefenmogelijkheden. 3.1.5. De tijd beschikbaar voor onderwijs. Per jaar zullen niet meer dan 40 weken voor het geven van onderwijs beschikbaar zijn. aantal weken per jaar 52 weken Kerstvakantie 2 weken Paasvakantie l week Vakantiemaanden juli en augustus 9 weken 12 weken Rest 40 weken Per week zijn van maandag t/m vrijdag niet meer dan 6 uren per dag voor het geven van lessen beschikbaar. Dit betekent in de praktijk, dat'als gevolg van de leswisseling, uitloop van een lesuur, etc. toch 7 uur per dag met het onderwijs gemoeid zijn. De tijd, die in dit geval per jaar voor het onderwijs beschikbaar is, bedraagt 200 lesdagen of ca. 1200 lesuren. Naast het opnemen van verlof, kunnen de Directeur en de docenten de zomervakantieperioden nuttig maken door bemoeiingen met betrekking tot examens, het onderhouden van
de contacten met de praktijk, het houden van excursies, het bijwonen van congressen, het
bezoeken van tentoonstellingen, e.d. Deze periode kan tevens worden gebruikt voor het geven van groot onderhoud aan materieel en gebouwen, eventuele verbouwing, vernieuwingen etc. 3.2.
De huishoudelijke afdeling.
Deze afdeling omvat de ruimten, niet ten gebruike voor onderwijsdoeleinden. Hiertoe behoort in de eerste plaats logies-gelegenheid voor de cursisten, die meerdere dagen achtereen een cursus van de C.B.S. volgen. Tevens zullen de interne leerlingen in de gelegenheid moeten worden gesteld de drie maaltijden te gebruiken; voor de overige leerlingen kan in de regel met de verzorging van de lunch worden volstaan. De omvang en dr. inrichting van de huishoudelijke afdeling v/orden, naast de daarop van
toepassing zijnde factoren, die reeds onder „de School" zijn omschreven, in belangrijke mate beinvloed door het gemiddeld aantal overnachtingen. 3.3. Behoefte-bepaling accomodatie en personeelsbezetting. Ter verkrijging van de noodzakelijke gegevens, is de invloed van de in de vorige paragrafen omschreven factoren per opleiding/cursus omgezet in cijfers. Bij deze berekening is uitgegaan van de in het 4e schooljaar gevraagde opleidingscapaciteit; de opleidingsduur van de kaderopleidingen bedraagt over het algemeen 4 jaar. De verkregen getallen zijn vastgelegd in een tabellarisch overzicht — vide bijlage 2. Door eenvoudige berekening kan uit de totalen van de diverse in het overzicht opgenomen kolommen in grote lijnen de behoefte aan school- en hotelaccomodatie, alsmede het hiervoor benodigde personeel worden herleid.
27
Hoofdstuk VI
Het gebouw en de overige accomodaties Bij de bepaling van de benodigde ruimten en de overige voorzieningen, is een zo begrensd mogelijk onderscheid gemaakt tussen de faciliteiten, die zijn benodigd voor het onderwijs en de te treffen voorzieningen op het gebied van het huishoudelijke gedeelte. Deze afdelingen worden in het vervolg van dit hoofdstuk aangeduid met „de School" en „de Huishoudelijke afdeling".
1. De School. In deze paragraaf zijn niet uitsluitend de voorzieningen opgenomen, die direct zijn benodigd voor het geven van onderwijs, doch worden tevens de overige — voor een goed functioneren van het opleidingsapparaat — noodzakelijke ruimten behandeld. 1.1. Een directiekamer, (opp. 30 m2) Deze kamer dient tevens als werkkamer voor de directeur. 1.2. Een kamer voor de onderdirecteur, (opp. 20 m2)
1.3. Een kamer docenten, (opp. 30 m2) Deze ruimte heeft een tweeledig doel. Zij dient in de eerste plaats als zitkamer, doch moet tevens zodanig zijn ingericht, dat de docenten de gelegenheid wordt geboden hun lessen voor te bereiden en correctie-werkzaamheden te verrichten. 1.4. Een vergaderruimte, (opp. 30 m2) Deze lokaliteit is bestemd voor het houden van vergaderingen van het Stichtingsbestuur. Zij kan tevens — gezien de plaats, die de School in het brandweerbestel ontegenzeggelijk zal gaan innemen — dienen als vergaderruimte voor andere colleges uit de brandweerwereld. 1.5. Een administratieruimte met archief, (opp. 50 m2) 28
In deze ruimte zal zowel het personeel belast met de algemene administratie, als het personeel waaraan de specifieke opleidingsadministratie (progress) is opgedragen, worden ondergebracht. 1.6. Een studiezaal annex bibliotheek, (opp. 100 m2) Deze gemeenschappelijke studiezaal dient tevens als leeszaal. Zij kan overigens worden gebruikt voor het houden van vrij grote vergaderingen, die overdag plaatsvinden. De in deze afdeling opgenomen bibliotheek is revens het documentatiecentrum van de school. l .7. Leslokalen. Volgens kolom V van het overzicht bedraagt het totaal aantal te verzorgen theoretische lesuren ca. 5.600 per jaar. Het minimum aantal benodigde theorie-ruimten wordt verkregen door dit getal te delen door het aantal uren — 1200 — dat per jaar wordt les gegeven. Hieruit volgt, dat 4,5 lokalen zijn benodigd, wanneer deze ruimten ieder uur zouden worden benut. Een dergelijk intensief gebruik is in werkelijkheid niet mogelijk, en wel omdat enige lokalen moeten worden ingericht voor het geven van speciale cursussen en het verzorgen van specifieke lessen. Overigens is een volledige evenredige verdeling van het aantal klassen en de practijk lesuren over het gehele schooljaar niet uitvoerbaar. Rekening houdend met deze facetten dient de school te beschikken over 6 leslokalen, die naar bestemming alsvolgt zijn onderverdeeld: 1.7.1. Drie theorielokalen, (opp. 3 x 56 m2) Deze ruimten zijn bestemd voor de verzorging van die theorielessen, waarbij geen speciale en/of omvangrijke instructie-middelen zijn benodigd. Zij moeten zijn voorzien van het algemeen gebruikelijke leslokaal-meubilair en plaats bieden aan 20 leerlingen.
1.7.2. Een lokaal voor de lessen op natuuren scheikundig gebied, (opp. 64 m2) Zeer vele onderwerpen op het gebied van de brandbestrijding, de preventie en andere brandweertaken worden gedoceerd aan de hand van natuurkundige en/of scheikundige proeven. De inrichting van deze lokaliteit dient op overeenkomstige wijze te geschieden als gebruikelijk voor de leslokalen natuur- en scheikunde bij het middelbaar onderwijs. 1.7.3. Een leslokaal adembescherming. (opp. 64 m2) In deze lokaliteit zal naast de overige visuele hulpmiddelen de nodige testapparatuur worden ondergebracht. Om duplicatie van deze in het algemeen vrij kostbare apparatuur te vermijden, moet deze ruimte tevens dienst kunnen doen als onderhouds- en testafdeling t.b.v. de door de school te gebruiken adembeschermende middelen. Ook deze lokaliteit moet ruimte bieden aan 20 leerlingen en wel, omdat hiervan — naast de theoretische opleiding voor instructeurs adembescherming — voor het volgen van de specifieke lessen op dit gebied ook door de kaderklassen gebruik zal worden gemaakt. 1.7.4. Een lokaal voor vaktheorie in de practijk. (opp. 200 m2) De lessen in de tactiek van de brandbestrijding, alsmede bepaalde lessen in preventie en de overige brandweer vakken, maken het gebruik van omvangrijk en/of zware instructiemiddelen, zoals maquettes, demontabele modellen op schaal, doorsneden, etc. noodzakelijk. Velen buitenlandse brandweerscholen beschikken voor dit doel over een soms belangrijk aantal lokaliteiten, waarin deze instructiemiddelen al naar hun aard zijn ondergebracht. Deze specialisering heeft tot gevolg, dat dergelijke lokaliteiten slechts gedurende een beperkt aantal uren per week worden benut. Deze methode van inrichten moet uit economisch en opleidings-organisatorisch oogpunt minder gewenst worden geacht. De Stichting geeft dan ook de voorkeur aan èèn grote lesruimte, die zodanig is ingericht, dat de instructie-middelen op eenvoudige en snelle wijze kunnen worden opgesteld en verwijderd.
Een dergelijke opzet kan worden verwezenlijkt door het magazijn/instructie-middelen en de werkplaatsen voor de aanmaak en het onderhoud van dit lesmateriaal annex deze zaal onder te brengen. Genoemde ruimten zijn inbegrepen in het onder dit hoofd genoemde oppervlak. Deze zaal moet ruimte bieden aan ± 50 personen, waardoor zij tevens geschikt kan worden gemaakt voor het geven van film-voorstellingen en het houden van speciale lezingen, waarbij gebruik dient te worden gemaakt van omvangrijke hulpmiddelen. 1.8.
Een instructiehal, (opp. 1210 m2)
Het beschikbaar hebben van een dergelijke grote ruimte, is voor het onder alle omstandigheden goed functioneren van de C.B.S. een gebiedende eis. Een belangrijk deel van de opleidingen n.l. is gericht op de practijk, waardoor de uitvoering van het cursusprogramma sterk kan worden beinvloed door de heersende weersomstandigheden. Door de vrij korte duur van de meeste opleidingen of fasen daarvan echter, zijn verschuivingen in het programma niet of slechts in zeer geringe mate mogelijk. Door de aanwezigheid van een hal, wordt de mogelijkheid geschapen, om bij slechte weersomstandigheden, het merendeel van de practische oefeningen normaal, althans met een zo gering mogelijke improvisatie doorgang te doen vinden. Het ontbreken van een dergelijke oefenruimte zal, vooral gedurende de winterperioden, de voortgang van diverse opleidingen op ontoelaatbare wijze kunnen beïnvloeden. Naast de hierboven omschreven functie, wordt deze hal bij normale opleidingsvoortgang benut voor: de lessen in kennis van, en onderhoud te geven aan het rollend materieel; het overgrote deel van de practische lessen van de opleidingen tot instructeur pompbediener en instructeur adembescherming. De combinatie van deze ruimte met het magazijn, de slangenwasserij, het slangenmagazijn en de klimdroogtoren, bieden de volgende voordelen: 29
de afdeling opleidingen en het personeel belast met het onderhoud, kunnen gebruik maken van dezelfde accomodatie; de mogelijkheid tot het houden van „indoor"klimoefeningen. Een bijkomstige, doch niet onbelangrijke factor is, dat een dergelijke ruimte tevens kan worden gebruikt voor het houden van grote congressen of vergaderingen. 1.9. Een autostalling ten behoeve van brandweervoertuigen, (opp. 500 m2) In deze ruimte benodigd voor het stallen van de tot de uitrusting van de school behorende brandweervoertuigen, is tevens een werkplaats opgenomen voor het verrichten van herstellingen aan het rollend materieel. Uit het oogpunt van opleidingsefficiency en economische bouw en exploitatie, kan deze ruimte bouwkundig èèn geheel vormen met de instructiehal. 1.10. Een oefengebouw, (afm. 10 x 10 x 13 m) Door de Rijksinspectie voor het brandweerwezen is een ontwerp gemaakt voor een oefengebouw van 4 verdiepingen. Dit bouwwerk biedt een maximum aan mogelijkheden voor het houden van werkelijkheidsoefeningen, zoals: het bestrijden van brand in besloten ruimten; het bestrijden van brand op hoger gelegen verdiepingen; het practisch gebruik van adembeschermende middelen; het beklimmen van diverse soorten ladders; het opstellen van en het werken met autoladders; het gebruik van redlijnen, redkokers en andere reddingsmiddelen, etc. Dat een dergelijk oefenobject onontbeerlijk is voor het welslagen van de practische instructie behoeft geen nader betoog. In tegenstelling tot de hierboven omschreven ruimten, die in het schoolgebouw moeten worden ondergebracht, dient voor een doelmatig gebruik het oefengebouw deel uit te maken van de oefenterreinen. Voor de tekening en beschrijving van dit gebouw wordt verwezen naar bijlage 3.
30
1.11. De oefenterreinen, (opp. 12.000 m2) Kolom V van het overzicht toont aan, dat de totalen van de theoretische en practische lesuren resp. 5.569 en 1.819 bedragen. Uit de verhouding van deze getallen blijkt, dat ongeveer 1/3 van het totaal aantal lesuren in beslag genomen wordt door de practische instructie. Omgerekend in klassedagen komt dit neer op ongeveer 400 klassedagen per jaar (het in kolom II van het overzicht gegeven totaal bedraagt 1.182 klassedagen). Voorts zij opgemerkt, dat 2/3 van het totaal aan practische lesuren in beslag genomen wordt door opleidingen met een klassesterkte van 20 man, terwijl voor een goede en efficiënte uitvoering van de practische instructie, het aantal cursisten per groep (klas) niet meer dan 10 man mag bedragen. Concluderend mag worden gesteld, dat per jaar 600 a 700 klassedagen in beslag genomen worden door de practische lessen, hetgeen neerkomt op een gemiddeld dagelijks gebruik van de oefenterreinen door 3 a 4 klassen. Voor de opleiding van brandwacht 2e klasse, de kaderopleidingen en de opleidingen voor brandweerofficier, dienen — e.e.a. uiteraard afhankelijk van het opleidingsniveau — de volgende practische lessen te worden verzorgd: 1.11.1. elementaire opleiding, betr. het gebruik van draagbare blustoestellen, zuig- en persslangen, water- en schuimvormende armaturen, hulpstukken, handladders, schoorsteengereedschap, reddings- en verlichtingsmaterieel, adembeschermende- en verbindingsmiddelen; 1.11.2. opleiding, betr. het werken in groeps verband door de bezetting van blusvoertuigen t.w. het aflegsysteem voor spuiten lage druk, het aflegsysteem voor tankautospuiten hogedruk, het aflegsysteem bij het werken met schuim, het werken in aanjaagverband; 1.11.3. opleiding betr. het werken met bijzondere voertuigen t.w. volautomatische autoladder, tweewielige poeder- en koolzuursneeuwwagen; 1.11.4. opleiding, betr. het daadwerkelijk bestrijden van, naar aard van de brandstof te onderscheiden branden onder verschillende
omstandigheden in de open lucht en in besloten ruimten met het daartoe geschikte blusmaterieel en de vereiste uitrusting.
Voor het verzorgen van deze opleidingen zijn, gelet op de ervaringen, speciale oefenterreinen noodzakelijk. Hierbij dient in het algemeen de eis te worden gesteld, dat de afmetingen en de inrichtingen zodanig zijn, dat de aan elke opleiding verbonden oefeningen doelgericht en efficiënt kunnen worden uitgevoerd en tenminste twee groepen (klassen) gelijktijdig, zonder elkaar te hinderen, kunnen worden geinstrueerd. In verband met de opleidingen, genoemd onder l en 2, dient in de eerste plaats een terrein aanwezig te zijn met een lengte van ongeveer 120 m en een breedte van 40 m, dat aansluit op een terrein, waar de verschillende bluswaterwinplaatsen zijn geprojecteerd (ondergrondse- en bovengrondse brandkraan, open en gesloten bluswaterreservoir, geboorde put en bluswaterriool). De afmetingen komen voort uit de eis, dat het uitleggen van slangleidingen over grote afstand en bij aanwezigheid van terreinhindernissen moet kunnen worden beoefend. Opm.: met terreinhindernissen worden obstakels bedoeld, die speciaal worden geplaatst bijv. schuttingen, spoorrails, enz. Een tweede terrein dient om het, oefengebouw te worden aangelegd. Daar het oefengebouw de gelegenheid biedt voor het houden van werkelijkheidsoefeningen (rook en brand) in besloten ruimten, moet het terrein voor de opstelling van het brandweermotormaterieel van voldoende afmetingen zijn en eveneens aansluiten op het terrein waar de bluswater winplaatsen zijn geprojecteerd.
Voorts dient een gedeelte te worden gereserveerd voor de opleiding van instructeur „pompbediener" en een ander gedeelte voor het houden van individuele oefeningen, welke geen grote ruimte vergen, b.v. betr. het hanteren van draagbare blustoestellen, het koppelen van slangen, het omhangen van persluchttoestellen, het bedienen van verlichtingsmaterieel (lichtaggregaat), enz. De afmeting van dit terrein, met inbegrip van de ruimte benodigd voor de aanleg van bluswaterwinplaatsen, is te stellen op ca. 60 x 60 m.
Een derde terrein dient speciaal te worden ingericht voor het beoefenen van het blussen van vloeistof-, gas- en chemicaliënbranden met klein- en groot blusmaterieel onder verschillende omstandigheden (vloeistoffen in open en gesloten reservoirs, gasleidingen, gascilinders, vliegtuig, enz.). Rekening houdend met de inrichting van bas sins van verschillende grootte, alsmede met de opstelling van blusmaterieel, dient de afmeting van dit terrein te worden gesteld op ongeveer 50 x 60 m. Het verdient aanbeveling de drie genoemde terreinen, met een gezamenlijke oppervlakte van ca. 12.000 m2, incl. een aanliggende weg, aan elkaar grenzend te projecteren, opdat ook oefeningen in groter verband kunnen worden gehouden. Een schets van de afmetingen en de mogelijke indeling van het totale oefenterrein is als bijlage 4 aan dit rapport toegevoegd.
2. Huishoudelijke afdeling. In deze afdeling zijn die ruimten ondergebracht, die voor een goed functioneren van het restauratie- en hotelbedrüf zijn benodigd. 2.1.
Een recreatieruimte, (opp. 150 m2)
Het totaal van kolom VI van bijlage 2 geeft aan, dat het gemiddeld aantal leerlingen, dat intern is 60 a 70 man zal bedragen. Gedacht wordt de ruimte, naast de gelegenheid tot spel, biljarten, tafeltennissen en dergelijke, een zo huiselijk mogelijk karakter te geven. Door deze ruimte van de eetzaal te scheiden door middel van een gemakkelijk te verwijderen wand, wordt de mogelijkheid geschapen, om bij gebeurtenissen, waarbij een groot aantal personen is betrokken, tijdelijke uitbreiding te geven aan deze ruimte. 2.2.
Een eetzaal, (opp. 120 m2)
De capaciteit van de eetzaal wordt bepaald door het aantal personen, dat van de gelegenheid tot lunchen gebruik zal maken. Het aantal cursisten, dat aan de broodmaaltijd zal deelnemen, bedraagt gemiddeld ruim 90 man (zie kolom VII van bijlage 2). 31
Rekening houdend met gastdocenten en de wensen van een gedeelte der personeelsleden op dit gebied, moet deze ruimte plaats bieden aan ruim 100 personen. Op topdagen kan aan de eetzaal uitbreiding worden gegeven door de wand tussen deze zaal en de recreatieruimte te verwijderen. 2.2. De keuken, (opp. 100 m2) De keuken moet van voldoende capaciteit zijn om voor 100 personen een uitgebreide warme •maaltijd gereed te kunnen maken. 2.4. De bijkeuken, annex opslagruimte levensmiddelen, (opp. 75 m2) De pantry moet van zodanige capaciteit zijn, dat 100 broodmaaltijden vlot kunnen worden klaargemaakt en aan het serverend personeel doorgegeven. 2.5. Slaapruimten. (opp. 600 m2) •Volgens kolom VI van het tabellarisch overzicht bedraagt het aantal overnachtingen per jaar 12.710. Dit impliceert, dat de hotelaccomodatie tenminste uit 12.710 : 200 is 64 bedden dient te bestaan. Dit aantal moet worden gezien als het theoretische minimum en wel, omdat bij de bepaling daarvan is uitgegaan van een volkomen evenredige verdeling van leerlingen over het gehele jaar. Bovendien is geen rekening gehouden met factoren als het desgewenst huisvesten van tot de C.B.S. behorend personeel, gastdocenten en overige gasten. Het hierboven omschrevene in aanmerking nemend, dient het berekende aantal met 12 te worden verhoogd; dus tot 76 bedden te worden uitgebreid. De commissie geeft uit het oogpunt van privacy sterk de voorkeur aan éénpersoons-slaapkamers. Een standpunt dat, zoals uit diverse bronnen is gebleken, voor de inrichting van dergelijke scholen annex internaat alom wordt gehuldigd, zowel in binnen- als buitenland. Een uitzondering op deze regel vormt de legering van de ads. brandwachten. Voor deze categorie verdient het onderbrengen op gemeenschappelijke slaapzalen de voorkeur en wel, omdat hierdoor uit het oogpunt van de vorming belangrijke eigenschappen zoals teamgeest, kameraadschapszin, opofferingsgezindheid, zullen worden bevorderd. Samenvattend dient de C.B.S. te beschikken over: 60 éénpersoons-slaapkamers; 2 achtpersoons-slaapzalen. 32
2.6. Een dokterskamer, (opp. 33 m2) Voor de medische verzorging van de leerlingen intern, alsmede ter waarborging van een snel en efficiënt optreden bij mogelijke ongevallen tijdens de practische instructie, wordt een dokterskamer, gecombineerd met een verbandkamer en een kleine wachtruimte, noodzakelijk geacht.
2.7. Twee ziekenkamers, (gezamenlijk opp. 14 m2) De ervaring van andere, met de C.B.S. vergelijkbare, opleidingsinstituten leert, dat bij een bezetting van 100 leerlingen rekening dient te worden gehouden met een gemiddeld aantal ziektegevallen van één per dag, met een piek van vier gevallen per dag. Door het creëren van twee ziekenkamers, elk voor twee patiënten, kan aan de eerste behoefte van verpleging worden voldaan. 2.8. Twee personeelsruimten, (gezamenlijk opp. 40 m2) Deze ruimten dienen tot het verblijf van het huishoudelijk en het toezichthoudend personeel. 2.9. Een magazijn, meubilair en huishoudelijke artikelen, (opp. 50 m2)
2.10.
Een kamer linnenberging. (opp. 30 m2)
2.11. Een kamer linnenverzending. (opp. 20 m2) Deze ruimte is benodigd voor het ter verzending gereed maken van wasgoederen. 2.12. Toiletten en badgelegenheid. (opp. 140 m2) De aard van de practische instructie maakt het noodzakelijk, dat in ruime mate in de gelegenheid tot baden moet worden voorzien. Gedacht wordt aan ca. 25 douche-cellen, annex kleedgelegenheid.
3. Overzicht inrichting van de C.B.S. Ter verkrijging van de inhoud van het gebouw in kubieke meters, is voor de school de vermenigvuldigingsfactor 3.40 aangehouden, terwijl het totale oppervlak van de huishoudelijke afdeling met de factor 2.80 is vermenigvuldigd. De bouwkosten, met inbegrip van de vaste installaties, meubilair en stoffering zijn naar een prijs van ƒ125,— per m3 berekend.
Omschrijving
Afm. in m2
Inhoud
3.1.
De School.
3.1. 1.
1 Directiekamer
30
102
3.1. 2.
1 Kamer Onderdirecteur
20
68
3.1. 3.
1 Kamer docenten
30
102
3.1. 4.
1 Vergaderruimte
30
102
3.1. 5.
1 Administratieruimte met archief
50
170
3.1. 6.
1 Studiezaal, annex bibliotheek, tevens congresruimte
100
340
3.1. 7.
3.1. 8.
3.1. 9.
3.1.10.
3 theorielokalen, waarvan 1 lokaal, speciaal ingericht voor lessen op natuur- en scheikundig gebied: l lokaal, t.b.v. lessen in adembescherming, in combinatie met een beproevingsafdeling; l lokaal voor -vaktheorie in de practijk met amphitheater, annex werkplaatsen voor metaal en houtbewerking, magazijniruimte en instructiemiddelen l Instructiehal in combinatie met magazijn, slangenwasserij, slangenmagazijn en klimdroogtoren l Autostalling t.b.v. brandweervoertuigen in combinatie met een autoherstelplaats l Oefengebouw volgens richtlijnen van de Rijksinspectie
3x97
991.2
64
217.6
64
217.6
200
680
1210 4114
500
1700
100_____1300 x 3.40 10.104.4
3.1.11.
Oefenterreinen 50 x 60
3.2.
De huishoudelijke afdeling.
3.2. 1.
l Recreatieruimte
150
420
3.2. 2.
l Eetzaal
120
336
3.2. 3. l Keuken
100
' 280
75
210
3.2. 4. 3.2. 5.
l Bijkeuken, annex opslagruimte levensmiddelen Slaapruimten
Prijs
12.000
600
3.2. 6. l Dokterskamer
33
3.2. 7. 2 Ziekenkamers
14
ƒ 450.000,—
1680
92.4 39.2 Transport ƒ 450.000,— 33
Transport 3.2. 8.
Personeelsruimten, zoals verblijf huishoudelijk personeel, verblijf toezichthoudend personeel
40
112
i Magazijn, meubilair en huishoudelijke artikelen
50
140
3.2.10.
l Kamer Linnenberging
30
84
3.2.11.
l Kamer Linnenverzending.
20
56
3.2.12.
Toiletten en badgelegenheden
3.2. 9.
Totaal 3.2.13.
34
Onnutte ruimte, zoals gangen, trappenhuizen e.d. 50 %
ƒ 450.000,-
140______392 x2.80 3.831.6 10.104.4 13.936
6.968 20.904
Bouwkosten met inbegrip van vaste installaties en stoffering m3 x ƒ 125,—
ƒ 2.613.000,—
Woning conciërge
ƒ
Beplanting terrein (groen-stroken) TOTALE STICHTINGSKOSTEN
ƒ 25.000,— ƒ 3.113.000,—
25.000,—
Hoofdstuk
VII
Instructiemiddelen De veel omvattende taak aan de brandweer opgedragen en de daaruit voortvloeiende grote verscheidenheid in opleidingen en specialistische cursussen, maken een uitgebreide en kostbare collectie van instructiemiddelen noodzakelijk. Ter waarborging van een verantwoorde uitvoering van de vigerende en nog in bewerking zijnde leerprogramma's zijn de volgende instructiemiddelen benodigd:
1.
Theoretische lesvakken.
Hiervoor zijn nodig instrumentarium op het gebied van: Natuurkunde Werktuigkunde Scheikunde Electrotechniek totaal ƒ 10.000,—
2.
Practijkoefeningen.
Ten behoeve van de theoretische instructie ter inleiding hiervan zijn nodig: Filmcamera 16 mm Filmprojector 16 mm geluid Fotocamera kleinbeeld 2 Diaprojectoren met afstandsbediening Bandrecorder Films en Dia's Platen totaal ƒ 19.200,— modellen van: Kwartdoorsnede draagbare blustoestellen Kwartdoorsnede watervoerende armaturen Kwartdoorsnede schuimvormende armaturen Kwartdoorsnede diverse soorten koppelingen Monsters van zuigslangen Monsters van persslangen Diverse soorten hulpstukken maquettes schaal l : 100 maquettes schaal l : 20 totaal ƒ 50.000,—
3. Brandbestrijdingstactiek en -techniek. Voor deze practijkoefeningen zijn nodig: Minstens 4 volledig uitgeruste autospuiten (gecombineerd hoge en lage druk) „aanjaag- en peletonsverband" ƒ 260.000,— l tweewielige poederblusser met res. cyl. 1 tweewielige motorspuit 2 draagbare motorspuiten trekkermanschappenauto l volautomatische autoladder 12 enkele ladders 12 tweedelige schuif ladder s 12 haakladders 12 steekladders 12 stokladders 12 reddingslijnen 12 redgordels l springzeil l stopchuts 'l redkoker Bassins voor bestrijding van vloeistofbranden (div. maten) Draagbare blustoestellen (van ieder toestel 12 stuks) 6 verplaatsbare waterbassins 8 „Firebird" wolpakken met bijbehorende vizierhelmen. totaal ƒ 128.660,—
4. Preventieve brandbestrijding. Ten behoeve van de lessen hierin zijn nodig: Modellen van kap- en vloerconstructie deurconstructie (brandwerendheid) trapconstructie monsters van bouwmaterialen doorsnede van: gasflessen meters terugslagventieien reduceerventielen bibliotheek totaal ƒ 7.500,— 35
5. Opleiding Pompbedieners en Bevelvoerenden. Deze opleiding dient gericht te worden naar de hieronder genoemde hoofdvakken: Kennis van motoren Kennis van autochassis en toebehoren Kennis van pompen Verkeerskennis Inzetoefeningen.
5.1. Tweetactmotor Dieselmotor Zuiger, zuigerveren, drijfstangen en zuigerpen Kleppen en klepveren Carburateur, benzinetoevoerpomp en stroomverdeler Magneet, bougies Inspuitpomp en inspuitstukken Koelwaterpomp en ventilateur Platen van motoren (doorsnede en aanzicht)
totaal ƒ 1.200,—
5.2. Autochassis Aandrijfassen Achterbrug met differentieel Remmen (hydr.) Wielen en banden, verlichtingsschema Platen van autochassis Films over de samenstelling van een auto
totaal ƒ 4.000,—
5.3. Enige modellen van één en tweetrapscentrifugaalpompen (ged. doorsnede) Enige schoepenwielen, met enige leidschoepenringen Wateringontluchtingspomp (ged. doorsnede) Schotjesontluchtingspomp (ged. doorsnede) Gasstraalontluchtingspomp (ged. doorsnede) Ringzuigerontluchtingspomp (ged. doorsnede) Vlotterontluchtingspomp (ged. doorsnede) 36
Tandradpomp (ged. doorsnede) Zuiger-plungerpomp (ged. doorsnede) Platen (tekeningen) van div. soorten pompen Platen van leidingsschema van ingebouwde pompen Platen met afbeeldingen van de inbouw van pompen Platen met schema's van vaste blusinstallaties, in gebouwen waarbij motor-pompaggregaten behoren totaal ƒ 5.000,— 5.4. Verkeerstekens (bord en kaarten) Maquette voor verkeerssituaties 30 div. miniatuurvoertuigen Films over verkeerssituaties en veilig verkeer totaal ƒ 1.000,—
6.
Opleiding Adembescherming.
Ten behoeve van deze opleiding is nodig: 6.1. Uitrusting Maskeraanhanger Rubberboot Duikerpakken Gaspakken (radioactiviteit Zuurstof toestel en pulmotor Persluchttoestellen Filtermaskers Gasindicatoren Explosiemeters Duikbrillen Mondstukken Snorkels Gelaatstukken Persluchtcylinders
ƒ 1.200,ƒ 1.200,ƒ 3.600,-
ƒ 3.000,ƒ 9.000.ƒ18.000,ƒ 1.200,ƒ 600,ƒ l .000,300,ƒ ƒ 240,ƒ 100,ƒ 1.000,ƒ 5.000,ƒ
6.2.
Technische inrichting.
Werkplaats (reparaties in eigen' beheer) Meettafel Testinrichting voor alle soorten
45.440,—
toestellen, gaspakken, duikerpakken en filters. Inrichting voor het testen van radio-activiteit op toestellen en pakken Ontsmettingsinrichting voor toestellen, pakkers en filters totaal ƒ 20.000,— Compressor ƒ' 7.000,—
6.4.
Medische — films torso (uitneembaar) dia's modellen
6.5. 6.3.
Verbindingen.
Maskertelefoons Duiktelefoons Uitluisterinrichting voor oefengebouw Bandrecorder (vastleggen van gesprekken in de bunker) totaal ƒ
9.000,-
Theoretische instructie.
totaal ƒ
8.000,—
Theoretische instructie.
Technisch — modellen van toestellen (zie II) doorsneden van toestellen, reduceerventielen enz. platen dia-series totaal ƒ 10.000,— Het totaal van de in dit Hoofdstuk geraamde uitgaven bedraagt ƒ 586.000,—.
37
Hoofdstuk
VIII
De personeelsorganisatie De functionarissen, aan wie de leiding van de C.B.S. zal worden opgedragen en het onderwijzend personeel — zij het in mindere mate — zullen voor een moeilijke en omvangrijke taak worden gesteld. De ernstige achterstand, die — vooral op het gebied van de officiers- en kaderopleiding — bestaat, maakt het noodzakelijk, dat voor zeer vele onderdelen van het totale opleidingsprogramma, het benodigd lesmateriaal, zoals de lesstof en de middelen benodigd voor het klassikaal onderwijs, van de grond af moeten worden opgebouwd. Het zal aanbeveling verdienen zich daarbij te richten naar het buitenland, waardoor de aan deze opdracht verbonden moeilijkheden zullen worden geaccentueerd.
Indien de school aan haar functie van vormingscentrum wil kunnen voldoen, zullen — naast de uitgebreide werkzaamheden aan de opbouw verbonden — de internationale ontwikkelingen op vakgebied moeten worden bestudeerd en — aangepast aan het landelijk brandweerbestel — in de daarvoor in aanmerking komende opleidingsprogramma's worden ingevoegd. Dat aan de functionarissen, die met deze verantwoordelijke en omvangrijke taak zullen worden belast bijzondere eisen zullen moeten worden gesteld, behoeft geen nader betoog. Deze eisen zijn vastgelegd in bijlage 5 van dit rapport. Het is strikt noodzakelijk, dat aan de volgens de bijlage gestelde eisen wordt voldaan, daar het aanzien en het bestaan van de school staan en vallen met het daaraan verbonden personeel.
Het is dan ook noodzakelijk dat aan de C.B.S. de meest daarvoor geschikte personen worden verbonden. Er ware voor te zorgen, dat de dienstvoorwaarden daarvoor de gelegenheid openen. 38
Rekening houdend met het feit, dat de directeur en de onderdirecteur van het C.B.S. zich elders (dus in het buitenland) omtrent hun taak zullen moeten oriënteren, en dat er vóór dat de school kan draaien nog een massa werk zal moeten worden verzet, verdient het sterke aanbeveling, dat deze functionarissen zo spoedig mogelijk, nadat zekerheid is verkregen, dat de school inderdaad tot stand komt, worden benoemd. De andere, vast aan de C.B.S. te verbinden docenten en administrateur, dienen ook tijdig benoemd te worden; om de gedachten te bepalen ongeveer 6 maanden vóór de opening van de C.B.S.
1.
De Directeur van de C.B.S.
Deze zal zijn:
1.1. directeur van het opleidingsinstituut van de C.B.S. 1.2. directeur van het restauratie- en hotelbedrijf van de C.B.S. 1.3. functionaris belast met het geven van richting aan en het toezicht op het onderwijs, te verzorgen door de S.B.S.'n. De directeur zal overigens 5 uur per week les geven aan de daarvoor in aanmerking komende opleidingen. Hij krijgt hierdoor tevens de gelegenheid zich een oordeel te vormen omtrent de leerlingen. Het Stichtingsbestuur is van oordeel, dat deze functionaris, gezien zijn uitzonderlijke taak en grote functionele verantwoording, qua salariëring dient te worden vergeleken met een figuur als de directeur van de Stafschool B.B. Salaris ƒ 18.000,-, op post salarissen ƒ 25.000,-
2. De onderdirecteur van de C.B.S. Deze functionaris wordt met de volgende taken belast:
2.1. plaatsvervanger van de directeur C.B.S. 2.2. hoofd opleidingen. Deze functie houdt o.m. in: het samenstellen van lesstof en lesplannen, hierbij geassisteerd door de docenten; het maken van lesroosters en schema's ter waarborging van een regelmatig verloop der cursussen; het controleren van het lesniveau en de dingsvoortgang; het voorbereiden van proef werken en examens; het geven van leiding aan de functionaris, belast met de opleidings-administratie (progress) enz. De onderdirecteur zal overigens 10 lesuren per week verzorgen aan de daarvoor in aanmerking komende opleidingen. Door dit persoonlijk contact met de leerlingen, zal hij zich tevens een gebaseerd oordeel kunnen vormen omtrent hun kwaliteiten. De sleutelpositie, die door deze functionaris wordt bezet, in ogenschouw nemende, is het Stichtingsbestuur van oordeel, dat deze functie financieel moet worden gewaardeerd met een Salaris van ƒ 16.000,—, op post salarissen ƒ 22.000,—.
3.
Leraren en gastdocenten.
De sterkte van het lerarenkorps, wordt naast het aantal te verzorgen lesuren mede bepaald door de aan het geven van onderricht verbonden nevenwerkzaamheden, zoals:
de lesvoorbereiding; het treffen van de nodige voorbereidingen m.b.t. de practische instructie; het besteden van extra aandacht aan bepaalde leerlingen; alsmede door de neventaken, zoals: lid van de examencommissie; lid van de beoordelingscommissie; het verrichten van voorbereidende werkzaamheden, ter samenstelling van de lesstof, waaronder begrepen het vertalen van buitenlandse vakliteratuur; het beheer van de instructiemiddelen; het ontwerpen van visuele hulpmiddelen, aangepast aan de lesstof;
het toezicht op het onderhoud van het voertuigenpark en het beheer daarvan; het toezicht op het onderhoud van oefenobjecten en -terreinen; het bij toerbeurt belast zijn met het dagelijks toezicht op de uitvoering van de inwendige dienst (schoolreglement) en de handhaving van de orde na de schooluren, die voor een goed functioneren van zowel de school als het restauratie- en hotelbedrijf aan dit personeel zullen moeten worden opgedragen. De hierboven omschreven werkzaamheden en neventaken in aanmerking genomen, is het gewenst, om het aantal uren les, dat per week door een leraar moet worden verzorgd niet hoger dan 25 te stellen. 3.1.
Bepaling van het aantal leraren.
De sub-kolom „docenten-school" van bijlage 2 geeft aan, dat door de directie en het lerarenkorps van de school jaarlijks in het totaal 8.121 lesuren moeten worden verzorgd, hetgeen neerkomt op een gemiddelde van ca. 203 uur per week. Van dit aantal nemen de directeur en de onderdirecteur 15 uren voor hun rekening. Door het resterende aantal uren van 188 te delen door de factor 25, wordt het aantal leraren verkregen, dat vast aan de C.B.S. dient te zijn verbonden. Mede rekening houdend met een verlies aan uren tengevolge van ziekte, buitengewoon verlof en de omstandigheid, dat de cursusspreiding over het leerjaar nimmer volledig in evenredigheid zal kunnen worden gebracht met het wekelijks aantal beschikbare uren, blijkt, dat de C.B.S. tenminste over 8 vaste leraren moet kunnen beschikken.
De bestudering van de aard van de lessen en de verschillen in niveau, waarop zij moeten worden gegeven, leidt tot de conclusie, dat naar schatting de helft hiervan, bestaande uit: het merendeel der practijklessen ca. 2.500 uur het merendeel van de lessen aan de ads. brandwachten in beroepsdienst en instructeurscursussen ca. 1.100 uur een gering aantal theoretische lessen aan de kaderopleidingen ca. 400 uur totaal ca. 4.000 uur kan worden gegeven door krachten met instructieve kwaliteiten op het niveau van 39
brandmeester/onderbrandmeester. Het accent van hun neventaken zal niet zozeer gelegen zijn in het wetenschappelijk vlak, maar wel in het practische onderhoud en beheer van instructiemiddelen, oefenterreinen, e.d. Bij de keuze van deze leerkrachten zal hiermede rekening worden gehouden. De overige op een hoger peil en meer in het theoretische vlak gelegen lessen, moeten worden verzorgd door brandweerofficieren die, naast een brede basis van algemene ontwikkeling, vakbekwaamheid en studiezin, de eigenschappen van een goed „docent" bezitten. Resumerende dienen in de vaste staf van de C.B.S. te worden opgenomen: Op post salarissen 4 leraren van het niveau brandweerofficier, afgestemd op het middelbaar onderwijs ƒ 76.000,— 4 leraren van het niveau brandmeester/onderbrandmeester ƒ 56.000,—
3.2. Gastdocenten. De lessen, die van de leraren een uitgebreide, op een bepaald onderwerp georiënteerde, specialistische kennis vereisen, met daaraan inhaerent een uitgebreide lesvoorbereiding, dienen bij voorkeur te worden verzorgd door gastdocenten. Blijkens het tabellarisch overzicht — bijlage 2 — bedraagt het aantal door deze deskundigen te geven lesuren 470 per jaar. Bij een honorarium van ƒ 15,— per uur, dient voor de verzorging van deze lessen jaarlijks een bedrag te worden uitgetrokken van ƒ 7.050,-, De gelden benodigd ter compensatie van de te maken reis- en verblijfkosten, worden geraamd
op ƒ 4.500,-.
4. Brandwachten vaklieden. De uitgebreide collectie instructiemiddelen, het rollend materieel, alsmede de oefenobjecten en -terreinen, benodigd voor de goede uitvoering van de onderscheidene cursusprogramma's, vergen voor wat betreft onderhoud, aanvulling en vernieuwing zoveel arbeidsuren, dat het noodzakelijk wordt geacht hiermede een aparte groep vaklieden te belasten. 40
De werkzaamheden op te dragen aan dit personeel, houden o.m. in: het onderhouden, herstellen, vernieuwen en aanmaken van de visuele hulpmiddelen; het in bedrijfsgerede toestand houden van alle instructiemiddelen, zoals de uitrusting t.b.v. de adembescherming, het reddingsmaterieel, slangen en watervoerende armaturen, etc., door het geven van dagelijks en periodiek onderhoud, alsmede het houden van periodieke testen met betrekking tot de veiligheid daarvan; het geven van het dagelijks en periodiek onderhoud van het voertuigenpark, waaronder begrepen de taak van de chauffeur — doorsmeren, olie verversen, algehele controle op de bedrijfsgereedheid etc. —; het verrichten van eenvoudige herstellingen en het in de verf houden van dit materieel; het onderhouden van de oefenterreinen incl. de daartoe behorende oefenobjecten. Overigens zal dit personeel worden belast met een belangrijk gedeelte van de voorbereidende werkzaamheden, verbonden aan de practische instructie en zal het waar de aard van de oefeningen dit noodzakelijk maken, worden ingedeeld als chauffeur. Voor de uitvoering van deze uitgebreide en wel zeer gedifferentieerde taak, zijn voor zover thans kan worden overzien benodigd 4 personeelsleden in de rang van brandwacht Ie klasse/hoofdbrandwacht, die naast hun brandweer-vakbekwaamheid resp. moeten zijn: automonteur fijn bankwerker/meubelmaker schilder/tekenaar.
Op post salarissen ƒ 38.000,—.
5. Administratief personeel. De taak opgedragen aan het personeel van de administratieve afdeling, zal in grote trekken bestaan uit: het verzorgen van de correspondentie van de directeur C.B.S.; het zelfstandig voeren van correspondentie, voor zover deze door de directeur aan het hoofd administratie is gedelegeerd; het verzorgen van de correspondentie van de secretaris van het Stichtingsbestuur en het verrichten van de overige in het administratieve
vlak gelegen werkzaamheden aan de taak van deze functionaris verbonden; het verrichten van de administratieve werkzaamheden, verbonden aan het financieel beheer van de C.B.S., waaronder begrepen: het beheer van de gelden t.b.v. het onderhoud van gebouwen, terreinen en matei ieel; de loonadministratie t.b.v. het aan de C.B.S. verbonden personeel; het administratieve beheer van het restauratie- en hotelbedrijf; de opleidingsadministratie, waaronder in het kort wordt verstaan, het administreren en archiveren van de studie- en examenresultaten van iedere leerling afzonderlijk; het verrichten van de nodige werkzaamheden t.b.v. de opleidingsafdeling, zoals het typen van: klasselijsten, lesroosters, lesplannen, cursusprogramma's, etc.; proefwerk- en examenopgaven, examenroosters, etc. ontwerpdictaten e.d.
6.
De aan deze taak verbonden werkzaamheden zijn — mede door het grote aantal (89) korte cursussen, dat per jaar moet worden verzorgd — zeer uitgebreid. De bezetting dient voor zover thans kan worden bepaald te bestaan uit: 1 hoofd van de administratie ƒ 12.000,— 2 administratieve ambtenaren ƒ 15.000,— l typiste ƒ 5.000,—
6.3. Een conciërge. Deze functionaris zal naast zijn taak als conciërge, tevens worden belast met de verzorging van de centrale verwarmingsinstallatie en het verrichten van bepaalde eenvoudige onderhoudswerkzaamheden aan gebouwen en terreinen. Deze functionaris zal speciale aandacht moeten besteden aan het onderhouden van beplantingen en gazons. Op post salarissen ƒ 7.500,—. (dit salaris is excl. faciliteit vrij wonen, etc.)
Op post salarissen
ƒ 32.000,—
Huishoudelijk personeel.
6.1. De omvang van het restauratiebedrijf vergt voor de keuken en bijkeuken de volgende personeelsbezetting: l kok ƒ 15.000,— l hulpkok/buffetbediende ƒ 7.500,— l keukenassistente ƒ 5.000,—r Op post salarissen
ƒ 27.500,—
6.2. Overigens is huishoudelijk personeel benodigd voor het onderhouden van de tot het restauratie- en hotelbedrijf behorende ruimten en de tot de school behorende leslokalen, vergaderruimten, kantoren, etc. Dit personeel zal tevens worden belast met het serveren van de maaltijden. De voor de uitvoering van deze werkzaamheden benodigde krachten worden geraamd op: l hoofd huishoudelijke assistenten 5 huishoudelijke assistenten Op post salarissen ƒ 20.000,—.
41
Hoofdstuk IX
Financiële aspecten Dit hoofdstuk omvat de financiële corisequenties, welke aan de in dit rapport voorgestelde oplossing van het brandweeropleidingsprobleem zfjn verbonden, alsmede de voorstellen tot verwerving van de hiervoor benodigde gelden,
1.
Financiële consequenties. ,
...... , ,. , verwezenlijking van de hierboven omschreven opleidmgsorgamsatie, zijn de volgende financiële consequenties verbonden:
Aan de
1.1. Investeringen. 1.1.1. Ad Hoofdstuk IV — punt 3 — kosten visuele hulpmiddelen t.b.v, de S.B.S.'n ƒ 50.000,— 2 1.1.2. kosten grondaankoop t.b.v. de C.B.S. a ƒ10,— m ƒ 450.000,— 1.1.3. Ad Hoofdstuk VI — punt 3 — stichtingskosten C.B.S., incl. oefenterreinen, beplanting en woning conciërge ƒ3.113.000,— 1.1.4. Ad Hoofdstuk VII kosten instructiemiddelen ƒ 586.000,— 1.1.5. gebruiksartikelen, o.a. dekens, linnengoed, serviesgoed, etc. ƒ 75.000,— 1.1.6. onvoorzien ____ƒ 26.000,— Totaal
l .2. 1.2.1.
Exploitatiekosten. Exploitatiekosten Streekscholen ad hoofdstuk IV — punt 6.3.
1.2.2. Rente en afschrijving Centrale Brandweerschool rente aan te kopen terrein 5 % van ƒ 450.000,— bouwkundig gedeelte 20.904 x ƒ 85,— = ƒ 1.776.840,— afschrijvingstermijn 50 jaar annuïteit — 4%. % — jaarlijkse rente en aflossing installaties — centrale verwarming en warmwatervoorziening 20.904 x ƒ 15,— = ƒ 313.560,— afschrijvingstermijn 25 jaar annuïteit — 4 % — jaarlijkse rente en aflossing inventaris-meubilair en stoffering 20.904 x ƒ 25,— = ƒ 522.600,— afschrijvingstermijn 15 jaar annuïteit — 4J4 % — jaarlijkse rente en aflossing Totaal gebouw en inventaris ————————— ƒ2.613.000,—
Transport 42
ƒ 4.250.000,—
ƒ
78.393,—
ƒ
22.500,—
ƒ
86.283,44
ƒ
20.605,44
ƒ
47.828,58
ƒ
177.217,46
Transport gebruiksartikel - dekens - linnengoed, serviesgoed e.d. afschrijvingstermijn 8 jaar annuïteit — 4% */c — jaarlijkse rente en aflossing
ƒ
instructiemiddelen — hoofdstuk VII afschrijvingstermijn 12 jaar annuïteit — 4]/2 % — jaarlijkse rente enaflossing
ƒ
Subtotaal annuïteit 1.2.3.
1.2.4.
1.2.5.
1.2.6.
ƒ
177.217,46
ƒ
11.254,87
ƒ
63.348,65
____ƒ
251.820,98
75.000,-
586.000,—
Onderhoudskosten onderhoudskosten gebouwen 2 % van ƒ 2.638.000,— = onderhoudskosten oefenterreinen, bestratiingen en beplanting onderhoud instructiemiddelen, incl. bedrijfsstoffen kosten practische oefeningen en diversen
ƒ
52.760,—
ƒ ƒ ƒ
20.000,— 48.000,— 39.154,— ƒ
159.914,-
Salarissen en vergoedingen salarissen personeel honorarium gastdocenten reis- en verblijkosten gastdocenten
ƒ ƒ ƒ
304.000,— 7.050,4.500- ƒ
315.550,-
Diversen administratiekosten — kantoorbehoeften, drukwerken, telefoon — en transport leermiddelen levensmiddelen (op basis van ƒ 1,70 man/dag en ƒ 1,per lunch en koffie) bewassing en schoonmaak art. Verlichting en verwarming gebruik electriciteit gebruik water gebruik gas verwarming water
ƒ ƒ
12.000,— 7.000,—
ƒ ƒ
27.000,— 6.000- ƒ
52.000,—
ƒ ƒ ƒ ƒ
15.000,2.000,5.000,— 10.000,— ƒ
32.000,—
ƒ
811.284,98
TOTALE EXPLOITATIEKOSTEN C.S.B.
2. Verwerving benodigde gelden. Door het totaal aan exploitatiekosten te delen door het totaal aantal leerlingenuren, worden de gemiddelde kosten per leerling per uur verkregen.
Deze kosten bedragen per leerlingenuur voor een opleiding aan: de S.B.S. (zie hoofdstuk IV van dit rapport) ƒ 79.393,— : 51.216 = ca. ƒ 1,60 de C.B.S. ƒ 811.285,- : 113.366 = ca. ƒ 7,20. Uit deze getallen mag de conclusie getrokken worden, dat indien de opleiding, als in het
rapport bedoeld, self-supporting zou moeten zijn en derhalve geheel ten laste van de ge-
meenten zou komen, deze opzet practisch niet te verwezenlijken zal zijn.
Het Stichtingsbestuur heeft zich afgevraagd, of voor de stichting van de C.B.S. gerekend zou mogen worden op een bijdrage-regeling naar analogie als b.v. voor het Nijverheidsonderwijs geldt, of voor bijzondere vakscholen, b.v. de school voor Vroedvrouwen in Limburg en de Regionale werkplaatsen voor vakopleiding van volwassenen. 43
Een dergelijke financiële medewerking van de zijde van het Ministerie van Binnenlandse Zaken zou erop neerkomen, dat in feite het gebouw, alsmede de daarbij behorende inrichtingskosten en de kosten instructiemiddelen, ter beschikking van het stichtingsbestuur worden gesteld. De exploitatiekosten .van deze inrichting zouden dan via de cursisten ten laste komen van de deelnemende gemeenten.
Voor een juist inzicht in de werkelijke kosten per leerlingenuur, is de volgende cijferopstelling gemaakt kosten S.B.S.'n ca. ƒ 80.000,— 1/8 deel van de vaste bijdrage ƒ 30.000,— Rest ƒ Is per gemiddeld leerlingenuur ƒ 50.000,— : 51.216 ca. ƒ l,—.
50.000,—
Het ligt voor de hand, dat alle gemeenten in Nederland bij de in dit rapport bedoelde opleiding ten nauwste zijn betrokken. Uit hoofde hiervan staat het Stichtingsbestuur een regeling voor ogen, waarbij de gemeenten voor de instandhouding van het instituut een jaarlijkse bijdrage betalen van ƒ 20,— per 1.000 inwoners.
Kosten C.B.S., afgerond ƒ 560.000,7/8 deel van de vaste bijdrage ƒ 210.000,-
Hierdoor zou men het volgende exploitatiebeeld te zien krijgen: Streekbraridweerscholen ƒ 78.393,— Centrale Brandweerschool ƒ 159.914,— onderhoudskosten ƒ 315.550salarissen en vergoedingen ƒ 32.000,— verlichting en verwarming diversen ƒ 52.000,—
De hierboven becijferde uitkomsten betekenen dat de gemeente b.v. voor de opleiding van onderbrandmeester bij de vrijwillige brandweer zal moeten betalen:
Totaal Afgerond
ƒ 637.857ƒ 640.000,—
Vaste bijdrage van de gezamenlijke gemeenten op basis van 12.000.000 a ƒ 20 per 1.000= ƒ 240.000,—
Rest, afgerond
44
ƒ 400.000,—
Rest
ƒ 350.000,—
Per gemiddeld leerlingenuur is dit ƒ350.000,— : 113.366 = ca. ƒ3,-.
aan de S.B.S. 109 uur x ƒ l,— = ƒ109,aan de C.B.S. 267 uur x ƒ 3,— = ƒ801,-
Totaal
ƒ 910,—
Eventueel nog te verhogen met kosten van werkverlet, de reiskosten en wellicht een geringe vergoeding voor verblijfkosten. Het Stichtingsbestuur is van gevoelen, dat deze bedragen het maximum vormen, waartoe de gemeenten t.b.v. de opleiding en vorming van hun brandweerpersoneel buiten korpsverband, onder de huidige financiële verhouding van Rijk — Gemeente zullen kunnen gaan.
Hoofdstuk X
Statuten Inleiding. De vorm, die de Stichting uiteindelijk zal hebben, staat vast. De statuten, zoals die thans luiden, wijken af, van hetgeen voor ogen staat. Daarom zijn nieuwe statuten ontworpen, die de opzet van de Stichting op juiste wijze weergeven. De nieuwe statuten geven op een drietal punten een principiële wijziging te zien 1. Het bestuur is gesplitst in een algemeen bestuur en een dagelijks bestuur. 2. In plaats van streekcommissies worden regionale besturen met rechtspersoonlijkheid gevormd. 3. Er is een financiële paragraaf ontworpen. De splitsing van het bestuur in een algemeen en dagelijks bestuur heeft een practische grond. Voor het formeren van het algemeen bestuur kan thans een voorzitter van hoog niveau worden aangezocht. Immers, deze voorzitter behoeft niet jaarlijks een reeks vergaderingen te presideren en zich met de dagelijkse gang van zaken bezig te houden. Daarenboven kunnen thans meer belanghebbenden bij het werk van de Stichting worden betrokken, zoals de besturen van de streekscholen. Omschrijving van de taakverdeling is gevonden door de bepaling, dat aan het algemeen bestuur alle bevoegdheid behoort, die niet in de statuten aan anderen is opgedragen.
Het dagelijks bestuur fungeert als schoolbestuur van de Centrale Brandweerschool. Voorzitter van het dagelijks bestuur is de vicevoorzitter van het algemeen bestuur. De secretaris-penningmeester van het algemeen bestuur is ook secretaris-penningmeester van het dagelijks bestuur. De streekbrandweerscholen worden elk bij stichtingsakte opgericht en hebben uit dien hoofde rechtspersoonlijkheid. De handelingen en besluiten van de besturen der streekbrandweerscholen binden aldus alleen de streekbrandweerscholen. Zonder rechtspersoonlijkheid optredende, zouden genoemde besturen rechtstreeks de Stichting Brandweeropleiding in Nederland binden, hetgeen niet in het belang van een goede organisatie zou zijn. De paragraaf „financiële administratie" behelst bepalingen omtrent begroting en rekening, de financiële verantwoordelijkheid van het dagelijks bestuur en de verzekering van gelden van de stichting tegen benadeling. Vaststelling van de nieuwe statuten kan geschieden door het nemen van een besluit met een meerderheid van tweederde der geldig uitgebrachte stemmen in een vergadering, waarin tenminste tweederde van het aantal bestuursleden aanwezig is. Het ontwerp van deze nieuwe statuten is als bijl. 7 aan dit rapport toegevoegd. Na het nemen van het besluit dienen ter vaststelling door het algemeen bestuur te worden ontworpen statuten van de streekstichtingen, de instructie voor de directeur van de Centrale Brandweerschool en de instructies voor de directeuren van de streekscholen. Vastgesteld in de vergadering van het Stichtingsbestuur op 18 december 1961.
De Voorzitter G. J. D. F r a n k e n De Secretaris J. 't L a m 45
Gemeentelijke brandweerwerkzaamheden
Bijlage l
Volgens de brandweerwet bestrijken de werkzaamheden het terrein van: voorkomen —beperken — bestrijden van brand; beperken van brandgevaar; voorkomen —beperken van ongevallen bij brand. Preventieve brandbestrijding. 1.
Brandbeveiligheidsvoorschriften
1.1. A.P.V. 1.1.1. adviezen aan B. en W. t.a.v. de inhoud 1.1.2. adviezen aan B. en W. t.a.v. te verlenen vergunningen. 1.1.2.1. betr. bijzondere gevallen 1.1.2.2. betr. eenvoudige (routine) gevallen 1.1.3. controle op de naleving van de brandw.voorschriften (van de A.P.V.) 1.1.4. controle op de naleving van eventueel gestelde voorwaarden 1.1.5. wacht- en bewakingsdiensten 1.1.5.1. adviezen aan B. en W. omtrent voorschriften betr. wacht- en bewakingsdiensten 1.1.5.1.1. in bijzondere gevallen 1.1.5.1.2. in eenvoudige (routine) gevallen '1.1.5.2. uitvoering van wacht- en bewakingsdiensten 1.1.6. controle van blus-, meldings- en alarmeringsinstallaties in gebouwen 1.2.
Bouwverordening
1.2.1. adviezen aan B. en W. t.a.v. de inhoud 1.2.2. adviezen aan B. en W. bij nieuwbouw w.o. event. betr. inrichting en brandbeveiligheidsvoorzieningen 1.2.2.1. betr. gebouwen van bijzondere aard 1.2.2.2. betr. eenvoudige gevallen 1.2.3. adviezen aan B. en W. betr. verbouwingen w.o. event. t.a.v. inrichting en brandveiligheidsvoorzieningen 1.2.3.1 betr. ingrijpende wijzigingen 1.2.3.2. betr. eenvoudige niet ingrijpende wijzigingen 1.2.4. controle op naleving van voorwaarden 1.3.
Hinderwet
1.3.1. adviezen aan B. en W. betr. verlenen van vergunningen 1.3.1.1. betr. bijz. (moeilijke) gevallen 1.3.1.2. betr. eenvoudige gevallen 1.3.2. adviezen aan B. en W. betr. wijzigen van vergunningen 1.3.2.1. betr. bijzondere (moeilijke) gevallen 1.3.2.2. betr. eenvoudige gevallen 1.3.3. controle op naleving van voorwaarden 1.4. 1.4.1. 1.4.2. 1.5.
Veiligheidswet adviezen aan Arbeidsinspectie controle op de naleving Overige wetten en verordeningen voor zover be-
trekking hebbend op de brandveiligheid 1.5.1. adviezen aan B. en W. terzake 1.5.1.1. betr. bijzondere (moeilijke) gevallen 1.5.1.2. betr. eenvoudige gevallen 1.5.2. controle op de naleving 1.5.3. uitvoering van bewakingsdiensten
46
Repressieve brandbestrijding 1.
Het daadwerkelijk bestrijden van branden en ver-
richten van bewakingsdiensten na brand 2. 2.1. 2.2.
Aanvalsplannen het maken daarvan het beoefenen daarvan
3.
Het verlenen van hulpverleningsdiensten
4.
Brandweerkazerne cq. -garage (event. met klim- en
droogtoren, oefengebouw). 4.1. advies aan B. en W. betr. 4.1.1. bouw 4.1.2. inrichting 4.2. toezicht op 4.2.1. bouw 4.2.2. inrichting 4.3. advies betr. goedkeuring en oplevering 4.4. onderhoud 5.
Blus- en reddingsmiddelen (in ruimste zin)
5.1. adviezen betr. soort en hoeveelheid 5.2. adviezen betr. aanschaffing 5.3. toezicht op bouw van motermaterieel 5.4. keuring en beproeving bij levering 5.5. onderhoud 5.5.1. motermaterieel 5.5.1.1. dagelijks of klein onderhoud 5.5.1.2. groot onderhoud 5.5.2. slangen, waterv. armaturen, gereedschappen, verlichtingsartikelen e.d. 5.5.3. draagbare- en rijbare blustoestellen 5.5.3.1. dagelijks of klein onderhoud 5.5.3.2. groot onderhoud 5.5.4. adembeschermende toestellen 5.5.4.1. dagelijks of klein onderhoud 5.5.4.2. groot onderhoud 5.5.5. redlijnen en springzeilen 5.5.6. ladders 5.5.6.1. dagelijks of klein onderhoud 5.5.6.2. groot onderhoud 5.6. Periodieke controle 5.6.1. motermaterieel 5.6.2. slangen, waterv. armaturen, gereedschappen, verlichtingsmidd. e.d. 5.6.3. draagbare en rijbare blustoestellen 5.6.4 adembeschermende toestellen 5.6.5. redlijnen en springzeilen 5.6.6. ladders 6. 6.1. 6.2. 6.3. 6.4.
Brandmeldings- en alarmeringsinstallatie adviezen betr. soort adviezen betr. aanschaffing onderhoud periodieke controle
Preventieve brandbestrijding
Repressieve brandbestrijding
2.
1.
2.1. 2.2.
Voorlichting
adviezen aan overheids- en particuliere instanties het geven van voorlichting aan het publiek
Kleding en uitrusting
7.1. 7.2.
adviezen betr. soort adviezen betr. aanschaffing
7.3. 7.4. 7.5.
keuring en beproeving bij levering onderhoud periodieke controle
8.
Bluswatervoorziening
8.1.adviezen betr. aanleg en te treffen voorzieningen bij waterwinplaatsen (brandkranen, geb. putten, open water,
reservoirs enz.) 8.2. 8.3. 8.4.
toezicht bij de uitvoering beproeving bij de oplevering onderhoud van de waterwinplaatsen
8.5.
periodieke controle
9.
Opleiden van brandweerpersoneel (mede met het oog
op preventieve brandbestrijding) 9.1. 9.1.1. 9.1.2.
volledige opleiding brandwachten en hoofdbrandwachten pompbedieners
9.1.3.
bedieners autoladder
9.1.4. 9.1.5.
personeelsleden aangewezen als maskerdragenden bevelvoerders (onderbrandmeesters en brand-
meesters) 9.2. kennis en bekwaamheid op peil houden 9.2.1. 9.2.2. 9.2.3.
brandwachten en hoofdbrandwachten pompbedieners bedieners autoladder
9.2.4. personeelsleden aangewezen als maskerdragenden 9.2.5. bevelvoerders (onderbrandmeesters en brandmeesters)
47
Bijlage 2
TABELLARISCH OVERZICHT van de gegevens, die de capaciteit en personeelsbezetting van de CBS bepalen
I
II
Opleidingen-, fasen, cursussen
Aantal leerl. per jaar
Hfd. III- 1 ONDERBRANDM. VRIJW. BRANDWEER cursus 1 dag/14 dagen Ie fase 2e fase cursus 2 wkn/jaar Ie fase 2e fase 3e fase 4e fase -2
-3
BRANDMEESTER VR JW. BRANDWEER cursus 1 dag/14 dagen Ie fase 2e fase cursus 2 wkn/jaar Ie fase 2e fase 3e fase Brandwacht 2e kl. beroepsbrandweer
-6
-7 -8 -9 -10 -11 -12 -13 -14 -15
BRANDMEESTER BEROEPSBRANDWEER cursus 1 dag/14 dagen Ie fase 2e fase cursus 2 wkn/jaar Ie fase 2e fase 3e fase cursus 3 wkn/jaar 4e fase OFFICIER VRIJW. BRANDWEER cursus 1 dag/14 dagen Ie fase 2e fase 3e fase 4e fase cursus 4 wkn/jaar Ie fase 2e fase cursus 3 wkn/jaar 3e fase 4e fase Extra ontwikkeling
AANTAL
CURSUS
VI
VII
OVERNACHTINGEN
LUNCH
V
IV
OVERZICHT UREN KLASSE DOCENTEN theorie pract. totaal school
LESDAGEN KLASSE
CURSUS
LEERLING, gast
20
60 60
140 120 100 80
5 4
20 20 10 10 10 10
60 60 70 60 50 40
134 133 67 67 67 66
1 1 4 3 3
15 15 10 10 10
15 15 40 30 30
90 90 60 60 60
-80 80 213 160 160
16/17 3
40
120
240
360
360
720
12 12 12 12 12 12
1 1 1 1 1 1
20 20 10 10 10 10
20 20 10 10 10 10
115 115
73 73
42 42
115 115
115 115
60 60
38 38
22 22
60 60
60 60
55 55
35 35
20 20
55 55
55 55
8 8 8 8 8 8
1 1 1 1 1 1
23 23 10 10 10 15
23 23 10 10 10 15
140 138 60 60 60 98
126 124 54 54 54 88
14 14 6 6 6 10
140 138 60 60 60 98
140 138 60 60 60 98
1120 1104 480 480 480 768
14 12 10 8 14 12 10
1 1 1 1 1 1 1
20 20 15 15 20 20 15 15 6
128 128
96 96
32 32
128 128
128 128
1792 1536
96
72
24
96
96
20 20 20 20
3 3 7 6
20 20 20 20 20 20 20
•
268 266 313 268 224 176
134 133 156 134 111 88
402 399 469 402 335 264
536 532 625 536 446 352
8040 7980 9380 8040 6700 5280
90 90 240 180 180
100 100 267 200 200
1800 1800 4800 800 3600 600 3600 600
1200 1400 1200 1000 800
1200
1400 1200 1000 800
20 20 20 on ÖU
60 60 20
50
-4 ONDERBRANDM. BEROEPSBRANDWEER cursus 1 dag/14 dagen Ie fase 2e fase cursus 2 wkn/jaar Ie fase 2e fase 3e fase 4e fase -5
III
KLASSEN KLASSENSTERKTE organiek werkelijk
10 10 ' 27 20 20
1080
12000
300 300 800 600 600
2000
2000
120 120
240 240 120 120
120 120
120 120
20 12 12 12 12 12 12
1380 1380
720 720 "
660 660
20 8 8 g
8
80 80 80
120
185 185 80 80 80 120
16
14 12 10 8
14
'
12 10
8 26
Officier Beroepsbrandweer Instructeur brandw./hoofdbrandw. Instructeur adembescherming Instructeur pompbediener Cursus instructie-techniek Preventie-cursussen Herh. cursussen preventie Cursussen van bijzondere aard Herh. cursussen
10 8 8 S 30 40
160 20 20
TOTAAL
1388
N.B.
8
1
13
2
20 20 15 15 20 20 15 15 3
95
71
24
95
95
128
96
32
128
128
1792
128 96 95 16
96 72 71 32-
32 24 24
128 96 95 32
128 96 95 14
18
1536 240 960 150 760 120 416 30
1015 755
260
16
10
1
165
165
1015
880
12 12 8
8 8 8
1 1 1
2 12
2 12
12
12
5
5
72 30
48 20
6 20
6 20
5 2
5
25.
30
20 20
20 20
8 1
5 2 20
10 16 20
20
20
1
20
20
30 12 120 120
86
1182
280 240 150
960
135
12
12
72 30
60 30
150
150
150
60 96 120 120
60 96 120 120
60 96
5569
24 10
1819
60 7388
760
10150
280
120 1200 160 1920 200 2400 200 2400 200
11336612710
18020
1650
96
10
576 240
80
30
900
8121 470
bij de berekening van het aantal door docenten van de school te verzorgen uren, zijn voor wat betreft de opleidingen l t/m 3 de practijkuren tweemaal genomen; dit in verband met het feit, dat voor de praktijklessen van dergelijke grote klassen 2 docenten per klas zijn benodigd.
150 120 75 1650 15 100 40 150 200 320 400 400
12
120 60
120 280 240
Bijlage 3
(Beschrijving met bijbehorende tekening)
Oefengebouw voor de Brandweer Algemeen. Dit ontwerp is bedoeld als een richtlijn voor het bouwen van een oefengebouw, waarin tevens (kunststof) slangen kunnen worden gedroogd. Van de constructie, de indeling en de grootte kan naar behoefte en afhankelijk van de inzichten of de plaatselijke omstandigheden worden afgeweken en de inrichting kan worden vervolmaakt bijv. door het aanbrengen van een geluid- en lichtverklikkersinstallatie. Te allen tijde dient echter met de volgende punten rekening te worden gehouden. 1. Een gebouw waarin rook- en brandoefeningen worderi gehouden, moet zodanig zijn gelegen, dat overslag van brand is uitgesloten en omwonenden geen overlast door rook ondervinden.
10. De onderverdeling van de oefenruimte moet variabel zijn. Het gebouw volgens bijgaand ontwerp heeft een oppervlakte van ca. 9 x 9 m. en bestaat uit kelder, begane grond, verdieping en zolder. De begane grond, verdieping en zolder zijn, met uitzondering van de waarnemingsruimte, bedoeld als oefenruimten. De waarnemingsruimte loopt van de keldervloer tot het dak. In de muur van deze ruimte zijn, ca. 20 cm boven iedere vloer, (met uitzondering van de keldervloer), kijkgaten aangebracht, en wel zodanig, dat iedere oefenruimte geheel is te overzien. De kijkgaten zijn afgesloten met een draadspiegelglasraampje, dat naar binnen kan worden gedraaid, om tijdens de controle rookaanslag en condens te verwijderen.
2. Elk oefenvertrek moet van tenminste 2 uitgangen zijn voorzien, waarvan in elk geval één in directe verbinding met de buitenlucht staat.
Met een tweede glasraampje of metalen luikje kan de opening worden afgesloten om het binnendringen van rook te voorkomen. In de waarnemingsruimte zijn bordessen aangebracht, waarop de waarnemers kunnen staan.
3. De weg waarlangs een oefenvertrek kan worden verlaten, mag niet langer dan 3 m. zijn.
Een stalen wandladder vormt de verbinding tussen deze bordessen en de trapbordessen.
4. De deuren moeten, zowel van binnen als van buiten, gemakkelijk te openen zijn.
Slangendroo gloren.
5. Elk oefenvertrek moet vanuit een rookvrije ruimte kunnen worden overzien. 6. De verbindingsweg tussen de waarnemingsruimte en elk oefenvertrek moet kort zijn. 7. De mogelijkheid tot het doen uitbreiden van een brand, zowel horizontaal als vertikaal moet aanwezig zijn.
8. In de vertrekken moet gedurende een half uur een brand kunnen heersen zonder de constructie van het gebouw ernstig aan te tasten. 9. De oppervlakte van het gebouw mag niet minder dan 60 m2 bedragen.
De waarnemingsruimte kan als slangendroogtoren worden gebruikt; in het bijzonder is gedacht aan het uitlekken en drogen van kunststofslangen, dat weinig tijd vergt. De capaciteit van de droogtoren kan worden vergroot door twee of meer bordessen op te klappen, zodat totaal 70 stuks 3" slangen dubbel kunnen worden opgehangen.
De oefenruimten. Om in de oefenruimten de brandschade aan muren en plafonds zoveel mogelijk te beperken zijn deze bekleedt met drijfsteen, vuurvaste tegels o.d. en volgewassen met vuurvaste specie. Van tijd tot tijd kan, afhankelijk van het gebruik, een plaatselijk bijpleisteren met vuurvaste specie nodig zijn. 49
De oefenruimte op de begane grond en die op de verdieping kan worden onderverdeeld door middel van separatiewanden van betonplanken (Fire Brake o.d.). Deze worden tussen groeven in vloer en plafond (zie de stippellijnen) geplaatst; vele combinaties zijn hierbij mogelijk. De separatiewand kan ook geheel of gedeeltelijk in brandbaar materiaal worden uitgevoerd, zodat een horizontale uitbreiding van een brand kan worden bewerkstelligd. In elk te formeren vertrek is een buitendeur geprojecteerd. De weg waarlangs een deur kan worden bereikt, is niet langer dan 3 m. De deuren in de binnen- en buitenmuren, welke toegang geven tot de oefenruimten en die in de separatiewanden zijn uniform uitgevoerd en daarom verwisselbaar. De deuren zijn in een eenvoudige uitvoering van T-profielstaal geconstrueerd. •De panelen, van tuindersglas, board, triplex, metaalplaat o.d., worden slechts aan de onderen de bovenzijde vastgezet met een verstelbaar hoekijzer, zodat het verwisselen of vervangen een eenvoudige handeling is.
Het onderste paneel bestaat uit 2 te verschuiven delen, zodat de luchttoevoer kan worden geregeld. De deuren zijn zonder kozijn aan duimen opgehangen. Duimen zijn aan beide zijden van de deuropening en bovendien aan weerszijden van de muur of wand aangebracht; omdat de deur symetrisch is, kan deze dus op 4 manieren worden afgehangen. De sluiting bestaat uit een eenvoudige klink met krukken, die precies in het midden van de deurhoogte is geplaatst, om de deur op de hierboven bedoelde vier manieren te kunnen afhangen. In de oefenruimten bevindt zich boven elke buitendeur
een valraam, dat ook van buitenaf kan worden geopend. Bovendien is de sluiting zodanig, dat het raam door overdruk open valt. Vloeropeningen. In de vloeren van de verdieping en de zolder
zijn gaten (ca. 80 x 80 cm) gespaard, waar omheen met het oog op de veiligheid, een wegneembaar hekje is geplaatst. Buiten gebruik zijnde, worden deze gaten met een brandluik afgedekt. 50
Met deze gaten kan een rechtstreekse branduitbreiding in vertikale richting worden bewerkstelligd. In dit verband kunnen de gaten ook met een houten vloer (en plafond) worden afgedekt om een situatie van het doorbranden van een vloer te verkrijgen. Voorts kunnen de gaten worden gebruikt voor het beoefenen van het verschaffen van toegang bij het bestrijden van een kelderbrand, vlieringbrand of scheepsbrand. Reservoir. De vloeren zijn met afschot belegd, zodat overtollig bluswater naar één punt kan vloeien en via een afvoer terecht komt in een reservoir onder het eerste trapbordes. Omdat de afvoer van het reservoir afsluitbaar is, kan de hoeveelheid water door middel van een peilglas in de waarnemingsruimte worden gemeten. Dit gegeven is belangrijk met het oog op het oefenen van de straalpijpvoerders in het juiste gebruik van het bluswater en het voorkomen van waterschade. Teneinde ook geringe hoeveelheden water te kunnen meten (bij gebruik van mist of sproeistralen) is een tweede reservoir, met een kleine doorsnede aangebracht. De kelder. In dit ontwerp is de kelderruimte aangebracht voor het opslaan van oud meubilair, hout e.d. dat bij de oefeningen wordt gebruikt. Voor het drogen vtn dit materiaal c.q. drooghouden, zijn aan alle zijden roosters aangebracht. De trek wordt verhoogd door openingen in de slangetoren (waarnemingsruimte). Deze laatste openingen zijn afsluitbaar om tijdens de oefeningen een ongewenste trek in de waarnemingsruimte te voorkomen. Rookkanaal c.a. In de kelderruimte bevindt zich een rookkast met een naar buiten draaiend luik in de voorgevel. Aan de binnenzijde van dit luik is een vuurkorf aangebracht. Door deze uitvoering is het mogelijk stro of hooi of dergelijke in de buitenlucht aan te steken. Boven in de rookkast is een sproeikop aangebracht, die op de waterleiding of een reservoir is aangesloten.
De rookkast staat in verbinding met een rookkanaal, dat in het trappenhuis is geprojecteerd. In dit kanaal zijn openingen aangebracht onder de plafonds van de oefenruimten, alsmede op zolder en in het trappenhuis. Deze openingen zijn af te sluiten met kleppen, die tevens in de waarnemingsruimte kunnen worden bediend.
Het trappenhuis. De uitvoering is overeenkomstig, die welke bij vele flatwoningen wordt aangetroffen. Bovendien is een ventilatieluik aangebracht, dat eveneens vanuit de waarnemingsruimte kan worden bediend. Het schalmgat is zo ruim gelaten, dat het opvoeren van slangen hierdoor kan worden beoefend. De aanwezigheid van een droge stijgleiding vergroot de oefeningsmogelijkheden.
Het dak. Het pannedak heeft een steil en een flauw hellend schild, zodat hierop het klimmen met ladders en door het openschuiven van pannen kan worden beoefend. Een gedeelte van het dak is plat o.m. met het oog op het controleren van oefeningen op het dak, van oefeningen met de ramoneur en de haakladder-exercitie. De windwijzer is van betekenis b.a. bij het kiezen van de goede aanvalsweg.
De balkons. Deze lopen rond het gebouw en dienen in de eerste plaats voor het verrichten van de noodzakelijke controle op de uitvoering van de oefeningen en voor het betreden en verlaten van de oefenruimten, onafhankelijk van het trappenhuis.
Voorts kunnen de balkons als aanvalsweg bij de brandbestrijdingsoefeningen worden gebruikt, alsmede voor het houden van springen ladderoefeningen. Het bovenste balkon komt tevens de veiligheid bij het werken op het dak ten goede. Met het oog op de haakladderexecitie, is een gedeelte van de balkons verhoogd, hetgeen verband houdt met de maten van de genormaliseerde haakladder. De vaste ladder is naast dit verhoogde gedeelte aangebracht, zodat een haakladderoefening stap voor stap kan worden gevolgd. Boven deze ladder bevindt zich, voor het houden van reddingslijnoefeningen, een hijsbalk met
haak. De afdalende man heeft desgewenst aan de ladder geleiding voor zijn voeten. De bovenste sport van de ladder is een bordestrede, één ladderboom loopt door om als handsteun te kunnen dienen.
Verlichting. Voor het houden van avondoefeningen is verlichting aangebracht onder de balkons, in het trappenhuis, de waarnemingsruimte en de kelder. Voor de verlichting van de oefenruimten kunnen in het trappenhuis op veilige plaatsen stopcontacten worden aangebracht.
Extra ventilatie. Teneinde de oefenruimten snel rookvrij te maken, kan een ventilator in de kelder worden opgesteld. Deze kan tevens worden gebruikt om de kelder en/of de slangentoren extra te ventileren en voor het verkrijgen van enige overdruk in de waarnemingsruimte, zodat hier geen rook kan binnendringen.
51
Bijlage 4
Oefenterrein, schaal l : 500.
OOK VOOR HtT DROCjEH VAH SAAMC^E-H, KLtM-5pRIH<;- HAAV
ÖCUAAL 1:100 £.M 1-.20
SN OPKUVPEHD METAL6NLU1K1E
UHK.E.R Z'\C|EVE-U
__
DOORSNEDE. A-E> ./
»
XVCNTl
VENTILATIE SAAMC,6MttUlMTE..
RLCHTtR.ZMqE.VE-U
uajatTm
I*IEU<(TEMAK£N)V6B.TREK SEH WUCHTDtUR
Rrtt-CONi VOOR W/SARHEMIMCj EN VV-«C.WTWE^
DE^AHEL qROHD
DLMH01 AAM -^Z'lDEJl A*'
pAÏ*tl-8J4 VANT
*^
CiEWEMi""T MAT
A^ KHOl
VLOER.ODEN1NCÏEN AFDEKKEN MET s-^ _ . .
\
. . . . . . ——'._... ., —— - . \ X M 6 T \
uooqre MATEH VOOR DE KUMooRptL.%
Bijlage 5.
Eisen te stellen aan enige functionarissen van de Centrale Brandweer School (C.B.S.) 1. Inleiding. Teneinde deze eisen te kunnen ' vaststellen, dient duidelijk voor ogen te staan, wat met de stichting van de C.B.S. wordt beoogd en welk onderwijs aan deze school zal worden gegeven, en in verband daarmede, wat van de onderscheidene functionarissen zal worden verlangd.
2.
Doelstelling van de C.B.S.
2.1. De Stichting Brandweeropleiding in Nederland stelt zich ten doel: 2.1.1. een C.B.S. in het leven te roepen, die zal zijn. het centrale opleidingsinstituut voor brandweerfunctionarissen in Nederland. Deze functionarissen kunnen zijn ambtenaren van gemeenten, ambtenaren van de Centrale overheid, dan wel employé's van particuliere ondern emingen; 2.1.2. het stichten van een aantal Streek Brandweer Scholen (S.B.S.'n) waar brandweerfunctionarissen kunnen worden gereedgemaakt om het onderwijs aan de C.B.S. met vrucht te kunnen volgen. Het onderwijs aan de S.B.S.'n en de C.B.S. dient dus op elkander te zijn afgestemd. De S.B.S.'n zijn voorbereidende scholen voor de C.B.S. 2.2. Door deze opzet is het mogelijk het onderwijs aan de C.B.S. te beperken, en omdat het leerprogramma in de S.B.S.'n min of meer „thuis gebracht" wordt, meer toegankelijk te maken voor de brandweerfunctionarissen. Dit voordeel spreekt vooral t.a.v. de niet-beroepsbrandweerlieden. Deze opzet impliceert echter tevens een nauwe samenwerking tussen de C.B.S. en S.B.S.'n. De C.B.S. geeft daarbij de toon aan. 2.3. De Stichting stelt zich verder voor, dat aan de C.B.S. plaats vindt:
2.3.1. de beginopleiding en theoretische opleiding tot brandweerofficier; 2.3.2. de slotopleiding voor de opleiding tot brandmeester en onderbrandmeester;
2.3.3. de opleiding van instructeurs voor de onderscheidene onderdelen van het zo gevarieerde brandweervak; 2.3.4. de opleiding van specialisten; 2.3.5. de recruten-opleiding van beroepsadspirant-brandwachten.
2.4. Uit het voorgaande volgt, dat aan de C.B.S. het onderwijs zal hebben: 2.4.1. een theoretisch, wetenschappelijk karakter,
2.4.2. maar aan de andere kant weer sterk moet zijn ingesteld op de practijk. 2.5. Indien de C.B.S. haar plaats in het Nederlandse brandweerbestel zal innemen, die de Stichting zich voorstelt, zal haar invloed groot zijn. Daarom dient er voor te worden gewaakt, dat er bij het onderwijs geen verstarring intreedt. De functionarissen aan de C.B.S. dienen open te staan voor nieuwe, wellicht revolutionaire gedachten en methoden, deze critisch te beschouwen en het goede daarvan over te nemen. Aangezien de C.B.S. de enige school van dien aard in Nederland is, zal het absoluut nodig zijn, dat de leidende functionarissen van de school geregeld contact onderhouden met hun collega's in het buitenland en met functionarissen van brandweerresearch-instituten in binnen- en buitenland. Dit contact dient niet alleen schriftelijk te worden onderhouden, maar dient te worden verdiept door bezoeken over en weer. Dit impliceert, dat de leidende functionarissen zich ook behoorlijk moeten kunnen uitdrukken in het Engels, Duits en Frans.
3. Verzorging leerlingen en gastdocenten. De Stichting heeft geconcludeerd, dat het — mede om der wille van de kosten — nodig is, dat leerlingen en (gast) docenten tijdens hun verblijf aan de C.B.S. behoorlijk worden verzorgd en er eveneens gelegenheid moet zijn om er te overnachten. Zij rekent op een behoefte' 53
van 76 bedden. Aangezien niet alle leerlingen in de school behoeven te overnachten, kan
worden aangenomen, dat het aantal overdag te verzorgen personen ca. 100 zal bedragen. Dit betekent, dat de C.B.S. niet alleen zal zijn een onderwijs-instituut, maar dat daarnaast nog een vrij omvangrijk restauratie- en hotelbedrijf moet worden geëxploiteerd. Dit zal aan de aan de school verbonden functionarissen bijzondere eisen stellen. 4.
Rekening houdend met het bovenstaande,
zullen hierna enkele functionarissen in beschouwing worden genomen.
5.
De Directeur van de C.B.S.
5.1.
de moeilijkheid voordoen, dat er in het Stichtingsbestuur ook wel personen zitting zullen hebben, die geen kennis c.q. slechts een oppervlakkige kennis van de brandweertechniek hebben, dan wel geen tijd of gelegenheid heb-
ben de ontwikkeling daarvan te volgen. Deze personen zullen omtrent de noodzaak c.q. wenselijkheid van bepaalde cursussen moeten worden overtuigd. De directeur zal daarom op ovetuigende wijze zijn standpunt naar voren moeten kunnen brengen. Dit zal hij alleen kunnen doen, indien hij geheel op de hoogte is van alle facetten van het brandweervak en de brandweerwetenschap. Hij zal dus moeten zijn
een zeer goed ervaren brandweerofficier, die mede grote belangstelling heeft voor de wetenschapplijke zijde van het brandweervak, iemand dus met veel studiezin.
Deze zal zijn:
5.1.1. directeur van het opleidingsinstituut van de C.B.S.;
5.2.2. Het — in overleg met het stichtingsbestuur — aanwijzen en beoordelen van de docenten.
5.1.2. richtinggevende en toezichthoudende functionaris van de S.B.S.'n;
Toelichting:
5.1.3. directeur van het restauratie- en hotelbedrijf van de C.B.S.; 5.1.4.
docent.
Deze onderscheidene functies nader in beschouwing genomen, ziet men het volgende
5.2. Directeur van het opleidingsinstituut van de C.B.S. Deze functie brengt met zich mede, dat de volgende werkzaamheden moeten worden verricht. 5.2.1. het — in overleg met het bestuur van de stichting — programmeren van de cursussen.
5.2.1.
Toelichting:
De directeur is verantwoordelijk voor de wijze waarop de cursussiof wordt gebracht. Hij deelt aan het Stichtingsbestuur mede, in hoeverre de vaste docenten les kunnen geven; hierbij
speelt niet alleen de bekwaamheid, maar ook de mogelijkheid, de beschikbare tijd, een rol. Kunnen de vaste docenten de lesstof niet geven, dan zal de directeur voorstellen welke
gastdocenten moeten worden aangetrokken. Dit is een delicate zaak, die in overleg met het stichtingsbestuur zal dienen te geschieden. Gelet op de verantwoordelijkheid van de directeur, zal deze zich door het bijwonen van de
lessen op de hoogte dienen te stellen van de wijze, waarop de docenten de stof brengen, en of het gedoceerde past in het kader van de cursus. Indien een en ander niet strookt met
Om een efficiënte exploitatie van de C.B.S. mogelijk te maken, zal het nodig zijn om periodiek (l a 2 x per jaar) een programma van opleidingen vast te stellen. Hierbij zal enerzijds rekening moeten worden gehouden met de behoefte, doch anderzijds — door het openstellen
zijn opvattingen, zal de directeur aanmerkingen
van cursussen van bepaalde aard — de ontwikkeling van het brandweerwezen moeten wor-
moet worden geschonken aan de mentaliteit,
den gestimuleerd. Vooral het laatste is een
tradities en opvattingen moeten worden in
moeten'maken en z.n. moeten ingrijpen. Dit
zal op tactische wijze moeten geschieden. Van de directeur mag tact en overtuigingskracht worden gevraagd. In dit verband wordt erop gewezen, dat op de C.B.S. ook veel aandacht dus de vorming van de brandweerman. Goede
kwestie van beleid, reden waarom een en ander
stand gehouden c.q. aangekweekt. De docen-
in overleg met het Stichtingsbestuur moet worden gepland. Hierbij zal zich waarschijnlijk
ten,
54
onder leiding van de directeur, zullen
daaraan dienen mede te werken.
5.2.2. Voorts wordt erop gewezen, dat het, gelet op het onderwijs, nodig is, dat er bij de C.B.S. een goede brandweertechnische bibliotheek aanwezig is. De boekwerken dienen voor docenten en leerlingen (c.q. ook anderen) gemakkelijk toegankelijk te zijn. Dus zij moeten behoorlijk zijn gedocumenteerd. 5.2.3. Het zorgen voor de werving, indeling, administratie van en de correspondentie met de cursisten. Toelichting: nadat de programma's van de cursussen zijn vastgesteld dienen zij bekend te worden gemaakt door publicatie in tijdschriften, in circulaires, etc.
T. a.v. de administratie wordt opgemerkt, dat dit — naar het voorkomt — niet alleen omvat de inschrijving en de uitschrijving van een deelnemer aan een cursus en de inning van cursusgelden. Het lijkt nodig, dat van de aanvang af alle deelnemers aan cursussen worden geadministreerd in een kaartsysteem, waarin niet alleen de personalia, maar ook bijzonderheden betreffende gevolgde cursussen, geconstateerde feiten en beoordelingen worden opgenomen. Het gestelde omtrent indeling van cursisten en correspondentie met deze personen c.q. met hun chefs, spreekt voor zichzelf en behoeft derhalve geen toelichting. Gemeend wordt, dat de in dit deel besproken werkzaamheden niet door de directeur persoon behoeven te geschieden, maar moeten worden verricht onder zijn supervisie en verantwoordelijkheid door een aan hem ondergeschikt persoon.
5.2.4. Het bevorderen van de juiste geest onder cursisten. Toelichting: Aan het slot van 5.2.2. werd reeds op de noodzaak van een goede mentaliteit bij de brandweerman gewezen. Om deze goede mentaliteit te kunnen bevorderen, zullen directeur en docenten zich tussen de cursisten moeten bewegen. Indien nodig en de gelegenheid zich voordoet, zal de directeur hen bezielend moeten kunnen toespreken. Zo nodig zal de gelegenheid daartoe moeten worden geschapen. Een en ander zal van de directeur psychologisch inzicht, tact en overtuigingskracht vragen. Het zal ook veel tijd in beslag nemen.
5.3. Leidinggevende en toezichthoudende functionaris van de S.B.S.'n. Het gestelde in punt 2.1.2. van deze nota in herinnering brengend, kan worden gesteld, dat het onderwijs aan de C.B.S. alleen tot zijn recht zal komen, indien de S.B.S.'n hun leerlingen op een bepaald peil afleveren. Het is aan de directeur van de C.B.S. om dit peil te bepalen (in overleg met het stichtingsbestuur) en te doen aanvaarden door de leidinggevende figuren van de S.B.S.'n. Hiervoor zal veel tact en overredingskracht worden vereist. Aangezien de Stichting er naar streeft 10 S.B.S.'n op te richten, zal het overleg en het toezicht van de directeur van de C.B.S. ongetwijfeld veel tijd vragen. Naar het voorkomt, zal hij daarom in zijn werk moeten worden bijgestaan door de onderdirecteur van de C.B.S. 5.4. Directeur van het restauratie- en hotelbedrijf van de C.B.S. Gemeend wordt, dat de hieraan verbonden werkzaamheden onder supervisie en onder verantwoordelijkheid van de directeur van de C.B.S. door een aan hem ondergeschikt persoon moeten worden verricht, anders zou de directeur te veel worden afgetrokken van zijn hoofdzaak, d.i. het leiden van het onderwijsop te richten, zal het overleg en toezicht van instituut. Toch zal hij zich niet van het restauratie- en hotelbedrijf mogen distanciëren, omdat de materiële verzorging van de cursisten nu eenmaal een zeer grote invloed zal hebben op de stemming van de cursisten, en ook voor een belangrijk deel het oordeel over de C.B.S. zal bepalen. Het exploiteren van een restauratie- en hotelbedrijf (76 bedden) vraagt een goed administratief, financieel en materieel beheer. Om aan zijn ondergeschikten leiding te kunnen geven, zal de directeur dus inzicht moeten hebben aan de daaraan verbonden werkzaamheden. 5.5. Optreden als docent. De directeur zal slechts een enkele maal als docent optreden. Dit zal vermoedelijk niet meer dan 5 uren per week kunnen geschieden. Maar wanneer hij optreedt, zal hij zich een goed docent moeten tonen. Anders verliest hij recht van spreken t.a.v. zijn ondergeschikten. 5.6. Eisen te stellen aan de directeur van de C.B.S. 5.6.1. Gelet op het vorenstaande zou het organisatorisch schema alsvolgt kunnen worden weergegeven: 55
Directeur C.B.S.
Administrateur
Onder-directeur S.B.S.'n
Onderwijsinstituut
5.6.2. Gelet op het vorenstaande zouden de aan een directeur te stellen eisen alsvolgt kunnen worden geformuleerd: een zeer goed, ervaren brandweerofficier, met een open oog voor de wetenschappelijke zijde van het brandweerwezen; een persoon, die met een positieve instelling doch tevens met critische zin nieuwe ideeën .en methoden tegemoet treedt; een man met leiderseigenschappen, met veel studiezin, zelfstandig, eerlijk, met veel tact, een goed docent. 5.6.2. Behalve de uit het bovenstaande reeds blijkende bekwaamheidseisen, zouden er nog de volgende aan kunnen worden toegevoegd; de directeur moet bij voorkeur iemand zijn in het bezit van het ingenieursdiploma c.q. dat van doctor of doctorandus in de natuurwetenschappen, dan wel een technische en wetenschappelijke kennis hebben, die daarmede overeenstemt; tenminste ware de eis te stellen, dat hij in het bezit moet zijn van een H.T.S.-diploma c.q. een technische en wetenschappelijke kennis, die geacht kan worden daarmede gelijk te zijn; hij moet zich behoorlijk kunnen uitdrukken in de engelse, duitse en franse taal.
6. De onderdirecteur van de C.B.S. Hierover kan men kort zijn. De onderdirecteur moet de directeur geheel kunnen vervangen. Daarom ware aan hem dezelfde eisen te stellen als aan de directeur. Ook de onderdirecteur zal slechts een beperkt aantal lesuren kunnen geven; om de gedachten te bepalen ware het maximum te stellen op 10 lesuren per week. Om bij vervanging van de directeur geheel in diens geest te kunnen handelen, moet de onderdirecteur geheel op de hoogte zijn van 56
Administratie en correspondentie
Restauratie- en hotelbedrijf
denkbeelden en opvattingen van eerstgenoemde. Dit is alleen mogelijk bij een zeer nauwe en voortdurende samenwerking. Daarvoor is op den duur nodig, dat beide functionarissen elkaar liggen, reden waarom wordt bepleit de onderdirecteur (door het Stichtingsbestuur) in overleg met de directeur te benoemen. Hieraan wordt echter toegevoegd, dat dit er niet toe mag leiden, dat slechts een willige medewerker wordt gezocht. Vastgehouden dient te worden aan de hogervermelde eisen.
7.
De docenten.
7.1. In punt 2.4. van deze nota werd erop gewezen, dat het onderwijs aan de C.B.S. een theoretisch-wetenschappelijke en een practische kant heeft. Dit feit, alsmede de omstandigheid, dat het aantal brandweerofficieren, die als docent kunnen worden aangewezen, gering is, doen de vraag rijzen, of het niet wenselijk is onderscheid te maken tussen leraren, die de theoretisch-wetenschappelijke lessen geven, en practijkleraren; een en ander naar analogie met het technisch onderwijs. De vraag wordt bevestigend beantwoord. 7.2. De leraren. Bij het aanwijzen van leraren ware onderscheid te maken tussen Ier aren,'die brandweertechnische vakken moeten doceren en leraren, die les moeten geven in niet specifiek brandweertechnische vakken. Voor de eersten ware aan te wijzen: brandweerofficieren, die goed docent zijn en de door hen te doceren stof beheersen. Tot de tweede groep behoren personen, die goed docent zijn en de door hen te doceren stof beheersen.
Bij voorkeur waren brandweerofficieren aan te wijzen. Met opzet werd het zijn „van een goed docent" eerder gesteld, dan „het beheersen van de te doceren stof", omdat het nu eenmaal een voldongen feit is, dat het vaak voorkomt, dat een goed docent met voldoende, doch geen exorbitante kennis bij het onderwijs betere resultaten boekt, dan een geleerde, die slecht les geeft. 7.3. De practijkleraren. Deze zullen het harde brandweerhandwerk in zijn verschillende facetten moeten instrueren. Naar het voorkomt dienen deze practijkleraren te worden gerecruteerd uit de categorie brandmeesters en onderbrandmeester, omdat: deze brandweeronderofficieren in den regel meer dan officieren in de harde practijk van de brandbestrijding ervaring hebben opgedaan, en met de moeilijkheden geconfronteerd zijn, en deze personen de toch zo belangrijke, vaak eenvoudige practijkfóefjes en schijnbaar eenvoudige bijzonderheden niet als quatité négligeable zullen beschouwen.
Voor practijkleraar ware de volgende eisen te stellen: een ervaren brandweerman in het bezit van het diploma van brandmeester in beroepsdienst, een goed instructeur en goed docent.
8. Het hoofd van de administratie. In het voorgaande werd reeds gewezen op de noodzaak van administratie en correspondentie. De plaats, die het hoofd van de administratie in de organisatie van de C.B.S. dient in te nemen, blijkt uit het schetsje opgenomen in punt 5.6.1. Gelet op het vorenstaande, zouden de eisen voor het hoofd van de administratie (c.q. administrateur) alsvolgt kunnen worden omschreven: het moet een persoon zijn, die moet optreden als direct aan de directeur ondergeschikt medewerker, zelfstandig moet kunnen werken, goed op de hoogte zijn van administratie en van boekhouden, in staat moet zijn om onder supervisie van de directeur zelfstandig correspondentie te voeren, bekwaamheid om te kunnen corresponderen in engels, duits en frans; kennis omtrent restauratie- en hotelbedrijf strekt tot aanbeveling.
57
Bijlage 6.
BEKNOPT OVERZICHT VAN GEGEVENS OVER BUITENLANDSE BRANWEERSCHOLEN (naar de toestand in 1961) l. Duitsland. 1.1. School te Munster (Landes'feuerwehrschule von Nordrhein-Westfalen). Cursussen (theoretisch en praktisch): vrijwillige brandweren: Oberfeuerwehrmann Brandmeister Hauptbrandmeister. beroeps- en bedrijfsbrandweren: Brandmeister Brandinspektor Pompbedieners. Controle en onderhoud materieel, Adembeschermende toestellen, Preventieve brandbestrijding, Brandbeveiligingsvóorschriften voor schoorsteenvegers.
Brandweermaterieel: 9 blusvoertuigen. l autoladder. l gereedschapswagen. Kosten: totaal ca. D.M. 1.200.000 (ca. ƒ 1.090.000,—) per jaar. per cursist/dag: beroepsbrandweer D.M. 20 vrijwillige brandweer D.M. 40 bedrijfsbrandweer D.M. 20.
2.
Zweden.
2.1. School te Stockholm (Ministerie van Binnenlandse Zaken) opm.: geen internaat. Cursussen (uitsluitend theoretisch) voor: officieren, brandmeesters, brandwachten, schoorsteenvegers.
Aantal cursisten: gem. 110 per dag. Leerkrachten: Directeur, Onderdirecteur, 12 Docenten-instructeurs. Inrichting gebouwen: 7 leslokalen t.w. l maquette zaal c. 100 l collegezaal ca. 100 4 lokalen, elk ca. 44 l lokaal ca. 95 l ruimte voor onderhoud slangenmaterieel ca. 50 1 slangenwasruimte ca. 80 2 ruimten voor de opleiding van pompbedieners ca. 110 + 95 l ruimte voor controle en onderhoud van adembeschermende toestellen ca. 70 l oefenhal ca. 800 l kamer directeur ca. 30 l vergaderzaal l kamer onderdirecteur ca. 20 docentenkamers, l eetzaal l kantine 40 vierpersoons slaapkamers
opm.: bouw van een oefengebouw in voorbereiding.
Aantal cursisten: gem. 60 per dag. m2 m2 m2 m2 m2 m2 m2 m2 m2 m2
m2
Oefenterrein: 3 verharde terreinen (totaal oppervlakte) ca. 12.000 m2
Leerkrachten: directeur, onderdirecteur. Overigens geen vaste docenten; uitsluitend gastdocenten t.w. officieren van de brandweer der gemeente Stockholm. Inrichting gebouw: 2 leslokalen ca. 50 m2 l kamer directeur ca. 22 m2 l kamer onderdirecteur ca. 14 m2 l kantine. Kosten: totaal ca. Zw.Kr. 296.600 (ca. ƒ216.500,—) per jaar per cursist/dag Zw. Kr. 17 (ca. ƒ 12,50).
3. 3.1.
Engeland. School te Dorkink, Surrey.
Cursussen (uitsluiting theoretisch): Sub-officer. Station-officer. Retained-officer. opm.: opleiding van adspirant brandwachten in „Collective Training Centres" (aantal 15), welke bij de beroepsbrandweren in grotere gemeenten zijn ondergebracht. 59
Aantal cursisten: gem. 60 per dag. 3.1. Leerkrachten: directeur, onderdirecteur, 10 docenten. Inrichting gebouwen: 12 leslokalen, t.w. 5 lokalen (voor 10-60 personen). l collegezaal (250 personen). l scheikundig laboratorium (30 personen). l ruimte met sprinklerinstallatie (30 per.s.). l ruimte met werktuigen (30 personen). l ruimte met brandmeldings- en alarmeringsinstallaties (20 personen). l ruimte met modellen gebouwen (20 pers.). l kantine. 3 leeskamers, waarvan één tevens bibliotheek. 2 kamers, waarvan l Directeur en l Onderdirecteur. l kamer voor iedere „senior" docent. l kamer voor twee „junior" docenten. l biljardkamer. l televisiekamer. 60 slaapkamers (één-persoons). • l ruimte met. electr. installaties 30 pers. Sport: voetbalterreinen, cricketterreinen, tennisbaan, golfbaan.
kosten: ca. £ 87.769 (ƒ 925.960,—) per jaar. per cursist/dag £ 5.1s.6d. (ca. ƒ 53,—).
4.
Oostenrijk.
4.1. School te Salzburg (Amt der Salzburger Landesregierung). opm.: deze school is bij de brandweer van de gemeente Salzburg ondergebracht, waaraan geen internaat is verbonden. Gedurende 4 maanden per jaar worden cursussen verzorgd.
Cursussen (theoretisch en praktisch) voor: vrijwillige en bedrijfsbrandweren. Elementaire opleiding brandweerman (3 dagen) Pompbedieners (3 dagen) Groepscommandant (4 dagen) Brandmeester (6 dagen). Aantal cursisten: gem. 50 per dag. Leerkrachten: Directeur (Commandant van de beroepsbrandweer Salzburg). Geen vaste docenten. Kaderleden van de beroepsbrandweer Salzburg treden als docent en instructeur op. 60
Inrichting gebouw: 2 leslokalen (50 en 36 m2) in de kazerne van de beroepsbrandweer. Oefenterrein: l 2.000 m2).
geasfalteerd terrein (opp.
Kosten: per cursist/dag S 60 (ca. ƒ 9,—). 4.2. School te Klagenfurt (Amt der Karntner Landesregierung). opm.: gedurende 7 maanden per jaar worden cursussen verzorgd. Deelname aan cursussen door gemeentelijk brandweerpersoneel is vereist.
Cursussen: (theoretisch en praktisch) voor: beroeps-, vrijwillige en bedrijfsbrandweren. Pompbedieners, Bevelvoerders, Adembescherming, Draagbare blustoestellen, Brandweercommandant. Aantal cursisten: 32-35 per dag. Leerkrachten: Directeur (de Landesfeuerwehrinspektor) + 5 docenten, opm.: de docenten verrichten gedurende de tijd, dat geen cursussen worden gehouden, andere brandweerdiensten.
Inrichting gebouw: 2 leslokalen 200 m2 en 100 m2 l studieruimte l bibliotheek en leeszaal l kamer directeur 35 m2 l kantine l ruimte voor controle en onderhoud adembeschermende toestellen l ruimte voor oefening adembeschermende toestellen l oefenhal 500 m2 9 slaapkamers, elk met 4 bedden Oefenterrein: l terrein met oppervlakte ca. 7.000 m2. Brandweermaterieel: l tankautospuit l autospuit K.V. l autoladder 15 draagbare motorspuiten l materieelwagen. Kosten: niet verstrekt. ledere deelnemer ontvangt S 25 per dag ƒ 3,50) waarvan voor kost en inwoning S 20 wordt ingehouden.
4.3. School te Wenen (Landesfeuerwehrcommando Nieder-Oesterreich).
Cursussen (theoretisch en praktisch) voor: vrijwillige brandweren Bevelvoerders 3 weken Pompbedieners l week Controle en onderhoud materiaal l week Optreden bij ongevallen te water 2 weken Verantwoordelijkheden en plichten van een brandweerchauffeur 3 dagen Adembescherming 4 dagen Verbindingen 4 dagen Technische hulpverlening 4 dagen Springstoffen 110 uren Dienst-voorschriften voor administratief personeel 2 dagen Preventie betr. schouwdiensten 3 dagen. Aantal cursisten: ca. 2.000 per jaar met een accomodatie voor 81 cursisten per dag. Leerkrachten: Directeur (afgestudeerde van een middelbare technische school). Onderdirecteur (afgestudeerde van een gymnasium). Vaste docenten (niet opgegeven). 8 instructeurs (hoofdzakelijk voor de praktijk). Gastdocenten voor speciale onderwerpen.
Inrichting gebouw: 3 leslokalen, waarvan l maquettezaal, elk berekend op 81 personen, l bibliotheek l kamer directeur l vergaderzaal (30 personen) l kamer voor instructeurs l zitkamer voor docenten l eetzaal l kantine 21 slaapkamers elk met 4 bedden. Oefenterrein: binnenplaats (beton) en een grasveld. Oefengebouw: binnenkort te bouwen. Brandweermaterieel: 1 tankautospuit 2 autospuiten l materieelwagen l manschappenwagen 1 verbindingswagen 2 commandowagens
2 vrachtwagens, draagbare motorspuiten l rijdbaar schuimblustoestel draagbare blustoestellen l reddingsvaartuig 3 lichtaggregaten. Kosten: ca. S 1.400.000,— (ƒ 203.280,—) per jaar per cursist/dag ca. S 114 (ca. ƒ 17,—). 4.4. School te Linz (Landes-Feuerwehrschule Oberoesterreich).
Cursussen theoretisch en praktisch voor: vrijwillige en bedrijfsbrandweren. Commandanten 12 dagen Bevelvoerders 6 dagen Elementaire opleiding brandweerman 3 dagen Pompbedieners 3 dagen Bediening reddingsvaartuigen resp. 6 en 3 dagen Duiken 6 dagen Controle en onderhoud materieel 6 dagen Schouwdiensten 4 dagen Adembescherming 4 dagen Bevelvoerder reddingsvaartuig 2 x 6 dagen Reddend zwemmen 6 dagen Springstoffen 2 x 6 dagen Bedrijfsbrandweren 6 dagen Aantal cursisten: ca. 1.500 per jaar. gem. 60 per dag (periode november-april). Leerkrachten: Directeur 4 vaste docenten-instructeurs gastdocenten voor speciale onderwerpen.
Inrichting gebouw: l leslokaal 96 m2 l maquettezaal 96 m2 l studiezaal 40 m2 l kamer directeur l vergaderkamer l eetzaal 6 slaapkamers, elk met 12 bedden (worden verbouwd tot kamers met 5 bedden) l ruimte voor oefeningen met adembeschermende toestellen. Oefenterrein: betrekkelijk klein terrein voor oefeningen met klein blusmaterieel. Kosten: ca. S 1.500.000,— ca. (ƒ 217.800,—!) per cursist/dag ca. S 200 (ca. ƒ 29,—). 61
4.5. School te Graz (Amt der Steiermarkischen Landesregierung).
Cursussen (theoretisch en praktisch) voor: vrijwillige en bedrijfsbrandweren. Groepscommandanten 4 dagen Pompbedieners 4 dagen Bevelvoerders ' 5 dagen Controle en onderhoud materieel , 2 dagen Adembescherming 3 dagen Aantal cursisten: ca. 1.100 per jaar 's winters 40-45 per dag 's zomers 20-35 per dag. Leerkrachten: Directeur is de Landesfeuerwehr-Inspektor. Onderdirecteur 7 Docenten Gastdocenten.
Inrichting gebouw: •l leslokaal . 87 m2 l leermiddelenruimte 60 m2 l ruimte 90 m2 l bibliotheek l kantine l oefenhal 3 slaapkamers, elk met 14 bedden l ruimte voor oefeningen met adembeschermende toestellen. Oefenterrein: Oppervlakte ca. 1.700 m2. Kosten: per cursist/dag S 35 (ca. ƒ 6,—).
5. Amerika. 5.1. Pensylvania Fire School. opm.: De door de directeur verstrekte gegevens zijn onvolledig. Geen internaat. Cursussen: (theoretisch en praktisch) Elementaire brandweeropleiding 32 uur Voortgezette brandweeropleiding 32 uur Pompbedieners 40 uur Redding met autoladders en bergingswerk 40 uur Instructeurs Preventieve brandbestrijding.
Aantal cursisten: niet opgegeven. Leerkrachten: Directeur, 2 docenten. 62
Inrichting gebouw: 2 collegezalen, die in twee of meer lokalen kunnen worden onderverdeeld l bibliotheek l kamer directeur ca. 15 m2 1 vergaderruimte (voer 8 personen) 2 docentenkamers. Vrijstaande gebouwen: klimtoren, oefenruimte, magazijn en garage. Oefenterrein: grootte niet opgegeven. Uitgerust met oliereservoirs voor oefeningen. Kosten: niet opgegeven.
5.2. Vocational Training Hartford, Connecticut. opm.: geen internaat.
Field
Service,
Cursussen: (theoretisch en praktisch) Elementaire opleiding betr. gebruik ladders en slangen. Voortgezette brandweeropleiding. Hydraulica en E.H.B.O. Aantal cursisten: ca. 600 per jaar.
Leerkrachten: Directeur, geen vaste docenten-instructeurs. Inrichting gebouwen: 4 leslokalen (15-20 personen) l kamer directeur 16 m 2 l vergaderkamer (8 personen). Oefenterrein: Grootte 1.600 m2 met 2 oefengebouwen, voor oefeningen betr. het bestrijden van branden, waaronder oliebranden. Brandweermaterieel: 4 blusvoertuigen l crashtender l autoladder
Kosten: ca. $ 20.000,— (ca. ƒ 76.000,—) incl. salarissen en kosten uitrustingsstukken voor het houden van oefeningen.
5.3. lowa State University of Science and Technology. opm.: de verstrekte gegevens zijn zeer onvolledig en derhalve niet bruikbaar.
5.4. The University of Michigan Extension Service, Arm Arbor, Michigan.
Aantal cursisten: Geen opgave per dag doch 32 per klas/cursus.
Cursussen: (theoretisch en praktisch) voor: vrijwillig- en beroepsbrandweerpersoneel. Elementaire brandweeropleiding 5 dagen.
Leerkrachten: Directeur 6 vaste docenten gastdocenten voor speciale onderwerpen.
Aantal cursisten: gem. 25 per dag. Leerkrachten: Directeur 2 vaste docenten-instructeurs gastdocenten. Inrichting gebouwen: 4 leslokalen, elk ca. 68 m2 l kamer directeur 32 m2 l eetzaal 1 slaapzaal ca. 228 m2 met 30 etagebedden.
Oefenterrein: grootte onbekend, met oefentoren (4 verdiepingen), oefengebouw (kelder en 2 verdiepingen) 2 betonnen verdiepte oefenplateau's. Br andweermaterieel: 2 blusvoertuigen draagbare motorspuit draagbare blustoestellen.
Kosten: $ 6.00 (ca. ƒ 23,—) per cursist/dag. 5.5. The State Board for Vocational Education, State of Colorado, Denver, opm.: Geen school als centraal, opleidingsinstituut; op 81 plaatsen wordt de opleiding verzorgd met cursussen van 2 uur per avond/ maand en van 6 a 8 uur op zondagen. 5.6. University of Missouri, Columbia. opm.: Geen bruikbare gegevens ontvangen. 5.7. University of Maryland. opm.: Geen bruikbare gegevens ontvangen.
5.8. Texas Engineering Extension Service, Firemen's Training School. Cursussen: (theoretisch en practisch): Elementaire brandweeropleiding Voortgezette brandweeropleiding Pompbedieners Instructeurs Officieren Beveiliging industrieën Brandweercommandanten.
Inrichting gebouwen: Leslokalen (geen opgave van aantal en afm.) Kamer directeur Bibliotheek Docentenkamer Eetzaal Slaapkamers (geen opgave). Oefenterrein: grootte 105.200 m2, waarop gebouw voor rookoefeningen ruimte voor sprinklerinstallatie gebouw voor brandoefeningen olietanks met schuimblusinstallatie reservoirs (kleine en grote afmetingen) w.o. één voor bestrijding vliegtuigbranden en bestrijding branden in tankauto's. Br andweermaterieel: 5 blusvoertuigen l materieelwagen l crashtender.
Kosten: per cursus $ 39,50 (ca. ƒ 150,—). Bij een gemiddelde duur van 5 dagen ƒ 30,— per cursist/dag.
6.
Canada.
6.1. Brits Columbia, Vancouver. Geen centrale school, doch 4 teams van 2 instructeurs, die door de provincie reizen. Elk team heeft de beschikking over een compleet uitgeruste autospuit. De cursus, die het team, mede in het kader van de B.B. verzorgt, heeft een duur van 6 avonden a 3 uur, dus totaal 18 uur. Ca. 1.500 personen volgen jaarlijks deze cursus. Overdag assisteren zij de plaatselijke brandweren bij het verrichten van inspecties, rukken mee uit naar brand, etc. De jaarlijkse kosten zijn ongeveer $ 35.000,— (ca. ƒ 140.000,—).
6.2. St. John's, Newfoundland. opm.: zeer onvolledige gegevens ontvangen. 63
De school is ondergebracht bij de beroepsbrandweer van St. John's. Deze brandweer heeft in provinciaal verband de zorg voor de materiële uitrusting en de opleiding van het personeel van 22 gemeentelijke brandweren, waarvan 21 vrijwillige organisaties. Het gemiddeld aantal cursisten per dag is 30. In de wintermaanden worden theoretische lessen gegeven en 's zomers praktische oefeningen. Beschikbaar is een groot geasfalteerd oefenterrein.
6.3.
Ontario Fire College - Gravenhurst.
Cursussen: (theoretisch en praktisch): opleiding officieren betr. organisatie en administratie gemeentelijke brandweren - duur 2 weken Elementaire opleiding preventie l week Voortgezette opleiding preventie deel I 2 weken 'Voortgezette opleiding prevenrie deel II 2 weken Pompbedieners Bevelvoerders in beroepsdienst 2 weken Instructeurs deel I l week Instructeurs deel II 2 weken Radio-activiteit l week Officieren vrijw. brandweren, delen I, II en III 3 weken Optreden van samenwerkende brandweren in groter verband; mede in het kader van de B.B. l week. Aantal cursisten: ca. 400 per jaar in de periode van. mei tot oktober, gem. per dag 30 cursisten.
64
Leerkrachten: Directeur 3 docenten-instructeurs. gastdocenten en instructeurs.
Inrichting gebouwen: l collegezaal 160 m2 1 leslokaal _ 80 m2 2 lokalen voor visuele hulpmiddelen 28 m2 l kamer directeur 22 m2 3 docentenkamers l eetzaal l bibliotheek l kantine 28 één-persoons slaapkamers l twee-persoons slaapkamers Oefenterrein: grootte is ca. 8.000 m2 met oefengebouwen t.w. klimgebouw (4 verdiepingen) Brand- en rookgebouw (3 verdiepingen) Gebouw met sprinklerinstallaties Gebouw voor oefeningen met adembeschermende toestellen. Brandweermaterieel: 4 autospuiten l tweewielige motorspuit 7 draagbare motorspuiten l autoladder 26 adembeschermende toestellen 63 draagbare blustoestellen. Kosten: periode l april 1961—31 maart 1962 is geraamd $ 87.700 (ca. ƒ 351.000,—) excl. salarissen, incl. materiaalkosten.
STATUTEN
Bijlage 7.
voor de Stichting Brandweeropleiding in Nederland Naam en zetel Artikel l 1. De stichting draagt de naam „Stichting Brandweeropleiding in Nederland". 2. De stichting is gevestigd te Utrecht. Doel. Artikel 2 1. De stichting heeft ten doel de bevordering van de opleiding ten behoeve van de brandweer in Nederland, in de ruimste zin. 2. De stichting tracht haar doel te bereiken door het stichten en instandhouden van een of meer scholen voor de opleiding ten behoeve van de brandweer, en voorts op zodanige andere wijze als het algemeen bestuur nuttig of raadzaam of wenselijk acht. Middelen. Artikel 3 De middelen der stichting bestaan — behalve het gestorte aanvangskapitaal — uit: a. op grond van wettelijke bepalingen te ontvangen bijdragen van openbare lichamen; b. eventuele bijdragen van overheidswege uit andere hoofde; c. cursusgeld van de leerlingen; d. erfstellingen, legaten en schenkingen; e. alle andere eventuele bijdragen en baten. Het algemeen bestuur. Artikel 4 1. Er is een algemeen bestuur, dat tenminste uit zeven leden bestaat. 2. Voorzitter van het algemeen bestuur is bij voorkeur een van de Commissarissen der Koningin. 3. De besturen van de Koninklijke Nederlandse Brandweer Vereniging, de Nederlandse Vereniging van Brandweercommandanten en de Nederlandse Vereniging van Brandweerpersoneel, benoemen elk twee leden.
4. Het bestuur van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten benoemt uit de directie van de verenigingen één lid. 5. De voorzitters van de besturen van de streekbrandweerscholen zijn ambtshalve lid. 6. De minister van binnenlandse zaken heeft het recht de hoofdinspecteur van het brandweerwezen tot adviserend lid te benoemen. Deze heeft het recht zich te doen bijstaan. 7. De minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen kan op verzoek van de voorzitter een specialist op het gebied van het nijverheidsonderwijs tot adviserend lid benoemen.
Artikel 5 Het lidmaatschap eindigt in geval van intrekking van de benoeming, bedanken, overlijden, faillissement, onder curatelestelling en aanvrage van surséance van betaling, behoudens voor het geval het algemeen bestuur, als tijdelijke maatregel, in het belang van de stichting anders mocht besluiten.
Artikel 6 1. Het algemeen bestuur benoemt uit zijn midden een vice-voorzitter. 2. Het algemeen bestuur benoemt al of niet uit zijn midden een secretaris-penningmeester en een plaatsvervangend secretaris-penningmeester. De secretaris-penningmeester, en bij zijn ontstentenis de plaatsvervangend secretaris-penningmeester, is gewoon lid van het algemeen bestuur. 3. Het algemeen bestuur kan de verdeling van de onder l en 2 genoemde functies steeds veranderen. Artikel 7 1. Het algemeen bestuur vergadert tenminste eenmaal per kalenderjaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht. 2. De directeur van de centrale brandweerschool woont de vergaderingen bij, tenzij de voorzitter anders bepaalt. 65
3. De voorzitter is verplicht op schriftelijk verzoek van drie andere leden van het algemeen bestuur een vergadering te doen bijeenkomen. Geeft hij binnen een maand aan dit verzoek geen gevolg, dan kunnen de verzoekers zelf tot de oproeping van de vergadering overgaan. Artikel 8 1. Tenzij in deze statuten anders is bepaald, is voor het tot stand komen van een besluit bij stemming de volstrekte meerderheid vereist van de gewone leden, die zijn opgekomen. 2. Over personen wordt schriftelijk gestemd, over zaken kan mondeling worden gestemd. 3. Bij staken der stemmen over keuze van personen beslist terstond het lot. In alle andere gevallen wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Artikel 9 1. Het algemeen bestuur kan een huishoudelijk reglement vaststellen, hetwelk echter geen bepalingen mag inhouden strijdig met
deze statuten. 2. Het huishoudelijk reglement kan worden
2. In deze instructies wordt nader uitgewerkt liet toezicht van de directeur van de centrale brandweerschool op de directeuren van de streekbrandweerscholen. Het dagelijks bestuur. Artikel 13 1. Er is een dagelijks bestuur, dat tenminste uit 3 leden bestaat. 2. Voorzitter van het dagelijks bestuur is de vice-voorzitter van het algemeen bestuur. 3. Het algemeen bestuur benoemt drie van zijn gewone leden tot gewoon lid van het dagelijks bestuur, zo mogelijk één uit elk van de leden, benoemd door de verenigingen vermeld in artikel 4 onder 3. 4. Het algemeen bestuur benoemt een van de voorzitters van de besturen van de streekscholen tot lid van het dagelijks bestuur. 5. De adviserende leden van het algemeen bestuur zijn tevens de adviserende leden van het dagelijks bestuur. Artikel 14 Wie ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur, houdt tevens op lid te zijn van het dagelijks bestuur.
gewijzigd op de wijze als daarin is bepaald. Artikel 10 1. Het algemeen bestuur heeft tot taak al datgene te doen, wat gericht is op het doel van de stichting.
2. Met betrekking tot het vervullen van die taak, behoort aan het algemeen bestuur alle bevoegdheid, die niet in deze statuten
en die van de Stichtingen tot exploitatie van streekbrandweerscholen aan anderen is opgedragen. Artikel 11 Het algemeen bestuur richt stichtingen op tot exploitatie van de nodige streekbrandweerscholen, met inachtneming van de bepalingen van deze statuten.
Artikel 12 1. Het algemeen bestuur benoemt en ontslaat de directeur van de centrale brandweerschool en de directeuren van de streekbrandweerscholen en stelt voor hen instructies vast.
66
Artikel 15 1. Het dagelijks bestuur benoemt uit zijn midden een plaatsvervangend voorzitter. 2. De door het algemeen bestuur benoemde secretaris-penningmeester, en bij diens ont-
stentenis de plaatsvervangend secretarispenningmeester, is tevens secretaris-penningmeester en gewoon lid van het dagelijks bestuur. Artikel 16 1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls zijn voorzitter het nodig oordeelt, of het door twee andere leden wordt gevraagd. 2. De directeur van de centrale brandweerschool woont de vergaderingen bij, tenzij de voorzitter anders bepaalt. Artikel 17 De regelen omtrent het totstandkomen van een besluit, het stemmen en het staken der stemmen in de vergaderingen van het algemeen bestuur zijn van overeenkomstige toepassing op de vergaderingen van het dagelijks bestuur.
Artikel 18 1. Aan het dagelijks bestuur is opgedragen: a. het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur; b. het beheren van het vermogen van de stichting; c. het nemen, alvorens het algemeen bestuur tot het voeren van een rechtsgeding besloten heeft, van alle conservatoire maatregelen, zo in als buiten rech-1 ten, en het doen wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit; d. het behoorlijk voorbereiden van al hetgeen in het algemeen bestuur ter overweging en beslissing moet worden gebracht; e. het zijn van bestuur van de centrale brandweerschool, benoeming van personeel daaronder begrepen; 2. De leden van het dagelijks bestuur zijn, ieder afzonderlijk en te zamen, voor de door het dagelijks, bestuur vervulde taak aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig, en geven het te dien aanzien alle verlangde inlichtingen.
De besturen van de streekbrandweerscholen. Artikel 19 1. De besturen van de streekbrandweerscholen bestaan elk uit 3 tot 6 leden. 2. De voorzitters en leden van die besturen worden benoemd en ontslagen door het algemeen bestuur, gehoord de organisaties genoemd in het 3e en 4e lid van artikel 4. Artikel 20 Het bestuur benoemt uit zijn midden een voorzitter en een secretaris-penningmeester.
Artikel 23 1. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast vóór de aanvang van het boekjaar, waarvoor zij moet dienen. 2. Een exemplaar van de begroting wordt in afschrift gezonden aan de minister van binnenlandse zaken. Artikel 24 Jaarlijks vóór l april doet het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur rekening en verantwoording van het gevoerde beheer over het afgelopen boekjaar, onder overlegging van de aan het dagelijks bestuur door de penningmeester aangeboden rekening met de daarbij behorende bescheiden. Het dagelijks bestuur voegt daarbij een verslag van een onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening, ingesteld door een buiten de stichting staande deskundige.
Artikel 25 1. Het besluit van het algemeen bestuur, houdende vaststelling van de rekening, strekt — voor zover het de daarin goedgekeurde baten en lasten en kapitaalsinkomsten en -uitgaven betreft — aan de leden van het dagelijks bestuur en de penningmeester tot ontlasting, behoudens later in rechten gebleken valsheid in bewijsstukken, of andere onregelmatigheden. 2. Het algemeen bestuur kan de leden van het dagelijks bestuur en de penningmeester afzonderlijk ontlasten, zo hij beider beheer voor geen gelijktijdige goedkeuring vatbaar oordeelt.
Financiële administratie.
Artikel 26 Het algemeen bestuur stelt een regeling vast omtrent verzekering van de gelden van de stichting tegen benadeling door functionarissen van de stichting of door anderen.
Artikel 21 Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar.
Vertegenwoordiging.
Artikel 22 Jaarlijks vóór l september biedt het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur aan het ontwerp van een begroting van baten en lasten en van kapitaalsinkomsten en -uitgaven van de stichting voor het volgende boekjaar met de nodige inlichtingen en bescheiden.
Artikel 27 De stichting wordt in en buiten rechten vertegenwoordigd door de voorzitter van het algemeen bestuur of krachtens diens algemene of bijzondere machtiging door de vice-voorzitter, zomede door de secretaris-penningmeester. 67
Artikel 28 1. De van het algemeen bestuur uitgaande stukken worden ondertekend door zijn voorzitter, of krachtens diens algemene of bijzondere machtiging door zijn vice-voorzitter, zomede door zijn secretaris. 2. De van het dagelijks bestuur uitgaande stukken worden ondertekend door zijn voorzitter en secretaris. Artikel 29 De bestuursleden zijn persoonlijk tegenover derden niet aansprakelijk voor de door de stichting verrichte handelingen.
Statuten-wijziging.
Artikel 30 1. De statuten kunnen worden gewijzigd bij besluit van het algemeen bestuur. 2. Het algemeen bestuur kan een zodanig besluit niet nemen, dan met de stemmen van twee derden van het aantal leden, dat zitting heeft. Duur, ontbinding en vereffening. Artikel 31 De stichting is voor onbepaalde tijd in het leven geroepen. Artikel 32 1. De stichting kan worden ontbonden bij besluit van het algemeen bestuur. Het tweede lid van artikel 30 is hierbij van toepassing.
68
2. Het besluit tot ontbinding houdt regelen in omtrent het voortbestaan van de stichtingen tot exploitatie van de streekbrandweerscholen.
Artikel 33 1. In geval de stichting wordt ontbonden, is een commissie bestaande uit de voorzitter, de vice-voorzitter en de secretaris-penningmeester met de vereffening belast, tenzij het algemeen bestuur anders bepaalt. 2. Indien het actief niet voldoende is, zal aan de verplichtingen op pro rata parte-basis worden voldaan, met inachtneming van de wettelijke voorschrifen omtrent voorrang. 3. Het voordelig saldo van de liquidatierekening komt ten bate van de Koninklijke Nederlandse Brandweer Vereniging de Nederlandse Vereniging van Brandweercommandanten, de Nederlandse Vereniging van Brandweer-personeel en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, elk voor eenvierde gedeelte, onder bepaling, dat het wordt aangewend ten behoeve van onderwijsdoeleinden op het gebied van het brandweerwezen.
Slotbepaling. Artikel 34 In alle gevallen waarin deze statuten niet voorzien, beslist het algemeen bestuur.