VO 15-03 Concept notulen
Aanwezig:
van de vergadering van het verantwoordingsorgaan en het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Waterbouw d.d. 6 mei 2015 Verantwoordingsorgaan J. Bogaards W.A.B. Boogaart J. Drost G. van Eck J. Klein J. Lanser H. Stamkot
lid secretaris lid lid voorzitter, fungerend voorzitter lid lid
Bestuur J.G. Crombeen J.H. Kamps H.J.P. Strang
werknemersvoorzitter werkgeversbestuurslid bestuurslid namens de gepensioneerden
(via conference call)
Afwezig met kennisgeving
Directie B. Keddeman J. van Doorn
alg. directeur Fondsenbeheer Waterbouw B.V.
A. Vijverberg
notuliste
A. v.d. Brink W. de Busser H.de Jong L. Noteboom B. Veltman C. Zuidweg
werknemersbestuurslid lid verantwoordingsorgaan werkgeversbestuurslid 2 e secretaris verantwoordingsorgaan lid verantwoordingsorgaan lid verantwoordingsorgaan
directeur Fondsenbeheer Waterbouw B.V.
1. Opening en vaststelling agenda De heer Klein opent de vergadering. De vergadering is belegd op initiatief van het verantwoordingsorgaan(vo). De heer Klein stelt voor dat hij in deze vergadering optreedt als fungerend voorzitter. De werknemersvoorzitter is hiermee akkoord. 2. Conceptnotulen vergadering verantwoordingsorgaan en bestuur d.d. 2 december 2014 De heer Crombeen merkt op dat op pag. 2, punt 2, niet hij, als voorzitter, maar de heer Klein, als voorzitter van het vo, naar de status in de zaak Van de Wetering heeft gevraagd. De notulen worden met inachtneming van de wijziging gearresteerd. 3. Ingekomen stukken/mededelingen Er zijn geen inkomen stukken of mededelingen. 1
4. Reactie bestuur op uitgebrachte ‘oordeel en aanbevelingen’ van het VO m.b.t. 2014 De bestuursleden geven aan het verslag van het vo over 2014 een uitstekend verslag te vinden. Het verslag is tot stand gekomen in een werkgroep waarin mevrouw Noteboom en de heren Bleker, Boogaart en Stamkot zitting hadden en gescreend door de directie Fondsenbeheer Waterbouw. Het is in de maart-vergadering van het vo gepresenteerd. Het voltallige verantwoordingsorgaan staat achter het ‘oordeel en aanbevelingen’. 4.1. Per onderdeel De heer Crombeen geeft aan een aantal vragen te hebben. 2. Premie en toeslagenbeleid. In de laatste zin ‘De toeslagambitie is te vaak niet waargemaakt.’ mist de heer Crombeen de onderbouwing voor het woordje ‘te’. Het vo vindt dat het bestuur niet voldoet aan de gestelde ambitie en verduidelijkt dit beeld voor het bestuur. Men besluit dat het woord te in de betreffende zin te verwijderen. 3. Pension Fund Governance. Dit komt aan de orde als de toekomst van het fonds wordt besproken. 4. Uitvoeringsbeleid. Het bestuur heeft geen vragen of opmerkingen. 5. Vermogensbeheer en beleggingsbeleid. Het bestuur komt hier later in de vergadering op terug. 6. Communicatiebeleid. De heer Crombeen geeft aan dat hij graag een uitleg ontvangt over het niet gestroomlijnd verlopen van de communicatie tussen bestuur en vo. De voorzitter geeft aan dat het vo in het verleden herhaalde malen heeft gevraagd stukken en besluiten tijdig beschikbaar te stellen voor het vo. Wellicht was dit te wijten aan de rommelige bestuurssituatie in 2014. Het vo geeft aan dat in de loop van 2014 de communicatie is verbeterd. Het gaat hier om de beleving van het vo. De bestuursleden vragen het vo nog eens naar de eerste alinea te kijken en men besluit de eerste zin van de eerste alinea als volgt aan te passen: ‘Het tijdig beschikbaar stellen van stukken en besluiten aan het vo is in de eerste helft van 2014 niet gestroomlijnd verlopen’. Verder vraagt de heer Kamps of het niet voltallig aanwezig zijn van het bestuur inhoudelijk leidt tot een ander soort vergadering. Het vo geeft aan dat er dan misschien wel andere onderwerpen waren belicht. 7.1 Aanbevelingen vo: 3 e - toeslagambitie en toeslagverlening: Het vo vraagt het bestuur beter te communiceren over de verwachte uitkomsten van de toeslagambitie. De directie geeft aan dat hierover in het nFTK regels zijn opgenomen. De toezichthouder toetst of 70% van de te halen ambitie is waargemaakt. 4 e - Uitgangspunten vermogensbeheer en beleggingsbeleid: De heer Crombeen geeft aan dat een besluit over het beleggingsbeleid door bestuur in haar nieuwe samenstelling wordt genomen. Momenteel vindt er besluitvorming plaats over het invoeren van dynamische renteafdekking. De heer Kamps wijst het vo ook op de nadelen van het momenteel vastklikken van de rente, zoals het niet kunnen profiteren van een stijging van de rente. Verder wordt aangegeven dat de risicohouding bij CAO -partijen op tafel ligt en het bestuur een toetsende rol heeft. Het bestuur geeft aan dat het CAO-partijen geadviseerd heeft het voorlopig te houden bij de huidige beleggingsmix: het nieuwe bestuur zal het beleggingsbeleid en de renteafdekking 2
opnieuw bezien. De heer Kamps wijst erop dat als het renterisico wordt verkleind, de toeslagambitie wordt verlaagd. Het vo trekt de vierde aanbeveling terug in de wetenschap dat het onderwerp nadrukkelijk op de agenda van het bestuur staat. 5 e - Overleg vo met certificerend actuaris en controlerend accountant : Het vo geeft aan dat zij tot op heden geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om met de accountant en de actuaris te overleggen. In 2015 wil zij wel van dit recht gebruik maken om beleidsmatige en uitvoerende aspecten bespreken. De heer Strang merkt op dat het vo misschien meer heeft aan een gesprek met de adviserend actuaris. Dit leidt tot een breder gesprek, wellicht naar aanleiding van het rapport van de actuaris. Op pag. 2, 2 e alinea, aanpassen: “Het vo zal in 2015 bij de beoordeling van het jaa rverslag 2014 gebruik maken van haar recht op overleg met de certificerend actuaris en controlerend accountant voordat het jaarverslag 2014 officieel wordt vastgesteld.” 4.2 Specifieke vragen vanuit het VO zoals deze zijn weergegeven op de laatste pagina Heeft het fonds feitelijk wel een reële toeslagambitie gezien de aangepaste eisen vanuit het nieuwe FTK? De heer Crombeen geeft aan dat voor oktober de haalbaarheidstoets wordt ingediend. Hoe wil het bestuur de toeslagambitie waar maken? Idem Hoe kijkt het bestuur terug op de acties en/of besluiten die zij het afgelopen jaar genomen heeft t.a.v. het premie- en toeslagbeleid? In hoeverre is het nog verantwoord om geen renteafdekking toe te passen? De heer Crombeen geeft aan dat er momenteel over 15% van het vermogen renteafdekking plaatsvindt. Het bestuur vindt dit nog steeds verantwoord, gezien de huidige rentestand. Het bestuur en de BAC vinden dit geen goed moment om de rente verder af te dekken. Er wordt nagedacht over de manier waarop dit wel vorm gegeven zal worden en het moment w aarop. CAO-partijen worden hierover geïnformeerd door Ortec. Het bestuur geeft aan dat het risico overzienbaar is. Het wil echter niet zeggen dat de huidige situatie gehandhaafd wordt. In hoeverre is voor het bestuur uitbesteding van het vermogensbeheer naar een professionele beleggingsorganisatie een optie? Het bestuur is thans bezig met de samenstelling van het bestuur zelf. Een van de dingen die hierbij gerealiseerd wordt, is de aanstelling van bestuursleden met specialistische kennis, bijv. op het gebied van vermogensbeheer. De aandelen zijn passief belegd, de obligaties actief, geadviseerd door FDA. Hoe kijkt het bestuur terug op de acties en/of besluiten die zij het afgelopen jaar genomen heeft t.a.v. besluitvorming van het bestuursmodel en de invulling daarvan? Het vo vindt dat het te lang duurt voordat er een nieuw bestuur is. De heer Crombeen geeft aan dat dit een terecht punt van kritiek is en schetst de problematiek. Er is door het bestuur geen druk gezet op het vinden van een nieuwe werkgeversvoorzitter omdat er nog geen besluit genomen was over de toekomstbestendigheid van het fonds. Na het besluit tot zelfstandige voortzetting van het fonds bestond er een voorkeur voor het omgekeerd gemengd model. Nu is er feitelijk nog een paritair bestuur. Een paar weken na het besluit werd duidelijk dat er nogmaals een onderzoek werd gestart naar de toekomst van het fonds. De uitkomst van het nieuwe onderzoek lijkt te leiden naar het niet voortbestaan van het fonds. Omdat een overgang naar het omgekeerd gemengd bestuursmodel veel tijd en aandacht vraagt, heeft het bestuur besloten het omgekeerd 3
gemengd model te laten varen en de tijd en energie te steken in het onderzoek naar een eventuele beëindiging van het fonds. Het wil wel de onafhankelijk voorzitter toevoegen aan het huidige paritaire bestuursmodel, aangevuld met een bestuurslid gespecialiseerd in het vermogensbeheer op de zetel van A. Struijk, benoemd door de Vereniging van Waterbouwers. Het bestuur wordt gevormd door zes bestuursleden, drie van de zijde van de werkgevers, twee van de zijde van de werknemers en een bestuurslid dat is benoemd door de gepensioneerden, aangevuld met een onafhankelijk voorzitter. Het vo en de raad van toezicht blijven gehandhaafd. Naar verwachting worden de nieuwe bestuursleden in de loop van de zomer bekend en aangemeld bij DNB. Een besluit over de benoeming door DNB vindt binnen zes weken na aanmelding plaats. Er worden kandidaten voorgedragen die naar verwachting geaccordeerd worden door DNB. Is er inzicht in het effect op de kosten per deelnemer van de voorgestelde wijziging in de bestuursvorm van het pensioenfonds ( omgekeerd gemengd model ) mede gel et op de invoering van het nieuw financieel toetsingskader? In de bestuursvergadering van 20 mei staat een beloningsmodel voor pensioenfondsbestuurders op de agenda. Voor dit model wordt gekeken naar bestuurders in vergelijkbare fondsen. Het voorgenomen besluit van het bestuur wordt voorgelegd aan het vo. Er wordt aangegeven dat het belangrijk is om op de kosten te letten, maar men denkt dat de beloning van de bestuurders nog geen procent verschil maakt in de kosten per deelnemer. 5. Ontwikkelingen m.b.t. de toekomstbestendigheid van het fonds veroorzaakt door het onderhandelingsresultaat tussen cao-partners specifiek m.b.t. de vragen: Is er een stappenplan bekend bij het bestuur m.b.t. het voorgenomen onderzoek door Towers Watson (TW) namens cao-partners? De heer Crombeen zegt dat cao-partijen in juni de uitkomsten van het onderzoek van TW gereed willen hebben. Bestuursleden en directie worden momenteel bevraagd naar hun mening door TW. Het bestuur is niet de opdrachtgever van het onderzoek. Het bestuur gaat ervan uit dat cao-partijen het onderzoek uit hun eigen middelen betalen. Het bestuursbesluit over het eventueel niet continueren van het fonds wordt genomen als er een besluit van cao-partijen ligt. Het lijkt niet goed voor de deelnemers om de oude en nieuwe rechten te splitsen. Besluiten cao-partijen de nieuwe rechten elders onder te brengen, dan zal de basishouding van het bestuur zijn dit te volgen. Dit lijkt het vo ook geen slecht idee. Op de opmerking van de heer Lanser dat het bestuur in 2014 heeft besloten om door te gaan, antwoordt de heer Crombeen dat dit bestuursbesluit los staat van cao-partijen. De heer Kamps merkt op dat de uitkomst van het eerste onderzoek is besproken tussen werkgevers en werknemers. Partijen verschilden van mening over de uitkomst met als gevolg dat het fonds vooralsnog zelfstandig door ging. In de brief die van cao-partijen is ontvangen stond duidelijk dat partijen er niet zijn uitgekomen en dat daarom de situatie ongewijzigd blijft. Dat de verandering zo kort zou zijn, had het bestuur niet verwacht. De heer Boogaart geeft aan dat er gecommuniceerd is dat het fonds zelfstandig door zou gaan; er is nooit aangegeven dat de werkgevers daar anders over dachten. De nieuwe situatie is ontstaan door het buitenlandoverleg. CAO-partijen hebben kort daarop besloten de discussie weer te openen. CAO-partijen zijn bepalend voor de nieuwe rechten en leidend voor dit nieuwe onderzoek. Het bestuur maakt een eigen beoordeling over de opgebouwde rechten. De heer Boogaart heeft als kaderlid de informatiebijeenkomst bijgewoond en nadrukkelijk gevraagd naar de optie zelfstandig voortbestaan, naast de mogelijkheden PGB, Koopvaardij 4
en Maritiem fonds (APF, in januari worden de contouren pas duidelijk). Deze mogelijkheid is niet opgenomen, maar hoort er volgens de vakgroepbestuurders wel bij. Het verbaast hem dat de pensioenfondsbestuurders hier niet van weten. Volgens het bestuur is dit geen serieuze optie. De dreiging van de nieuw afgesloten buitenlandovereenkomst is concreter. Het vo geeft aan dat het eraan hecht dat de deelnemers goed terecht komen. De achterban van de vakbonden heeft medio 2014 laten weten dat een zelfstandig pensioenfonds in de sector mogelijk is en men heeft gekozen voor het zelfstandig doorgaan van het fonds. Na een uitwisseling van gedachten en emoties stelt de heer Crombeen dat het vo en bestuur juist in deze situatie zakelijk moeten blijven en zaken moeten scheiden, conform de vereisten van de pensioenwet en DNB. Hij geeft aan dat het bestuur belangenbehartiger is van alle deelnemers, maar ook van de werkgevers. Het bestuur gaat alleen over de opgebouwde rechten en spreker merkt op dat het niet goed is voor de deelnemers om de op te bouwen en opgebouwde pensioenrechten te scheiden. Het bestuur heeft daarin een eigen verantwoordelijkheid en toets. De heer Kamps wil het vo meegeven dat aan zowel werkgevers- als werknemerszijde heel genuanceerd wordt nagedacht over waar het met het pensioenstelsel naar toe gaat, qua schaalgrootte en qua eisen die door de overheid gesteld worden. Hij stelt voor dat het vo ook eens de argumenten van de andere zijde aanhoort om een evenwichtiger beeld te krijgen bij een keuze tot schaalvergroting. Dit onderwerp speelt aan veel tafels bij werkgevers en werknemers. Verder zegt hij dat ook als het fonds zelfstandig blijft, het fonds er in de toekomst anders uitziet, met andere bestuurders die geen waterbouwachtergrond (hoeven te) hebben. De voorzitter zegt dat het APF helaas nog verder weg ligt; als de deelnemers bij een goede partij ondergebracht worden, dan is er niets mis mee. Wel heeft dat consequenties voor de uitvoeringsorganisatie en de werknemers aldaar. Het bestuur laat weten dat het zich daarvan bewust is, maar CAO-partijen hebben daar niet mee van doen. Het bestuur geeft aan dat het niets aan de situatie kan veranderen en moet rationele besluiten nemen. Het bestuur is ook in gesprek met DNB. DNB let scherp op de scheiding van de verantwoordelijkheid tussen CAO-partijen en het bestuur. De heer Strang merkt op dat hij vanuit andere situaties weet dat ook wordt gelet op het gevaar van belangenverstrengeling. De heer Boogaart zegt dat het fonds een opgebouwd vermogen heeft van plusminus € 1.2 miljard, waarvan ruwweg 60 à 70% vermogen voor de gepensioneerden is. De werkgevers hebben om het onderzoek gevraagd. De kosten van het onderzoek en de overgang naar een ander fonds mogen niet ten laste van de gepensioneerden gaan. Hij vraagt het bestuur hier alert op te zijn. Het bestuur geeft aan dit mee te nemen in haar besluit, maar het bestuur denkt dat er veel onderhandelbaar kan zijn bij een mogelijke overgang, zoals de kosten en beleggingen. Het bestuur besluit pas als alle informatie op tafel ligt. De heer Kamps merkt op dat er ook veel opgebouwde rechten van actieve deelnemers in het opgebouwd vermogen zitten en denkt dat cao-partijen zich dit ook bewust is. Ook in het belang van de actieve deelnemers is het niet goed de opgebouwde en op te bouwen rechten te splitsen. De voorzitter geeft aan dat het verder afwachten is, beide partijen weten nu in elk geval meer van elkaars standpunten. Er kwam soms wat emotie boven, maar dit is niet persoonlijk bedoeld.
5
Welke positie c.q. welke rol denkt het bestuur als belangenbehartiger van de deelnemers in het fonds in te kunnen nemen m.b.t. de wens voor een vervolgonderzoek namens caopartners door Towers Watson? Dit is eerder in de vergadering besproken. Is de raad van toezicht op de hoogte van het komende vervolgonderzoek van Towers Watson en hebben zij zich mogelijk een mening gevormd? De heer Crombeen geeft aan dat er op 20 mei a.s. voorafgaand aan de bestuursvergadering een vergadering met de raad van toezicht plaatsvindt. Welk standpunt gaat het bestuur innemen t.o.v. de sociale partners aangaande deze onverwachte gewenste wijziging van het oorspronkelijke besluit tot continuering van de zelfstandige voortzetting van het fonds? Zie hierboven. Vervolgens ontstond er discussie over het bestuursmodel. DNB heeft het bestuur erop gewezen dat er stappen gezet moeten worden.
6. Update van de status m.b.t. het nader in te vullen bestuursmodel Is eerder in de vergadering over gesproken.
7. Status reactie bestuur op het DNB onderzoek beleggingen De heer Crombeen vertelt kort de chronologie. In november hebben er gesprekken plaatsgevonden met betrokkenen op basis van het themaonderzoek vermogensbeheer 4.0 van DNB. De voorlopige bevindingen kwamen pas in maart in plaats van in januari jl. en waren pittig. Het bestuur heeft hierop gereageerd middels een brief, waarin niet alleen punten ter verdediging werden aangevoerd, maar ook verbeterpunten waarmee actief aan de slag kan worden gegaan. In eerste instantie wilde DNB alleen de personen uitnodigen voor een gesprek over de definitieve bevindingen, waarmee de gesprekken tijdens het onderzoek waren gevoerd. Het bestuur leek het beter om een toelichting van DNB op de definitieve bevindingen in de bestuursvergadering te krijgen daar het een gezamenlijke bestuursverantwoordelijkheid betreft. De contactpersoon van het fonds bij DNB was het daarmee eens en kijkt of de onderzoekers dit ook vinden. Binnenkort wordt hierover contact opgenomen. In de eerste helft van juni volgt het gesprek over bevindingen. De definitieve bevindingen zijn nog niet bekend. DNB vond de reactie van het bestuur op de voorlopige bevindingen zeer pittig. Een van de aandachtspunten in de brief betrof vastlegging van zaken. Momenteel wordt beleid vastgelegd in notities en verslagen en het is de bedoeling om dit vanaf heden in beleidsdocumenten vast te leggen en vervolgens jaarlijks te herbevestigen. DNB mag volgens het bestuur alleen toetsen of het bestuur op de juiste wijze tot een besluit is gekomen, maar gaat naar de mening van het bestuur niet over de inhoud van de besluiten, zoals het al dan niet in grote mate afdekken van rente. Momenteel voert het bestuur een beleid op hoofdlijnen en afwegingen, DNB wil zaken meer terug vinden in beleidsdocumenten. Verder stonden er ook punten in de bevindingen die bestuur al voor ogen had voor de fase nadat de besluitvorming over de toekomst had plaatsgevonden. De heer Crombeen geeft aan dat zodra de definitieve brief van DNB binnen is die gedeeld mag worden met het vo. 6
8. Rondvraag De heer Stamkot vraagt naar het monitoren van werkgevers met achterstallige betaling van premies. De heer Van Doorn geeft aan dat die er altijd zijn. Elke bestuursvergadering wordt er een lijst met debiteuren geagendeerd. Allereerst wordt gekeken naar het risico voor het pensioenfonds. Gedurende één jaar na faillissement kan de premie opgehaald worden bij het UWV. Verder wordt er contact gehouden met de betreffende bedrijven en als er niet wordt betaald, wordt de deurwaarder ingeschakeld of in het uiterste geval faillissement aangevraagd. De heer Drost geeft aan dat hij, nu zijn lidmaatschap FNV over is naar Nautilus, niet meer in het bestand staat. De heer Crombeen geeft aan dat hij vo-lid blijft namens FNV Waterbouw, alleen de statuten zijn gewijzigd, de vereniging is blijven bestaan. Hij zegt dat de heer Drost het best contact op kan nemen met de heer Ramdas. De heer Lanser merkt op dat zowel het bestuur als het vo discreet moeten zijn. Er kan veel commotie ontstaan op de werkvloer in deze turbulente tijden. De heer Van Eck vraagt of de heer Crombeen bestuurslid/-voorzitter blijft nu hij een andere functie heeft. De heer Crombeen geeft aan dat hij blijft tot er een nieuwe bestuurder is, die is goedgekeurd door DNB. De heer Van Eck vindt een overgang niet wijs gezien alle ervaring en kunde die de heer Crombeen heeft en met alle veranderingen die eraan komen. De heer Crombeen geeft aan dat dit de consequentie is van de veranderingen bij FNV. Hij krijgt een nieuw takenpakket binnen FNV, waarin het bestuur van Pensioenfonds Waterbouw niet past. Hij denkt dat zijn opvolger een kundig opvolger zal zijn waar iedereen tevreden mee is.
9. Sluiting De voorzitter sluit de vergadering en bedankt de aanwezigen voor hun komst.
Getekend te Rijswijk op 11 juni 2015
Voorzitter bestuur
Voorzitter verantwoordingsorgaan
7