Concept NOTULEN
van de vergadering van de deelnemersraad en het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Waterbouw op 4 december 2013 te Rijswijk
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Aanwezig:
Deelnemersraad W.A. Boogaart J. Drost G. van Eck M. Hulsebos J. Klein J. Lanser A.J.C. Oosterbaan H. Stamkot B. Veltman C. Zuidweg
secretaris lid lid lid voorzitter lid lid lid lid lid
Bestuur A. v.d. Brink J.G. Crombeen A. Struijk
werknemersbestuurslid werknemersvoorzitter, fungerend voorzitter werkgeversvoorzitter
Directie St. Fondsenbeheer Waterbouw B. Keddeman algemeen directeur J. van Doorn directeur A. Vijverberg
notuliste
Verhinderd met kennisgeving:
Bestuur H. de Jong werkgeversbestuurslid H. Kamps werkgeversbestuurslid J. Kroeze werknemersbestuurslid ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------1. Opening De fungerend voorzitter opent de vergadering en heet eenieder welkom. Waar verder in deze notulen gesproken wordt over ‘de voorzitter’ wordt bedoeld ‘de fungerend voorzitter’. Waar gesproken wordt door de voorzitter van de deelnemersraad, wordt dit ook zo vermeld. 2. Conceptnotulen van de vergadering van 12 juni 2013 N.a.v.: Pag. 2, agendapunt 4.1, 2e alinea. Een lid van de deelnemersraad vraagt of er al een uitspraak is gedaan in de rechtszaak. De heer Van Doorn geeft aan dat het pleidooi half oktober heeft plaatsgevonden. Het vonnis zou uitgesproken worden op 29 november jl., maar is uitgesteld naar 19 december a.s. De voorzitter geeft aan dat het de intentie van de kantonrechter is om op die datum de uitspraak te doen, maar dat dit niet zeker is. Conceptnotulen deelnemersraad en bestuur BPF 4 december 2013
1
Pag. 2, agendapunt 4.3, 2e alinea. De heer Keddeman geeft, naar aanleiding van de opmerking in het rapport 2012 van de certificerend actuaris over het niet afdekken van het renterisico, aan dat hij een brief heeft gestuurd naar de certificerend actuaris waarin hij opmerkt dat het bestuur, de BAC en de deelnemersraad de visie van de actuaris niet delen. Hierop is door de certificerend actuaris niet gereageerd. De notulen worden onder dankzegging ongewijzigd vastgesteld.
3. Ingekomen stukken / mededelingen Er zijn geen ingekomen stukken en mededelingen.
4. Toekomst BPF (mondeling) De voorzitter geeft aan dat het door CAO-partijen gelaste onderzoek naar zelfstandigheid van het fonds al in de vorige vergadering aan de orde is geweest. Towers Watson (TW) doet het onderzoek in samenwerking met bestuur van het fonds en de uitvoeringsorganisatie. De eerste fase (verkenning van wat partijen willen) is afgerond. Aan het eind van fase 1 is er een discussie geweest tussen het Breed Overleg, leden van het bestuur en TW. Daaruit is naar voren gekomen dat er een aantal opties onderzocht moeten worden, namelijk: zelfstandig voortbestaan, het bij een ander administratiekantoor onderbrengen van de administratie overgang naar een ander fonds: Pf Bouw, Pf Grafische Bedrijven (PGB) of Pf Koopvaardij. Van TW is een offerte ontvangen voor het uitvoeren van fase 2 van het onderzoek. De kosten bleken € 25.000 per te onderzoeken fonds te bedragen. Het bestuur vond dit bedrag te hoog. Bij nader onderzoek is het Pf Bouw afgevallen, met name omdat zij een franchise hanteren en niet bereid zijn om aanpassingen in de regelingen aan te brengen. Het verschil tussen het wel of niet hanteren van franchise is erg groot en Pf Bouw wil beide regelingen niet naast elkaar binnen één fonds. De directie is gevraagd het onderzoek naar Pf Koopvaardij zelf ter hand te nemen omdat dit fonds bij hen bekend is. Het onderzoek naar PGB wordt door TW gedaan. In het onderzoek worden overeenkomsten en verschillen ten opzichte van de huidige regelingen benoemd. Oorspronkelijk zou in december 2013 een uitspraak door CAO-partijen worden gedaan. Dit is verschoven naar januari 2014. Gekeken wordt naar de vier opties: zelfstandig, onderbrengen administratie Bpf Koopvaardij PGB Beide fondsen kunnen iets met franchise. Daarnaast kent Koopvaardij ook een buitenlander regeling. Een lid van de deelnemersraad vraagt of er niet gepolst is om samen te werken met de ondernemingspensioenfondsen in de Waterbouw. Een bestuurslid geeft aan dat het misschien alsnog kan gebeuren als de vraag wordt voorgelegd. Conceptnotulen deelnemersraad en bestuur BPF 4 december 2013
2
Een ander deelnemersraadslid vraagt naar de SWOT-analyse die aan het eind van fase 1 zou worden gemaakt. De fungerend voorzitter geeft aan dat er geen complete SWOTanalyse is gemaakt. Er is een PowerPointpresentatie gemaakt en naar aanleiding daarvan heeft een discussie plaatsgevonden tussen het Breed Overleg, leden van het bestuur en TW. Hij geeft aan dat een zeer sterk punt van het fonds is dat er weinig tot geen klachten zijn van de deelnemers en gestelde vragen snel worden beantwoord. Een bestuurslid zegt dat in het rapport de voor- en nadelen zijn benoemd. Als sterkte komen de eigen specifieke dingen in de regeling naar voren, als zwakte de risico’s van alle veranderingen die op het fonds afkomen als het fonds zelfstandig en klein blijft. Er wordt geprobeerd in een eventueel samengaan met een ander fonds zoveel mogelijk van die eigen specifieke regeling in te brengen. Het deelnemersraadslid zegt verder ook een uitdaging voor het fonds te zien in het inrichten van een nieuwe bestuursvorm en de invulling van het bestuur. De voorzitter geeft aan dit ook onderdeel uitmaakt van de studie naar zelfstandigheid in fase 2. Volgens TW hoeft invulling / opvolging van het bestuur geen probleem te zijn qua kennis en kosten. De voorzitter geeft verder aan dat de voorzitters van het bestuur samen met de directie bij DNB zijn geweest om de huidige situatie te bespreken en te kijken of er uitstel verleend kan worden voor het aanleveren van kandidaten voor een nieuwe bestuursvorm voor 1 april 2014. DNB komt hierop terug. De voorzitter vindt het de eigen verantwoordelijkheid van het bestuur om in januari 2014, of er nu wel of niet een uitspraak van CAO-partijen ligt, een beslissing te nemen over de nieuwe bestuursvorm. Een deelnemersraadslid vraagt of het de moeite waard is om zelfstandig te blijven. Volgens hem komen niet alle werknemers die nieuw werkzaam zijn in de sector terug in het pensioenfonds. De voorzitter zegt dat bedrijven verschillend omgaan met detachering, CAO’s. e.d. en dat door overnames de diversiteit van de bedrijven toeneemt. Dit is ook door TW benoemd als één van de risico’s, evenals het concentratierisico van de hele grote werkgevers. Indien een grote werkgever het personeel uit het fonds terugtrekt, dan ontstaan er problemen binnen het fonds. Momenteel is dit niet ter sprake, maar evenmin worden er toezeggingen gedaan voor de toekomst. Een bestuurslid merkt op dat het niet zo is dat een klein fonds niet kan blijven bestaan. Het kost misschien wat meer moeite om het te besturen en de kosten per deelnemer zijn waarschijnlijk wat hoger, maar het kan wel. Een lid van de deelnemersraad merkt verder op dat er een trend is dat de kleinere fondsen het beter doen dan de grote fondsen. De voorzitter geeft aan dat dit verschilt per fonds. Bij een groter fonds gaan de uitvoeringskosten omlaag, maar qua kosten voor vermogensbeheer is er vrij snel een moment waarop er geen voordelen meer te halen zijn uit de vermogensomvang. Aangegeven wordt dat de uitvoeringskosten in verhouding tot de kosten van vermogensbeheer veel minder meetellen. De heer Keddeman geeft aan dat er een goede balans in beide kosten gevonden moet worden en dat uiteindelijk het pensioenresultaat het belangrijkst is. Het pensioenresultaat staat bij de vergelijking van fondsen en zelfstandigheid hoog op de prioriteitenlijst van CAO-partijen.
Conceptnotulen deelnemersraad en bestuur BPF 4 december 2013
3
Een bestuurslid geeft aan dat het verder van belang is om te kijken welke waarde gehecht wordt aan de specifieke eigenheden van het fonds. Verder is de samenstelling van de deelnemers qua leeftijd van belang bij de beantwoording van de vraag of een fonds interessant is om mee samen te gaan. Een lid van de deelnemersraad geeft aan dat in het deel van het rapport dat aan hen is toegezonden staat dat door CAO-partijen is aangegeven dat het voortzetten van het fonds in de huidige vorm bij geen enkele stakeholder de voorkeur heeft. De voorzitter geeft aan dat voortzetting in de huidige vorm in ieder geval niet mogelijk is door alle opgelegde bestuurlijke wijzigingen. Een bestuurslid denkt dat dit te kort door de bocht is weergegeven. Volgens de voorzitter is naar aanleiding van de discussie na de presentatie van TW besloten dat alle opties worden afgezet tegen zelfstandigheid. Vervolgens wordt gekeken bij mogelijke partners of de verschillen overbrugbaar zijn. Franchise is geen wet van Meden en Perzen; het pensioenresultaat staat voorop. De voorzitter van de deelnemersraad vraagt waarom er toentertijd is gekozen om geen franchise toe te passen. De directie geeft aan dat dit komt door de lage inkomens. Er wordt vanaf € 0 pensioen opgebouwd; het voorkomt scheve solidariteit tussen de lage en de hogere inkomens. De voorzitter geeft aan dat het invoeren van een franchise vanaf € 13.000 een groot verschil maakt ten opzichte van de huidige regeling en dat dit onoverbrugbaar is. Dit is een belangrijke reden dat Pf Bouw is afgevallen. Een bestuurslid vraagt of al duidelijk is voor welk bestuursmodel wordt gekozen. De voorzitter geeft aan dat dit afhankelijk is van de uitkomst van het onderzoek. Indien besloten wordt dat het fonds opgaat in een groter geheel, dan wordt er geen ingewikkelde constructie voor een lange toekomst opgetuigd, maar heeft het de voorkeur zo dicht mogelijk bij het huidige model te blijven. Wanneer gekozen wordt voor een zelfstandige voortzetting van het fonds dan wordt er wellicht een andere keuze gemaakt. Een deelnemersraadslid vraagt of de identiteit en regelingen van dit fonds gehandhaafd blijven bij PGB. De voorzitter geeft aan dat de regeling in grote lijnen blijft, maar de identiteit verloren gaat bij een overgang naar een ander fonds. De voorzitter geeft aan dat de deelnemersraad eind januari 2014 een stappenplan naar de nieuwe toekomst tegemoet kan zien.
5 Samenstelling en rendementen beleggingsportefeuille per ultimo oktober 2013 en Analyse performance over de periode juli – september 2013. De heer Keddeman geeft aan dat er een analyse is gemaakt van het 3e kwartaal 2013. Op pag. 1 wordt aangegeven dat er een totaal rendement is gehaald van ruim 6% over de eerste negen maanden van het jaar, de dekkingsgraad bedroeg 113,4%. Eind oktober was het rendement bijna 9% en bedroeg de dekkingsgraad 117,2%. Eind november is er een 0,5% bij gekomen aan rendement en bedraagt dit 9,4% cumulatief over de eerste 11 maanden. De dekkingsgraad is licht gestegen naar 117,5%. Dit doordat de rentetermijnstructuur vrijwel gelijk is gebleven eind november in vergelijking met eind oktober. De totale ontwikkeling in 2013 is goed te noemen, vat de heer Keddeman samen, van 104,4% eind vorig jaar naar 117,5% nu. Het fonds is ook uit kortetermijn herstel. De voorzitter geeft aan dat er in 2014 in dit fonds niet gekort hoeft te worden. Conceptnotulen deelnemersraad en bestuur BPF 4 december 2013
4
De heer Keddeman geeft aan dat de bij dit agendapunt horende uitgebreide toelichting volgende week besproken wordt in de gezamenlijke vergadering van de Beleggingsadviescommissie en het bestuur. De voorzitter van de deelnemersraad vraagt of op het onroerend goed van dit fonds wordt afgeschreven. De heer Keddeman geeft aan dat de waarde van de onderliggende panden maandelijks, en elke drie maanden uitgebreid, wordt getaxeerd. Daaruit komt een waarde, die op de balans van het fonds staat (in het percentage van het belang van het fonds in het betreffende onroerend goed). Het resultaat bestaat enerzijds uit de huuropbrengsten minus onderhoudskosten, maar ook uit de waardeontwikkeling van het onroerend goed. Spreker geeft aan dat een groot deel van de belegging in onroerend goed in winkels zit. Dit heeft nog een rendement van 2% opgeleverd.
6. Nota inzake onderwerpen bestuursvergadering Een lid van de deelnemersraad vraagt wat bedoeld wordt met ‘de gevallen van bijzondere hardheid’ in de laatste alinea op pag. 1 van de nota. De heer Van Doorn legt uit dat er in 2012, toen nog gewerkt werd met de oude (4%) factoren, deelnemers waren die begin 2013 met pensioen wilde gaan. De administratie heeft voor deze deelnemers in 2012 een berekening gemaakt van het bedrag dat zij aan pensioen zouden gaan ontvangen. Deze deelnemers hadden op basis daarvan besloten met pensioen te gaan. Echter, op basis van de nieuwe factoren 2013 kwam het pensioenbedrag een stuk lager uit. Hierop heeft het bestuur besloten dat die mensen alsnog het eerder toegezegde hogere pensioenbedrag krijgen. Het gaat hier om twee personen. Op de vraag van een deelnemersraadslid of dat niet raar is tegenover de overige deelnemers die met pensioen willen gaan, wordt aangegeven dat die mensen weer een stijging van de rente en de factoren mee kunnen maken. Zij hebben ook de keuze om langer door te werken, maar mensen die al met pensioen zijn gegaan, hebben die mogelijkheid niet meer. Het deelnemersraadslid wil verder weten hoe het zit met het spaarpensioen. De heer Keddeman geeft aan dat voor het spaarpensioen elk jaar wordt berekend wat het gespaarde bedrag oplevert aan jaarlijks uit te keren pensioen. Als de rente stijgt van 2% naar bijvoorbeeld 4% en iemand gaat op dat moment met pensioen, dan krijgt diegene op dat moment een veel hogere uitkering omdat op dat moment een hoger rendement gehaald kan worden. Zijn pensioenuitkering uit het spaarpensioen is dan anderhalf keer zo hoog als iemand die met 2% met pensioen gaat. Het spaarpensioen is een kapitaal dat jaarlijks groeit en dat elk jaar met 4% (plus eventuele loonindex) wordt opgerent. De berekende rente op 30 september voorafgaand aan het moment van pensionering bepaalt wat er tot het moment van pensionering jaarlijks wordt uitgekeerd. Als de rente op het moment van pensionering laag staat, heeft diegene die met pensioen gaat pech. De nota wordt voor kennisgeving aangenomen. 7. Nota inzake premie 2014 Een lid van de deelnemersraad vraagt waarom de verhoging van 12,3% naar 12,6% leidt tot een marginale stijging van de dekkingsgraad terwijl het handhaven van de premie op 12,3% neutraal zou zijn. De heer Van Doorn geeft aan dat vanwege het feit dat er gerekend wordt Conceptnotulen deelnemersraad en bestuur BPF 4 december 2013
5
met een iets lagere rente, de premie iets om hoog moet, onder de voorwaarde dat er niets wordt veranderd in de regeling. CAO-partijen hebben aangegeven de pensioenleeftijd ongewijzigd op 65 jaar te willen laten staan, waardoor de premie iets omhoog moet. Vandaar de verhoging van 12,3% naar 12,6%. Als het bestuur er niet voor had gekozen om de gedempte premie te hanteren maar de werkelijke rente, dan zou de premie veel hoger moeten zijn. Om niet te veel schommelingen in de premie te hebben, is gekozen voor een gedempte premie. Een deelnemersraadslid merkt op dat hij het vreemd vindt dat er jarenlang niet wordt geïndexeerd, de premie hoger wordt, het vermogen groter wordt en toch wordt de uitkering kleiner. Het bestuur geeft aan dat dit allemaal is te wijten aan de lage rentestand. De directie legt uit dat men bij dit fonds beter af is door met een kleine premieverhoging dezelfde uitkering te houden, dan, zoals bij sommige andere fondsen, een kleine verlaging van de premie te hebben en een aanzienlijk lagere uitkering te krijgen. De voorzitter geeft verder aan dat voor deze ingewikkelde constructie is gekozen om inzichtelijk te maken wat werknemer en werkgever kwijt zijn om alle regelingen in stand te houden en om de verhoging van de pensioenpremie in het juiste daglicht te stellen. Hij verduidelijkt verder nog dat de pensioenleeftijd voorlopig nog 65 jaar blijft. Ad 1. De uitleg gehoord hebbende adviseert de deelnemersraad positief ten aanzien van het voornemen van het bestuur om de premie voor de basispensioenregeling per 1 januari 2014 vast te stellen op 12,6%. Ad 2. De deelnemersraad adviseert positief ten aanzien van het voornemen van het bestuur om de premie voor de spaarpensioenregeling per 1 januari 2014 vast te stellen op 3,6%. Ad 3. De deelnemersraad adviseert positief ten aanzien van het voornemen van het bestuur om, ervan uitgaande dat € 1 mln. wordt ontvangen van de Stichting VUT Waterbouw ten behoeve van de overgangsregeling, de premie voor de overgangsregeling vast te stellen op 0,4%. De heer Van Doorn licht toe dat er ongeveer € 2mln. resteert na afronding van de uitvoering van de VUT-regeling, waarvan nu € 1 mln. ten goede komt aan de overgangsregeling. Een lid van deelnemersraad vraagt waarom het overschot van de VUT-regeling niet ten goede wordt gebracht aan de actieve deelnemers. De voorzitter geeft aan dat hierover in 2005 afspraken zijn gemaakt met de overheid en DNB niet akkoord zal gaan met een verbetering van die regeling. De heer Keddeman vult nog aan dat zowel de VUT-regeling als de overgangsregeling betaald worden door de werkgever.
8. Nota inzake indexatie 2014 De deelnemersraad vraagt het bestuur of er een mogelijkheid is voor een gedeeltelijke indexering. Het bestuur zegt in te zien dat de nood om te indexeren hoog is, zowel voor de actieven als de gepensioneerden, maar gezien de enorme schommelingen binnen een jaar in de dekkingsgraad wil het bestuur hier toch niet toe overgaan. Conceptnotulen deelnemersraad en bestuur BPF 4 december 2013
6
De deelnemersraad vindt het jammer dat er geen gedeeltelijke indexatie mogelijk is, maar adviseert positief ten aanzien van het voorgenomen besluit van het bestuur om per 1 januari 2014 niet over te gaan tot indexering van de pensioenrechten en pensioenaanspraken. Een lid van de deelnemersraad vraagt op de site de achtergrond achter het niet indexeren kenbaar te maken. Het bestuur geeft aan dat dit zowel in een brief als op de site benadrukt zal worden.
9. Nota inzake wijziging artikel 9 Pensioenreglement: premiepercentage (mondeling) De heer Van Doorn geeft aan dat de wijziging het premiepercentage in het reglement betreft. Daar hij zojuist heeft vernomen dat de 12,3% die er nu staat vervangen wordt door 12,6% voor 2014, moet het reglement nog worden aangepast. De deelnemersraad stemt in met de wijziging in het pensioenreglement.
10. Nota inzake beleggingsplan 2014 De heer Keddeman geeft aan dat op 11 november jl. uitgebreid is gesproken over het beleggingsplan 2014 door de leden van de Beleggingsadviescommissie (BAC), het bestuur en de directie. Volgende week wordt deze definitieve versie van het plan nogmaals besproken in de vergadering van de BAC. De heer Keddeman geeft aan dat, totdat er anders besloten is, het uitgangspunt van dit plan is dat het fonds zelfstandig doorgaat met de horizon die altijd gehanteerd is. Er zijn wat kleine aanpassingen aangebracht in de regio’s, Japan is erbij gekomen en een klein stukje in de opkomende markten in Oost-Europa en Afrika. Een en ander wordt nog nader besproken in het bestuur. In grote lijnen is er een voortzetting van het huidige beleid. De laatste maanden is een grote overweging in aandelen ontstaan ten opzichte van de vastrentende waarden. De BAC adviseert dit te handhaven. De overweging is niet door actief te aan- of verkopen ontstaan, maar door waardegroei. Een deelnemersraadslid stelt nog een vraag over de expertise betreffende beleggingen binnen het bestuur. De voorzitter legt uit dat er bij dit fonds voor eenvoudige beleggingen is gekozen. Er worden categorieën uitgesloten omdat die te ingewikkeld zijn en niet overzien /beheerst kunnen worden. Deze portefeuille past het bestuur en de uitvoeringsorganisatie. De BAC komt vier maal per jaar bijeen om het beleggingsbeleid op grote lijnen uit te zetten. De BAC heeft geen mandaat, maar adviseert het bestuur. Vervolgens neemt het bestuur de besluiten in een aparte vergadering. Een bestuurslid vraagt de deelnemersraad om toestemming om nog wijzigingen aan te mogen brengen na het overleg tussen BAC en bestuur op 12 december a.s. Deze wijzigingen worden teruggekoppeld aan de leden van de deelnemersraad. De deelnemersraad gaat hiermee akkoord. De deelnemersraad adviseert het bestuur van het Bedrijfstakpensioenfonds Waterbouw op grond van het huidige beleggingsplan en de kennis van nu in te stemmen met het beleggingsplan 2014.
11.
Nota inzake exploitatiebegroting 2014
Conceptnotulen deelnemersraad en bestuur BPF 4 december 2013
7
Een lid van de deelnemersraad constateert dat er geen kosten gebudgetteerd zijn voor toekomstige veranderingen. Er wordt geantwoord dat daar in januari een wijziging op kan komen, maar de grootte daarvan is nu nog niet te overzien. Verder is op de begroting nog niet opgenomen dat huisvestingskosten verlaagd worden omdat PBOD erbij komt en dat er een lager vierkante meter tarief is afgesproken. De heer Keddeman geeft aan dat de verlaging ongeveer € 100.000 bedraagt op jaarbasis. Een lid van de deelnemersraad constateert een verhoging van de verwachte loonkosten met € 3.000 en de pensioenpremie met € 50.000. Hij vraagt of hier een verklaring voor is. De heer Keddeman geeft aan dat de pensioenpremie geen percentage is maar de werkelijke kosten. In de pensioenregeling voor het personeel is opgenomen dat er geïndexeerd wordt. De voorzitter geeft aan dat in de pensioenregeling voor medewerkers die voor 1 januari 2006 in dienst waren de indexatie onvoorwaardelijk is. Voor mensen die na 1 januari 2006 in dienst zijn gekomen is die voorwaardelijk, conform de bedrijfstak. Het deelnemersraadslid merkt op dat de pensioenpremie 50% van de loonkosten bedraagt. Het bestuur SFW heeft dit ook gezien en is daar niet positief over. De heer Van Doorn vult aan dat het ook te maken heeft met een krimpende organisatie met medewerkers met een toenemende leeftijd. Boven een leeftijd van veertig jaar gaan de pensioenkosten explosief omhoog en dat is bij dit fonds bij bijna alle medewerkers het geval. De deelnemersraad adviseert het bestuur in te stemmen met de begroting 2014.
12. Nota inzake ABTN 2014 De heer Van Doorn geeft aan dat het hier vooral technische aanpassingen betreft. Inhoudelijk is er niets veranderd. In het stuk is rekening gehouden met 12,6% premie. De deelnemersraad adviseert positief ten aanzien van het voornemen van het bestuur om de concept ABTN 2014 vast te stellen. De definitieve versie van het beleggingsplan moet nog worden toegevoegd. De deelnemersraad krijgt de definitieve versie van de ABTN 2014 toegestuurd.
13. Actiepuntenlijst Actiepunt 1. Afhankelijk van het model dat gekozen wordt. Datum wordt gewijzigd in 2014. Actiepunt 2. Het is vooralsnog financieel niet interessant om over te gaan op tablet. Dit punt kan van de lijst af. Actiepunt 3. Dit punt is afgehandeld. Er is geen reactie terug ontvangen. De actuaris wordt in een komende bijeenkomst hierop aangesproken. Dit punt kan van de lijst af. Actiepunt 4. Besproken. Terugkerend onderwerp. Blijft op de lijst staan.
14. Rondvraag De heer Veltman vraagt de heer Keddeman wat een ‘collar’ is. De heer Keddeman geeft aan dat dit het afdekken van risico bij aandelen zowel bij een stijgende markt als bij een dalende markt betreft. De heer Zuidweg vraagt of het bestuur regelmatig voltallig vergadert. Het bestuur geeft aan dat het nagenoeg uitsluitend voltallig vergaderd. De heer Van Doorn geeft aan dat Conceptnotulen deelnemersraad en bestuur BPF 4 december 2013
8
het aantal vergaderingen dit jaar is toegenomen naar bijna iedere maand. Ook voor volgend jaar staat er maandelijks een bestuursvergadering op de agenda.
15. Sluiting De voorzitter bedankt de aanwezigen voor hun komst en wenst iedereen goede feestdagen. Vervolgens sluit hij de vergadering.
Getekend te Rijswijk op 10 april 2014
Voorzitter deelnemersraad
Conceptnotulen deelnemersraad en bestuur BPF 4 december 2013
Voorzitter bestuur
9