PensioenNieuwsbrief februari 2015, nr. 5
De PensioenNieuwsbrief is voor iedereen die pensioen opbouwt of heeft opgebouwd bij de Stichting Pensioenfonds Gasunie
De onderwerpen in deze uitgave van de Nieuwsbrief:
Vooraf van het Bestuur Wijzigingen in de samenstelling van het bestuur, het verantwoordingsorgaan en het bestuursbureau Nieuwe financiële spelregels voor pensioenfondsen De nieuwe pensioenregeling van Pensioenfonds Gasunie Financiële positie van het fonds Spot on: welke keuzemogelijkheden heeft u op het moment dat u met pensioen wilt gaan? Toeslagverlening per 1 januari 2015 Nieuwe afspraken over inhaaltoeslag Enquête over communicatie
Vooraf van het Bestuur Voor u ligt de vijfde uitgave van de PensioenNieuwsbrief van Pensioenfonds Gasunie. Het wil rondom de pensioenen in Nederland maar niet rustig worden. Het is daarom zeker geen overbodige luxe om u met enige regelmaat goed te informeren over wat er speelt op het gebied van pensioenen, in Nederland in het algemeen en bij Pensioenfonds Gasunie in het bijzonder. In dit nummer vertellen we u onder andere over de wijzigingen waartoe de overheid pensioenfondsen min of meer verplicht, maar ook melden we de inhoud van het onderhandelingsakkoord tussen werkgevers Gasunie/GasTerra en de vakbonden inzake de aangepaste pensioenregeling in 2015. Zoals altijd vernemen we graag wat u van de Nieuwsbrief vindt of welke zaken u heeft gemist. Mail uw vragen en opmerkingen naar
[email protected] of bel met het bestuursbureau op telefoonnummer 050 – 521 2220. Alle PensioenNieuwsbrieven vindt u terug op de website www.pensioenfondsgasunie.nl.
Wijzigingen in de samenstelling van het bestuur, het verantwoordingsorgaan en het bestuursbureau Naast een bestuur, bestaande uit werkgeversleden, werknemersleden en leden namens de pensioengerechtigden, kent het pensioenfonds ook een Verantwoordingsorgaan (VO) en een Visitatiecommissie (VC). Het VO en het VC houden feitelijk toezicht op het bestuur. De VC bestaat uit externe deskundigen. Het VO is, net als het bestuur zelf, samengesteld uit werkgevers-, werknemers- en gepensioneerde leden. Vanuit iedere doelgroep één. Zowel bij het bestuur als bij het VO hebben zich in de achterliggende tijd wijzigingen voorgedaan. Daarnaast is sprake van personele wijzigingen bij het bestuursbureau. Vacature in bestuur Afgelopen zomer is Arjo Klijn teruggetreden als bestuurslid namens de gepensioneerden. Hij is opgevolgd door René Snijder. In dezelfde periode is Maurice de Wilde toegetreden tot het bestuur namens de werkgever GasTerra als opvolger van Maarten Blacquière. Door het vertrek van Mark Versteeg in het najaar van 2014 als bestuurslid is er een vacature ontstaan voor een bestuurslid namens de werkgever Gasunie. Gasunie heeft Janneke Hermes, momenteel bestuurslid namens de werknemers, verzocht deze taak op zich te nemen. Janneke heeft zich daartoe bereid verklaard met ingang van het moment dat er voor haar huidige bestuursfunctie
1
PensioenNieuwsbrief februari 2015, nr. 5
een opvolger is. Daarmee is een vacature ontstaan namens de werknemers. De ondernemingsraden van Gasunie en GasTerra is verzocht hiervoor een kandidaat voor te dragen. Deze procedure is op het moment van het ter perse gaan van deze nieuwsbrief nog lopende. Verantwoordingsorgaan gewijzigd Bij het VO zijn in 2014 twee vacatures ontstaan. Zowel Cor van der Sterren, lid namens de gepensioneerden, als Adriaan den Herder, lid namens de medewerkers, hebben aangegeven niet herbenoembaar te zijn voor een termijn van vier jaar. Voor beiden zijn de procedures tot opvolging in gang gezet en intussen afgerond. Tom Faas is nu lid van het VO namens de gepensioneerden en Joost Hooghiem is lid namens de werknemers van Gasunie en GasTerra. Erik Elzinga blijft lid namens de werkgevers. Het bestuur wenst de nieuwe leden succes met hun werkzaamheden binnen het VO en dankt uiteraard Cor en Adriaan voor hun inzet in de achterliggende jaren. Personele bezetting Bestuursbureau Het bestuursbureau van Pensioenfonds Gasunie stuurt alle uitbestede werkzaamheden aan, beheert en controleert deze. Daarnaast voert het bestuursbureau de nodige activiteiten uit die niet zijn uitbesteed. De medewerkers zijn: -
Jan Hoekzema, Pensioenbeheer Antoine de Vries, Vermogensbeheer Henk Scholtens, Finance & Control Crista Verkaik, Manager bestuursbureau
Nieuwe financiële spelregels voor pensioenfondsen Een pensioenregeling is een afspraak tussen de sociale partners (werkgever en vakbonden) die wordt uitgevoerd door het bestuur van het pensioenfonds. Daar staat de overheid in principe buiten, maar diezelfde overheid stelt wel kaders en financiële eisen vast. In het Witteveenkader en het Financieel ToetsingsKader (FTK) staan de fiscale en financiële eisen waaraan pensioenfondsen moeten voldoen. De nieuwe spelregels voor pensioenfondsen voor 2015 (wijziging van het Witteveenkader en het nieuwe Financieel Toetsingskader (nFTK)) zijn onlangs goedgekeurd. Witteveenkader Het Witteveenkader geeft de fiscale kaders aan waarbinnen pensioen kan worden opgebouwd. Hierin wordt geregeld dat de pensioenbijdrage binnen zekere grenzen kan worden voldaan uit het brutoloon, waardoor het pensioen belastingvrij kan worden opgebouwd. Keerzijde is dat er wel belasting moet worden betaald als de pensioenen tot uitkering komen. Uitgangspunt van de overheid is dat mensen langer werken en dus langer de tijd hebben om pensioen op te bouwen. Hierdoor kan de jaarlijkse pensioenopbouw worden verminderd. Met ingang van 2015 geldt daarom een maximaal opbouwpercentage van 1,875% (voor pensioen op basis van middelloon), daar waar dit eerder maximaal 2,15% was. Het inkomen waarover pensioen mag worden opgebouwd wordt begrensd op € 100.000, uitgaande van een fulltime dienstverband. Als mensen met inkomens daarboven over het meerdere nog willen reserveren voor de periode na het arbeidzame leven, dan kan dat door zelf te sparen uit het nettoloon.
2
PensioenNieuwsbrief februari 2015, nr. 5
nFTK Het (nieuwe) Financiële Toetsingskader bevat tal van spelregels die pensioenfondsen moeten hanteren. Het doel van deze spelregels is om meer stabiliteit in het pensioensysteem te krijgen en tegelijk een toekomstbestendig en evenwichtig (‘generatieproof’) beleid te voeren. Dit betreft allerlei terreinen, zoals de rekenrente, de middeling van de dekkingsgraad, de methode voor vaststelling van het vereiste vermogen, de wijze waarop herstelplannen en rechtenkortingen werken en - last but not least - de condities voor toeslagverlening. De wetswijziging op hoofdlijnen is uiteindelijk nog net voor het einde van 2014 goedgekeurd en op 1 januari 2015 van kracht geworden. Op uitvoeringsniveau moet de wetgever vervolgens nog een aantal zaken uitwerken. Hieronder wordt, uitgaande van de regelgeving zoals nu bekend, ingegaan op de wijzigingen op het gebied van rechtenkorting en toeslagverlening. In komende nieuwsbrieven wordt mogelijk nog ingegaan op andere relevante onderdelen van het nFTK. Gevolgen van het nFTK voor rechtenkorting Als het fonds over onvoldoende vermogen beschikt en naar verwachting herstel op korte termijn niet mogelijk is, dan schrijft de wet voor dat de pensioenrechten moeten worden gekort. Vaak wordt hiervoor het begrip ‘afstempelen’ gebruikt. Vóór 2015 was het zo dat als de dekkingsgraad drie jaar achter elkaar lager was dan 104,2% het fonds direct zodanig moest ‘afstempelen’ dat vanaf dat moment de dekkingsgraad weer op peil was. Met ingang van 2015 gelden hiervoor andere regels. Gekeken moet worden naar de verwachtingen over een periode van 10 jaar. Als de prognoses aangeven dat over 10 jaar de dekkingsgraad lager is dan vereist (voor ons fonds nu ca. 120%), dan moet het bestuur besluiten de opgebouwde pensioenrechten te korten. Die korting mag dan vervolgens evenredig ‘uitgesmeerd’ worden over een periode van 10 jaar, waarbij het eerste tiende deel dan direct wordt gekort. Ieder jaar opnieuw moet gekeken worden naar de verwachting voor de dan weer komende 10 jaar. Als die verwachting in positieve zin wordt bijgesteld dan hoeft vanaf dat moment niet meer of minder te worden gekort. Op dit moment is de prognose bij ons fonds dat de dekkingsgraad over 10 jaar boven het vereiste niveau uitkomt zodat er geen rechten hoeven te worden gekort. Gevolgen van het nFTK voor toeslagverlening Volledige toeslag, de zogenaamde indexatie die nodig is om de pensioenen waardevast te houden, mag in de toekomst alleen maar volledig worden toegekend als de dekkingsgraad boven een bepaalde norm uitkomt. Dit noemen we de normdekkingsgraad. De normdekkingsgraad is het niveau waarbij de toeslagen naar verwachting in de toekomst permanent volledig gerealiseerd kunnen worden. Vanaf 2015 zal de normdekkingsgraad ieder jaar opnieuw berekend moeten worden. Afhankelijk van een aantal factoren, waaronder bijvoorbeeld de hoogte van de rente, zal deze grens in de toekomst hoger of lager kunnen liggen. Tot 2014 werd gewerkt met een vaste grens van 125%. Daarboven mocht altijd een volledige toeslag toegekend worden. De normdekkingsgraad voor 2015 is vastgesteld op 125%. De ondergrens om toeslag toe te mogen kennen is ook aangepast. Tot nu toe was het zo dat bij een dekkingsgraad tussen de 105% en 125% een gedeeltelijke toeslag mocht worden toegekend. Met ingang van 2015 is die ondergrens door de wetgever vastgesteld op 110%. Bij een dekkingsgraad lager dan 110% mag het fonds dus geen toeslagen toekennen. Bij een dekkingsgraad tussen de 110% en de normdekkingsgraad mag naar rato een gedeelte van de volledige toeslag worden toegekend. Ook voor het bepalen of in het verleden gemiste toeslagen alsnog kunnen worden toegekend is deze normdekkingsgraad van belang. Als de dekkingsgraad hoger is dan de
3
PensioenNieuwsbrief februari 2015, nr. 5
normdekkingsgraad, nadat de toeslag voor het betreffende jaar volledig is toegekend, mag het fonds besluiten eerder gemiste toeslagen alsnog toe te kennen. Het fonds mag daarvoor maximaal 20% van de ruimte boven de normdekkingsgraad gebruiken. Hoe de dekkingsgraad zich de komende jaren gaat ontwikkelen is afhankelijk van veel factoren en dus moeilijk te voorspellen. Onder andere de ontwikkeling van de rente en het toekomstige rendement uit beleggingen zijn hier van belang. Uitgaande van een aantal veronderstellingen worden hiervoor wel berekeningen gemaakt. Vanuit die berekeningen is de prognose op dit moment dat de normdekkingsgraad bij ons fonds zich na 2020 rond de 125% zal bewegen. Verderop in deze nieuwsbrief wordt nader ingegaan op het beleid van het fonds met betrekking tot het inhalen van gemiste toeslagen. Samenvattend De regelgeving rondom toeslagverlening en rechtenkorting is technisch, complex en daardoor lastig uit te leggen. In hoofdlijnen komt de insteek van de overheid feitelijk op het volgende neer: in de toekomst mogen toeslagen minder snel worden gegeven maar daar staat tegenover dat rechten ook minder snel hoeven te worden gekort. De overheid probeert daarmee te voorkomen dat pensioenvermogen onevenredig over de verschillende generaties wordt verdeeld.
Nieuwe pensioenregeling Pensioenfonds Gasunie Gasunie en GasTerra hebben met de vakorganisaties een akkoord bereikt over aanpassingen in de pensioenregeling. De wijzigingen zijn vanaf 1 januari 2015 van kracht. Hiervoor heeft u kunnen lezen dat het Witteveenkader voorschrijft dat in een middelloonregeling tot een opbouwpercentage van maximaal 1,875% fiscaal vriendelijk pensioen opgebouwd mag worden, tot een maximaal salaris van € 100.000. De pensioenregelingen van Gasunie en GasTerra zijn met ingang van 1 januari 2015 aangepast aan dit Witteveenkader. Vanaf 1 januari 2015 bouwt u per jaar 1,875% van uw pensioengrondslag aan pensioen op. Dit houdt in dat u, in de situatie van de voorbeeldberekening, in 2015 € 738 aan ouderdomspensioen opbouwt. Deze € 738 ontvangt u bruto op jaarbasis vanaf 67 jaar zo lang als u leeft, van Pensioenfonds Gasunie. Dit komt bovenop het pensioen dat u eerder heeft opgebouwd, bij Gasunie of eerdere werkgevers. Dit bedrag kunt u vinden op uw Uniform Pensioen Overzicht (UPO), dat u van het pensioenfonds ontvangt. Ook kunt u kijken op www.mijnpensioenoverzicht.nl. N.B. Het nieuwe UPO ontvangt u in het voorjaar van 2015. De site ‘mijnpensioenoverzicht’ wordt nog aangepast aan de 2015 situatie. Wanneer uw situatie in 2016 ongewijzigd blijft bouwt u ook in 2016 een bedrag van € 738 op. Vanaf 67 ontvangt u dan dus (2*€738=) bruto €1.476 per jaar, zolang als u leeft. En zo bouwt u elk volgend jaar wederom een stuk pensioen op van 1,875% van de pensioengrondslag, zo lang als u werkt bij Gasunie of GasTerra.
Voorbeeldberekening
Salaris Franchise Grondslag Opbouw Vanaf 67 pensioen per jaar:
€ 52.000 € 12.642€ 39.358 1,875%
€
738
Franchise verlaagd. De franchise is het deel van uw pensioengevend salaris waarover u geen pensioen opbouwt, omdat u uiteindelijk ook een AOW-uitkering ontvangt. Hoe lager de franchise, hoe hoger de opbouw. In de gewijzigde regeling daalt de franchise naar het fiscale minimum en bedraagt op 1 januari 2015 € 12.642.
4
PensioenNieuwsbrief februari 2015, nr. 5
Premie constant. De premie die de werkgevers betalen blijft gehandhaafd op 22,6%, de premie die werknemers betalen blijft 6% over het salaris boven € 90.100. Over het salaris boven € 100.000 hoeft geen premie meer te worden betaald nu boven die grens ook geen pensioen meer wordt opgebouwd. Vrijwillige risicoverzekering boven € 100.000. Voor medewerkers met een salaris boven € 100.000, uitgaande van een fulltime dienstverband, wordt voor het deel boven die grens een voorziening getroffen voor overlijdensrisico die zich buiten de reikwijdte van het pensioenfonds bevindt. Medewerkers kunnen hier, op vrijwillige basis en tegen premiebetaling, aan deelnemen. De werkgever zal de betrokkenen hierover nader informeren. Partieel arbeidsongeschiktheidspensioen. Nieuw in de regeling is dat nu ook sprake is van een gedeeltelijk arbeidsongeschiktheidspensioen naast het al bestaande volledige arbeidsongeschiktheidspensioen. Aangesloten is bij de klassen van arbeidsongeschiktheid zoals die door het UWV zijn gedefinieerd. Pensioenspaarmodule stopt. Het pensioenfonds bood tot nu toe de mogelijkheid om via de pensioenspaarmodule op individuele basis tegen betaling te sparen voor extra pensioen. Met ingang van 2015 bestaat die mogelijkheid niet meer omdat de pensioenregeling het fiscaal toegestane maximale opbouwpercentage en de laagste franchise hanteert. Feitelijk is er binnen de regeling dan geen ruimte meer om op jaarbasis nog extra pensioen op te kunnen bouwen. Om die reden is besloten deze faciliteit niet meer aan te bieden. Medewerkers die in het verleden gebruik hebben gemaakt van deze mogelijkheid krijgen binnenkort bericht van het pensioenfonds over de afwikkeling van de bestaande spaarsaldi.
Pensioenopbouw 2015 De pensioenregeling voor de medewerkers van Gasunie en GasTerra is een voorwaardelijke middelloonregeling met CDC-financiering. Simpel gezegd: de te betalen premie ligt vast en de pensioenopbouw is voorwaardelijk. Het streven is om per jaar 1,875% pensioen op te bouwen. Ieder jaar moet gekeken worden of de betaalde premie voldoende is om de pensioenopbouw voor dat jaar te kunnen financieren. Als de betaalde premie hoger is dan feitelijk nodig voor de pensioenopbouw voor dat jaar, dan gaat het overschot in het opbouwdepot. Dit was bijvoorbeeld het geval in 2013, waardoor het depot met bijna 7 ton is verhoogd. Als de betaalde premie lager is dan nodig voor de pensioenopbouw dan wordt gekeken of er genoeg geld zit in het opbouwdepot om de opbouw alsnog toe te kunnen kennen voor dat jaar. Als daarvoor niet genoeg geld in het depot zit dan wordt voor dat jaar minder dan 1,875% aan pensioenopbouw toegekend. Bij de start van de pensioenregeling hebben de beide werkgevers samen ruim 5 miljoen euro in het opbouwdepot gestort. In december 2014 heeft het bestuur berekend dat voor het jaar 2015 de opbouw van 1,875% kan worden toegekend. Naar verwachting zal hiervoor wel een deel van het vermogen uit het depot moeten worden gebruikt.
Financiële positie Pensioenfonds Gasunie In elke nieuwsbrief delen we de financiële situatie van het fonds met u. Aan het einde van 2014 is de dekkingsgraad van het pensioenfonds uitgekomen op 110,1%. Aan het einde van 2013 was deze 111,6%. Toezichthouder De Nederlandsche Bank (DNB) wil dat pensioenfondsen grotere buffers aanhouden om tegenslagen te kunnen opvangen. Het hiervoor in deze nieuwsbrief al genoemde nFTK geeft daarvoor nieuwe regels waaraan moet worden voldaan. De komende tijd wordt doorgerekend wat het vereist eigen vermogen is voor ons fonds overeenkomstig deze nieuwe regels. Daarnaast zal ook een herstelplan worden opgesteld waarin is aangegeven op
5
PensioenNieuwsbrief februari 2015, nr. 5
welke termijn het fonds denkt aan de vereisten voor het eigen vermogen te kunnen voldoen. In een volgende nieuwsbrief zal hier nader inzicht in worden gegeven.
Spot on: welke keuzemogelijkheden heeft u op het moment dat u met pensioen wilt gaan? De huidige pensioenregeling biedt een aantal keuzemogelijkheden om het pensioen in te laten gaan op voorwaarden die u het beste uitkomen. We zetten ze hier kort op een rij. Eerder met pensioen In de oude pensioenregeling (Pensioenreglement 2006) was de pensioenleeftijd 65 jaar. Zoals u wellicht weet schuift de AOW-leeftijd steeds een paar maanden op naar 67 jaar. In de huidige pensioenregeling (Pensioenreglement 2013) is de pensioenleeftijd standaard 67 jaar. Uw dienstverband eindigt echter automatisch op het moment dat u de AOW-leeftijd heeft bereikt. Op dat moment gaat uw pensioen in. Dat betekent dat het pensioen uit het Pensioenreglement 2006 wordt uitgesteld tot de AOW-leeftijd en dat het pensioen uit Pensioenreglement 2013 wordt vervroegd naar de AOW-leeftijd als deze eerder ligt dan op 67 jaar. Maar u heeft nog steeds de mogelijkheid om uw pensioen eerder in te laten gaan. Vanaf 60 jaar kunt u al met pensioen. Uw pensioen wordt dan herrekend naar deze leeftijd. Omdat u dan eerder stopt met werken en uw pensioen dus over een langere periode uitbetaald dient te worden, zal uw pensioen lager zijn dan bij ingang op de AOW-leeftijd. Hoog/laag-constructie U kunt er ook voor kiezen om eerst enkele jaren een hogere pensioenuitkering te ontvangen en daarna levenslang een lager bedrag. Dit wordt de hoog/laag-constructie genoemd. Andersom kan ook. Om te schetsen hoe de hoge en lage uitkeringen zich verhouden tot het oorspronkelijke ouderdomspensioen, nemen we als voorbeeld een periode van drie jaar: U heeft op 67-jarige leeftijd een levenslang ouderdomspensioen opgebouwd van € 10.000 per jaar. U kiest ervoor de eerste drie jaar een hoger bedrag te ontvangen en daarna een lager bedrag. Tussen uw 67ste en 70ste jaar krijgt u 124,47% van € 10.000, oftewel € 12.447. Vanaf uw 70ste krijgt u 93,35% van € 10.000 oftewel € 9.335. De lage uitkering moet altijd minimaal 75% van de hoge uitkering bedragen. Uitruilen van pensioen Als u met pensioen gaat heeft u bij Pensioenfonds Gasunie naast een ouderdomspensioen ook een partnerpensioen opgebouwd, dat uw partner ontvangt na uw overlijden. Als uw partner zelf een goed pensioen heeft, kunt u er samen voor kiezen om het partnerpensioen geheel of gedeeltelijk uit te ruilen tegen een hoger ouderdomspensioen. Het is ook mogelijk om een deel van het ouderdomspensioen uit te ruilen tegen een hoger partnerpensioen. Als u geen partner heeft gaat het fonds uit van een volledige uitruil van het partnerpensioen tegen een hoger ouderdomspensioen. Deeltijdpensioen Een andere keuzemogelijkheid is om in deeltijd met pensioen te gaan. Bijvoorbeeld alvast twee dagen met pensioen en nog drie dagen blijven werken. Het besluit om al dan niet in deeltijd te gaan werken, en de mate waarin, moet u uiteraard met de werkgever overleggen. De hoogte van het deeltijdpensioen is afhankelijk van het deeltijdpercentage. Voor het percentage dat u nog blijft werken gaat de opbouw van het ouderdomspensioen gewoon door.
6
PensioenNieuwsbrief februari 2015, nr. 5
AOW-compensatie via het pensioenfonds Als u met pensioen gaat, krijgt u een pensioenuitkering van uw pensioenfonds. Daarnaast ontvangt u een AOW-pensioen van de overheid. Vanaf 2013 gaat de AOW-leeftijd in stapjes omhoog: van 65 jaar naar 66 jaar in 2019, en daarna naar 67 jaar in 2023. Vanaf 2024 wordt de AOW gekoppeld aan de levensverwachting. Er zijn regeringsplannen om deze verhoging versneld te gaan doorvoeren. Als uw pensioendatum eerder valt dan de ingangsdatum van de AOW-uitkering, heeft u tijdelijk minder inkomsten. Dit wordt wel het ‘AOW-gat’ genoemd. Pensioenfonds Gasunie biedt de mogelijkheid om het tijdelijke verschil in inkomen te overbruggen. U kunt met een deel van uw levenslange ouderdomspensioen extra tijdelijk pensioen inkopen voor de periode dat u nog geen AOW ontvangt. Als u kiest voor deze vorm van AOW-compensatie, wordt uw levenslange ouderdomspensioen lager. Let op! Een AOW-gat kan al voor een tijdelijke financiële tegenvaller zorgen. Dit effect wordt echter nog versterkt omdat tot de AOW-leeftijd over het pensioen ook een hoger belastingtarief geldt dan na de AOW-leeftijd. Het netto-pensioen valt tot de AOW-leeftijd dus lager uit dan na de AOW-leeftijd. Wie geen gebruik maakt van AOW-compensatie dient hier rekening mee te houden. Ook wie wèl gebruik maakt van AOW-compensatie om het AOW-gat te dichten dient zich bewust te zijn van de fiscale effecten, want ook hier geldt het hogere belastingtarief tot het bereiken van de AOW-leeftijd. Bruto mag dan het gehele AOW-gat worden gecompenseerd, maar netto slechts voor een deel. Wat gebeurt er met de RVU-aanspraken die ik heb opgebouwd? De opgebouwde aanspraak uit de regeling Vervroegd Uittreden is een opgebouwde pensioenaanspraak die net als in de oude regeling vanaf uw 60-jarige leeftijd kan ingaan. Voor elke maand die u na uw 60ste doorwerkt, wordt dit slapende pensioenrecht actuarieel verhoogd of uitgesteld. Deze tijdelijke pensioenaanspraak kunt u maximaal uitstellen tot u 65 jaar wordt. Daarna wordt deze tijdelijke pensioenaanspraak omgezet in een recht op levenslang ouderdomspensioen en kunt u deze in laten gaan op de door u gewenste pensioenleeftijd, bijvoorbeeld uw AOW-leeftijd. Meer informatie over de pensioenregeling? Op de website van het fonds www.pensioenfondsgasunie.nl vindt u, nadat u bent ingelogd, de pensioenbrochure. Daarin staat alle informatie over de pensioenregeling van Pensioenfonds Gasunie in begrijpelijke taal uitgelegd. De wijzigingen in de regeling zoals die 1 januari 2015 van kracht zijn geworden worden binnenkort in de brochure verwerkt. U kunt ook de pensioendesk bellen (050 - 522 50 30), zij helpen u graag verder met uw vraag of verzoek.
Toeslagverlening per 1 januari 2015 De regelgeving voor toeslagverlening wijzigt met ingang van 1 januari 2015. Vanaf dat moment gelden andere grenzen. Elders in deze nieuwsbrief wordt daar uitleg over gegeven in de paragraaf “Nieuwe financiële spelregels voor pensioenfondsen” onder nFTK. De toeslagverlening die in januari 2015 wordt toegekend heeft betrekking op het jaar 2014. Voor dat besluit geldt nog de oude regelgeving. De eerste keer dat de nieuwe regels voor toeslagverlening worden toegepast is dus in januari 2016 als de toeslag over 2015 wordt vastgesteld. Toeslag per 1 januari 2015 voor gepensioneerden en slapers Als maatstaf voor de toeslagverlening per 1 januari 2015 hanteert het pensioenfonds de prijsinflatie uit het voorgaande jaar. De prijsinflatie over het jaar 2014 is vastgesteld op 0,6%.
7
PensioenNieuwsbrief februari 2015, nr. 5
De feitelijk te verlenen toeslag per 1 januari 2015 is afhankelijk van de hoogte van de toeslagdekkingsgraad per eind 2014. Dit is de dekkingsgraad waarbij het vermogen in het toeslag- en opbouwdepot buiten beschouwing is gelaten. De dekkingsgraad was op 31 december 110,1%. De voorlopige toeslagdekkingsgraad van het pensioenfonds bedraagt op 31 december 2014 108%. Bij een toeslagdekkingsgraad beneden de 105% is er geen toeslagverlening en boven de 125% is er volledige toeslagverlening. Tussen de 105% en 125% is de toeslagverlening naar rato. De toeslag naar rato komt uit op 0,1%. Toeslag per 1 januari 2015 voor werknemers Voor werknemers die op 31 december 2014 pensioen opbouwen in het Pensioenreglement 2013 geldt een afwijkende toeslagbepaling. Volgens deze bepaling krijgen werknemers een toeslag die gelijk is aan de collectieve loonsverhoging, de zogenaamde loonindex. Deze afwijkende toeslagbepaling geldt alleen zolang sprake is van voldoende vermogen in het toeslagdepot en alleen als er op 31 december 2014 geen sprake is van een dekkingstekort. Als het toeslagdepot niet meer voldoende vermogen bevat of leeg is dan wordt een eventuele toeslag ook voor werknemers toegekend op basis van de prijsinflatie. Ultimo 2014 is het toeslagdepot voldoende gevuld om de toeslagverlening aan actieven te kunnen financieren op basis van de loonindex. Op 31 december 2014 was ook geen sprake van een dekkingstekort. Dat betekent dat over de pensioenaanspraken van werknemers in het Pensioenreglement 2013 per 1 januari 2015 een toeslag van 1,7% wordt verleend.
Nieuwe afspraken voor inhaaltoeslag Het wel of niet voorwaardelijk indexeren van het pensioen is afhankelijk van de normdekkingsgraad van het pensioenfonds. Zie hiervoor ook elders in deze nieuwsbrief in de paragraaf “Nieuwe financiële spelregels voor pensioenfondsen” onder nFTK. Met ingang van 2015 gelden de volgende regels: bij een dekkingsgraad boven de circa 125% kan het bestuur volledig indexeren, bij een dekkingsgraad tussen de 110 en 125% kan gedeeltelijk, naar rato, worden geïndexeerd en bij een dekkingsgraad onder de 110% vindt geen indexatie plaats. Als niet of slechts gedeeltelijk geïndexeerd is, wordt per persoon bijgehouden hoeveel indexatie niet is toegekend. Dit is de indexatieachterstand. Als zich de situatie voordoet dat na toekenning van de volledige indexatie in enig jaar de dekkingsgraad hoger is dan 125%, kan het bestuur besluiten op dat moment eerder gemiste indexatie alsnog toe te kennen. Dat noemen we de inhaaltoeslag. Afhankelijk van de omvang van de achterstand en de hoogte van de dekkingsgraad kan de indexatieachterstand dan geheel of gedeeltelijk worden ingehaald. Voor het bepalen van de volgorde van toekenning van inhaaltoeslag is besloten over te stappen van een systeem van First-in-First-out (FIFO) naar Last-in-First-out (LIFO). Vanaf heden wordt dus niet de oudste, maar juist de meest recente gemiste indexatie als eerste ingehaald. Daarnaast is besloten een verjaringstermijn in te voeren voor inhaaltoeslag. Indexatieachterstanden ouder dan 10 jaar worden niet meer ingehaald. Deze termijn zal ook gehanteerd worden voor reparatie van eventuele toekomstige rechtenkortingen. De overwegingen die ten grondslag liggen aan dit besluit zijn als volgt. Inhaaltoeslag deed zich eerder alleen voor bij gepensioneerden en slapers omdat de werknemers een onvoorwaardelijke eindloonregeling hadden. Bij een onvoorwaardelijke eindloonregeling betalen de werkgevers feitelijk ieder jaar voor de toeslag van de werknemers aan het fonds. Zowel bij FIFO als bij LIFO kwam inhaaltoeslag alleen en volledig ten goede aan de gepensioneerden en slapers want indexatieachterstand kon zich bij werknemers niet voordoen. Door de overgang voor de werknemers naar een voorwaardelijke middelloonregeling kan in de toekomst ook bij hen een indexatieachterstand ontstaan. Toepassing van FIFO kan tot gevolg
8
PensioenNieuwsbrief februari 2015, nr. 5
hebben dat voor lange tijd overrendement alleen bij gepensioneerden en slapers terecht komt. Toepassing van LIFO verdeelt het overrendement gelijkelijk over alle groeperingen, dus zowel over gepensioneerden en slapers als over werknemers. Overrendement wordt ook ‘gegenereerd’ door alle belanghebbenden bij het fonds. Toekenning van dit rendement aan een deel van de belanghebbenden, zoals bij FIFO zich voor kan doen, kan dan leiden tot onevenwichtigheid. Inhaaltoeslag kost geld. Die kosten worden gefinancierd uit beleggingsresultaten die zijn gerealiseerd door de op dat moment aanwezige generatie. Deze kosten gaan ten laste van de dekkingsgraad. Het is niet redelijk om nieuwe toetreders tot het fonds te laten betalen voor tekorten die in een ver verleden zijn gerealiseerd. Om die reden is besloten een verjaringstermijn in te stellen. Een termijn van 10 jaar daarvoor is bij pensioenfondsen een gebruikelijke termijn. De actieve deelnemers hebben tot nu toe nog geen achterstand opgelopen, aangezien tot en met (medio) 2013 de eindloonregeling gold en per 1 januari 2014 uit het indexatiedepot kon worden geput. Gepensioneerden en slapers hebben al wel een indexatieachterstand. Gezien dit verschil heeft het bestuur besloten als overgangsmaatregel de bestaande achterstanden uit de achterliggende jaren toe te kennen aan het jaar 2014. De verjaringstermijn van 10 jaar is dan dus ook volledig van toepassing op achterstanden die al in eerdere jaren zijn ontstaan.
Enquête over communicatie Pensioenfonds Gasunie heeft een kort onderzoek verricht dat inzicht moet verschaffen in de tevredenheid van werknemers en gepensioneerden over de diverse communicatiemiddelen van het fonds. De uitkomsten van het onderzoek worden gebruikt voor het verder vormgeven van het communicatiebeleid. Naast zeer veel gedetailleerde informatie heeft het onderzoek ook enkele overkoepelende conclusies opgeleverd. De communicatie van Pensioenfonds Gasunie krijgt van werknemers in totaal een 6,6 als rapportcijfer. Het gemiddelde van vijftien andere fondsen op dit punt (de benchmark) is een 6,7. Bij gepensioneerden ligt het cijfer iets hoger, een 7,2 (een 7,2 is ook het gemiddelde cijfer van de benchmark). Daarmee loopt het fonds dus goed in de pas met het gemiddelde. Goed communiceren is en blijft moeilijk en een echte uitdaging. Wel is het zo dat mensen die daadwerkelijk gebruik maken van de communicatiemiddelen van het fonds, de communicatie ook bovengemiddeld waarderen. Met andere woorden: als we het bereik van onze communicatiemiddelen vergroten, is er een goede kans dat de communicatie ook hoger zal worden gewaardeerd. Los van de communicatie is het algemene oordeel van werknemers over het pensioenfonds een 7,0 (tegenover een 6,6 in de benchmark). Het algemene oordeel van gepensioneerden over Pensioenfonds Gasunie is een 7,3 (hetzelfde cijfer als in de benchmark). Het onderwerp pensioenen is technisch, complex en continu aan verandering onderhevig. Het is en blijft een uitdaging om deze ingewikkelde materie op een voor iedereen begrijpelijke manier over het voetlicht te brengen. Een uitdaging waar het fonds in blijft investeren! Mochten er naar aanleiding van deze nieuwsbrief vragen zijn, mail uw vragen en opmerkingen dan naar
[email protected] of bel met het bestuursbureau op telefoonnummer 050 – 521 2220.
9