De glazen muur De hier gebundelde artikelen vormen de neerslag van een ontwikkelingsproces, bij mijzelf en binnen de beweging. Terwijl ik me in Hé zus** uitdrukkelijk wendde tot vrouwen en oudere meisjes, bevat dit boekje twee soorten stukken. Sommige zijn meer op de eigen groep gericht; in andere probeer ik de buitenwereld duidelijk te maken dat het heus wel anders kan dan men pleegt te denken. Wat is er de afgelopen jaren veranderd? In concreto: weinig. Van de verlangens neergelegd in het actieprogramma van MVM uit 1969 is er nog vrijwel niet één gerealiseerd. Toch ben ik optimistischer dan een paar jaar geleden. Want ondertussen is de beweging gegroeid. Vrouwen roeren overal hun mond; in politieke partijen, in het vormingswerk, in vrouwenorganisaties, thuis en op hun werk. Bovendien: ze doen veel meer samen. De telefoon blijkt een nuttige tamtam; de solidariteit is groeiende. Het resultaat is dat de accenten beginnen te verschuiven. In plaats van uit te denken wat er mis is met de positie van de vrouw, beginnen wij plannen te maken, initiatieven te nemen en uit te dragen wat we willen. Wat overigens niet betekent dat men ons ook hoort. In het beleid is van feministische ideeën niets te merken; in de voorstadia daarvan — mensen die gedachten lanceren over hoe het zou moeten - ontbreken ze eveneens: emancipatiegedachten worden nog niet ingebed in algemene visies op de maatschappij. Het is of er twee kampen bestaan, gescheiden door een glazen muur. In het ene zitten de feministen; in het andere de restvan de mensheid. Niet dat zij elkaar bestrijden. Wat in het ene kamp gezegd wordt dringt alleen gefilterd, dit wil zeggen als * Geschreven maart 1975 als 'Inleiding' van de bundel De moeder van Marie kan méér, zie noot * van p. 136. (red.) ** Hé zus, ze houen ons eronder, zie noot * van p. 132. (red.) 242
abstractie, tot het andere door; met de werkelijkheid van alledag wordt geen verbinding gemaakt. Laat ik als voorbeeld nemen de problemen rond de economische stagnatie respectievelijk de twijfels rond de economische groei. Nu de arbeidsmarkt slechter wordt vinden veel vrouwen de deur gesloten. Op zich is dat niets nieuws; vrouwen zijn altijd als een arbeidsreserve gebruikt. Wanneer de zaken goed gingen mochten ze meedoen; als men hun diensten niet meer nodig had werden ze weer naar huis gestuurd. Vroeger werd dat normaal gevonden, of triest maar onvermijdelijk. Maar na zes jaar hernieuwd feminisme had je gehoopt dat er verband gelegd zou worden tussen de Verklaring van de rechten van de mens — waarin het recht op arbeid is vastgelegd - en de maatschappelijke praktijk, die uitwijst dat steeds meer vrouwen dat recht gehonoreerd willen zien. Tot nog toe zijn mij echter geen uitspraken van enig gezaghebbend beleidspersoon of econoom onder ogen gekomen waaruit blijkt dat ze rekening houden met dit gegeven. Dit is een aanwijzing dat het feminisme nog niet de overstap gemaakt heeft van de subcultuur naar de grotere cultuur. Wanneer een nieuwe groep in opkomst is moeten niet alleen de leden zich invechten in het systeem; het duurt ook een hele tijd voor men beseft dat hun ideeën consequenties hebben voor de inrichting van het maatschappelijk bestel. Het beeld van de glazen wand is in dit geval dus niet adequaat; we hebben hier te maken met een normaal verschijnsel. Het behoeft dan ook geen verwondering te wekken, dat, nu het Jaar van de Vrouw* is losgebroken, alle clichés over vrouwen weer worden opgelepeld. Maar één ding blijft merkwaardig: zelfs de professionals van de informatieverspreiding — journalisten en aanverwant — blijken slecht op de hoogte te zijn. Kennelijk achten zij het niet nodig zich te documenteren alvorens aan het werk te gaan. Hoe zou dat komen? Gedeeltelijk, lijkt mij, doordat zij nog altijd de houding aannemen van de sekse die zich superieur waant: als vrouwen iets beweren hoef je je daarin niet te verdiepen. * Het jaar 1975 werd door de Verenigde Naties uitgeroepen tot het Jaar van de Vrouw, (red.) 243
Maar er is meer aan de hand. Mensen horen niet wat je zegt, ze horen wat ze horen. Dat gebeurt al wanneer denkgewoonten ter discussie worden gesteld. De doofheid verergert wanneer afgegrendelde emoties dreigen te worden geraakt. Het feminisme bedreigt de veiligheden waarop mensen hun leven hebben gebouwd. Mannen krijgen het dan moeilijk, ook al wordt hun eigen levenshouding nog nauwelijks aangevochten. Dat vrouwen zich anders zouden kunnen gedragen is al griezelig genoeg. Voor vrouwen zijn de gevaren nog directer. Want als zij zich openstellen lopen zij risico's. Bij voorbeeld het risico niet meer 'gewoon' te kunnen meedraaien. Wie zich tot het feminisme bekent kan erop rekenen bij de gekken te worden ingedeeld: ze is seksueel gefrustreerd, lesbisch of gewoon iemand met een afwijking: jammer, verder was het best een aardige meid. Tot nog toe zagen veel vrouwen kans buiten schot te blijven. Maar het Jaar van de Vrouw biedt aanknopingspunten voor allerlei varianten van 'zusje pesten'. Dat dwingt vrouwen hun houding te bepalen. Geen wonder dat velen het gezeur van zich afduwen en denken: met die troep wens ik niets te maken te hebben. Andere risico's zijn nog bedreigender. Bijvoorbeeld het risico, te ontdekken dat je offers hebt gebracht die achteraf overbodig blijken, of het risico, te merken dat je het misschien wel anders wilt maar vreest daartoe niet in staat te zijn. Mensen zijn dus geneigd zich af te schermen en daar staat dan de glazen muur. Het gevolg is dat zij de emancipatie reduceren tot een buitenkantartikel: natuurlijk, er moet iets veranderen, maar kom niet te dicht in mijn buurt. Getrouw aan hun rol maken mannen er dan een maatschappelijk vraagstuk van: aangepaste wetgeving, beter onderwijs voor meisjes, gelijke kansen. Getrouw aan de hunne begeven vrouwen zich op het helperspad: ik ben allang geëmancipeerd, waar zijn de stakkers, wat kan ik voor ze doen. Die afweerhouding plaatst de beweging voor een dilemma. Wat is belangrijker: het veranderen van de maatschappij of het veranderen van mensen. In het licht van de eeuwigheid bestaat die tegenstelling natuurlijk niet: het één kan niet zon244
der het ander. Maar in de praktijk van het nu blijkt het niet eenvoudig te zijn. Iedere feministe heeft gaandeweg ontdekt dat de positie van de vrouw vergroeid is met de wortels van het menselijk bestaan. Is het dan niet beter in de diepte te werken dan energie te steken in maatschappelijke veranderingen die millimeter voor millimeter bevochten moeten worden? Aangezien de revolutie niet staat te wenken moet ze immers de lange weg door de instituties afleggen. En die weg is niet alleen afmattend; ze is ook genoodzaakt spelregels te hanteren die ze niet heeft gekozen. Dat ze compromissen moet sluiten is niet het ergste; waar ze voor terugschrikt is zich in een uitputtingsslag te begeven die haar innerlijk uitholt. En als feministe wil ze dat niet. Want tijdens haar bewustwording heeft ze niet alleen inzicht gekregen in de onderdrukking van de vrouw, ze heeft ook een glimp opgevangen van wat menselijke bevrijding zou kunnen zijn. Ze heeft de angsten gevoeld, ze is door de benauwdheid heengegaan, de glazen muur heeft ze gedeeltelijk stukgeslagen. Maar ze weet dat ze nog niet klaar is en ze wil daarmee bezig blijven; de behoefte een vrijer mens te worden gaat haar boven alles. Kortom, de oude Eva stond buitenspel; de nieuwe aarzelt op de drempel. Ik kan me haar dilemma heel goed voorstellen. Toch zeg ik: innerlijke groei moet getest worden in de maatschappelijke praktijk; wie vrijer is geworden is ook steviger. Ik geloof dus dat we op beide fronten moeten werken. Maar natuurlijk: we zitten nog in de pioniersfase, dus mogen we onze energie niet versnipperen. Laten we ons daarom voorlopig concentreren op het omvormen van die stukjes maatschappij die de mogelijkheden van vrouwen kunnen vergroten. En laten we gebundeld optreden: beter drie vrouwen op één plek dan die vrouwen geïsoleerd op verschillende plaatsen; te veel frustraties zijn niet te verstouwen. Als we het zo aanpakken houden we de ruimte ons terug te trekken op onszelf, en dat is nodig. De obstakels van binnen zijn minstens zo belangrijk als die in de buitenwereld. Sterker worden is ons eerste doel. Daarom heb ik ook geen last van de bezorgdheid die sommige feministen bevangt als ze om zich heen kijken: mag je het verlangen naar méér wakker roepen zolang de maatschappij niet op dat meer is inge245
steld? Als we dat denken verloochenen we onszelf. De ergste fout die we kunnen maken is dat we vrouwen onderschatten. Wij knappen het niet voor ze op; elke vrouw heeft haar eigen gevechten te leveren. De vrouw die de moed heeft bij zichzelf barrières op te ruimen wordt een mens met een open toekomst, of ze nu twintig is of zestig. Een grootmoeder uit Canada formuleerde het zo: Als we eenmaal A hebben gezegd moeten we ook B zeggen. Maar waar ik zal zijn aangeland als ik tenslotte bij de Z ben... daar heb ik geen notie van.
246