DE RIJDENDE RECHTER Zaaknummer: S19-12 Datum uitspraak: 13 juli 2012 Plaats uitspraak: Zaandam
Bindend Advies in het geschil tussen: G.M. Peters te Purmerend verder te noemen: Peters, tegen: Gemeente Purmerend te Purmerend verder te noemen Gemeente Purmerend, vertegenwoordigd door wethouder J. Krieger, gegeven door mr. F.M.Visser, verder te noemen de rijdende rechter.
De procedure. Partijen zijn schriftelijk overeengekomen dit geschil door middel van een bindend advies op basis van het bindend advies reglement "De Rijdende Rechter" editie november 2009 te laten beslechten. De vordering van Peters is opgenomen in de bindend advies overeenkomst. De rijdende rechter heeft kennis genomen van alle door partijen overgelegde stukken.
Het geschil is behandeld op de hoorzitting van 29 juni 2012, welke is gehouden te Purmerend. Partijen zijn behoorlijk opgeroepen voor de hoorzitting. Voorafgaande daaraan heeft de rijdende rechter zich begeven naar de in deze procedure bedoelde bouwplaats en omgeving en heeft hij deze in het bijzijn van partijen bezichtigd. Daarbij was tevens aanwezig prof. Cees Dam (architectuur) als deskundige en mevrouw Corine Bouwers, van de Welstandscommissie Waterland, die tijdens de hoorzitting ook als informant is gehoord. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld op- en aanmerkingen te maken. Partijen zijn op de hoorzitting verschenen en hebben hun standpunten toegelicht. De deskundige heeft mondeling verslag uitgebracht. Hierna is de uitspraak bepaald op vandaag. Vaststaande feiten. In deze procedure mag van de volgende feiten worden uitgegaan, omdat deze voldoende zijn komen vast te staan. 1. Op 2 augustus 2011 is geconstateerd dat Peters doende was met het bouwen van een carport/overkapping aan de zijkant van zijn woning, staande en gelegen te Purmerend, aan de Suze Groenewegstraat 59. Hoewel voor deze bouw een omgevingsvergunning vereist was, had Peters geen vergunning gevraagd noch verkregen. Op 25 augustus 2011 heeft het College van Burgemeester en Wethouders (verder te noemen: B&W) bestuursdwang toegepast, door de bouw stil te leggen. 2. B&W hebben bij brief van 3 oktober 2011 echter aan Peters laten weten bereid te zijn de nodige planologische medewerking te verlenen aan de bouw van een overkapping. 3. Op 23 januari 2012 hebben B&W de noodzakelijke vergunningaanvraag ontvangen. Daaruit bleek, dat het de bedoeling was dat naast de woning een (dichte) berging zou worden gebouwd, Volgens de bijbehorende tekeningen en beschrijving zouden de gevel/wanden worden uitgevoerd in
houten rabatdelen en zou het geheel worden voorzien van een schuin aflopend dak. 4. De Welstandscommissie Waterland heeft het hiervoor onder 3. bedoelde ontwerp bij advies van 19 maart 2012 niet akkoord bevonden. Als motivatie werd het volgende vastgelegd: ‘De aanvraag betreft een zijaanbouw van een kopwoning. De woning en aanbouw bevinden zich op een belangrijke hoek van een entree naar de buurt. De aanbouw heeft een gevel van houten rabatdelen en een schuin polycarbonaat dak met boeiboord. De commissie is van mening dat het ontwerp, door het schuine dak en rabatgevel te landelijk is voor de situatie en dat deze niet aansluit bij de architectuur van de bestaande woning. Op basis van de criteria uit de welstandsnota voldoet het plan niet aan redelijke eisen van welstand.’ 5. Omdat de Welstandscommissie de suggestie had gedaan om de aanbouw in hetzelfde metselwerk uit te voeren als de woning en deze te voorzien van een plat dak, heeft Peters een nieuwe bouwtekening ingediend, waarin werd aangegeven, dat de zijgevel van de aanbouw in metselwerk zou worden uitgevoerd, de voor- en achterkant met houten rabatdelen en dat het dak plat zou worden. Op basis van dat aangepaste bouwplan is op 27 april 2012 een omgevingsvergunning verleend, zoals bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Peters heeft tot op heden geen gebruik gemaakt van deze vergunning. 6. De voor- en achtergevel van de woning van Peters, die overigens is metselwerk is opgetrokken, zijn aan de bovenzijde voorzien van houten rabatdelen. De vordering van Peters. Peters vordert kort gezegd, dat het oorspronkelijke bouwplan weer in behandeling wordt genomen en dat daarop wordt beslist alsof een positief welstandsadvies was verkregen. Standpunten van partijen. Het standpunt van Peters komt kort samengevat en voor zover thans van belang
op het volgende neer. Peters is het er nog steeds niet mee eens, dat hij de voorgenomen uitbouw niet geheel in hout mag uitvoeren. Hij heeft weliswaar zijn bouwaanvraag aangepast, maar voelde zich daartoe wel gedwongen vanwege het negatieve welstandsadvies. Bij nader inzien kan dat advies niet juist zijn. In de directe omgeving blijken er meerdere mensen een uitbouw hebben met een houten gevel aan de straatkant. Peters vraagt zich af, waarom dat bij hem anders zou liggen. Dat geldt ook voor het schuine dak. Bovendien bestaat thans kennelijk geen bezwaar meer tegen de in houten rabatdelen uit te voeren voor- en achterzijde van de berging. Het standpunt van Gemeente Purmerend komt kort samengevat en voor zover thans van belang op het volgende neer. Gemeente Purmerend stelt zich op het standpunt, dat B&W in alle redelijkheid met inachtneming van de Welstandsnota slechts vergunning heeft willen verlenen voor het uitvoeren van de berging met een gemetselde zijmuur en een plat dak. Peters heeft de hem uiteindelijk verleende vergunning zelf aangevraagd, met bijbehorende, aangepaste bouwtekening. Als in de wijk waar Peters woont al aanbouwen gevonden kunnen worden, die geheel in hout zijn uitgevoerd met een schuin dak, dan betreft het hoogstwaarschijnlijk bouwwerken die zonder de nodige vergunning zijn opgericht, dan wel vergunningvrije bouwwerken. Constateringen in de wijk. Tijdens een rondrit door de wijk Overwhere, waarin de woning van Peters is gelegen, zijn door Peters de nodige vergelijkingsobjecten aangewezen. De volgende objecten komen de rijdende rechter relevant voor. a. Aan de Gruttostraat: een direct aan de openbare weg gelegen, geheel in houtrabatdelen uitgevoerde zijberging met schuin dak. b. Aan de M.L. Kingweg: een direct aan de openbare weg gelegen, geheel in houtrabatdelen uitgevoerde zijberging met een plat dak. c. Aan de Scholeksterhof: een direct aan de openbare weg gelegen, geheel in houtrabatdelen uitgevoerde berging, die deels grenst aan de kopgevel, met
schuin dak. d. Aan de Burg.D.Kooimanweg 33: een direct aan de openbare weg gelegen, geheel uit hout, althans niet in metselwerk opgetrokken aanbouw, met een plat dak. Zowel hoofdgebouw (metselwerk) als aanbouw zijn aan de bovenzijde voorzien van rabatdelen, zij het dat de kleur van de rabatdelen van de aanbouw afwijkt van die van het hoofdgebouw. Verslag van de deskundige. De deskundige heeft voor zover thans van belang en kort samengevat laten weten, dat het oorspronkelijke bouwplan van Peters (aanbouw geheel in houten rabatdelen op getrokken met een schuin dak), niet in strijd komt met de in een geval als het onderhavige in acht te nemen redelijke eisen van welstand. De Welstandsnota kent niet het criterium ‘te landelijk voor de situatie’. Bovendien kan niet worden volgehouden dat het voorgenomen bouwplan teveel afwijkt van wat elders in de wijk kennelijk wel wordt toegelaten. Tenslotte heeft het hoofdgebouw ook houten rabatdelen in de gevel. De suggestie van het tijdens de hoorzitting aanwezige lid van de Welstandscommissie, dat een met steenstrips beklede houten zijgevel wel de welstandstoets zou doorstaan, wordt door de deskundige als onzinnig aangemerkt. Beoordeling van het geschil. Wettelijk kader. Op grond van het bepaalde in artikel 2.12 Wabo heeft Peters voor het bouwen van de berging een omgevingsvergunning nodig, die moet worden afgegeven door B&W van Gemeente Purmerend. De op een dergelijke aanvrage te geven beschikking is ‘gebonden’, in die zin, dat de vergunning moet worden verleend indien is voldaan aan de daaraan te stellen wettelijke eisen. Op dit punt bestaat dus geen beleidsvrijheid. Onbetwist staat vast, dat vergunningverlening planologisch gezien niet in strijd komt met de wet, ook al wijkt het bouwplan af van het huidige bestemmingsplan Overwhere 1975. Dit omdat in dit geval vooruit gelopen mag worden op het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan Overwhere Zuid 2010, dat niet aan de voorgenomen bouw in de weg staat.
Daarnaast moet echter ook worden voldaan aan de zogenaamde welstandseisen, zoals verwoord in artikel 2.10 lid 1 aanhef en onder d. Wabo. Het uiterlijk van de te plaatsen aanbouw mag, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, immers niet in strijd komen met redelijke eisen van welstand, tenzij het bevoegd gezag van oordeel is dat de vergunning alsnog moet worden verleend. Volgens artikel 12a eerste lid onder a van de Woningwet stelt de gemeenteraad een zogenaamde Welstandsnota vast, inhoudende beleidsregels waarin in ieder geval de criteria zijn opgenomen die het bevoegd gezag toepast bij de beoordeling van de hiervoor bedoelde welstandseisen. Dat is in Purmerend ook gebeurd. Volgens deze Welstandsnota (hoofdstuk 6, criteria voor kleine bouwplannen, pagina 117) moeten materiaal, kleur, detaillering en vormgeving in overeenstemming zijn met het hoofdgebouw. Overigens moet de aanbouw (pagina 118) voldoen aan ‘eventuele specifieke criteria voor aan- en/of uitbouwen uit het gebiedsgerichte beoordelingskader.’ Deze laatste, specifieke criteria voor aan- en/of uitbouwen zouden dan gevonden moeten worden in hoofdstuk 4, gebiedsgerichte welstandscriteria. Op pagina 71 van dat hoofdstuk gaat het over de wijk Overwhere. Daarin wordt over aan- en opbouwen echter slechts vermeld (pagina 73) dat het moet gaan om ondergeschikte toevoegingen. Anders gezegd: er zijn geen specifieke eisen gesteld voor wat betreft aanbouwen in een bepaalde wijk.
Inhoudelijke beoordeling. Mede op grond van de bevindingen van de deskundige, die de rijdende rechter zich in zoverre tot de zijne maakt, komt de rijdende rechter tot het oordeel dat het oorspronkelijke bouwplan van Peters niet in strijd komt met de hiervoor bedoelde welstandseisen. Het is juist dat dit bouwplan voorziet in een geheel uit houten rabatdelen opgetrokken aanbouw, terwijl het hoofdgebouw grotendeels in metselwerk is opgetrokken. De voor- en achtergevel van het hoofdgebouw zijn echter deels
eveneens in houten rabatdelen uitgevoerd, zodat wat dat betreft voldaan is aan de kennelijke bedoeling van de Welstandsnota, te weten het waarborgen van enige uniformiteit tussen hoofd- en aanbouw. Daarbij komt het echter wel juist voor, dat de rabatdelen van de aanbouw in dezelfde kleur worden uitgevoerd als de rabatdelen op de voor- en achtergevel van het hoofdgebouw. Iets vergelijkbaars heeft zich voorgedaan bij de hiervoor genoemde aanbouw aan de Burg.D. Kooimanweg 33. Ook daar bestond kennelijk geen bezwaar tegen een geheel in hout uitgevoerde aanbouw, die deels is uitgevoerd met rabatdelen, zoals ook bij het overigens in metselwerk opgetrokken hoofdgebouw het geval is. Verder kan niet worden volgehouden dat het bouwplan van Peters binnen de wijk geheel nieuw is. De rijdende rechter heeft in elk geval een aantal aanbouwen gezien, die wat uitvoering betreft erg lijken op het bouwplan van Peters. Nu kan Gemeente Purmerend wel zeggen dat daarvoor (wellicht) nooit vergunning is verleend, maar kennelijk heeft zij nooit aanleiding gezien om daar tegen op te treden, terwijl toch moeilijk kan worden volgehouden dat deze aanbouwen aan het zicht zijn onttrokken. Wel kan de rijdende rechter met de Welstandscommissie en B&W van Gemeente Purmerend meevoelen, dat het aanbrengen van schuine daken op dergelijke aanbouwen onnodig de aandacht daarop vestigt en bijdraagt aan het beeld van een zekere verrommeling. Waar in de wijk dergelijke aanbouwen zijn gemaakt, maken die met een plat dak de meest ingetogen indruk, wat ongetwijfeld beter past in een uniforme woonwijk, als de onderhavige. Slotoordeel moet dus zijn, dat de geldende welstandsnorm niet in de weg mag staan aan het oorspronkelijke bouwplan van Peters, mits uitgevoerd met een plat dak en met rabatdelen in dezelfde kleur als de rabatdelen op de voor- en achtergevel van het hoofdgebouw, zodat, nu daaraan onbetwist verder niets meer in de weg staat, de gevraagde bouwvergunning daarvoor kan worden verleend.
Op grond van het voorgaande ben ik van oordeel, dat als volgt moet worden beslist.
BESLISSING Voor recht wordt verklaard dat het in deze procedure bedoelde, oorspronkelijke bouwplan van Peters, mits uitgevoerd met een plat dak, niet in strijd komt met de in deze in acht te nemen redelijke eisen van welstand, op voorwaarde dat het de rabatdelen van de aanbouw in dezelfde kleur wordt uitgevoerd als de rabatdelen op de voor- en achtergevel van het hoofdgebouw. Vaststaat dat niets eraan in de weg staat dat de daarvoor nodige bouwvergunning alsnog wordt verleend, waarbij geen extra leges in rekening mogen worden gebracht. Het mogelijk meer of anders gevorderde wordt afgewezen. Dit bindend advies is gegeven door mr. F.M.Visser als rijdende rechter en uitgesproken te Zaandam op 13 juli 2012. Bindend Adviseur
secretaris
mr F.M. Visser
mr C.M. Sharif