DE KOSTERSTEEN Nummer 98 November 2006
nfi6
DE KOSTERSTEEN Nummer 98 November 2006
Sociale woningbouw in Bennekom (1) Arno van der Valk De Kostersteen besteedt regelmatig aandacht aan de geschiedenis van de vooroorlogse monumentale kapitale villa’s in het dorp, maar hoe was het gesteld met de sociale woningbouw? In 1901 was immers door het kabinet Pierson de eerste Woningwet aangenomen. Het doel van deze wet was: bewoning van slechte woningen onmogelijk maken en de bouw van goede woningen bevorderen. Bestaande en nog te bouwen woningen moesten vanaf dat moment aan een aantal minimum eisen voldoen en particuliere instellingen konden goedkoop geld lenen voor de bouw van arbeiderswoningen (woningwetwoningen). Voorwaarde was wel dat deze instellingen geen winstoogmerk mochten hebben. Plicht Getrouw Toen door stagnatie in de particuliere woningbouw ook in Bennekom een tekort aan goede woonruimte voor de arbeiders dreigde te ontstaan, presenteerde het bestuur van het Christelijk Werkliedenverbond ‘Werkend help ik’ op zijn algemene ledenvergadering van 21 november 1919 een voorstel voor de oprichting van een woningbouwvereniging. De vergadering stond unaniem achter het plan en zo werd de eerste en enige Bennekomse woningcorporatie een feit. In eerste instantie wilde men de woningbouwvereniging ook ‘Werkend help ik’ noemen, maar een werklieden- en een bouwvereniging met dezelfde naam kon bij de oproep tot vergadering verwarring
opleveren, ‘vooral als de oproep als nu geschiedt bij bekkenslag’(1). Van de bestuurstafel kwam uiteindelijk de naam Plicht Getrouw. De heer Van Heusden vond dit een zeer passende naam, want ‘we hebben onze plicht getrouw vervuld door te werken in het belang van den werkman.’ (2). De voorzitter van het werkliedenverbond, de heer C. Kleinrensink, stelde de vergadering de kandidaat-bestuursleden van een voorlopig bestuur voor. Als aannemer wilde hij zelf geen zitting in het voorlopige bestuur nemen; de wet stond dat niet toe, omdat hij persoonlijk voordeel bij de bouwvereniging kon hebben. De leden wilden hem wel als bestuurslid
Drukkerij Modern te Bennekom
1
en een enkeling maakte bovendien bezwaar tegen de kandidatuur van nietleden als J. van Silfout en J. Tasseron. Kleinrensink verdedigde zijn keus: zowel Tasseron als Van Silfhout waren in zijn ogen onmisbaar, de eerste vanwege zijn bouwkundige achtergrond, de tweede omdat hij lid was van de gemeenteraad. Bovendien was het de laatstgenoemde die de bouwplannen voor het eerst had geopperd. Van Silfout kreeg applaus toen hij aangaf dat hij het met de critici eens was. Hij ‘nam liever geen zitting’ en gaf de verzekering ‘dat hij evengoed in het belang der nieuwe vereniging zal werkzaam zijn’(3). Toch werd hij verkozen in het voorlopige bestuur dat naast hem bestond uit de heren J. Tasseron, H. Ansink, A. van Slooten en A.J. van Heusden. Eerste vergadering Het voorlopige bestuur vergaderde op 1 december 1919 voor het eerst onder leiding van C. Kleinrensink. Bij het opstellen van de statuten en het huishoudelijk reglement werd de collegabouwvereniging Patrimonium uit Ede vrijwel letterlijk als voorbeeld genomen en werd er afgekeken van de Wageningse bouwvereniging Irene. In die zin hadden ze in Ede en Wageningen sinds 1916 en 1919 ervaring waarvan geleerd kon worden. Zo bleken bij Patrimonium de tussenwoningen bijvoorbeeld netter bewoond te worden, omdat blokken van twee woningen te duur waren en ‘bewoning veel geld eischt: er zijn ramen waarvoor gordijnen moeten hangen en men ziet er tegenop die aan te schaffen’(4). Bovendien waren de stookkosten voor vrijstaande woningen te hoog. Tasseron
2
Gevelsteen van Plicht Getrouw op de hoek van de Schoolstraat en de Acacialaan pleitte voor de bouw van blokjes van meer dan twee woningen, ook al omdat eventuele andere bouwers van woningen in grotere blokken lagere huren zouden vragen. Kleinrensink wees erop dat men in Bennekom niet graag in een blok woonde. Maar volgens de uit Den Haag afkomstige Tasseron moest men net als in andere plaatsen daar maar aan wennen. Men was het erover eens dat er bij het ontwerpen van de woningen gelet moest worden op ‘het landelijke van ons dorp’ en dat de bewoners moesten kunnen beschikken over een ruime tuin. Maar voordat er gebouwd kon worden, was de eerste zorg van de woningbouwcorporatie natuurlijk bouwgrond, waarvan bepaald werd dat die moest voldoen aan drie voorwaarden. De te verwerven grond moest goedkoop zijn en dichtbij het werk van de toekomstige bewoners liggen. Ook moesten er bij voorkeur in de buurt al vergelijkbare woningen staan. Grond in bezit van de Hervormde gemeente langs de weg naar de losplaats, (bij de Boerenbond) leek de heren het meest geschikt.
Laarweg, hoek Heidelaan.
Christelijk of niet Op de eerste algemene ledenvergadering van Plicht Getrouw op maandag 8 december 1919, gehouden in het verenigingsgebouw van de werklieden aan de Veenderweg, stonden allereerst twee heel andere punten centraal dan bouwontwerp en grondverwerving, namelijk de bestuursverkiezing en de statuten. Omdat bleek dat het voorlopige bestuur alleen bestond uit leden van de Hervormde Gemeente, werden twee gereformeerden gekandideerd, d.w.z. zeggen één lid van de gereformeerde kerk uit het bestuur van de werkliedenvereniging en één uit het midden van de vergadering. Vanwege belangenverstrengelingen verzocht raadslid Van Silfout wederom geen stemmen op hem uit te brengen. Maar de heren Kleinrensink en Tasseron betoogden dat sommige woningcorporaties zo traag werkten, omdat ze geen bestuurslid
hadden dat het college van Burgemeesters en Wethouders en de gemeenteraad rechtstreeks kon inlichten. Zij drongen dus nadrukkelijk aan op zijn lidmaatschap. Uiteindelijk werd hij die avond toch verkozen en nam hij samen met de heren K. Ansink, A. van der Deure, A. van Slooten, J. Tasseron, B.J. Aalbers en A.J van Heusden plaats in het bestuur. Ook werd in deze eerste vergadering besproken of de bouwvereniging in het eerste artikel van de statuten het voorvoegsel ‘Christelijk’ moest hebben. De beoogde voorzitter, tevens architect, Tasseron vond dat in de statuten de christelijke uitgangspunten wel naar voren zouden kunnen komen, maar dat de naam van een woningbouwvereniging bouwend met overheidsgeld niet de schijn mocht wekken alleen de belangen van de christelijke arbeiders te dienen. ‘Als er een
3
Chr. werkman is met 4 en een socialist met 5 kinderen gaat de laatste voor’ (5). De vergadering besloot op een voorstel van De Nooij desondanks ‘Christelijk’ aan de naam toe te voegen. Tijdens die eerste ledenvergadering werd weliswaar besloten dat er bij het toewijzen van huurwoningen geen onderscheid tussen de zuilen gemaakt zou worden, maar dat er bij de toewijzing van de woningen wél onderscheid gemaakt zou worden naar de woonplaats van de woningzoekenden: Bennekommers gingen voor. Bijna 90 jaar later zou daaraan een einde kunnen komen, nu er plannen zijn om van de WERV (Wageningen, Ede, Rhenen en Veenendaal) één woningmarkt te maken. Te koop Nog voordat Plicht Getrouw een woning had gebouwd, meende het lid De Nooij dat in de statuten vastgelegd moest worden dat de vereniging ernaar moest streven om de woningen op den duur aan de bewoners te koop aan te bieden. Hij kon zich voorstellen, dat als iemand jaren tot zijn genoegen hetzelfde huis bewoonde, hij de woning zou willen kopen. Drie-
kwart eeuw later zou dit buiten Bennekom de praktijk worden om met de opbrengst nieuwe huizen te kunnen bouwen. Toentertijd leek het andere leden van Plicht Getrouw echter niet zo’n goed idee, vanwege technische bezwaren. Maar vooral omdat de lastige huurders ook hun woningen zouden kunnen kopen, waardoor de buurhuizen mogelijk moeilijker te verhuren zouden zijn. Ook vroeg men zich af, of de rijksoverheid het op deze manier maken van winst wel zou toestaan, zelfs als die winst gebruikt zou worden om te investeren in nieuwbouw. Een vraag die nog altijd actueel is. Op die eerste ledenvergadering van 8 december 1919 werden discussies gevoerd die kenmerkend zijn voor een dorp waar nog geen ervaring was opgedaan met het verhuren van woningwetwoningen en waar de meeste inwoners streefden naar het bezit van een eigen huis. Zoals Bennekom nog altijd voor ruim 70 procent bestaat uit koopwoningen. (In een tweede artikel ga ik nader in op het bouwen en verhuren van de eerste woningen)
Noten 1) Archief Plicht Getrouw, Notulenboek, Algemene ledenvergadering van de Chr. Werkl. Ver. “Werkend Help Ik” 21 november 1919, blz. 4. 2) Idem, blz. 5. 3) Idem, blz. 8. 4) Archief Plicht Getrouw, Notulenboek, Vergadering van het voorloopig bestuur op 1 december 1919, blz. 16. 5) Archief Plicht Getrouw, Notulenboek, ledenvergadering Plicht Getrouw 8 december 1919, blz. 26.
4
Brandweer in Bennekom Joop Zijlstra mmv Piet Dupain Geïnspireerd door het vuur, noemde de Edese oud-brandweerman Joop Boeve in 1997 zijn boek over de brandweer in de hele gemeente Ede. Als brandweervrijwilliger had hij ook kunnen schrijven: genoodzaakt door het vuur. Wij weten niet beter dan dat er bij brand een brandweer is om het vuur te blussen. Maar sinds wanneer is in onze streken sprake van een georganiseerde brandweer? Zolang er hier mensen hebben gewoond was er vuur. Vuur dat werd gemaakt om te verwarmen, om eten te koken of om oude heide af te branden waardoor er weer jong groen kwam voor de schapen. Maar er was ook ongewenst vuur, blikseminslag, onvoorzichtigheid of het moedwillig aansteken van andermans huizen, schuren en hooimijten. Vuur dat men met hulp van buren en knechten met emmers water uit de buurtkolk trachtte te blussen. Bluswater Iedere buurt had zo’n kolk, voor het wassen van de schapen en als drinkwater voor het vee. Nu was een buurt in vroegere jaren ook niet zo groot. In 1566 schreef de Edese pastoor Arntz dat Ede met de buurtschappen Veldhuizen, Maanen en Doesburg slechts 95 huizen telde. Gemiddeld nog geen 25 huizen in iedere buurtschap. In het kerspel (buurtschap) Bennekom zal het niet veel anders zijn geweest, want in 1650 stonden hier nog maar 85 huizen en in Ede toen 267. Ook schreef pastoor Arntz dat het een dor en onvruchtbaar landschap was, de huizen zullen dan ook niet zo groot zijn geweest, kleine boerenhoeven met stro of riet gedekt. Was het in brand raken van een hoeve erg, veel gevaarlijker waren de heidebranden die soms bosbranden tot gevolg hadden en gemakkelijk op de hoeven konden overslaan. Het was Keizer Karel V die al in 1532 een brandmeester aanstelde om “de velden getrouwelick vur brant te bewaeren”. In 1554 kwamen er
zelfs regels om de steeds vaker voorkomende grote bos- en heidebranden te bedwingen. In die regels stond ook dat bij brand in onze streken de Scholtis of Schout van Ede de brandklok moest luiden om iedere valide bewoner op te roepen om met emmers, spaden en schoppen de brand te helpen blussen. In latere jaren werd daar aan toegevoegd dat bij wegblijven een boete van vijf gulden werd opgelegd. De schout had ook de leiding bij het bluswerk en de eerste die in 1543 wordt genoemd is een Ceelman van Ommeren, die in 1557 werd opgevolgd door zijn zoon Diederick. In Bennekom maar ook in andere buurtschappen was in 1554 nog geen klok in de toren aanwezig, zodat met “blasinghe eens hoorns” de bevolking opgeroepen werd. De Bennekomse toren kreeg in 1613 haar eerste luidklok. Maar in de regels van 1554 stond ook dat schuren en huisjes aan de voorschriften moesten voldoen en dat brandbare hutten moesten worden afgebroken. Met daken van stro,
5
riet of plaggen waren de hoeven en woningen brandgevaarlijk en was het noodzakelijk om een brand vroegtijdig te signaleren. In 1693 neemt de buurtschap dan ook de beslissing om een dienaar in de buurten aan te stellen als nachtwaker en klepperman voor een loon van vijf cent per nacht. En omdat de man bij weer en wind zijn ronde moest doen kreeg hij om de drie jaar een jas, broek en waterdichte laarzen en zes voeren turf die hij wel zelf moest steken in de venen. Bovendien mocht hij voor de bewoners belangrijke boodschappen omroepen en op nieuwjaarsdag huis aan huis gelukkig jaar wensen. Dat loon of kleppergeld werd opgebracht door de inwoners en eenmaal per maand door de klepperman bij alle huizen opgehaald. Om de bevolking bij
De brandweerklepper brand te waarschuwen had hij een klepper, een eikenhouten plank met een houten hamer. Volgens een reglement uit 1851 moest hij ook de brandmeester waarschuwen en in 1856 kwam daarbij de klokluider die de brandklok moest luiden om de bluscompagnieën, een soort
6
verplichte burenhulp, op te roepen. De laatste klepperman in Bennekom was een Herman Ansink die in 1924 eervol werd ontslagen en wiens klepper in het Kijken Luister-museum wordt bewaard. Brandmeesters en opperbrandmeester Hoewel het voor de bewoners erg was als een hoeve in brand raakte, spreken oude geschriften toch meer over heide- en bosbranden. Reeds in 1560 kregen Frederick van Boeymer en Godert Pannekoeck de opdracht van het Hof van Gelderland om de gebieden rond Ede te bezichtigen en rapport uit te brengen over de brandgevaarlijkheid. Het had tot gevolg dat er brandmeesters werden aangesteld voor de verschillende streken. Een van hen was Anthonis van Renes, aan wie het gebied van het Moftbos werd toegewezen. In 1595 kwam hij op een van zijn tochten plots voor een enorme vuurzee te staan, zodat hij “na den quaden oort reed” en een boodschapper naar Wageningen en Bennekom stuurde om helpers voor het bluswerk op te roepen. Slechts tien mannen kwamen opdagen, maar na het aanrukken van enkele tonnen bier kwam er meer volk. Boven de brandmeesters stond de opperbrandmeester, een functie weer gekoppeld aan die van schout. Tot 1628 was dat weer een Ceelman van Ommeren, opgevolgd door Goossen van Ommeren, Nicolaas Lutteken en Johan Otters. Tijdens de bevelperiode van Johan Otters ontstond in 1683 een grote brand met zware rookontwikkeling op het Heelsumse veld. Toen de Bennekomse bevolking de rookwolken recht op het dorp zagen aankomen, waren ze na het luiden van de brandklok maar al te bereid om met spa-
den en bijlen te helpen blussen. Door het draaien van de wind bleef ons dorp een ramp bespaard, maar door veranderen van windrichting verplaatste de brand zich in de richting van Ede, zodat ook daar de brandklok werd geluid en vele inwoners van Ede en Bennekom het vuur gingen bedwingen, hetgeen op de grens van de Sysselt uiteindelijk gelukte. In 1684 was het weer raak, toen na een warme en droge zomer een grote brand ontstond in de bossen bij Wekerom, die pas na vier dagen en vele tonnen bier voor de dorstige blussers werd bedwongen. Heide- en bosbranden ontstonden niet altijd per ongeluk, een feit dat ook kan worden afgeleid uit het “Placaet tegen het in brand steeken van de heetvelden en venen” van 1720. Regelmatig werden vuren gestookt in of brandende kolen gelegd op het veen en werden heetvelden (heidevelden) afgebrand voor verjonging van de heide. In dat Placaet stond dan ook dat een brandstichter “strengelijck sal worden gegeeselt, beneffens gebrandmerkt en in het tuchthuis sal moeten bivakeren”. Na de aanleg van de spoorlijn van Arnhem naar Amsterdam in 1845 kwam er een nieuwe oorzaak bij door vonken uit de stoomlocomotieven, maar door de elektrificatie van de lijn in 1938 was ook dat gevaar geweken. Het gereedschap in vroegere tijden voor het blussen van een bos- of heidebrand bestond uit spaden en bijlen die de mannen zelf meebrachten. Het blussen van een brand in een woning gebeurde met houten emmers die door een keten van dorpelingen van de buurtkolk tot aan de brand werden doorgegeven, de laatste man van de rij moest het water op het
vuur gooien en een tweede keten bracht de emmers terug naar de waterbron. Waar een kolk ontbrak was in de dorpskern een waterput gegraven. Bovendien waren er brandladders en brandhaken aanwezig om de muren van een uitgebrand huis om te trekken. Was de afstand van de kolk of put tot de brand te groot dan werden er houten waterkuipen ingezet die op een slede stonden en door de blussers naar de brand werden getrokken. Waren reeds bij de Romeinen pompen bekend, het zou tot 1614 duren dat door een vinding van Pauwels een brandspuit op de markt kwam. Een grote ton die met emmers moest worden gevuld met daarin een pomp die door een aantal mannen werd bewogen. Op de pomp stond een straalbuis die op de brand werd gericht. Het bezwaar was dat het geheel dicht bij de brand moest staan en dus niet zonder gevaar voor de bedieners was. Het was onze landgenoot Jan van der Heyden die in 1673 een beter systeem bedacht door op de pomp een ketel te monteren zodat er een constante druk op het water kwam te staan en er met slangen kon worden gewerkt. Een slang om het water aan te zuigen en slangen met een straalpijp om het water omhoog te spuiten. In 1721 werd op verzoek van Graaf van Wassenaer Obdam, buurtrichter van EdeVeldhuizen, en de schout geld ingezameld van de bevolking om een dergelijke brandspuit aan te kopen. De opbrengst was 250 gulden, dat werd aangevuld met de verkoop van een scheuterhuisje. De spuit werd geleverd door de erven van der Heyden uit Amsterdam en per schuit en kar naar Ede vervoerd. Ze stond op een houten onderstel met vier wielen en moest door een groep mannen worden
7
getrokken. Bij een grote brand in 1749 in ons dorp is die ook gebruikt. Voor de bewezen goede diensten werd door de Buurtmeesters van Bennekom vrijwillig 25 gulden betaald.
Brandspuit op wielen De eerste brandspuit in Bennekom Tijdens de buurtspraak op 17 mei 1772 in de Oude Kerk van Bennekom werd besloten om tot aanschaf van een brandspuit over te gaan, waarvoor door “gewillige contribusitie” van 95 inwoners 335 gulden werd opgehaald. De spuit werd besteld bij de meester koperslager Evert van Herwaerden in Aalten voor een bedrag van 275 gulden. Voor het overgebleven geld werd smeer voor de leren slangen gekocht. Deze spuit was zelfs de enige die in 1822 in het Ambt Ede door goed onderhoud nog functioneerde. Naar aanleiding van een brief van de Gouverneur van Gelderland werd door de voorzitter van de Edese Raad in 1817 een verzoek aan de Maire van Ede (1) gericht om voor een bedrag van 6000 gulden over te mogen gaan tot de aanschaf van
8
brandspuiten, ladders, brandtonnen en brandzijlen. Waarvoor in april 1818 aan Zijne Majesteit den Koning toestemming werd gevraagd om gedurende zes jaar een extra belasting te mogen heffen van 1000 gulden per jaar. Op 15 december 1818 werd, na het verkrijgen van de Koninklijke goedkeuring, besloten om vier spuiten aan te schaffen voor een bedrag van 600 gulden per stuk voor de kernen Ede, Lunteren, Otterlo en Gelders Veenendaal. Het restant van de 6000 gulden was voor het aflossen van een schuld uit voorgaande jaren. Voor Bennekom was er niet een nodig omdat daar nog een goede brandspuit aanwezig was. Uiteindelijk werden er bij de firma Fisscher uit Nijmegen drie grote en twee kleinere besteld die in 1823 werden geleverd. Aanvankelijk werden ze op een soort kruiwagen vervoerd, maar later werden ze van wielen voorzien. Pas in 1862 kreeg Bennekom de beschikking over een tweede draagspuit, die voor ons dorp bij Pothmann in Arnhem werd besteld. Voor het transport van Arnhem naar Bennekom werd 50 cent betaald. Na een brand werd ze door wagenmaker Albers alsnog van wielen en vier trektouwen voorzien. Bemanning Samen met de onderbrandmeesters Gerrit van Beek en Joost Mekking had brandmeester Geurt van Beek nu dan wel de beschikking over twee spuiten en verder materiaal, maar hoe kwam men aan mensen? Er was in de gemeente een
De Dorpsstraat met links het brandweerhuisje
verordening voor het vervullen van persoonlijke diensten, waardoor ingezetenen tussen achttien en vijftig jaar aangewezen konden worden voor brandweerdiensten. De namen van deze mannen werden in het openbaar bekend gemaakt en ze dienden bij oefeningen en natuurlijk bij een echte brand aanwezig te zijn. Wel was het mogelijk om voor een bedrag van vijf gulden deze plicht af te kopen. In 1897 kwamen er echte brandweerkorpsen bestaande uit vrijwilligers, zodat dat jaar mag worden aangehouden als het begin van een brandweerorganisatie in onze gemeente. De uitrusting van een vrijwilliger bestond uit een emailleplaatje met daarop de letter B dat om de linkerarm op de burgerkleding werd gedragen. Later kreeg een deel van de vrijwilligers, de piekeniers, nog de beschikking over een lange stok met weerhaak. De functie van deze mensen was om bij brand een rij te vormen om het toegelopen publiek op een afstand te houden. De vergoeding was 40 cent per gewerkt uur, waar ook eventuele schade aan de burgerkleding van moest worden betaald.
In 1772 werd voor het stallen van de brandspuiten een brandhok in de oude kerk gemaakt, een hok dat met de nodige reparaties door P. Mekking tot 1881 in gebruik zou blijven. In dat jaar werd door de timmerman Albers voor het bedrag van 469 gulden een echt brandspuithuisje tegenover de kerk in de Dorpsstraat gebouwd. Het zou er tot 1903 blijven staan om dan plaats te maken voor een tweetal villa’s. Een nieuw onderkomen voor het stallen van twee brandspuiten met toebehoren, twee kruiwagens voor het vervoer van brandzijlen, 28 emmers, twee broeken en jassen met zuidwesters en kaarsen voor de noodlampen, werd tegen de school in de Schoolstraat gebouwd. De vier brandladders stonden in de kerktoren. Nadat in 1929 voor Ederveen de eerste motorspuit in de gemeente Ede bij de firma Bikkers uit Amsterdam werd besteld en in de volgende jaren ook Lunteren, Ede en Gelders Veenendaal een motorspuit kregen, werd ook voor Bennekom en Harskamp in 1937 een Bikkers motorspuit aangekocht. De prijs was
9
2500 gulden per stuk inclusief slangen en hulpmateriaal. Ze werd aangedreven door een viercilinder Fordmotor en stond op een tweewielig onderstel met massieve banden en kon 1500 liter water per minuut leveren. De Chevrolet vrachtauto van de kolenhandelaar Rond werd aangewezen als trekauto. De motorspuit werd gestald in het brandspuithuisje in de Schoolstraat, een situatie die tot 20 oktober 1944 (de evacuatie van ons dorp) zo bleef. Tijdens de bezetting kreeg de gemeente door toedoen van burgemeester van Dierendonck vijf manschappenwagens, van burgers gevorderde voertuigen, die voorzien werden van houten langsbanken en een opzet voor ladders. In ons dorp kwam een auto van het merk Studebaker die tot eind september 1945 in gebruik bleef. Toen de bewoners in mei 1945 mochten terugkeren bleek dat niet alleen veel woningen tijdens de eva-cuatie leeg waren geroofd maar dat ook het brandspuithuisje het had moeten ontgelden, veel lag op straat of was hopeloos onklaar geraakt. Na de bevrijding keerde het brandweermateriaal niet terug naar de Schoolstraat, maar werd een nieuw onderkomen gevonden in het koetshuis van de villa Calluna aan de Bovenweg. In die tuin werd ter gelegenheid van het afscheid van brandmeester C.P.Heij de bijgaande foto gemaakt. Op de achtergrond de uit een militaire dump verkregen HUP-wagen (Heavy Utility Person-
10
nel) als trekker van de motorspuit die ook daar werd gestald. Omdat de ruimte echter te klein was werd in mei 1947 besloten om de politiepost aan de Bergakkerweg uit te breiden met een brandweergarage. Het zou echter tot 1953 duren voor GS toestemming gaven en aannemer G. van den Brink het bouwwerk kon uitvoeren. De eerste brandweer-auto in Bennekom Begin 19e eeuw waren veel wegen in de gemeente nog onverhard en dus in de zomer stoffig. Het was de toenmalige directeur van gemeente werken Weener, ook belast met de zorg voor het brandwezen, die voorstelde om een sproeiwagen te kopen die tevens als tankautospuit kon dienen. In 1925 was het zover en werd voor een bedrag van 7800 gulden een
Afscheid van brandmeester C.P. Hey
autosproeiwagen gekocht van het merk Dion Bouton op massieve banden met een tank van 3000 liter, voorzien van een pomp die 1000 liter water per minuut kon leveren. Geen grote capaciteit maar belangrijk was dat de wagen water mee kon nemen. In 1955 kreeg ook Bennekom een tankautospuit, een uit de oorlog overgebleven Chevrolet vrachtauto gebouwd in 1944, die omgebouwd werd tot tankautospuit met een cabine voor 10 man en een watertank van 2500 liter. Ze zou het ruim vijftien jaar volhouden. Daarna kwam een DAF, de eerste nieuwe brandweerauto voor ons dorp en voorzien van een ruime cabine voor de manschappen, een grote watertank en bergplaats voor allerlei hulpmateriaal. Op 5 juli 1969 werd deze in gebruik gesteld door het overhandigen van de sleutels door burge-
meester Slot aan de sectiecommandant H. van Grootheest. De zeventien leden van de Bennekomse vrijwillige brandweer waren trots op hun nieuwe wagen waarmee het vuur goed kon worden bestreden. Sindsdien is het aantal brandweerlieden maar ook het wagenpark in onze gemeente enorm uitgebreid. In ons dorp bestaat de brandweer weliswaar nog altijd uit zeventien vrijwilligers, maar in Ede zijn er in wisselde diensten vierenveertig beroepsbrandweermensen waar in geval van nood een beroep op kan worden gedaan. Bij elkaar zullen er in de gemeente ongeveer honderddertig brandweermensen zijn die de beschikking hebben over twintig voertuigen van verschillende typen. Een hele organisatie, maar er staan ook heel wat meer huizen en gebouwen in de gemeente dan in 1897 toen de eerste korpsen werden opgericht.
Noot (1) In 1817 waren Ede en Bennekom nog afzonderlijke gemeenten, met elk een burgemeester, maire genoemd. Deze erfenis uit de Franse tijd werd kort nadien afgeschaft; Bennekom werd weer onderdeel van de gemeente Ede en de burgemeester werd weer gewoon burgemeester genoemd. Bronnen 1. Archieven van de buurt Bennekom 1622 – 1889 2. H.K.Roessingh, Het Veluwse inwonertal 1526 – 1947 3. J.Boeve Geïnspireerd door het vuur, uitgave BDU 1997 4. Prive archief en verzameling P.L.Dupain 5. Brandweer gemeente Ede 6. Nationaal Brandweer Museum Hellevoetssluis
11
Landbouwbelang: De Bennekomse Boerenbond Henk Tip Hoewel de Coöperatieve Aankoop Vereniging “Landbouwbelang” sinds 1979 uit het Bennekomse dorpsbeeld is verdwenen, blijft de “Boerenbond” bij vele dorpsbewoners en natuurlijk in het bijzonder bij onze agrariërs een bekend begrip. De aanleiding om iets over Landbouwbelang te schrijven heeft te maken met het overhandigen van de gedenksteen uit het hoofdgebouw van de coöperatie aan de Historische Vereniging OudBennekom . Dit gebeurde op de ledenvergadering van 1 maart 2006. De in 1901 opgerichte Boerenbond heeft in maart 1921, nu precies 85 jaar geleden, een eigen maalderij in gebruik genomen voor het vervaardigen van veevoeders. En ter gelegenheid hiervan is een gedenksteen in het gebouw aangebracht ter gedachtenis aan de heer L.C. Dijxhoorn. De heer Dijxhoorn was toen de stuwende kracht van de coöperatie, doch hij overleed plotseling tijdens de bouw van de fabriek. De steen is gelegd door een bekend figuur in onze dorpssamenleving en wel de heer K.G.W. Baron van Wassenaer. In die tijd was hij onder meer voorzitter van de raad van commissarissen van de Boerenbond.
12
De gedenksteen tijdens de afbraak van ‘De Boerenbond’ in 1979
Het totale complex van Landbouwbelang aan de Acacialaan is in de nazomer van 1979 afgebroken. De gedenksteen is door de activiteiten van enkele werknemers uit de puinresten gehaald en opgeslagen. En zo heeft de steen vele jaren een plek gehad bij ons in de garage van de voormalige directeurswoning. Bij de afbraak van het gebouw heeft de steen een kleine beschadiging opgelopen waardoor van de drie voorletters van de Baron de eerste letter moeilijk is te lezen. De steen heeft een afmeting van ca. 91 x 46 x 11 cm en weegt ruim 100 kg. Het is een mooie steen en ligt nu in het depot van het museum, maar straks na de verbouwing van het museum krijgt de steen, naar ik hoop, een plaatsje in de boerenafdeling. De coöperatie Wat was nu de betekenis van de Boerenbond in Bennekom en waarom de grondgedachte van een coöperatie?
Zo rond 1900 hadden de boeren een vrij sober bestaan. Eeuwenlang was alles in dezelfde sleur gegaan en er heersten in de agrarische sector nogal wat misstanden. Gevolg was dat de bedrijfsresultaten erg slecht waren. De boeren hadden een zware taak en de beloning was niet evenredig aan de prestaties. Toch kwam er langzamerhand wat verandering in en werd van regeringswege voor meer voorlichting gezorgd. Er kwam wat meer welvaart en dat was in die tijd vooral te danken aan de invoering en het gebruik van kunstmest. De bedrijven kwamen beter tot ontplooiing. Voor al die transacties werd de particuliere handelaar ingeschakeld. Naast de bonafide handelaren was er toch wel een legertje handelaren die het niet zo nauw namen waardoor de boeren niet altijd waar voor hun geld kregen. Daarbij bleven nogal eens de winsten in de zak van de handelaar. En het was toch zaak om op de kleintjes te passen. Het was toen
13
niet verwonderlijk dat bij de meest vooruitstrevende boeren de gedacht opkwam om gezamenlijk inkopen te doen en op deze manier de handelaar wat uit te schakelen. Om één en ander handen en voeten te geven is er heel veel overleg geweest tussen de heren Bouw, Van Beek en Opmeer. Deze drie heren hadden het initiatief genomen tot het oprichten van een coöperatieve aankoopvereniging. Ten overstaan van notaris Fisher uit Ede werd de akte van oprichting gepasseerd op 20 augustus 1901 in café Bothof in Bennekom. De Coöperatieve Landbouwersbank en Handelsvereniging “Bennekom en Omstreken” was een feit en al op 23 augustus van dat jaar werd de eerste algemene vergadering gehouden. En dat was ’s morgens om acht uur op de boerderij van de heer M. Bouw aan de Langesteeg op nr. 35. De coöperatie ging voortvarend van start en ging meteen zaken doen. De 22 aspirant leden bestelden meteen twee spoorwagons raapkoeken, een eiwitrijk restproduct bij de productie van olie uit raapen/of koolzaad. In de eerste notulen van de vereniging staat vermeld dat deze raapkoeken zijn besteld bij de firma Twijnstra in Akkrum voor de prijs van ƒ 62.50 per 1000 kg. Daar de coöperatie niet beschikte over opslagruimte, moesten de boeren hun bestelde goederen direct ophalen zodra de wagons op het station in Ede arriveerden. Toen de coöperatie wat meer gestalte had gekregen, is in 1904 een opslagschuur gebouwd bij het station in Ede. Organisatorisch was dat natuurlijk een grote verbetering. Een verdere wens was om een eigen maalderij te bouwen. Maar door het plot-
14
selinge overlijden van de oprichter en administrateur, de heer Opmeer, en de perikelen rond de eerste wereldoorlog kwam het er voorlopig niet van. De coöperatie maakte een wat minder goede tijd door. De plannen voor de bouw van een fabriek bleven op de rol staan.
L.C. Dijxhoorn
Als vervangende stuwende kracht kwam in beeld de aangehaalde heer L.C. Dijxhoorn. Mede onder zijn leiding is de vereniging de wat moeilijke jaren doorgekomen. De heer Dijxhoorn was een gepensioneerd legerofficier uit Ede. Hij
beschikte over nogal wat vrije tijd en deed aanvankelijk de administratieve werkzaamheden. En zo vermeld de historie, hij bood aan het werk gratis te verrichten! In 1915 werd een commissie benoemd om samen met het bestuur de nodige voorbereidingen te treffen voor de bouw van een maalderij. Besloten werd de fabriek in Bennekom te bouwen en daartoe werd een terrein aan de losplaats gekocht. De losplaats lag destijds aan de Schoolstraat en wel het gedeelte tussen de Aca-
cialaan en de Heidelaan. De huidige Schoolstraat was in vroegere jaren dus wel iets langer. Na de eerste wereldoorlog komen de plannen tot bouw van de maalderij goed op gang en na heel veel overleg, met name over de financiering, werd een bouwvergunning aangevraagd, die werd verleend op 12 juni 1920. De prachtige blauwdruk-tekeningen vermelden de voorgenomen bouw aan het Halderwegje. Zoals vermeld werd de maalderij in 1921 in bedrijf genomen. Het Halderwegje werd later, zo tussen 1930
Bouwtekening van ‘De Boerenbond’ uit 1920
en 1935, als naam gewijzigd in Acacialaan. Met de start van de fabriek kwam de coöperatie tot een verdere grote ontwikkeling. Eén en ander door de grote inzet
van de eerste directeur van Landbouwbelang namelijk de heer P.J. Achterstraat. De omzetten werden steeds groter en het ledental groeide fors. Hieruit resulteerde dat in 1925 bij het station Ede-centrum
15
ten behoeve van de leden uit die omgeving een eigen maalderij in gebruik kon worden genomen. Ook in Bennekom werden na 1921 diverse uitbreidingen gerealiseerd, zodat het gehele complex van Landbouwbelang nu globaal gelegen was tussen de Acacialaan, de Heidelaan en westelijk van de Weerkruislaan. Het is nu al ruim 25 jaar geleden dat de Boerenbond uit Bennekom is verdwenen. Als organisatie is de Boerenbond door fusies opgegaan in de huidige coöperatie
Rijnvallei in Wageningen . Als herinnering zijn gebleven de namen van de straten Boerenbond en De Waag en de in 1922 gebouwde voormalige directeurswoning op Acacialaan nr 9.
(De foto op blz. 14 is ontleend aan H.Pen, Kracht door eenheid, zestigjarig bestaan van de coöperatieve aankoopvereniging Landbouwbelang Bennekom, 1961)
Joodse onderduikers in Bennekom. Ad Nooij In mei van dit jaar hield Ton van Steenbergen een lezing over het onderwerp: Joden in Bennekom, vóór en tijdens WO-II. Hij heeft veel onderzoek verricht naar joodse inwoners in Wageningen, maar voor Bennekom zijn er nog grote lacunes in onze kennis. In 1941 woonde in Bennekom 32 joden, waarvan er 23 waren gevlucht uit Duitsland. Aanvankelijk hadden zij toevlucht gezocht in o.a. Den Haag en Rotterdam, maar daar werd hun verblijf in september 1940 door de Duitse bezetter verboden. Er zijn verschillende schriftelijke bronnen die informatie bevatten over het lot van joodse inwoners in Bennekom, bijvoorbeeld ‘Ede 1940-1945’ van Vincent Lagerwey en Gert Plekkringa. Ook zijn er gegevens te vinden in het Edese gemeentearchief. Informatief is ook de website www.joodsmonument.nl. Naar aanleiding van de lezing van Van Steenbergen is in Bennekom een werkgroep gevormd die zich ten doel stelt de bestaande informatie over joodse inwoners van Bennekom bijeen te brengen en voorts zoveel mogelijk de lacunes in onze kennis op te vullen. Leden van de werkgroep zijn Jan Durk Tuinier (0318618019), Kees Heitink (0318-430746) en Ad Nooij (0318-414570). Graag willen
16
wij eenieder die nog herinneringen heeft aan gebeurtenissen met en rond joodse inwoners van Bennekom tijdens de tweede wereldoorlog verzoeken, contact op te nemen met een der leden van de werkgroep. Veel van wat er gebeurd is, is nooit op schrift gesteld. Mensen die actief hebben meegewerkt aan het laten onderduiken van joden, hebben daar misschien in kleine kring nog wel eens over
gesproken maar liepen na de oorlog niet te koop met hun verhalen. Er zijn natuurlijk ook veel mensen die geen heldendaden hebben verricht, maar wel uit eigen aanschouwing hebben gezien wat anderen hebben gedaan of ondergaan. Omdat deze gebeurtenissen inmiddels al meer dan zestig jaar achter ons liggen, is het gevaar groot dat binnen afzienbare tijd niemand meer aanwezig is die deze herinneringen nog kan vertellen. Vandaar onze oproep. Een voorbeeld. Kort na de lezing van Van Steenbergen werd ik gebeld door Han Mulder die woont aan de Selterskampweg in Bennekom. We maakten een afspraak. Hij vertelde het volgende. Han Mulder woonde tijdens de oorlog aan de Selterskampweg in huize ‘de Toorts’, waar hij ook thans met zijn vrouw woont. Zijn moeder was sinds 1939 weduwe. De Selterskampweg had destijds een geheel ander aanzien dan nu het geval is. In oostelijk Bennekom stonden toen nog weinig woningen, er was zeer weinig verkeer; aan de Selterskampweg woonde met stil en afgelegen. Een ideale verblijfplaats voor joodse onderduikers. Dokter Kan kwam regelmatig op bezoek bij de moeder van Han Mulder; zij vroeg slechts: hoeveel, wanneer? Han wist dat hij dan weer op de gang moest slapen. Eén van deze onderduikers was Pietje, destijds ongeveer drie jaar. Ook zijn ouders waren ondergedoken aan de Selterskampweg, echter om veiligheidsredenen op een ander adres. Rond Pietje werd het verhaal geconstrueerd dat hij een wees was; zijn ouders zouden zijn omgekomen tijdens het bombardement op Rotterdam op 14 mei 1940.
Zijn jongere zusje is te vondeling gelegd, maar niet ondenkbaar is dat vooraf contact is geweest met de vinders. Hoewel openlijk contact tussen Pietje en zijn ouders onmogelijk was, wilden de ouders toch graag af en toe hun zoontje zien. Daartoe werd een afspraak gemaakt met de moeder van Han Mulder. Op de afgesproken tijd ging zij met Pietje in het bos wandelen; de ouders van Pietje hielden zich dan verscholen in het struikgewas en konden op afstand een blik werpen op hun zoon. Klein oorlogsleed, maar voor de betrokkenen aangrijpend. Er werd nog een andere list verzonnen om de ouders op afstand in contact te brengen met hun zoon. In de buurt werd begin december Sinterklaas gevierd, waarbij de moeder van Pietje de rol van zwarte Piet vervulde. Het feest verliep niet vlekkeloos, omdat zwarte Piet zijn/haar emoties niet geheel onder controle had. Aan deze situatie kwam een eind toen in oktober 1944 de Bennekomse bevolking moest evacueren. Dat leverde dusdanig chaotische situaties op, dat de joodse vluchtelingen zich met niet al teveel gevaar konden begeven onder de rest van de Bennekomse bevolking. In een eikenbosje aan de overkant van de Selterskampweg is Pietje toen met zijn ouders verenigd. Na de nodige wederwaardigheden heeft het gezin de oorlog overleefd. Han Mulder kwam met zijn moeder uiteindelijk in Apeldoorn terecht, alwaar zijn moeder weer joodse onderduikers in huis nam. Hier werd het verhaal geconstrueerd dat het evacués uit Arnhem waren. Er is verraad gepleegd, de onderduikers zijn afgevoerd naar Westerbork. De moeder van Han Mulder werd streng ondervraagd. Op de vraag of zij wist dat
17
het joden waren, antwoordde zij: Ich habe es nicht gewusst, und hätte ich es gewusst dann hätte ich es trotzdem getan. Ook Han Mulder werd onder druk gezet. De Duitse ondervrager kwam samen met moeder Mulder in de kamer waar Han zat en zei: je moeder heeft bekend, als jij niet ook bekent, dan schiet ik je moeder neer. Hij zette zijn pistool op haar hoofd. Met lichaamstaal wist zij in een fractie van een seconde duidelijk te maken dat hij niet moest bekennen. Een pak slaag maakte een eind aan deze hachelijke situatie. Dit is een persoonlijk verhaal. Maar in Bennekom zijn er ongetwijfeld veel meer
mensen die een persoonlijk verhaal kunnen vertellen over wat zij in de oorlogsjaren zelf hebben meegemaakt of anderen hebben horen vertellen over joodse onderduikers. Nogmaals wil ik eenieder die dergelijke persoonlijke herinneringen heeft, uitnodigen contact op te nemen met een van de leden van de werkgroep. Als u daar de voorkeur aan geeft, kunt u uw verhaal op schrift zetten aan ons toesturen. Maar de meeste mensen vinden van zichzelf dat zij niet zulke goede schrijvers zijn, en daarom zijn wij graag bereid bij u langs te komen om naar uw verhaal te luisteren.
Ter herinnering aan Rien de Vos Ad van Hattum Het was zo in het midden van de jaren zeventig dat ik dagelijks op de fiets naar mijn werk in Wageningen een heer tegenkwam, fietsend richting Ede. Hoewel veel fietsers mij passeerden, viel één bedaarde figuur mij op. Eigenlijk zou ik wel eens willen weten wie of wat hij was. En zie daar, in 1980 trad die heer toe tot het bestuur van de vereniging OudBennekom, waarvan ik toen voorzitter was, en hoorde ik zijn naam: de heer de Vos. Al spoedig volgde hij in 1981 de kundige mevrouw Post-Bakker op als secretaris en werd dus mijn rechterhand in de ware zin des woords, allochtoon binnen Bennekom als ik was. De bijzonder vaardige hand waarmee hij de pen hanteerde, kwam goed tot uiting als hij namens ons bestuur bij het gemeentebestuur van Ede schriftelijk invloed uitoefende met betrekking tot het behoud van monumenten in ons dorp, bij voorbeeld de kwestie over de voorgenomen sloop van ‘Oud Vossenhol’.Ook de redactie van de Kostersteen was bij hem in goede handen. Tevens vond hij nog
18
tijd om in die jaren rond de twintig artikelen te schrijven in ons blad. Het was dus ook terecht dat hem bij zijn aftreden als secretaris in 1991 het erelidmaatschap van onze vereniging werd verleend. Zijn allergrootste hobby was wandelen samen met zijn echtgenote. Zijn overlijdensannonce berichtte dan ook dat hij helaas ‘na een lange en mooie wandeling’ op 30 augustus 2006 op tachtigjari-
ge leeftijd afscheid heeft genomen. Zeker ook ‘Oud-Bennekommers’ zullen hun gedachten doen uitgaan naar ons erelid Rien, die jaren rustig meewerkte het beleid van onze vereniging in goede banen te leiden. Zoals op zijn ‘In Memoriam’ werd vermeld: Hij straalde vertrouwen en wijsheid uit. Dit was dan ook de toon die
gezet werd tijdens de intense herdenkingsdienst in de Oude Kerk op 5 september. In de annalen van de 60-jarige Historische Vereniging Oud-Bennekom zal zijn herinnering onder ons blijven, vooral wegens de mens die hij was.
Dit is Bennekom: Verleden, heden en toekomst van een bijzonder dorp Bert Lever Op 15 november zal tijdens de ledenvergadering van de HVOB een nieuw boek over de geschiedenis van Bennekom gepresenteerd worden: Dit is Bennekom. Verleden, heden en toekomst van een bijzonder dorp. Het eerste exemplaar zal worden aangeboden aan burgemeester van Ede, de heer R.C. Robbertsen. Een nieuw boek over de geschiedenis van Bennekom. Dat is bijzonder. Het is al weer zo'n twintig jaar geleden dat er een boek met historische verhalen over Bennekom verscheen: Van Bero tot Bello. En we moeten al weer vijftig jaar terug gaan om terecht te komen bij een gedegen boek over de dorpsgeschiedenis, namelijk tot het boek Een Veluws dorp. Wel verscheen er in de achter ons liggende jaren een aantal fotoboeken. Binnen de Werkgroep Geschiedenis van de HVOB was het Klaus Bodlaender die eind 2003 met het idee kwam om tot een nieuw boek over de Bennekomse geschiedenis te komen. De werkgroep voelde er veel voor en het bestuur van de vereniging omarmde het idee. Het zou dan moeten verschijnen in 2006, het jaar waarin de vereniging 60 jaar zou bestaan. Er werd een redactie gevormd bestaande uit Bert Lever, Tarq Hoekstra en Guus Vlaskamp. Globaal
19
werd vastgesteld wat er in het boek te lezen zou moeten zijn. En bij de verschillende onderwerpen werden auteurs gezocht. Uiteindelijk werden maar liefst acht auteurs bereid gevonden één of meer bijdragen aan het boek te leveren: Janny Bloembergen-Lukkes, Gerrit Breman, Tarq Hoekstra, Bert Lever, Ad Nooij, Rob Spiegelenberg, Arno van der Valk en Jelle Vervloet. Na een enthousiaste auteursbijeenkomst is ieder aan het werk gegaan. Aan de binnenkomende hoofdstukken was al snel te zien, dat er een interessant en veelzijdig boek aan het ontstaan was. En de paar mensen die op het moment dat dit geschreven wordt de drukproeven gezien hebben, weten ook, dat er onder leiding van eindredacteur Guus Vlaskamp een heel erg mooi boek is ontstaan! Een heel nieuw boek, dat ook totaal verschilt van
zijn voorgangers. Er is veel nieuws in te vinden! Het boek geeft een overzicht over de ontwikkeling van het dorp vanaf de allervroegste tijden tot op de dag van vandaag. Sterker nog het boek loopt uit in een hoofdstuk over de toekomst van het dorp! Al met al is de redactie van mening dat er een bijzonder boek tot stand is gekomen over een bijzonder dorp, want dat is Bennekom met zijn rijke geschiedenis zeker. Straks is het oordeel aan de lezers. Dit is Bennekom telt 200 bladzijden, het is rijk geïllustreerd en volledig in kleur. Het is vanaf 16 november bij de Bennekomse boekhandels en in het Kijk- en Luistermuseum te koop voor € 19,90. Alleen op de avond van de presentatie in het Kerkheem zal het voor € 18,00 te koop zijn.
Uit de oude camera Redactie Onlangs ontving OudBennekom bijgaande foto van de toneelvereniging K.D.S..Wie kan ons wat meer vertellen over deze vereniging? Wanneer is ze opgericht en hoelang heeft ze bestaan? In de Gemeentegids van Ede 1978-1979 vinden we een laatste vermelding van de vereniging. Wie kent er namen van de personen die op deze foto staan en
20
wanneer, waar en ter gelegenheid waarvan is deze foto gemaakt? Allemaal vragen waar we graag antwoord op willen hebben. Graag uw bericht aan de beheerder foto- en diacollectie HVOB, H. Gijsbertsen.(zie
adres op blz.23)
De foto hiernaast ontvingen we van mevr. Weener uit Ede. De foto is genomen in augustus 1944. Cornelis Beerdsen staat hier op ‘de plantage’ waarop destijds tabak werd verbouwd. Om schootsveld te creëren, hebben de Duitsers de sparren afgezaagd, zoals op de foto is te zien. Achter de nog niet omgezaagde bomen is vaag een toren of hoog gebouw zichtbaar. Wie zou kunnen vertellen waar deze foto is genomen? De term ‘plantagie’ komen we tegen bij de beschrijving van het landgoed Hoekelum, maar het lijkt niet waarschijnlijk dat deze foto in de onmiddellijke omgeving van het kasteel Hoekelum is genomen. Wie kan inlichtingen verschaffen?
Najaarsledenvergadering 15 (en niet 22) november 20.00 uur in de Oude Kerk In de vorige Kostersteen werd de komende najaarsvergadering aangekondigd voor 22 november. Omdat die dag verkiezingen worden gehouden, is besloten de bijeenkomst een week te vervroegen. De vergadering zal dus plaats vinden op woensdag 15 november om 20.00 uur in de Oude kerk.
De najaarsledenvergadering zal in het teken staan van de presentatie van het boek Dit is Bennekom (zie elders in deze Kostersteen). Voor de pauze zal ingegaan worden op de achtergronden en de totstandkoming van het nieuwe boek. Daarna zal het eerste exemplaar worden aan-
21
geboden aan de Burgemeester van Ede, de heer R.C. Robbertsen. Na de pauze zal prof.dr. J.A.J. Vervloet een voordracht houden onder de titel 'Over de betekenis van de regionale en lokale geschiedbeoefening'. In deze bijdrage staat in het bijzonder de verhouding van de plaatselijke geschiedbeoefening ten opzichte van de universitaire en professionele geschiedbeoefening centraal. Hoe heeft deze verhouding zich in de loop der tijd ontwikkeld? Oorspronkelijk keek men vanuit de professionele
hoek neer op het lokale geschiedgebeuren. Het waren immers maar amateurs die zich er mee bezig hielden? Maar dat is al lang verleden tijd. De professionals zijn zelf bekeerd tot dit soort onderzoek dat momenteel als een van de speerpunten van het historisch onderzoek geldt. Om de grote lijnen te ontdekken is onderzoek van onderop tot een 'must' geworden. Daarom is het des te verheugender dat nu weer een mooi boek over de lokale geschiedenis van Bennekom is verschenen!
Mededelingen van het Kijk- en Luistermuseum Bennekom in beeld heet de nieuwe wisselexpositie in het Kijk en Luistermuseum in Bennekom. De expositie bestaat uit meer dan 60 tekeningen en schilderijen in olieverf en aquareltechniek van bekende en minder bekende Bennekomse plekjes en gebeurtenissen die door voornamelijk plaatselijke schilders in beeld zijn gebracht. Naast het onvermijdelijke kasteel Hoekelum zijn o.a. boerderijen uit de Kraats en een bijzonder sfeerschilderijtje van de Vlegeldag te bewonderen. Ook andere plekjes en huizen in Bennekom werden op het schilderdoek vastgelegd. Bekende plaatselijke kunstenaars
als Ouboter, Loots, Haak, Mulder, van Barneveld en Botlaender zijn vertegenwoordigd en ook werk van De Groot ontbreekt niet. Met deze expositie wil het Kijk- en Luistermuseum luister bijzetten aan het 60-jarig bestaan van de Historische Vereniging Oud-Bennekom. Veel van de tentoongestelde werken geven dan ook een beeld van hoe Bennekom er zo’n 60 jaar geleden uitzag. Vanaf zaterdag 21 oktober is er in het museum ook een (gratis) fiets/wandelroute te verkrijgen die u langs veel van de tentoongestelde plekjes en huizen voert. De expositie duurt nog tot en met 25 november.
Mededelingen van het bestuur Nieuwe leden Het bestuur heet de volgende personen van harte welkom als nieuwe leden van de Historische Vereniging Oud-Bennekom: 22
De heer A.J. van Beek De heer P. van Beek De heer P.P. Bosch Mevrouw P. van den Berg Mevrouw H.A.J. Bruinsma-Verhoeven De heer G. de Heij De heer H. van Holland Mevrouw N.S. de Jong De heer P.A. Klopstra
Mevrouw T. Leemhuis-Lieftink De heer M. van Loon De heer en mevrouw L.S. Lutgendorff De heer en mevrouwe A. Schoonrok Mevrouw H. van Steenbergen-Brouwer Mevrouw J. Tanis De heer en mevrouw J. Verhoef Mevrouw E. Wessels-van Dam
Mutaties verzoeken wij u schriftelijk door te geven aan de ledenadministratie, t.a.v. mevr. G.M. Hoogkamer – Weijman, Emmalaan 33, 6721 ET Bennekom Agenda van de Historische Vereniging Oud Bennekom Woensdag 15 november: Najaarsbijeenkomst in de Oude Kerk. Tijdens deze bijeenkomst vindt de presentatie plaats van een nieuw boek over de geschiedenis van Bennekom. Tevens zal de heer J.A.J. Vervloet een inleiding verzorgen; zie elders in deze Kostersteen. Bestuur van de Historische Vereniging Oud-Bennekom A.J. Lever, voorzitter Mevr. M.S. de Vos , vice-voorzitter W.Hol, secretaris (tel.: 0318-416171) W.C.L.van Kalleveen, penningm. Mevr. G.M. Hoogkamer-Weijman, A.T.J. Nooij V.W. van Poortvliet
Prinsenlaan 2, Dikkenbergweg 8 Pr.Bernhardlaan 19, Dikkenbergweg 72, Emmalaan 33, Hullenberglaan 4 Johanniterlaan 34
6721 EC 6721 AC 6721 DN 6721 MB 6721 ET 6721 AM 6721 XZ
Bennekom Bennekom Bennekom Bennekom Bennekom Bennekom Bennekom
Ledenadministratie Mevr. G.M. Hoogkamer-Weijman
Emmalaan 33,
6721 ET
Bennekom
Beheer foto- en diacollectie H. Gijsbertsen
Gasthuisbouwing 9A,
6721 XH Bennekom
Conservator historische collectie C.C. Meulenkamp
Prins Bernhardlaan 15
6721 DN Bennekom
Redactie Kostersteen A.T.J. Nooij, eindredacteur C.A. Heitink H.J. van den Oever P. Smit,
Hullenberglaan 4, Brinkerpad 29, Edeseweg 117, Heelsumseweg 32,
6721 AM 6721 WJ 6721 JT 6721 GT
Bennekom Bennekom Bennekom Bennekom
23