Adviezen/Conclusies Vergadering commissie Bestuur, Middelen en Zuiveringsbeheer d.d. 8 februari 2011
1.
Onderwerp
Advies / conclusie
Opening
Aanwezig: de heer M.J. Glastra (Bos- en Natuureigenaren) de heren H. Schalkwijk en G. van den Hoeven (Agrariërs) mevrouw E. van der Vorm en de heer G.J.P. Jansen (WN) de heer J.P. Verweij (ChristenUnie) mevrouw G.H. van der Nat (PvdA) de heren G.H.J. Weierink, J.L.M.M. Damen en R.D. Woittiez (VVD) de heer N.J.M. Ypma (Bedrijven) mevrouw A. Hiemstra (AWP) de heer J.G.M. Kromwijk (CDA) de heer P.J.M. Poelmann (dijkgraaf) de heren G.P. Beugelink, E.J. Miltenburg en H.A.P. van der Maat (hoogheemraden) de heer E.Th. Meuleman (secretaris) mevrouw C.H. Kemper (notulist, Notuleerservice Nederland) Afwezig met kennisgeving: de heer J.G.M. Reerink (hoogheemraad) de heer W.H.J. de Beaufort (Bos- en Natuureigenaren) de heer G. van Leeuwen (SGP) mevrouw I.N. Faber (PVDD) Afwezig: de heer H.B.G. Ketting (W@I) De voorzitter, de heer Woittiez, opent de vergadering om 19.30 uur en heet iedereen welkom. De agenda wordt vastgesteld zoals die voorligt.
2.
Mededelingen/ ingekomen stukken
Mededelingen De heer Poelmann geeft een toelichting op de evaluatie van de wijze van vergaderen door het algemeen bestuur. De heer Poelmann meldt dat vrijdag aanstaande het conceptbestuursakkoord met oplegnotitie van de Unie van Waterschappen door De Stichtse Rijnlanden zal worden ontvangen. Zodra dit binnen is, zal dit naar het algemeen bestuur worden gestuurd. Dit zal worden besproken in de extra bestuursvergadering van donderdag 17 februari 2011. Ingekomen stukken - Voor agendapunt 4 is de bijlage Tarieven bij draaiknoppen ter vergadering uitgereikt.
3.
Beleidsnota Weerstandsvermogen, risicomanagement, reserves en voorzieningen
De heer Kromwijk (CDA): Het CDA kan zich prima vinden in het voorstel om de bandbreedte voor de reserves te verlagen naar een breedte tussen de 10% en 20%. Het overschot aan reserves dat nu ontstaat zou volgens het CDA terugmoeten naar de belastingbetaler. Het advies is om dit overschot aan te wenden voor een tariefsverlaging van 2% met ingang van 2012. Mevrouw Van der Nat (PvdA): Ook de PvdA stemt in met verlaging van de bandbreedte. Het besteden van het overschot zou de PvdA op dit moment nog niet vast willen leggen. Daarover wil men op een later moment graag expliciet met elkaar van gedachten wisselen. Graag zou men inzicht krijgen in hoe makkelijk een ratio tussen 1.4 tot 2.0 voor het weerstandsvermogen wordt gehaald. Er wordt in de notitie opgemerkt dat de rente op de reserves in de exploitatierekening gehouden kan worden. De ervaring van mevrouw Van der Nat is dat daarmee erg beklemde reserves kunnen ontstaan. Dit zou men ook op een ander tijdstip nog graag nader willen bespreken.
Bestuurszaken / 382819
Pagina 1 van 7
Adviezen/Conclusies Vergadering commissie Bestuur, Middelen en Zuiveringsbeheer d.d. 8 februari 2011
Mevrouw Hiemstra (AWP): Ook de AWP kan zich vinden in de verlaging van de bandbreedtes. Er bestaan zorgen over het inzetten van het nu ontstane overschot voor het verlagen van de tarieven. Dit in het licht van de structurele groei van de begroting en de door te voeren bezuinigingen. Het gat tussen het werkelijke tarief en het kostendekkende tarief wordt met verlaging van de tarieven alleen maar groter. Een vraag van de AWP is hoe het college hier mee zal omgaan. De AWP vraagt zich af of de risico's rond grote bouwprojecten al niet in de begroting van het bouwproject zelf worden afgedekt. De heer Ypma (Bedrijven): Hij is er niet van overtuigd dat De Stichtse Rijnlanden terug kan in bandbreedte voor de reserves. De reden hiervoor is dat de risico-inventarisatie nog niet volledig is. Niet alle posten zijn benoemd. De risico's die in de stukken worden genoemd zijn gewone bedrijfsmatige risico's. Grote overstromingen en het uitvallen van een rwzi zijn bijvoorbeeld niet meegenomen. Dit geldt vooral ook voor de nazorg bij grote calamiteiten. In het verleden zijn deze zaken wel in beschouwing genomen. In de notitie staat aangegeven dat de benodigde minimale weerstandscapaciteit 13 miljoen euro bedraagt. Met een ondergrens van 10% zou dit uitkomen op 10 miljoen euro. Hierin zit een tegenspraak. Als De Stichtse Rijnlanden naar een lagere bandbreedte wil, moeten zaken ook beheerst worden. Het is niet duidelijk hoe dit gaat gebeuren. Dit zou in ieder geval niet moeten gebeuren door het tijdelijk verhogen van de belastingen of het interen op het vermogen. Structureel lagere kosten zijn hiervoor de oplossing. Het afbouwen van reserves heeft consequenties voor de rente-inkomsten en er zal meer geld moeten worden geleend. Bij een lage rentestand is dat geen probleem. Bij een stijging van de rente wordt de toekomstige belastingbetaler opgezadeld met de gevolgen van de huidige bedrijfsvoering. Mevrouw Van der Vorm (WN): WN staat achter de lijn van de notitie. Het is ook voor WN niet helder hoe een ratio tussen 1.4 tot 2.0 kan worden gehaald met een bandbreedte voor de reserves van 10% tot 20%. Bij een weerstandscapaciteit van 10 miljoen euro en een benodigde minimale capaciteit van 13 miljoen euro, is de ratio 0.7. Dat is onvoldoende. Er zal een duidelijke uitwerking moeten komen van hoe het weerstandsvermogen kan worden gehandhaafd bij een verlaging van de bandbreedte voor de reserves. Over de besteding van het overschot zal op een ander tijdstip nader moeten worden overlegd. Om de Nota financiële grondslagen te kunnen intrekken, zal die tijdens de algemeen bestuursvergadering bij de stukken moeten worden gevoegd. De heer Schalkwijk (Agrariërs): De Agrariërs kunnen zich vinden in het verlagen van de bandbreedte voor de reserves. Zij zijn van mening dat de risico's voldoende zijn afgedekt. Het zien van te veel beren op de weg is niet reëel. Het is nu eenmaal niet mogelijk om alle risico's volledig af te dekken. De Agrariërs zijn van mening dat deze vergadering juist het moment is om over de besteding van het overschot te praten. Zij stellen dat de reserves binnen twee jaar moeten worden afgetopt op maximaal 20%. Het geld dat beschikbaar komt, inclusief de rente die daarmee is gemaakt, zal terug moeten naar de belastingbetaler. Bij iedere overschrijding van de bovengrens in de toekomst, zal die in het jaar daarop direct met de belastingbetaler moeten worden verrekend via de tarieven. De heer Glastra (Bos- en Natuureigenaren): De Bos- en Natuureigenaren kunnen zich vinden in de lijn van de notitie. Tot nu toe werd er een risicomijdend beleid gevoerd. Bij bijstelling naar beneden van de bandbreedte van de reserves, wordt een zorgvuldig financieel beleid wel steeds belangrijker. Zij sluiten zich aan bij de opmerking van de AWP over de zorgen voor de toekomst als Bestuurszaken / 382819
Pagina 2 van 7
Adviezen/Conclusies Vergadering commissie Bestuur, Middelen en Zuiveringsbeheer d.d. 8 februari 2011
de tarieven nu verlaagd worden. Er zal een meerjarenplan moeten worden opgesteld. Bij grote reserves hoeft een organisatie niet altijd direct kapitaal van buiten aan te trekken. Bij het afbouwen van reserves zal meer moeten worden geleend. Een goede kosten-batenanalyse hiervan ontbreekt. Ook hiervoor is het schetsen van een meerjarenperspectief noodzakelijk. In de tabel in bijlage 3 mist een kolom met gegevens over wat boven de bovengrens van de bandbreedte zit. De heer Verweij (CU): Hij vraagt zich af wat nu precies het doel is van de aanpassing van de bandbreedte. Ook zonder een aanpassing hiervan kan en moet de discussie gevoerd worden over wat met het overschot gaat gebeuren. Er is te veel geld opgehaald en daarmee moet iets gebeuren. De huidige bandbreedte geeft voldoende ruimte om 10 miljoen euro in te teren. De bandbreedte is minder van belang, het gaat over de actuele stand van de reserves. Het advies van de CU is dan ook om voor de komende twee jaar de bandbreedte niet aan te passen. Als er gekozen gaat worden voor het bijstellen van de tarieven en de aanpassing van de bandbreedte zal dat over een langere termijn moeten worden gespreid. Zo worden rare sprongen voorkomen. De CU vraagt zich af waarom er niet per belastingcategorie een bandbreedte wordt bepaald op basis van verschillende bandbreedtes voor de zuiveringsheffing en voor de watersysteemheffing. De CU merkt op dat er over reserves gesproken wordt, maar moet er eigenlijk niet gesproken worden over de hoeveelheid schulden die De Stichtse Rijnlanden heeft. De reserves vormen op de balans in feite activa. De heer Verweij zou graag wat meer inzicht willen hebben in de omvang van het eigen vermogen van De Stichtse Rijnlanden. Hij vraagt zich af hoe andere overheden en waterschappen hiermee omgaan. De heer Damen (VVD): De VVD sluit zich aan bij wat door de Agrariërs en het CDA naar voren is gebracht. Men is ook voorstander van een tariefsverlaging van 2%. De VVD is van mening dat in relatie tot de kerntaken de bovengrens van de bandbreedte zelfs wel naar 15% kan worden bijgesteld. Maar met het oog op de onderstaande punten bestaat daarover ook wel weer enige aarzeling. Graag zou men benoemd zien waar voor De Stichtse Rijnlanden de risico's liggen. In relatie tot een eventuele korting door het Rijk in de komende jaren is de VVD voorstander van het labelen van reserves voor specifieke risico's. Dit bijvoorbeeld in de vorm van een bestemmingsreserve. In de toekomst is, bij verhoging van de tarieven voor het kunnen financieren van extra taken, een heldere communicatie naar de belastingbetaler over de reden van de verhoging van belang. Behandeling van de opmerkingen en vragen door de portefeuillehouder De heer Miltenburg: Hij constateert dat de meeste fracties het eens zijn met een bijstelling van de bandbreedte naar beneden. Met de opmerking over het minimale weerstandsvermogen van 13% heeft men gelijk. De vraag is wel of 13% echt nodig is. De verwachting is dat gemiddeld op 15% zal worden uitgekomen. Het voorstel is bedoeld in de lijn, die ook al genoemd is, dat er niet teveel geld moet worden opgehaald bij de burger en als dat toch gebeurt, het teveel opgehaalde moet worden teruggegeven. De risico's voor de zuiveringsheffing en het watersysteem verschillen in totaal nauwelijks. Om die reden is er ook geen differentiatie naar deze categorieën. De risico's zijn geanalyseerd. In de nota wordt de top 5 van de risico's genoemd. Jaarlijks worden in de begroting de risico's ook opgenomen. Extreme risico's zoals grote overstromingen met zoetwater worden mede gedekt door het rampenfonds. Die hoeft een waterschap niet alleen te dragen. Er bestaat ook altijd nog de mogelijkheid om bij grote calamiteiten de tarieven te verhogen. Bestuurszaken / 382819
Pagina 3 van 7
Adviezen/Conclusies Vergadering commissie Bestuur, Middelen en Zuiveringsbeheer d.d. 8 februari 2011
De risicoanalyse varieert ook in de tijd. Als voorbeeld wordt de claim voor het baggerdepot genoemd. In het definitieve voorstel voor het algemeen bestuur zal meer aandacht worden besteed aan de uitleg over hoe de in de stukken genoemde ratio's tot stand zijn gekomen. De reserves staan niet op de bank van De Stichtse Rijnlanden. Die worden gebruikt voor investeringen om zo niet al te veel geld te hoeven lenen. Bij het verlagen van de reserves worden er inderdaad rente-inkomsten gemist. Een verlaging van de reserves met ongeveer 10 miljoen euro zal de rentelasten met ongeveer 400.000 euro doen stijgen. Dit werkt dus door in de exploitatierekening. Door het toevoegen van de rente aan de reserves, wordt de exploitatierekening nog eens extra belast. Daarnaast wordt door het toevoegen van de rente aan de reserves het reserveoverschot alleen maar groter dan het al is. Het toerekenen van rente per categorie belastingbetaler is ongebruikelijk. Als besloten wordt de reserves naar beneden bij te stellen, is op dat moment ook helder wat daarvan de kosten zijn voor De Stichtse Rijnlanden. Over de wijze waarop het overschot moet worden besteed verschillen blijkbaar de meningen. De gevolgen in 2014/2015 van de actie Storm, nog eens 4,2 miljoen euro voor De Stichtse Rijnlanden, zouden in deze beschouwing zeker moeten worden meegenomen. De heer Miltenburg is ook voorstander van het bezien van een langere termijn om grote sprongen in de tarieven te voorkomen. Het is nu niet het moment om ook daadwerkelijk de inzet van de reserves te benoemen. Bij het vaststellen van de begroting en daarmee de tarieven is dit aan de orde. Bij de behandeling van de voorjaarsnota komt dit punt ook aan de orde. Het Rijk heeft geen mogelijkheid om waterschappen te korten. Waterschappen worden nooit rechtstreeks door het Rijk gefinancierd. Het labelen van reserves is alleen mogelijk als daar concreet een bestemming van die reserve aan ten grondslag ligt. Op een reële termijn moet dat geld dan ook aan die bestemming worden uitgegeven. Er zal worden nagegaan of er wellicht voor baggerwerken gelabeld kan worden gereserveerd. De Stichtse Rijnlanden leent op dit moment 235 miljoen euro. Het eigen vermogen is 28,5 miljoen euro. Echter, alle stuwen en sluizen worden niet voor de werkelijke waarde opgenomen op de balans. Dat werkt anders dan bij een commerciële onderneming. Zo heeft De Stichtse Rijnlanden ook niet een bepaalde hoeveelheid eigen vermogen nodig om goedkoop te kunnen lenen. Dat kan omdat een waterschap een overheidsorgaan is dat aantoont dat het een solide bedrijfsvoering heeft. Wettelijk gezien geldt als garantie ook dat bij financiële problemen het tekort kan worden opgehaald bij de belastingbetaler. De informatie over de risico's bij grote bouwprojecten/investeringen zal als aparte bijlage bij de stukken worden gevoegd. De tabel in bijlage 3 zal indien nodig worden aangepast. De Nota financiële grondslagen zal bij de stukken worden gevoegd. Er zal worden nagegaan of het mogelijk is om, bijvoorbeeld met een presentatie, inzicht te geven in de opbouw van de risico's. De heer Schalkwijk (Agrariërs): De Agrariërs benadrukken dat zij graag een voorstel tegemoet zien waarin het overschot zo snel als mogelijk is, wordt teruggeven aan de belastingbetaler. Het nemen van een voorschot op mogelijke doemscenario's in de toekomst stellen zij niet op prijs. Er is in het verleden te veel geld opgehaald en dat moet terug naar de belastingbetaler. Advies. Met inachtneming van hetgeen is opgemerkt en toegezegd de Beleidsnota weerstandvermogen, risicomanagement, reserves en voorzieningen met een positief advies door te geleiden naar het algemeen bestuur. 4.
Evaluatie kostentoedeling
Bestuurszaken / 382819
De heer Weierink (VVD): Een stijging van het kostenaandeel ingezetenen met ruim 30% vindt de VVD niet wenselijk. Dit vooral ook in het licht van het vorige agendapunt. Pagina 4 van 7
Adviezen/Conclusies Vergadering commissie Bestuur, Middelen en Zuiveringsbeheer d.d. 8 februari 2011
De VVD zou het op prijs hebben gesteld als de volledige achtergrondinformatie beschikbaar zou zijn gesteld. Tariefsdifferentiatie is naar de mening van de VVD een goed punt: wie gebruikt betaalt. Wel vraagt men zich af waarom de bemalen gebieden in dit verband niet worden genoemd. De heer Kromwijk (CDA): De wijze waarop de wegen in de categorie onbebouwd worden meegenomen lijkt onevenwichtig. Het CDA wil graag onderzoeken of hier niet een andere verdeling gemaakt kan worden. Het CDA is niet voor het verhogen van het kostenaandeel ingezetenen. Het CDA wil graag het waterbergend vermogen in de discussie brengen. Het uitgangspunt daarbij zou moeten zijn dat de categorie ongebouwd al vaak per definitie bij extreme regenval een waterbergend vermogen heeft. Voor die waterbergende functie zou een korting op de tarieven wellicht op zijn plaats zijn. Het gaat hierbij niet om specifiek aan te wijzen gebieden, maar om een functie van ongebouwd als geheel die als grondslag dient voor de hoogte van het tarief. Mevrouw Van der Nat (PvdA): De PvdA ziet geen aanleiding voor het verhogen van het kostenaandeel ingezetenen. Sinds de discussie in 2008 zijn er voor de wegen geen nieuwe gegevens beschikbaar die opnieuw een discussie rechtvaardigen. Een tariefsdifferentiatie voor wegen is dus niet aan de orde. Een tariefsdifferentiatie voor buitendijkse gebieden is bespreekbaar. Mevrouw Hiemstra (AWP): De AWP vindt zowel de verhoging van het kostenaandeel ingezetenen als een tariefsdifferentiatie voor wegen en buitendijkse gebieden onwenselijk. De heer Ypma (Bedrijven): De Bedrijven zien geen reden voor het verhogen van het kostenaandeel ingezetenen. De heer Schalkwijk (Agrariërs) merkt op dat het doel van de evaluatie was om de tarieven voor de categorie ongebouwd weer in lijn te krijgen met de overige tarieven. De tarieven voor ongebouwd zijn de laatste jaren onevenredig verhoogd. Mevrouw Hiemstra (AWP) bevestigt dit. De uitwerking is niet gebaseerd op de aanleiding. De evaluatie is geschreven vanuit de wenselijkheid van een verhoging van het kostenaandeel ingezetenen. Het uitgangspunt voor de discussie zou de aanpassing van het kostenaandeel ongebouwd moeten zijn. Mevrouw Van der Vorm (WN): WN is van mening dat het voorliggende stuk onvoldoende informatie bevat om de gestelde vragen te kunnen beantwoorden. De kosten voor de verschillende categorieën zouden eerst helder in beeld moeten worden gebracht. Dan pas kan een vergelijking worden gemaakt. WN vindt een toelichting op de bijlage wenselijk. De heer Van den Hoeven (Agrariërs): De Agrariërs constateren dat zij in het voorkomen van wateroverlast in de dorpen en steden een cruciale rol spelen. Zij zijn wel voorstander van het verhogen van het kostenaandeel ingezetenen en wel tot het maximum van 50%. De kosten voor de categorie natuur komen ten laste van de categorie overig ongebouwd. Vanuit het uitgangspunt dat de natuur voor iedereen is, is dit onredelijk. De Agrariërs zijn voorstander om voor extreme gevallen, specifieke gebieden voor waterberging aan te wijzen. Voor het bergen van water zou dan een aparte vergoeding moeten worden betaald. Men is geen voorstander van een tariefsdifferentiatie voor deze functie. De heer Glastra (Bos- en Natuureigenaren): De heer Glastra merkt op dat de categorie natuur sinds de invoering van die categorie Bestuurszaken / 382819
Pagina 5 van 7
Adviezen/Conclusies Vergadering commissie Bestuur, Middelen en Zuiveringsbeheer d.d. 8 februari 2011
30% meer waterschapsheffing is gaan betalen. De bron van inkomsten voor natuureigenaren zijn vaak alleen donaties. Hij is het eens met de stelling dat de natuur er voor iedereen is. De voorliggende evaluatie is niet helder over welk probleem er opgelost moet worden. Om te komen tot een tariefsdifferentiatie zou er eerst een onderbouwing van de kosten moeten komen. Bijvoorbeeld voor de wegen. Maakt De Stichtse Rijnlanden daar inderdaad veel kosten voor de drooglegging ervan of zit het in de waarde zelf? De gedachte over waterberging is interessant. Naast actieve waterberging weet iedere grondeigenaar dat men ook te maken kan krijgen met passieve waterberging. Het specifiek belonen van waterberging of verdisconteren in de tarieven is een goede suggestie. Het zou redelijk zijn om de kosten hiervoor voor een deel ten laste van de bemalen gebieden te brengen. Wellicht zou tariefsdifferentiatie kunnen worden ingezet als instrument bij het uitvoeren van het beleid; bijvoorbeeld bij de aanleg van natuurvriendelijke oevers.
De heer Verweij (CU): Het verzoek van de CU is om bij de evaluatie de doelen die in de bestaande kostentoedeling zijn gesteld als uitgangspunt te nemen. Een belangrijk uitgangspunt was voor 2009 om de kosten zo eerlijk mogelijk te verdelen. De vraag is of dat daadwerkelijk is gebeurd. Mogelijk moet over het buitendijks gebied genuanceerder worden gedacht. Een doel van de vorige evaluatie was onder andere om te komen tot een eenvoudiger heffingssysteem. De CU is van mening dat het systeem inderdaad eenvoudiger is geworden. In deze evaluatie komt er geen probleem naar voren, waarvoor het systeem drastisch zou moeten worden gewijzigd. De CU vindt het jammer dat de argumenten van twee jaar geleden nu niet worden genoemd. Met name over de differentiatie van het tarief voor de wegen waren veel argumenten omdat vooral niet te doen. De heer Verweij begrijpt dat de Agrariërs minder willen bijdragen. Als dat zou gebeuren, zou het adagium van De Stichtse Rijnlanden 'belang, betaling, zeggenschap' moeten gelden. Als er minder wordt betaald, zou ook het aantal zetels van de Agrariërs naar beneden moeten. Voor de ingezetenen wordt een mogelijk percentage van 50% voorgesteld. Bij het omslaan van dit percentage is het wenselijk rekening te houden met de draagkracht van burgers. Opmerkingen en aanvullende vragen van de portefeuillehouder De heer Miltenburg: Een verhoging van het percentage voor de ingezetenen naar 50% zoals de Agrariërs willen, zal een grote invloed hebben op de tarieven voor de categorieën gebouwd en ongebouwd. Een korting op de tarieven voor de functie van waterberging houdt altijd in dat de tarieven voor de ingezetenen omhoog moeten. De heer Miltenburg vraagt zich af hoe hard het punt voor het CDA is dat de tarieven voor de ingezetenen niet mogen stijgen. De heer Kromwijk (CDA) licht toe dat het niet de bedoeling is de verdeling te wijzigen. Bij een korting gaan dus andere categorieën dan de ingezetenen ook meer betalen. De heer Verweij (CU) merkt in dit verband op dat het eenvoudiger is om agrariërs die bijvoorbeeld waterbergingstaken, ecologisch oeverbeheer en baggerwerkzaamheden op zich nemen, los van de kostentoedeling een vergoeding te betalen. De heer Schalkwijk (Agrariërs) pleit nogmaals voor een beschouwing in het licht waarvoor de evaluatie oorspronkelijk bedoeld was. Dit ook om te voorkomen dat bij de begrotingsbehandeling er toch weer een verhoging van 10% aan de categorie ongebouwd wordt opgelegd. Conclusie. Uit de consultatie komt naar voren dat, om op een later tijdstip tot een afgewogen advies te kunnen komen, de commissie BMZ behoefte heeft aan meer informatie, met name op het gebied van effecten tariefsdifferentiatie en reële kosten. Bestuurszaken / 382819
Pagina 6 van 7
Adviezen/Conclusies Vergadering commissie Bestuur, Middelen en Zuiveringsbeheer d.d. 8 februari 2011
5.
Rondvraag
Er zijn geen punten voor de rondvraag.
6.
Sluiting.
De voorzitter sluit de vergadering om 21.35 uur.
Voor akkoord, Vergadering commissie BMZ 12 april 2011 De secretaris,
Bestuurszaken / 382819
w.g.
drs. E.Th. Meuleman
Pagina 7 van 7