Conclusies Vergadering commissie Bestuur, Middelen en Zuiveringsbeheer d.d. 13 november 2012

Adviezen/Conclusies Vergadering commissie Bestuur, Middelen en Zuiveringsbeheer d.d. 13 november 2012

CONCEPT

1.

Onderwerp

Advies / conclusie

Opening

Aanwezig: mevrouw E. van der Vorm en de heer G.J.P. Jansen (WN) de heer J.G.M. Kromwijk (CDA) de heer R.D. Woittiez (VVD) mevrouw G.H. van der Nat (PvdA) mevrouw A. Hiemstra (AWP) de heer P.M. Terpstra (W@I) de heer J.P. Verweij (ChristenUnie) mevrouw W.A. Bodewitz (PVDD) mevrouw A.J. de Kruijf (Bos- en Natuureigenaren) de heer N.J.M. Ypma (Bedrijven) de heer H. Schalkwijk (Agrariërs) P.J.M. Poelmann (dijkgraaf) de heren J.G.M. Reerink, en G.P. Beugelink (hoogheemraden) de heer E.Th. Meuleman (secretaris) mevrouw C.H. Kemper (notulist, Notuleerservice Nederland) Afwezig met kennisgeving: mevrouw T. van der Stroom (VVD); de heer G. van Leeuwen (SGP); de heren E.J. Miltenburg en H.A.P. van der Maat (hoogheemraden) De voorzitter, de heer Woittiez, opent de vergadering om 21.10 uur en heet iedereen welkom. Ondanks de verlate start van de vergadering streeft de voorzitter ernaar om de vergadering uiterlijk 22.30 uur te sluiten. Agenda De agenda wordt vastgesteld zoals die voorligt in het besef dat de eindtijd van de vergadering 22.30 uur zal zijn.

2.

Adviezen/ conclusies en actiepuntenlijst

Bestuurszaken / DM 596948

a) Adviezen en conclusies 25 september 2012, openbaar gedeelte Redactioneel Er zijn geen op- of aanmerkingen. Het verslag wordt vastgesteld. Naar aanleiding van De heer Beugelink verwijst naar de opmerking door de heer Ypma (Bedrijven) onder agendapunt 2. Hij is niet van plan aan de lijn der verwachting van de heer Ypma te gaan voldoen. b) Adviezen en conclusies 25 september 2012, geheim gedeelte Redactioneel Er zijn geen op- of aanmerkingen. Het verslag wordt vastgesteld. Naar aanleiding van Er zijn geen punten naar aanleiding van. c) Adviezen en conclusies 9 oktober 2012 Redactioneel Er zijn geen op- of aanmerkingen. Het verslag wordt vastgesteld. Naar aanleiding van De heer Verweij (CU) merkt op dat hij niet bij deze vergadering aanwezig was; wel had hij zijn opmerkingen vooraf schriftelijk doorgegeven. De heer Verweij deelt mee dat hij nog een reactie van de portefeuillehouder zal krijgen op zijn inbreng over agendapunt 3. d) Actiepuntenlijst Ten aanzien van de actiepunten 136, 139, 146, 147, 150, 155 en 157 is een toelichting in de leeswijzer opgenomen. De lijst wordt conform deze toelichting aangepast. Ad 146.1 Mevrouw Bodewitz (PVDD) verwijst naar de toelichting op actiepunt 146.1. De PVDD is daar blij mee en verzoekt om niet pas na 3 jaar, maar ook om tussentijds een terugkoppeling te geven als dat mogelijk is. De heer Beugelink geeft aan dat dit zal gebeuren als dit opportuun is. Pagina 1 van 10


CONCEPT Ad 150 Mevrouw Van der Vorm (WN) verwijst naar de toelichting op actiepunt 150 en specifiek naar de laatste alinea in het kader. WN zou graag zien dat op de actiepuntenlijst wordt opgenomen dat aan het afwegingskader wordt gewerkt met daarbij een termijn waarop de commissie de resultaten tegemoet kan zien. In de beleidsnota die onder agendapunt 11 zal worden besproken, staat expliciet vermeld dat die niet gaat over preventieve maatregelen. Daarom is een afzonderlijke rapportage wenselijk. De heer Beugelink zegt toe dat hieraan kan worden voldaan. Informerend deel 3.

Mededelingen/ ingekomen stukken

Mededelingen Er zijn geen mededelingen. Ingekomen stukken/ter kennisneming toegestuurd: Er zijn geen stukken.

Stukken ter advisering 4.

Realisatie uitbreiding afvalwatertransportsysteem Houten

Eerste termijn De heer Verweij (CU):  De CU wil graag weten wat de gebruikelijke kosten zijn voor het aanleggen van een kilometer persleiding.  Er wordt geen informatie gegeven over de tracékeuze in relatie tot de milieurisico's. Is op dat gebied een afweging gemaakt?  Er ligt een voorstel waarin het algemeen bestuur moet besluiten over het tracé. Is het nodig dat het bestuur instemt met het tracé of is kennisname daarvan voldoende? Mevrouw De Kruijf (Bos- en Natuureigenaren):  In relatie tot eventuele overschrijdingen is er geen risicoparagraaf opgenomen. In de kanttekeningen van de oplegnotitie wordt wel genoemd dat door de vergunningenprocedure de werkzaamheden kunnen worden vertraagd. Hoe groot is dit risico? Door het risico te classificeren kan in het geval dat het risico zich voordoet, daar ook op worden gestuurd. De heer Ypma (Bedrijven):  De kosten voor de aanleg van de persleiding bedragen 815.000 euro terwijl de investeringskosten op 1,3 miljoen euro worden geraamd. Wat wordt er voor het verschil gedaan?  De aanpassing en renovatie van het gemaal kosten 470.000 euro. Uit eerdere publicaties blijkt dat deze actie 300.000 euro tot 350.000 euro kost. Wat maakt de aanpassing en renovatie hier zo duur? De heer Kromwijk (CDA):  Het CDA is blij met de keuze tussen twee tracés. Het CDA is niet van mening dat nu al de risico's moeten worden gekwantificeerd. De besprekingen met de grondeigenaren over de vestiging van een zakelijk recht moeten nog plaatsvinden. Als daar problemen ontstaan, kan nog voor het andere tracé worden gekozen. Daarmee is helder waar het risico ligt. Behandeling van de opmerkingen en vragen door de portefeuillehouder De heer Reerink:  De vragen over de kosten voor de persleiding en de milieurisico's van de CU zullen schriftelijk worden beantwoord. Dat geldt ook voor de beide vragen van de Bedrijven.  De investering bedraagt 1,3 miljoen euro en moet daarmee worden voorgelegd aan het algemeen bestuur. Daarbij wordt het algemeen bestuur deelgenoot gemaakt van de keuze van het college voor het tracé.  Het antwoord op de vraag over de classificatie van het risico is al voor een deel door de heer Kromwijk (CDA) gegeven. Het is de verwachting dat er weinig protesten zullen zijn. Een deel van de grond is overheidsgrond en met de beide gemeenten heeft al


Pagina 2 van 10


CONCEPT afstemming plaatsgevonden. De heer Verweij (CU) wijst op zijn vraag over punt 1 van het besluit. Is het niet voldoende dat het algemeen bestuur kennisneemt van de overwegingen van het college of wil het college dat het algemeen bestuur expliciet besluit over de keuze van het tracé? In het tweede geval heeft het college niet meer de keuze om voor het alternatieve tracé te kiezen in het geval er problemen ontstaan. De heer Reerink stelt voor de tekst van het besluit aan te passen zodat voor het tracé door het bestuur geen keuze hoeft te worden gemaakt. Advies - De schriftelijke beantwoording van de vragen opnemen in de stukken die over het onderwerp worden aangeboden aan het algemeen bestuur. - Aanpassen van de tekst onder punt 1 van het besluit. - Daarmee het stuk als hamerstuk doorgeleiden naar het algemeen bestuur. 5.

Energievisie Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

De heer Beugelink geeft aan dat zijn naam weliswaar op het stuk staat, maar dat de energievisie een onderwerp is waarvoor de heer Reerink en hij samen verantwoordelijk zijn. De heer M. van Schaik (ambtenaar) is aanwezig voor het beantwoorden van eventuele technische vragen. Eerste termijn De heer Ypma (Bedrijven):  Het belangrijkste bezwaar tegen het concept is niet weggenomen. Er wordt nog steeds gewerkt met de vier kwadranten. De heer Ypma begrijpt nog steeds niet dat er vier verschillende koersen zijn.  De Bedrijven verwachten dat in een visie of een beleidskader de onderwerpen die binnen het bereik liggen nadrukkelijk worden benoemd. Daarnaast moet worden aangegeven hoe daarmee om te gaan. Met een onderbouwing van die onderwerpen is de visie dan neergezet.  Uit het stuk komt niet naar voren wat de potentie is van de energievoorraad van De Stichtse Rijnlanden. Er wordt niet genoemd hoe er wordt gedacht die voorraad te gaan benutten. Dat wil vooral zeggen hoe die zelf te benutten. De Stichtse Rijnlanden kende het beleid om het slib te concentreren op twee locaties en het daar te gaan benutten. Met nieuwe technologieën zoals TDH wordt het mogelijk om lokaal de energie die uit het slib kan worden gehaald te benutten. Dat is veel rendabeler dan het slib te vergassen en als gas af te zetten op de markt. Dat vraagt om een masterplan en dat had ook kunnen worden uitgewerkt.  Het salderen van de energiepotentie kan voorlopig wel worden vergeten. Dat zou ook gaan betekenen dat het belastingstelsel van De Stichtse Rijnlanden voor een deel geen dekking meer heeft.  De Bedrijven zijn het eens met het koppelen van duurzame energie aan de installaties en aan de terreinen. Daarbij moet wel rekening worden gehouden met het feit dat de open ruimte vaak ook een functie heeft. De duurzame energie die wordt opgewekt, moet ook wel door de installaties van De Stichtse Rijnlanden kunnen worden benut.  Het streven naar het energieneutraal krijgen van de installaties wordt gemist. Mevrouw Van der Nat (PvdA):  De PvdA vindt het een goede, evenwichtige nota met de vier kwadranten, de beschrijving van de uitgangspunten, de visie, de concretisering in het actieplan en de kosten-baten-waterbeheeranalyse. De gedachtegang op hoofdlijnen kan goed worden gevolgd en er kan goed een mening over worden gevormd.  Over punt 1d van de argumenten in de oplegnotitie heeft de PvdA een vraag. Het is gemakkelijk concurreren als er allerlei zaken niet worden meegenomen. De PvdA wil graag nog een toelichting op het statement in de laatste zin.  Mevrouw Van der Nat verwijst naar de tweede bullet van de conclusies op pagina 28. Het principe spreekt de PvdA wel aan, maar de formulering is vaag. Hoe zal worden bepaald wat je niet alleen kunt en wie beslist daarover?


Pagina 3 van 10


CONCEPT De heer Kromwijk (CDA):  Het CDA heeft waardering voor hoe de nota is opgezet. Voor De Stichtse Rijnlanden ligt er als overheidsinstelling een bepaalde verantwoordelijkheid voor hoe om te gaan met duurzame energie. Voor het CDA is het uitgangspunt dan er niet verder wordt gekomen als er geen risico wordt genomen. Het uitgangspunt in de visie is dat investeringen in techniek niet worden gedaan als die niet worden terugverdiend binnen 10 tot 15 jaar. Dat is in dit verband een zeer goed uitgangspunt. Binnen dat uitgangspunt kan ook een risico worden genomen, soms in gezamenlijkheid en soms alleen. Daarmee kan vooruitgang worden geboekt en kennis worden vergaard. Mevrouw Hiemstra (AWP):  De AWP heeft ook wat moeite met de vier koersen.  Er is een bepaald budget om te komen tot het efficiënter omgaan met energie. De AWP blijft worstelen met de vraag hoe kan worden bepaald waar op moet worden ingezet om met het beschikbare budget een zo groot mogelijke efficiëntie te bereiken. Er worden hier allemaal oplossingen aangedragen. De AWP zou daarvoor een onderbouwing willen zien waarom die het meest efficiënt zijn.  Op pagina 13 worden de acties benoemd, voor bijvoorbeeld het realiseren van bellenbeluchting. Er wordt niet genoemd of de huidige installaties vervroegd zullen worden afgeschreven. Het vervangen van de beluchtingsinstallatie voor het einde van de technische levensduur zou de AWP jammer vinden. De heer Schalkwijk (Agrariërs):  Een energieneutraal waterschap lijkt wellicht een utopie, maar daarnaar moet wel worden gestreefd en ook voor worden geïnvesteerd. Het is wel zo dat met het oog op de kosten de risico's in de hand moeten worden gehouden. Wat wordt geïnvesteerd, moet dus ook renderen. Kan opgewekte energie bijvoorbeeld ook worden opgeslagen of worden geleverd aan derden? Dat laatste zal niet altijd even gemakkelijk zijn. Hoe wordt hier over gedacht? Mevrouw Van der Vorm (WN):  Voor WN is het een heldere nota waar de uitgangspunten goed op een rij zijn gezet. WN kan zich in de nota vinden.  Er wordt steeds gesproken over zichtbaar duurzaam zijn als een uitgangspunt. Wat wordt daarmee bedoeld? Mevrouw Bodewitz (PVDD):  De PVDD sluit zich aan bij de opmerkingen van de PvdA. De nota wordt zeer op prijs gesteld en gezien als een positieve ontwikkeling. De heer Terpstra (W@I):  W@I blijft ook moeite houden met de vier koersen. Waarom wordt niet uitgegaan van het beste van die vier koersen en van wat het meest voor de hand ligt?  Bij W@I bestaat het gevoel alsof er een bepaalde richting wordt opgegaan, zoals ook bij WINNET, die buiten de scope van een waterschap valt. Er kan best een bepaald risico worden genomen. Als De Stichtse Rijnlanden zelf zaken zo kan regelen dat die renderend worden tegen een redelijk bedrag aan kosten, is dat prima. Het stellen van grote eisen en het resultaat daarvan vervolgens goedkoop doorgeven aan een energieleverancier valt daar niet onder. De heer Verweij (CU):  In de nota is prima verwoord hoe daar in het begin van 2012 door de commissie over is gesproken. In de oplegnotitie staat dat de kern van de visie is beschreven op twee pagina's en de rest is toelichting. Er wordt aan het algemeen bestuur gevraagd de visie als beleidskader vast te stellen. Welke twee pagina's worden precies bedoeld of moet toch het hele stuk inclusief toelichting worden vastgesteld?  Binnen een meegegeven beleidskader zullen alle voorstellen worden uitgewerkt. In Bestuurszaken / DM 596948

Pagina 4 van 10


CONCEPT





 

hoofdstuk 5 is al een actieprogramma opgenomen, maar dat is niet voorzien van een financiële paragraaf. Een actieprogramma kan in feite niet daarvan worden losgekoppeld. Hoe moet dit actieprogramma worden gelezen? In de nota wordt regelmatig gesproken over investeringen die rendabel zijn met bijvoorbeeld 10 of 15 jaar als afschrijvingscriterium. Het is gevaarlijk om een dogma alleen te baseren op afschrijvingscriteria. Er zou bijvoorbeeld ook moeten worden gekeken naar de restwaarde en het grotere verband waarbinnen investeringen worden gedaan. Er zijn op dat moment wellicht investeringen te bedenken die een veel kortere terugverdientijd kennen en dus voorrang zouden moeten krijgen. Dit past binnen de eerder door de CU gemaakte opmerking dat duurzaamheid niet moet worden beoordeeld op individuele investeringen, maar op het geheel aan investeringen. Dan kan voor de meest duurzame investeringen worden gekozen. In 2050 zouden de installaties energieneutraal moeten zijn. Dat is met een bepaalde opvatting in de nota niet zo moeilijk. Er wordt gesteld dat als er werk wordt uitbesteed aan derden, dat energieverbruik niet wordt meegerekend. Als alles zou worden uitbesteed aan de markt, is De Stichtse Rijnlanden zo energieneutraal. Dat kan niet de bedoeling zijn. De vraag is of de ambitie om in 2050 energieneutraal te willen zijn de juiste vertaling is van de discussie eerder dit jaar. Er wordt gemist dat bij het uitvoeren van werken door derden in relatie tot het energieverbruik de eis van maatschappelijk verantwoord ondernemen een criterium zou moeten zijn bij de aanbesteding. De Stichtse Rijnlanden zal zelf niet gaan investeren in windmolens vanwege de maatschappelijke gevoeligheid voor het plaatsen van windmolens. Wel zal er de mogelijkheid aan derden worden geboden om windmolens op onbenutte terreinen van De Stichtse Rijnlanden te plaatsen. Maatschappelijk gezien blijft de relatie met De Stichtse Rijnlanden dan toch bestaan.

Mevrouw De Kruijf (Bos- en Natuureigenaren):  De Bos- en Natuureigenaren waarderen het zeer dat er een energievisie is opgesteld.  Het beleidskader hinkt wel op twee gedachten, omdat er ook een actieprogramma is opgenomen. Bij een actieprogramma hoort een financiële onderbouwing en die is niet opgenomen. Er zou een splitsing moeten worden aangebracht of er moet een financiële paragraaf worden toegevoegd.  Dit is nu net een onderwerp waar juist samenwerking met andere overheden tot meer kan leiden dan de som der delen. Het is jammer dat dit punt in deze nota niet is uitgewerkt. Behandeling van de opmerkingen en vragen door de portefeuillehouders De heer Beugelink:  Hij bedankt mede namens de heer Reerink voor de complimenten over de nota. Die zullen aan de organisatie worden doorgegeven.  De vier koersen in het kwadrant zijn de uitersten om het speelveld te bepalen. Die uitersten hebben een naam gekregen en zijn zo goed mogelijk beschreven. De koersen vormen een onderdeel van het proces om te komen tot wat wenselijk is. Door het maken van keuzes wordt ergens in het gebied van de vier kwadranten uitgekomen, afhankelijk van wat op dat moment de prioriteit krijgt. Het is dus niet zo dat er voor één kwadrant, ofwel één koers wordt gekozen. De vier kwadranten vormen het gebied waarbinnen het geheel zich afspeelt. Dat is eerder in de commissie uitgelegd en in de uitwerking is wat de commissie vond, bijna letterlijk opgenomen.  Binnen De Stichtse Rijnlanden gaat er veel om op het gebied van energie. De terugverdientijd vormt daarbij een richtlijn. De Stichtse Rijnlanden heeft zich ook verbonden aan allerlei akkoorden om te komen tot energiebesparing. Dit zijn allemaal stapjes in de richting. Daarnaast is het doel de energie-inhoud van De Stichtse Rijnlanden op een zo doelmatig mogelijke manier te gaan gebruiken, of het nu gaat over gas of over elektriciteit. Die keuze staat ook nog niet vast, net zoals de vraag of het biogas wellicht moet worden omgevormd tot aardgas.  De Stichtse Rijnlanden is eigenlijk wel duurzaam bezig. Tot nu toe is De Stichtse Bestuurszaken / DM 596948

Pagina 5 van 10


CONCEPT Rijnlanden te bescheiden om dat ook zichtbaar uit te dragen. Dat wordt bedoeld met zichtbaar duurzaam. Bijvoorbeeld de tekst op de auto's van De Stichtse Rijnlanden die op dit moment op biogas rijden. Er moet worden nagedacht over hoe meer en beter kan worden uitgedragen dat De Stichtse Rijnlanden op een duurzame wijze werkt.  Voordat de nota naar het algemeen bestuur gaat, zal nog worden gekeken naar wat met het actieplan in relatie tot de financiën moet gebeuren.  Pagina 3 en 4 van de nota zijn de pagina's die als beleidskader ter instemming worden voorgelegd. De rest van de nota is toelichting. De heer Verweij (CU) merkt op dat het prima is om zo de nota vast te stellen. Wel vraagt hij om helderder te duiden wat door het college wordt gevraagd om vast te stellen. De heer Reerink:  De Energiefabriek is een landelijk project. Er wordt ook geprobeerd om landelijk contracten af te sluiten. Daar wordt ook de vraag gesteld of het zinvol is om gas dan wel elektriciteit te leveren. Het is zeker zo dat wat in de eigen installaties kan worden gebruikt vooral ook voorrang moet krijgen. Er wordt nu nog gezocht naar de optimale situatie rond de energie door De Stichtse Rijnlanden maar ook landelijk gebeurt dit.  De heer Reerink merkt op dat het actieplan er niet bij zit om te worden goedgekeurd. Het is bedoeld om het geheel wat concreter te maken. Bij de begrotingsbehandeling zal duidelijk worden hoeveel geld voor dit onderwerp beschikbaar is. Dan pas kan er worden gekozen voor concrete projecten. Bij die keuze spelen allerlei zaken een rol zoals het maken van werk met werk, het restant van de afschrijvingswaarde en het eventueel behalen van andere voordelen. De keuzes zullen heel concreet zijn en met planningen rekening houden. Het is niet één lijn die altijd wordt gevolgd. Als voorbeeld noemt de heer Reerink de bellenbeluchting voor de rwzi's Leidsche Rijn en De Bilt. Tweede termijn Mevrouw Bodewitz (PVDD):  Er is door de heer Verweij ingebracht dat de CU bezwaar heeft tegen het feit dat het energieneutraal werken niet is gebaseerd op het uitbestede werk. De CU heeft gevraagd of het energieneutraal werken niet een criterium kan zijn bij de aanbesteding. De PVDD zou graag willen weten of dat niet mogelijk is.  Over het plaatsen van windmolens door derden op terreinen van De Stichtse Rijnlanden is door de CU ook een vraag gesteld. De PVDD zou graag deze argumenten met het oog op de besluitvorming ook willen horen. De heer Ypma (Bedrijven):  De Bedrijven zouden graag de huidige verdeling van het fysieke energieverbruik willen kennen. Die zou in relatie worden moeten worden gebracht met de benutting van de op te wekken energie. Dit zal uiteindelijk het succes bepalen van de energievisie en dan kan er ook van energetisch neutraal werken worden gesproken.  Waar is 15 jaar om energieneutraal te worden op gebaseerd? De heer Kromwijk (CDA) vraagt of de Bedrijven bedoelen dat er bijvoorbeeld naast de transportleiding voor slib een elektriciteitskabel wordt gelegd om de opgewekte energie op de locatie waar het slib is geproduceerd te benutten. De heer Ypma (Bedrijven) bevestigt dat dit in principe de bedoeling is. Behandeling van de opmerkingen en vragen door de portefeuillehouders De heer Beugelink:  Het zelf plaatsen van windmolens valt buiten de kerntaken van De Stichtse Rijnlanden. Derden kunnen dat wel willen en De Stichtse Rijnlanden heeft daar de ruimte voor. Een voorwaarde voor het daaraan meewerken is het bestaan van maatschappelijk draagvlak voor het plaatsen van die windmolens.  De suggestie van de Bedrijven is prima. Uiteraard wordt primair de energie geproduceerd voor toepassing in de eigen installaties. Dat staat ook in de visie. Wat er over is, zal worden geprobeerd in de markt af te zetten.  Duurzaamheid is een van de pijlers in de aanbestedingen van De Stichtse Rijnlanden. Bestuurszaken / DM 596948

Pagina 6 van 10


CONCEPT De landelijke richtlijn voor duurzaam aanbesteden wordt gevolgd. Daarin zitten ook criteria voor het energieverbruik. In het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen wordt door De Stichtse Rijnlanden gekeken of daar niet een stap verder in kan worden gegaan dan de landelijke richtlijn. De heer Reerink:  Juist om afnameproblemen voor de opgewekte energie te voorkomen moet het slib niet op één locatie worden verwerkt. Voor de rwzi Utrecht is gekeken of als er een transportleiding wordt aangelegd er ook niet meteen een elektriciteitsleiding naast kan worden gelegd. Door de elektriciteitsmaatschappijen en TenneT worden daar wel allerlei voorwaarden aan gesteld. Daar waar het kan en mag, zal het ook gebeuren. De heer Verweij (CU) vraagt nog aandacht voor voorwaarden voor plaatsing van windmolens en andere installaties op eigen terreinen die nu niet in de kaderstelling zijn opgenomen. Hij geeft daarbij het voorbeeld van de zendmasten op het terrein van de rwzi in Woerden. Advies - Helder maken in het besluit wat het visiedeel van de nota is dat wordt vastgesteld, te weten pagina 3 en 4. Vermelden dat de overige pagina's uit toelichting bestaan. - Toelichten hoe het zit met de financiën in relatie tot het actieplan. - Met deze aanvullingen het stuk doorgeleiden naar het algemeen bestuur. 6.

Kredietaanvraag herstelwerkzaamheden Oude Sluis Vreeswijk

Door tijdelijke afwezigheid van de portefeuillehouder, de heer Poelmann zou ook waarnemen voor de heren Miltenburg en Van der Maat, wordt de behandeling van dit stuk doorgeschoven naar een later moment in de vergadering.

7.

Projectplan Dubbele Wiericke Oost en Lange Weidsche Boezem

Door tijdelijke afwezigheid van de portefeuillehouder, de heer Poelmann zou ook waarnemen voor de heren Miltenburg en Van der Maat, wordt de behandeling van dit stuk doorgeschoven naar een later moment in de vergadering.

8.

Wijziging Belastingverordening naar de tarieven voor het belastingjaar 2013

Hoewel de heer Poelmann waarnemend portefeuillehouder is voor dit vooral technische onderwerp, wordt in zijn afwezigheid de behandeling gedaan door de aanwezige hoogheemraden en de secretaris. Eerste termijn De heer Terpstra (W@I):  Waarom zou dit onderwerp nu moeten worden behandeld als pas op 21 november 2012 de begroting wordt vastgesteld? Kan het dus niet beter in de volgende vergadering worden behandeld? De heer Verweij (CU):  De CU sluit zich aan bij de eerste vraag van W@I. De CU merkt op dat het opstellen van de belastingverordening een technische exercitie is. Als de cijfers van de begroting volgende week worden aangepast en daarna worden verwerkt in dit document kan het in de volgende algemeenbestuurvergadering worden behandeld. De heer Ypma (Bedrijven):  In het besluit wordt verwezen naar de verordeningen uit 2009 en 2010. Is dat correct? Moet het voorgaande niet worden gewijzigd? Behandeling van de opmerkingen en vragen De heer Meuleman:  Pas als het tarief wijzigt, wordt het ook een nieuwe verordening. Voor de onderdelen waarvoor verwezen wordt naar 2009 en 2010 heeft toen de laatste wijziging plaatsgevonden.


Pagina 7 van 10


CONCEPT Advies - Behandelen van de verordening zoals voorgesteld door de CU. - Als hamerstuk doorgeleiden naar het algemeen bestuur. 9.

Wijziging Delegatieregeling

Hoewel de heer Poelmann portefeuillehouder is voor dit vooral technische onderwerp, wordt in zijn afwezigheid de behandeling gedaan door de aanwezige hoogheemraden. Eerste termijn De heer Verweij (CU):  De CU is voorstander van het afhandelen van zaken door het college als dat kan. In het vaststellen van kleinere projectplannen kan de CU tot op bepaalde hoogte meegaan. Belangrijk is te weten wat een kleiner projectplan is. Dat kan een gevoelige kwestie betreffen. De impact gaat niet alleen over geld maar ook over immateriële zaken. Die kunnen vaak ingrijpend zijn. Projecten met een bepaalde gevoeligheid zouden volgens de CU wel aan de commissie moeten worden voorgelegd. De suggestie van de CU is om het college een mandaat te geven onder het voorbehoud van een positief advies van de commissie. Als deze suggestie niet wordt overgenomen, wil de CU graag weten hoe het college hier dan mee om zal gaan.

Behandeling van de opmerkingen en vragen De heer Reerink:  De keuze om de grens te leggen bij 1 miljoen euro is gemaakt omdat dat voor de kredieten ook geldt. Voor de kredieten onder 1 miljoen euro geldt nu ook al dat, in het geval van gevoelige onderwerpen, die aan het algemeen bestuur worden voorgelegd. Dat zou hier hetzelfde moeten gaan. Er moet controle kunnen plaatsvinden. De rapportage zou per project kunnen, maar zou ook in de burap kunnen worden opgenomen. De heer Kromwijk (CDA) merkt op dat het dan zinvol is de wijze van rapportage in het besluit op te nemen. De heer Reerink merkt op dat dit niet per se nodig is. Als over verordeningen met het algemeen bestuur afspraken worden gemaakt, worden die ook uitgevoerd. Advies - Helder maken in het besluit dat er wordt gerapporteerd in de burap en dat bij gevoelige projectplannen het algemeen bestuur zal worden betrokken. - Onder de voorwaarde dat het bovenstaande wordt toegevoegd doorgeleiden van de delegatieregeling als hamerstuk naar het algemeen bestuur. 10.

Deelname aan samenwerkingsovereenkomst WINNET

Eerste termijn De heer Ypma (Bedrijven):  Hoe wordt ervoor gezorgd dat het vervullen van de rol van werkgever De Stichtse Rijnlanden geen geld kost buiten het eigen aandeel?  Het belangrijkste wat WINNET zou moeten doen, is het aandeel van die 380 miljoen euro handen en voeten geven voor het regionale verband. Daar wordt niets over gezegd in het stuk; er worden alleen gegevens opgesomd waar conclusies uit worden getrokken. Dat kan niet de bedoeling zijn. Het is een slap verhaal, vooral op het punt van het terugverdienen van de kosten. Het levert allemaal veel op, maar niet voor De Stichtse Rijnlanden. Wat brengt het De Stichtse Rijnlanden eigenlijk? De heer Verweij (CU):  Er wordt al lang geroepen dat De Stichtse Rijnlanden samen met gemeentes in de afvalwaterketen moet samenwerken om daar de winst te zoeken die wordt gezien. Tot nu toe zijn er wel plannen opgesteld, maar tot concrete invulling is het nog niet gekomen. Met deze overeenkomst wordt op een voorzichtige en kleinschalige manier gestart om samen met de gemeentes op een concrete manier vorm te geven aan de plannen die allang bestaan. Dit moet een kans krijgen. De CU is benieuwd naar hoe er zal worden geborgd dat de stappen die worden gezet, ook goed door het algemeen bestuur kunnen worden gemonitord. Met andere woorden: wat zijn de


Pagina 8 van 10


CONCEPT sturingsmogelijkheden voor het algemeen bestuur? Mevrouw Van der Nat (PvdA):  Het is helder dat er voorlopig aan de samenwerking niets wordt verdiend. Het kost De Stichtse Rijnlanden alleen maar geld. De PvdA is van mening dat het een principiële keuze is om in de hele afvalwaterketen een rol te willen spelen. Daarbij gaat de kost nu eenmaal voor de baat uit. De PvdA is het eens met de principiële keuze. Rapportage over WINNET zou in de burap kunnen worden opgenomen. De heer Terpstra (W@I):  De Stichtse Rijnlanden zal 21.500 euro moeten gaan bijdragen en dat kan oplopen tot 31.000 euro. In bijlage 2 wordt voor De Stichtse Rijnlanden een percentage van 17,9 genoemd als bijdrage. Dat percentage is veel hoger dan dat voor de bijdragen van de gemeenten. Waarom is dat zo geregeld?  Terwijl de overeenkomst in 2013 in werking zou moeten treden is er blijkbaar nog geen duidelijkheid over het btw-plichtig zijn van WINNET. Dat wekt verbazing. Op dit punt is het voorstel onvolledig. Mevrouw De Kruijf (Bos- en Natuureigenaren):  Het samenwerkingsverband wordt voor 4 jaar aangegaan. De aanname is dat er daarna zal worden geëvalueerd. Op welke criteria zal er worden geëvalueerd? Deze criteria zijn ook van belang voor tussentijdse sturing door het algemeen bestuur. Behandeling van de opmerkingen en vragen door de portefeuillehouder De heer Reerink:  Een deel van de activiteiten is afgesplitst. In de Lopikerwaard wordt samen met de gemeente een rioolbeheerorganisatie opgezet. Het plan is helemaal klaar, maar er wordt nog gewacht op de besluitvorming in Woerden. Een deel van het pakket van samenwerking zoals dat in het bestuursakkoord staat, is in deze organisatie opgenomen. Dat deel is dus niet in dit stuk opgenomen.  Voor De Stichtse Rijnlanden is er wel degelijk financiële winst. De kostenbesparingen staan genoemd op pagina 5. Die worden verdeeld onder de deelnemers of besteed aan een volgend project. De winst is vooral ook kwalitatief. Dat aspect moet niet worden onderschat. Bijvoorbeeld het beperken van de vuile overstorten. De businesscase heeft uitgewezen dat de winst die gemeenten zouden behalen voor een derde in dit pakket zitten en voor twee derde buiten dit pakket. Vooral in de ruimtelijke ordening en de publieke werken worden veel kosten vermeden. Dat is niet direct zichtbaar, maar die winst wordt wel degelijk gemaakt.  Er is een werkgroep ingesteld door de Unie van Waterschappen, de VNG en het ministerie van Financiën die onderzoekt hoe de kwalitatieve winsten kunnen worden berekend. De Tweede Kamer wil concreet zien wat de winst is die de samenwerking heeft opgeleverd.  Voor de verlening van vrijstelling van de btw-plicht is een verzoek bij de belastinginspecteur neergelegd. Op dat antwoord wordt nog steeds gewacht. Tot nu toe is een gemeente belastingtechnisch de eigenaar van de projecten geweest omdat gemeenten niet btw-plichtig zijn. Zolang de inspecteur geen uitspraak heeft gedaan, zal dat weer gebeuren.  Evaluatiecriteria zijn zeker nodig. Die moeten nog worden opgesteld. Op een evaluatie hoeft ook niet 4 jaar te worden gewacht. Een tussenevaluatie is op haar plaats.  Er is een risico genomen. Er was een WINNET-verband waaraan iedere gemeente mee kon doen die wilde. De afspraak was wel dat iedere gemeente die mee zou doen, zich ook zou verplichten aan een basispakket deel te nemen. Voor het basispakket geldt een vaste vergoeding. Aan andere projecten kan iedere gemeente vrijwillig meedoen. Aan het project calamiteiten namen bijvoorbeeld ongeveer 6 gemeenten deel. Toen andere gemeenten zagen wat de winst was, gingen die ook meedoen. In dat project was de kwalitatieve winst juist heel groot. Door het samen maken van plannen zijn er direct contacten met de buurgemeenten en met de mensen van de Bestuurszaken / DM 596948

Pagina 9 van 10


CONCEPT communicatie.  In de 1,2 fte zit inderdaad een zeker risico. Dat risico werd alleszins verantwoord gevonden. Kosten worden onderling gewoon in rekening gebracht.  Er is veel gepleit voor het meer gaan samenwerken met derden en dat wordt met deze overeenkomst gedaan.  Het krijgen van zicht op wat er gebeurt en hoe eventueel bij te sturen is in gemeenschappelijke regelingen altijd een lastig punt. Hier zal dat iets makkelijker zijn omdat het om concrete projecten gaat. Advies - Doorgeleiden van het stuk naar het algemeen bestuur onder de toezegging dat er evaluatiecriteria en evaluaties zullen komen. Gezien de tijd en het feit dat het de heer Poelmann niet is gelukt weer tijdig aanwezig te zijn doet de voorzitter het volgende voorstel: - De agendapunten 6 en 7 zonder behandeling in de commissie door te geleiden naar het algemeen bestuur en daar ter behandeling aan te bieden. Over deze punten moet dit jaar nog worden besloten. De eerstvolgende vergadering voor de commissie BMZ is pas in januari 2013. De commissie stemt hiermee in. - De behandeling van agendapunt 11 door te schuiven naar de volgende vergadering van de commissie BMZ op 29 januari 2013. De commissie stemt hiermee in. - De behandeling van agendapunt 12 door te schuiven naar de volgende vergadering van de commissie BMZ op 29 januari 2013. Mevrouw Van der Vorm (WN) merkt op dat het wenselijk is dit punt mee te nemen bij de behandeling van de begroting door het algemeen bestuur op 21 november 2012. Bij doorschuiven naar 2013 heeft het stuk geen toegevoegde waarde meer. De aanwezige hoogheemraden stemmen hiermee in. 11.

Beleidsnota Muskusrattenbeheer 2012-2015

De behandeling van dit onderwerp zal plaatsvinden in de vergadering van de commissie BMZ van 29 januari 2013.

Stukken ter consultering 12.

Tweede tussentijdse rapportage investeringsuitgaven 2012

De behandeling van dit onderwerp zal plaatsvinden in de vergadering van het algemeen bestuur over de begroting van 21 november 2012.

13.

Rondvraag

Er zijn geen punten voor de rondvraag.

14.

Sluiting.

De voorzitter sluit de vergadering om 22.40 uur.

Voor akkoord, Vergadering commissie BMZ 29 januari 2013 De secretaris,


drs. E.Th. Meuleman

Pagina 10 van 10

Conclusies Vergadering commissie Bestuur, Middelen en Zuiveringsbeheer d.d. 13 november 2012

Recommend Documents