Griffie
Commissie Bestuur en Middelen Datum commissievergadering
: 17 november 2006
DIS-stuknummer
: : : : : :
Behandelend ambtenaar Directie/afdeling Nummer commissiestuk Datum Bijlagen
1239396 Ch. ten Tije E&M BM-0465 6 november 2006 2
Onderwerp:
Positiebepaling aandeelhoudersschap Essent
Voorstel van GS aan PS:
X
Ter bespreking in het kader van uw X kaderstellende rol
Opmerkingen van het Presidium/Griffie:
Griffier van Provinciale Staten, namens deze,
ing. A.J.Brul
Bijlage: 1. PWC-rapportage 2. Advies Simmons & Simmons
Notitie ten behoeve van de commissie voor Bestuur en Middelen
In verband met het wetsvoorstel Splitsing Energiebedrijven en de ontwikkelingen op de energiemarkt hebben wij onlangs door PricewaterhouseCoopers (PWC) een onderzoek laten uitvoeren naar de rol en positie van de grootaandeelhouders van Essent vóór en na splitsing. In deze notitie gaan wij op de belangrijkste aspecten van dit onderzoek en geven wij u hierover ons standpunt. Voor de volledige inhoud van het onderzoeksrapport, verwijzen wij naar het rapport van PWC “Grootaandeelhouders Essent: de rol en positie van publieke aandeelhouders in een veranderende energiemarkt”dat is bijgesloten bij deze notitie. Daarnaast hebben wij naar aanleiding van uw verzoek om over een zevental items te discussiëren waarvan Provinciale Staten een actieve rol wensen te vervullen in het Essent-dossier, extern juridisch advies ingewonnen. Op basis van dit advies gaan wij in op de algemene juridische verhouding tussen Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten ten aanzien van het aandeelhouderschap van Essent en specifiek gaan wij in op de door u genoemde zeven items.
A. PWC-rapport Provinciaal belang aandeelhoudersschapEssent De provincie is van oudsher aandeelhouder van Essent met als hoofddoelstelling de publieke belangen van de Brabantse burger ten aanzien van de energievoorziening te waarborgen. De behoefte om deze belangen te waarborgen vormde destijds de reden om een provinciaal energiebedrijf op te richten. Als primaire publieke belangen van de provincie zien we in de huidige tijd leverings- en voorzieningszekerheid, prijs, klanttevredenheid en duurzaamheid. Daarnaast onderscheiden we de secundaire publieke belangen (sociale component, werkgelegenheid en regiobelangen) en tertiaire publieke belangen (transparantie, concurrentie/keuzevrijheid, innovatie en werknemersbelangen). De secundaire en tertiaire belangen zijn afgeleid: ze zijn belangrijk, maar vormden op zichzelf niet de reden om een provinciaal energiebedrijf op te richten. Wel merken wij hierbij op dat rationeel gezien er een hiërarchie is in de publieke belangen is, maar vanwege het politieke karakter van ons aandeelhoudersschap secundaire en tertiaire belangen, maar ook andere bedrijfsaspecten (zoals beloningsbeleid), ook hoog op de politieke agenda kunnen komen te staan en waarover we als aandeelhouders ook onze inbreng bij Essent willen hebben. De provincie heeft ook een financieel belang in Essent. Dit belang is in de afgelopen jaren steeds groter geworden. Was het dividend vroeger niet bijzonder hoog, nu wordt de huidige provinciale begroting voor ongeveer 14% gedekt met het dividend van Essent (in 2005 bedroeg het dividend zo’n 80 miljoen euro). Inmiddels vinden wij het financiële belang van ons aandeelhoudersschap in Essent even zo belangrijk als ons publiek belang. PWC schetst in haar rapportage de ontwikkelingen op de Europese en Nederlandse energiemarkt en heeft een analyse gemaakt van de gevolgen van deze ontwikkelingen voor Essent en voor de belangen van de aandeelhouders. Aan de hand van een drietal scenario’s komt PWC uiteindelijk tot een advies voor de aandeelhouders voor een scenario, waarin de publieke en financiële belangen van ons aandeelhoudersschap het beste gewaarborgd zijn. PWC neemt als uitgangspunt dat tegen de achtergrond van de voortschrijdende liberalisering en de daarmee gepaard gaande fusies in de energiesector én de voorgenomen splitsing van de geïntegreerde energiebedrijven, handhaving van de status quo geen goede optie is. Als Essent klein blijft, terwijl andere Europese energiemaatschappijen blijven groeien, komt Essent in een ongunstige positie bij de inkoop van energie. Dit betekent hogere prijzen voor de consument, die 1/7
vervolgens zijn toevlucht zal nemen tot een andere energieleverancier. Met andere woorden: het handhaven van de status quo brengt na enige tijd de continuïteit van de onderneming in gevaar en daarmee de mogelijkheid om de primaire publieke en financiële belangen van de provincie te waarborgen. Veranderende invloed van de aandeelhouders op de publieke belangen In het verleden waren energiebedrijven een dienst van de provincie of gemeente. Deze dienst werd direct vanuit de aandeelhouder aangestuurd. Op deze manier was er een directe betrokkenheid bij tarief- en prijsbeleid en ander overwegingen die van publiek belang waren. Sinds de liberalisering zijn de energiebedrijven verzelfstandigd en veranderd in structuurvennootschappen (dit betekent minder zeggenschap dan in de periode daaraan voorafgaand). Daarnaast heeft de liberalisering er zelf toe geleid dat de bedrijven moeten concurreren in de energiemarkt, terwijl dit voorheen lokale of regionale monopolies waren. Met de Code Tabaksblat en de statutenwijziging van Essent hebben de aandeelhouders invloed teruggekregen en is de betrokkenheid van aandeelhouders op een aantal fronten vergroot (zie ook presentatie Simmons & Simmons). Deze herkregen invloed strekt echter niet zo ver als de invloed die de aandeelhouders hadden voor de invoering van het structuurregime. Echter, vanwege de historische band met het bedrijf hebben aandeelhouders de facto momenteel meer invloed dan wettelijk (de jure) is vastgelegd. PWC geeft aan dat de publieke belangen die in het verleden door de regionale aandeelhouders werden gediend nu worden geborgd door wet- en regelgeving – met sectorspecifiek toezicht op de monopoloïde activiteiten en mededingingstoezicht op het competitief gedrag van energieaanbieders. Daarnaast zijn met de nationalisering van energiemarkt, de regionale belangen steeds meer nationale en internationale belangen geworden. Naar de mening van PWC is er op termijn geen rol meer weggelegd voor regionale publieke aandeelhouders in een internationaal opererend energiebedrijf. De belangrijkste redenen hiervoor zijn het feit dat de traditionele band met de klanten is verdwenen (behoudens het netwerk) en dat de noodzakelijke groei grootschalige investeringen van aandeelhouders zal vergen. Indien echter de splitsingswet wordt aangenomen door de Eerste Kamer, dan zullen de provincies aandeelhouder (moeten) blijven in het netwerkbedrijf. Wellicht mag in dat geval een minderheidsbelang van 49% worden afgestoten. Groeiscenario’s PWC schetst drie mogelijke scenario’s voor een doorgroei van Essent: een nationaal huwelijk met een ander Nederlands energiebedrijf, een internationaal huwelijk en een beursgang. In onderstaande matrix is weergegeven hoe deze scenario’s volgens PWC scoren op het gebied van de publieke belangen.
Nationaal huwelijk Internationaal huwelijk Beursgang
Primaire belangen
Secundaire belangen
Tertiaire belangen
Zeer positief
Zeer negatief
Negatief
Positief
Negatief
Neutraal
Neutraal
Negatief
Positief
Toelichting: Een nationaal huwelijk heeft zeer positieve gevolgen voor de primaire belangen. De leveringszekerheid wordt positief beïnvloed. Daarnaast kunnen schaalvoordelen en efficiencywinsten worden gedeeld met klanten; 2 /7
Een nationaal huwelijk heeft zeer negatieve gevolgen voor de werkgelegenheid. Dit wordt deels veroorzaakt door het verwijderen van dubbele functies en een versnelling van efficiencyverbeteringen. Dit zijn op zichzelf onvermijdelijke en logische gevolgen van een fusie. Er is dus sprake van een negatief effect op de werkgelegenheid op de korte termijn, maar uiteindelijk heeft dit scenario een positief effect op de levensvatbaarheid van een bedrijf en blijft de werkgelegenheid van Essent gehandhaafd (een verliesgevend bedrijf levert op den duur ook geen banen meer op) Een nationaal huwelijk heeft negatieve gevolgen voor de transparantie van en concurrentie op de Nederlandse energiemarkt (minder nationale spelers op de Nederlandse energiemarkt). Zie voor een uitgebreide toelichting het PWC-rapport.
Naast de publieke belangen heeft PWC ook de scenario’s afgezet tegen de financiële belangen van ons aandeelhoudersschap: Waarde eigen Cash waarde Exit waarde vermogen Nationaal Positief Neutraal Zeer positief huwelijk Internationaal Zeer positief Zeer positief Negatief huwelijk Beursgang Zeer positief Zeer positief Neutraal PWC verwacht dat in financiële zin directe synergievoordelen met een nationaal huwelijk behaald kunnen worden die het bedrijf structureel € 300 mln meer waard maken. Financieel gezien zou zowel bij een status quo als bij een nationaal huwelijk er volgens PWC een mogelijkheid bestaan tot een cashstroom van middelen voor de aandeelhouders. Dit zou in de bestaande situatie bereikt kunnen worden door herkapitalisatie van het netwerk en eventueel door verkoop van 49% verkoop van het netwerkbedrijf (geschatte opbrengst door PWC van € 4.5 mld, waar tegenover uiteraard minder dividendinkomsten staan). Indien de aandeelhouders op korte termijn afwillen van hun aandelen dan is een internationaal huwelijk een geschikte variant, die volgens voorzichtige schattingen van PWC een totale opbrengst van € 11.7 mld genereert (51% van het netwerk blijft dan nog in handen van de publieke aandeelhouders, dividendinkomsten vervallen grotendeels). Een beursgang zou volgens een voorzichtige cq indicatieve schatting een opbrengst kunnen genereren in de orde van grootte van € 13.6 mld (ook hier met inbegrip van behoud van 51% van het netwerk). Bij de uiteindelijke afweging van een optie tot herkapitalisatie en genoemde toekomstige opties van verkoop of beursgang zal uiteraard t.z.t. in een nadere uitwerking exacter aangegeven moeten worden wat de in- en outs zijn (PWC geeft nu indicaties aan). Zo staat voor de aandeelhouders tegenover de mogelijke ontvangst van cashmiddelen door het ‘verzilveren’ van hun aandelen immers het structurele verlies aan dividenden. De Provincie Noord-Brabant beschikt over 30,8% van de aandelen. Uiteraard kunnen die cashmiddelen door deze ‘weg te zetten’ desgewenst weer leiden tot structurele inkomsten (vgl bijv. rente op obligaties). Op grond van een beoordeling van de primaire publieke belangen en de waarde-ontwikkeling van het provinciale aandeel, is volgens PWC het scenario van het Nationaal huwelijk de beste stap om Essent te laten groeien en een goede positie te krijgen op de nationale en Europese energiemarkt. Met deze stevige positie kan Essent op termijn een vervolgstap van een Internationaal huwelijk maken. Standpunt GS over PWC-rapport: Wij onderschrijven de wenselijkheid dat Essent mee moet kunnen groeien op de energiemarkt en 3 /7
zich moet kunnen blijven meten met andere Europese spelers. Tegen deze achtergrond willen wij stappen die nodig zijn voor Essent om in een steeds Europeser wordende energiemarkt te kunnen blijven meespelen, zoals het zoeken van de samenwerking of een fusie met andere energiebedrijven, steunen. Om te kunnen blijven concurreren bij de inkoop van grondstoffen en voldoende efficiencyvoordelen te kunnen behalen zal een fusie waarschijnlijk een opmaat zijn naar een verdere consolidatie in Europees verband. Een nationale fusie lijkt daarbij de beste optie op korte termijn om de publieke en financiële belangen veilig te stellen. Wil een fusie richting de consument in de praktijk de voorgestane voordelen in termen van aantrekkelijke prijzen en klanttevredenheid daadwerkelijk opleveren, dan zal hierop door de aandeelhouders gestuurd moeten worden. Wij zien een nationale fusie als tussenstap op weg naar een mogelijke schaalvergroting op Europese schaal. Momenteel zien wij - met het oog op de actuele ontwikkelingen (er is nog geen duidelijkheid over de Splitsingswet Energiebedrijven en de fusieontwikkelingen en daarmee over de mogelijkheden om onze aandelen van Essent te verkopen) geen aanleiding om de tot nu toe vastgehouden koers te wijzigen en dus voorlopig aandeelhouder te blijven. Bij een verdere schaalvergroting op Europees niveau zullen wij ons aandeelhoudersschap opnieuw tegen het licht moeten houden. Een verder gaande uitspraak nu, neerkomend op een in de tijd gezien ongelimiteerde voortzetting van het aandeelhouderschap, zou strijdig zijn met de liberalisering van de energiemarkt en daarmee verbonden vrije concurrentieverhoudingen. In de Nota Nutsvoorzieningen van 2000 is opgenomen dat vanwege een voldoende wettelijke waarborg van de positie van de gebonden klanten de noodzaak tot continuering van het aandeelhoudersschap kan doen vervallen. De argumenten van toen om te vervreemden hebben hun geldigheid niet verloren, maar de politieke meningsvorming over ons aandeelhoudersschap van Essent is de afgelopen tijd gewijzigd. Zo hebben PS op 3 december 2004 in hun motie tegen splitsing in hun overwegingen opgenomen dat de Provincie Noord-Brabant zoveel mogelijk zeggenschap wil blijven behouden over Essent NV, en dus zijn aandelen in dit bedrijf vooralsnog niet wil vervreemden. De conclusies van PWC, die hout snijden, zijn met bovenstaande niet in strijd. Immers PWC beveelt om de redenen die hierboven zijn aangegeven aan om op termijn afscheid te nemen van Essent. Zij kan zich daarbij wel voorstellen dat als tussenstation de provincies en betrokken gemeenten vooralsnog aandeelhouder blijven van een gefuseerd bedrijf. Als overheidsaandeelhouder maken wij gebruik van onze mogelijkheden om publieke belangen bij Essent veilig te stellen. Daarnaast willen wij bij Essent aansturen op het het loskomen van overtollige middelen uit Essent. Wij denken daarbij aan drie aspecten: het uitkeren van een deel van de Kabelcom-opbrengsten aan de aandeelhouders over te gaan tot herkapitalisatie een markconforme dividenduitkering. B. Positie van PS en GS ikv aandeelhouderschap Essent In de commissievergadering van 13 oktober 2006 heeft u aangegeven over een zevental onderwerpen te willen discussiëren waarover u een actieve rol wenst te vervullen in het Essentdossier, te weten: 1. beloningsbeleid 2. Besteding extra dividenduitkeringen 3. Duurzame energie 4. Fusie/samenwerking 5. Prijsbeleid 6. Communicatierichtlijnen tussen Essent en aandeelhouders 7. Vervreemden van aandelen 4 /7
Naar aanleiding van uw verzoek, hebben wij juridisch advies van Simmons & Simmons ingewonnen over de juridische verhouding tussen Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten ten aanzien van het aandeelhouderschap van Essent. Op basis van dit advies zijn de volgende zaken van belang: GS hebben een algemene actieve informatieplicht vooraf richting PS. GS doen dit als publiekrechtelijk rechtspersoon uit hoofde van haar privaatrechtelijke positie als aandeelhouder in de NV Essent. Er geldt een bijzondere informatieplicht in het geval van politiek relevante onderwerpen zoals onderwerpen die maatschappelijk leven of de publiciteit halen. In deze gevallen dient PS hierover uit eigen beweging te worden geïnformeerd door GS. PS dienen hierbij op hoofdlijnen geïnformeerd te worden zonder dat zij en detail gaan meebesturen. Als uitgangspunt geldt wel dat PS gedurende het gehele beleidsproces worden geïnformeerd. Dus in de voorbereidende, besluitvormings- en uitvoerende fase. PS hebben overigens in dit dossier geen instructiebevoegdheid in die zin dat zij GS kunnen voorschrijven bepaalde besluiten te nemen. PS kunnen GS dus niet voorschrijven hoe zij invulling geven aan hun privaatrechtelijke rol als vertegenwoordiger van de Provincie bij Essent NV. PS hebben de taak om kaders te stellen waarbinnen GS moet opereren. Tegen deze achtergrond, zijn wij van mening dat de door u aangegeven items politiek relevante onderwerpen zijn, waarover GS uit eigen beweging PS vanaf de voorbereidende fase dienen te informeren (eventueel vertrouwelijk). Vandaar dat wij de commissie BM op regelmatige basis zullen informeren over de politiek relevante onderwerpen die op het Essent-dossier betrekking hebben. Wij zijn overigens voornemens in het voorjaar als er meer zicht op politieke keuze bij het Rijk en de Provincie Noord-Brabant is met een nieuwe energienota te komen. Specifiek gaan wij nu in op de door u genoemde onderwerpen: 1. Beloningsbeleid Het bezoldigingsbeleid voor de Raad van Bestuur van Essent wordt vastgesteld door de AvA van Essent. De raad van commissarissen is bevoegd aan de algemene vergadering aanbevelingen over het beloningsbeleid te doen. Vanuit onze vertegenwoordiging in de aandeelhouderscommissie hebben wij er bij de RvC van Essent op aangedrongen om het concept beloningsbeleid zoals de Hay Group dit op verzoek van de Raad van Commissarissen van Essent heeft opgesteld, aan het Ministerie van Financiën voor te leggen. Dit is inmiddels gebeurd en naar aanleiding van het advies van het Ministerie van Financiën wachten wij een nieuw voorstel van de RvC af, die in de aandeelhouderscommissie zal worden voorbesproken. Voorafgaand aan de AvA, waarin het beloningsbeleid wordt vastgesteld, zullen wij u tijdig informeren en hierover met u van gedachten wisselen. 2. Besteding extra dividenduitkeringen De besteding van extra dividenduitkeringen heeft in principe niets te maken met ons aandeelhoudersschap van Essent. Over de besteding van provinciale middelen (die mede zijn opgebouwd uit de dividenduitkeringen van aandeelhoudersschappen) besluiten PS op de daarvoor aangewezen momenten (Kadernota, e.d.) Ten aanzien van dividenduitkering hebben wij als aandeelhouder wel iets te zeggen. De AvA stelt immers de jaarrekening en de bepaling van de winstbestemming vast. De winst staat ter vrije 5 /7
beschikking van de AvA, voor zover deze niet door de algemene vergadering wordt gereserveerd of krachtens door de vennootschap toegekende winstrechten dient te worden uitgekeerd. Zoals hierboven reeds aangegeven bij ons standpunt over het PWC-rapport, zijn wij van mening dat een deel van de Kabelcom-opbrengsten uitgekeerd moet worden aan de aandeelhouders, dat er een marktconforme dividenduitkering plaats moet vinden en dat er overgegaan moet worden tot een herkapitalisatie van het kapitaal. Wij zullen u informeren over de uitkomst van de discussie in de aandeelhouderscommissie. 3. Duurzame energie De inspanningen van Essent mbt duurzame energie maken onderdeel uit van de bedrijfsstrategie van Essent. De strategie van Essent wordt jaarlijks besproken in de aandeelhouderscommissie en wordt goedgekeurd door een bijzondere AvA in het najaar. Voorafgaand aan de AvA zullen wij u tijdig informeren over de strategie van Essent en deze met u bespreken. 4. Fusie/samenwerking In de AvA wordt een besluit genomen over een fusieovereenkomst, inclusief nieuwe statuten en een nieuwe aandeelhoudersovereenkomst. De aandeelhouderscommissie cq. de AvA hoeft op basis van de statuten formeel (juridisch gezien) geen goedkeuring te geven aan een overeenkomst op hoofdlijnen. Dit is een document dat tussen de raden van bestuur van de twee bedrijven gesloten wordt. Wij hebben bij Essent er op aangedrongen dat de leden van de aandeelhouderscommissie van Essent een actieve betrokkenheid in het proces voorafgaand aan de fusieovereenkomst krijgen. Zoals hierboven reeds aangegeven bij ons standpunt over het PWC-rapport, zijn wij van mening dat Essent mee moet kunnen groeien op de energiemarkt en zich moet kunnen blijven meten met andere Europese spelers. Tegen deze achtergrond willen wij stappen die nodig zijn voor Essent om in een steeds Europeser wordende energiemarkt te kunnen blijven meespelen, zoals het zoeken van de samenwerking of een fusie met andere energiebedrijven, in principe steunen. 5. Prijsbeleid In de statuten van Essent is niet vastgelegd dat de aandeelhouders over het prijsbeleid van Essent kunnen besluiten. Als prijsbeleid als onderdeel van de bedrijfsstrategie van Essent wordt gezien, kunnen de aandeelhouders hierover hun mening geven bij de bespreking van de strategie in de AvA. De aandeelhouderscommissie heeft bij de Raad van Bestuur Essent aandacht gevraagd voor de steeds stijgende kosten van energie. Op verzoek van de aandeelhouderscommissie komt de Raad van Bestuur van Essent binnenkort met een voorstel over Prijsbeleid. Wij zullen u hierover tijdig informeren. Op 3 oktober is Prijsbeleid tijdens de themabijeenkomst Energie door UCPartners nader toegelicht. UCPartners heeft aangegeven dat het geen verstandige keuze lijkt om Essent te dwingen tot een generieke prijzenslag op de retailmarkt . Verwachte consequenties zijn dat een symbolisch voordeel voor de meeste eindverbuikers een forse bres slaat in de winstgevendheid van Essent. De prijzenslag zal door andere bedrijven worden gevolgd en de winstgevendheid van de gehele sector nadelig beïnvloeden. Lagere tarieven leiden via lagere winstgevendheid tot lagere aandeelhouderswaarde en daarmee ook een lagere dividenduitkering. Daarnaast voorspelt UCPartners dat het goedkoper maken van energie verspillend gedrag alleen maar langer in stand zal houden. UCPartners is daarom van mening dat de publieke aandeelhouders beter kunnen overwegen hun publieke belangen via gericht beleid te investeren in een duurzame energietoekomst
6 /7
6. Communicatierichtlijnen tussen Essent en aandeelhouders De aandeelhouderscommissie ziet er op toe dat de communicatie tussen Essent en de aandeelhouders goed verloopt. Het advies van Simmons & Simmons geeft de verhouding tussen PS en (leden van) GS helder weer en zal leidend zijn voor ons handelen. 7. Vervreemden van aandelen De AvA kan besluiten tot het vervreemden van aandelen. Voor een nadere toelichting, zie punt 4. Zoals hierboven reeds aangegeven bij ons standpunt over het PWC-rapport, zien wij momenteel met het oog op de actuele ontwikkelingen (er is nog geen duidelijkheid over de Splitsingswet Energiebedrijven en de fusieontwikkelingen en daarmee over de mogelijkheden om onze aandelen van Essent te verkopen) geen aanleiding om de tot nu toe vastgehouden koers te wijzigen en dus voorlopig aandeelhouder te blijven.
's-Hertogenbosch, 7 november 2006 Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant
7 /7