Adviezen/Conclusies Vergadering commissie Bestuur, Middelen en Zuiveringsbeheer d.d. 9 oktober 2012
CONCEPT 1.
Onderwerp
Advies / conclusie
Opening
Aanwezig: mevrouw E. van der Vorm en de heer G.J.P. Jansen (WN) de heer J.G.M. Kromwijk (CDA) mevrouw T. van der Stroom en de heer R.D. Woittiez (VVD) de heren P.M. Terpstra en E. Verkaik (W@I) mevrouw W.A. Bodewitz (PVDD) de heer N.J.M. Ypma (Bedrijven) de heer H. Schalkwijk (Agrariërs) de heer P.J.M. Poelmann (dijkgraaf) de heren E.J. Miltenburg, J.G.M. Reerink en H.A.P. van der Maat (hoogheemraden) de heer E.Th. Meuleman (secretaris) mevrouw C.H. Kemper (notulist, Notuleerservice Nederland) Afwezig met kennisgeving: mevrouw I.N. Faber (PVDD); mevrouw A.J. de Kruijf (Bos- en Natuureigenaren); de heer G. van Leeuwen (SGP); de heer J.P. Verweij (ChristenUnie); G.P. Beugelink (hoogheemraad) Afwezig mevrouw G.H. van der Nat (PvdA); mevrouw A. Hiemstra (AWP) De voorzitter, de heer Woittiez, opent de vergadering om 19.30 uur en heet iedereen welkom. Agenda De agenda wordt vastgesteld zoals die voorligt.
Informerend deel 2.
Mededelingen/ ingekomen stukken
Mededelingen Voorzitter: Mevrouw Faber (PVDD) wordt vervangen door mevrouw Bodewitz. Van de heer Verweij (CU) liggen er ter kennisname twee notities op tafel met opmerkingen over agendapunten 3 en 5. Mevrouw Bodewitz (PVDD) merkt op dat bij uitstel van behandeling of bij herhaalde behandeling van agendapunten stukken waarin niets is gewijzigd niet opnieuw naar haar hoeven te worden toegestuurd. Aanvullende informatie op stukken kan ook digitaal worden toegestuurd.
3.
Evaluatie en perspectieven programma Internationaal 2012
De heer Ypma (Bedrijven): Waarom eindigde de betrokkenheid bij het programma in Haïti door het vertrek van de betreffende medewerker bij De Stichtse Rijnlanden? In relatie tot het onderwerp Europa, wetgeving en dossiers focust De Stichtse Rijnlanden zich op het dossier humane vangstmethoden. Hoe is De Stichtse Rijnlanden tot deze afweging gekomen? De tekst in hoofdstuk 6 in relatie tot de tekst in hoofdstuk 5 is suggestief. De Stichtse Rijnlanden zou verhoudingsgewijs niet zo veel bijdragen. Het valt op dat de inzet op het programma UNESCO-IHE niet wordt gekwantificeerd. Daardoor ontstaat een vertekend beeld. Waarom wordt deze inzet niet meegenomen als bijdrage? Wat wordt bedoeld met de flexpool van waterschappers? Zitten de kosten van inzet van medewerkers in dit verband al in het budget? Mevrouw Van der Stroom (VVD): Zijn er aan de bijdragen van NWB Bank andere voorwaarden verbonden dan besteding van het geld aan het project? Voor een periode van vijf jaar is er 800.000 euro verstrekt. Vallen de kosten die De Stichtse Rijnlanden maakt weg tegen deze bijdragen? Mevrouw Bodewitz (PVDD): Vragen over het dossier humane vangstmethoden. Wat is de insteek bij het focussen
Bestuurszaken / DM 586907
Pagina 1 van 9
Adviezen/Conclusies Vergadering commissie Bestuur, Middelen en Zuiveringsbeheer d.d. 9 oktober 2012
CONCEPT op dit dossier? Zijn hierover in het verleden door het algemeen bestuur besluiten genomen? Op welke andere terreinen wordt er vanuit De Stichtse Rijnlanden gelobbyd? In hoeverre is daarop in het verleden beleid vastgesteld door het algemeen bestuur? Beantwoording van de vragen door de portefeuillehouder De heer Poelmann: Het stoppen van deelname aan een programma bij vertrek van een medewerker klinkt niet principieel. De VNG heeft na de aardbeving op Haïti verzocht om iemand van de waterschappen daarheen uit te zenden voor advies over de waterhuishouding. De Stichtse Rijnlanden had capaciteit in de vorm van een medewerkster die ook nog vloeiend Frans sprak. Het is een klein project geweest. Met het vertrek van de betreffende medewerkster is de betrokkenheid van De Stichtse Rijnlanden geëindigd. Het uitgangspunt van de EU was om normen te stellen voor het jagen op en vangen van dieren. Daaronder zouden ook de muskusratten gaan vallen. Het voorstel dat werd gedaan zou de waterschappen ernstig hinderen bij de uitvoering van hun werk. Dat zou vooral gelden voor de vangst tijdens de trek van de muskusratten. Er is gelobbyd om te voorkomen dat de normen ook voor de muskusratvangst zouden gaan gelden. Uiteindelijk bleek dat de Europarlementariërs vonden dat de voorgestelde normen niet ver genoeg gingen en daarmee werd het voorstel ingetrokken. Dat heeft niets van doen gehad met de lobby van de waterschappen. Of hierover in het algemeen bestuur is gesproken en besloten is niet bekend bij de heer Poelmann. In de vertegenwoordigende kantoren in Brussel is de wijze van muskusrattendoding een punt dat voortdurend de aandacht heeft. De suggestie in de tekst in hoofdstuk 6 wordt niet herkend. Het is een kort overzicht van wat de waterschappen doen. Daarnaast wordt door de Unie van Waterschappen jaarlijks een boekje over dit onderwerp uitgebracht. De Stichtse Rijnlanden draagt 1500 manuren en een budget van 50.000 euro bij. De Stichtse Rijnlanden levert zijn bijdragen het liefst in mensuren. De bijdragen uit het NWB Bankfonds compenseren het ingebrachte budget van De Stichtse Rijnlanden niet. Wel vindt er bij inzet van mensen op projecten een vergoeding van uren plaats. Er komt dus wel wat terug. Dat geld wordt niet opnieuw besteed aan mensuren in andere projecten. De 1500 manuren is de enige post die duidelijk kwantificeerbaar is. De inspanningen voor Brussel en kennisuitwisseling waren niet expliciet gelabeld. Daarom konden die zaken niet specifiek in de tabel worden opgenomen. De minister wil graag dat niet een paar, maar alle waterschappen bijdragen in een samenwerking. Er wordt op dit moment vanuit de Unie van Waterschappen naar een manier gezocht of dit zou kunnen via een flexpool van medewerkers. De Stichtse Rijnlanden heeft nog niet het plan daar nu al aan mee te gaan doen. Op dit moment wordt er in relatie tot de muskusratten alleen gelobbyd op het gebied van de humane vangstmethoden. Om de belangen van de Nederlandse waterschappen en drinkwaterbedrijven bij instellingen van de Europese Unie te vertegenwoordigen hebben De Unie van Waterschappen en Vewin een gezamenlijke vertegenwoordiging in Brussel. Twee jaar geleden heeft het algemeen bestuur een bezoek gebracht aan Brussel om zich te laten informeren over wat er speelt. Zodra er weer een plan ligt van de Unie van Waterschappen en SenterNovem voor internationale samenwerking, zal dat worden toegezonden. Dat kan inzicht geven in de voorgenomen lobbyactiviteiten. 4.
Financiering oeverherstelwerk aan de primaire waterkering Lek in IJsselstein
De heer Ypma (Bedrijven): De Bedrijven hebben zich verbaasd over de notitie en de brief. Het lijkt alsof de oplossing van het probleem bij één partij ligt. Dat zou gezamenlijk moeten gebeuren. De houding van De Stichtse Rijnlanden is te afwachtend en is dus niet sterk. De erosie van de oever heeft duidelijk te maken met vaarbewegingen. Wat is de motivatie voor de afwachtende houding van De Stichtse Rijnlanden? De brief is niet passend. Het feit dat 'wij' herstelwerkzaamheden moeten uitvoeren is niet juist. Waarom wordt een dergelijke brief zo opgesteld? De heer Schalkwijk (Agrariërs):
Bestuurszaken / DM 586907
Pagina 2 van 9
Adviezen/Conclusies Vergadering commissie Bestuur, Middelen en Zuiveringsbeheer d.d. 9 oktober 2012
CONCEPT De Stichtse Rijnlanden moet de veiligheid garanderen. Daaraan zijn nu eenmaal kosten verbonden. De Agrariërs gaan ervan uit dat er vanuit De Stichtse Rijnlanden een uiterste inspanning zal worden geleverd om de kosten te verhalen. Zal De Stichtse Rijnlanden ook in staat zijn die kosten te verhalen? De heer Terpstra (W@I): Onder verwijzing naar het veroorzakingsprincipe genoemd in de brief, gaat W@I ervan uit dat de kosten voor onderhoud van de oevers van een rivier voor de eigenaar van de rivier zijn. Als dat zo is, zou dan de eigenaar niet via de keur moeten worden aangesproken? Waarom is dat niet gebeurd? Voor 1 september 2012 had het antwoord van Rijkswaterstaat binnen moeten zijn. Is dat ook gebeurd? Zo nee, hoe heeft De Stichtse Rijnlanden daar dan op gereageerd? Welke maatregelen zal De Stichtse Rijnlanden nemen als Rijkswaterstaat niet wenst te betalen? Mevrouw Van der Stroom (VVD): De VVD merkt op dat een en ander blijkbaar wettelijk niet goed is geregeld. Is er over dit soort zaken ook niets geregeld in het Bestuursakkoord Water? In de oplegnotitie staat dat Rijkswaterstaat wel bij de voorbereiding is betrokken. Uit de brief blijkt dat er steeds maar geen reactie komt van Rijkswaterstaat. Hoe ligt die relatie eigenlijk? Die lijkt tegenstrijdig. De heer Kromwijk (CDA): Het CDA vindt ook dat toetsing aan de keur moet plaatsvinden. Bij overtreding zou moeten worden gehandhaafd volgens de gebruikelijke gang van zaken. Waarom wordt die route niet gevolgd? Beantwoording van de vragen door de portefeuillehouder De heer Poelmann: Hij verwijst naar de volgende tekst in de brief: "In het kader van het veroorzakingsprincipe is het onze opvatting dat wij deze kosten niet behoren te dragen." Onder deze opmerking ligt een juridisch advies van veertien pagina's met 43 punten. Uit dat advies blijkt dat de juridische positie van De Stichtse Rijnlanden niet slecht is. Alle juridische stukken zijn ook bij Rijkswaterstaat bekend. Deze brief is verstuurd aan zowel de directeur-generaal als aan de directie Oost-Nederland. Dat is gedaan omdat beide diensten elkaar de bal toespelen. In eerdere bezoeken aan de directeur-generaal heeft die opgemerkt dat het niet zou moeten dat twee overheidsorganen elkaar voor de rechter ontmoeten. Zijn standpunt was dat als de regels niet helder zijn, die maar duidelijk gemaakt moeten worden. De directeurgeneraal zou daarvoor gaan zorgen. Daarna zou er wel overeenstemming komen over de kosten die al zijn gemaakt door De Stichtse Rijnlanden. Dat is een belofte van eind 2010. Daarna is er weinig reactie gekomen. De enige reactie is dat het geheel in beraad is bij Rijkswaterstaat. Om die reden is nu deze brief aan beide diensten gestuurd. Deze ogenschijnlijk eenvoudige zaak zou voor Rijkswaterstaat een zeer hoge precedentwerking kunnen hebben voor andere vergelijkbare zaken. Daarmee is het voor Rijkswaterstaat een toponderwerp geworden. Rijkswaterstaat heeft wel een antwoord gestuurd, gedateerd op 13 september 2012. Die brief heeft een curieuze inhoud. Rijkswaterstaat handhaaft de opvatting dat de verantwoordelijkheid voor het beheer van de oevers waar dat nodig is om de stabiliteit van waterkeringen te garanderen, onder de verantwoordelijkheid valt van de keringbeheerder. Die keringbeheerder is De Stichtse Rijnlanden. Rijkswaterstaat is wel van mening dat De Stichtse Rijnlanden eerder over deze casus duidelijkheid had moeten krijgen. Om die reden wil Rijkswaterstaat 50% van de al uitgevoerde maatregelen vergoeden. Volgens Rijkswaterstaat is dat een bedrag van 300.000 euro. In feite gaat het hier over een afkoopsom om geen verdere maatregelen te gaan nemen. Binnenkort wordt dit antwoord in het college besproken. Er zal ook juridisch advies worden ingewonnen. Gezien de reactie van Rijkswaterstaat staat De Stichtse Rijnlanden niet zo zwak als in de vragen van de commissie wordt gesuggereerd. Er is Bestuurszaken / DM 586907
Pagina 3 van 9
Adviezen/Conclusies Vergadering commissie Bestuur, Middelen en Zuiveringsbeheer d.d. 9 oktober 2012
CONCEPT geprobeerd om dit ambtelijk en diplomatiek op te lossen, maar Rijkswaterstaat is daar blijkbaar niet toe bereid. De heer Poelmann verwijst nog naar de casus Groningen waarover binnenkort met de voorzitter van de Unie van Waterschappen zal worden gesproken. In deze casus gaat het over veel geld. Het college zal er alles aan doen om voor De Stichtse Rijnlanden er het maximale uit te halen. Nieuwe informatie zal direct aan de commissie BMZ beschikbaar worden gesteld. Ondanks dit meningsverschil voelt De Stichtse Rijnlanden zich geroepen de herstelwerkzaamheden uit te voeren. Daarover vindt dan tussen de technici van De Stichtse Rijnlanden en Rijkswaterstaat eerst overleg plaats. Over het soort werk dat moet worden uitgevoerd moet wel eensgezindheid bestaan. Volgens de heer Poelmann zou de keur niet werken in de uiterwaard. Volgens de heer Terpstra (W@I) gaat het hier over de extraterritoriale werking bij waterkeringen. Die loopt door tot een aantal meters gemeten vanaf de teen van de dijk. De heer Poelmann voegt toe dat dit punt zal worden nagezocht en eventueel zal worden meegenomen in de afwegingen. De heer Ypma (Bedrijven) merkt nog op dat het tot de mogelijkheden van Rijkswaterstaat behoort om beperkingen aan het vaarwegbeheer op te leggen. Daarmee kunnen zij eventuele gevolgen voorkomen. Dat is van belang om vanuit het juridische oogpunt te benutten. De heer Poelmann geeft aan dat er in de Beatrixsluis juist een derde kolk wordt gebouwd. Daarmee wordt de scheepvaart juist meer in plaats van minder gefaciliteerd. Er is veel maatschappelijk draagvlak voor vervoer over water. Daarom is het juist belangrijk om de juiste punten aan te roeren. Stukken ter advisering 5.
Samenwerking belastingen waterschap en gemeenten
Eerste termijn Mevrouw Van der Vorm (WN): Er is tijdens de commissievergadering van 25 september 2012 geadviseerd om het stuk aan te passen op basis van de vragen en opmerkingen en de antwoorden daarop. Als dit het advies was, waarom is dat dan niet overgenomen en zijn er slechts tekstuele aanpassingen gedaan? Het is voor WN nog steeds onduidelijk wat de financiële risico's zijn van het oprichten van deze gemeenschappelijke regeling. De risico's zouden in het bedrijfsplan staan. Het klopt dat er een aantal pagina's met risico's zijn opgenomen, maar wel zonder enige financiële indicatie. Wat zijn de financiële risico's? De taken van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur, bijvoorbeeld voor het werken binnen de begroting en de invulling van efficiencyopgaven, staan niet in het bedrijfsplan. Daar staat dat 'het bestuur' verantwoordelijk is. Hoe is nu precies de rolverdeling en waar heeft het algemeen bestuur van De Stichtse Rijnlanden grip op? De heer Terpstra (W@I): Onder verwijzing naar de tabel onderaan pagina 3 van de oplegnotitie vraagt W@I of er goed begrepen is wat met de cijfers wordt bedoeld. Gelden de tweede en derde kolom alleen voor De Stichtse Rijnlanden? Zou buiten de samenwerking met de gemeente Utrecht om er een mogelijkheid blijven voor samenwerking met Limburg? Mevrouw Bodewitz (PVDD): Op pagina 9 staat dat de desintegratiekosten binnen drie jaar zullen zijn afgebouwd. Door de versnippering van de indirecte kosten is het niet goed mogelijk om die specifiek aan taken toe te wijzen. Waarop is de verwachting van afbouw binnen drie jaar gebaseerd? Op pagina 11 wordt het risico voor het niet halen van de norm voor de overhead genoemd. Hier worden geen bedragen genoemd. Wat is de marge hiervoor? Op pagina 10 staat dat voor het niet tijdig starten van de nieuwe organisatie de financiële impact gering is. Aan welk bedrag moet hierbij worden gedacht? De heer Schalkwijk (Agrariërs):
Bestuurszaken / DM 586907
Pagina 4 van 9
Adviezen/Conclusies Vergadering commissie Bestuur, Middelen en Zuiveringsbeheer d.d. 9 oktober 2012
CONCEPT Er is nu een startbudget van 12 miljoen euro. Komt er bij toetreding van nieuwe gemeenten een herverdeling van dit budget? De heer Ypma (Bedrijven): Wat is het referentiekader van het bedrijfsplan? Als het is gestoeld op kennis en ervaring van andere belastingkantoren, zouden de Bedrijven dat graag willen weten onder toevoeging van de gebruikte referenties. Er wordt veel aandacht besteed aan de directeur en het bestuur. Als die er eenmaal zijn, zouden de problemen zijn opgelost. Dat wordt door de Bedrijven betwijfeld. Moet er voor een belastingkantoor niet een bestuur komen dat bestaat uit terzake deskundigen en ervaringsdeskundigen? De deskundigheid op dit gebied bij de bestuurders van de gemeente Utrecht en De Stichtse Rijnlanden is niet zo groot. De kosten voor huisvesting zijn eerder door de Bedrijven al genoemd. Veel goedkopere plaatsen zijn denkbaar. 'Hoog Catharijneprijzen' mogen niet aan de orde zijn. Er zou op voorhand al een lage huurprijs moeten worden afgesproken. Over de procedures en instructies wordt veel geschreven. Wat is eventueel het voorbeeld hiervoor geweest? Moet ICT wel apart worden aanbesteed? Het zou moeten gaan over een integraal concept waarin ook de werkprocedures en de processen worden meegenomen. Dat is momenteel niet ongebruikelijk. De aanbesteding zou ook onder een dialoog tot stand moeten komen. De heer Kromwijk (CDA): De verwachting was geweest dat er meer inzicht zou zijn gegeven over de gevolgen van het continueren van de diensten van Limburg. De Stichtse Rijnlanden draagt voor 19% bij in de financiering van de overschrijding van de kosten. Is dit percentage gerelateerd aan het voordeel dat er uit de samenwerking wordt gehaald? Dat voordeel is voor De Stichtse Rijnlanden relatief klein. Mevrouw Van der Stroom (VVD): Hoewel de VVD geen voorstander is van een gemeenschappelijke regeling, denkt de VVD dat dit wel een goede opzet is. Wel is jammer dat er geen samenwerking met Limburg is. Is het mogelijk een overzicht te maken met de financiële gevolgen bij het toetreden van meer gemeenten tot de regeling? De ervaringen met gemeenschappelijke regelingen waren niet altijd goed. Het advies van de VVD is om met de kennis opgedaan bij andere regelingen, deze regeling zo lean en mean mogelijk op te zetten. Behandeling van de opmerkingen en vragen door de portefeuillehouder De portefeuillehouder wordt daarbij ondersteund door de heer Oppenhuizen, ambtenaar, en de heer Kokx van het adviesbureau KokxDeVoogd. De heer Kokx is betrokken bij het opstellen van de plannen. De heer Miltenburg: Welke vragen niet zijn beantwoord is hem nog niet duidelijk. Zowel het investeringsaandeel als het kostenaandeel is voor De Stichtse Rijnlanden 19%. Dat is ook het aandeel in tegenvallers. De heer Miltenburg geeft het voorbeeld dat bij een overschrijding van 10%, wat heel veel is, de kosten voor De Stichtse Rijnlanden 228.000 euro zouden bedragen. Dat is veel geld, maar nog wel te overzien. De organisatie die wordt opgezet is een intern werkende organisatie. Bij een efficiënte opzet van een dergelijke organisatie zijn de risico's gering. De gemeente Utrecht heeft veel meer voordeel dan De Stichtse Rijnlanden. Deze samenwerking heeft wel een groot maatschappelijk voordeel. Het verlengen van het contract met Limburg zou op basis van de inflatie ongeveer 200.000 euro per jaar duurder worden. Als zou worden ingestapt in de gemeenschappelijke regeling van Limburg met gemeenten die een instapbedrag betalen, dan zouden de kosten 380.000 euro hoger zijn per jaar. Bij de nu voorgestelde samenwerking met de gemeente Utrecht ontstaat er een voordeel van 167.000 euro. Het voorliggende voorstel is dus altijd goedkoper. De afspraak binnen Bestuurszaken / DM 586907
Pagina 5 van 9
Adviezen/Conclusies Vergadering commissie Bestuur, Middelen en Zuiveringsbeheer d.d. 9 oktober 2012
CONCEPT dit voorstel is dat geen enkele partij erop achteruit mag gaan. De drempel voor toekomstige toetreders willen de partijen zo laag mogelijk houden. Daarom is gekozen voor snel starten met weinig partners en daarna de andere gemeenten snel toelaten. Het toetreden zonder drempel haalt gemeenten eerder over de streep. Door meer deelname neemt het volume toe en ontstaat er meer voordeel. Nieuwe deelnemers zullen niet zonder meer na een jaar weer kunnen opstappen. De gemeenschappelijke regeling is niet populair. In Limburg is er nu geen enkele inbreng mogelijk. In de samenwerking zit er vertegenwoordiging van De Stichtse Rijnlanden in het bestuur. Daarnaast krijgt het algemeen bestuur van De Stichtse Rijnlanden de conceptbegroting voorgelegd en kunnen er zienswijzen worden ingediend. In de cultuur van de nieuwe organisatie zal verhoudingsgewijs veel van de cultuur van Utrecht worden ingebracht. Om die reden is het aanstellen van een stevige directeur van belang. Die moet in staat zijn een eigen cultuur te creëren. Dat zou iemand moeten zijn die niet afkomstig is uit de organisaties van een van de partners. De heer Kokx: Voor het financiële deel is het bedrijfsplan in de kern gebaseerd op de begrotingen van de gemeente Utrecht en van De Stichtse Rijnlanden. Er is geredeneerd vanuit twee stabiele situaties. Daarbij is gekeken naar de situaties zowel in 2011 als in 2012. Door met drie, maar in feite twee partijen te beginnen, ontstaat een stabiele startsituatie. Hoe minder deelnemers bij de start, hoe minder problemen. Het voordeel voor De Stichtse Rijnlanden is laag door het huidige voordelige contract met Limburg. Voordelen van het niet meer zelf uitvoeren van de belastingheffing en -inning werden daarmee niet zo goed zichtbaar. Voor de gemeente Utrecht is er een duidelijk voordeel te halen. Dit aspect is expliciet betrokken bij het bepalen van de verdeelsleutel voor de kosten. Daarnaast is het verschil in belastingsoorten die worden opgelegd betrokken in de planvorming. Die verschillen konden goed worden gebenchmarkt. Cijfers van tien belastingkantoren zijn verzameld en daarvan zijn de kosten per regel op het biljet bepaald. Die cijfers zijn afgezet tegen de begrotingen van beide partijen en tegen wat er in de businesscase staat. De cijfers in de businesscase vallen binnen de gevonden range, maar zitten, nog niet, op het laagste niveau. Dat is niet zo vreemd, afgezet tegen het feit dat het gaat over een startsituatie voor een nieuwe organisatie. Daarnaast is er, zoals in de vorige vergadering is gezegd, een behoedzame raming gemaakt voor een aantal kosten. Er wordt bijvoorbeeld voor de kosten voor huisvesting gewerkt met normbedragen. Als de gemeente Utrecht huisvesting wil aanbieden, moet dat binnen die norm vallen. Om tot de norm te komen zijn benchmarkgegevens van onder andere de Rijksgebouwendienst gebruikt. Ook op de ondersteunende taken zijn benchmarkgegevens van onder andere de waterschappen verzameld. Dat is gedaan om ervoor te zorgen dat de organisatie lean en mean wordt ingericht. De overheadkosten zoals de gemeente Utrecht die nu kent worden dus niet meegenomen. De wijze waarop de businesscase is opgebouwd, zorgt voor weinig risico's. Er bestaat alleen een echt risico voor het digitale klantenconcept. Daarvoor is in de raming een bandbreedte opgenomen. De dure variant is in het voorstel opgenomen. Na aanbesteding zou op dit punt een actualisatie van de cijfers kunnen worden gegeven. De aanbesteding is volledig nieuw geschreven vanuit de filosofie wat De Stichtse Rijnlanden wil en zoals het integrale concept in Limburg draait. De aanbesteding is ook opgesteld als een prestatieopdracht en niet als een gedetailleerde opdracht. In de marktconcentratie die aan de voorkant van de aanbestedingsprocedure is gedaan, bleek dat er nog nooit op een integraal concept was geboden. De grote spelers hebben gezegd dat zij het wel gaan doen, maar dat zij wellicht met onderaannemers gaan werken. Belastingheffing en belastinginning gaan over de uitvoering van wettelijke taken die in een publieke setting moeten worden georganiseerd. Daarvoor is voor de gemeenschappelijke regeling gekozen. Dat wil zeggen dat er alleen gekozen of benoemde bestuurders zitting kunnen hebben in het bestuur. Een bestuur van deskundigen is dus niet mogelijk. Het dagelijks bestuur kent drie deelnemers. Dat zal ook bij uitbreiding klein blijven. Iedere deelnemer krijgt een positie in het algemeen bestuur. Dat zal dus bij uitbreiding groter worden. Het voorzitterschap van het algemeen bestuur wordt door De Stichtse Rijnlanden ingevuld. De Stichtse Rijnlanden Bestuurszaken / DM 586907
Pagina 6 van 9
Adviezen/Conclusies Vergadering commissie Bestuur, Middelen en Zuiveringsbeheer d.d. 9 oktober 2012
CONCEPT is dus met twee bestuurders vertegenwoordigd. De taakverdeling voor het bestuur ligt in lijn met de bevoegdheden en dus met de verantwoordelijkheden. Die zaken staan niet in het bedrijfsplan, maar wel in de tekst van de gemeenschappelijke regeling, vooral in afdeling 2, artikel 39 en volgende. Het algemeen bestuur is bevoegd om de begroting vast te stellen en het dagelijks bestuur is verantwoordelijk voor het doen van de uitgaven binnen die begroting. Sommige taken, zoals de benoeming van personeel, worden door het algemeen bestuur gedelegeerd aan het dagelijks bestuur. Dat ligt vast in het delegatiebesluit. De heer Oppenhuizen: Hij gaat in op financiële effecten in de tabel onderaan pagina 3. Formeel loopt de overeenkomst met Limburg af op 31 december 2013. Tot het einde van dit jaar kan er worden heronderhandeld over opzeggen van de overeenkomst of over het vragen van meer geld. Er is een brief gestuurd waarin staat dat hun dienstverlening in ieder geval duurder wordt. Daarnaast zal er ook worden geïndexeerd. Indexering is in ieder geval het minste wat er zal gebeuren. De nulvariant heeft uitsluitend betrekking op De Stichtse Rijnlanden en gaat uit van wat de kosten zouden zijn als er de afgelopen jaren zou zijn geïndexeerd. De kosten voor het toetreden tot de gemeenschappelijke regeling van Limburg zijn ook alleen voor De Stichtse Rijnlanden. Een overzicht met de voordelen bij het deelnemen van meerdere gemeenten aan de regeling zal in de notitie worden opgenomen. Tweede termijn Mevrouw Van der Vorm (WN): De toelichting is duidelijker dan wat er in de oplegnotitie staat. Is het zo dat alle risico's die in het bedrijfsplan staan genoemd niet meer overschrijding geven dan ongeveer 10% van de begroting? Het advies van WN is om de risico's duidelijk en gekwantificeerd op te nemen in de oplegnotitie zodat die ook bij de besluitvorming kunnen worden betrokken. De heer Terpstra (W@I): W@I sluit zich aan bij het laatste punt van WN. W@I heeft principieel moeite met gemeenschappelijke regelingen. Dat is hier echter onoverkomelijk. W@I kan instemmen met het voorstel. Mevrouw Bodewitz (PVDD): Zij heeft nog geen antwoord gekregen op haar vraag over de desintegratiekosten. De heer Ypma (Bedrijven): Er is veel gedaan op het gebied van benchmarking. Kan dat inzichtelijk worden gemaakt? Het referentiekader is voor de Bedrijven een belangrijk element om te weten langs welke lijn het belastingkantoor tot stand moet komen. De heer Ypma verwijst naar het niet bekend zijn met een integraal concept bij de aanbieders. Momenteel gebeurt het aanbesteden van integrale concepten al in meerdere marktsegmenten. Als voorbeeld noemt de heer Ypma de Betuweroute. De vraag bij deze wijze van aanbesteding is waar je de opdracht dan neer moet leggen. Om die reden noemde hij de dialoogvorm als middel om te komen tot wat de aanbestedende partij wil. Zo krijgt een aanbieder in dit geval bijvoorbeeld ook de kans om een package deal met Limburg te sluiten. Het blijkt namelijk uit de brief dat Limburg niet echt meteen afscheid wil nemen. Hier zou gebruik van kunnen worden gemaakt. Wat is de opzet van de aanbestedingsprocedure? Gaat het over de meest voordelige aanbieder of over een traject volgens het dialoogmodel? Het advies is de hierboven gevraagde informatie op te nemen in het stuk voor het algemeen bestuur. De heer Kromwijk (CDA): Het CDA heeft veel vertrouwen gekregen in de plannen met de gedegen beantwoording van de vragen. Het CDA sluit zich aan bij het laatste punt van WN, in die zin dat de beperking van het risico ook in het besluit zou moeten worden opgenomen. Bestuurszaken / DM 586907
Pagina 7 van 9
Adviezen/Conclusies Vergadering commissie Bestuur, Middelen en Zuiveringsbeheer d.d. 9 oktober 2012
CONCEPT Als dat gebeurt, kan het stuk als hamerstuk worden doorgeleid. Mevrouw Van der Stroom (VVD): De VVD kan een positief advies uitbrengen met twee aandachtspunten. Maak in de oplegnotitie nadrukkelijk melding van het uitgangspunt voor een lean en mean organisatie. De VVD adviseert de heer Miltenburg er rekening meet te houden dat er ook vrouwen zouden kunnen solliciteren. Behandeling van de opmerkingen en vragen door de portefeuillehouder De heer Miltenburg: Hij benadrukt dat de 10% overschrijding slechts een voorbeeld is geweest. 10% is hier dus geen maximum. Er is voorzichtig geraamd om geen te hoge verwachtingen te wekken. Er is niet naar een positief voordeel toegerekend. In de berekening in het voorstel zijn de risico's te overzien. Over de kantoorhuur zijn harde afspraken gemaakt over het hanteren van marktconforme prijzen. Een kantoor op Hoog Catharijne had niet de voorkeur van De Stichtse Rijnlanden. Het gaat hier over een samenwerking met groot maatschappelijk voordeel. Voor de gemeente Utrecht zijn de desintegratiekosten verhoudingsgewijs veel hoger dan voor De Stichtse Rijnlanden. Voor de gemeente Utrecht maakt huisvesting in hun pand dus een groot verschil. Het gaat hier ook over een handreiking naar een partner waarmee in de toekomst vruchtbaar samen moet worden gewerkt. De heer Oppenhuizen: De Stichtse Rijnlanden geeft 16% van de totale begroting uit aan overheadkosten. Dus ook voor de afdeling Belastingen is de overhead berekend op 16% van het exploitatiebudget, te weten ongeveer 472.000 euro per jaar. Als dit wordt afgezet tegen 16 miljoen euro overheadkosten voor de hele organisatie, is dit een relatief klein bedrag. De financiële experts zijn van mening dat een dergelijk klein bedrag binnen drie jaar opgevangen kan worden. Door de introductie van interne taakstellingen kan de afbouw binnen drie jaar worden gerealiseerd. De Stichtse Rijnlanden is ook een organisatie in beweging. Daarmee kunnen de kosten ook worden weggezet bij nieuwe ontwikkelingen zoals WINNET. Mevrouw Van der Vorm (WN) geeft aan dat WN niet gerust is op de antwoorden van de heer Miltenburg over de risico's. Hij refereert steeds aan allerlei ramingen voor de nieuwe organisatie, maar gaat voorbij aan de risico's die worden genoemd in de oplegnotitie en het bedrijfsplan. De door de heer Miltenburg genoemde 10% was slechts een voorbeeld en heeft geen realiteitswaarde. De zorgen over de risico's blijven bestaan. Advies - Doorgeleiden naar het algemeen bestuur met een positief advies. - Opnemen van de gekwantificeerde risico's in relatie tot de jaaromzet in het besluit, maar tenminste zichtbaar in de oplegnotitie. Stellen van een maximum aan de risico's. - Verstrekken van achtergrondinformatie over de benchmarking en de aanbestedingswijze. - Benadrukken van het willen opzetten van een lean en mean organisatie, mogelijk voorzien van een benchmark. Stukken ter consultering - Er zijn geen stukken ter consultering. 6.
Rondvraag
Bestuurszaken / DM 586907
De heer Ypma (Bedrijven) merkt op dat op bepaalde plekken bij het maaien het maaisel niet uit het water wordt gehaald. Met het oog op de waterkwaliteit is dat niet wenselijk. Is dit een bewuste keuze? De heer Van der Maat geeft aan de het maaisel er later wordt uitgehaald. Het heeft te maken met de kostenbesparing op het verwijderen van de hoeveelheid afval.
Pagina 8 van 9
Adviezen/Conclusies Vergadering commissie Bestuur, Middelen en Zuiveringsbeheer d.d. 9 oktober 2012
CONCEPT 7.
Sluiting.
De voorzitter sluit de vergadering om 21.10 uur.
Voor akkoord, Vergadering commissie BMZ 13 november 2012, De secretaris,
Bestuurszaken / DM 586907
drs. E.Th. Meuleman
Pagina 9 van 9