College Onderwerp:
V200900256 Resultaten symposium toekomst vesting
Collegevoorstel Inleiding: Op woensdag 19 november jl. vond in de Vesting Heusden een symposium plaats over de toekomst van de vesting. Zo’n 135 genodigden – van deskundigen, bestuurders en medewerkers van historische steden en andere relevante instellingen tot inwoners en collega’s – bogen zich over de vraag hoe we historische steden in de 21e eeuw leefbaar en aantrekkelijk houden. De discussies werden daarbij onderverdeeld in de thema’s cultuurhistorie, toerisme en economie, leefbaarheid en wonen en architectuur.
Feitelijke informatie: Belangrijke doelstelling van het symposium was het verzamelen van input voor nieuw beleid over de toekomst van de vesting. Om die reden is er van zowel het plenaire deel als de vier afzonderlijke sessies een uitgebreid verslag gemaakt. Tijdens het symposium is tevens aangegeven dat de aanwezigen op de hoogte zullen worden gebracht van de uitkomsten. De verslagen treft u bijgaand aan.
Afweging: Om ervoor te zorgen dat de verslagen daadwerkelijk input voor nieuw beleid gaan vormen, is het zaak dat de diverse betrokken beleidsmedewerkers ermee aan de slag gaan. Het is hun taak de verslagen te ontleden en te verwerken in een nota met conclusies en aanbevelingen. Deze nota zal aan het college worden voorgelegd, om zo tot bestuurlijke besluitvorming over het vervolgtraject te komen.
Communicatie Alle deelnemers aan het symposium ontvangen de verslagen per e-mail, vergezeld van een brief van de burgemeester.
Advies: Wij stellen u voor bijgaand besluit vast te stellen
1/2
College Onderwerp:
V200900256 Resultaten symposium toekomst vesting
BESLUIT Het college van Heusden heeft in de vergadering van 17 maart 2009;
besloten:
1. kennis te nemen van de verslagen van het symposium d.d. 19 november 2008 over de vesting Heusden, 2. een ambtelijke werkgroep in het leven te roepen die op basis van de verslagen voor het college een nota van aanbevelingen en conclusies opstelt, en 3. de verslag(en) in volledige vorm toe te sturen aan alle deelnemers aan het symposium.
namens het college van Heusden, de secretaris,
mr. J.T.A.J. van der Ven
2/2
Symposium 'Historische stad= toekomstige schat' van de gemeente Heusden ter gelegenheid van de veertig jaar restauratie van de vesting Heusden Verslag van het door de gemeente Heusden op 19 november 2008 georganiseerde symposium HISTORISCHE STAD= TOEKOMSTIGE SCHAT Hoe houden we historische steden leefbaar en aantrekkelijk?
De heer Verbruggen opent om 9.45 uur het symposium. Hij is verheugd over de grote belangstelling, ook vanuit de andere vestingsteden, op deze dag voor het jarige Heusden. Hij licht kort de dagindeling toe. Na het welkomstwoord van de burgemeester zullen vier sprekers een inleiding over het thema van het symposium verzorgen. Na een ‘walking lunch’ door Heusden vinden er ’s middags op vier verschillende locaties interactieve sessies onder leiding van de vier inleiders plaats. Burgemeester Willems vermeldt dat de gemeente Heusden in haar huidige vorm sinds twaalf jaar bestaat. De gemeente telt ongeveer 43.000 inwoners en is de grootste niet-stedelijke gemeente van Noord-Brabant. De gemeente is onder meer bekend door de aanwezigheid van de Loonse en Drunense duinen en is eveneens bekend als vestingstad. Vervolgens geeft hij een kort overzicht van de historie van Heusden. De Heerlijkheid Heusden wordt al in de negende eeuw genoemd en krijgt in 1296 stadsrechten. Heusden beleefde zijn hoogtepunt in de zestiende en zeventiende eeuw en was in die tijd een sterke vestingstad. Tot in de achttiende eeuw waren er effectieve vestingwerken. In de loop der tijd teisterden diverse rampen Heusden, zoals stadsbranden in de vijftiende en zestiende eeuw. De laatste grote vernietinging vond plaats aan het einde van de Tweede Wereldoorlog. Vanaf het begin van de negentiende eeuw ging het bergafwaarts met de stad. Na de Tweede Wereldoorlog startte de discussie over de vraag wat er met de in puin geslagen vesting moest gaan gebeuren: saneren of herbouwen. Uiteindelijk leidde dit ertoe dat in 1968 werd gestart met de restauratie van de vesting. Nu, in 2008, wordt herdacht dat deze restauratie veertig jaar geleden is gestart. De discussie die nu speelt is hoe het toekomstperspectief van de vesting moet worden gezien. Er bestaan verschillende meningen over de diverse belangen en aspecten die in deze discussie meespelen. Te noemen zijn het toerisme, de bewonersbelangen, het behoud van het bestaande versus het toevoegen van nieuwe elementen, de toekomst van de ondernemers, de vertrekkende middenstand, de ontgroening en vergrijzing van de bevolking, het materiaalgebruik en het toevoegen van nog meer kunsthandel. Er moet naar een balans worden gezocht om de belangen met elkaar in evenwicht te brengen. Deze discussie speelt overigens ook in andere vestingsteden. Spreker hoopt dat er aan het einde van de dag een basis ligt voor het toekomstperspectief van historische steden. Hij spreekt de hoop uit dat de aanwezigen hun betrokkenheid en expertise tot uiting laten komen. Verder doet hij een beroep op de subsidieverstrekkers om zaken te faciliteren.
1
Prof.drs. F. Asselbergs: Hoe verder met vesting Heusden Spreker stelt dat de geschiedenis datgene met je doet wat je zelf van de geschiedenis vraagt. De geschiedenis van Heusden wordt gekenmerkt door rampspoed. Toch leidt de kiemkracht telkens weer tot een herleving. Op een aantal momenten heeft dit verschijnsel zich voorgedaan, bijvoorbeeld na de Elisabethvloed, na de stadsbranden en na de ‘knal’ van het kasteel. Volgens spreker hoort dit beeld bij de genetische reflectie op de geschiedenis. Heusden en zijn inwoners hebben het lot getart, maar de kracht van herstel loopt als een rode draad door de geschiedenis. Van belang is welk zelfbeeld Heusden van zichzelf heeft en welk imago Heusden bij anderen heeft. Beide hoeven niet gelijk te zijn, maar het gaat om de wijze waarop hiermee wordt omgegaan. De kracht van herstel hoort bij het zelfbeeld van Heusden. Voor de verdere ontwikkeling is het daarom van belang om dicht bij die eigen identiteit te blijven. Tegenwoordig is er behoefte aan nieuwe samenhang. Heusden heeft de scherven opgepakt en tot een geheel gemaakt. Er zijn meer dergelijke voorbeelden in Nederland. Door omstandigheden is Heusden al snel in verzet gekomen. Daarvoor waren eigengereide en overtuigde mensen nodig, zoals de heer Gerard Scholten. De beelden van het oude Heusden vormden het richtsnoer voor herstel. Het was nodig om deze weg terug te bewandelen om een nieuw noodzakelijk startpunt te kunnen maken. Het herstel van Heusden is een enorme onderneming geweest. Spreker spreekt zijn waardering uit voor wat de toenmalige burgemeester allemaal voor elkaar heeft gekregen. Het huidige dilemma is om duidelijkheid te verkrijgen wat er met het nieuwe startpunt moet worden gedaan. In Nederland is een discussie gaande over de modernisering van de monumentenzorg, juist nu bijna alle monumenten zijn gerestaureerd. Samenvattend kan worden gesteld dat Heusden veel rampen heeft overleefd en dat er is gezocht naar een nieuw startpunt. Er staat nu een sterk casco. Het is nu mogelijk om twee dingen te doen. Het eerste, het problematiseren van de situatie, is niet aan te bevelen. De tweede mogelijkheid is om ervan uit te gaan dat er een punt is bereikt om het moderne leven, de nieuwe economie, ruimte te geven. Het is niet de bedoeling om in extravagantie naar nieuwe dingen te zoeken, maar wel om het moderne leven en comfort een kans te bieden. De discussie van vandaag gaat over de vraag hoe de stad met behoud van het casco verder is te ontwikkelen. De heer Verbruggen vraagt professor Asselbergs naar voorbeelden van vestingsteden die voor het ene dan wel het andere uiterste hebben gekozen. Professsor Asselbergs antwoordt dat Heusden met Naarden is te vergelijken, waar de bewoners ook tevreden zijn met de huidige situatie. Hij wijst erop dat dit over enige generaties echter mis zal gaan omdat dynamiek een noodzakelijkheid is. Boertange is een voorbeeld van ‘het verleden laten herleven’. Vanuit werkgelegenheidsoverwegingen is daar voor die richting gekozen. De trend van ‘het verleden laten herleven’ is intussen verlaten. Maastricht heeft er bijvoorbeeld voor gekozen om strategische ankerpunten te restaureren en het overige aan bewonersinitiatieven over te laten. Een andere oplossing is gelegen in een combinatie van restauratie met moderne invulling. Tot slot wijst hij nogmaals op het belang om in Heusden nieuwe economische ontwikkelingen een kans te geven. -----
2
Dr. D. Noordman: Over de creatieve economie van een vestingstad Spreker brengt naar voren dat de grote steden circa vijftien jaar geleden met citymarketing aan de slag zijn gegaan. Ze gingen op zoek naar identificerende kenmerken en hebben daarmee een grote slag hebben gewonnen. De vestingsteden hebben eigenlijk vijftien jaar stilgestaan. Er bestaat weliswaar een samenwerkingsverband tussen de vestingsteden, maar de gezamenlijke website heeft een beperkte aantrekkingskracht. Volgens spreker is er iets grondig mis met de communicatie vanuit de vestingsteden. Er zal iets moeten gebeuren om de economie te stimuleren. Spreker gaat in zijn verdere betoog in op de beleveniseconomie van een vestingstad. Volgens hem zijn er bij de toeristen vijf segmenten te onderscheiden, waarvan de stadtoeristen er een vormen. De bezoekers van vestingsteden behoren tot deze categorie stadstoeristen. Binnen deze categorie is een onderscheid te maken tussen verblijfs- en dagtoeristen. De bezoekers van vestingsteden zijn voor het overgrote deel dagtoeristen. Verder gaat spreker ervan uit dat vestingsteden vooral voor mannen aantrekkelijk zijn. Dientengevolge hanteert hij als eerste ijkpunt dat vestingsteden ook faciliteiten voor vrouwen moeten hebben. Een tweede ijkpunt wordt gevormd door de uitgaven van de bezoekers. Uit onderzoek in Brielle is naar voren gekomen dat de bezoeker van een vestingstad gemiddeld 30 euro uitgeeft. Met 350.000 bezoekers levert dit circa 10 miljoen euro aan omzet op, waarvan 4 miljoen aan de werkgelegenheid kan worden toegerekend. Een derde ijkpunt vormt de tourism carrying capacity. Aan de hand van drie aspecten, accessibility, bottleneck en physical capacity, kan een gemeente als Heusden aangeven hoeveel bezoekers ze per dag wil hebben. De accessibility in Heusden is niet zo groot want anders ontstaan er capaciteitsproblemen. De bottleneck heeft betrekking op het tegelijkertijd komen van veel mensen en op de inrichting van straten en dergelijke. De physical capacity heeft betrekking op het aantal plekken dat binnen en buiten beschikbaar is voor koffie, lunch en dergelijke. Daarnaast geven de inwoners de psychische capaciteit aan: hoeveel mensen vinden de inwoners op een bepaald moment acceptabel. De relevante werkgelegenheid is gekoppeld aan galeries, winkels en horeca. Het gaat bij kleinere steden om marginale werkgelegenheid, die eigenlijk niet rendabel is vanwege de beperkte omzet. In de creatieve economie gaat het erom welke werkgelegenheid men wil creëren. Om enige tijd vooruit te kunnen dient men in de gaten te houden dat mensen veranderen en de behoefte hebben om een bijdrage te leveren aan het product dat ze consumeren. Een vierde ijkpunt betreft de verhouding van Heusden tot het internet, zodat consumenten naar Heusden toe komen. Het betreft zowel actuele als virtuele deelname. Spreker vat zijn betoog als volgt samen. Heusden dient zich te onderscheiden om mannen aan te trekken. Om vrouwen mee te krijgen zal er sprake dienen te zijn van additionele faciliteiten. Door het toerisme te segmenteren moet men duidelijk krijgen welke bezoekers men wenst aan te trekken. Er dient ruimte te zijn om invulling te geven aan de creatieve economie. De communicatie dient aan de eisen van deze tijd te worden aangepast. Interactief communiceren en interactief consumeren zijn belangrijke aandachtspunten. De heer Verbruggen vraagt aan dr. Noordman of het toerisme de economische motor is.
3
Dr. Noordman antwoordt dat dit vanzelf gebeurt. Heusden dient zich wel de vraag te stellen hoeveel toeristen men wil hebben en wanneer. Daarnaast moet Heusden nadenken wie er een bijdrage kan leveren aan de creatieve economie. ----Prof. Dr N. Nelissen: Over leven in een vestingstad Spreker start zijn betoog met een toelichting op beelden uit Brugge, waaruit blijkt dat er grenzen bestaan aan het toerisme dat een historische stad aankan. Er is sprake van toenemende irritatie bij de plaatselijke bevolking over dagtoerisme. Verder is er sprake van een dreigend verzadigingspunt en is het wenselijk om zaken op een zorgvuldige manier te regelen. Dit spanningsveld tussen zittende bewoners en dagtoerisme geldt ook voor andere steden, zowel grote als kleine. Deze gespannen verhouding legt een claim op de gebruiksmogelijkheden van de stad. Partijen hebben namelijk eigen doelen en ideeën, die in conflict komen met de doelen en ideeën van de andere partij. Heusden vormt voor veel bewoners een ideale plek met zijn historische ambiance. Het wonen heeft daardoor allerlei voordelen: het is attractief en gevarieerd en de openbare ruimte heeft een hoge belevingswaarde. Spreker laat dit zien aan de hand van een aantal beelden van Heusden. Aan deze attractieve, waardevolle omgeving zit echter ook een schaduwzijde: het cultuurtoerisme. Spreker laat dit zien aan de hand van beelden van andere steden. Er zijn te veel mensen op een te gering oppervlak of in een te geringe ruimte in een beperkte periode. Dit kan opstoppingen tot gevolg hebben. Andere mogelijk negatieve effecten kunnen de volgende vormen aannemen: reclames en uitstallingen, bewegwijzering, ongewenste activiteiten in de vorm van gokhallen en muziek en straatvuil. Door de veelheid en frequentie van evenementen bestaat er geen controle op het gebruik van de ruimte. De historische stad dient daarbij als gratis decor. Veel evenementen zijn qua schaal en sfeer verwerpelijk. Het gaat erom om passende evenementen te organiseren. Aan de hand van beelden laat spreker enkele schaduwzijden van het toerisme in Heusden zien. Zo heeft de groeiende horeca de neiging om de buitenruimte op te eisen. De ene uitstalling buiten roept de andere op waardoor relatief onschuldige zaken in combinatie tot een ongewenste uitstraling leiden. Fietsen worden vaak op ongewenste plekken geparkeerd. Het evenementenplatform in Heusden heeft zijn zorgen geuit over de evenementen die met name rond de Vismarkt plaatsvinden. Het evenementenplatform streeft naar een balans in aantal en locatie van de evenementen. Volgens spreker is dit een duidelijk signaal richting gemeentebestuur. Spreker doet de suggestie om een overlegstructuur op te zetten, waarvan duidelijk moet zijn welke onderwerpen er aan de orde kunnen komen, wie de deelnemers zijn en wat de status is. In een dergelijk overleg moeten de pijnpunten aan de orde komen, moeten afspraken gemaakt worden en moeten gedane toezeggingen worden nagekomen. Spreker zegt het gevoel te hebben dat er een point of no return bereikt kan worden. Daarom pleit hij voor de volgens hem noodzakelijke regulering en in het verlengde daarvan voor een strikte handhaving. Op de vraag van de heer Verbruggen of hij in zijn betoog om meer eerbied en aandacht voor behoud van het bestaande vraagt, antwoordt professor Nelissen dat de twee voorgaande sprekers over uitdagingen en een andere visie hebben gesproken. Hij ziet toch wel parallelle gedachten en ondersteunt de verwoorde historische durf en de aangehaalde tourism carrying capacity. -----
4
Dr. V. van Rossem vindt het een goede zaak dat door professor Nelissen de nadelen van dynamiek en vooruitgang zijn aangegeven. Zijn eigen advies aan het gemeentebestuur van Heusden luidt: voorkomen is beter dan genezen. Vanuit zijn Amsterdamse achtergrond stelt hij dat Amsterdam te veel van alles heeft. Als voorbeelden hiervan noemt hij winkels, werkgelegenheid met de bijbehorende files en toeristen. Sommige toeristen zijn volgens hem een plaag voor de stad. Hij wil in zijn rede dieper ingaan op architectuur en welstand. Daarom licht hij de historie van Amsterdam vanuit deze aspecten toe. Amsterdam is weliswaar een zeventiende-eeuwse stad in structuur, maar niet in architectuur. Aan de hand van overzichten op de Amsterdamse stadsplattegrond, waarop de perioden zijn aangegeven waarin de gevels van panden zijn gebouwd, laat hij zien dat er niet zo veel panden met gevels uit de tweede helft van de zeventiende eeuw voorkomen. De kern van het huidige monumentenbestand bestaat uit panden uit de periode van 1700 tot 1800. In de periode tussen 1800 en 1850 was er sprake van een stilstand en zijn er weinig panden toegevoegd. Echter in de periode tussen 1850 en 1900 en tussen 1900 en 1945 was er sprake van een grote dynamiek in Amsterdam en zijn er veel panden toegevoegd. Spreker geeft aan dat de moraal van zijn betoog de vraag is hoe de moderne architectuur is in te passen in de historische context. In de Amsterdamse binnenstad is dit mogelijk geweest. In die binnenstad is sprake van een golfbeweging en het is de vraag of daar iets aan te doen is. Hij laat beelden zien van straatwanden van de Amsterdamse grachten. Architectuurhistorisch gezien vormen deze straatwanden vaak een rommeltje, maar in het geheel bieden ze toch een aardig aangezicht. Hij adviseert daarom om historische panden niet te vervangen door moderne flatgebouwen, zoals in Amsterdam op verschillende plekken is gebeurd. Wat hij wel adviseert is om op plaatsen waar ruimte vrijkomt door krotopruiming deze ruimte in te vullen met historisch ogende panden. Dit is namelijk een acceptabele vorm van vernieuwing. De moraal van zijn betoog is dat het mogelijk is om te vernieuwen, maar dat dit wel dient te gebeuren op basis van regels die een duidelijk kader vormen en waarmee op een redelijk strenge manier dient te worden omgegaan. In het verlengde van de architectuur ligt de inrichting van de openbare ruimte. Het is verstandig om hiervoor aan te sluiten bij de bestaande wereld en een zekere rust te creëren. Het is namelijk niet goed om altijd te blijven veranderen. -----
5
Plenaire terugkoppeling op de afzonderlijke sessies Professor Asselbergs geeft aan dat de drie stellingen behorend bij de sessie Cultuurhistorie in essentie op hetzelfde neerkomen. De discussie ging eigenlijk over de tolerantie van veranderingen en dit bleek een gevoelige en moeizame discussie te zijn tussen ‘preciezen’ en ‘rekkelijken’. Op vragen of er iets in Heusden mocht worden veranderd, bleek de grens bij de aanwezigen al snel bereikt. De discussie had ook een beladen karakter door zaken uit het verleden, waarvan iedereen spijt heeft. Overigens had spreker de indruk dat veel van de aanwezigen niet de kennis hebben om over kwaliteit te praten. Voor de toekomst is het van belang om iets te doen aan de mentaliteit en te leren gezamenlijk in dialoog te gaan. Daarbij dient de theologische benadering achterwege te worden gelaten en dient er respect te zijn voor de mening van de ander. Het uitgangspunt van Heusden is uitstekend. Doctor Noordman zegt dat er veel aandacht is besteed aan het proces en aan de identiteit van Heusden. De groep begreep bij de derde stelling niet dat het voor vestingsteden van belang is om zich te onderscheiden. Hijzelf vindt het van belang om de fysieke en psychische capaciteit te bepalen en op basis daarvan de problemen te inventariseren. Bij de discussie over de tweede stelling werd duidelijk dat er geen discriminatie is toegestaan. De burgemeester steunde het idee om een differentiatie in doelgroepen te verkrijgen. Verder is het van belang om aandacht te besteden aan een andere attractie van Heusden, de beeldende kunst, en deze te positioneren. Tot slot geeft hij aan dat de vestingsteden zich gezamenlijk als kralen aan een ketting moeten positioneren. Professor Nelissen brengt ten aanzien van de eerste stelling naar voren dat is gebleken dat er veel verschillende beelden van dagjesmensen bestaan. Omdat de bewoners zich ergeren aan de concentratie van evenementen op bepaalde locaties en tijden, dienen deze over meer locaties en meer in de tijd te worden gespreid. Bij de tweede stelling kwam naar voren dat het lokale bestuur niet altijd moet interveniëren. Wanneer één groep te sterk wordt, grijpen de anderen namelijk wel in. Bij de derde stelling bleek dat de agenda nogal ad hoc wordt bepaald en niet in de besluitvormingsstructuur is verankerd. De neiging bestaat om de discussie te focussen op negatieve zaken. Het verdient de voorkeur om het perspectief te richten op de komende vijf tot tien jaar, daarvoor een visie te ontwikkelen en vervolgens acties te ondernemen om deze visie te realiseren. Doctor Van Rossem stelt dat de drie stellingen eigenlijk op hetzelfde neerkomen: vooruitgang is een illusie en het bestaande wordt gekoesterd. Eigenlijk is het moeilijk om tegen deze stellingen te zijn. Volgens hem verandert de wereld echter vanzelf. Door de veranderingen in de bevolking doen zich vanzelf ook op straatniveau veranderingen voor. In Heusden is de restauratie vanuit één concept aangepakt en dit is goed uitgevoerd. Mevrouw Van Haaften-Harkema geeft aan dat Heusden door de restauratie en reconstructie is teruggebracht naar vroeger tijden. Het is een ‘plaatje’ geworden. In deze schoonheid schuilt echter ook een risico. Het lijkt alsof Heusden af is, maar volgens spreekster is een stad of dorp nooit af en is er sprake van een dynamisch geheel. Het is nu de vraag wat de bijdrage vanuit
6
deze tijd is. Vanuit de provincie wordt bevorderd om aan het verleden iets toe te voegen uit het heden en zo een wisselwerking tussen heden en verleden te bewerkstelligen. Deze confrontatie kan spannende situaties opleveren die levendigheid bieden. Voor Heusden betekent dit dat er leven moet zijn in de kern, zowel voor bewoners als voor bezoekers. Met het programma Perspectiefrijk Brabant is de provincie op verschillende beleidsterreinen actief, onder andere op het terrein van de leefbaarheid in kleine kernen en in stadswijken. Spreekster pleit voor een erfgoed met ontwikkelingsmogelijkheden. Zij ziet daarin een rol weggelegd voor de beeldende kunst en de architectuur. Er ligt daarmee een taak bij de bewoners en het gemeentebestuur. Daarbij kan een beroep worden gedaan op de ervaring en kracht van de provincie om mee te denken. Tot slot wenst zij alle betrokkenen succes om op goede wijze met de lokale dynamiek om te gaan. Burgemeester Willems noemt de namen van twee Heusdenaren die in het verleden een rol van bovenlokale betekenis hebben gespeeld : Gisbertus Voetius (1589-1657) en Jacob van Eyck (1590-1667). De eerste was een gerenommeerd predikant en de tweede heeft aan de basis van de beiaardkunst gestaan. Voor beiden is een plaquette gemaakt. Deze zijn vervaardigd door René van Boxtel in samenwerking met Peter van de Hurk. Mariska Meuzelaar heeft er een tekst bij gemaakt. Hij verzoekt mevrouw Van Haaften de plaquette te onthullen. Vervolgens vraagt hij de Gedeputeerde zich door de onthulling van de plaquette te verplichten om mee te werken aan de ontwikkeling van het cultureel erfgoed in Heusden. Mevrouw Van Haaften onthult beide plaquettes. Burgemeester Willems leest de bij de plaquettes behorende tekst voor. Hij bedankt de makers voor hun fraaie werk. De heer Verbruggen bedankt alle aanwezigen voor hun komst en hun inbreng. Burgemeester Willems bedankt tot slot de vier inleiders met een passende attentie.
7
Symposium 'Historische stad= toekomstige schat' van de gemeente Heusden ter gelegenheid van de veertig jaar restauratie van de vesting Heusden Workshop over architectuur, geleid door de heer Van Rossum Datum: woensdag 19 november 2008, 15.30-16.00 Notulist: mevrouw C.L. Van den Bos De heer Van Rossum leidt de workshop in met de opmerking dat de vorm door het organisatiebureau Artishock uit Den Bosch is bedacht. Hem is gevraagd drie stellingen te maken. Hierover stemmen de workshopdeelnemers met groene en rode kaarten en daarna start de discussie. De groene kaart wordt opgestoken als iemand het eens is met de stelling, de rode als iemand het oneens is. Hij licht de stellingen toe. Stelling 1. Het grootste stedenbouwkundige succes van de afgelopen dertig jaar zijn de historische binnensteden. De heer Van Rossum heeft een proefschrift geschreven over moderne stedenbouwkunde in de jaren '20. Hij gelooft dat de moderne woonwijken de grootste mislukking zijn geweest in de stedenbouwkunde. Uiteindelijk worden deze wijken allemaal afgebroken of geherstructureerd. De essentie van deze bouw is dat er veel groen in een wijk is, met daartussen flatgebouwen. De stedelijke ruimte in deze opvatting is een park. Het werd gezien als een geweldige vooruitgang. Nu vindt niemand het nog een succes. Integendeel, het wordt gezien als een dieptepunt in de bouwkunde. De stedenbouwkunde is nu weer gericht op het bouwen van straten met bomen erlangs. Hij verwijst naar de lezing die de heer Asselbergs 's ochtend heeft gehouden. De heer Asselbergs noemde 1975 als omslagpunt in het denken over stedenbouwkunde. 1975 was het Europese monumentenjaar. Vanaf die tijd is er veel aandacht geweest voor het herstel van de historische binnensteden in Nederland. Veel jongeren denken op dit moment dat het heel normaal is dat oude steden, zoals Heusden, Gouda, Delft en Deventer, mooie historische centra hebben. Maar pas vanaf 1975 is begonnen met het herstel van de historische binnensteden. Er is hard aan de restauratie en het herstel gewerkt. De heer Van Rossum vertelt dat hij in 1979 in de Jordaan is gaan wonen. Toen was de binnenstad van Amsterdam een enorme troep op stedenbouwkundig vlak. Hij kwam vanuit de provincie. Zijn vrouw en hij kochten voor weinig geld een enorm pand in de Jordaan. Er woonden toen vooral oudere mensen. Hun kinderen waren de enige kinderen in de buurt. De Jordaan had vroeger juist veel kinderen, mensen met zes kinderen waren geen uitzondering. De trek terug naar de binnensteden is van de laatste tijd. In de jaren '60 zochten mensen die het konden betalen boerderijen buiten de steden om in te wonen. Vanaf halverwege de jaren '70 kwam daar verandering in en werd meer aandacht besteed aan het herstel van de oude binnensteden. Dit werd een groot succes. Ook Heusden is daar een goed voorbeeld van. In de zomer komen veel toeristen de historische vesting bekijken. Een nadeel is dat het wonen in historische steden duur is. Stelling 2. De monumentenzorg biedt meer toekomstperspectief dan permanente vernieuwing. De heer Van Rossum stelt dat deze stelling aansluit bij de eerste stelling. Hij vindt dat moderne stedenbouwkunde geen toekomstperspectief heeft. Vijftig jaar geleden was er een andere visie op stedenbouwkunde dan nu. Hij vindt het belangrijk om te kijken wat toekomstperspectief heeft. Als oude huizen meer toekomstperspectief hebben dan moderne, dan moet die moderne afgebroken worden. Soms vindt hij de moderne architectuur wel mooi en wil hij het behouden. Als voorbeeld geeft hij hierbij het kantoorgebouw aan de Vijzelstraat in Amsterdam, dat door de architect De Bazel in de jaren '60 ontworpen is. Veel mensen
1
vinden dit niet mooi, omdat het niet oud is. Hij stelt dat monumentenzorg de beste toekomstperspectief biedt. Stelling 3. Het tijdperk van voortgaande modernisering is voorgoed voorbij. De heer Van Rossum vertelt dat hij tijdens zijn opleiding het idee opgedrongen kreeg dat modernisme het beste is wat de mensheid overkomen is. Hij heeft een tijdje op de dertiende verdieping van een flatgebouw gewoond. Hij zag alleen de hemel en geen mensen of gewone dingen. Als hij naar beneden keek was het gewone leven heel klein en ver weg. Hij wilde daar weg. Iemand in de zaal stelt dat er een groep is, die geen tuin (meer) kan onderhouden en dat het daarvoor een uitkomst is om in een appartement te gaan wonen. Voor sommige bejaarde echtparen is een tuin een ramp. De heer Van Rossum beaamt dit. Hij vervolgt met de uitleg bij de stelling. Hij stelt dat mensen niet begrijpen hoe de geschiedenis in elkaar zit. De Europese geschiedenis begint ongeveer drieduizend jaar voor Christus. De grootste tijd was er een trage, of zelfs helemaal geen, ontwikkeling en bleef alles hetzelfde. Het leven in de zeventiende eeuw verschilde niet zo veel van dat drieduizend jaar voor Christus. Een enorme verandering bracht de uitvinding van kogellagers, waardoor wielen betrouwbaar werden. Het maken van een kogellager is moeilijk, het is het product van een geavanceerde staalbewerking. Hij vindt dat het misging bij het begin van de industriële revolutie. Nu wordt het normaal gevonden dat we steeds meer fossiele energie gebruiken en dat we mobieltjes, computers en televisies gebruiken. De laatste anderhalve eeuw van de menselijke geschiedenis wordt als norm gezien. De heer Van Rossum houdt de zaal voor dat deze ontwikkeling zal stoppen en dat de samenleving zal vertragen. Dan heeft men weer tijd voor rust en voor lezen en schrijven. Hij stelt dat het leven nu draait om geld verdienen. Men kan geld niet meenemen het graf in. Het is dan leuk voor de kinderen en voor de belasting. We zouden genuanceerder over de zogenaamde vooruitgang moeten denken en af moeten van het geloof in modernisme. Na de uitleg over de stellingen wordt even gediscussieerd of er wel of niet over de stellingen gestemd zal worden. De zaal wil over de stellingen stemmen en dan praten. Stelling 1. Het grootste stedenbouwkundige succes van de afgelopen dertig jaar zijn de historische binnensteden. Stemming levert 50% voor en 50% tegen op. Mevrouw Alkhoven (Nederlands Architectuurinstituut) zegt dat zij een proefschrift over Heusden heeft geschreven. De restauratiebeweging is in Heusden gestart, toen het als één van de eerste steden in Nederland veertig jaar geleden begon met restaureren. In 1975 kreeg Heusden de Europa Nostraprijs, de Prijs voor Cultureel Erfgoed van de Europese Unie. Het resultaat van de restauratie van de stad was op dat moment al goed zichtbaar. Door het toekennen van de prijs kwam Heusden overal in de media. Nu, veertig jaar later, wordt de restauratie als een groot succes gezien. De kwaliteit is hoog, zowel op bouwkundig gebied als op visueel en architectonisch gebied. Er is veel recreatie in Heusden, het geeft een goed gevoel aan toeristen om in Heusden te zijn. Dit is het positieve effect van de restauratie. Zij stelt dat het negatief effect was dat veel mensen hun huis uit moesten voor de restauratie en gedwongen verhuisden naar Oudheusden. Veel van de oorspronkelijke bewoners konden niet terug komen in Heusden omdat de prijs van de gerestaureerde huizen voor hen te hoog was. De heer Hilwig (Stichting A.A. Van Alcmaer) zegt dat dit niet zo is. Hij woont al heel lang in Heusden. Hij stelt dat door de restauratie de oude bewoners terug kwamen en dat er een nieuwe groep bewoners naar Heusden kwam, omdat er meer huizen ontstonden. Van sommige mensen is het hele huis gerestaureerd en ze hebben er nauwelijks iets voor betaald.
2
Mevrouw Lavrijssen (Provinciale Staten van Noord-Brabant) brengt in dat er de afgelopen jaren ook geprobeerd is industrieel erfgoed te behouden. Helaas was er al heel veel verdwenen en vernietigd. Zij benadrukt de waarde van het industrieel erfgoed als stedenbouwkundig succes. Als voorbeeld geeft ze Eindhoven. Daar is veel van de industriële geschiedenis verdwenen, maar ook veel behouden. De heer Van Rossum vindt Eindhoven een industriestad zonder kern of ziel. Iemand in de zaal stelt dat restauratie niet te veralgemeniseren is. Niet elke stad leent zich ervoor en er moeten ook nieuwbouwwijken gebouwd worden. De heer Van Rossum zegt dat net als in Heusden ook in Amsterdam de restauratie niet zo georganiseerd is aangepakt. Hij verwijst naar foto's die Ed van der Elsken in de jaren '50 en '60 heeft gemaakt in Amsterdam. Hij stelt dat het toen erg vervallen was. In de laatste dertig jaar is de binnenstad helemaal veranderd en nu wonen er 80.000 mensen. Iedereen wil er wonen. Wonen in een historische omgeving wordt nu erg gewaardeerd. Ter ondersteuning hiervan verwijst hij naar de Verenigde Staten, waar historische steden nagebouwd worden. Men wil graag wonen in een vertrouwde omgeving en historische huizen en straten zijn dat. De heer Van Engen (Streekarchief Land van Heusden en Altena) vult aan dat overal ter wereld oude steden worden nagebouwd. Hij wijst op de nieuwbouwwijk Brandevoort in Helmond als stedenbouwkundig succes. Door de diversiteit aan bouw en de nagebouwde oude gebouwen wordt het door de bewoners als een heel prettige leefomgeving ervaren. De heer Van Rossum stelt dat dit soort projecten een reactie zijn op de ondergang van de moderne stedenbouwkunde. In 1975 is men begonnen Brandevoort te bouwen. Hij vult aan dat het knappe van een Vinex-locatie zoals Brandevoort is, dat er gespeeld is met de dichtheid van bebouwing. Het is een grote wijk. Door in het centrum een hogere dichtheid van bebouwing te maken kon eromheen een lagere dichtheid komen. In de meeste nieuwbouwwijken is de dichtheid overal hetzelfde en dit geeft een eenvormig beeld. Hij vindt de detaillering en de architectuur van Brandevoort beroerd. Brandevoort is een namaak van Heusden. In Heusden is de architectuur van hoge kwaliteit en is er veel aandacht besteed aan details zoals de kozijnen. Op dit moment kan alleen in villawijken voor rijke mensen aandacht besteed worden aan details. Voor de massabouw, zoals in Brandevoort, is het onbetaalbaar. Hij verwijst naar het boek Verkenningstocht door Vinex-land, waarin een aantal Vinex-wijken met elkaar vergeleken worden. Brandevoort komt als beste naar voren. Een dergelijke nieuwbouwwijk is natuurlijk nooit zo uniek als Heusden. Iemand in de zaal vraagt wat de heer Van Rossum vindt over het nabouwen van Nederlandse historische dorpen in bijvoorbeeld Japan. De heer Van Rossum antwoordt dat architectuur streekeigen is. In bijvoorbeeld Turkije is het warm, daar werden andere huizen gebouwd dan in Nederland. Hij stelt dat door het verschrikkelijke modernisme over de hele wereld dezelfde huizen gebouwd worden. Als het te warm is in een dergelijk huis, dan wordt er een enorme koelinstallatie gebruikt om comfortabel te kunnen wonen. Vroeger bouwde men in warme landen huizen met dikke muren en kleine ramen, zodat het binnen koel bleef. Iemand in de zaal zegt dat de historische binnensteden mooi gerestaureerd worden. Een negentiende-eeuws dorp is mooi en heeft een eigen karakter. De meeste mensen wonen echter in buitenwijken. Hij vraagt zich af hoe die leefbaarder te maken zijn. Waarom worden nieuwbouwwijken niet aantrekkelijker gemaakt en geprobeerd hen meer karakter te geven? Vroeger gaven mensen karakter aan hun huis door het planten van bomen, het plaatsen van heggen en de aanleg van een tuin. Hierdoor werden huizen interessant. De locatie van een huis was vroeger bij de bouw een van de belangrijke factoren. De heer Van Rossum antwoordt dat het puur een kwestie van geld is. Het is economisch niet haalbaar om huizen een eigen karakter te geven. Vroeger werd een huis gebouwd door een ambachtsman, die er nauwelijks aan verdiende. Mooie details konden toen makkelijk
3
toegevoegd worden. De bouwmethode op dit moment is bijna geïndustrialiseerd en dat geeft verarming aan detaillering en bijvoorbeeld aan het voegwerk. Een huis moet snel klaar zijn. Hij vergelijkt de huizenbouw met de auto-industrie. De auto-industrie leent zich om lopendebandproducten af te leveren en het is niet erg als de auto's er hetzelfde uit zien. In de bouw is dat anders. Hij vult aan dat hij het niet eens is met het overheidsbeleid wat betreft het gebruik van de ruimte. Een architectenbureau heeft laatst uitgerekend dat als elk dorp in Noord-Holland elk jaar een paar huizen erbij zou bouwen de woningnood in Noord-Holland snel opgelost zou zijn. Maar dat mag niet van de overheid. De bouw moet gecentraliseerd zijn. De heer Verboven (gemeenteraad Heusden) vindt de stelling waar, maar onaardig. Er is te weinig oppervlakte om iedereen in Nederland te huisvesten zoals in Heusden. Dit zou ten koste van de natuur gaan. Bovendien zou het veel duurder zijn dan wat er nu gebouwd wordt. Vakmanschap, tijd en ruimte kosten geld. Vroeger werd er gebouwd volgens een organische structuur. Nu is de opzet van een nieuwbouwwijk vooral bepaald door grondpolitiek. De heer Van Rossum betwist een deel hiervan. In Heusden wonen 1500 mensen in 450 woningen op 32 bebouwde ha. In Heusden is de bebouwingsdichtheid dus vrij hoog, hetgeen in de meeste Vinex-wijken niet zo is. In Amsterdam-Zuid heeft Berlage gebouwd met een heel hoge dichtheid. Dit is compacte bouw, vergelijkbaar met Heusden of met de Jordaan. Iemand in de zaal zegt dat Heusden niet nagebouwd moet worden. Ieder dorp of stad zou in de eigen structuur en met eigen ijkpunten gebouwd moeten worden. De heer Van Rossum beaamt dit en zegt dat in Friesland heel anders gebouwd zou moeten worden dan in Brabant. Mevrouw Cornelisse (Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten) vult aan dat elke woonomgeving een eigen identiteit zou moeten hebben. In historische binnensteden is de eigen identiteit heel goed zichtbaar. Jonge wijken of steden lijken zo op elkaar dat kinderen in een rijtje huizen naar herkenningspunten moeten zoeken om te weten waar ze wonen. De heer Van Rossum draagt als oplossing aan om de voordeur paars te schilderen. In Brandevoort zijn zulke oplossingen gebruikt en de bewoners identificeren zich met de verschillen. Moderne stedenbouw is standaardiseren en het gemiddelde bouwen. Hij wijst nogmaals op Amsterdam-Zuid, dat gebouwd is aan het begin van de massabouw. De Jordaan is veel leuker, elk huis is daar anders. Iemand van de gemeente Heusden stelt dat de stedenbouwkunde antwoord moet geven op een heel complex probleem. Hij heeft een tijd in Middelburg gewoond. Daar werd toen gerestaureerd. Na een restauratie duurt het een tijd voordat het er leuk en leefbaar uitziet. De verkeersstructuur en de diversiteit van de wijken om het centrum heen moeten passen bij het gerestaureerde centrum. Door al deze factoren komt pas de restauratie van de binnenstad tot haar recht. Er is een breed scala aan maatregelen die een overheid moet nemen om een stad leefbaar te maken. In Heusden wordt hieraan veel gedaan. De heer Van Rossum beaamt dat stedenbouw een complex probleem is. Heusden kent nauwelijks zulke problemen. Er zijn bijvoorbeeld geen verkeersproblemen of problemen met de wildgroei van terrassen zoals in grote steden. De taak van een gemeentebestuur is om de complexe factoren duidelijk te krijgen en maatregelen te nemen. De heer Willems (burgemeester van Heusden) stelt dat er in stedenbouwkundig opzicht weinig is gedaan in Heusden. Wat er was is behouden en gerestaureerd. De heer Van Rossum antwoordt dat het geniaal is om niets te doen en dat ‘niets doen’ ook beleid is. Iemand in zaal zegt dat er in de jaren '60 plannen waren om de straten in Heusden te verbreden. Monumentenzorg heeft toen gezorgd dat het gebleven is zoals het van oudsher was. Het had echter niet veel gescheeld of Heusden had er heel anders uitgezien.
4
De heer Willems zegt dat in Amersfoort heel interessante woonwijken gecreëerd zijn. De eenzijdigheid ervan is jammer. Het is wel heel anders dan een doorsnee Vinex-wijk. Heusden en bijvoorbeeld Grave hebben allebei gekozen om de oude binnenstad te behouden. De heer Van Rossum zegt dat het wel degelijk een besluit is om niet te moderniseren. Amsterdam had in 1975 het plan om de hele Jordaan af te breken. Waar hij woont zou een grote parkeergarage komen. De bevolking kwam tegen het plan in opstand. Gelukkig was er een nieuwe wethouder, die niet gebonden was aan het plan. Na wat bijeenkomsten met de bewoners schrapte hij het plan en er werd besloten de Jordaan te herstellen in de oude staat. De heer Van Tuijl (gemeente Heusden) is het eens met de heer Van Rossum dat het geniaal is om niets te doen. Weinig of niets veranderen aan een stad heeft grote successen opgeleverd. In Heusden is ervoor gekozen om zoveel mogelijk de stedenbouwkundige opzet van het verleden te volgen. Niets doen is in Heusden een beleidskeuze geweest. De heer Van Rossum zegt dat villawijken het meest duurzaam zijn. Ze worden nooit afgebroken en heel lang hergebruikt. De heer Stouters (Heusdenaar) meent dat de ene stad ontstaat uit groei en dat een andere gemaakt wordt. Een ziel is moeilijk in een stad te brengen. De voorsteden van Parijs vindt hij een goed voorbeeld van geslaagde moderne architectuur. Er is een patroon van binnen naar buiten en het kan geleidelijk groeien tot een geheel. Als iets snel wordt gebouwd, dan heeft het geen hart. De heer Van Rossum geeft de voorsteden van Parijs nog hooguit tien jaar. Niet alleen de grote sociale onlusten in de laatste jaren zijn daar debet aan, maar ook de architectuur. Iemand in de zaal zegt dat er in veel plaatsen gekozen is om bestaande huizen te slopen en niet voor het behoud van het historische verleden. De heer Willems zegt dat er conflicten kunnen ontstaan tussen stedenbouw en ruimtegebruik. Een voorbeeld hiervan is de sloop in 1984 van zeven huizen in Heusden. De huizen waren klein en prachtig, maar stonden in het schootsveld van de vesting. De gemeente Heusden heeft ze opgekocht en afgebroken. Op zo'n manier kon een vergissing van tachtig jaar geleden hersteld worden. Het is een manier om te sturen in de stedenbouw in Heusden. Bij de restauratie van de stadshaven is een prachtig huis in jugendstil afgebroken, omdat het niet paste binnen het zeventiende-eeuwse patroon van de haven. Verder is in Heusden een discussie geweest over flatgebouwen, die lelijk gevonden worden. Er is voor gekozen ze niet af te breken. Het is de vraag wat een monument is en waarvoor gekozen wordt. Niets doen is niet genoeg, gestuurd ingrijpen kan heel nuttig zijn. Iemand in de zaal vult aan dat het huis in jugendstil van kalksteen gemaakt was en dat de bouwkundige kwaliteit erg slecht was. Opknappen zou heel duur worden en dat bepaalde mede de keuze om het patroon van de stadshaven helemaal door te trekken. De heer Hilwig wil inhaken op de organische groei van steden. In Heusden stond het kasteel eerst half buiten de stad, later kwam het binnen de muren. De locatie van een stad of dorp heeft veel te maken met de structuur ervan. Spakenburg is een vissersstadje en dat is aan de hele opbouw te zien. Heusden ligt aan de Maas en is een vestingstad met een handelsgeschiedenis. Uit die ontstaansgeschiedenis is het hedendaagse Heusden gegroeid. Een snel gebouwde buitenwijk heeft geen geschiedenis en dan ontbreekt het hart. Hij vraagt zich af hoe een nieuwbouwwijk wel gebouwd zou moeten worden. Hij ziet Almere als voorbeeld van hoe het wel kan. De heer Van Rossum zegt dat Almere als redelijk succes gezien wordt. Mensen wonen er graag. Hij vindt het er vreselijk. Hij woont al lang in de Jordaan en heeft alles op loopafstand. Als hij geconfronteerd wordt met iets anders vergelijkt hij het met zijn eigen woonomgeving. Almere heeft lelijke winkelpuien. En het grootste probleem is de file van Almere naar Amsterdam. Veel mensen werken in Amsterdam en staan elke dag op de A1 in de file, zelfs op de oprit staat het al vast.
5
Stelling 2. De monumentenzorg biedt meer toekomstperspectief dan permanente vernieuwing. De stemming wijst uit dat de meeste mensen het met de stelling eens zijn, er zijn drie tegenstemmers. De heer Van Rossum vraagt wie er geen internet thuis heeft. Iedereen in de zaal heeft internet, behalve hijzelf. Hij ervaart de permanente vernieuwing als een probleem. Door de negatieve reclame van de moderne stedenbouw lijkt afbreken van nieuwbouw de enige oplossing. Daar is hij ook niet blij mee, omdat het een enorme afvalberg oplevert. Iemand in de zaal (uit Den Bosch) zegt dat als gekozen wordt voor een oude kern men er voorzichtig mee om moet gaan. Er is veel meer huisvesting nodig, daarom moet er gebouwd worden en is permanente vernieuwing nodig. Hij roert nogmaals het probleem van de nieuwe steden zonder hart aan. In Den Bosch is men zuinig op de oude kern met hart. In de buitenwijken wordt geprobeerd kwaliteit te krijgen door veel huizen met tuinen te bouwen en de wijken op een goede manier in te vullen. De Vinex-wijken zijn negen van de tien keer een mislukking. Als bij kleine steden twintig tot dertig huizen bijgebouwd worden, dan hebben de bewoners een woonmilieu waar ze zich prettig in voelen. Zij maken dan gebruik van de rest van de stad. De heer Van den Heuvel stelt dat er architecten zijn die huizen bouwen voor dertig jaar. Mensen zijn er tien tot vijftien jaar gelukkig in. Er zijn periodes in de geschiedenis waarin snel veel gebouwd moest worden om de woningnood op te lossen. De heer Van Rossum vult aan dat dit hetzelfde was bij de negentiende-eeuwse massabouw. Die huizen zijn grotendeels blijven staan, ondanks dat deze kwalitatief slecht zijn en erg gehorig en tochtig. De wederopbouwhuizen worden als slecht ervaren, maar ook huizen uit de negentiende eeuw zoals in de Pijp zijn slecht. Toch worden er hoge prijzen betaald voor deze kwalitatief slechte huizen. Het is altijd de vraag wat goed en slecht is en waar mensen zich prettig voelen. Iemand uit de zaal (gemeente Heusden) brengt in dat de vernieuwing een antwoord is op problemen van nu en de toekomst. Vernieuwing kan nuttig zijn om hetgeen je wilt koesteren te behouden en ergens anders te bouwen. De vesting Heusden is leuk voor mensen om te wonen. Wel moet er steeds aan gedacht worden dat er ook werk moet zijn en dat het toerisme ontwikkeld moet worden. Hij geeft het voorbeeld dat in Amsterdam de aanleg van de metro veel kapot heeft gemaakt, maar dat het nu fijn is dat de metro er is. Iemand anders in de zaal vindt dat monumentenzorg een genuanceerde aanpak vraagt. Er moet aandacht zijn voor detail, leefbaarheid, dimensionaliteit en verandering van monotonie. Ook iets moderns kan in de stedelijke context toekomstperspectief hebben. Monumentenzorg zegt meer iets over de manier van aanpak dan over de waarde van het aangepakte. De heer Van den Heuvel stelt dat we een virtueel leven tegemoet gaan. Men zal steeds meer achter de computer zitten en een huis wordt minder belangrijk. Het maakt dan niet uit hoe het eruit ziet. Alleen als de energie opraakt verandert dat. Hij verwacht dat dat gebeurt binnen vijftig jaar. Volgens hem zijn er te veel mensen op de aarde. De heer Van Rossum antwoordt hierop dat er juist ook veel verlaten plekken zijn. Zoals de steden in Oost-Duitsland, die bij de bruinkoolmijnen lagen. Hele wijken staan leeg en worden afgebroken. Stelling 3. Het tijdperk van voortgaande modernisering is voorgoed voorbij. Over deze stelling is niet gestemd. De heer Van Rossum licht toe dat hij als historicus de industriële revolutie de meest waanzinnige gebeurtenis in de geschiedenis vindt. Als naar de hele geschiedenis gekeken
6
wordt, dan is niet industrie maar traagheid normaal. Hij haalt als voorbeeld auto's aan. Vroeger had een Renault 4 28 pk. Nu heeft een gemiddelde middenklasser 150 pk. De CO2uitstoot wordt steeds groter. De overheid zou hierin kunnen sturen door te verbieden dat er auto's met meer dan 30 pk rijden. Nu rijden er Landrovers van twee ton over de Herengracht in Amsterdam, met vrachtwagenwielen. Hij vindt deze ontwikkeling niet verstandig. Iemand in de zaal zegt dat twintig tot dertig jaar geleden ook de digitale ontwikkeling niet te voorzien was. Dat is ook een modernisering. De heer Van Rossum vindt die ontwikkeling geen verbetering. Computers gebruiken veel stroom en zorgen voor veel afval. Er werd verwacht dat door computergebruik papierloze kantoren zouden ontstaan, niets is echter minder waar. Modernisering is een soort noodlot. Iemand in de zaal is het daar niet mee eens. De moderne ontwikkeling doen we zelf. De heer Van Rossum vindt dat het ons opgedrongen wordt. Als de krant niet bezorgd wordt, dan is dat alleen via internet te melden. Het is mogelijk via internet iets in de Verenigde Staten te bestellen en binnen een week is het in huis. In het begin van internet kocht hij zo vaak boeken die hij graag wilde hebben. Het nieuwste en goedkoopste is binnen handbereik. Maar wordt men gelukkiger? Iemand in de zaal brengt de discussie terug bij Heusden. Heusden ligt er en de wereld komt voorbij. Het is de vraag wat je wilt en of en hoever je meegaat met de nieuwe ontwikkelingen. Iemand anders in de zaal vindt dat het een kwestie is van kansen grijpen. Iets nieuws doen hoeft geen tot weinig invloed te hebben op de historische binnenstad. Er kan gebruikgemaakt worden van de historische en zichtbare kwaliteiten. Deze kunnen uitgebuit worden. Qua architectuur kan het terughoudend zijn en er kan respect getoond worden voor wat er is. Eén van de kansen op dit moment vindt zij de Jonker Frisfabriek in Heusden. Iemand anders in de zaal geeft een ander voorbeeld. Zij noemt de plannen uit de jaren '60 om huizen van vier verdiepingen langs de vesting te bouwen. De bewoners zouden fantastisch uitzicht hebben. Gelukkig zijn deze plannen niet uitgevoerd, want ze zouden een verstoring voor de historische stad geweest zijn. Nu is het belangrijk om aandacht te geven aan recreatie, marketing en promotie van Heusden. Op internet zijn acties om mensen naar de stad te krijgen. Er wordt een virtuele stad gecreëerd en de hoop is dat mensen daarna Heusden in het echt willen zien. Mevrouw Legerstee (Platform Recreatie en Toerisme) heeft samen met haar man een watersportbedrijf. Zij zegt dat het inherent is aan iemands leeftijd om moeite te hebben met nieuwe ontwikkelingen. Jonge mensen zouden leuke nieuwe ideeën moeten ontwikkelen. Zij geeft als voorbeeld dat ze regelmatig in de havens van Rotterdam en Amsterdam vaart. Ze voer daar dertig tot veertig jaar geleden ook en ziet de enorme veranderingen. Ze vindt de wijze waarop de oude fabrieken en pakhuizen vernieuwd en opgeknapt zijn prachtig. Toen was er weinig werk. De fabrieken waren vuil en veel vervuild afvalwater werd zo in de haven geloosd. Nu zijn er woningen waar behoefte aan is en het hele terrein is opgeknapt. Als iets afgebroken wordt, dan komt er iets nieuws voor in de plaats. Zij is het met één van de vorige sprekers eens dat de Jonker Frisfabriek Heusden een kans biedt om iets leuks en nieuws te doen. Iemand in de zaal zegt dat er nu wat lege plekken in Heusden zijn. Hij vindt dat die open moeten blijven. Zij bepalen deels het karakter van Heusden en zorgen voor mooie doorkijkjes. De heer Van Rossum sluit de workshop om 16.00 uur.
7
Symposium 'Historische stad= toekomstige schat' van de gemeente Heusden ter gelegenheid van de veertig jaar restauratie van de vesting Heusden Verslag van de middagsessie over cultuurhistorie (sessie 1) onder leiding van professor F. Asselbergs Stelling 1 Om meer en beter te sturen op de vitaliteit van de vesting Heusden zijn een nieuw elan en een nieuwe impuls nodig. Professor Asselbergs brengt deze stelling in stemming. Daarbij vraagt hij om voorbij te gaan aan het sociaal correcte antwoord maar om kleur te bekennen. Hij maakt de vergelijking met de ‘rekkelijken’ en de ‘preciezen’. Zes van de aanwezigen geven aan tegen de stelling te zijn, de overigen zijn voor. Om de meningen binnen de groep ‘rekkelijken’ nog wat duidelijker te krijgen vraagt hij om te stemmen over de vraag hoe men staat tegenover geringe veranderingen. Op deze manier worden de aanwezigen in drie groepen verdeeld. Professor Asselbergs stelt de volgende situatie voor. Het gemeentebestuur heeft het idee opgevat het vrijgekomen stadhuis een sociaal-culturele bestemming te geven en uit te breiden. Dit gebeurt onder welstandstoezicht en aan een architect wordt de opdracht verleend om een eigentijdse invulling te ontwerpen. De vraag is wat de aanwezigen van de architect verwachten. De heer Veltman (Comité Vesting Heusden) stelt dat een dergelijke situatie zich circa tien jaar geleden heeft voorgedaan. Er werd toen een uitbreiding van het gemeentehuis voorgesteld met een ‘schoendoos’ om tot een moderne mix te komen. Ondanks het positieve advies van de welstand is deze uitbreiding niet doorgegaan omdat alle inwoners tegen deze uitbreiding waren. De voorgestelde uitbreiding paste namelijk niet bij de rest van de omgeving. Hierop wordt gereageerd dat dit een poging was om oud en nieuw te integreren. Professor Asselbergs stelt dat het erom gaat dat iemand de mogelijkheid moet krijgen om iets toe te voegen in de nieuwe economie. De heer Beekman (inwoner) zegt trots te zijn op Heusden omdat het gebleven is zoals vroeger. Voor hem is het de vraag of Heusden wel moet groeien. Hij stelt dat in het verleden slecht naar de bevolking is geluisterd. Als voorbeeld noemt hij de vele plannen voor het stadhuis. Professor Asselbergs legt de vraag voor in hoeverre de burgers in Heusden bereid zijn mee te werken aan een nieuw initiatief met perspectief voor de toekomst. Hij vraagt de aanwezigen een voorbeeld te geven van iets wat zij zouden willen veranderen. Een vrouw in de zaal geeft aan wel voor de aanbouw aan het gemeentehuis te zijn geweest. Verder geeft ze aan meer ruimte voor kinderen wenselijk te vinden. Professor Asselbergs stelt dat het akkoord zou moeten zijn om iets in de openbare ruimte te wijzigen voor kinderen of bijvoorbeeld voor rollators. De meningen over aanpassing van het wegdek zijn echter verdeeld.
1
De heer Beekman merkt op dat men twaalf jaar geleden bezig is geweest met de aanleg van een pad vanuit het bejaardentehuis. Dit pad is echter verkeerd aangelegd. Volgens hem moeten dergelijke ingrepen met inzicht worden aangepakt. Ook dienen er duidelijke voorwaarden aan onder meer het te gebruiken materiaal worden gesteld. Deze voorwaarden zijn opgenomen in het bestemmingsplan. Ook dient er toestemming te worden verleend door Monumentenzorg en de provincie. Professor Asselbergs merkt op dat Monumentenzorg hierover niets meer heeft te zeggen. Wanneer alles onveranderd blijft, is het volgens hem niet mogelijk om met verwachtingen mee te groeien en zal er te zijner tijd vergrijzing optreden. Mevrouw Delissen (burgemeester Grave) stelt dat wanneer er geen veranderingen mogelijk zijn de leefbaarheid in het geding komt. Volgens haar is het de kunst om een aantal mooie elementen te behouden en daarnaast te zorgen voor nieuwe economische activiteiten. De middenstand vormt namelijk de basis voor een levendige gemeenschap. Professor Asselbergs zegt dat in Grave ook sprake is van een verandering waarover veel discussie geweest. Mevrouw Delissen geeft aan dat er in Grave een nieuw stadhuis is gebouwd op de vestingmuren. In dit gebouw zijn naast de gemeente ook andere instanties gevestigd. Aanvankelijk bestond er veel weerstand tegen het verlaten van de oude locatie. Nu is men echter tevreden met het nieuwe gebouw. Bovendien is het idee van een openluchtmuseum verdwenen. Het is de kunst om bij de herontwikkeling te kijken of nieuwe elementen in de omgeving passen. Een van de aanwezigen vraagt hoe daar over twintig of dertig jaar tegen aan wordt gekeken. Professor Asselbergs vraagt de aanwezige Heusdenaren of er gebouwen in Heusden staan waarvan men vindt dat ze weg kunnen. De aanwezigen noemen eensgezind de flat op de hoek van de Pelsestraat en Putterstraat, de toren van de watersportvereniging en het gebouw uit de jaren tachtig schuin tegenover Het Pakhuys van Heusden. De heer Van Dommelen (Federatie Noord-Brabantse Monumentenoverleg) wijst op een voorbeeld in Stevensbeek, waar een voormalig klooster gedeeltelijk is gesloopt, maar waar ook een deel is hergebruikt. Professor Asselbergs geeft aan dat de vervolgvraag is wat er terugkomt in de plaats van het afgebroken pand. Hij stelt dat de situatie kort na de Tweede Wereldoorlog zo was dat mensen met een duister beeld naar het verleden keken. Omdat mensen niets met het verleden hadden, zijn er in diverse plaatsen, zoals Nijmegen en Middelburg, wijken afgebroken. Later keek men weer met andere ogen naar het verleden. Volgens hem is het van belang met welk zelfbeeld Heusden leeft. Is dit een positief beeld of is er sprake van bedreigingen? Is men bereid in de toekomst te investeren? De heer Van Bladel (gemeenteraad Heusden) is van mening dat de restauratie in Heusden zeer zorgvuldig is uitgevoerd. Het was de bedoeling om de stad van weleer terug te bouwen.
2
Volgens hem is Heusden niet met Grave te vergelijken omdat Heusden compleet is en er niets meer bij kan. Tussen alle historische zaken kan het stadhuis worden gedoogd. Professor Asselbergs stelt dat het ook om kleinere veranderingen gaat, zoals het veranderen van een pui of het gebruik van moderner materiaal. De proportionaliteit komt dan om de hoek kijken. Gebleken is dat mensen dan verschillende grenzen hanteren. Mevrouw Simonis (Stichting De Moriaan) is van mening dat aanpassingen wel een bepaalde schoonheid moeten hebben. Sommige zaken doen afbreuk aan de omgeving. Professor Asselbergs meent dat er dan sprake is van ‘bemeteren’. Hij vindt dat de drie stellingen eigenlijk op hetzelfde neerkomen. Het moet mogelijk zijn om soepel mee te groeien met het comfort van deze tijd. Het is onmogelijk om bij wijze van spreken een eeuw lang alles op dezelfde manier voort te zetten. De heren Schulten en Peetoom zijn met de restauratie in Heusden begonnen en hebben een sterk frame voor de stad neergezet. Deze benadering is wel veertig jaar vol te houden, maar geen honderd jaar. Goede veranderingen moeten worden toegestaan. Wanneer er geen veranderingen worden toegestaan, dan gaat dit verzet oproepen. Mevrouw Simonis (Stichting De Moriaan) merkt op dat sommige veranderingen met de restauratie zijn meegegroeid. Volgens professor Asselbergs wordt het tijd om de discussie over verandering te gaan voeren. Hij poneert de stelling ‘niets is zo veranderlijk als een monument’. Van generatie tot generatie staat men namelijk in een andere verhouding tot monumenten. Het is niet goed om alle veranderingen tegen te houden. Wanneer de ene generatie bang is om nieuwe zaken toe te laten, radicaliseert de volgende generatie. Het is van belang om nu te gaan onderhandelen over de voorwaarden voor nieuwe schoonheid en vervolgens geconditioneerd aan veranderingen te gaan werken. De heer Valk stelt dat veranderingen in het klein moeten beginnen en geleidelijk moeten plaatsvinden. Korte pauze Professor Asselbergs merkt op dat de marges in de dialoog te gering zijn. Hij dringt erop aan om nu al te oefenen om de dialoog voor de toekomst aan te gaan. Hij beschrijft een voorbeeldsituatie. De woningbouwvereniging krijgt toestemming om een gevel te veranderen. Moeten er nu referenties worden gezocht bij naburige gevels of is een eigentijdse gevel toegestaan? Is het mogelijk om een gesprek te voeren over de kwaliteit van de gevel? De heer Heijmans (burgemeester Oost-Gelre) zegt een enorme angst voor verandering te bespeuren. Het casco in Heusden staat er en het gaat nu om een goede invulling. 90% van de stad blijft hetzelfde. Binnen de resterende 10% moet naar eigentijds aangepaste vormen worden gezocht. Bruikbare monumenten zorgen voor een levende stad. Zonder veranderingen wordt Heusden een openluchtmuseum. Professor Asselbergs legt de vraag voor hoe de discussie wordt aangegaan als de nieuwe functie een medisch centrum zou zijn.
3
De heer Buijs vindt dat eerst naar de functionaliteit moet worden gekeken en dat deze vervolgens eventueel in historiserende zin aan de buitenkant wordt gekoppeld. Het blijft een voorwaarde om naar kwaliteit te zoeken. Ook de mening van de monumentencommissie kan worden meegenomen. Professor Asselbergs geeft over de architectenkeuze aan dat in sommige andere steden een collegebesluit de basis biedt om te zoeken naar een goede oplossing. Hij noemt de naam van de Belgische architect Jo Crépin, die op diverse plaatsen op een zorgvuldige manier te werk is gegaan. Er zijn meer architecten die op eigentijdse wijze en met eigentijdse middelen mooie zaken ontwikkelen. Daarom is het niet nodig om bang te zijn voor de toekomst. Wel is het belangrijk om in dialoog te blijven. Professor Asselbergs roept Heusden op om de discussie aan te gaan. De heren Scholten en Peetoom zijn voortgegaan op de bouwtraditie. Deze was tot 1940 innovatief. De wooncultuur heeft zich verder ontwikkeld en op een gegeven moment is men opgehouden voort te gaan op de bouwtraditie. De discussie over de toekomst moet een inhoudelijke discussie zijn waarbij men bereid is naar elkaar te luisteren en enige toenadering tot elkaar te zoeken. In die dialoog kan bezien worden wat de buitenwereld te bieden heeft. De oproep van de burgemeester om de Heusdense identiteit voort te zetten, is een goede oproep. Spreker vraagt om in deze geest de discussie aan te gaan.
4
Symposium 'Historische stad= toekomstige schat' van de gemeente Heusden ter gelegenheid van de veertig jaar restauratie van de vesting Heusden woensdag 19 november 2008, sessie Leefbaarheid en Wonen De sessie wordt voorgezeten door prof. dr. N. Nelissen en start om 14.30 uur. Er wordt gediscussieerd aan de hand van drie stellingen over wonen en leefbaarheid in de vesting Heusden. De eerste stelling luidt: “Dagjesmensen zijn een zegen voor Heusden.” Met uitzondering van twee tegenstemmers zijn de aanwezigen het daarmee eens. Een van de deelnemers brengt een nuance aan in de term dagjesmensen: mensen die in bussen komen, een halfuur in de vesting rondlopen en dan weer weggaan zijn geen zegen. Mensen die er meer de tijd voor nemen wel. Als ze hier ook overnachten, dan is het nog beter. Wethouder Van Mierlo zegt dat de gemeente Heusden groter is dan de vesting; er zijn zo’n twaalf kernen. De mensen van buiten zijn volgens hem een zegen voor de gemeente als geheel. Hij sluit zich aan bij de vorige spreker. Mensen die ook in de omgeving gaan rondfietsen e.d. zijn een dubbele zegen. Een oud-inwoner van de vesting meent dat er door de aanloop van dagjesmensen veel meer te doen is in het kleine stadje. Een wethouder uit Oost Gelre zegt dat Heusden zonder dagjesmensen een probleem heeft. Het is de vraag of je dan wel duurzaamheid in zou kunnen bouwen. De heer Te Riele is erg voor de dagjesmensen. Als je in een Vinex-wijk woont, moet je naar buiten om mensen te ontmoeten. Hier komen de mensen naartoe. Het is goed voor de middenstand en tegen de inteelt. De heer Nijssen van het Heusdens Bureau voor Toerisme (HBT) zegt dat er in 1985 350.000 toeristen naar de vesting Heusden kwamen. Toen kwamen er nog bussen vanaf De Ster. Die mensen kwamen hooguit drie kwartier kijken. Dat soort dagjesmensen kan de vesting missen als kiespijn. Hij schat het aantal nu op 200.000 mensen per jaar. De heer Janson betoogt dat dagjesmensen op doordeweekse dagen goed voor het stadje zijn, maar ziet ze liever niet op zondag. Een neveneffect van het toerisme is dat de openbare ruimte wordt aangepast aan de te verwachten dagjesmensen. Er zijn veel terrassen etc. Als zij weg zijn, dan blijven de lege terrassen achter, wachtend tot de dagjesmensen weer komen. Dit is voor het historisch beeld en de leefbaarheid negatief. Hij pleit ervoor de toestroom goed te organiseren. Een mogelijkheid is te sturen op terrascapaciteit. Op dit moment zijn er evenveel terrasstoelen als een tiende van de inwoners. De heer Nieuwkerk zegt dat er ook wordt gestuurd op parkeerbeleid. De gemeente is voorzichtig met het aantrekken van bussen. Een positieve leefomgeving is belangrijk en leidt ook tot positief onderhoud van de eigen huizen. Dan blijft de beeldkwaliteit van de vesting ook goed bewaard. Mevrouw Smits zegt dat dagjesmensen altijd welkom zijn. Zij voelt dit ook als een plicht als bewoner van een historisch stadje. Zij vraagt de bijeenkomst om na te denken over de wijze waarop de mensen geprikkeld kunnen worden om te komen buiten terrasvergroting en uitgebreidere winkelopeningstijden om. Een man in de zaal zegt dat de gemeente tot 2010 het weekendtoerisme voorzichtig wil terugdringen en de komst van mensen met cultuurhistorische interesse wil bevorderen. Wethouder Van der Poel geeft aan dat in Heusden beide categorieën belangrijk zijn. De gemeente is bezig het Gouverneurshuis een belangrijker functie te geven waardoor het museale karakter van het stadje vergroot wordt. Daarmee wordt een meer cultuurhistorisch
1
geïnteresseerd publiek getrokken. Maar Heusden kan niet te kieskeurig zijn. De bezoekers dragen immers bij aan de leefbaarheid en het hoge voorzieningenniveau. Wethouder Van Mierlo zegt dat de gemeente mikt op de relatie tussen de vesting en de andere kernen in de gemeente. Hier liggen ook de mooie Loonse en Drunense duinen. Als toeristen hier een combinatie van de vesting en de duinen willen komen bezoeken, dan krijg je ook al ander publiek. De heer Nieuwkerk brengt in dat het een misverstand is om van verblijfstoerisme uit te gaan. De meeste mensen komen hier uit de omgeving en die blijven niet langer dan een dag. De mensen van verder weg komen met bussen. De heer Nijssen pleit voor het aanbrengen van goede aanlegsteigers voor maart 2009. Daarmee worden boottoeristen getrokken, die van ver komen. Zij komen vaak doordeweeks en blijven een nacht over. Prof. Nelissen vraagt of het HBT eigen beleid ontwikkelt en uitvoert, of dat dit in overleg met de gemeente gaat? De heer Nijssen antwoordt dat het HBT tot voor kort eigen beleid voerde. Het contact met de gemeente is inmiddels verbeterd. Mevrouw Sens-Oremus van het HBT zegt dat meer hotelaccommodaties gewenst zijn in de vesting. Die zijn er nu nauwelijks. Er zijn wel een paar B&B’s, maar dat is niet genoeg. Voor meer hotels zouden nieuwe bezoekersgroepen moeten worden aangetrokken. Maar aan de andere kant kan het aanbod een nieuwe vraag creëren. De heer Janson zegt dat de vesting nu alleen een twee uur durende wandeling biedt. Er zijn wel ondernemers die kleinschalig een middagje vertier bieden. Dit heeft, hoe klein ook, een positief effect op de hotelbezetting. De heer Nijssen en mevrouw Sens-Oremus zeggen hierop dat zij volledige dagprogramma’s in de aanbieding hebben. Dit geldt zowel voor de vesting als voor de hele gemeente. In de zomer is er bijvoorbeeld een rondje Duinboeren, men kan de gemeente rond op een Solex. Door de betere samenwerking met de gemeente komen er nu snel nieuwe programma’s. Het is mogelijk een rondje door de stad in vijf minuten te doen, maar door de mensen meer te vertellen en bezig te houden kan dit ook in een halfuur. Er zijn ook mogelijkheden om op het water te dineren of feesten, op de twee partyboten. De tweede stelling luidt: “De plaatselijke politiek en het lokale bestuur hebben te weinig oog voor de belangen van de bewoners van de vesting.” Uit de stemming hierover blijkt dat de meerderheid vindt dat het lokale bestuur wel voldoende oog voor de belangen van de inwoners heeft. De heer Oomen, lid van de Monumentencommissie, zegt dat deze commissie veel aandacht heeft voor de belangen van de inwoners. Wethouder Van Mierlo zegt dat de samenstelling van de bewoners in de vesting heel divers is. Er zijn sterke belangentegenstellingen. Hierdoor is inertie ontstaan. Dit houdt de lokale politiek gevangen. Er zijn ondernemers met klanten uitsluitend uit de gemeente, die geen boodschap aan de toeristen hebben. Er zijn ondernemers die van de toeristen afhankelijk zijn. Er zijn bewoners die hun auto voor de deur willen kunnen parkeren en daardoor negatief zijn over de toeristen. En er zijn bewoners die er wel positief tegenover staan, omdat de toeristen voor het hoge voorzieningenniveau zorgen. Sommigen komen op voor de historie, anderen bestrijden dat het verstandig is om dat te doen. In de gemeenteraad zit een oververtegenwoordiging van de vestingbewoners. Een van de deelnemers zegt dat de grootste doelgroep wordt gevormd door de bewoners van de vesting, die hier gewoon wonen en geen belangen hebben bij het toerisme. Dit betreft 80 tot 85% van alle inwoners. Hij meent dat er te lang wordt gepraat over parkeerproblemen. Men heeft het hier al 25 jaar over.
2
De heer Nieuwkerk zegt dat de inwoners hun leefomgeving een acht of negen geven. De mensen zijn dus heel tevreden. De gemeente wil het nog verbeteren, maar dat is niet nodig. Op het moment dat er een gezamenlijk punt gemaakt moet worden, dan komen de vestingbewoners er wel mee. Het bakkeleien over parkeren en de drukte op straat is meer een ritueel gebeuren. Wethouder Van Mierlo spreekt zijn frustratie uit dat hij als bestuurder voor Heusden niet kan doen wat hij zou willen. Hij adviseert de zaken te laten rusten tot er een wens komt uit de vesting. Nu wordt er langs elkaar heen gesproken. De gemeente heeft volgens hem wel degelijk oog voor de belangen van de inwoners hier. De heer Van de Woestijne is gemeenteambtenaar Verkeer bij de gemeente Heusden geweest en heeft in die functie levendig overleg gehad met de bewoners en het bestuur. Hij herkent de inertie wel. Er kwamen wel initiatieven, met name over parkeersituaties en de openbare ruimte, en de gemeente had er oog voor. Maar door de sterke belangentegenstellingen, ook binnen het lokale bestuur, zijn veel van deze initiatieven niet doorgegaan. Wethouder Van Mierlo zegt dat als men bijna tot een besluit was gekomen er weer nieuwe verkiezingen kwamen, en dan kon men weer overnieuw beginnen. Wethouder van der Poel stelt dat het altijd het gemakkelijkst is om niets te doen. De gemeente wil wel iets doen, ook al is het onmogelijk om daarbij iedereen tevreden te stellen. Naast het parkeren en de verkeersdrukte is de kwestie of er auto’s mogen parkeren op de Vismarkt een heet hangijzer. De heer Te Riele is tegen het parkeren van auto’s op zo’n mooie plek. Hij is voor een autovrij centrum, zoals dat in andere steden ook ingesteld is. De heer Nijssen adviseert de gemeente om rondom het centrum parkeerterreinen te maken. De heer Groothuis, inwoner van de vesting, vindt dat de gemeente te weinig oog voor de inwoners heeft. Hij illustreert dit met een voorbeeld over slechte of uitblijvende advisering over restauratie. Voorheen was er een persoon als vast aanspreekpunt bij de gemeente en dat ging prima. Door de schaalvergroting van de gemeente worden deze zaken uit het oog verloren. De heer Nieuwkerk sluit hierop aan. Hij is de plaatselijke makelaar. Eerder gaf hij nieuwe bewoners altijd het advies om naar de gemeente te gaan als zij iets wilden veranderen, in verband met de speciale woonomgeving hier. Maar de gemeente geeft geen advies meer. Als makelaar krijgt hij van het Comité Vesting Heusden de schuld van dit misverstand. Hij vindt het jammer dat de gemeente gestopt is met advies geven. Dit is ook een gevolg van de schaalvergroting. De heer Groothuis geeft aan dat er een verschil is tussen de beleving van de inwoners en wat er gebeurt. Als een bewoner wil dat er iets gebeurt en het bestuur zegt dit gezien te hebben zonder er actie op te ondernemen, vraagt de inwoner zich af of het bestuur het wel heeft begrepen. De burger vindt pas dat het bestuur oog heeft voor zijn probleem als het bestuur de actie onderneemt die hij wenst. De derde stelling luidt: “De overlegstructuur tussen het lokale bestuur en de bewoners van de vesting is een wassen neus.” Prof. Nelissen licht toe dat hij tot deze stelling is gekomen omdat de overlegstructuur tussen organisaties, bewoners en gemeente maar viermaal per jaar overlegt. Uit de stemming blijkt dat de meerderheid van de aanwezigen het met deze stelling niet eens is. Wethouder Van Mierlo is het juist wel met de stelling eens. Hij vindt dat de gemeenteraadsleden de democratisch gekozen vertegenwoordigers van de bevolking zijn. Het platform (de dorpsraad) staat daarnaast, heeft geen mandaat om beslissingen te nemen en
3
houdt zich met alles tegelijk bezig. Hij vindt het platform als folklore prima, maar niet als raadgevende organisatie aan het gemeentebestuur. Wethouder Van der Poel zegt dat platforms zinvol zijn als zij het college adviseren. Maar het college van B en W maakt de keuze. Het moet niet de indruk wekken dat wat in de dorpsraad besloten wordt, ook moet gebeuren. De heer Groothuis, deelvoorzitter van het platform, zegt dat het vorige gemeentebestuur de dorpsraad heeft ingesteld om het oor bij de bevolking te luisteren te leggen en om de verschillende groeperingen bij elkaar te brengen. Het dient voor het college van B en W als basis om in overleg kunnen treden met de verschillende groeperingen. Hij vindt het platform nodig om een genuanceerd beeld te kunnen krijgen van wat er leeft. De heer Nijssen vindt dat het platform vervangen kan worden door een goede bewonersvereniging. In het platform zitten nu groeperingen die maar drie of vier mensen vertegenwoordigen. Prof. Nelissen meldt dat zo’n twintig groeperingen in het platform vertegenwoordigd zijn. De heer Nieuwkerk meent dat de belangrijkste taak van het platform is elkaar te leren begrijpen en iets gezamenlijk te formuleren. Het platform wordt volgens hem gebruikt voor verdeel-en-heerstactieken door het gemeentebestuur. Als dat het met het advies eens is, dan is het platform prima. Is het gemeentebestuur het er niet mee eens, dan zegt men: “Ach, het is maar een adviesorgaan.” De heer Te Riele gebruikt steden in Brazilië als voorbeeld, waar de inwoners zeggenschap hebben over een budget voor de openbare ruimte. Als je geld beheert, dan word je gedwongen een consensus te bereiken. Nu gaan de discussies nergens over, omdat er geen middelen zijn. Wethouder Van Mierlo is het hiermee eens. De heer Groothuis spreekt zijn teleurstelling uit over de houding van wethouder Van Mierlo, die niet open staat voor het platform. Dan heeft het geen effect meer om met elkaar te spreken. De heer Nijssen zegt dat er in deze sessie maar één gewone bewoner aanwezig is naast allemaal neringdoenden. Hij vindt het belangrijk dat de beslissingen worden genomen door alle bewoners van de vesting, en niet door een paar groeperingen. De heer Groothuis is tegen het idee van de bewonersvereniging in plaats van het platform. Hij zegt dat er dan onmiddellijk een ondernemingsvereniging zal worden opgericht, een watersportvereniging, etc. Dit leidt tot chaos. De heer Janson zegt dat de diverse belangen in Heusden en het feit dat iedereen elkaar nodig heeft garanderen dat iedereen hier tevreden is. Als een stroming dominant wil zijn, dan verdrukt zij de andere. Hij roept op tot trots en zuinigheid op het stadje, en tot goede beschouwing van elke actie en de reactie die daar weer op zal komen. Mevrouw Moonen-Gerrits is afgevaardigde van de Provinciale Staten voor het CDA. Zij vraagt naar de toekomstvisie voor Heusden. Hoe moet het er over vijf of tien jaar uitzien? Wat moet je doen om het goed te houden? Zij roept op tot een visie op de langere termijn en het maken van een planning om die te realiseren. Haar ideaal zou zijn om de dynamiek en levendigheid in Heusden te behouden. Te kijken naar wat er nodig is, willen jongere mensen hier ook komen en blijven. Met een langetermijnvisie is het volgens haar gemakkelijker om een keuze te maken in de praktische problemen van het hier en nu. Prof. Nelissen vraagt of het nu misschien een goed moment in het bestaan van de vesting is om streefbeelden te maken. De aanwezigen zijn het daarmee eens. Mevrouw Smits zegt dat de Heusdenaren er ook voor elkaar staan. Zij vindt het jammer dat wethouder Van Mierlo zich zo negatief naar hen opstelt. Zij nodigt de wethouders uit in haar huis aan de Vismarkt, om zich daar op de hoogte te stellen van de situatie op het plein. Zij roept iedereen op om positief te blijven en met elkaar in gesprek te blijven.
4
Prof. Nelissen vraagt de aanwezigen om in een paar woorden hun streefbeeld aan te geven voor Heusden. De volgende kernwoorden worden hierbij gegeven: Parel tussen Maas en Duin. Dingen die goed zijn behouden en openstaan voor veranderingen. Pas op dat het geen pretpark wordt. Naar voren kijken en de blik verruimen. Wat is de visie over vijf jaar? Praat daar met alle groeperingen en gezindten over. Opvang van jongeren met problemen is belangrijk om ervoor te zorgen dat ze in de toekomst een goede rol kunnen spelen. Wij leven hier fantastisch met elkaar. Laten we elkaar geen problemen laten aanpraten die er niet zijn. Prof. Nelissen sluit met deze streefbeelden de sessie af om 16.00 uur.
5
Symposium 'Historische stad= toekomstige schat' van de gemeente Heusden ter gelegenheid van de veertig jaar restauratie van de vesting Heusden woensdag 19 november 2008, deelsessie Toerisme en Economie
Notulist:
H. Neggers (Notuleerservice Nederland)
De voorzitter opent de bijeenkomst om 14.25 uur en heet de aanwezigen welkom. Aan de hand van drie stellingen wordt gediscussieerd. Per stellingen worden twee mannen en twee vrouwen uitgenodigd aan de tafel te komen zitten en een reactie te geven op de stelling. Daarna worden de overige aanwezigen in de gelegenheid gesteld te reageren. Eerste stelling: Men moet als vestingstad zijn tourist carrying capacity kennen (weten hoeveel toeristen men aankan en binnen wil krijgen) Aan de tafel nemen de volgende mensen plaats: De heer A. van Speijk, een autochtone Heusdenaar. Mevrouw P. Jorritsma, werkzaam bij het streekarchief in Heusden en woonachtig in Woudrichem. Mevrouw L. Verschuren, wethouder in Geertruidenberg. De heer Groothuizen, tandarts en al dertig jaar woonachtig in Heusden. De heer Groothuizen zegt dat Heusden heel drukke tijden, maar ook heel stille tijden kent. Daar zit een onevenwichtigheid in. In de bewonersvereniging, waarvan hij lid is, wordt ook vaak opgemerkt dat er een grens wordt overschreden. Er zouden middelen moeten zijn om hier meer balans in te krijgen. Uit een enquête bleek dat de bewoners het aantal toeristen wel genoeg vinden. Hierbij is de nuancering te maken dat er enorme pieken zijn, maar dat er ook momenten zijn waarop de gemeente wel meer toeristen kan gebruiken. Er zijn mogelijkheden om te focussen op verblijfstoerisme, waardoor mensen langer vastgehouden worden. De overheid speelt bij het verdelen van de maximale capaciteit een rol door het verlenen van vergunningen. Het tellen van parkeerplaatsen en stoelen is wel snel gedaan, maar dit zegt niet alles. Het is belangrijk hoe de mensen die in de vestingstad wonen en werken het ervaren. Het is goed hen persoonlijk via een goede enquête te vragen wat men denkt aan te kunnen en waar de overlast en de irritatie begint. Uit de enquête blijkt dat mensen hun leefomgeving belangrijk vinden. Het is niet zo dat de mensen tegen bedrijvigheid zijn. Mevrouw Verschuren zegt dat Geertruidenberg meer toeristen kan gebruiken. Het is belangrijk eerst te kijken wat voor toeristen men kan hebben. Hierop kan worden aangestuurd. Het is moeilijk om een grens te stellen aan het aantal toeristen. Voor een gedeelte kan de grens worden bepaald door duidelijk een keuze te maken welke toeristen men wil hebben of welke men vooral niet wil hebben. De gemeente Oosterhout gaat voor Geertruidenberg een onderzoek naar de tourist carrying capacity doen. Na volgend jaar wordt in een nulmeting het aantal toeristen gemeten. De capaciteit is nu nog niet in kaart gebracht. Het is wel belangrijk om dit te doen. De maximale capaciteit is alleen op piekdagen nodig. Op andere dagen zijn er bijvoorbeeld te veel stoelen. Er is planmatig vastgelegd wat waar mogelijk is. Er moet een goed overwicht worden gevonden. In Geertruidenberg wordt vaak geroepen dat de gemeente geen tweede Heusden mag worden. De vraag wat men aan zou kunnen is een relevante vraag. De klant is niet te sturen.
1
Mevrouw Jorritsma zegt dat in Heusden wel bekend is hoeveel mensen er jaarlijks komen, maar dat niet bekend is hoeveel toeristen gewenst zijn en hoeveel de gemeente er aankan. Het is lastig het aantal toeristen te spreiden. De meeste mensen zijn in de weekenden vrij. Het is de vraag of het lastig is de capaciteit te bepalen. Wanneer er te veel toeristen zijn, dan is het van belang dat de gemeente, in samenwerking met andere partijen, het beleid daarop afstemt. Het is belangrijk te weten wat de gemeente aankan. Spreekster zegt geschrokken te zijn van het bericht dat het onderzoek dat heeft geleid tot het getal van 350.000 toeristen door studenten is uitgevoerd. Het is belangrijk te weten voor de gemeente hoeveel mensen er komen en wat ze komen doen. Bij het wonen in een vesting moet de komst van toeristen op de koop toe worden genomen. De heer Van Speijk zegt dat het probleem is dat er pieken zijn in het aanbod van toeristen. Het zou mooi zijn wanneer dit kan worden gespreid. Doordeweeks komen de echte toeristen, die van monumenten houden. In het weekend komen de mensen niet voor de mooie geveltjes, maar voor de winkels die op zondag geopend zijn. De vraag is hoeveel toeristen Heusden aankan en of een verdubbeling van het aantal toeristen wel mogelijk is. De voorzitter constateert dat de panelleden vinden dat een gemeente een tourist carrying capacity moet kennen. Wanneer er te veel toeristen komen, kan bijvoorbeeld de prijs worden verhoogd of de marketingaffiniteit anders worden gericht. Er is een bestaande carrying capacity, die geteld kan worden en een gewenste carrying capacity, die nader gedefinieerd kan worden. De bestaande capaciteit moet eerst worden gemeten, bijvoorbeeld door het tellen van het aantal parkeerplaatsen en het aantal plaatsen waar kan worden gegeten en gedronken. De fysieke capaciteit wordt eerst gedefinieerd en vervolgens komt de vraag naar de psychische capaciteit naar voren. Het is interessant uit te zoeken wat de mensen in de gemeente willen. Er kan worden onderzocht of het zo erg is dat het een keer of een aantal keren zo druk is geweest. Het is de vraag of een vestingstad de psychische tourist carrying capacity moet bepalen en of er een onderzoek onder de inwoners moet plaatsvinden. De vragenlijsten moeten zodanig worden gemaakt dat de mensen concreet kunnen stellen wanneer het druk is, hoeveel uren het druk is en waarom het druk is. Vanuit de zaal reageert een aantal mensen: De heer Pot zegt dat de kwestie wel enige nuancering behoeft. De capacity is te vergelijken met een pijngrens. De vraag is waar die pijngrens ligt. Het is voorstelbaar dat bewoners er anders over denken dan bijvoorbeeld de winkeliers. De capacity is ook afhankelijk van het weer. De vraag is wat de criteria zijn van capacity. Hiernaar zou ook gekeken moeten worden. De heer Van Burk vraagt of de gemeente, wanneer er te veel toeristen komen, mensen gaat tegenhouden. Spreker vraagt of ooit al aan de toeristen is gevraagd wat de reden van hun bezoek is. Dit is relevant informatie om te kunnen bepalen welk type mensen komen en waarop moet worden ingespeeld. De heer Brouwer, werkzaam bij de plaatselijke krant, zegt dat eerst de vraag is wat voor soort toeristen gewenst zijn. De vraag is wat de regionale of plaatselijke identiteit is. Na de beantwoording van die vraag komt pas de vraag wat de gemeente kan hebben. Mevrouw Molkenboer vraagt in hoeverre de capaciteit een vaststaand feit is. Wanneer er tekort is aan stoelen kan er een nieuw restaurant komen. De vraag is wat de maximale capaciteit is. Er zijn meerdere manieren om de maximale capaciteit te verdelen. De heer Verhoeven zegt dat eerst moet worden vastgesteld wat men in Heusden wil binnenkrijgen. De heer Dijkstra zegt dat het getal van 350.000 per jaar een soort spookverhaal is dat is voortgekomen uit een onderzoek dat tien jaar geleden door twee studenten is uitgevoerd. Wanneer er echt wordt geteld, kan dit getal waarschijnlijk variëren. De tweede uitkomst van
2
dat onderzoek is dat op piekdagen 80% van de toeristen bestond uit Brabanders die voor de vierde of vijfde keer kwamen, met als enige reden dat ze zich thuis verveelden. De meeste winkeliers vinden het niet leuk dat er op zondag veel mensen komen. Op zondagen is het te druk in de winkels en wordt er weinig verkocht. De heer Van der Aalst zegt dat het hoge winkelniveau te danken is aan de toeristen. Tweede stelling Men moet niet spreken van toeristen in het algemeen maar deze nader classificeren en hier het meest interessante segment kiezen Aan de tafel nemen de volgende mensen plaats: De heer P. Pot. De heer T. Van der Aalst. Mevrouw I. Sprangers, werkzaam bij het Heusdens bureau voor toerisme. Mevrouw J. Vriens. De heer Pot zegt dat segmentatie van toeristen of bezoekers van Heusden een heel belangrijk aspect is. Het is redelijk op te zetten qua structuur. Er kunnen kenmerken bij worden gezet waardoor alle gewenste en ongewenste kenmerken van een groep te bepalen zijn. Op basis daarvan kan wellicht enigszins worden gestuurd om de gewenste groepen meer binnen te krijgen en het voor de minder gewenste groepen minder aantrekkelijk te maken. De doelgroep kan worden omschreven als een groep die de historie kent en van kunst en rust houdt. Het zijn mensen die over een behoorlijke welstandsklasse beschikken en redelijk veel vrije tijd door de week hebben. Het zou goed zijn een aantal activiteiten door de week te gaan ontwikkelen om deze doelgroep te trekken. Dit zou leiden tot spreiding van de drukte en het verminderen van de irritatie op zondag. De heer Van der Aalst zegt dat door segmentatie een selectie wordt gemaakt uit de bezoekers. Het zou jammer zijn om te sturen op bepaalde gewenste bezoekers. Van het cultuurgoed mag iedereen kennis nemen. Het riekt een beetje naar discriminatie. Mevrouw Sprangers is van mening dat wel de keuze moet worden gemaakt welke toeristen wel of welke toeristen niet gewenst zijn. Als argument voor segmentatie worden stimuleren en ontmoedigen genoemd. Spreekster vraagt of de mensen die van kunst houden ook de mensen zijn die van monumenten houden. Mevrouw Vriens is het eens met het aanbrengen van een classificatie en het indelen in segmenten, ook om te bezien welke doelgroepen niet door de gemeente worden benaderd. Het is van belang dat de gemeente bepaalt welke standaardindelingen er zijn. Vanuit de zaal wordt gereageerd. De heer Spanjaard zegt dat het belang van de stad en de gebouwen niet mag worden vergeten. De gehele restauratie is bedoeld geweest om het karakter van een Hollandse vestingstad terug te krijgen. Als men de markt zijn werk laat doen, dan wordt op de grootste gemene deler, het massapubliek, gemikt. Dat gaat ten koste van het karakter van de vestingstad. Eerst moet een keuze worden gemaakt voor het bewaren van het karakter van de stad en van daaruit moet de markt worden benaderd. Het gaat dan om mensen die cultuurhistorisch geïnteresseerd zijn en die kwaliteit en rust zoeken. Heusden is geen tweede Scheveningen. Mevrouw M. Van Dijk, eigenaresse van de galerie Privé-collectie, denkt dat het goed is mensen op te voeden tot het genieten van kunst. Dit heeft ook te maken met het genieten van de vestingstad. Het is juist goed om te classificeren om te kunnen onderscheiden waaraan moet worden gewerkt. Het deel dat ‘opgevoed’ wordt, kan begeleid worden. Dit is zowel voor
3
een gezond ondernemersklimaat als voor de bewoners relevant. Er mogen geen groepen worden uitgesloten. Er is altijd een mogelijkheid dat men opgevoed kan worden of doorgroeit. Classificatie is nodig om in kaart te krijgen wat de doelstellingen zijn. Spreekster noemt de doelgroep niet noodzakelijk ‘welstandig’, maar eerder weldenkend. Mevrouw Verschuren zegt dat veel mensen naar Heusden komen vanwege de gezelligheid. Toeristen vinden het gezellig daar waar het levendig is. Het is goed om te zoeken naar een mix van doelgroepen. Mensen leren ook van andere mensen. Wanneer iemand naar een kunstvoorwerp kijkt, volgt wellicht een ander dit voorbeeld. De heer Groothuizen zegt dat het goed is de mensen die op zondag komen te vragen naar de reden van hun bezoek en waar ze vandaan komen. Wanneer dat bekend is, kan er worden geclassificeerd. De voorzitter zegt dat één doelgroep kan worden gedefinieerd als een groep die bij de stad past, die zich niet verder ontplooit. Deze groep houdt van de sfeer van de stad. De vraag is of Heusden zich moet beperken tot deze ene doelgroep. Er zijn veel doelgroepen en wanneer deze allemaal beter worden gedefinieerd, wordt er niet gediscrimineerd. Globaal gesproken is het doordeweeks aardig opgelost. Andere doelgroepen zijn de mensen die in de haven liggen, het kleine groepje motorrijders en de friteseters. De mensen die op zondag komen zoeken gezelligheid, komen winkelen, wonen binnen een afstand van 25 km, zoeken sfeer en variatie. Ze komen met het gezin en familie en ze komen omdat er andere toeristen zijn. Derde stelling Vestingsteden dienen zich met name van andere vestingsteden te onderscheiden Aan de tafel nemen de volgende mensen plaats: De heer J. Verschuuren, werkzaam bij Erfgoed Brabant. Mevrouw H. Vorsterman, werkzaam bij de gemeente Heusden. Mevrouw D. Corten, werkzaam bij de gemeente Heusden. De heer J. Wessels, werkzaam bij de gemeente Brielle. De heer Verschuuren geeft aan dat Heusden zijn eigen geschiedenis heeft. De functies van vestingsteden zijn onderling vergelijkbaar. Daarnaast is door de eeuwen heen elke vestingstad geconfronteerd met zijn eigen geschiedenis en verleden. Er zou gekeken moeten worden naar het zodanig profileren van het specifieke verhaal van de stad, zodat mensen het aantrekkelijk vinden daar naartoe te gaan. In een stad als Heusden zou een plek gevonden moeten worden waar het verhaal zo goed mogelijk aan het licht kan worden gebracht. Spreker is een sterk voorstander van het vooral benadrukken van de eigen identiteit. Het gaat dan meer om de inhoud dan om puur technische concurrentie. Het is meer competentie in plaats van competitie. Er kan vanuit een onderscheiding worden samengewerkt. Het is niet de bedoeling met andere vestingsteden te concurreren. In de gemeente Tilburg bevinden zich op bepaalde locaties digitale schermen. Mensen krijgen daar een directe beleving van de omgeving waar ze lopen. Mevrouw Vorsterman zegt dat de woorden in de stelling ‘met name’ de indruk wekken dat het een doel op zich is. Het komt veel meer voort uit het eigen zelfbeeld. Het resultaat is het nadenken over de doelgroepen die er zijn en welke belangen er zijn. Het moet een totaalbeeld van belangen zijn. Wanneer men daarmee aan de slag gaat, wordt het zelfbeeld versterkt en daarin kan een stad zich onderscheiden. Wanneer het een doel op zichzelf is, wordt voorbijgegaan aan waar men daadwerkelijk mee bezig zou moeten zijn. Mevrouw Corten zegt dat is geconstateerd dat er twee belangrijke doelgroepen zijn die naar de vesting Heusden komen. De ene doelgroep is gericht op het erfgoed en de cultuur en op
4
kunst. De andere doelgroep bestaat uit de dagjesmensen. Deze tweede doelgroep is te vergelijken met de groep mensen die op tweede paasdag de woningboulevards bezoeken. Bij deze doelgroep is er geen concurrentie met andere vestingsteden. Deze doelgroep is hard nodig om op de kaart te blijven staan. De heer Wessels zegt dat een eigen identiteit van belang is om op de kaart te blijven staan. Wanneer in doelgroepen wordt gedacht, wordt het heel snel een Efteling. Spreker zegt dat wanneer men laat zien wat een stad heeft, het publiek zich vanzelf selecteert. Het is van belang dat Heusden zich met andere vestingsteden aaneenrijgt. Er moet een kralenketting zijn van steden die mensen kunnen bezoeken. In elke stad moet het verhaal doorverteld worden. Het is bijvoorbeeld goed een gezamenlijke brochure te maken. De ondernemer kan daarop zijn product aanpassen. Op de vaderlandse geschiedenis wordt het product gebouwd. Om dit ook voor de toekomst te kunnen gebruiken, zullen de mensen met dit product moeten worden opgevoed. Iedereen heeft daar zijn eigen plekje in. Heusden is onderdeel van een kralenketting en moet zich van daaruit verbinden naar links en rechts. Er moet een manier worden gevonden om de nieuwe generatie bij het product te betrekken. Een aantal vestingsteden heeft het concept kijkkasten ontwikkeld. Alle producten die een stad destijds heeft willen verdedigen moeten nu opgezocht, opgewaardeerd en vermarkt worden. Reacties vanuit de zaal: Mevrouw Jorritsma zegt dat een combinatie moet worden gezocht. Naast een eigen identiteit kan ook worden geparticipeerd in samenwerking. Er wordt al promotie gemaakt voor vestingsteden als geheel. De heer Verspiek zegt dat kinderen de verbindende schakel kunnen vormen. In Groenlo wordt getracht om het door middel van spel en educatie voor kinderen aantrekkelijk te maken. Kinderen vormen de hoop van de toekomst. Er moeten programma’s worden ontwikkeld om de toeristen te kunnen vasthouden. Mevrouw Van Dijk zegt dat het heel belangrijk is met kinderen te beginnen. Het is goed te focussen op andere vestingsteden. Het is beter van elkaar te leren dan de onderscheiding tussen de vestingsteden te benadrukken. Het goede van een andere vestingstad kan in Heusden worden toegepast. Haar zorg gaat hierbij ook uit naar de ondernemers in Heusden. De heer Van Burk is het eens met de stelling ‘eenheid in verscheidenheid’. Vestingsteden hebben allemaal iets soortgelijks, namelijk de cultuurhistorie. Hieraan kan per vestingstad een hedendaags thema worden gekoppeld. In Heusden zou dat thema bijvoorbeeld kunst en cultuur kunnen zijn. De heer Van Eijk meent dat het goed is de vestingstad met de producten eromheen te verbreden. Door bijvoorbeeld het bezoeken van een evenement kan belangstelling voor het geheel worden aangewakkerd. De voorzitter legt uit hoe hij aan de stelling is gekomen. Bepaalde mannen gaan graag naar vestingsteden, maar willen wel steeds een andere vestingstad zien. Omdat de vrouwen meegaan, moet een vestingstad een additionele attractie hebben. Het is noodzakelijk te profileren naar twee doelgroepen toe. Dat kan met name vanuit de eigen identiteit of vanuit het kralenkettingidee. Er is educatie voor kinderen, maar ook voor volwassenen. De doelgroep moet benoemd worden en er moeten specifieke activiteiten worden georganiseerd. Het is goed een differentiatie aan te brengen in het kralenkettingidee.
5