Zaaknummer: POCR072 Onderwerp
Wijzigingen CAR-UWO
Collegevoorstel Inleiding Het College voor Arbeidszaken (CvA) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) maakt met de vakbonden ABVAKABO FNV, CNV Publieke Zaak en de CMHF in het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden (LOGA) afspraken over de arbeidsvoorwaarden voor het gemeentelijk personeel. Deze afspraken worden vastgelegd in de CAR-UWO: de arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector gemeenten. Op grond van de statuten van de VNG en het reglement van het CvA zijn de gemeenten gebonden aan de in het LOGA overeengekomen CAR-bepalingen en de wijzigingen daarin. Voor de gemeenten die bij de UWO zijn aangesloten, geldt dat eveneens voor de zogenoemde UWOartikelen. De CAR en de UWO hebben echter niet de status van een CAO omdat het LOGA geen verordenende bevoegdheid heeft in gemeenten. Lokale vaststelling van (wijzigingen in) de CARUWO is dan ook noodzakelijk. Op grond van artikel 160 van de Gemeentewet is het college bevoegd de arbeidsvoorwaardenregelingen voor het gemeentepersoneel vast te stellen. In de afgelopen periode heeft de gemeente Heusden van het LOGA zes circulaires ontvangen die een wijziging van CAR-UWO betreffen. Het is gebruikelijk de lokale CAR-UWO dienovereenkomstig te wijzigen door middel van het vaststellen van de betreffende LOGAcirculaire.
Feitelijke informatie LOGA-circulaire d.d. 14 december 2010, nr. CvALOGA 10/22 Onderwerp: Indexering BWW-uitkering(bovenwettelijke werkloosheidsregeling) hoofdstuk 10a CAR De Centrale Raad van Beroep heeft in de uitspraak van 22 juli 2010 met nummer 09/101 AW, 09/102 AW en 09/3949 bepaald dat, gelet op de tekst van artikel 10a:4 CAR, de aanvullende en aansluitende uitkering moet stijgen met de voor de sector algemeen geldende bezoldigingswijziging per datum van die salarisstijging. De feitelijke werkwijze, te weten indexering per 1 januari en 1 juli van een jaar, is niet in een wettelijk voorschrift vastgelegd en mag daarom niet worden toegepast. De CAR wordt daarom aangepast aan de feitelijke werkwijze die gehanteerd wordt. Daarmee is wettelijke verankering hiervan geregeld. De praktijk verandert voor gemeenten dus niet. De wijziging van artikel 10a:4 CAR treedt in werking per 1 januari 2011. LOGA-circulaire d.d. 14 december 2010, nr. CvALOGA 10/23 Onderwerp: Verhoging minimum vakantietoelage per 1 januari 2011 In de CAO 2009-2011 is een structurele salarisverhoging van 0,5% afgesproken per 1 januari 2011. De minimum vakantietoelage wordt evenredig verhoogd. Met ingang van 1 januari 2011 bedraagt de minimum vakantietoelage € 146,65 bruto per maand bij een volledige werkweek. De toelichting op artikel 6:3 CAR wordt daarop aangepast.
1
Zaaknummer: POCR072 Onderwerp
Wijzigingen CAR-UWO
De wijzigingen in de CAR-UWO treden in werking per 1 januari 2011. LOGA-circulaire d.d. 22 december 2010, nr. CvALOGA 10/26 Onderwerp: FLO-overgangsrecht: eenmalige indicatie OP en wijzigingen CAR In het FLO-overgangsrecht is afgesproken dat de werkgever een bedrag in ABP Extra Pensioen stort zodat de medewerker vervroegd kan uittreden. Hoeveel de werkgever stort is onder andere afhankelijk van het aantal dienstjaren van de medewerker en van het inkomen dat hij gemiddeld heeft verdiend in de bezwarende functie. De regeling gaat ervan uit dat de medewerker vanwege de storting van de werkgever op de leeftijd van 62 jaar met pensioen kan. Het werkelijke moment van pensionering kiest de medewerker zelf. Om deze keuze te kunnen maken is het van belang dat hij weet hoe hoog zijn pensioen is. De werkgever doet de storting op het moment dat de medewerker 53 jaar is. Vanaf dat moment kan de medewerker op “MijnABP” zien hoe hoog zijn pensioen is op 62-jarige leeftijd. Maar om al voor te kunnen sorteren op de keuze voor een uittreedleeftijd kan de medewerker eerder inzicht nodig hebben in de hoogte van zijn pensioen. Daarom heeft het LOGA afgesproken dat de werkgever op verzoek van de medewerker hem eenmalig een indicatie geeft van het bedrag dat de werkgever op 53-jarige leeftijd van de medewerker stort. Met deze indicatie kan de medewerker op www.ABP.nl zien wat de hoogte van zijn pensioen ongeveer wordt. Werkgever en medewerker bepalen samen het geschikte moment voor de eenmalige indicatie. In de ledenbrief treft u de wijziging van de CAR-UWO en leest u hoe de werkgever de medewerker op de hoogte brengt van het bedrag dat de werkgever verwacht te storten. Ook vindt u hoe de medewerker met deze indicatie kan berekenen wat dat betekent voor zijn pensioen. Daarnaast treft u bij deze ledenbrief nog een aantal andere wijzigingen van CAR-artikelen over het FLOovergangsrecht. Voor de uitvoeringspraktijk van de gemeente Heusden heeft deze wijziging geen gevolgen. De gemeente Heusden heeft geen personeel in dienst voor wie het FLO (functioneel leeftijdsontslag) van toepassing is. De wijzigingen in de CAR-UWO treden in werking per 1 januari 2011. LOGA-circulaire d.d. 19 januari 2011, nr. CvALOGA 11/03 Onderwerp: Vrijwillige brandweer en politieke ambtsdragers onder de werkkostenregeling De werkkostenregeling die per 1 januari 2011 in is gegaan, leidt tot veranderingen in de fiscale behandeling van vergoedingen en verstrekkingen. Tot 1 januari 2014 heeft een gemeente elk kalenderjaar de keuzemogelijkheid om niet de werkkostenregeling toe te passen, maar het regime te blijven uitvoeren dat gold tot en met 2010. De werkkostenregeling is geïntroduceerd om de administratieve lastendruk van onder andere werkgevers te verlagen en vervangt het huidige systeem van onbelaste vergoedingen en verstrekkingen. Hoofdregel is dat alle vergoedingen en verstrekkingen die in het kader van de dienstbetrekking worden toegekend tot het loon van de medewerker worden gerekend. Daarmee zijn het belaste vergoedingen of verstrekkingen: de medewerker betaalt er loonbelasting over.
2
Zaaknummer: POCR072 Onderwerp
Wijzigingen CAR-UWO
Maar deze vergoedingen en verstrekkingen kunnen ook door de werkgever worden aangewezen als “eindheffingsbestanddelen”. Dan betaalt niet de medewerker loonbelasting, maar de werkgever betaalt een eindheffing over deze eindheffingsbestanddelen naar een vast tarief van 80%. Het wordt mogelijk om per werkgever een bedrag gelijk aan een vast percentage van de fiscale loonsom van actieve medewerkers onbelast te vergoeden en te verstrekken. Dit forfait is vastgesteld op 1,4% van de fiscale loonsom over een kalenderjaar. Het forfait geldt alleen voor de door de werkgever aangewezen vergoedingen en verstrekkingen. Dat betekent dat de werkgever over de feitelijk verstrekte aangewezen vergoedingen en verstrekkingen tot aan een bedrag van 1,4% van de loonsom geen eindheffing van 80% hoeft te betalen. Als het totaal aan feitelijk verstrekte aangewezen vergoedingen en verstrekkingen boven het bedrag van 1,4% van de loonsom uitkomt, dan is de werkgever over dat meerdere wel 80% aan eindheffing verschuldigd. Het forfait op loonsomniveau brengt met zich mee dat werkgevers de aangewezen vergoedingen en verstrekkingen niet meer op het niveau van de individuele medewerker hoeven te toetsen. Er kan worden volstaan met verantwoording op werkgeversniveau. De gemeente Heusden heeft voor het kalenderjaar 2011 nog niet gekozen voor invoering van de werkkostenregeling. Momenteel wordt onderzocht wat de gevolgen kunnen zijn van invoering. Leden van de vrijwillige brandweer en politieke ambtsdragers Onder de werkkostenregeling zijn werkgevers vrij in hun besluit om vergoedingen en verstrekkingen al dan niet als eindheffingsbestanddeel aan te wijzen. Dat geldt ook voor de vergoedingen en verstrekkingen die in de CAR-UWO zijn vastgelegd, waaronder de jaar- en uurvergoedingen aan de leden van de vrijwillige brandweer. De CAR-UWO geeft bruto aanspraken weer tenzij uitdrukkelijk anders aangegeven. De toelichting op de CAR-UWO kent tot 1 januari 2011 uitleg over de fiscale behandeling van de vergoedingen. Die toelichting klopt met ingang van de invoering van de werkkostenregeling niet meer. Daarom wordt deze toelichting gewijzigd. Voor de uitvoeringspraktijk van de gemeente Heusden heeft deze wijziging geen gevolgen. Met ingang van 1 januari 2011 zijn leden van de vrijwillige brandweer in dienst getreden bij de regionale brandweer Brandweer Brabant-Noord. Politieke ambtsdragers De invoering van de werkkostenregeling heeft ook gevolgen voor de vergoedingen en verstrekkingen aan politieke ambtsdragers. Het College voor Arbeidszaken heeft samen met het ministerie van Financiën en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK) bekeken hoe de werkkostenregeling uitpakt voor politieke ambtsdragers. Hoofdregel onder de werkkostenregeling is dat alle individuelen voor wie een inhoudingsplichtige (dus de individuele werkgever (de gemeente) verantwoordelijk is voor de inhouding van loonbelasting onder de werkkostenregeling vallen. Dat geldt dus ook voor politieke ambtsdragers. Alleen een klein aantal raadsleden dat niet heeft gekozen voor de mogelijkheid van opting-in en dat door de belastingdienst als “zelfstandige” (genieter van belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden) wordt gezien, valt niet onder de werkkostenregeling.
3
Zaaknummer: POCR072 Onderwerp
Wijzigingen CAR-UWO
In de door de gemeente Heusden van BZK ontvangen circulaire van 3 maart 2011 wordt aangegeven dat op 4 januari 2011 een algemene maatregel van bestuur is gepubliceerd als het Besluit wijziging van de rechtspositiebesluiten decentrale politieke ambtsdragers 2010 (Stb. 2011. nummer 5). Het besluit heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2011. De wijziging van de rechtspositiebesluiten maakt het voor gemeenten lokaal mogelijk voorzieningen voor politieke ambtsdragers gelijktijdig met de ambtenaren aan te wijzen als eindheffingsbestanddeel binnen de werkkostenregeling. In een separaat voorstel zal nadere informatie worden gegeven over de gevolgen van invoering van de werkkostenregeling voor politieke ambtsdragers. De wijziging in de toelichting van de CAR-UWO treedt in werking met ingang van 1 januari 2011. LOGA-circulaire d.d. 19 januari 2011, nr. CvALOGA 11/04 Onderwerp: Aanpassing verplaatsingskostenregeling verhuisplichtige ambtenaren Het LOGA indiceert jaarlijks de maximumbedragen van de verplaatsingskosten voor verhuisplichtige ambtenaren. In de CAO-gemeenten 2009-2011 is hiervoor een nieuwe systematiek afgesproken. De koppeling met de Rijksregeling is losgelaten en in plaats daarvan is gekozen voor een jaarlijkse indexatie met de consumenten prijsindex (CPI) van twee jaar daarvoor. Het gebruik van de CPI van het jaar ervoor is nog niet beschikbaar begin januari van een bepaald jaar. Daarom wordt geïndexeerd met de CPI van 2 jaar terug. Voor 2011 heeft dit het volgende effect: de bedragen geldig op 31 december 2010 worden met ingang van 1 januari 2011 verhoogd met de CPI 2009. De CPI 2009 bedraagt 1,20%. Vanaf 1 januari 2011 gelden de volgende bedragen: Bedragen in artikel 18:1:5 De tegemoetkoming in de verhuiskosten kan uit drie onderdelen bestaan. Deze tegemoetkomingen bestaan naast elkaar. • Een bedrag voor de kosten van transport van de bagage en de inboedel van de betrokkene en zijn gezinsleden naar de nieuwe woning. Hierbij zijn ook de kosten van het in- en uitpakken van breekbare zaken inbegrepen. Hiervoor stelt het LOGA geen (maximum)bedragen vast. • Een bedrag voor dubbele woonkosten, gelijk aan de noodzakelijk te maken kosten. Deze tegemoetkoming bedraagt maximaal € 279,08 per maand. Door vermenigvuldiging met de CPI 2009 wordt deze tegemoetkoming in 2011 € 282,43 per maand. • Een bedrag voor alle andere direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten, bijvoorbeeld inrichtingskosten. Dit bedrag is maximaal € 5.581,13. Door vermenigvuldiging met de CPI 2009 wordt dat bedrag in 2011 maximaal € 5.648,10. Bedragen in artikel 18:1:7 • Artikel 18:1:7 lid 2 bepaalt dat de tegemoetkoming in kosten voor treinreizen per jaar tot ten hoogste de maximumprijs van een NS-jaartrajectkaart (NS jaarabonnement) tweede klasse. De hoogte van de tegemoetkoming in 2011 bedraagt maximaal € 3.503,--.
4
Zaaknummer: POCR072 Onderwerp •
Wijzigingen CAR-UWO
Artikel 18:1:7 lid 3 bepaalt dat de verhuisplichtige ambtenaar die met de trein reist en van de woning of het pension met ander (aansluitend) openbaar vervoer naar het eerst mogelijk NS-station kan reizen, maar van dit openbaar vervoer geen gebruik maakt en in plaats daarvan met eigen vervoer reist, een tegemoetkoming op jaarbasis ontvangt. Dit bedrag is € 93,28 op jaarbasis. Door vermenigvuldiging met de CPI 2009 wordt dat bedrag in 2011 € 94,40.
De wijzigingen in de CAR-UWO treden in werking per 1 januari 2011. LOGA-circulaire d.d. 12 april 2011, nr. CvALOGA 11/08 Onderwerp: FLO-overgangsrecht: wijziging leeftijdsafhankelijke factoren Voor de berekening van de inkoop van extra ouderdomspensioen binnen het FLO-overgangsrecht worden leeftijdsafhankelijke factoren gebruikt. Deze zijn gebaseerd op actuariële tarieven van ABP. Per 1 april 2011 zijn de actuariële tarieven van ABP gewijzigd. Dit betekent dat ook de leeftijdsafhankelijke factoren moeten worden aangepast. De wijzigingen in de CAR-UWO treden in werking per 1 april 2011.
Afweging Voor wat betreft de wijzigingen in de CAR is de gemeente Heusden op grond van de statuten van de VNG gebonden hieraan uitvoering te geven. De gemeente Heusden is ook aangesloten bij de UWO. Dit betekent dat ook uitvoering gegeven dient te worden aan de wijzigingen in de UWOartikelen.
Inzet van Middelen Er zijn geen financiële en/of personele consequenties verbonden aan dit voorstel.
personele consequenties Geen.
Risico's Er zijn geen risico's verbonden aan dit voorstel.
Procedure vervolgstappen Geen Ondernemingsraad/Georganiseerd Overleg In het LOGA-protocol is bepaald dat over onderwerpen die opgenomen zijn in de CAR lokaal geen afspraken gemaakt mogen worden. Omdat de UWO uitwerkingsregelingen van de CAR bevat geldt voor gemeenten die aangesloten zijn bij de UWO hetzelfde ten aanzien van deze bepalingen. Dit betekent concreet dat wanneer LOGA-partijen een afspraak maken over de arbeidsvoorwaarden voor het gemeentepersoneel, er op lokaal niveau door het Georganiseerd
5
Zaaknummer: POCR072 Onderwerp
Wijzigingen CAR-UWO
Overleg of de Ondernemingsraad niet opnieuw onderhandeld kan worden over deze arbeidsvoorwaarden. De werkkostenregeling is een fiscale regeling die ingrijpt in het bruto/netto-traject van vergoedingen en verstrekkingen. De werkkostenregeling zegt niets over de arbeidsvoorwaarden zelf. Het toepassen van fiscale regelingen is geen gespreksonderwerp voor het Georganiseerd Overleg. Daarom wordt het Georganiseerd Overleg niet betrokken bij de vragen of een werkgever bepaalde vergoedingen of verstrekkingen al dan niet aanwijst als eindheffingsbestanddeel en per welke datum een organisatie overgaat op de werkkostenregeling. Het is aan de werkgever om deze vragen te beantwoorden. Ook heeft de Ondernemingsraad op basis van de Wet op de Ondernemingsraden geen advies- of instemmingsrecht over invoering of toepassing van de werkkostenregeling. Natuurlijk geldt wel het overlegrecht; het onderwerp kan op de agenda van de overlegvergadering worden geplaatst met als doel dat de OR-bestuurder en Ondernemingsraad informatie uitwisselen en elkaars meningen en argumenten vernemen. communicatie De gemeentelijke rechtspositieregeling is een algemeen verbindend voorschrift. Artikel 139 van de Gemeentewet bepaalt dat besluiten, die algemeen verbindende voorschriften inhouden, pas verbinden, wanneer zij op de juiste manier zijn bekendgemaakt. De bekendmaking geschiedt door plaatsing in het op een algemeen toegankelijke wijze uit te geven gemeenteblad. Bij gebreke van een gemeenteblad vindt bekendmaking plaats door terinzagelegging voor de tijd van twaalf weken op de gemeentesecretarie of op een andere door het college te bepalen plaats en door het doen van mededeling daarvan in een plaatselijk verschijnend dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad. Voor bekendmaking van wijzigingen in de CAR-UWO wordt in de regel gebruik gemaakt van HEIN.
Voorgenomen besluit Wij stellen u voor bijgaand besluit vast te stellen.
6
Zaaknummer: POCR072 Onderwerp
Wijzigingen CAR-UWO
BESLUIT Het college van Heusden heeft in de vergadering van 18 oktober 2011 op grond van artikel 160 van de Gemeentewet;
besloten: vast te stellen de in de navolgende circulaires van het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden (LOGA) opgenomen wijzigingen in de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) en de Uitwerkingsovereenkomst (UWO): -
-
-
-
-
LOGA-circulaire d.d. 14 december 2010, nr. CvALOGA 10/22 met als onderwerp “Indexering BWW-uitkering hoofdstuk 10aCAR” en met als ingangsdatum 1 januari 2011; LOGA-circulaire d.d. 14 december 2010, nr. CvALOGA 10/23 met als onderwerp “Verhoging minimum vakantietoelage per 1 januari 2011” en met als ingangsdatum 1 januari 2011; LOGA-circulaire d.d. 22 december 2010, nr. CvALOGA 10/26 met als onderwerp “FLOovergangsrecht: eenmalige indicatie OP en wijzigingen CAR” en met als ingangsdatum 1 januari 2011; LOGA-circulaire d.d. 19 januari 2011, nr. CvALOGA 11/03 met als onderwerp ”Vrijwillige brandweer en politieke ambtsdragers onder de werkkostenregeling” en met als ingangsdatum 1 januari 2011; LOGA-circulaire d.d. 19 januari 2011, nr. CvALOGA 11/04 met als onderwerp “Aanpassing verplaatsingskostenregeling verhuisplichtige ambtenaren” en met als ingangsdatum 1 januari 2011; LOGA-circulaire d.d. 12 april 2011, nr. CvALOGA 11/08 met als onderwerp “FLOovergangsrecht; wijziging leeftijdsafhankelijke factoren” en met als ingangsdatum 1 april 2011.
namens het college van Heusden, de secretaris,
mr. J.T.A.J. van der Ven
7
Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad
informatiecentrum tel.
uw kenmerk
(070) 373 8020
bijlage(n)
1
betreft
ons kenmerk
datum
Indexering BWW-uitkering hoofdstuk 10a CAR
ECCVA/U201002612 Lbr: 10/113 CvA/LOGA 10/22
14 december 2010
Samenvatting
De Centrale Raad van Beroep heeft in de uitspraak van 22 juli 2010 met nummer 09/101 AW, 09/102 AW en 09/3949 AW bepaald dat, gelet op de tekst van artikel 10a:4 CAR, de aanvullende en aansluitende uitkering moet stijgen met de voor de sector algemeen geldende bezoldigingswijziging per datum van die salarisstijging. De feitelijke werkwijze, te weten indexering per 1 januari en 1 juli van een jaar, is niet in een wettelijk voorschrift vastgelegd en mag daarom niet worden toegepast. De CAR wordt daarom aangepast aan de feitelijke werkwijze die gehanteerd wordt. Daarmee is wettelijke verankering hiervan geregeld. De praktijk verandert voor gemeenten dus niet.
VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel 070-373 83 93 www.vng.nl E-mail:
[email protected]
Aan de leden
informatiecentrum tel.
uw kenmerk
(070) 373 8020
bijlage(n)
1
betreft
ons kenmerk
datum
Indexering BWW-uitkering hoofdstuk 10a CAR
ECCVA/U201002612
14 december 2010
Lbr: 10/113 CvA/LOGA 10/22
Geacht college en gemeenteraad, De Centrale Raad van Beroep heeft in de uitspraak van 22 juli 2010 met nummer 09/101 AW, 09/102 AW en 09/3949 AW bepaald dat, gelet op de tekst van artikel 10a:4 CAR, de aanvullende en aansluitende uitkering moet stijgen met de voor de sector algemeen geldende bezoldigingswijziging per datum van die salarisstijging. De feitelijke werkwijze, te weten indexering per 1 januari en 1 juli van een jaar, is niet in een wettelijk voorschrift vastgelegd en mag daarom niet worden toegepast. Letterlijk overweegt de CRvB in haar uitspraak van 22 juli 2010 het volgende: "In artikel 10a:4 van de CAR/UWO is bepaald dat de berekeningsgrondslag van de aanvullende uitkering telkens wordt aangepast aan de voor de sector gemeenten geldende algemene bezoldigingswijze. Gelet hierop moet de aanvullende uitkering van appellante, die is afgeleid van de bezoldiging die zij voorafgaand aan haar werkloosheid ontving, worden aangepast met ingang van het moment waarop de bezoldiging van de gemeenteambtenaren wijzigt. Voor de keuze van enige andere ingangsdatum van de indexering bestaat geen wettelijke grondslag. De in de brief van de LOGA vastgelegde afspraak is niet in een wettelijk voorschrift vastgelegd. In zoverre slaagt dus het hoger beroep.” De praktische werkwijze, indexering per 1 januari en 1 juli van een jaar, willen wij niet aanpassen. Dat zou in verband met de verhoging van de onderliggende WW-uitkering per 1 januari en 1 juli van een jaar namelijk meerdere berekeningsmomenten opleveren voor de werkgever,
respectievelijk uitvoerder van de bovenwettelijke werkloosheidsregeling. Daarnaast zou de oud medewerker op meerdere momenten in een jaar geconfronteerd worden met een verhoging of verlaging van de uitkering. De CAR wordt daarom aangepast aan de geldende werkwijze, zodat de CAR wel de wettelijke grondslag hiervoor bevat. In praktische zin verandert er niets voor gemeenten. Zij krijgen nog steeds van het LOGA door met welk percentage de uitkering per 1 januari en 1 juli van een jaar moet stijgen. Inwerkingtreding De wijziging van artikel 10a:4 CAR treedt in werking per 1 januari 2011. Rechtskracht Op grond van de statuten van de VNG en het reglement van het CvA zijn de gemeenten gebonden aan de in het LOGA overeengekomen CAR-bepalingen en de wijzigingen daarin. Voor gemeenten die bij de UWO zijn aangesloten, geldt dat eveneens voor de zogenoemde UWOartikelen. De CAR en de UWO hebben echter niet de status van een Cao omdat het LOGA geen verordenende bevoegdheid heeft in gemeenten. Deze wijzigingen werken dan ook niet rechtstreeks door in de gemeenten. Lokale vaststelling van (wijzigingen in) de CAR-UWO is dan ook noodzakelijk. Op grond van artikel 160 van de Gemeentewet is het college bevoegd de arbeidsvoorwaardenregelingen voor het gemeentepersoneel vast te stellen. De gemeentelijke rechtspositieregeling is een algemeen verbindend voorschrift. Artikel 139 van de Gemeentewet bepaalt dat besluiten, die algemeen verbindende voorschriften inhouden, pas verbinden, wanneer zij op de juiste manier zijn bekendgemaakt. De bekendmaking geschiedt door plaatsing in het op een algemeen toegankelijke wijze uit te geven gemeenteblad. Bij gebreke van een gemeenteblad vindt bekendmaking plaats door terinzagelegging voor de tijd van twaalf weken op de gemeentesecretarie of op een andere door het college te bepalen plaats en door het doen van mededeling daarvan in een plaatselijk verschijnend dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad. Het gemeenteblad kan op grond van artikel 139, derde lid, elektronisch worden uitgegeven. Elektronische bekendmaking is aan regels gebonden. Hoogachtend, Landelijk overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden
J. Schirmbeck, secretaris
Deze ledenbrief staat ook op www.vng.nl onder brieven.
Betreft Indexering BWW-uitkering hoofdstuk 10a CAR Datum 14 december 2010
02/03
Bijlage bij ledenbrief ECCVA/U201002612 CAR-Wijziging Artikel 10a:4 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden: 1. De berekeningsgrondslag van de aanvullende uitkering wordt per 1 januari en 1 juli van een jaar geïndexeerd op een volgens LOGA-partijen vastgestelde wijze. 2. Het LOGA maakt bekend met welk percentage de berekeningsgrondslag van de aanvullende uitkering wijzigt. De toelichting op artikel 10a:4 vervalt.
Betreft Indexering BWW-uitkering hoofdstuk 10a CAR Datum 14 december 2010
03/03
Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad
informatiecentrum tel.
uw kenmerk
(070) 373 8020
bijlage(n)
1
betreft
ons kenmerk
datum
verhoging minimum vakantietoelage per 1 januari 2011
ECCVA/U201002613 Lbr: 10/114 CvA/LOGA 10/23
14 december 2010
Samenvatting
In de Cao 2009-2011 is een structurele salarisverhoging van 0,5% afgesproken per 1 januari 2011. De minimum vakantietoelage wordt evenredig verhoogd. De toelichting op artikel 6:3 CAR wordt daarop aangepast.
VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel 070-373 83 93 www.vng.nl E-mail:
[email protected]
Aan de leden
informatiecentrum tel.
uw kenmerk
(070) 373 8020
bijlage(n)
1
betreft
ons kenmerk
datum
verhoging minimum vakantietoelage per 1 januari 2011
ECCVA/U201002613
14 december 2010
Lbr: 10/114 CvA/LOGA 10/23
Geacht college en gemeenteraad, In de Cao 2009-2011 is een structurele salarisverhoging van 0,5% afgesproken per 1 januari 2011. De minimum vakantietoelage wordt evenredig verhoogd. De toelichting op artikel 6:3 CAR wordt daarop aangepast. Inwerkingtreding De wijzigingen in de CAR-UWO treden in werking per 1 januari 2011. Rechtskracht Op grond van de statuten van de VNG en het reglement van het CvA zijn de gemeenten gebonden aan de in het LOGA overeengekomen CAR - bepalingen en de wijzigingen daarin. Voor gemeenten die bij de UWO zijn aangesloten, geldt dat eveneens voor de zogenoemde UWO artikelen. De CAR en de UWO hebben echter niet de status van een Cao omdat het LOGA geen verordenende bevoegdheid heeft in gemeenten. Deze wijzigingen werken dan ook niet rechtstreeks door in de gemeenten. Lokale vaststelling van (wijzigingen in) de CAR-UWO is dan ook noodzakelijk. Op grond van artikel 160 van de Gemeentewet is het college bevoegd de arbeidsvoorwaardenregelingen voor het gemeentepersoneel vast te stellen.
De gemeentelijke rechtspositieregeling is een algemeen verbindend voorschrift. Artikel 139 van de Gemeentewet bepaalt dat besluiten, die algemeen verbindende voorschriften inhouden, pas verbinden, wanneer zij op de juiste manier zijn bekendgemaakt. De bekendmaking geschiedt door plaatsing in het op een algemeen toegankelijke wijze uit te geven gemeenteblad. Bij gebreke van een gemeenteblad vindt bekendmaking plaats door terinzagelegging voor de tijd van twaalf weken op de gemeentesecretarie of op een andere door het college te bepalen plaats en door het doen van mededeling daarvan in een plaatselijk verschijnend dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad. Het gemeenteblad kan op grond van artikel 139, derde lid, elektronisch worden uitgegeven. Elektronische bekendmaking is aan regels gebonden.
Hoogachtend, Landelijk overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden
J. Schirmbeck, secretaris
Deze ledenbrief staat ook op www.vng.nl onder brieven.
Betreft verhoging minimum vakantietoelage per 1 januari 2011 Datum 14 december 2010
02/02
Bijlage bij ledenbrief ECCVA/U201002613 CAR-wijziging De laatste zin van de toelichting op lid 2 van artikel 6:3 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden: De minimum vakantietoelage bedraagt € 146,65 per maand.
Betreft verhoging minimum vakantietoelage per 1 januari 2011 Datum 14 december 2010
02/02
Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad
informatiecentrum tel.
uw kenmerk
(070) 373 8020 betreft
bijlage(n)
2 ons kenmerk
FLO-overgangsrecht: eenmalige ECCVA/U201002704 indicatie inkoop OP en CvA/LOGA 10/26 wijzigingen CAR Lbr. 10/117
datum
2 december 2010
Bestuurlijke samenvatting In het FLO-overgangsrecht is afgesproken dat de werkgever een bedrag in ABP Extra Pensioen stort zodat de medewerker vervroegd kan uittreden. Hoeveel de werkgever stort is onder andere afhankelijk van het aantal dienstjaren van de medewerker en van het inkomen dat hij gemiddeld heeft verdiend in de bezwarende functie. De regeling gaat ervan uit dat de medewerker vanwege de storting van de werkgever op de leeftijd van 62 jaar met pensioen kan. Het werkelijke moment van pensionering kiest de medewerker zelf. Om deze keuze te kunnen maken is het van belang dat hij weet hoe hoog zijn pensioen is. De werkgever doet de storting op het moment dat de medewerker 53 jaar is. Vanaf dat moment kan de medewerker op “MijnABP” zien hoe hoog zijn pensioen is op 62-jarige leeftijd. Maar om al voor te kunnen sorteren op de keuze voor een uittreedleeftijd kan de medewerker eerder inzicht nodig hebben in de hoogte van zijn pensioen. Daarom heeft het LOGA afgesproken dat de werkgever op verzoek van de medewerker hem eenmalig een indicatie geeft van het bedrag dat de werkgever op 53-jarige leeftijd van de medewerker stort. Met deze indicatie kan de medewerker op www.ABP.nl zien wat de hoogte van zijn pensioen ongeveer wordt. Werkgever en medewerker bepalen samen het geschikte moment voor de eenmalige indicatie. In deze ledenbrief treft u de een wijziging van de CAR-UWO en leest u hoe de werkgever de medewerker op de hoogte brengt van het bedrag dat de werkgever verwacht te storten. Ook vindt u hoe de medewerker met deze indicatie kan berekenen wat dat betekent voor zijn pensioen. Daarnaast treft u bij deze ledenbrief nog een aantal andere wijzigingen van CAR-artikelen over het FLO-overgangsrecht.
VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel 070-373 83 93 www.vng.nl E-mail:
[email protected]
Aan de leden
informatiecentrum tel.
uw kenmerk
(070) 373 8020
bijlage(n)
2
betreft
ons kenmerk
datum
FLO-overgangsrecht: eenmalige indicatie inkoop OP en wijzigingen CAR
ECCVA/U201002704
2 december 2010
CvA/LOGA 10/26 Lbr. 10/117
Geacht college en gemeenteraad, Samenvatting Onderdeel van het FLO-overgangsrecht is dat de werkgever voor de medewerker extra pensioen stort zodat de medewerker eerder met pensioen kan. De hoogte van de storting is afhankelijk van onder andere het aantal dienstjaren in de bezwarende functie en de hoogte van het inkomen in die jaren. Uitgangspunt van het FLO-overgangsrecht is dat de medewerker op 62 jaar met pensioen gaat. De werkelijke datum waarop de medewerker met pensioen gaat kiest hij zelf. Voor het maken van deze keuze is het van belang dat de medewerker inzicht heeft in de hoogte van zijn pensioen. De medewerker kan via een rekenmodule op www.ABP.nl berekenen wat de storting van zijn werkgever betekent voor de hoogte van zijn pensioen. Maar de storting vindt pas plaats op het moment dat de medewerker 53 jaar is. Om al op een eerder moment een inschatting te kunnen maken van wat de storting van de werkgever betekent voor de hoogte van zijn pensioen, heeft de medewerker een indicatie nodig van het te storten bedrag. Het LOGA heeft daarom afgesproken dat medewerkers gedurende hun loopbaan hun werkgever eenmalig kunnen verzoeken een indicatie te geven van de hoogte van het verwachte bedrag van de werkgeversstorting. Werkgever en medewerker bepalen samen het geschikte moment voor de eenmalige indicatie. In deze brief leest u hoe u die indicatie berekent. Tevens vindt u in de bijlage een voorbeeldbrief
die de werkgever aan de medewerker kan sturen om het bedrag kenbaar te maken. Ook vindt u hoe de medewerker met deze indicatie kan berekenen wat dat betekent voor zijn pensioen. Bij deze ledenbrief treft u ook een wijziging van de CAR die het eenmalig recht van de medewerker op een indiactie van het te storten bedrag, regelt. Daarnaast bevat deze brief nog een aantal wijzigingen in de CAR. Naarmate het FLOovergangsrecht langer van kracht is, wordt duidelijker hoe de regeling in de praktijk uitpakt. Soms is het nodig de regeling aan te passen aan die praktijk. Wij hebben dit de afgelopen jaren regelmatig gedaan. Ook nu moeten twee wijzigingen doorgevoerd worden, die de praktische uitvoerbaarheid en de eenduidigheid van de regeling vergroten. Inleiding Onderdeel van het FLO-overgangsrecht is dat medewerkers eerder met pensioen kunnen gaan. ‘Reguliere’ ambtenaren kunnen op 62 jaar en 9 maanden met pensioen1. Voor medewerkers die onder het FLO-overgangsrecht vallen en in een bezwarende functie werken koopt de werkgever extra pensioen in. Dit doet hij door een storting te doen in ABP Extra Pensioen (AEP) ten behoeve van de medewerker. Dit extra pensioen wordt opgeteld bij het opgebouwde pensioen van de medewerker en leidt ertoe dat hij op 62-jarige leeftijd kan stoppen met werken. Ingangsdatum pensioen is individuele keuze Het moment waarop de medewerker met pensioen gaat is een individuele keuze. De medewerker kan binnen het FLO-overgangsrecht ervoor kiezen2 om
zijn keuze (voor medewerkers met op 1 januari 2006 20 dienstjaren of meer) of
het minder werken (50% of 60%) tegen doorbetaling van 90%-95% van de bezoldiging (voor medewerkers met op 1 januari 2006 minder dan 20 dienstjaren) op te schuiven. Voor medewerkers met de oude FLO-leeftijd van 59 of 60 jaar gaat het om het opschuiven van de ingangsdatum van het onbezoldigd volledig verlof. In het vervolg van deze brief wordt dit aangehaald als “de mogelijkheid tot opschuiven”. Door langer door te werken bouwt de medewerker langer pensioen op en wordt het pensioen over een kortere periode uitbetaald. Daardoor stijgt de maandelijkse pensioenuitkering van de medewerker. Keuze kenbaar maken De medewerker moet minimaal een half jaar voordat hij zijn oude FLO-leeftijd bereikt aan zijn werkgever aangeven of gebruik wil maken van de mogelijkheid tot opschuiven. Voor het maken van deze keuze is het van belang dat de medewerker inzicht heeft in de hoogte van zijn verwachte pensioen.
1
Dit is een ‘spilleeftijd’ gebaseerd op een gemiddelde carrière. De werkelijke uittreeddatum is afhankelijk van individuele factoren (waaronder duur en verloop loopbaan) en gewenste pensioenhoogte. 2 Daarbij is het wel noodzakelijk dat het dienstbelang en de gezondheid van de medewerker dat toelaten.
Betreft FLO-overgangsrecht: eenmalige indicatie inkoop OP en wijzigingen CAR Datum 20 december 2010
02/12
Anticiperen De werkgever stort het extra pensioen als de medewerker 53 jaar is. Voor dit moment is gekozen, omdat dan het van de storting op de hoogte van het pensioen zichtbaar is op MijnABP als betrokkene 54 jaar is. Op het pensioenoverzicht wordt nog geen rekening gehouden met de rendementen die het ABP nog behaalt op de inleg in AEP. Toch geeft dit pensioenoverzicht op 54 jaar een redelijk beeld op basis waarvan de medewerker een beslissing kan maken over zijn pensioneringsdatum. Hij maakt dan op 54 jaar en zes maanden (een half jaar voor ingangsdatum FLO-overgangsrecht) de keuze om wel of niet gebruik te maken van de mogelijkheid tot opschuiven. Voor zowel de medewerker als de werkgever is het echter onwenselijk dat de medewerker pas op 54-jarige leeftijd die beslissing kan maken. Beiden kunnen dan niet anticiperen op het moment dat de medewerker stopt met werken. Hoe eerder de medewerker zijn pensioneringsdatum kan aangeven, des te beter de organisatie zich op zijn vertrek kan voorbereiden. Het is daarom wenselijk dat de medewerker al eerder een indicatie van de storting kan krijgen, zodat hij kan inzien wat dat betekent voor de hoogte van zijn pensioen. De werkgever en medewerker bepalen samen een geschikt moment om de indicatie te berekenen. Geen garantie op uitkomst Het bedrag dat de werkgever in AEP stort, zegt niets over de hoogte van de pensioenuitkering die de medewerker uiteindelijk tot aan het overlijden van het ABP krijgt. Het bedrag dat de medewerker feitelijk aan pensioen krijgt, is namelijk mede afhankelijk van het pensioen dat de medewerker zelf heeft opgebouwd. Daarin spelen onder andere de deeltijdfactor, de datum waarop de medewerker bij een overheidswerkgever is gaan werken en zijn carrièreverloop mee. Afspraak LOGA Het LOGA heeft gezocht naar een mogelijkheid om de medewerker al ruim voordat hij 53 wordt inzicht te geven in wat de inkoop van extra pensioen door de werkgever betekent voor de hoogte van zijn pensioen. De medewerker kan met dit inzicht een planning maken: o is het pensioen voldoende om op 62-jarige leeftijd met pensioen te gaan of o wil hij gebruik maken van de mogelijkheid tot opschuiven en dus langer doorwerken zodat hij uiteindelijk een hoger pensioen heeft? ABP-rekenmodule Tot voor kort konden medewerkers dat inzicht niet krijgen. Maar het ABP heeft nu een rekenmodule ontwikkeld waarbij dat wel mogelijk is. Deze rekenmodule is te vinden op http://www.abp.nl/abp/abp/service/rekenen/aep_doelgroep_vng.asp Bij de rekenmodule zit een handleiding die de medewerker kan gebruiken om de module juist in te vullen. Het bedrag dat uit de module rolt, is een indicatie van wat de werkgeversstorting in ABP
Betreft FLO-overgangsrecht: eenmalige indicatie inkoop OP en wijzigingen CAR Datum 20 december 2010
03/12
Extra Pensioen de werkgever aan bruto pensioenuitkering per jaar oplevert. De medewerker kan daarbij zelf aangeven wat de ingangsdatum van zijn pensioen is. Het bedrag dat uit de module rolt is een indicatie van een levenslange uitkering en dus niet alleen de uitkering voor de periode van 62 jaar tot 62 jaar en negen maanden3. Daarbij wordt rekening gehouden met het renderen van de werkgeversstorting in ABP Extra Pensioen. Deze bruto pensioenuitkering per jaar (het verwachte resultaat van de werkgeversstorting in ABP Extra Pensioen) plus de “normale” bruto pensioenuitkering per jaar (te vinden op www.MijnABP.nl) is de totale pensioenuitkering van de medewerker bij het ABP. Als de medewerker deze optelsom maakt, heeft hij een indicatie van het bruto-pensioen dat hij vanaf 62 jaar kan verwachten. Het is helaas niet mogelijk een netto-berekening te maken. Eenmalige indicatie Het LOGA heeft afgesproken om de ABP-rekenmodule te gebruiken om medewerkers inzicht te geven in het pensioen na inkoop van extra pensioen door de werkgever. Maar om die rekenmodule te kunnen gebruiken hebben medewerkers inzicht nodig in de hoogte van het bedrag dat de werkgever voor hen in ABP Extra Pensioen stort op 53-jarige leeftijd. Het LOGA heeft daarom afgesproken dat medewerkers gedurende hun loopbaan hun werkgever eenmalig kunnen verzoeken om een indicatie van het bedrag dat de werkgever voor hen op 53-jarige leeftijd verwacht te storten in ABP Extra Pensioen. De medewerker bepaalt in overleg met zijn werkgever het geschikte moment voor de eenmalige indicatie. Hierbij wordt geadviseerd rekening te houden met mogelijke carrièrestappen van de medewerker. Als die nog worden verwacht dan is het geven van een indicatie niet zinvol. De berekening van dat bedrag is namelijk gebaseerd op de huidige situatie en houdt met eventuele carrièrestappen geen rekening. De werkgever meldt de medewerker de hoogte van de indicatie. Daarbij geeft hij ook aan hoe de medewerker de berekening op www.ABP.nl kan maken. Belangrijk is ook dat de werkgever in deze brief aangeeft dat de berekening geen garantie is (zie hieronder onder “verwachting is geen garantie”). De werkgever berekent het daadwerkelijk te storten bedrag in ABP Extra Pensioen namelijk pas op het moment dat de werkelijke storting plaatsvindt (53-jarige leeftijd van de medewerker). Dat is ook pas het moment dat de medewerker bericht krijgt over de hoogte van de storting. Dat besluit is op dat moment vatbaar voor bezwaar en beroep. De indicatie die de medewerker eenmalig kan verzoeken is niet ontvankelijk voor bezwaar en beroep.
3
Een veelgehoord misverstand is dat de storting van de werkgever alleen wordt ingezet om het pensioen te betalen in de periode 62 jaar tot 62 jaar en negen maanden en dat daarna het reguliere ABP pensioen in zou gaan. De systematiek is dat alle bronnen die tot pensioengeld leiden (storting werkgever, pensioenopbouw bij het ABP en de voorwaardelijke inkoop door het ABP) bij elkaar worden opgeteld en worden vertaald naar
Betreft FLO-overgangsrecht: eenmalige indicatie inkoop OP en wijzigingen CAR Datum 20 december 2010
04/12
Een voorbeeldbrief voor medewerkers vindt u in de bijlagen. Verwachting is geen garantie In de brief geeft de werkgever aan wat het bedrag is dat hij voor de medewerker op 53-jarige leeftijd verwacht te storten in ABP Extra Pensioen. Dit verwachte bedrag kan afwijken van het werkelijke bedrag dat de werkgever op 53-jarige leeftijd van de medewerker stort. Bij de verwachting gaat de werkgever namelijk uit van: o gelijkblijvend loon o ongewijzigde voortzetting van het dienstverband. De medewerker blijft voor een gelijk aan uren werkzaam in de bezwarende functie tot 53 jaar. Hoe berekent de werkgever het te verwachten stortingsbedrag? De wijze van het berekenen van het verwachte stortingsbedrag is niet anders dan de berekening van een definitief stortingsbedrag die u maakt voor de medewerker die 53 jaar wordt. De berekeningswijze staat beschreven in de ledenbrief van 28 november 20084. Het verschil met de prognoseberekening is dat de werkgever niet over de definitieve inkomens en deeltijdfactoren beschikt van de laatste fase van de loopbaan van de medewerker. U moet hierbij uitgaan van de volgende uitgangspunten:
de storting vindt plaats op 53-jarige leeftijd van de medewerker,
het pensioengevend inkomen van de medewerker stijgt gedurende de periode niet (blijft voor toekomstige jaren gelijk aan het pensioengevend inkomen dat geldt op het moment van berekenen van het verwachte stortingsbedrag),
de deeltijdfactor blijft gelijk aan de deeltijdfactor van de medewerker op het moment van berekenen van het verwachte stortingsbedrag.
Nieuw rekenmodel op vng.nl In opdracht van de NVBR heeft Loyalis in samenwerking met de VNG een nieuw rekenmodel ontwikkeld dat het berekenen van de inkoop van extra pensioen vergemakkelijkt. Dit rekenmodel is een verfraaiing van het eerdere model dat de VNG had ontwikkeld. In dit nieuwe model is één van de keuzevelden “proformaberekening”. In dit veld kunt u de berekening maken van het verwachte stortingsbedrag dat u in de brief aan de medewerker opneemt. Hiervoor heeft u de volgende gegevens nodig:
de pensioengevende inkomens van de dienstjaren die voor de medewerker meetellen in het FLO-overgangsrecht en
de deeltijdfactoren in de desbetreffende jaren. Deze gegevens kunt u opvragen bij ABP, zoals beschreven in de eerder genoemde ledenbrief. Houd rekening me enige verwerkingstijd bij ABP. een pensioenuitkering die de medewerker levenslang geniet. 4 Ledenbrief met de titel “FLO-overgangsrecht: inkoop extra pensioen” (ECCVA/U200802095).
Betreft FLO-overgangsrecht: eenmalige indicatie inkoop OP en wijzigingen CAR Datum 20 december 2010
05/12
Het rekenmodel en een uitgebreide handreiking daarbij vindt u op de website van de VNG. Vragen van medewerkers De voorbeeldbrief en de handleiding bij de rekenmodule van het ABP zijn zo gemaakt dat de medewerker met de indicatie van het te storten bedrag zelfstandig de berekening moet kunnen maken wat de verwachte hoogte van zijn pensioen is. Mocht dit toch leiden tot vragen dan is de afdeling P&O het eerste aanspreekpunt voor de medewerker. De ABP-helpdesk voor medewerkers is onvoldoende op de hoogte van de afspraak die in het LOGA is gemaakt en kan hierdoor het gebruik van de rekenmodule mogelijk onjuist interpreteren. Bij verdere vragen wordt de P&O-afdeling daarom geadviseerd contact te zoeken met het College voor Arbeidszaken van de VNG. Dit kan via het informatiecentrum van de VNG: 070 – 373 8020 of
[email protected]. Wijzigingen in de CAR-UWO Het recht van de medewerker op de eenmalige indicatie leidt tot een wijziging in de CAR-UWO. In de bijlagen treft u deze wijziging. De wijziging gaat in per 1 januari 2011. Daarnaast wordt nog een aantal wijzigingen in de CAR doorgevoerd. Naarmate het FLO-overgangsrecht langer van kracht is, wordt duidelijker hoe de regeling in de praktijk uitpakt. Soms is het nodig de regeling aan te passen aan die praktijk. Wij hebben dit de afgelopen jaren regelmatig gedaan. Ook nu moeten twee wijzigingen doorgevoerd worden, die de praktische uitvoerbaarheid en de eenduidigheid van de regeling vergroten. Hieronder wordt per onderdeel aangegeven wat de wijziging inhoudt en wat de reden daarvan is. Onderdeel A en C In het FLO-overgangsrecht is de mogelijkheid opgenomen om langer door te werken, waarna de periode van 10 jaar (van de oude FLO-leeftijd van meestal 55 jaar tot 65 jaar) ingaat. Bij ledenbrief van 15 maart 2007 (ECCvA U200700397; Lbr. 07/30; CvA/LOGA 07/06) is besloten de termijn waarop deze keuze tot opschuiven bekend gemaakt moet worden te verkorten van één jaar naar zes maanden. De beslistermijn voor het opschuiven van de keuze voor de medewerker die een oude FLO-leeftijd had van 59 of 60 jaar is echter nog één jaar. Ter wille van de eenduidigheid van de regelgeving wordt ook deze termijn verkort van één jaar naar zes maanden. De wijziging van artikel 9b:11 en 9b:35 CAR voorziet hierin. Onderdeel E en F Belangrijk onderdeel van het FLO-overgangsrecht is de werkgeversbijdragen levensloop, die de medewerkers ontvangen. Doel van deze werkgeversbijdragen is dat de medewerker bij het bereiken van de 59-jarige, respectievelijk 60-jarige leeftijd een tegoed heeft van 210%, respectievelijk 140% van de bezoldiging. Loyalis controleert in het halfjaar na het bereiken van de 59-jarige, respectievelijk 60-jarige leeftijd of dit tegoed bereikt is.
Betreft FLO-overgangsrecht: eenmalige indicatie inkoop OP en wijzigingen CAR Datum 20 december 2010
06/12
Deze controletermijn was nog niet opgenomen in de CAR. De wijziging van artikel 9e:8 en 9e:9 voorziet hierin. Inwerkingtreding De wijzigingen gaan in per 1 januari 2011. Rechtskracht Op grond van de statuten van de VNG en het reglement van het CvA zijn de gemeenten gebonden aan de in het LOGA overeengekomen CAR-bepalingen en de wijzigingen daarin. Voor gemeenten die bij de UWO zijn aangesloten, geldt dat eveneens voor de zogenoemde UWOartikelen. De CAR en de UWO hebben echter niet de status van een Cao omdat het LOGA geen verordenende bevoegdheid heeft in gemeenten. Deze wijzigingen werken dan ook niet rechtstreeks door in de gemeenten. Lokale vaststelling van (wijzigingen in) de CAR-UWO is dan ook noodzakelijk. Op grond van artikel 160 van de Gemeentewet is het college bevoegd de arbeidsvoorwaardenregelingen voor het gemeentepersoneel vast te stellen. De gemeentelijke rechtspositieregeling is een algemeen verbindend voorschrift. Artikel 139 van de Gemeentewet bepaalt dat besluiten, die algemeen verbindende voorschriften inhouden, pas verbinden, wanneer zij op de juiste manier zijn bekendgemaakt. De bekendmaking geschiedt door plaatsing in het op een algemeen toegankelijke wijze uit te geven gemeenteblad. Bij gebreke van een gemeenteblad vindt bekendmaking plaats door terinzagelegging voor de tijd van twaalf weken op de gemeentesecretarie of op een andere door het college te bepalen plaats en door het doen van mededeling daarvan in een plaatselijk verschijnend dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad. Het gemeenteblad kan op grond van artikel 139, derde lid, elektronisch worden uitgegeven. Elektronische bekendmaking is aan regels gebonden.
Hoogachtend, Landelijke Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden
J. Schirmbeck secretaris Deze ledenbrief staat ook op www.vng.nl onder brieven.
Betreft FLO-overgangsrecht: eenmalige indicatie inkoop OP en wijzigingen CAR Datum 20 december 2010
07/12
Bijlage 1 bij ledenbrief ECCVA/U201002704 Wijzigingen CAR-artikelen A
In artikel 9b:11, vijfde lid, worden de woorden "één jaar" gewijzigd in: zes kalendermaanden.
B
Aan artikel 9b:22 wordt een nieuw zesde lid toegevoegd en komt als volgt te luiden: 6.
De ambtenaar kan zijn werkgever eenmalig verzoeken om een indicatie van het verwachte te storten bedrag. Het college bepaalt, in overleg met de ambtenaar, het geschikte moment voor deze indicatie.
Aan de toelichting op artikel 9b:22 wordt een toelichting op lid 6 toegevoegd: Lid 6 De medewerker kan de wens hebben eerder dan op 54-jarige leeftijd te weten wat het effect is van het bedrag dat op 53-jarige leeftijd in ABP Extra Pensioen is gestort. Hiermee kan hij eerder anticiperen op de vraag of hij zijn keuzemoment wil uitstellen. Daarom kan de medewerker zijn werkgever eenmalig verzoeken om een indicatie te geven van het verwachte stortingsbedrag. Met een rekentool op abp.nl kan de medewerker dan berekenen wat dit bedrag zou betekenen voor de verwachte hoogte van zijn pensioen. Het college bepaalt in overleg met de medewerker het geschikte moment voor de eenmalige indicatie. Hierbij wordt geadviseerd rekening te houden met mogelijke carrièrestappen van de medewerker. Als die nog worden verwacht dan is het geven van een indicatie niet zinvol. De berekening van dat bedrag is namelijk gebaseerd op de huidige situatie en houdt met eventuele carrièrestappen geen rekening.
C
In artikel 9b:35, vijfde lid, worden de woorden "één jaar" gewijzigd in: zes kalendermaanden.
D
Aan artikel 9b:45 wordt een nieuw tiende lid toegevoegd en komt als volgt te luiden: 10. De ambtenaar kan zijn werkgever eenmalig verzoeken om een indicatie van het verwachte te storten bedrag. Het college bepaalt, in overleg met de ambtenaar, het geschikte moment voor deze indicatie.
Betreft FLO-overgangsrecht: eenmalige indicatie inkoop OP en wijzigingen CAR Datum 20 december 2010
08/12
Aan de toelichting op 9b:45 wordt een toelichting op lid 10 toegevoegd: Lid 10 De medewerker kan de wens hebben eerder dan op 54-jarige leeftijd te weten wat het effect is van het bedrag dat op 53-jarige leeftijd in ABP Extra Pensioen is gestort. Hiermee kan hij eerder anticiperen op de vraag of hij moment van minder gaan werken wil uitstellen. Daarom kan de medewerker zijn werkgever eenmalig verzoeken om een indicatie te geven van het verwachte stortingsbedrag. Met een rekentool op abp.nl kan de medewerker dan berekenen wat dit bedrag zou betekenen voor de verwachte hoogte van zijn pensioen. Het college bepaalt in overleg met de medewerker het geschikte moment voor de eenmalige indicatie. Hierbij wordt geadviseerd rekening te houden met mogelijke carrièrestappen van de medewerker. Als die nog worden verwacht dan is het geven van een indicatie niet zinvol. De berekening van dat bedrag is namelijk gebaseerd op de huidige situatie en houdt met eventuele carrièrestappen geen rekening.
E
Aan artikel 9e:8, tweede lid, wordt de volgende zin toegevoegd: De controle hierop vindt plaats binnen een half jaar na het bereiken van de datum van ingang van het onbezoldigd volledig verlof. Aan artikel 9e:8, derde lid, wordt de volgende zin toegevoegd: De controle hierop vindt plaats binnen een half jaar na het bereiken van de datum van ingang van het onbezoldigd volledig verlof. Aan de toelichting op artikel 9e:8, lid 1, 2 en 3 wordt de volgende paragraaf toegevoegd: Mogelijke nabetaling na de leeftijd van 59 of 60 jaar In het halfjaar nadat de ambtenaar 59 jaar is geworden controleert Loyalis of op de leeftijd van 59 jaar daadwerkelijk voldoende tegoed op Loyalis levensloop Brandweer & Ambulance staat, uitgaande van de aanname dat de medewerker het LOGA-pad heeft gevolgd. Deze controle is nodig omdat in de periode na de vaststelling van het laatste maatwerkpercentage de rendementen mogelijk lager zijn geweest dan de verwachte rendementen ten tijde van de vaststelling van het laatste maatwerkpercentage of de bezoldigingsontwikkeling mogelijk groter is dan de verwachte bezoldigingsontwikkeling ten tijde van de vaststelling van het laatste maatwerkpercentage. Wanneer blijkt dat er onvoldoende tegoed op Loyalis levensloop Brandweer & Ambulance staat, uitgaande van de aanname dat de medewerker het LOGA-pad heeft gevolgd, verstrekt de werkgever een nabetaling waarmee dit tekort wordt opgeheven.
Betreft FLO-overgangsrecht: eenmalige indicatie inkoop OP en wijzigingen CAR Datum 20 december 2010
09/12
Eenzelfde controle en mogelijke nabetaling vindt plaats in het halfjaar nadat de ambtenaar 60 jaar is geworden, wanneer een oud FLO-leeftijd van 60 jaar was vastgesteld.
F
Aan artikel 9e:9, tweede lid, wordt de volgende zin toegevoegd: De controle hierop vindt plaats binnen een half jaar na het bereiken van de datum van ingang van het onbezoldigd volledig verlof.
Aan artikel 9e:9, derde lid, wordt de volgende zin toegevoegd: De controle hierop vindt plaats binnen een half jaar na het bereiken van de datum van ingang van het onbezoldigd volledig verlof.
Voor de toelichting op artikel 9e:9, lid 4 en 5, wordt een toelichting op lid 2 en 3 toegevoegd: Lid 2 en 3 Mogelijke nabetaling na de leeftijd van 59 of 60 jaar In het halfjaar nadat de ambtenaar 59 jaar is geworden controleert Loyalis of op de leeftijd van 59 jaar daadwerkelijk voldoende tegoed op Loyalis levensloop Brandweer & Ambulance staat, uitgaande van de aanname dat de medewerker het LOGA-pad heeft gevolgd. Deze controle is nodig omdat in de periode na de vaststelling van het laatste maatwerkpercentage de rendementen mogelijk lager zijn geweest dan de verwachte rendementen ten tijde van de vaststelling van het laatste maatwerkpercentage of de bezoldigingsontwikkeling mogelijk groter is dan de verwachte bezoldigingsontwikkeling ten tijde van de vaststelling van het laatste maatwerkpercentage. Wanneer blijkt dat er onvoldoende tegoed op Loyalis levensloop Brandweer & Ambulance staat, uitgaande van de aanname dat de medewerker het LOGA-pad heeft gevolgd, verstrekt de werkgever een nabetaling waarmee dit tekort wordt opgeheven. Eenzelfde controle en mogelijke nabetaling vind plaats in het halfjaar nadat de ambtenaar 60 jaar is geworden, wanneer een oud FLO-leeftijd van 60 jaar was vastgesteld.
Aan de toelichting op artikel 9e:9, lid 7, wordt de volgende zin toegevoegd: Hetgeen vermeld is in de toelichting op lid 2 en 3 is hierop van overeenkomstige toepassing.
Betreft FLO-overgangsrecht: eenmalige indicatie inkoop OP en wijzigingen CAR Datum 20 december 2010
10/12
Bijlage 2 bij ledenbrief ECCVA/U201002704
Voorbeeldbrief voor medewerker Geachte << naam medewerker >>, Onderdeel van uw FLO-overgangsrecht is dat << naam werkgever>> extra pensioen voor u inkoopt. << Naam werkgever>> stort voor u een bedrag in ABP Extra Pensioen als u 53 jaar bent. Met deze extra pensioenopbouw is het mogelijk dat u vanaf 62 jaar met pensioen gaat. De hoogte van uw pensioen is dan vergelijkbaar met het pensioen dat u vóór het afschaffen van het FLO vanaf 65 jaar zou ontvangen. Hoe hoog uw pensioen daadwerkelijk is, is afhankelijk van diverse factoren zoals uw arbeidsverleden, uw gemiddelde salaris en privéomstandigheden (scheiding e.d.). Daarom kunnen wij u geen garantie geven voor de hoogte van uw pensioen. Indicatie pensioen Wel kunnen wij u helpen om een indicatie te krijgen van de hoogte van het pensioen dat u vanaf 62 jaar kunt verwachten. Deze indicatie kan voor u belangrijk zijn om te kiezen op welke leeftijd u gebruik gaat maken van het FLO-overgangsrecht. Normaal gesproken is dat op << oude FLOleeftijd >> jaar. Maar als uw gezondheid en het dienstbelang het toestaan kunt u er ook voor kiezen om dit FLO-overgangsrecht op te schuiven en dus langer door te werken. Dan ontvangt u uiteindelijk een hoger pensioen. Te verwachten storting Wij hebben berekend dat wij << € ……>> storten in uw ABP Extra Pensioen als u 53 jaar bent. Voor deze berekening zijn wij ervan uitgegaan dat u tot uw 53e:
in uw bezwarende functie blijft werken
geen salarisstijging krijgt
niet meer of minder uren per week gaat werken dan u nu doet. Uw deeltijdfactor blijft gelijk. Deze uitgangspunten willen niet zeggen dat een wijziging in functie, salaris of aantal uren niet meer plaatsvindt. Deze uitgangspunten worden alleen gebruikt bij de berekening van het te storten bedrag op 53 jarige leeftijd. Veranderingen in uw situatie (functie, salaris en aantal uren) kunnen leiden tot een hogere of lagere storting als u 53 jaar bent. ABP-rekenmodule Het ABP heeft een rekenmodule gemaakt waarmee u kunt berekenen wat de verwachte storting op uw 53-jarige leeftijd van << naam werkgever >> u aan extra pensioen oplevert vanaf 62 jaar. Deze rekenmodule vindt u op http://www.abp.nl/abp/abp/service/rekenen/aep_doelgroep_vng.asp Bij de rekenmodule vindt u een handreiking die stap voor stap uitlegt hoe u de module moet
Betreft FLO-overgangsrecht: eenmalige indicatie inkoop OP en wijzigingen CAR Datum 20 december 2010
11/12
invullen. De module berekent vanaf een door u in te vullen pensioenleeftijd tot aan overlijden een levenslange bruto pensioenuitkering op jaarbasis. Op 'MijnABP' kunt u de gegevens over uw normale pensioen (dus zonder de inkoop van extra pensioen van << naam werkgever >>) ophalen. Kijk daarbij naar uw bruto pensioenuitkering per jaar. Uw totale pensioenuitkering van het ABP is de optelsom van de bruto pensioenuitkering per jaar op “MijnABP” en de bruto pensioenuitkering per jaar van de werkgeversstorting in ABP Extra Pensioen die u kunt berekenen met de ABP-rekenmodule. Let op: dit zijn indicatieve bruto bedragen. Hieraan kunt u geen rechten ontlenen. Geen recht ontlenen aan deze brief Ondanks dat wij het te verwachte stortingsbedrag zorgvuldig hebben berekend kunt u aan de hoogte van de verwachte storting in deze brief geen rechten ontlenen voor de storting die u in de toekomst daadwerkelijk ontvangt. Vragen? Voor vragen over deze brief, de hoogte van de verwachte storting en de rekenmodule van het ABP kunt u terecht bij de afdeling P&O. Meer informatie over de afspraak voor de inkoop van extra pensioen vindt u in de folder ‘Eerder met pensioen”. (url: http://www.vng.nl/Documenten/Extranet/CvA%202009/FLO/Pensioenbrochure.pdf)
Betreft FLO-overgangsrecht: eenmalige indicatie inkoop OP en wijzigingen CAR Datum 20 december 2010
12/12
Bijlage 1 Bij LOGA-brief U201002283 CAR-UWO-wijziging per 1 januari 2011 De toelichting op artikel 19:15 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden: In deze paragraaf worden de vergoedingen geregeld. De vergoeding valt uiteen in een jaarvergoeding en een aantal vergoedingen per activiteit. De hoogte van de vergoeding verschilt per functie en per activiteit.
Betreft Vergoedingen aan de vrijwillige brandweer onder de werkkostenregeling Datum 10 december 2010
02/02
Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad
informatiecentrum tel.
uw kenmerk
(070) 373 8020 betreft
bijlage(n)
1 ons kenmerk
Vrijwillige brandweer en politieke ECCVA/U201002283 ambtsdragers onder de Lbr: 11/005 werkkostenregeling CvA/LOGA 11/03
datum
19 januari 2011
Samenvatting
De werkkostenregeling die per 1 januari 2011 in is gegaan, leidt tot veranderingen in de fiscale behandeling van vergoedingen en verstrekkingen. Zo ook tot veranderingen in de fiscale behandeling van vergoedingen aan leden van de vrijwillige brandweer en politieke ambtsdragers. In deze ledenbrief is te lezen wat dit betekent.
VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel 070-373 83 93 www.vng.nl E-mail:
[email protected]
Aan de leden
informatiecentrum tel.
uw kenmerk
(070) 373 8020 betreft
bijlage(n)
1 ons kenmerk
Vrijwillige brandweer en ECCVA/U201002283 politieke ambtsdragers onder de Lbr: 11/005 werkkostenregeling CvA/LOGA 11/03
datum
19 januari 2011
Geacht college en geachte gemeenteraad, De werkkostenregeling die per 1 januari 2011 in werking is getreden leidt tot veranderingen in de fiscale behandeling van vergoedingen en verstrekkingen. Zo ook tot veranderingen in de fiscale behandeling van vergoedingen aan leden van de vrijwillige brandweer en politieke ambtsdragers. A. Politieke ambtsdragers en werkkosten Op verzoek van het CvA is BZK aan de slag gegaan om de respectievelijke rechtspositiebesluiten en regelingen rechtspositie voor politieke ambtsdragers zodanig aan te passen dat gemeenteraden kunnen besluiten gelijk met het collegebesluit voor de ambtenaren over te stappen naar de werkkostenregeling. Er is vooralsnog sprake van een beleidsarme overgang die uitsluitend tot doel heeft om: 1. gemeenten die al op 1 januari 2011 voor de ambtenaren over willen naar de werkkostenregeling de mogelijkheid geven ook de politieke ambtsdragers mee over te laten gaan; 2. de gemeenten de mogelijkheid te bieden ook ten aanzien van politieke ambtsdragers het belastingvoordeel dat voortvloeit uit de werkkostenregeling mogelijk te maken. Daarvoor in aanmerking komende vergoedingen worden daarom gedebruteerd. Denk aan de ambtstoelage/onkostenvergoeding, bruikleen-pc en vergoeding aansluitings-/abonnementskosten, kilometervergoeding, telefoonkostenvergoeding burgemeester, dienstauto.
Het besluit wijziging van de rechtspositiebesluiten decentrale politieke ambtsdragers 2010 (stb 5, 2011) wordt in januari 2011gepubliceerd. Er is in voorzien dat het besluit met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2011 in werking treedt. In de jaarlijkse circulaire over de onkostenvergoedingen die op 30 november 2010 is verschenen is overigens een passage opgenomen die gemeenten er al op attendeert dat vlak vóór of vlak na de jaarwisseling een aanpassing zal verschijnen voor gemeenten die 1 januari 2011 overstappen.
B. Vrijwillige brandweer Leden van de vrijwillige brandweer kennen een jaarvergoeding en daarnaast een uurvergoeding voor • oefeningen en cursussen e.d. • brandbestrijding en hulpverlening en • langdurige aanwezigheid. Deze vergoedingen kennen op dit moment, met uitzondering van enkele functies, een belastingvrije voet van € 136 per jaar en € 2,- per activiteit. Dat is geregeld in het Besluit van 20 februari 20091. Nieuw besluit Per 1 januari 2011 wordt het genoemde besluit vervangen door een nieuw besluit (Besluit Loonheffingen. Loon, vrijgesteld loon en vergoedingen en verstrekkingen van 29 november 2010, nr. DGB2010/5419M). In dit nieuwe besluit staat een “tweesporenbeleid”. Het kent namelijk regels voor de fiscale behandeling van de vergoedingen aan medewerkers 1. van wie de werkgever nog niet is overgestapt op de werkkostenregeling en 2. van wie de werkgever de werkkostenregeling hanteert. Hieronder uitleg over de gevolgen van beide situaties. 1. Werkgever is nog niet overgestapt op de werkkostenregeling De fiscale behandeling van de vergoedingen aan medewerkers van wie de werkgever nog niet is overgestapt op de werkkostenregeling blijft gelijk aan die voor 2011. Dat wil zeggen dat de belastingvrije voet van € 136 per jaar en € 2,- per activiteit blijft bestaan voor de functies die die belastingvrijstelling nu ook kennen. 2. Werkgever hanteert de werkkostenregeling De fiscale behandeling van de vergoedingen aan medewerkers van wie de werkgever de 1
CPP2009/78M.
Betreft Vergoedingen aan de vrijwillige brandweer onder de werkkostenregeling Datum 19 januari 2011
02/04
werkkostenregeling hanteert verandert wel ten opzichte van 2010. De belastingvrije voet van € 136,- per jaar en € 2,- per activiteit komen te vervallen. Onder de werkkostenregeling zijn werkgevers vrij in hun besluit om vergoedingen en verstrekkingen al dan niet als eindheffingbestanddelen aan te wijzen. Dat geldt ook voor vergoedingen en verstrekkingen die in de CAR-UWO zijn vastgelegd, waaronder de jaar- en uurvergoedingen aan leden van de vrijwillige brandweer. De CAR-UWO geeft immers bruto aanspraken weer tenzij uitdrukkelijk anders aangegeven. Omdat een besluit om een bepaalde vergoeding of verstrekking al dan niet aan te wijzen puur de uitvoering van belastingregels betreft, is het geen onderdeel van het lokaal of centraal arbeidsvoorwaardenoverleg. Hieronder worden de gevolgen beschreven van het al dan niet aanwijzen van (een deel van) de jaar- en/of uurvergoeding aan leden van de vrijwillige brandweer. Wel aanwijzen Onder de werkkostenregeling is het mogelijk om (een deel van) de jaar en/of uurvergoeding aan leden van de vrijwillige brandweer aan te wijzen als eindheffingbestanddeel. Als de werkgever dat doet, vult hij daarmee een deel van zijn forfaitaire ruimte2. Overschrijdt de werkgever zijn forfaitaire ruimte van 1,4% van de fiscale loonsom in zijn gehele organisatie, dat betaalt hij 80% eindheffing over dat meerdere. Niet aanwijzen Wijst de werkgever de jaar- en/of uur vergoeding aan leden van de vrijwillige brandweer niet aan als eindheffingbestanddeel, dan vormen die gehele vergoedingen belast loon voor de brandweermedewerkers. Advies College voor Arbeidszaken Het CvA raadt werkgevers aan de kosten aan te wijzen om te voorkomen dat de nettovergoeding lager wordt. Niet aanwijzen leidt ertoe dat de gehele vergoeding belastbaar loon wordt, met een lager netto resultaat. Bijlage De toelichting op de CAR-UWO kent tot 1 januari 2011 uitleg over de fiscale behandeling van de vergoedingen. Die toelichting klopt met ingang van het nieuwe besluit niet meer. Daarom wordt deze toelichting gewijzigd. Niet langer wordt in de toelichting uitleg gegeven over de fiscale behandeling van de vergoedingen. In de bijlage vindt u de CAR-UWO-wijziging die per 1 januari 2011 ingaat. 2
Meer informatie over de werkkostenregeling, waaronder over de forfaitaire ruimte, is te vinden in de ledenbrief met als onderwerp “Werkkosten” van 20 juli 2010 (U201001313).
Betreft Vergoedingen aan de vrijwillige brandweer onder de werkkostenregeling Datum 19 januari 2011
03/04
Rechtskracht Op grond van de statuten van de VNG en het reglement van het CvA zijn de gemeenten gebonden aan de in het LOGA overeengekomen CAR-bepalingen en de wijzigingen daarin. Voor gemeenten die bij de UWO zijn aangesloten, geldt dat eveneens voor de zogenoemde UWOartikelen. De CAR en de UWO hebben echter niet de status van een Cao omdat het LOGA geen verordenende bevoegdheid heeft in gemeenten. Deze wijzigingen werken dan ook niet rechtstreeks door in de gemeenten. Lokale vaststelling van (wijzigingen in) de CAR-UWO is dan ook noodzakelijk. Op grond van artikel 160 van de Gemeentewet is het college bevoegd de arbeidsvoorwaardenregelingen voor het gemeentepersoneel vast te stellen. De gemeentelijke rechtspositieregeling is een algemeen verbindend voorschrift. Artikel 139 van de Gemeentewet bepaalt dat besluiten, die algemeen verbindende voorschriften inhouden, pas verbinden, wanneer zij op de juiste manier zijn bekendgemaakt. De bekendmaking geschiedt door plaatsing in het op een algemeen toegankelijke wijze uit te geven gemeenteblad. Bij gebreke van een gemeenteblad vindt bekendmaking plaats door terinzagelegging voor de tijd van twaalf weken op de gemeentesecretarie of op een andere door het college te bepalen plaats en door het doen van mededeling daarvan in een plaatselijk verschijnend dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad. Het gemeenteblad kan op grond van artikel 139, derde lid, elektronisch worden uitgegeven. Elektronische bekendmaking is aan regels gebonden.
Hoogachtend, Landelijk overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden
drs. J.D. Voortman, wnd. secretaris Deze ledenbrief staat ook op www.vng.nl onder brieven
Betreft Vergoedingen aan de vrijwillige brandweer onder de werkkostenregeling Datum 19 januari 2011
04/04
Bijlage 1 bij ledenbrief U201100044 Wijzigingen UWO De wijzigingen gaan, met terugwerkende kracht, in per 1 januari 2011 A
Artikel 18:1:5, eerste lid, wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden: 1. De tegemoetkoming in verhuiskosten kan slechts bestaan uit: a. een bedrag voor de kosten van transport van de bagage en van de inboedel van de betrokkene en zijn gezinsleden naar de nieuwe woning, waaronder begrepen de kosten van het in- en uitpakken van breekbare zaken; b. een bedrag voor dubbele woonkosten, gelijk aan de noodzakelijk te maken kosten, met een maximum van € 283,42 per maand met dien verstande dat de tegemoetkoming ten hoogste voor vier maanden wordt verleend; c. een bedrag voor alle andere direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten, met een maximum van € 5.648.10.
B
Artikel 18:1:7, tweede en derde lid, worden gewijzigd en komen als volgt te luiden: 2. De vergoeding die plaatsvindt op basis van het eerste lid is, voor dat deel dat gebruik wordt gemaakt van de trein, gemaximeerd op het bedrag van € 3.503 per jaar. 3. De betrokkene die met de trein reist en van de woning of het pension met het ander (aansluitend) openbaar vervoer naar het eerst mogelijke station kan reizen maar van dit openbaar vervoer geen gebruik maakt en in plaats daarvan met eigen vervoer naar dat station reist, ontvangt een tegemoetkoming van € 94,40 op jaarbasis.
Betreft Aanpassing verplaatsingskostenregeling verhuisplichtige ambtenaren Datum 19 januari 2011
02/02
Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad
informatiecentrum tel.
uw kenmerk
(070) 373 8020
bijlage(n)
1
betreft
ons kenmerk
datum
Aanpassing verplaatsingskostenregeling verhuisplichtige ambtenaren
ECCVA/U201100044 Lbr: 11/006 CvA/LOGA 11/04
19 januari 2011
Bestuurlijke samenvatting
Het LOGA indiceert jaarlijks de maximumbedragen van de verplaatsingskosten voor verhuisplichtige ambtenaren. In de Cao-gemeenten 2009-2011 is hiervoor een nieuwe systematiek afgesproken. De koppeling met de Rijksregeling is losgelaten en in plaats daarvan is gekozen voor een jaarlijkse indexatie met de consumenten prijsindex (CPI) van twee jaar daarvoor. Deze brief informeert u over de vaststelling van de bedragen voor 2011. U dient de gewijzigde bedragen lokaal vast te stellen.
VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel 070-373 83 93 www.vng.nl E-mail:
[email protected]
Aan de leden
informatiecentrum tel.
uw kenmerk
(070) 373 8020
bijlage(n)
1
betreft
ons kenmerk
datum
Aanpassing verplaatsingskostenregeling verhuisplichtige ambtenaren
ECCVA/U201100044
19 januari 2011
Lbr: 11/006 CvA/LOGA 11/04
Geacht college en gemeenteraad, Het LOGA indiceert jaarlijks de maximumbedragen van de verplaatsingskosten voor verhuisplichtige ambtenaren. In de Cao-gemeenten 2009-2011 is hiervoor een nieuwe systematiek afgesproken. De koppeling met de Rijksregeling is losgelaten en in plaats daarvan is gekozen voor een jaarlijkse indexatie met de consumenten prijsindex (CPI) van twee jaar daarvoor. Deze brief informeert u over de vaststelling van de bedragen voor 2011. Cao-afspraak In de Cao-gemeenten 2009-2011 is het volgende afgesproken: de manier waarop het LOGA de bedragen van de verplaatsingskostenregeling voor verhuisplichtige ambtenaren (de bedragen in de artikelen 18:1:5 en 18:1:7 CAR-UWO) vaststelt, wijzigt vanaf 1 januari 2010. De koppeling met de bedragen in de Rijksregeling wordt losgelaten. De vastgestelde bedragen worden jaarlijks op 1 januari geïndexeerd met de consumenten prijsindex (CPI) van twee jaar eerder1. Voor 2011 heeft dit het volgende effect: de bedragen geldig op 31 december 2010 worden met ingang van 1 januari 2011 verhoogd met de CPI 2009. De CPI 2009 bedraagt 1,20%
1
Het gebruik van de CPI van het jaar ervoor is nog niet beschikbaar begin januari van een bepaald jaar.
Daarom wordt geïndexeerd met de CPI van 2 jaar terug.
Aanpassingen CAR-UWO Vanaf 1 januari 2011 gelden de volgende bedragen. Bedragen in artikel 18:1:5 De tegemoetkoming in de verhuiskosten kan uit drie onderdelen bestaan. Deze tegemoetkomingen bestaan naast elkaar:
Een bedrag voor de kosten van transport van de bagage en de inboedel van de betrokkene en zijn gezinsleden naar de nieuwe woning. Hierbij zijn ook de kosten van het in- en uitpakken van breekbare zaken inbegrepen. Hiervoor stelt het LOGA geen (maximum)bedragen vast.
Een bedrag voor dubbele woonkosten, gelijk aan de noodzakelijk te maken kosten. Deze tegemoetkoming bedraagt maximaal € 279,08 per maand. Door vermenigvuldiging met de CPI 2009 wordt deze tegemoetkoming in 2011 € 282,43 per maand.
Een bedrag voor alle andere direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten, bijvoorbeeld inrichtingskosten. Dit bedrag is maximaal € 5.581,13. Door vermenigvuldiging met de CPI 2009 wordt dat bedrag in 2011 maximaal € 5.648.10.
Bedragen in artikel 18:1:7
Artikel 18:1:7 lid 2 bepaalt dat de tegemoetkoming in kosten voor treinreizen per jaar tot ten hoogste de maximumprijs van een NS-jaartrajectkaart (NS jaarabonnement) tweede klasse. De hoogte van de tegemoetkoming in 2011 bedraagt maximaal € 3.503.
Artikel 18:1:7 lid 3 bepaalt dat de verhuisplichtige ambtenaar die met de trein reist en van de woning of het pension met ander (aansluitend) openbaar vervoer naar het eerst mogelijke NS-station kan reizen, maar van dit openbaar vervoer geen gebruik maakt en in plaats daarvan met eigen vervoer reist, een tegemoetkoming op jaarbasis ontvangt. Dit bedrag is € 93,28 op jaarbasis. Door vermenigvuldiging met de CPI 2009 wordt dat bedrag in 2011 € 94,40.
Rechtskracht Op grond van de statuten van de VNG en het reglement van het CvA zijn de gemeenten gebonden aan de in het LOGA overeengekomen CAR-bepalingen en de wijzigingen daarin. Voor gemeenten die bij de UWO zijn aangesloten, geldt dat eveneens voor de zogenoemde UWOartikelen. De CAR en de UWO hebben echter niet de status van een Cao omdat het LOGA geen verordenende bevoegdheid heeft in gemeenten. Deze wijzigingen werken dan ook niet rechtstreeks door in de gemeenten. Lokale vaststelling van (wijzigingen in) de CAR-UWO is dan ook noodzakelijk. Op grond van artikel 160 van de Gemeentewet is het college bevoegd de arbeidsvoorwaardenregelingen voor het gemeentepersoneel vast te stellen.
Betreft Aanpassing verplaatsingskostenregeling verhuisplichtige ambtenaren Datum 19 januari 2011
02/03
De gemeentelijke rechtspositieregeling is een algemeen verbindend voorschrift. Artikel 139 van de Gemeentewet bepaalt dat besluiten, die algemeen verbindende voorschriften inhouden, pas verbinden, wanneer zij op de juiste manier zijn bekendgemaakt. De bekendmaking geschiedt door plaatsing in het op een algemeen toegankelijke wijze uit te geven gemeenteblad. Bij gebreke van een gemeenteblad vindt bekendmaking plaats door terinzagelegging voor de tijd van twaalf weken op de gemeentesecretarie of op een andere door het college te bepalen plaats en door het doen van mededeling daarvan in een plaatselijk verschijnend dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad. Het gemeenteblad kan op grond van artikel 139, derde lid, elektronisch worden uitgegeven. Elektronische bekendmaking is aan regels gebonden. Hoogachtend, Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden
D. J. Voortman, Wnd. secretaris Deze ledenbrief staat ook op www.vng.nl onder brieven.
Betreft Aanpassing verplaatsingskostenregeling verhuisplichtige ambtenaren Datum 19 januari 2011
03/03
Brief aan de leden T.a.v. het college
informatiecentrum tel.
uw kenmerk
(070) 373 8020
bijlage(n)
1
betreft
ons kenmerk
datum
FLO-overgangsrecht: wijziging leeftijdsafhankelijke factoren
ECCVA/U201100617 Lbr: 11/023 CvA/LOGA 11/08
12 april 2011
Samenvatting
Voor de berekening van de inkoop van extra ouderdomspensioen binnen het FLO-overgangsrecht worden leeftijdsafhankelijke factoren gebruikt. Deze zijn gebaseerd op actuariële tarieven van ABP. Per 1 april 2011 zijn de actuariële tarieven van ABP gewijzigd. Dit betekent dat ook de leeftijdsafhankelijke factoren moeten worden aangepast. In deze ledenbrief treft u de gewijzigde CAR-artikelen. De nieuwe leeftijdsafhankelijke factoren treden met terugwerkende kracht in werking per 1 april 2011. De factoren zijn verwerkt in het rekenmodel inkoop ouderdomspensioen op de website van de VNG.
VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel 070-373 83 93 www.vng.nl E-mail:
[email protected]
Aan de leden
informatiecentrum tel.
uw kenmerk
(070) 373 8020
bijlage(n)
1
betreft
ons kenmerk
datum
FLO-overgangsrecht: wijziging leeftijdsafhankelijke factoren
ECCVA/U201100617
12 april 2011
Lbr: 11/023 CvA/LOGA 11/08
Geacht college, Bij de uitwerking van het onderdeel van het FLO-overgangsrecht ‘inkoop extra ouderdomspensioen’ heeft het LOGA afgesproken om voor de berekening van het te storten bedrag de actuariële tarieven van ABP te hanteren. Deze tarieven hebben betrekking op de verwachte rendementen en houden rekening met recente onderzoeken over sterftecijfers. Ze zijn daarmee bepalend voor de hoogte van de leeftijdsafhankelijke factoren. De leeftijdsafhankelijke factor verschilt per leeftijd van de medewerker op het moment van storting. De storting vindt in principe plaats op het moment dat de medewerker 53 jaar is. Bij een eerdere of latere storting kan het gestorte bedrag langer of korter renderen. Daarom moet de leeftijdsafhankelijke factor daar aan aangepast worden. Aanpassing actuariële tarieven ABP Eind december zijn er nieuwe sterftetafels van CBS gepubliceerd. Op grond van deze sterftetafels heeft ABP vanaf 1 april 2011 de actuariële tarieven aangepast. LOGA-partijen hebben bij de uitwerking van het onderdeel ‘inkoop extra pensioen’ van het FLOovergangsrecht afgesproken dat als de actuariële tarieven door ABP worden gewijzigd, LOGApartijen nieuwe leeftijdafhankelijke factoren vaststellen. ABP berekent deze leeftijdsafhankelijke factoren. Omdat de actuariële tarieven per 1 april zijn aangepast, worden ook de leeftijdsafhankelijke factoren per 1 april 2011 aangepast.
Dit betekent dat werkgevers bij storting in ABP Extra Pensioen per 1 april 2011 met nieuwe leeftijdsafhankelijke factoren rekening dienen te houden. Voor stortingen die reeds voor 1 april 2011 zijn gedaan heeft de wijziging van de leeftijdsafhankelijke factoren geen invloed. De gewijzigde CAR-artikelen vindt u in de bijlage. Aanpassing rekenmodel inkoop ouderdomspensioen De nieuwe leeftijdsafhankelijke factoren zijn verwerkt in het rekenmodel inkoop ouderdomspensioen dat op de website van de VNG staat. U kunt dit model opnieuw downloaden. U kunt er ook voor kiezen zelf de nieuwe leeftijdsafhankelijke factoren te verwerken in het model dat u al eerder heeft gedownload. Dit doet u door: - In het openingsscherm op de meest rechter brandweerman te klikken. - In het volgende scherm op de knop “leeftijdafhankelijke factoren wijzigen”. - De nieuwe factoren en de vanafdatum in te voeren. - Na invoeren te klikken op de knop “mutaties verwerken”. - Terug te gaan naar het invoerscherm om de applicatie te verlaten. Bovenstaande staat ook beschreven in de handleiding bij het model. Inwerkingtreding en rechtskracht Deze wijzigingen treden met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 april 2011. Op grond van de statuten van de VNG en het reglement van het CvA zijn de gemeenten gebonden aan de in het LOGA overeengekomen CAR-bepalingen en de wijzigingen daarin. Voor gemeenten die bij de UWO zijn aangesloten, geldt dat eveneens voor de zogenoemde UWOartikelen. De CAR en de UWO hebben echter niet de status van een Cao omdat het LOGA geen verordenende bevoegdheid heeft in gemeenten. Deze wijzigingen werken dan ook niet rechtstreeks door in de gemeenten. Lokale vaststelling van (wijzigingen in) de CAR-UWO is dan ook noodzakelijk. Op grond van artikel 160 van de Gemeentewet is het college bevoegd de arbeidsvoorwaardenregelingen voor het gemeentepersoneel vast te stellen.
De gemeentelijke rechtspositieregeling is een algemeen verbindend voorschrift. Artikel 139 van de Gemeentewet bepaalt dat besluiten, die algemeen verbindende voorschriften inhouden, pas verbinden, wanneer zij op de juiste manier zijn bekendgemaakt. De bekendmaking geschiedt door plaatsing in het op een algemeen toegankelijke wijze uit te geven gemeenteblad. Bij gebreke van een gemeenteblad vindt bekendmaking plaats door terinzagelegging voor de tijd van twaalf weken op de gemeentesecretarie of op een andere door het college te bepalen plaats en door het doen
Betreft FLO-overgangsrecht: wijziging leeftijdsafhankelijke factoren Datum 04 april 2011
02/03
van mededeling daarvan in een plaatselijk verschijnend dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad. Het gemeenteblad kan op grond van artikel 139, derde lid, elektronisch worden uitgegeven. Elektronische bekendmaking is aan regels gebonden.
Hoogachtend, Landelijk overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden
mr. S. Pijpstra, secretaris
Bijlage: CAR-artikelen
Deze ledenbrief staat ook op www.vng.nl onder brieven.
Betreft FLO-overgangsrecht: wijziging leeftijdsafhankelijke factoren Datum 04 april 2011
03/03
Bijlage bij ledenbrief ECCVA/U201100617 CAR-teksten A
Artikel 9b:22a, tweede lid, wordt vervangen door 2
De leeftijdsafhankelijke factor bedraagt
leeftijd
factor
leeftijd
factor
leeftijd
factor
18
0,280
33
0,436
48
0,680
19 20
0,288 0,297
34 35
0,449 0,463
49 50
0,700 0,721
21
0,306
36
0,477
51
0,743
22 23
0,315 0,325
37 38
0,491 0,506
52 53
0,765 0,788
24 25
0,334 0,344
39 40
0,521 0,536
54 55
0,811 0,836
26 27
0,355 0,365
41 42
0,553 0,569
56 57
0,861 0,887
28
0,376
43
0,586
58
0,913
29 30
0,388 0,399
44 45
0,604 0,622
59 60
0,941 0,969
31 32
0,411 0,423
46 47
0,641 0,660
61
0,998
In de toelichting wordt de passage ‘Vanaf 2010 hanteert ABP een tarief van 3,25% voor OP/NP en 3,0% voor ABP Extra Pensioen. Hieruit vloeit een leeftijdsafhankelijke factor op leeftijd 53 jaar voort van 0.791.’ verwijderd. In de toelichting wordt de passage ‘Stel dat op leeftijd…. € 10.000 is.’ vervangen door ‘Stel dat op de leeftijd van 62 jaar een bedrag gegenereerd moet zijn van € 10.000 (fictief bedrag). Om dit te bereiken moet, bij de rendementen die ABP verwacht op de leeftijd van 53 jaar een bedrag van € 7.880 gestort worden (€ 10.000 x 0,788). Als er op een later moment dan op 53jarige wordt gestort, dan wordt het te storten bedrag ieder jaar hoger.’
B
Artikel 9b:45a, tweede lid, wordt vervangen door
2 leeftijd
De leeftijdsafhankelijke factor bedraagt factor leeftijd factor
leeftijd
factor
18 19
0,280 0,288
33 34
0,436 0,449
48 49
0,680 0,700
20
0,297
35
0,463
50
0,721
21 22
0,306 0,315
36 37
0,477 0,491
51 52
0,743 0,765
23 24
0,325 0,334
38 39
0,506 0,521
53 54
0,788 0,811
VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel 070-373 83 93 www.vng.nl
25
0,344
40
0,536
55
0,836
26
0,355
41
0,553
56
0,861
27 28
0,365 0,376
42 43
0,569 0,586
57 58
0,887 0,913
29 30
0,388 0,399
44 45
0,604 0,622
59 60
0,941 0,969
31
0,411
46
0,641
61
0,998
32
0,423
47
0,660
In de toelichting wordt de passage ‘Vanaf 2010 hanteert ABP een tarief van 3,25% voor OP/NP en 3,0% voor ABP Extra Pensioen. Hieruit vloeit een leeftijdsafhankelijke factor op leeftijd 53 jaar voort van 0.791.’ verwijderd. In de toelichting wordt de passage ‘Stel dat op leeftijd…. € 10.000 is.’ vervangen door ‘Stel dat op de leeftijd van 62 jaar een bedrag gegenereerd moet zijn van € 10.000 (fictief bedrag). Om dit te bereiken moet, bij de rendementen die ABP verwacht op de leeftijd van 53 jaar een bedrag van € 7.880 gestort worden (€ 10.000 x 0,788). Als er op een later moment dan op 53jarige wordt gestort, dan wordt het te storten bedrag ieder jaar hoger.’
Onderwerp Datum
28 maart 11
02/02