Casusboek Wmo Welzijn Nieuwe Stijl
Verhalen van burgers en professionals Selecties van verhalen uit de Wmo opleidingsmodulen www.wmowerkplaatsnijmegen.nl
Wmo Werkplaats Nijmegen (website) Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief (website) Kenniscentrum HAN SOCIAAL Faculteit van Gezondheid, Gedrag en Maatschappij Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
Versie 2, oktober 2015 Samenstelling: Maarten Kwakernaak MSc & Gideon Visser MSc
Verhalen vanuit klantperspectief
Inhoudsopgave #
Verhaal
Herkomst (module)
Blz
1
Een tent heeft geen drempel
De kracht van buurtontmoeting. Ondersteuning voor en door buurtbewoners.
3
2
Mensen ontmoeten, dat is belangrijk voor mij
5
3
Elkaar een beetje helpen, zo hoort dat
4
Ik heb niet veel nodig, ik voel me prima op mezelf
5
Het meeste probeer ik zelf op te lossen
6
In het buurtontmoetingspunt komt iedereen samen
7
Er is geen moeten bij
8
De schuldenproblematiek van Seif
De kracht van buurtontmoeting. Ondersteuning voor en door buurtbewoners. De kracht van buurtontmoeting. Ondersteuning voor en door buurtbewoners. De kracht van buurtontmoeting. Ondersteuning voor en door buurtbewoners. De kracht van buurtontmoeting. Ondersteuning voor en door buurtbewoners. De kracht van buurtontmoeting. Ondersteuning voor en door buurtbewoners. De kracht van buurtontmoeting. Ondersteuning voor en door buurtbewoners. Cultuursensitieve professionals overbruggen een wereld van verschil.
9
Samih wordt achtervolgd door PTSS
Cultuursensitieve professionals overbruggen een wereld van verschil.
22
10
Khaled zoekt bescherming en opvang
Cultuursensitieve professionals overbruggen een wereld van verschil.
26
11
De gemakkelijk beïnvloedbare Jetro
Cultuursensitieve professionals overbruggen een wereld van verschil.
30
12
Ayse en haar ouders met een verstandelijke beperking
Cultuursensitieve professionals overbruggen een wereld van verschil.
33
13
De gesloten leefwereld van Berat
Cultuursensitieve professionals overbruggen een wereld van verschil.
36
14
Jahan doet gewoon een beetje vreemd
Cultuursensitieve professionals overbruggen een wereld van verschil.
39
7
9
11
13
15
17
Verhalen vanuit klantperspectief
#
Verhaal
Herkomst (module)
15
Suraya is bang om teruggestuurd te worden
Cultuursensitieve professionals overbruggen een wereld van verschil.
42
16
Mama en papa werken en ik lees de brieven voor
Cultuursensitieve professionals overbruggen een wereld van verschil.
45
17
Diversiteit en de presentiebenadering
Cultuursensitieve professionals overbruggen een wereld van verschil.
48
18
Varsseveld: een gewoon dorp
Gebiedsgericht werken met burgers. Verhalen van jongeren als basis voor gebiedsontwikkeling
52
19
Terug naar Varsseveld
Gebiedsgericht werken met burgers. Verhalen van jongeren als basis voor gebiedsontwikkeling.
55
20
Thuis met familie en vrienden
Gebiedsgericht werken met burgers. Verhalen van jongeren als basis voor gebiedsontwikkeling.
58
21
Uit de Achterhoek
Gebiedsgericht werken met burgers. Verhalen van jongeren als basis voor gebiedsontwikkeling.
60
22
Ik houd van levendigheid
Gebiedsgericht werken met burgers. Verhalen van jongeren als basis voor gebiedsontwikkeling.
62
23
Toch durfden mensen nooit te vragen naar hoe het echt met mij ging
Wie is er nou raar? Jongeren in dialoog over beeldvorming rondom mensen met een psychiatrisch probleem.
65
24
Als mensen aan mijn lichaam konden zien hoe ziek ik ben zou ik helemaal in het gips zitten!
Wie is er nou raar? Jongeren in dialoog over beeldvorming rondom mensen met een psychiatrisch probleem.
67
25
Ik heb geleerd om te vechten voor mijn geluk
69
26
Ik voelde dat ik anders was dan mijn vriendinnen
27
Ik ben niet eng, je kunt gewoon met mij praten
28
Ik ben zoals ik ben, ik ben de beperking niet
Wie is er nou raar? Jongeren in dialoog over beeldvorming rondom mensen met een psychiatrisch probleem. Wie is er nou raar? Jongeren in dialoog over beeldvorming rondom mensen met een psychiatrisch probleem. Wie is er nou raar? Jongeren in dialoog over beeldvorming rondom mensen met een psychiatrisch probleem. Intercultureel Vakmanschap en Welzijn Nieuwe Stijl.
Blz
71
73
75
Verhalen vanuit klantperspectief
#
Verhaal
Herkomst (module)
29
Ik vind het fijn om me nuttig te voelen Geniet van diversiteit
Intercultureel Vakmanschap en Welzijn Nieuwe Stijl. Intercultureel Vakmanschap en Welzijn Nieuwe Stijl. Intercultureel Vakmanschap en Welzijn Nieuwe Stijl. Intercultureel Vakmanschap en Welzijn Nieuwe Stijl. Intercultureel Vakmanschap en Welzijn Nieuwe Stijl. Intercultureel Vakmanschap en Welzijn Nieuwe Stijl. Intercultureel Vakmanschap en Welzijn Nieuwe Stijl. Intercultureel Vakmanschap en Welzijn Nieuwe Stijl. Intercultureel Vakmanschap en Welzijn Nieuwe Stijl. De ouder als ervaringsdeskundige. Informele opvoedingsondersteuning en Welzijn Nieuwe Stijl
30
Blz 79 82
32
Mijn boodschap voor alle hulpverleners Alles komt goed
33
Ik houd van Holland
34
De wij-cultuur is typisch Turks
35 36
Ik ging door het leven met een andere identiteit Uiteindelijk beslist Allah
37
Volg je dromen
38
Ayse vertelt…
39
Ayan vertelt…
De ouder als ervaringsdeskundige. Informele opvoedingsondersteuning en Welzijn Nieuwe Stijl
115
40
Susanne vertelt…
De ouder als ervaringsdeskundige. Informele opvoedingsondersteuning en Welzijn Nieuwe Stijl
117
41
Esra vertelt…
De ouder als ervaringsdeskundige. Informele opvoedingsondersteuning en Welzijn Nieuwe Stijl
120
42
Korte lijnen met samenwerkingspartners
Zichtbaar schakelen in de wijk. E-learning module voor wijkverpleegkundigen
123
43
Eigen kracht en een klein netwerk
Zichtbaar schakelen in de wijk. E-learning module voor wijkverpleegkundigen
125
44
Onverwachte bezoeken van mijn moeder
Zichtbaar schakelen in de wijk. E-learning module voor wijkverpleegkundigen
129
45
Ziekenhuisontslag pas na opruimactie
Zichtbaar schakelen in de wijk. E-learning module voor wijkverpleegkundigen
132
31
86 90 93 97 101 105 109 113
Verhalen vanuit klantperspectief
#
Verhaal
Herkomst (module)
46
Samen op reis
Zichtbaar schakelen in de wijk. E-learning module voor wijkverpleegkundigen
136
47
Van zorgen naar ondersteunen
Zichtbaar schakelen in de wijk. E-learning module voor wijkverpleegkundigen
140
48
Tot op het laatst verzorgd door familie
Zichtbaar schakelen in de wijk. E-learning module voor wijkverpleegkundigen
144
49
Liever geen vreemden over de vloer
Zichtbaar schakelen in de wijk. E-learning module voor wijkverpleegkundigen
148
50
Geld voor een kinderbedje
Zichtbaar schakelen in de wijk. E-learning module voor wijkverpleegkundigen
151
51
Baas in eigen huis
Zichtbaar schakelen in de wijk. E-learning module voor wijkverpleegkundigen
154
52
Ik ben gelovig, maar niet kerkelijk
Competentie-ontwikkeling Interreligieuze Sensitiviteit
157
53
Als ik me niet goed voel richt ik me tot Hem
Competentie-ontwikkeling Interreligieuze Sensitiviteit
160
54
Vrouwendagen in de moskee
Competentie-ontwikkeling Interreligieuze Sensitiviteit
164
55
Als eerste naar het paradijs
Competentie-ontwikkeling Interreligieuze Sensitiviteit
168
56
Allah weet wat er in de toekomst zal gebeuren
Competentie-ontwikkeling Interreligieuze Sensitiviteit
171
57
Licht Kruis
Competentie-ontwikkeling Interreligieuze Sensitiviteit
175
58
Schud ons maar eens goed door elkaar
Competentie-ontwikkeling Interreligieuze Sensitiviteit
178
59
Dan is de cirkel weer rond
Competentie-ontwikkeling Interreligieuze Sensitiviteit
182
60
Ik wilde wel wat doen voor mijn buurt
Maatschappelijke ondersteuning en actieleren in Sociale Wijkteams
185
61
Er is niet altijd professionele hulp nodig
Maatschappelijke ondersteuning en actieleren in Sociale Wijkteams
188
Blz
Verhalen vanuit klantperspectief
#
Verhaal
Herkomst (module)
Blz
62
Na alle ellende nu de hulp die ik nodig heb
Maatschappelijke ondersteuning en actieleren in Sociale Wijkteams
191
63
Van stoppen met roken naar actieve vrijwilliger
Maatschappelijke ondersteuning en actieleren in Sociale Wijkteams
194
64
Het familie netwerkberaad als kantelpunt
Maatschappelijke ondersteuning en actieleren in Sociale Wijkteams
197
65
Het SWT op bezoek bij mevrouw de Jonge
Maatschappelijke ondersteuning en actieleren in Sociale Wijkteams
200
66
Samenleven in het dorp Peel en Maas
Meerwaarde van Eigen Kracht Eerst’ met het Business Model Canvas
203
67
Eenzaamheid: Simone (17) vertelt..
Eenzaam ben je niet alleen
207
68
Eenzaamheid: Hein (46) vertelt..
Eenzaam ben je niet alleen
208
69
Ik worstel met mijn leven
Stilstaan om vooruit te Komen
209
70
Ten koste van mijzelf
Stilstaan om vooruit te Komen
212
71
Anna kan weer verder met haar leven
www.effectencalculator.nl
214
3
Uit: Heessels, M., Janssen, J., Kivits, J., Boer, A. de, Biene, M. van, (2013). De kracht van buurtontmoeting. Ondersteuning voor en door buurtbewoners. Nijmegen: HAN. 1 Een tent heeft geen drempel - Nelly Ik vind ons dorp prachtig. Het was zelfs het mooiste dorp van de provincie vorig jaar. Verder vind ik het een leuk dorp, waar veel te beleven is. Stel je wilt hier als vrijwilliger bij de speeltuin werken, dan kun je bijvoorbeeld in de spelweek deelnemen. Verder is er een muziekvereniging, een gymvereniging, een kerkkoor, een toneelclub en een bejaardensoos. Er is ook een open eettafel, iedere dinsdag van de maand. Bij die clubjes hoor je vanzelf wat er in het dorp gaande is. Bijvoorbeeld, ik hoorde gisteravond dat er iemand was benaderd door een stichting voor cultuur en kunst. Daar is de gemeente mee bezig omdat het Rijk aardig de duim op de knip houdt en ze die kleine dorpen toch levendig willen houden. Vanuit de clubjes kunnen we soms met anderen wat betekenen voor het dorp. Het dorp is aan het veranderen. De laatste jaren zijn er veel nieuwkomers in het dorp gekomen. Vaak zijn die mensen niet meteen op de hoogte wat er eigenlijk speelt. Toen hebben we gezegd, laten we een stratencompetitie doen om onderling kennis te maken. Dan zitten oud en nieuw gemixt. Tot nu toe is dat aardig gelukt, we mogen niet mopperen. Kennis maken en contact maken, dat gebeurt niet vanzelf. Zeker als mensen geen kinderen hebben. Als je kinderen hebt, dan gaan ze naar school en staan ouders aan het hek om de kinderen te halen. Dan komt er wel een gesprekje en later komen ze elkaar weer eens tegen bij de supermarkt. Dat helpt. De supermarkt is zoals mijn man zegt, net een bruin café. Dan zien ze elkaar weer en zeggen ze: ‘Joh, doe ook een keer mee, dat is toch hartstikke leuk’. In eerste instantie reageren ze dan vaak aarzelend, maar als de kinderen meedoen, groeit dat een beetje. Er zijn er altijd die niet meedoen, maar dat hou je toch. Op sommige gelegenheden hebben we met de vereniging een grote tent. Die hebben we gekregen van de middenstand en die is in beheer van de speeltuin. Daar wordt een biertje getapt, dan kunnen we gezellig en lekker bij elkaar zitten. Ik zeg weleens “een tent heeft geen drempel”. Als je tegen de mensen zegt dat het in het dorpshuis is, dan is die drempel groter. Ze moeten naar binnen om iets te beleven. Ze voelen zich verplicht om een kop koffie, biertje of glaasje fris te pakken. Wanneer datzelfde in de tent gebeurt zeggen ze ‘we gaan eens even kijken hoor.’ En ze lopen erin en ze lopen eruit en ze voelen zich niet verplicht om dit of dat te nemen.
4
Dialoogvragen Nelly 1 – Nelly noemt de supermarkt een bruin café, waar ontmoet jij mensen uit de buurt?
2 - Nelly vertelt over ‘een tent zonder drempels’. Hoe zou je deze ongedwongen sfeer binnen jullie buurtontmoetingspunt kunnen bereiken?
3 –Bij de stratencompetitie werd ‘oud en nieuw’ gemixt. Wat kan het positieve effect van deze gemixte competitie zijn voor de buurt?
4- Op welke manier activeer je mensen in jullie buurt, wijk of dorp om samen te komen in het buurtontmoetingspunt?
5 - Welke clubjes ken je in jullie buurt, wijk of dorp?
6 – Op welke manier kunnen bestaande clubjes, verenigingen en andere lokale initiatieven samenwerken in het buurtontmoetingspunt?
Je kunt ook eigen dialoogvragen maken Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe. Verdiepingsvraag over Welzijn Nieuwe Stijl De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) gaat uit van de burger die zorg en ondersteuning steeds meer zelf regelt in samenwerking met zijn of haar omgeving, in plaats van een professional in te schakelen. De acht bakens Welzijn Nieuwe Stijl (zie kennisbron 4.1 Bakens Welzijn Nieuwe Stijl) geven burger en professional handvatten om vraagstukken op deze manier aan te pakken.
7 - Op welke manier komen deze acht bakens terug in het verhaal van Nelly? Kennisbron Wmo gestript deel 1: https://www.youtube.com/watch?v=VDZrGu85MEA geraadpleegd op 26/06/2013.
5
Uit: Heessels, M., Janssen, J., Kivits, J., Boer, A. de, Biene, M. van, (2013). De kracht van buurtontmoeting. Ondersteuning voor en door buurtbewoners. Nijmegen: HAN. 2 Mensen ontmoeten, dat is belangrijk voor mij – Gerda Ik woon hier prima in het dorp, als weduwe van 72. Er is genoeg aanloop en mijn familie woont dichtbij. In de buurt ken ik mensen, maar alleen van groeten. De overbuurman daar deel ik wel het een en ander mee. Toen zijn vrouw nog leefde kwam ik daar regelmatig. Maar verder kom ik niet zo bij mensen. Er komen steeds weer andere mensen dus het is ook niet bij te benen. Als je buiten bent, praten we wel, maar ik ga niet zomaar bij iemand op bezoek. Heb ik ook geen behoefte aan hoor. Ik ben één of twee keer met mijn broer bij het activiteitencentrum gaan kijken. Dat trok me niet zo, door de mensen die daar waren. Dan zijn ze bijvoorbeeld aan het knutselen en dan wordt er ondertussen gesproken over allerlei dingen die ik niet hoef te horen. Daar heb ik absoluut geen zin in. Dan hou ik het liever onder de familie. Ik vind het belangrijk dat mensen in de buurt zich op hun gemak voelen. Je hoeft niet op elkaar neer te kijken. Een vriendin woont in de straat hierachter. Zij blijft altijd staan voor een praatje. Dat is toch heel normaal? Net zo als ik met de overbuurman een praatje maak. Maak een praatje met mensen, dat vinden ze geweldig, ik doe dat altijd. Mijn dochter komt af en toe hier lunchen, dan neemt ze aardbeien mee. Ze werkt hier in de buurt. Dan komt ze eventjes kletsen en een beetje helpen. Het is toch goed als mensen iets voor elkaar doen? Al is het maar voor oudere mensen een boodschap doen. Er zijn zoveel mensen thuis die niks te doen hebben. Ik vind het niet leuk dat ik slecht ter been ben. Ik kan mezelf soms lastig redden. Als ik vraag of familie wil helpen dan doen ze het wel. Maar niet op elk tijdstip waarop ik denk “nou zou ik wel graag eventjes...” Dan val ik ze maar lastig. Voorheen ging ik altijd één keer in de week naar mijn zus in een dorp verderop. Dan maakten we er een leuke dag van. Gingen we naar de markt en dan bleef ik daar eten. Maar nu gaat dat niet meer. Als ik alleen loop zonder steun dan kost dat veel moeite. Ik vind dat ze voor mensen die geen vervoer hebben iets voordeligs zouden kunnen regelen. Ontmoetingen met mensen, dat is toch echt héél belangrijk voor mij. Bijvoorbeeld mijn dochter die onverwachts aankomt. En mijn kleindochter natuurlijk. En mijn zus, die komt elke dag even kijken. Mijn andere zusje werkt, die brengt regelmatig een boodschapje, omdat ik aan het minimum van inkomen zit. Dat betekent heel veel voor mij.
6
Dialoogvragen Gerda 1 - Wat betekent het voor jou om met buurtgenoten een praatje te maken? 2 – Wat zou een buurtontmoetingspunt aan Gerda kunnen bieden en andersom? 3 – Welk aanbod van activiteiten is er in je eigen omgeving te vinden? 4 - Op welke manier zou Gerda (samen met haar omgeving) vervoer kunnen organiseren? 5 - Op welke manier zou je de mensen die thuis ‘zitten te niksen’, zoals Gerda zegt, kunnen betrekken in een buurtontmoetingspunt?
Je kunt ook eigen dialoogvragen maken Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe. Verdiepingsvragen over wederkerigheid in relaties Gerda vertelt over haar relaties in de buurt. Uit onderzoek (Hortulanus, Machielse & Meeuwesen, 2000) is gebleken dat wederkerigheid een belangrijke voorwaarde is voor een goed functionerend sociaal netwerk.
6 - Welke kwaliteiten heb jij buurtgenoten te bieden?
7- Welke kwaliteiten herken je in je buurtgenoten?
Kennisbron Hortulanus, R. Machielse, A. & L. Meeuwesen. (2000). Eenzame naasten. In: Wie is mijn naaste? Het
Sociaal Debat, deel 2. Den Haag: Elsevier. Pp. 53-67.
7
Uit: Heessels, M., Janssen, J., Kivits, J., Boer, A. de, Biene, M. van, (2013). De kracht van buurtontmoeting. Ondersteuning voor en door buurtbewoners. Nijmegen: HAN. 3 Elkaar een beetje helpen, zo hoort dat - Frank Het hele flatblok heeft contact met elkaar. Wij wonen in een buurt die in principe bewoond is door verschillende generaties. Het bevalt mij prima. We hebben contact met de hele buurt. We kennen ze niet allemaal bij naam hoor, maar we behandelen elkaar wel met respect. Sommige mensen komen hier op de koffie. Als er wat is, help ik mensen graag. Ik zou ook graag willen dat er iemand voor mij klaarstaat als er wat is. Elkaar een beetje helpen, zo hoort dat. Hierachter woont iemand uit Italië. Hoe ze hier gekomen is weet ik niet. Ze kan eigenlijk totaal geen Engels of Nederlands. Ze zat deze winter met de verwarming in de knoop. Dus die heb ik op gang geholpen. De buurvrouw verderop heeft een kledingwinkel en op de hoek woont iemand die een zaak heeft in gereedschappen. Dus eigenlijk weet ik heel veel van de mensen die hier omheen wonen. We houden met z’n allen alles goed in de gaten. Met al die diefstallen moet dat ook. Maar je moet wel toenadering zoeken, het is niet zo dat iedereen naar jou toekomt. Als je hulp nodig hebt wel, dan doen ze dat wel. Die jongen verderop heeft wel eens gereedschap nodig dat heb ik dan wel in huis. Maar je moet zelf het initiatief nemen. Ik kom uit een dorp en daar is het heel normaal dat iedereen elkaar goedendag zegt. Zelfs als ik nu nog het dorp in rijd, word ik goedendag gezwaaid. Een hoop mensen kennen mij hier wel van gezicht. Maar ik zal niet zeggen dat de hele stad hier naar elkaar loopt de zwaaien. Nee, dat is er niet bij. Qua ontmoeting heb ik op het moment genoeg. Het is wel iets wat ik de afgelopen jaren gemist heb. Maar wat ik zoek is meer aan tafel, discussies, gezamenlijk praten. Waarover maakt niet uit eigenlijk. Ik ben een nieuwe zaak aan het opzetten, maar dat loopt niet zo’n vaart. Eigenlijk zou ik wel meer contact willen met mensen. Het laatste wat ik gedaan heb is een winkel. Dan praatte je met iedereen die binnenkwam. Dat heb ik de laatste jaren wel gemist. Door omstandigheden moest ik de winkel verkopen. En dan doe je ineens niet meer mee. Als je thuis zit ben je snel van je vrienden af. Dat heb ik zelf meegemaakt. Op een gegeven moment hoor je er niet meer bij. Als er ergens iets georganiseerd wordt wat geld kost, hoef je je eigen ook niet aan te melden want dat kost geld dat je niet hebt. Dan doe je dus niet mee, dan verlies je daar sociaal contact mee. Daar is moeilijk mee om te gaan. Nou goed, wij proberen het via ons eigen pakkie-an op te lossen. Het is niet zo dat wij hulp vragen. Dat is ook weer zoiets. De meeste mensen vragen geen hulp. De mensen die het nodig hebben, die vragen het niet.
8
Dialoogvragen Frank 1 – Frank benoemt dat mensen niet vanzelf naar je toe komen in het flatblok. Hoe zit dat in jouw buurt? 2 - Wat betekent ontmoeting voor Frank?
3 – Wat gebeurde er met Frank nadat hij stopte met werken?
4 - Hoe zou het komen dat Frank het lastig vindt hulp te vragen aan anderen? 5 - Hoe zorg je er voor dat geld geen drempel is in een buurtontmoetingspunt? Je kunt ook eigen dialoogvragen maken Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe. Verdiepingsvragen over vraagverlegenheid Uit onderzoek van Linders (2009) blijkt dat mensen die bereid zijn te helpen, hun hulp niet zomaar aan relatief onbekende anderen durven aan te bieden (handelingsverlegenheid). De ander zal dus moeten vragen om hulp. Echter, mensen schromen om hulp te vragen (vraag-verlegenheid). Op de website sociaal werk in de wijk vind je een heel aantal tips om om te gaan met buurthulp en vraagverlegenheid.
6 - Waar komt het taboe op hulpvragen vandaan volgens jou?
7 - Welke tips van de website sociaal werk in de wijk over gelijkwaardige hulp zijn bruikbaar voor het buurtontmoetingspunt?
Kennisbronnen Buurthulp en vraagverlegenheid: http://www.sociaalwerkindewijk.nl/sites/default/files/docs/SWW_Leaflet_vraagverlegenheid.pdf http://www.sociaalwerkindewijk.nl/leaflets beiden geraadpleegd op 09/07/2013.
Linders, L. (2009). De betekenis van nabijheid. Een onderzoek naar informele zorg in een volksbuurt. Den Haag: Sdu Uitgevers.
9
Uit: Heessels, M., Janssen, J., Kivits, J., Boer, A. de, Biene, M. van, (2013). De kracht van buurtontmoeting. Ondersteuning voor en door buurtbewoners. Nijmegen: HAN. 4 Ik heb niet veel nodig, ik voel me prima op mezelf – Theodoor Ik ben 83 jaar en woon hier al mijn hele leven. Het is een rustig dorp, veel meer is er eigenlijk niet over te zeggen. Het dorp verandert de laatste jaren. Het is 50% import hè. En ouwe mensen zakken af hier. De kinderen moeten eruit, want die hebben hier niks te doen. Die moeten werken. De ene gaat naar Nijmegen en de ander naar Arnhem en zo verliezen we ze allemaal. Alles trekt naar het grotere dorp verderop. De mensen, het vervoer, alles. Je bent eigenlijk op de taxi’s aangewezen. Er zijn wel andere mensen met wie ik mee kan rijden, eventueel, maar die wil ik eigenlijk niet lastigvallen. Ik heb zelf geen auto, maar de regiotaxi is gemakkelijk te bestellen. Maar ik hoef niet ver te gaan, daar zie ik niks meer in. Ik ga niet naar de familie toe wat niet nodig is. Diegenen die een taxiabonnement hebben kunnen zich goed redden. Maar er zijn ook een hoop oude mensen die zo’n abonnement niet zomaar krijgen van de gemeente. Ik heb het toen gekregen omdat ik niet meer kon fietsen. Zo heb ik een scooter gekregen van de gemeente. Ik heb een douche gekregen helemaal kant en klaar gemaakt. Ze kwamen kijken hier en dan krijg je het gemaakt. Sociale activiteiten in het dorp daar doe ik niet veel aan mee. Rondrijden een beetje, dat wel. En koffie met de buurman altijd ’s maandags, en dan is de week weer vol. En met anderen in de buurt, dat doe ik drie keer in de week om 11 uur met dezelfde mensen die allemaal van mijn leeftijd zijn. Voor het grootste deel ken ik die van vroeger. Dan hebben we het gewoon over dagelijkse dingen. Ik zit niet meer bij een club of vereniging. De mensen die ik spreek ken ik voornamelijk toch van vroeger. Verder zit ik veel in de schuur op mijn stoel op de uitkijk. Dan komt die of die ineens binnen. Het is mooi dat ik overdag nog contact heb met mensen. Vooral voor de gezelligheid. Nou en dan is de dag weer voorbij. Ik heb niet veel nodig. Ik red me wel. Gewoon thuis zijn, koffie drinken. Dat is een beetje wat ik doe. Ik kan dit dorp niet missen. Ze zeggen tegen mij ook wel eens: ‘Ga eens naar hier of daar, daar is meer te doen en alles.’ Ik ben hier geboren en ik wil hier sterven ook. Dat is het belangrijkste wat ik te zeggen heb.
10
Dialoogvragen Theodoor 1 – Wat onderneemt Theodoor om zijn dagen te vullen?
2 – Welke activiteiten doe je zelf in een gemiddelde week?
3 – Hoe merkt Theodoor dat het dorp aan het veranderen is?
4 – Hoe kan worden voorkomen dat ‘alles naar het grotere dorp verderop trekt’ in de woorden van Theodoor?
5 – Op welke manier kun je verschillende groepen mensen aan het buurtontmoetingspunt binden (bijv. ouderen en jongeren)?
Je kunt ook eigen dialoogvragen maken Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe. Verdiepingsvraag over demografische krimp In een snel groeiend aantal regio’s in Nederland is sprake van een krimpende bevolkingsomvang, doordat er meer mensen uit een gebied trekken dan er binnen komen (vertrekoverschot) (Hospers & Reverda, 2012).
6 - Op welke manier speelt krimp en bevolkingsgroei in jouw omgeving?
7 - Welke kansen biedt demografische krimp voor buurtontmoeting?
Kennisbronnen Rijksoverheid (2013). Oorzaken en gevolgen bevolkingskrimp, http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bevolkingskrimp/oorzaken-en-gevolgen-bevolkingskrimp ,geraadpleegd op 18/08/2013
Hospers, G.J. & Reverda, N. (2012). Krimp, het nieuwe denken. Bevolkingsdaling in theorie en praktijk. Boom Lemma: Den Haag.
11
Uit: Heessels, M., Janssen, J., Kivits, J., Boer, A. de, Biene, M. van, (2013). De kracht van buurtontmoeting. Ondersteuning voor en door buurtbewoners. Nijmegen: HAN. 5 Het meeste probeer ik zelf op te lossen - Andrea Ik woon landelijk, rustig en met uitzicht. Dat is heerlijk. We moeten helaas weg, we kunnen het onderhoud niet meer aan. Dat is heel jammer. Ik krijg wel hulp van mijn kleinzoon. Daar krijgt hij dan een kleinigheidje voor. Dat scheelt een stuk, want mijn man en ik kunnen het lichamelijk slecht aan. Er staat nog steeds heel veel in bloei in de tuin, maar ik kan er bijna niks aan doen. Toen mijn man in het ziekenhuis lag heeft de buurman de heg gesnoeid en onkruid weggehaald, dus als er echt iets is kan je hier in het dorp op elkaar bouwen. We hebben veel contact met de buurt. Niet dat we constant bij elkaar over de vloer lopen, maar als we buiten zijn, praten we en we drinken af en toe een keer koffie. Deze buren zien we iedere week bijvoorbeeld, omdat zij boodschappen voor ons meebrengen. Bij de mensen die ik ken, kan ik in ieder geval terecht. We hebben een appartement gekocht in de buurt. Het voordeel is dat we daar minder dingen moeten. Je krijgt thuiszorg en hulp op huishoudelijk gebied. Maar hier kan je buiten zitten. Daar krijg je een klein balkonnetje. We hebben vijf kinderen, allemaal met aanhang. Ze helpen ook, maar je kunt niet wekelijks op ze rekenen. Ze hebben hun eigen gezin en hun eigen werk. Het is tegenwoordig niet zo simpel. Als ik ergens helemaal niet uitkom, vraag ik het aan de kinderen. Maar ik doe het liever niet, omdat ik weet dat ze druk zijn. De afgelopen periode ook toen ik uit het ziekenhuis kwam. Ze zeggen: als er iets is: zeg het dan. Maar dat vind ik best moeilijk naar de kinderen. Ik vind het sowieso moeilijk. Ik moet proberen niet altijd bij de pakken neer te gaan zitten. Toch dingen proberen te doen. Zelfs leuke dingen zijn dan moeilijk. Ik heb ervaren dat je heel gauw in een isolement zit. Vroeger werkte ik als caissière, maar ik verloor mijn baan omdat ik het fysiek niet meer aan kon. Ik zat in een diepe put. Ik voelde me zo rot dat ik juist in de drukste periode was weggegaan, ik had het gevoel dat ik hun in de steek liet. Toen heb ik wel een paar jaar gehad dat ik bijna de deur niet uit ging. Ik voelde me zo lamlendig. Toen ben ik gaan zoeken naar een oplossing. De dokter zei: daar moet je niet zo zwaar aan tillen, je moet gewoon doorgaan. Maar ja, hij had lekker praten. Achteraf denk ik, had hij gelijk. Dan had ik aan het arbeidsproces deel kunnen blijven nemen. Dat was beter geweest. Iedereen is wel eens ziek.
12
Dialoogvragen Andrea 1 - Andrea zegt: ‘Als er echt iets is kan je hier in het dorp op elkaar bouwen.’ Naar wie ga je in je eigen omgeving als je hulp nodig hebt?
2 – Hoe gaat Andrea om met de lichamelijke beperkingen van haarzelf en haar man bij het doen van de taken in en rondom haar huis?
3 – Wat voelt Andrea als ze anderen moet vragen om haar te helpen?
4 – Andrea zegt dat ze beter door had kunnen gaan met haar werk als caissière, omdat ze dan aan het arbeidsproces deel had kunnen blijven nemen. Wat betekent arbeidsparticipatie voor jou?
5 - Wat kunnen mensen in de situatie van Andrea voor een buurtontmoetingspunt betekenen?
Je kunt ook eigen dialoogvragen maken Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe.
Verdiepingsvragen over eigen kracht 6 - Wat houdt het voor jou in om in ´je eigen kracht te staan´? 7 – In het filmpje van de eigen Kracht centrale worden mensen geïnterviewd over de hulp van vrienden en familie. Op welk moment in jouw leven maakten familie en/of vrienden het verschil waardoor je jezelf meer zelfredzaam voelde? Kennisbronnen Filmpje Eigen kracht doe je samen van de Eigenkracht centrale: http://www.youtube.com/watch?v=C94XpSCkMdQ geraadpleegd op 24/06/2013. Kennisbron 4.1 Bakens Welzijn Nieuwe Stijl
13
Uit: Heessels, M., Janssen, J., Kivits, J., Boer, A. de, Biene, M. van, (2013). De kracht van buurtontmoeting. Ondersteuning voor en door buurtbewoners. Nijmegen: HAN. 6 In het buurtontmoetingspunt komt iedereen samen - Hettie Elke keer als ik hier niet heen kan, vind ik een straf. Wij vinden het hier echt toegevoegde waarde hebben. Gezellig praten met elkaar en mensen ontmoeten die je niet dagelijks tegenkomt. Dat is leuk aan al die contacten. Praten met elkaar, gezelligheid, drinken, nieuwe mensen ontmoeten of gewoon alleen maar rondkoekeloeren. Ik ga vast op dinsdagochtend hierheen. Ik zat ook bij de vrouwenvereniging, maar daar ben ik weggegaan. Te veel verplichtingen. Dat is hier minder. Vorige week was ik er niet en ik miste de gezelligheid. De saamhorigheid. Ik denk dat dat een goed woord is. Dat moeten we aanmoedigen, terwijl dat is eigenlijk helemaal niet nodig want hier ligt dat min of meer van nature klaar. Ik vind ook dat er hier een enorme gelijkwaardigheid is. We kijken niet naar elkaar van: ‘oh die is vreemd’ of ‘dat is een echte dorpeling’. We hebben respect voor elkaar, dat is heel belangrijk. Hier kom je soms mensen tegen die je al in jaren niet hebt gezien en ze wonen in hetzelfde dorp! Ik ben alleenstaand en mijn kinderen zijn al de deur uit. Daardoor deel je toch minder. Het steunen aan alleenstaanden, ja, dat vind ik echt een heel sterk punt van deze ontmoetingsplek. Ik ben een tijd geleden weer naar het dorp verhuisd omdat je in het buitengebied niemand tegen komt. Nu kom je elkaar weer tegen bij de Spar. Als je mensen zo weinig ziet en je komt ze weer tegen, dat is hartstikke leuk. Als we hier in het ontmoetingspunt zijn kletsen we lekker met elkaar. Ook verhalen die je normaal nooit hoort. Er worden ook dingetjes georganiseerd zoals informatie over de belastingaangifte. Of aanstaande dinsdag, dan komt er bijvoorbeeld een notaris uitleg geven over het testament. En met kerst was hier een schooljuffrouw van dertig jaar geleden, kan je het geloven! Samen herinneringen ophalen, dat was geweldig. We doen het hier zo dat het de ene week thema is en de andere zonder enige verplichting. Je kan ook zelf aangeven waar je het over wilt hebben, dan kijken we of we iets kunnen organiseren. Buiten het buurtontmoetingspunt spreken sommigen hier ook wat af. Ik doe dat zelf niet, ik ben op dinsdagochtend standaard hier, maar verder zie ik deze mensen niet. Eén mevrouw is wel een goede vriendin geworden. De jongeren die komen hier niet. Die kun je ook niet dwingen, want die hebben hun eigen dingen te doen overdag. Mensen hier hebben de leeftijd vanaf de 40 en hoger. Ik ga meestal bij mensen van mijn eigen leeftijd zitten. Sommigen komen dan weer alleen voor het kaarten. Dat er groepjesvorming is vind ik niet erg. Daar kun je volgens mij ook niet zoveel aan veranderen.
14
Dialoogvragen Hettie 1 – Op welke manier steunt het buurtontmoetingspunt alleenstaanden?
2 – Wat waardeer jij in ontmoeting met andere mensen?
3 – Hettie noemt dat ze aan het ontmoetingspunt waardeert dat je er jezelf kan zijn: “praten met elkaar, gezelligheid, drinken, nieuwe mensen ontmoeten of alleen maar koekeloeren”. Wat zou jij fijn vinden om in een buurtontmoetingspunt te doen? Je kunt ook eigen dialoogvragen maken Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe.
Verdiepingsvragen sociale netwerken
Sociale netwerken zijn een belangrijke drager van de levenskwaliteit van mensen (Steyaert en Kwekkeboom, 2012). In het Youtube-filmpje over VenloDroom wordt beschreven hoe sociale netwerken worden gebruikt om mensen meer zelfredzaam te maken en om vrienden- en burendiensten te organiseren.
4 - Hoe zetten buurtbewoners zich samen in voor de buurt in Venlo? 5 - Welke elementen van deze werkwijze zijn bruikbaar voor het buurtontmoetingspunt? Kennisbronnen Venlodroom, aflevering 2: https://www.youtube.com/watch?v=cZHAw__nJaM Geraadpleegd op 24/06/2013. Steyaert, J., & Kwekkeboom, R. (2012), De zorgkracht van sociale netwerken, Utrecht: Movisie. Zie ook: http://www.wmowerkplaatsen.nl/wmowerkplaatsen/docs/De_zorgkracht_van_sociale_netwerken.pdf geraadpleegd op 24/06/2013.
15
Uit: Heessels, M., Janssen, J., Kivits, J., Boer, A. de, Biene, M. van, (2013). De kracht van buurtontmoeting. Ondersteuning voor en door buurtbewoners. Nijmegen: HAN. 7 Er is geen moeten bij - Hendrik Wat er zo belangrijk is aan het buurtontmoetingspunt? Nou, dat klinkt heel normaal, maar eigenlijk gewoon een kopje koffie en met elkaar praten. En nadenken over wat we allemaal kunnen doen om het ontmoetingspunt in stand te houden. Ja, daar komen we ook wel voor, want het is een goed initiatief en alle onderwerpen komen aan de orde. Ik kan met iemand over het religieuze praten. Met iemand anders misschien over het weer of over een goeie film. Voor iedereen geldt dat hij zomaar binnen moet kunnen lopen om even gezellig met elkaar te kletsen. Het moet ongedwongen en vrij zijn, dat vinden we belangrijk. Eenieder mag z’n zegje doen over een bepaald onderwerp. Allerlei onderwerpen worden besproken. Daar proberen de actieve mensen wel een beetje lijn in te krijgen. Als je het graag over computers wilt hebben, dan gaan we dat gewoon een keer proberen. Praten kan over alles. We zijn allemaal fantasierijk, maar het is soms wel moeilijk om elke keer iets te verzinnen. We hebben een spelletjesavond gehad, die was leuk. Of een potje kaarten, daar heb ik me goed vermaakt. Er zitten hier mensen die heel actief zijn kerkelijk en gelovig en er zitten hier mensen die daartegen aan schoppen bij wijze van spreken. Het is voor iedereen en alle mensen. Die ergens mee zitten of die het moeilijk hebben. We proberen vol liefde met elkaar om te gaan. Daar kan ik kracht uit putten, daar word ik blij van. Dat lukt goed ja, daar ben ik niet moeilijk in hoor, dat kan net zo goed met die en met die en met die. Het is geweldig dat hier van alle gezindten of van alle kerken de mensen zo door elkaar zit. Dat is het voordeel van een open ontmoetingsplek. Alles zit hier door elkaar heen, het is echt voor iedereen. Alle mensen, voor iedereen. Ook van jong tot oud. Het is net alsof de deur op deze ontmoetingsplek, alsof de drempel die d’r wel vaak is, alsof die hier gewoon niet is. Daar is het ook een ontmoetingsplek voor. Het is ook heel ongedwongen, van ja hoe gaat het met je? Kan ik wat voor je doen? Vertel eens wat je gedaan hebt deze week? Soms komt er een heleboel verdriet boven en dan ga je even apart zitten. Er komen allerlei verschillende mensen maakt niet uit hoe ze eruit zien, dat maakt het verrassend. En je hoeft niet ergens over te praten als je dat niet wilt. Het is helemaal niet zo dat je alleen maar moet, soms is dat ook gewoon alleen maar van, hee joh leuk dat je naast me zit. En soms komt er zo wat uit rollen. Er is geen moeten bij. Ik probeer ook altijd open te staan, van wie komt er binnen en hoe gaat het nou écht met je.
16
Dialoogvragen Hendrik 1 – Wat betekent een kopje koffie en praten in het buurtontmoetingspunt voor Hendrik?
2 - Waar merkt Hendrik aan dat de drempel er bij het buurtontmoetingspunt niet is?
3 - Wat onderscheidt een buurtontmoetingspunt van andere initiatieven zoals een sportvereniging of kerkelijke activiteiten?
4 – Op welke manier zorg je voor blijvende inbreng van bezoekers? Je kunt ook eigen dialoogvragen maken Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe.
Verdiepingsvragen over zorg in de buurt In Elsendorp hebben buurtbewoners zelf de organisatie van zorg en welzijn in het dorp op zich genomen. Elsendorp is een inspirerend voorbeeld van de manier waarop burgers de regie in eigen handen kunnen nemen.
5 - Wat onderscheidt de zorg in Elsendorp?
6 - Wat doet het met mensen als niet elke dag een ander komt voor de verpleging thuis?
7 – Op welke manier wordt er in Elsendorp gebruik gemaakt van het sociale netwerk om de leefbaarheid in het dorp te vergroten?
8 – Welke elementen van de werkwijze in Elsendorp zijn bruikbaar voor jullie?
Kennisbron Elsendorp, zorg van om de hoek: http://brandpunt.kro.nl/seizoenen/seizoen_2012/afleveringen/23-092012/fragmenten/elsendorp_-_zorg_van_om_de_hoek geraadpleegd op 24/06/2013.
17
Uit: Erp, M. & Biene, M. van, (z.j.). Cultuursensitieve professionals overbruggen een wereld van verschil. Nijmegen: HAN. 8 De schuldenproblematiek van Seif Een ontmoeting met Seif… Een man van Irakese afkomst, Seif geheten, heeft een grote huurschuld en zal over enkele dagen uit zijn flat worden gezet. Hij dreigt zichzelf en zijn woning in brand te steken als dat gebeurt. Veel mensen maken zich zorgen om Seif. De woningbouwvereniging, de gemeente, de wijkagent, de regionale instelling voor begeleiding bij wonen, dagbesteding en werk voor mensen met een ernstige psychiatrische aandoening en de schuldhulpverlening van de gemeente zijn allen bij de situatie betrokken. Een welzijnsinstelling biedt de cliënt hulp aan bij zijn administratie. Het lukt niet om in contact te komen met Seif. De woningbouwvereniging en de gemeente geven de opdracht om met de crisisdienst van de organisatie voor geestelijke gezondheidszorg (GGZ) een crisisplan op te stellen. Mocht deze man gevaarlijk worden voor zichzelf of zijn omgeving, dan kan middels de spoedprocedure inbewaringstelling (IBS) tot een gedwongen opname worden overgegaan. Ik neem me voor om de cliënt eerst te bellen. Hij neemt op en ik stel me voor. Ik heb uitgelegd dat er mensen zijn die zich zorgen om hem maken en dat ik gevraagd ben om te kijken wat ik voor hem kan doen. Seif is niet afhoudend en we maken een afspraak voor de volgende dag, zaterdag 13 augustus. Ik kom die zaterdag om 12 uur binnen. We raken aan de praat. De gordijnen zijn dicht en Seif geeft aan niet de straat op te gaan als het niet hoeft. Het is al lang geleden dat hij voor het laatst gelachen heeft. Hij vertelt veel te piekeren en zeer slecht te slapen. Al zijn spullen liggen verspreid in de woonkamer. Er brandt een kaarsje voor een foto van een vrouw. De vrouw op de foto blijkt zijn vriendin te zijn die vier jaar geleden is overleden. Sindsdien zijn problemen op verschillende levensdomeinen begonnen. Hij geeft aan dat enkel de kleren en foto’s van zijn overleden vriendin voor hem nog waarde hebben. Hij heeft alles van haar bewaard. Seif komt al snel met zijn post aan. Hij begrijpt niet waarom hij steeds maar moet betalen. Hij heeft op afgelopen maand 5200 euro betaald voor de huur en deze maand nog eens 4000 euro. De kosten van de huur zijn 700 euro per maand. Hij krijgt een uitkering van 870 euro. Zorgtoeslag of huurtoeslag lijken niet te zijn aangevraagd. Zijn financiën zijn ook voor mij een onoverzichtelijke chaos. Om zijn schulden af te kunnen betalen leent hij geld van kennissen die daardoor inmiddels ook in de financiële problemen zijn gekomen.
18
Als ik Seif vertel dat ik hem kom helpen bij de verhuizing en hem voorstel om bij de supermarkt alvast wat dozen te halen om spulletjes in te pakken, vertelt Seif dat het hem allemaal niet zoveel meer uitmaakt. Hij heeft gedachtes om zijn woning in de brand te steken met zichzelf erbij. Als de brand bij de voordeur begint, komt hij niet van de flat af en zal hij automatisch mee verbranden legt hij uit. Hij heeft er duidelijk over nagedacht. Ik geef aan dat hij me moet beloven dat niet te doen. Ik kan de ontruiming niet meer voorkomen, maar beloof hem dat het leven wel weer zonniger kan worden voor hem en dat ik denk dat hij met wat hulp veel van zijn problemen achter zich kan laten. Maar als hij domme dingen gaat doen, dan kan ik niets meer voor hem doen. Betrokkene belooft me dat hij niet aan zijn gedachtes toe zal geven. Op mijn beurt beloof ik dat ik dan mijn best voor hem ga doen. Ik realiseer me dat het belangrijk is om te werken volgens de principes van de presentietheorie. Seif komt nergens aan toe. Het ontbreekt hem aan energie om zijn spullen in te pakken. Ik bied aan om mee te gaan naar een afspraak bij de schuldhulpverlening. Dat wil hij graag. Seif heeft van het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) een voorbeeldformulier gekregen met uitleg hoe het statusformulier voor de uitkering ingevuld moet worden. Hij begrijpt het niet. Het Arabisch schrift kan hij wel lezen, maar hij heeft nooit Nederlandse taalles gehad en de taal op straat geleerd. Hij heeft dus nooit Nederlands leren lezen. Er zijn nogal wat hulpverleners betrokken bij deze man, maar niets lijkt van de grond te komen. Via vele telefoontjes probeer ik te achterhalen wat de verschillende instanties hebben afgesproken met de cliënt. Helaas kan ik geen concrete afspraken achterhalen, behalve dat de ontruiming door de woningbouwvereniging door gaat. Uiteindelijk heb ik Seif kunnen bewegen om zelf zijn flat te ontruimen. Dat scheelt kosten, want dan hoeft de deurwaarder dit niet te doen. Hij belt me regelmatig met vragen. Ik houd contact met de woningbouwvereniging en de wijkagent. Uiteindelijk trekt hij bij zijn jongere broer in. Hij schaamt zich hiervoor. Ik geef aan dat hij heel veel pech had gehad in zijn leven en dat hij heel veel heeft meegemaakt. Ik vind dat hij trots mag zijn dat hij zijn hoofd nog steeds boven water weet te houden en dat zeg ik hem. We maken een afspraak om de volgende dag bij de welzijnsinstelling een postadres te regelen. Zoals afgesproken ontmoeten we elkaar om 11.00 uur. De volgende dag wacht Seif me al op bij de welzijnsinstelling om het contract te ondertekenen. We drinken een kop koffie op een terrasje en bespreken zijn situatie. Het zonnetje schijnt. Hij vertelt me dat dit de eerste keer sinds lange tijd is dat hij de warmte van de zon voelt. Hij lijkt opgelucht dat de problemen rondom de flat achter de rug zijn. Een crisisplan dat de verschillende instanties wensten, heb ik uiteindelijk niet gemaakt. Het leek me niet nodig en er was ook onvoldoende urgentie om indruk mee te maken bij de GGZ. Het valt op dat verschillende instanties erg blij zijn met mijn betrokkenheid. Ikzelf ben daarentegen niet blij met het feit dat
19
de verantwoording voor eventuele ongelukken bij mij wordt neergelegd. Er is namelijk geen zorgcontract en feitelijk ga ik zonder indicatie of afspraken vooraf aan het werk. We spreken twee of drie keer per week af en ik blijf Seif trouw dezelfde aandacht geven als die hij in crisistijd van mij kreeg. Stilstand betekent bijna altijd achteruitgang, dus we blijven aan het werk. Wijzigingen worden doorgegeven aan de uitkeringsinstantie en de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA). We nemen contact op met de schuldeisers in een poging de schulden te stabiliseren. De laatste meterstanden worden doorgegeven aan de nutsbedrijven en telefoon en aansluitingen voor internet worden stopgezet. We maken kennis met een bewindvoerder en ik heb een psychologisch onderzoek aangevraagd om te bekijken of betrokkene recht heeft op een indicatie vanuit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten(AWBZ). Ik probeer hem uitleg te geven over rouwprocessen en trauma’s en hoe die ertoe kunnen leiden dat iemand geen plezier meer heeft in het leven en dus met de gordijnen dicht binnen blijft. Uiteindelijk wordt Seif opnieuw door de huisarts met depressieve klachten doorverwezen naar de GGZ voor diagnostiek en behandeling. Seif was daar eerder geweest, maar na de intake gestopt omdat hij het gevoel had uitgelachen te worden. Er werden zulke vreemde vragen aan hem gesteld. Ditmaal wordt tijdens de intake het culturele interview toegepast en maakt de Cultural Formulation of Diagnosis duidelijk dat onder de depressie een oorlogstrauma en gestagneerd rouwproces ligt. De conclusie van specialisten van het centrum voor psychotherapie is dat betrokkene wel gemotiveerd is. Het advies is om rust en structuur in het leven aan te brengen en zo het rouwproces op gang te brengen. Een instelling voor zorg- en dienstverlening voor mensen met een verstandelijke beperking biedt een woonplek en dagstructuur aan, de GGZ biedt behandeling. De positieve lijn wordt geconsolideerd. Schuldeisers blijven op een afstand en het beslag op de uitkering is opgeschort door de woningbouwvereniging. Een indicatie voor zorg met verblijf wordt afgegeven en Seif is op een woonvoorziening komen wonen. Dagbesteding is gestart en daarna kan de behandeling gestart worden bij een centrum voor psychotherapie. De verwachting is dat deze behandeling een jaar in beslag zal nemen en dat Seif aan het einde daarvan voldoende hersteld zal zijn om weer zelfstandig te kunnen wonen, wel met bewindvoering en ambulante ondersteuning om terugval te voorkomen. Het is ook te verwachten dat Seif in de toekomst weer zijn eigen geld zal kunnen verdienen.
20
Dialoogvragen Seif Dialoogvragen TOPOI 1 - Welke signalen wijzen erop dat een cliënt de taal niet goed spreekt? 2.- Hoe stem jij als hulpverlener jouw taalgebruik af op dat van anderstalige of laaggeletterde cliënten? 3 - Welke personen zijn voor Seif van grote betekenis? 4 - Hoe omschrijf jij de band die Seif heeft met zijn overleden vriendin? 5 - Wat is de rol van de instanties die bij de situatie van Seif zijn betrokken? 6 - Welke procedures doorloopt de hulpverlener om Seif te ondersteunen bij de oplossing van zijn problemen? 7 - Hoe heeft Seif zijn leefomgeving ingericht? Dialoogvragen WNS en thema: schuldenproblematiek 1 - Welke achterliggende vragen kunnen met behulp van het culturele interview worden opgespoord? 2 - Hoe stimuleert de werker de eigen kracht van Seif? 3 - Welke ondersteuning is gevraagd vanuit het sociale netwerk van Seif? 4 - Hoe wordt de urgentie van de problematische situatie van Seif opgepakt? 5 - Welke ondersteuning kunnen professionals en vrijwilligers bieden aan cliënten met financiële problemen? 6 - Welke collectieve ondersteuningsarrangementen kun jij bedenken voor mensen met problematische schulden zoals Seif? Wanneer is individuele ondersteuning nodig? 7 - Welke problemen van Seif worden in samenhang aangepakt? 8 - In Welke regelruimte benut de professional om Seif te ondersteunen? 9 - Welke competenties hoeverre is er sprake van een haalbare mix van korte en lange termijn afspraken? (= kennis, vaardigheden, gedrag) gericht op schuldhulpverlening zet de professional in?ldhulpverlening zet Standaard dialoogvragen Kwaliteit van leven en presentie 1 - Welke levensdomeinen komen in beeld bij het lezen van dit verhaal? 2 - Welke aspecten van de presentietheorie herken je in dit verhaal? Maak eigen dialoogvragen op basis van onderstaande kennisbronnen en internetinformatie. Een dialoogvraag begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe
21
Kennisbron 7, 10, 12, 13, 14, 15
Websites: http://www.youtube.com/watch?v=NX2BJD5XE98 http://www.youtube.com/watch?v=dfqLSvWXNBA http://www.nicis.nl/Wat_doen_wij/Verspreiding/Nicis_TV/Armoedebestrijding/Gemeente_Haarlem_Form ulierenbrigade
22
Uit: Erp, M. & Biene, M. van, (z.j.). Cultuursensitieve professionals overbruggen een wereld van verschil. Nijmegen: HAN. 9 Samih wordt achtervolgd door PTSS Een ontmoeting met Samih… Mijn collega komt op straat ex-cliënt Samih tegen. Hij is deze man al weer ruim een jaar uit het oog verloren. Samih loopt moeilijk en lijkt pijn te lijden. Hij heeft een plastic tasje met wat papieren bij zich en lijkt verder zonder duidelijk doel door de stad te lopen. Mijn collega neemt hem mee naar de welzijnsinstelling en stelt de cliënt aan mij voor. Het blijkt om een ongeveer 45-jarige man van Palestijnse afkomst te gaan die in Nederland voor bepaalde tijd asiel heeft. Zijn verblijfsvergunning zal over een paar maanden verlopen. Ik besluit hem te helpen deze te verlengen. Samih komt op me over als een opgejaagd dier. Hij durft bijna niet te gaan slapen en zwerft liever hele nachten over straat. Zijn hele lichaam is gespannen en zijn bewegingen zijn schokkend. Hij vertelt me dat hij een hernia heeft, waardoor hij veel last heeft van pijn in zijn rug. De huisarts heeft hem doorverwezen naar een fysiotherapeut, maar Samih weet niet of hij verzekerd is. De pijnstillers die de huisarts hem heeft gegeven mag hij alleen innemen na de maaltijd. Hij heeft echter geen geld en al drie dagen niets gegeten. Hij heeft wel een uitkering aangevraagd, maar is nog in afwachting van een beslissing. Ik bel naar het Centrum voor Werk en Inkomen(CWI) en Samih kan een voorschot ophalen van 75 euro. Hij geeft aan dat hij daarvan 50 euro moet betalen aan een man die hem een lege flat aanbiedt waar hij op de betonnen vloer kan slapen. Via VluchtelingenWerk heeft hij een postadres, want op de slaapplek die hij nu heeft mag hij zich niet in laten schrijven. Op mijn vraag of hij nog meer hulp heeft, naast zijn contacten met VluchtelingenWerk laat hij me een afsprakenkaartje zien van de organisatie voor geestelijke gezondheidszorg(GGZ). Zijn laatste afspraak was 4 jaar geleden en die afspraak had hij gemist. Met al zijn bezittingen in een plastic tasje heeft hij al die tijd het afsprakenkaartje bewaard, als een soort laatste redmiddel. Ik vertel hem dat ik wel wat voor hem kan doen en dat ik hem zal helpen bij zijn grootste zorgen en problemen. Problemen doen zich voor op meerdere levensdomeinen. We maken een vervolgafspraak. Samih pakt me bij mijn handen en weet niet hoe hij me moet bedanken. De tranen rollen over zijn wangen. Hij is het zwerven en vechten voor een plekje op deze aarde moe. Twee dagen later komt Samih volgens afspraak bij de welzijnsinstelling. Hij vertelt me dat hij in 1967 als kind van Palestijnse ouders geboren is in een vluchtelingenkamp in Libanon. Daar is hij opgegroeid in een situatie van constante (dreiging van) burgeroorlog. Een groot deel van zijn volk is stateloos geworden nadat zij Palestina moesten ontvluchten bij het uitroepen van de Israëlische staat. Op 15 jarige leeftijd heeft betrokkene de invasie van Beiroet door het Israëlische leger meegemaakt. De Palestine Liberation Organization (PLO) was door hen verdreven en kort daarop zijn er slachtingen geweest in de vluchtelingenkampen door christelijke falangisten. Samih woonde destijds met zijn familie in een van deze
23
kampen. Ik luister naar zijn verhaal, maar voel mij niet bekwaam om dit in een eerste contact verder uit te vragen. Ik heb hem laten vertellen. Samih vervolgt. “In de jaren daarna heb ik meegeholpen op een ambulance in Beiroet. In die periode heb ik veel traumatische ervaringen opgedaan. Ikzelf ben onder vuur gekomen en heb vanwege een schotwond nog steeds een stalen plaat in mijn rechter onderbeen. Daar heb ik nog steeds last van. Ik heb veel doden gezien en uiteindelijk heb ik mijn collega’s van de ambulance in Beiroet verloren toen deze door een raket geraakt werden.” Samih heeft behalve herbelevingen en nachtmerries ook veel lichamelijke klachten, een hernia, pijn in zijn been en hij klaagt over kiespijn en maagpijn. Eind jaren ’90 is hij naar Nederland gekomen. Hij is behandeld voor PTSS in een behandel- en expertisecentrum voor mensen met ernstige psychotraumaklachten en in een regionale GGZ-instelling. Daarnaast is hij ambulant ondersteund door een instelling voor begeleid wonen en dagbesteding. Deze vorm van hulpverlening lijkt echter te licht te zijn geweest, want de hulpverleners hebben steeds weer het contact met Samih verloren. Ik neem mij voor om zo snel als mogelijk een plek te zoeken waar hij tot rust kan komen en waar de behoefte en mogelijkheden voor behandeling verder worden onderzocht. Ik neem contact op met de GGZ en spreek met de behandelaar waar de cliënt zijn laatste afspraak had. Deze behandelaar vertelt destijds tijdens de intake de richtlijnen voor het culturele interview te hebben gehanteerd als aanzet voor het opstellen van de Cultural Formulation of Diagnosis. Hij vertelt me dat er 4 jaar geleden een behandeling voor oorlogstrauma is gestart door, maar dat de reisafstand naar het specialistische centrum problemen opleverde. Bovendien moest Samih inburgeren en daarvoor moest hij vaak diezelfde dag op een andere locatie zijn. De EMDR- behandeling (Eye Movement Desensation and Reprocessing) leek wel aan te slaan en er is destijds geprobeerd hiermee verder te gaan in een GGZinstelling in de buurt van de woonplaats van Samih. Twee jaar geleden is hij doorverwezen naar de angstpoli van de GGZ. Nadat Samih in diezelfde tijd na een huurschuld uit zijn huis was gezet is het contact tussen de hulpverlening en Samih gestagneerd. Toen hij verhuisde is ook de ambulante begeleiding overgedragen naar een instelling voor begeleid wonen in zijn nieuwe woonplaats, maar dit is nooit op gang gekomen. Daarna is de hulpverlening Samih kwijtgeraakt. Ik besluit om een afspraak te maken met de huisarts en kan binnen een week terecht. De huisarts blijkt Samih al 15 jaar als patiënt te kennen. We krijgen een schat aan informatie over alle hulpverleningscontacten die er de afgelopen 15 jaar zijn geweest. Hij vertelt dat de hulpverleners van het expertisecentrum voor mensen met een oorlogstrauma onder de indruk waren van zijn bovengemiddelde IQ -score. Vreemd denk ik, zouden er verschillende meetinstrumenten gebruikt zijn om het IQ te testen? Op mij komt Samih niet over als een cliënt met een verstandelijke beperking. Zou de psychiatrische
24
problematiek zo ernstig kunnen zijn, dat een persoon niet veel verder komt in het leven als iemand met een verstandelijke beperking? De spoedindicatie die ik aanvraag leidt er toe dat Samih zes maanden zorg met verblijf krijgt binnen een van de woonvoorzieningen van een zorg- en dienstverleningsinstelling voor mensen met een verstandelijke beperking. Ook daar kan hij binnen een week terecht. In die periode wordt verder onderzoek gedaan naar de problematiek en mogelijkheden voor behandeling. Samih is hier heel blij mee. Hij krijgt een contactpersoon vanuit de woonvoorziening toegewezen die met hem zijn uitkering en verblijfsvergunning regelt. Er wordt een begin gemaakt met het stabiliseren van de schulden en een aanvraag voor bewindvoering gaat de deur uit. Zelf regelt Samih dagbesteding bij een stichting voor daken thuislozen en met ondersteuning van zijn contactpersoon bekijkt hij of hij kan aansluiten bij de dagbesteding van een regionale instelling voor beschermd wonen. De huisarts verwijst Samih opnieuw door voor een intake bij de angstpoli. Hij verwacht positieve resultaten van een behandeling nu er is voorzien in een dagroutine en in de eerste levensbehoeftes. Het streven is om de kwaliteit van bestaan op meerdere levensdomeinen te verhogen. Voor Samih betekent dit dat zijn verblijfsvergunning voor vijf jaar kan worden verlengd en die kan daarna voor onbepaalde tijd opnieuw verlengd worden als betrokkene een geboorteakte kan overleggen. Dit kan uiteindelijk leiden tot een woonplek, gezonde en gevarieerde voeding, een inkomen op basis van zak- en kleedgeld en een hersteld vertrouwen in de hulpverlening. Vanuit een stabielere situatie kunnen hulpverleners zich nu richten op het behandelen van de onderliggende oorzaken van problemen. Het blijft afwachten in hoeverre mensen zoals Samih kunnen genezen van hun psychische problematiek. Als er gefocust wordt op herstel en herstellende hulpverlening zal het leven voor Samih zeker verbeteren. Dialoogvragen Samih Dialoogvragen TOPOI 1. Wat kun jij aflezen uit de lichaamstaal van Samih? 2. In hoeverre kunnen taalproblemen tot vertekening leiden van de uitslag van een IQ-test? 3. Welk beeld heb jij van de traumatische ervaringen waarover Samih vertelt? 4. Welke levensdomeinen worden beïnvloed door de traumatische ervaringen? 5. Wat valt op aan de contacten van Samih met eerdere hulpverleners en instanties? 6. Met welke instanties komt een vluchteling of asielzoeker in aanraking? 7. Wat zijn de kenmerken van PTSS? 8. Wat zijn de kenmerken van de behandelmethode EMDR? 9. Welke competenties gebruikt de hulpverlener als hij Samih tegemoet treedt? 10. Wat heeft de hulpverlener ondernomen om de uitzichtloze situatie van Samih te keren?
25
Dialoogvragen WNS en thema: PTSS en dakloos 1
Welke achterliggende vragen gaan schuil achter het zwervend bestaan van Samih?
2
Welke persoonlijke krachtbronnen boort Samih zelf aan om zijn leven weer op de rit te krijgen?
3
Met welke urgentie wordt de problematische situatie van Samih opgepakt?
4
Wat is het verschil tussen de professionele ondersteuning en vrijwilligere ondersteuning die geboden wordt aan Samih?
5
Hoe kunnen deelnemers aan dagbesteding zelf zorgen voor een zinvolle en nuttige dagbesteding?
6
In hoeverre worden de problemen van Samih tegelijkertijd en in samenhang opgepakt?
7
Naar welke concrete resultaten werkt de hulpverlener toe in samenspraak met Samih?
8
Geef voorbeelden van cultuur specifieke aspecten bij het behandelen van een oorlogstrauma.
Standaard dialoogvragen Kwaliteit van leven en presentie 1
Welke levensdomeinen komen in beeld bij het lezen van dit verhaal?
2
Welke aspecten van de presentietheorie herken je in dit verhaal?
Maak eigen dialoogvragen op basis van onderstaande kennisbronnen en internetinformatie. Een dialoogvraag begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe Kennisbronnen: 12, 13, 14 Websites: http://www.youtube.com/watch?v=_SoosxdVYlkn http://www.youtube.com/watch?v=0VosPfprhmg@feature=related http://www.emdr.nl/index-clienten.html http://www.centrum45.nl/assets/Image/CONT/Z/zp_volwassen_vluchtelingen_copy1.pdf
26
Uit: Erp, M. & Biene, M. van, (z.j.). Cultuursensitieve professionals overbruggen een wereld van verschil. Nijmegen: HAN. 10 Khaled zoekt bescherming en opvang Een ontmoeting met Khaled… Een collega van een welzijnsinstelling vraagt aan mij of ik eens in gesprek wil gaan met een Afghaanse man van 22 jaar en of ik wil kijken of ik hem op weg kan helpen. De man heeft een postadres bij de welzijnsinstelling omdat hij dakloos is. Ik tref een goed verzorgde jongeman aan die zich voorstelt als Khaled en me onmiddellijk vraagt of ik een woonplek voor hem heb. Ik antwoord dat ik geen woningen verhuur, maar dat ik hem misschien wel kan helpen bij het zoeken naar een woonplek. Daarop zegt hij: “Oh, dus je hebt geen woonplek voor me”. Ik leg uit dat ik wel samen met hem naar zijn situatie kan kijken, waarop hij zegt: “Oh, dus je hebt een woning voor me”. Ik heb nogmaals geprobeerd uit te leggen wie ik ben en wat ik kan doen, waarop hij concludeert dat ik geen woning voor hem heb. Khaled begrijpt heel weinig, hij heeft een lage score op de IQ -test, dus ik ben maar eens verder gegaan met wat praktische vragen. Op de vraag of hij een inkomen heeft, vertelt hij me dat hij een Wajonguitkering heeft. Een alleenstaande, goed verzorgde, maar dakloze Afghaanse jongen van 22 jaar met een Wajong uitkering en geen hulpverleners in zijn leven roept bij mij veel vragen op. Om eerst wat informatie boven tafel te krijgen vraag ik onderzoeksverslagen op bij de instantie voor werkzoekenden en uitkeringsgerechtigden en ik maak een vervolgafspraak met Khaled. Khaled vertelt me dat hij acht maanden in een gesloten justitiële jeugdinrichting heeft gewoond. Hij vertelt me dat hij daar onderzocht is door een man die Henk heette. Bij deze jeugdinrichting is hij in eerste instantie niet bekend. Later vinden ze wel een aantekening waarin staat dat hij is overgeplaatst naar een particulier behandelcentrum voor observatie, verzorging, opvoeding, behandeling en begeleiding van jongeren met ernstige en gecompliceerde gedragsproblemen. Ik bel met het particuliere behandelcentrum, maar daar weten ze niet meer dan dat hij daar twee jaar lang opgenomen is geweest. In 2010 is hij volwassen geworden en is het contact met hem verloren gegaan. Gegevens over een intelligentieonderzoek kunnen zijn hen onbekend. Uiteindelijk kom ik in contact met een psycholoog van de justitiële jeugdinrichting, Henk genaamd, die zich de jongen kan herinneren. Hij vindt verslagen waaruit een IQ van 58 bleek. Dit onderzoek is al meer dan vijf jaar oud, dus reden te meer om een nieuw onderzoek aan te vragen. Ik hoop dat er geschikte meetinstrumenten zijn om het IQ vast te stellen van mensen met een migrantenachtergrond zoals Khaled. In de weken daarna heb ik geregeld contact met Khaled. Hij geeft aan het erg zwaar te hebben op straat. Ik spreek met hem over een plek bij de nachtopvang voor jongeren. Deze plek wijst hij af omdat daar drugs
27
gebruikt zou worden. Drugs en alcohol mogen niet geeft hij aan. Ik overweeg om een spoedindicatie aan te vragen, maar er is op korte termijn geen beschermde woonplek beschikbaar, dus het lijkt ook niet zinvol om op deze weg verder te gaan. Khaled laat zien volledig mee te willen werken. Hij komt op al zijn afspraken en geeft overal toestemming voor. Gaandeweg vertelt hij zijn levensgeschiedenis. Khaled is als kind in Afghanistan naar een religieuze school geweest, een zogenaamde madrassa. Daar moest hij de Koran voorlezen. Als hij een fout maakte kreeg hij met de vlakke hand of met een stok klappen van de Mullah. “Die Mullah had enorme handen!”, vertelt hij. Zijn vader was gevlucht naar Nederland voor het oorlogsgeweld, hij heeft Khaled naar Nederland gehaald. Zijn moeder is in Afghanistan gebleven. Met haar en overige familieleden is het contact verloren geraakt. Khaled heeft nog een broer in Nederland, maar daar heeft hij geen contact mee. Op de internationale school in Nederland heeft hij naar eigen zeggen niet veel geleerd. Het deed hem eerder denken aan een buurthuis. Door veel om te gaan met Nederlandse jongeren heeft hij de Nederlandse taal op straat geleerd. Hij heeft daardoor nooit leren lezen of schrijven in het Nederlands. Zijn vader blijkt een fors oorlogstrauma opgelopen te hebben en is ook voor Afghaanse begrippen zeer gewelddadig. Dit nam zulke ernstige vormen aan dat Khaled voor zijn eigen veiligheid werd opgenomen in de justitiële jeugdinrichting. Na acht maanden is hij in een particulier behandelcentrum gaan wonen, waar hij ook geholpen is met de aanvraag voor een Wajong uitkering. Op zijn 18de verjaardag is hij daar vertrokken en is hij in Nederland gaan rondzwerven. Dat heeft hij volgehouden tot zijn 22ste, maar nu wil hij graag geholpen worden om zijn leven op te bouwen en een geregeld leven te leiden, inclusief baan en in de verdere toekomst een vrouw en kinderen. Zo wil Khaled zijn kwaliteit van bestaan verbeteren. Khaled is opnieuw onderzocht en weer is het IQ vastgesteld op 58. Dit komt overeen met de leeftijd van een jaar of 10. Een leeftijd waarop hij niet zonder hulp rond zou moeten zwerven. Er is een indicatie voor zorg met verblijf aangevraagd en afgegeven, inclusief de mogelijkheid om verder onderzoek te doen naar eventuele psychische problemen. Een kamertrainingstraject lijkt het beste bij zijn vraag aan te sluiten. Uit de rapportage van de justitiële jeugdinrichting blijkt dat Khaled behoorlijk ontregeld kan raken. Dit complexe gedrag is niet meer geconstateerd bij het particuliere behandelcentrum waar Khaled woonde. Dat lijkt te wijzen op de noodzaak van een goede balans tussen directief begeleiden en voldoende keuzevrijheid. Hoewel men deze balans in een beschermde woonvorm zou moeten kunnen bieden, leidt de rapportage toch niet tot plaatsing in deze voorziening. Momenteel bieden de beschermde woonvormen namelijk opvang aan jongeren met gedragsproblemen die tevens drugs gebruiken. Het is niet logisch om hem hier tussen te plaatsen. Door de verstandelijke beperking is hij te beïnvloedbaar voor drugsgebruik, waardoor er straks een probleem bij zou kunnen komen.
28
Ondertussen heeft de hulpverlening in vier maanden tijd nog geen passend aanbod kunnen doen voor Khaled. Hij zwerft nog steeds rond en begint het vertrouwen in de hulpverlening te verliezen. Hij wil niet meer op afspraken komen en zegt “het verder zelf wel op te lossen”. De oplossingen die jongeren in dit soort situaties kiezen zijn vaak het beste te omschrijven als ‘onhandig’. Vaak worden de problemen en daarmee de kosten voor henzelf en de maatschappij alleen maar groter. Er wordt nog steeds gezocht naar een passend aanbod voor Khaled, maar de mogelijkheden zijn erg beperkt en dit traject dreigt te mislukken. Ik verwacht dat Khaled vroeg of laat opnieuw bij de hulpverlening zal aankloppen. Het is afwachten welke problemen er dan bij gekomen zijn. Dialoogvragen Khaled Dialoogvragen TOPOI 1. Wat is een madrassa? 2. Welke voor- en nadelen heeft het om de Nederlandse taal op straat te leren? 3. Khaled is opgegroeid met huiselijk geweld en met geweld op de madrassa. Welke invloed heeft geweld op iemands persoonlijke ontwikkeling? 4. Wat vind jij van de toekomstplannen van Khaled gelet op zijn voorgeschiedenis en zijn huidige situatie? 5. Wat kan de invloed zijn op je persoonlijk welzijn als je geen contact hebt met je familie? 6. Bij welke organisaties zou jij aankloppen om een woonplek te regelen voor Khaled? 7. In hoeverre ben jij bekend met justitiële inrichtingen? 8. Wat is de consequentie voor de hulpvrager bij tekortschietende opvang? 9. Hoe kan de hulpverlener zijn zorgen bespreekbaar maken? Dialoogvragen WNS en thema: geen passend zorgaanbod 1
Welke achterliggende vragen roept het dakloze bestaan van Kahled bij jou op?
2
Hoe schat Khaled zijn eigen kracht in om zijn leven weer op de rit te krijgen?
3
Welke inschatting maakt de hulpverlener over de eigen kracht van Khaled?
4
Met welke urgentie dienen de problemen die zich op meerdere domeinen voordoen te worden opgepakt?
5
Welke professionele organisaties kunnen ondersteuning bieden aan Khaled?
6
Welke steun kan het informele netwerk bieden?
7
Welke voorzieningen voor beschermd wonen zijn er voor probleemjongeren tot 18 jaar?
8
Welke voorzieningen voor beschermd wonen zijn er voor volwassenen met gedrags problematiek?
9
Op welke manier worden de problemen van Khaled in samenhang opgepakt?
10 Welke kanttekeningen plaats jij bij het gebruik van meetinstrumenten om het IQ vast te stellen van migranten?
29
Standaard dialoogvragen Kwaliteit van leven en presentie 3
Welke levensdomeinen komen in beeld bij het lezen van dit verhaal?
4
Welke aspecten van de presentietheorie herken je in dit verhaal?
Maak eigen dialoogvragen op basis van onderstaande kennisbronnen en internetinformatie. Een dialoogvraag begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe Kennisbronnen: 13, 14 Websites: http://www.youtube.com/watch?v=ubZN9KTYmzU http://www.trimbos.nl/~/media/Files/Gratis%20downloads/AF0922Trendrap%20Allochtonen.ashx http://www.spectrum-gelderland.nl/smartsite.dws?id=53806 http://www.spectrum-gelderland.nl/smartsite.dws?id=55290&ch=CRP
30
Uit: Erp, M. & Biene, M. van, (z.j.). Cultuursensitieve professionals overbruggen een wereld van verschil. Nijmegen: HAN. 11 De gemakkelijk beïnvloedbare Jetro Een ontmoeting met Jetro… Ik ben begeleider van Jetro, een Antilliaanse jongen van 18 jaar. Hij heeft een licht verstandelijke beperking en gedragsproblemen. Hij woont samen met zijn moeder en oma. De moeder van Jetro heeft weinig grip op haar zoon en uit de intelligentietest blijkt dat zij een verstandelijke beperking heeft. Enige tijd geleden kwam Jetro in aanraking met justitie. Hij heeft een strafblad en is veroordeeld, omdat hijzelf enkele diefstallen heeft gepleegd. Hij had ook spullen doorverkocht die zijn vrienden hadden gestolen. Hij staat erg onder invloed van hangjongeren in zijn wijk en is makkelijk beïnvloedbaar. Jetro wil graag stoer zijn en erbij horen. Hij zet zich af tegen zijn familie, met name tegen het gezag van zijn oma die de spil is in de familie. De rechter heeft Jetro op het hart gedrukt om hulp te accepteren en heeft hem nog één kans gegeven zijn leven te beteren. Jetro is erg geschrokken van zijn veroordeling en zet zich nu oprecht in om op het rechte pad te komen. Zijn oma en moeder willen graag van mij als begeleider dat ik ook hen leer hoe ze het beste met Jetro om kunnen gaan. Wanneer ik in gesprek ga met Jetro vertelt hij mij dat hij graag op zichzelf wil wonen en aan het werk wil. Dan kan hij zijn eigen geld beheren en hoeft oma dat niet langer te doen. Zij is namelijk de bewindvoerder van Jetro. Ook vertelt hij dat hij nooit meer in aanraking wil komen met justitie en dat hij niet langer wil omgaan met de hangjongeren die hem op het verkeerde pad brengen en hem aanzetten tot heling en diefstal. In de toekomst wil Jetro graag een gezin stichten. Ik heb van de rechter en van zijn oma het gezag gekregen om Jetro verder te helpen. Oma wil graag dat Jetro zijn school afmaakt, werk krijgt dat bij hem past, uit de handen van justitie blijft en niet meer omgaat met hangjongeren. Ook wil ze graag dat hij zelf leert omgaan met zijn financiën en vaardigheden leert om zelfstandig te wonen. Oma is van mening dat het persoonlijk welzijn van Jetro toeneemt wanneer hij algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) zelfstandig kan uitvoeren. Ook wil zij graag dat Jetro het respect van de familie terug krijgt. Als begeleider zet ik me in om de vragen en wensen van zowel Jetro als zijn familie te realiseren en leer ik hem hoe hij op het rechte pad kan blijven en hoe hij zijn problemen meer zelfstandig kan oplossen. Toen ik het politierapport inzag en ontdekte dat er in het rapport geen gewag was gemaakt van de verstandelijke beperking, heb ik bij de rechter voor een straf op maat gepleit. Concrete oplossingen heb ik kunnen vinden via het industriepark waar ik een leerwerkplaats heb kunnen regelen in combinatie met een AKA-opleiding, een opleiding tot ArbeidsgeKwalificeerd Assistent niveau 1. Regelmatig breng ik een huisbezoek en bespreek ik met Jetro, zijn moeder en oma de situatie. Tijdens
31
deze huisbezoeken luister ik actief en probeer ik de vraag achter de vraag te achterhalen. Door regelmatig met Jetro mee te gaan ondersteun ik hem. Als begeleider vervul ik de rol van gezagsdrager en stem ik mijn werkwijze zoveel mogelijk af op de normen die binnen de familie gelden. Het advies van oma om Jetro lichamelijk te straffen als hij dingen fout doet, volg ik niet op. Ik leg haar dan uit dat ik als professional wel gezagsdrager ben, maar dat ik geen lijfstraffen wil en mag toepassen. Ik heb inmiddels een uitstekende band opgebouwd met Jetro. Hij zet graag zijn ervaringsdeskundigheid in als voorlichter. Aan leeftijdsgenoten vertelt Jetro nu hoe je ‘nee‘ kunt zeggen tegen drugs en hangjongeren die je aanzetten tot crimineel gedrag. Dialoogvragen Jetro Dialoogvragen TOPOI 1. Wat betekent stoer zijn voor jou? 2. Welke invulling geef jij aan het woord respect? 3. In hoeverre zijn jongeren met een verstandelijke beperking gemakkelijk beïnvloedbaar? 4. Wat vind jij ervan dat oma de bewindvoerder is van Jetro? 5. Welke rechten en plichten vloeien voort uit een gezagsrelatie opgelegd door de rechter? 6. Wat vind jij van het idee van oma om Jetro lichamelijk te straffen als hij iets fout doet? 7. Welke procedures en regels worden in gang gezet om een leerwerkplaats aan te vragen? 8. Wat zijn de consequenties van het hebben van een strafblad? 9. Wat vind je van het pleidooi van de hulpverlener voor strafverlaging na diefstal vanwege
de
verstandelijke beperking van Jetro? 10. Welke basisprincipes hanteert de hulpverlener om Jetro op het rechte pad te brengen? Dialoogvragen WNS en thema: gemakkelijk beïnvloedbaar Welke achterliggende vragen roept de situatie van Jetro bij jou op? 1
Welke insteek kiest de hulpverlener om de eigen kracht van Jetro zelf en die van zijn familie- en vriendennetwerk te mobiliseren?
2
Welk probleem dient naar jouw idee het snelst te worden opgepakt?
3
Welke formele instanties kunnen steun bieden aan Jetro en welke steun kan vanuit eigen familie- en vriendenkring worden opgestart?
4
Welke leerwerkvoorzieningen zijn er voor jongeren met een verstandelijke beperking?
5
Welke activiteiten kun jij bedenken om jongeren in groepsverband leerwerkervaring op te laten doen?
6
Wanneer is individuele begeleiding nodig voor het opdoen van leerwerk ervaring?
7
In hoeverre is het gewenst om de problemen van Jetro in samenhang op pakken?
8
Wat moet Jetro laten zien om jou ervan te overtuigen dat hij inderdaad ‘nee’ kan zeggen?
32
9
Welke specifieke competenties zijn vereist voor een professional in zorg en welzijn om bij politie en rechter te kunnen pleiten voor strafvermindering?
Standaard dialoogvragen Kwaliteit van leven en presentie 1
Welke levensdomeinen komen in beeld bij het lezen van dit verhaal?
2
Welke aspecten van de presentietheorie herken je in dit verhaal?
Maak eigen dialoogvragen op basis van onderstaande kennisbronnen en internetinformatie. Een dialoogvraag begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe Kennisbronnen: 13, 14 Websites: http://www.youtube.com/watch?v=oS9UtPzNlpQ&feature=fvwrel http://www.youtube.com/watch?gl=NL&hl=nl&v=2tfzI7PlyJY
33
Uit: Erp, M. & Biene, M. van, (z.j.). Cultuursensitieve professionals overbruggen een wereld van verschil. Nijmegen: HAN. 12 Ayse en haar ouders met een verstandelijke beperking Een ontmoeting met Ayse… Ik werk bij een welzijnsinstelling. Omdat ik de Turkse taal spreek vraagt een collega of ik op huisbezoek wil gaan bij een Turks gezin. Het gezin bestaat uit mijnheer en mevrouw K. en hun dochter Ayse van 12 jaar. Twee andere dochters en hun zoon zijn getrouwd en wonen niet meer thuis. De ouders zijn migranten uit Istanbul. Vader was fabrieksarbeider, maar is nu arbeidsongeschikt. Hij heeft suikerziekte, een slechte motoriek en ziet slecht. Er zijn al jaren schulden en de familie heeft een huurachterstand. De schulden zijn zo hoog opgelopen dat afsluiting van gas, water en licht dreigt. Dit leidt tot forse spanningen tussen man en vrouw, wederzijdse verwijten en scheldpartijen. Er is een gebrek aan zorg voor elkaar. Niet alleen mijnheer, maar ook mevrouw heeft flink wat lichamelijke klachten. Mijnheer slikt veel verschillende medicijnen die hij onregelmatig inneemt, mevrouw klaagt vaak over maag- en hoofdpijn. Het ziekenhuis heeft haar verwezen naar het maatschappelijk werk, omdat zij door spanningen teveel en te snel eet. Het valt op dat mijnheer en mevrouw instemmen met alle adviezen, maar er zich niet aan houden. Ook afspraken voor het spreekuur komen zij niet na. De problemen zijn erger geworden toen de oudste kinderen op zichzelf gingen wonen. Zij hielpen hun ouders, maar komen daar nu niet meer aan toe, omdat zij ook geen oplossing meer zien. Bureau Jeugdzorg is ingeschakeld in verband met het schoolverzuim en de slechte verzorging van Ayse. Mevrouw houdt haar dochter regelmatig thuis van school om samen met haar boodschappen te doen. Uit contacten met Jeugdzorg blijkt dat de andere kinderen vroeger te maken hadden met agressie van mijnheer. Ik merk dat mijnheer en mevrouw op een kinderlijke manier met elkaar en met mij praten. Inmiddels blijkt uit psychologisch onderzoek dat beiden een verstandelijke beperking hebben. In hoeverre bij de vaststelling van de intelligentie rekening is gehouden met het migrantenverleden is mij niet duidelijk. Ik leg hen uit welke problemen ik zie in het gezin en waar andere hulpverleners mij op hebben gewezen. Als ik de problemen aan de orde stel, dreigt mevrouw met een echtscheiding en zegt ze dat ze met haar kind naar de crisisopvang wil vertrekken. Mijnheer verwijt zijn vrouw geld van de bank te halen en dit aan de oudste kinderen te geven. Hij vindt dat zijn vrouw niet goed voor hem zorgt en hem teveel alleen laat. Zij zorgt niet voor zijn medicatie (suikerziekte) en voor regelmatige maaltijden. Ik schets hen op een duidelijke en sturende manier wat hen boven het hoofd hangt als zij niets doen aan de problemen. Ik stel voor om eerst de schulden in kaart te brengen en een schuldhulpverlener in te zetten om met hen wekelijks de administratie door te nemen. Ook stel ik voor om de vaste lasten via een automatische incasso over te schrijven. Bij controle van de administratie blijkt later dat mevrouw een derde bankpas gebruikt en
34
inderdaad geld overmaakt naar haar oudste kinderen. Als ik voorstel om een bewindvoerder aan te stellen vragen ze mij: “is dit goed voor ons?” Uiteindelijk vertrouwen ze mij en noemen mij hun zoon. Ze vertellen me dat ik doe wat de oudste kinderen in het verleden ook voor hen deden. Samen met hen ga ik in gesprek met Bureau Jeugdzorg over de opvoedsituatie van Ayse. Ook vergezel ik hen naar de huisarts om hen te ondersteunen bij het bespreken van de lichamelijke en psychische klachten en behandeling. Door de individuele gesprekken is het vertrouwen toegenomen. Er wordt gezamenlijk naar oplossingen gezocht. Door hulp bij de administratie, opvoedondersteuning en gezondheidsvoorlichting gericht op de acht levensdomeinen verminderen de problemen. Mijnheer durft inmiddels met zijn scootmobiel naar de dagbesteding te gaan en legt contact met landgenoten. Mevrouw bezoekt regelmatig het Internationaal Vrouwen Centrum (IVC). Het schoolverzuim van Ayse is sterk afgenomen.
Dialoogvragen Ayse Dialoogvragen TOPOI 1. Wat wordt bedoeld met arbeidsmigranten? 2. In hoeverre kunnen taal- en leesproblemen de uitslag van een IQ-test beïnvloeden? 3. Wat betekent het om opgevoed te worden door ouders met een verstandelijke beperking? 4. Welke problemen ervaren ouders met een verstandelijke beperking bij de opvoeding? 5. Hoe zou jij de onderlinge verhouding tussen de ouders van Ayse willen omschrijven? 6. Wat betekent het om op te groeien in een gezin met forse spanningen? 7. Door wie en in welk soort situaties kan Bureau Jeugdzorg worden ingeschakeld? 8. Welke maatregelen nemen zorginstellingen om de voorlichting aan allochtone cliënten te verbeteren? 9. Hoe kijkt het echtpaar aan tegen de relatie met de hulpverlener? 10. In hoeverre vind jij een strakke sturing door de hulpverleners gewenst in deze situatie? Dialoogvragen WNS en thema: ouders met een verstandelijke beperking 1. Welke concrete problemen van het gezin kun je onderbrengen bij de levensdomeinen van Schalock? 2. Hoe mobiliseert de hulpverlener de eigen kracht van het echtpaar? 3. Welk probleem heeft naar jouw idee prioriteit om opgepakt te worden? 4. Welke formele instanties worden ingeschakeld voor het bieden van hulp en ondersteuning? 5. Welke verbindingen legt de hulpverlener met informele netwerken? 6. Welke initiatieven kun je bedenken om ouders met een verstandelijke beperking als groep te ondersteunen bij hun opvoedingstaken? Hoe kan men ouders individueel steunen? 7. Welke disciplines of collega-hulpverlener zou jij willen inschakelen om de problemen in het gezin in samenhang op pakken?
35
8. Welke concrete afspraken zou jij willen vastleggen met dit echtpaar? Hoe ga je na of het echtpaar nieuwe vaardigheden op het gebied van opvoeden, huishouden en gezondheid heeft geleerd? 9. Met welke competenties weet de professional het vertrouwen van het echtpaar te winnen? Standaard dialoogvragen Kwaliteit van leven en presentie 1
Welke levensdomeinen komen in beeld bij het lezen van dit verhaal?
2
Welke aspecten van de presentietheorie herken je in dit verhaal?
Maak eigen dialoogvragen op basis van onderstaande kennisbronnen en internetinformatie. Een dialoogvraag begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe Kennisbronnen: 11, 14 Websites: http://www.youtube.com/watch?v=ihvLZUQoXkA http://www.rkk.nl/kruispunt/archief/2006/detail_objectID607393.html http://www.huisarts-migrant.nl/
36
Uit: Erp, M. & Biene, M. van, (z.j.). Cultuursensitieve professionals overbruggen een wereld van verschil. Nijmegen: HAN. 13 De gesloten leefwereld van Berat Een ontmoeting met Berat… Ik werk bij een GGZ-instelling en ben ambulant begeleider van Berat, een Turkse man van 43 jaar. Hij heeft angststoornissen, last van tremoren en smetvrees. Het vermoeden bestaat dat enkele problemen de restverschijnselen zijn van een zwaar verkeersongeluk dat hij had op tienjarige leeftijd. Een traumatische ervaring in zijn kinderjaren. Lange tijd kreeg hij hulp van de GGZ, maar na enkele jaren is hijzelf met de behandeling gestopt. Berat kwam in aanmerking voor Wajong en heeft deelgenomen aan een reïntegratietraject. Helaas heeft dit niet tot werk geleid. Korte tijd heeft hij kunnen werken bij een Turkse werknemer, maar omdat de problemen alleen maar toenamen is ook dit werk gestopt. Twee keer trouwde Berat en tweemaal leidde dit tot een scheiding. Na de laatste scheiding voelt Berat zich bedreigd door zijn ex-schoonfamilie. Momenteel woont Berat weer bij zijn ouders. Berat ligt veel in bed en komt nauwelijks zijn kamer uit. Hij accepteert geen hulp meer en is zeer gesloten. Hij komt niet meer buiten en als er vreemden in huis komen, begint hij te schreeuwen. Zijn ouders hopen een huwelijk voor hem te kunnen arrangeren, maar het is de vraag of dat de oplossing is. De moeder van Berat voelt zich overbelast en weet niet goed om te gaan met de angst van haar zoon en het isolement waarin hij verkeert. In de familie draait alles om haar. De vader van Berat heeft een verstandelijke beperking. Moeder heeft voor haarzelf en haar zoon hulp gevraagd bij de huisarts die op zijn beurt hulp heeft inschakeld. Omdat alle hulpverlenende instanties en zorgverleners eerder zijn vastgelopen en er niet meer uitkwamen schakelde de hulpverlener een expertise centrum in dat werkt voor mensen die langdurig complexe zorg nodig hebben en in een uitzichtloze situatie dreigen te komen of in zo’n situatie zitten. Het expertise centrum gaf mij het advies om te proberen langzaamaan het vertrouwen te winnen van Berat. In eigen taal spreek ik met hem over gemeenschappelijke veilige thema’s. Het lukt me om gemeenschappelijke aanknopingspunten te vinden, omdat ikzelf een Turkse achtergrond heb. Door vaak met Berat eventjes zijn slaapkamer te verlaten is zijn zelfvertrouwen gegroeid. Inmiddels is Berat zover dat hij zelf contact met me opneemt als hij me nodig heeft. Soms bedenkt hij zelf een activiteit om samen te ondernemen. Tot voor kort was dit onvoorstelbaar. Als hulpverlener hoop ik te bereiken dat Berat via dagbesteding en begeleid wonen uiteindelijk zelfstandig kan gaan wonen. Ook probeer ik hem weer toe te leiden naar therapie zodat hij beter leert omgaan met zijn angsten en met zijn boosheid gericht op zijn exschoonfamilie. Natuurlijk ben ik er niet alleen voor hem. Ik toon respect voor het hele gezin. Ik ondersteun ook zijn moeder, zodat zij weer voor het hele gezin kan zorgen. Ik help haar om weer sociale contacten op
37
te bouwen. Lange tijd kwam zij nergens meer omdat zij thuis moest blijven voor haar zoon. Vader geef ik waar nodig ondersteuning in verband met zijn verstandelijke beperking. In woord en gedrag laat ik zien dat ik mijn best doe voor Berat en zijn ouders. Ik heb oog voor hun leefwereld en achtergrond. Ik geloof in een integrale aanpak waarbij er wordt uitgegaan van wensen, behoeften en eisen, maar ook van talenten van ieder gezinslid. Zo probeer ik ernstig sociaal isolement en overbelasting van het sociale netwerk te voorkomen. De presentiebenadering pas ik zo goed mogelijk toe. Het gaat tenslotte om de kwaliteit van bestaan van ieder gezinslid. Dialoogvragen Berat Dialoogvragen TOPOI 1. Wat zijn de voordelen of nadelen van een hulpverlener die de taal van de cliënt spreekt? 2. Hoe reageer jij op een cliënt als deze bij jouw binnenkomst gaat schreeuwen? 3. Hoe kijk jij aan tegen een derde huwelijk dat de moeder van Berat wil arrangeren? 4. Waar maakt de moeder van Berat zich zorgen over? 5. Wanneer kom je in aanmerking voor een Wajong-uitkering? 6. Wat is er nodig om een Wajong-uitkering te formaliseren? 7. Hoe maak je een professionele analyse van de impact van de gebeurtenissen op het welzijn van de gezinsleden? 8. Voor welk soort probleemsituaties kun je het Centrum voor Consultatie en Expertise(CCE) inschakelen? 9. Over welke veilige thema’s zou de hulpverlener met Berat een gesprek kunnen aangaan? 10. Welke competenties laat de hulpverlener zien als het gaat om ´present zijn´ voor het gezin? Dialoogvragen WNS en thema: gesloten leefwereld 1. Op welke levensdomeinen richten de vragen van Berat zich? 2. Hoe stimuleert de hulpverlener de eigen kracht van Berat en zijn sociale netwerk? 3. Welk problemen moeten door de hulpverleners met voorrang worden opgepakt? 4. In welke situaties kan het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE) worden ingeschakeld? 5. Welke groepsactiviteiten kunnen voor Berat bijdragen aan het leren omgaan met zijn angststoornissen? 6. Welke individuele activiteiten kunnen voor Berat bijdragen aan het leren omgaan met zijn angststoornissen? 7. Wat is er nodig om de problemen van Berat in samenhang op pakken? 8. Welk gedrag van Berat wijst erop dat hij vooruitgang boekt? 9. Hoe deel jij succeservaringen met anderen? 10. Omschrijf de ´professionele ruimte´ die de hulpverlener benut waarmee hij alle leden van het gezin ondersteunt.
38
Standaard dialoogvragen Kwaliteit van leven en presentie 1
Welke levensdomeinen komen in beeld bij het lezen van dit verhaal?
2
Welke aspecten van de presentietheorie herken je in dit verhaal?
Maak eigen dialoogvragen op basis van onderstaande kennisbronnen en internetinformatie. Een dialoogvraag begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe Kennisbronnen: 11,15 Websites: http://lerenvancasussen.wordpress.com/casus-henk/
39
Uit: Erp, M. & Biene, M. van, (z.j.). Cultuursensitieve professionals overbruggen een wereld van verschil. Nijmegen: HAN. 14 Jahan doet gewoon een beetje vreemd Een ontmoeting met Jahan… Ik ben als hulpverlener intensief betrokken bij Jahan, een Afghaanse jongen van 25 jaar. Hij lijdt aan psychose. Hij is naar Nederland gevlucht, de rest van zijn familie naar Iran. Jahan zegt dat hij geld ‘moet’ overmaken naar zijn familie en dat hij bang is van zijn oudste broer. Jahan heeft als vluchteling traumatische ervaringen opgelopen. Hij is aangerand en dat heeft schande gebracht over de familie. Jahan heeft al heel wat hulpverleners gehad. Tien jaar geleden kwam Jahan in Nederland en kwam in contact met VluchtelingenWerk. Via verschillende voorzieningen kwam hij terecht bij een regionaal opleidingscentrum (ROC) en volgde hij een inburgeringscursus. De gemeente schakelde een reïntegratiebureau in voor sociale reactivering. Dat traject verliep niet succesvol vanwege de zware medicatie tegen de psychose die Jahan gebruikte. Hij was moe, teruggetrokken, lag hele dagen op bed en was niet te motiveren tot activiteiten. Vijf jaar geleden is Jahan getest met de zogenaamde cultuurneutrale IQ-test, een multiculturele capaciteitentest, de MCT-M. Zijn IQ werd toen vastgesteld op 53 en geconcludeerd werd dat Jahan niet zou bijleren. Hoewel Jahan leidt aan een overdosis zelfoverschatting en in het dagelijks leven typisch gedrag laat zien dat bij een verstandelijke beperking hoort, laat hij ook gedrag en denkpatronen zien die niet passen bij iemand met een IQ van 53. Later werd duidelijk dat hij toen al last had van een psychose. Door de psychose is het gedrag van Jahan nogal eens ontregeld. Soms zwaait hij met messen, ook is zijn gedrag naar vrouwen ontremd. Aanvankelijk verliep de hulpverlening door de instelling voor geestelijke gezondheidszorg moeizaam, maar sinds een paar jaar heb ik als ambulant hulpverlener een goede samenwerking met hen. Er is goed overleg en als het vanwege een psychose nodig is, dan is de psychiater of sociaal psychiatrisch verpleegkundige snel ter plekke. De combinatie psychose en verstandelijke beperking vereist een nauwe samenwerking. De vluchtervaringen en trauma’s lijken de psychose soms te versterken. Toen Jahan als gevolg van een crisis terecht was gekomen op het politiebureau was de psychiater snel ter plekke en kon de rust snel worden hersteld. Een inbewaringstelling (IBS) is nog niet nodig geweest. Mijn benadering van Jahan is gebaseerd op de presentietheorie. Ik richt me op alle levensgebieden en bied veel praktische hulp. Zo heb ik een bewindvoerder ingeschakeld die zijn financiën bewaakt. Zijn woonbegeleiders van de beschermde woonvorm zorgen voor een veilige woonomgeving en zijn er alert op dat kennissen uit de Afghaanse gemeenschap Jahan niet opzoeken om samen met hem cannabis te gebruiken. In samenwerking met het reisbureau regel ik dat hij af en toe zijn familie kan
40
bezoeken in Iran. Via de ambassade regel ik een visum voor hem en ik begeleid hem naar het vliegveld. Binnen de bestaande systemen regel ik ‘scharrelruimte’ waardoor ik de focus leg op zaken die voor Jahan belangrijk zijn. Familiebezoek is echt heel belangrijk voor hem. Het regelen van familiebezoek kost erg veel tijd, maar draagt zeer veel bij aan het vertrouwen. De extra tijd die ik nu kwijt ben verdien ik in een latere fase zeker terug. Dan zal ik minder tijd kwijt zijn om hem te motiveren tot schuldsanering en kan ik hem sneller toeleiden naar dagbesteding en wellicht werk. ACT (Assertive Community Treatment) vind ik erg belangrijk bij de ontwikkeling van een maatschappelijk steunsysteem. Daarbij heeft ieder een specifieke bijdrage in het herstelproces en krijgt Jahan op den duur weer de regie over zijn eigen leven. Zo probeer ik tot een oplossing te komen. Opvallend is dat zijn Afghaanse kennissen allemaal met de oplossing komen een vrouw voor hem te regelen. Eenmaal getrouwd zou alles goed komen. De diagnose ‘psychose’ wordt door hen betwijfeld. Jahan is gewoon een beetje vreemd. Dialoogvragen Jahan Dialoogvragen TOPOI 1. Hoe verklaar jij dat Afghaanse vrienden het psychiatrisch ziektebeeld van Jahan als gewoon een beetje vreemd omschrijven? 2. In hoeverre houdt de multiculturele capaciteitentest rekening met het taalniveau? 3. Wat is de impact van traumatische gebeurtenissen uit het vluchtverleden op het dagelijkse leven van Jahan? 4. Welke gebeurtenis in het leven van Jahan heeft tot een breuk geleid met zijn familie? 5. Waaruit maak jij op dat familiecontacten heel belangrijk zijn voor Jahan? 6. Wat draagt de Afghaanse kennissenkring bij aan de kwaliteit van leven van Jahan? 7. Welke organisaties kunnen betrokken worden bij problemen op de verschillende levens gebieden? 8. Wat vind jij ervan om ambassade en reisbureau te betrekken in het totaalplan voor hulpverlening? 9. Welke meerwaarde biedt de scharrelruimte die de hulpverlener zich toe-eigent voor Jahan? 10. Geef een voorbeeld op welke wijze de evidence based methode Assertive Community Treatment (ACT) bijdraagt aan de levenskwaliteit van hulpvragers. Dialoogvragen WNS en thema: gewoon een beetje vreemd 1. Welke vragen uit het culturele interview zou jij Jahan willen voorleggen om meer zich te krijgen op zijn levensgeschiedenis? 2. Welke insteek kiest de hulpverlener om de eigen kracht van Jahan zelf en van zijn familie- en vriendennetwerk te mobiliseren? 3. Welk probleem moet naar jouw idee als eerste worden opgepakt door de hulpverleners? 4. Welke preventieve support kan familie en vrienden bieden en welke formele instanties kunnen Jahan steunen bij een crisis?
41
5. Welke groepsactiviteiten kunnen voor Jahan bijdragen aan het leren omgaan met zijn psychose? 6. Welke individuele activiteiten kunnen voor Jahan bijdragen aan het leren omgaan met zijn psychose? 7. Wat is er nodig om de problemen van Jahan in samenhang op te pakken? 8. Welk gedrag moet Jahan tonen om jou ervan te overtuigen dat hij de regie over zijn eigen leven terug heeft? 9. Hoe krijgt de factor cultuur een plek binnen de Cultural Formulation of Diagnosis? Standaard dialoogvragen Kwaliteit van leven en presentie 1
Welke levensdomeinen komen in beeld bij het lezen van dit verhaal?
2
Welke aspecten van de presentietheorie herken je in dit verhaal?
Maak eigen dialoogvragen op basis van onderstaande kennisbronnen en internetinformatie. Een dialoogvraag begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe Kennisbronnen: 11,12,13 Websites: http://www.youtube.com/watch?v=CCNSisjbxes http://www.youtube.com/watch?v=o6NtKACjwps http://napnieuws.nl/2010/10/01/justitie-herkent-schizofrenie-bij-marokkanen-niet/ www.noa-vu.nl
42
Uit: Erp, M. & Biene, M. van, (z.j.). Cultuursensitieve professionals overbruggen een wereld van verschil. Nijmegen: HAN. 15 Suraya is bang om teruggestuurd te worden Een ontmoeting met Suraya… Ik werk bij een welzijnsorganisatie en ondersteun een vrouw uit Koerdisch Irak. Zij heet Suraya en heeft daar altijd op het platteland gewoond. Zij is nooit naar school geweest. Suraya is vijf jaar geleden, op vijftigjarige leeftijd naar Nederland gekomen door gezinshereniging. Haar man is tien jaar geleden naar Nederland gevlucht samen met zijn twee dochters en twee zonen. Suraya vertelt dat haar dochters van 25 en 21 inmiddels getrouwd zijn en in het buitenland wonen. Een van hen woont in Engeland, de ander in Frankrijk. Ze vertelt ook dat haar man sinds een half jaar plotseling is verdwenen en dat haar zoons van 23 en 19 voor het huishouden zorgen. Zelf kan ze dat niet goed. Haar kinderen hebben haar gezegd dat ze misschien wel ‘een laag IQ heeft’. Suraya vertelt dat haar jongste zoon een verstandelijke beperking heeft. Hij wordt al langere tijd ondersteund door de welzijnsinstelling. Suraya zegt haar zonen niet te kunnen missen. Zij heeft hen nodig voor het oplossen van problemen op verschillende levensdomeinen, want zij spreken de Nederlandse taal. “Mijn kinderen zeggen me dat ik mijn eigen taal niet eens goed spreek. Tja, ik ben ook nooit naar school geweest,” verzucht zij. Zelfs nu haar man weg is, is Suraya bang om door hem het land uitgezet te worden. Jarenlang heeft hij de kinderen en de laatste tijd ook haar hiermee bedreigd. De kinderen vertellen haar ook dat zij geslagen zijn door hun vader. Het hele gebeuren heeft Suraya depressief gemaakt. Ze ligt of zit veel op de bank, met haar hoofd naar beneden. Ze eet steeds minder en is de laatste tijd flink afgevallen. Ze heeft veel last van hoofdpijn en is erg moe. Suraya vertelt mij dat ze graag met haar zoons naar een andere woning wil verhuizen. Ze wil naar een huis waar ze zich veilig voelt, omdat ze teveel bedreigingen heeft meegemaakt in het huis waar ze nu woont. Om er zeker van te zijn dat haar man haar niet terug stuurt, vraagt ze aan mij of ik ervoor kan zorgen dat ze de Nederlandse nationaliteit krijgt. Het is voor mij al snel duidelijk dat er sprake is van overbelasting van Suraya en haar zonen. Het lijkt me goed om bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) een indicatie aan te vragen voor extra ondersteuning, maar daarvoor is een IQ-test nodig. Intelligentietests spelen namelijk een grote rol in de indicatiestelling. Normaliter is het zaak om deze test binnen drie maanden af te nemen. In overleg met mijn leidinggevende besluit ik om af te wijken van deze regel. Het lijkt me beter om eerst een vertrouwensbasis te leggen en voor rust te zorgen in het leven van deze familie. Bovendien zal met het oog op een eventuele verhuizing ook eerst de schuldenproblematiek opgelost moeten worden. De maatschappelijk werker helpt Suraya
43
hierbij. Ik ga met Suraya mee om met de huisarts haar gezondheidsproblemen te bespreken. Ik streef ernaar dat er op lange termijn stabiliteit zal ontstaan in de situatie. Inmiddels is het me gelukt om Suraya in contact te brengen met het naaiclubje hier in de buurt. Daar heeft ze contact met lotgenoten en vrijwilligers. Met hulp van ambulante woonbegeleiding, de huisarts, de woningcorporatie, opvoedingsondersteuning en met gebruikmaking van voorzieningen voor vrije tijd en dagbesteding bouw ik een steunstructuur op voor Suraya en haar zonen. Ik hoop dat zij zich als vrouw en moeder weer veilig en gezond zal gaan voelen en dat zij naar vermogen deel gaat nemen aan het maatschappelijk leven. Dialoogvragen Suraya Dialoogvragen TOPOI 1. Wat vind jij ervan dat Suraya nooit naar school is geweest en haar zonen, die Nederlands spreken, nodig heeft om haar problemen op te lossen? 2. Hoe zou jij het als hulpverlener vinden om Suraya te vergezellen bij artsenbezoeken? 3. Hoe stel jij je de gezinshereniging van Suraya voor na 10 jaar ? 4. Welke impact heeft huiselijjk geweld op Suraya en haar zonen? 5. Wat valt jou op aan de relatie van Suraya met haar man en met haar kinderen? 6. Op welke levensdomeinen ervaart Suraya problemen? 7. Wanneer bied je een veilig onderkomen aan mensen die zich in hun bestaan bedreigd voelen? 8. Wat voor opties zijn er voor Suraya om de Nederlandse nationaliteit te verkrijgen? 9. Hoe beoordeel jij de inspanningen van de hulpverlener om voor Suraya een steunstructuur op te bouwen? 10. Op welke wijze helpt de hulpverlener een vertrouwensband op te bouwen? Dialoogvragen WNS en thema: teruggestuurd worden naar het land van herkomst 1. Welke achterliggende problemen destilleer jij uit het verhaal van Suraya? 2. Welke krachtbronnen uit eigen kring of ten aanzien van het eigen netwerk worden benut en geven positieve energie aan Suraya ? 3. Welke kwesties zou je in de situatie van Suraya met voorrang oppakken? 4. Hoe kunnen de verschillende instanties Suraya concreet ondersteunen en hoe verhoudt deze steun zich tot de inzet van het lotgenotengroepje? 5. In hoeverre beschouw jij het naaigroepje als een collectief opgezette activiteit? Welke activiteiten kan Suraya individueel oppakken? 6. Waaruit blijkt in het verhaal dat de situatie van Suraya en haar gezin integraal worden benaderd? 7. Welke signalen laten zien dat Suraya de regie over haar eigen leven terug heeft en wat hierover in het individueel ondersteuningsplan noteren?
zou jij
44
8. Welke competenties heb je als professional nodig bij het testen van migranten? Standaard dialoogvragen Kwaliteit van leven en presentie 1
Welke levensdomeinen komen in beeld bij het lezen van dit verhaal?
2
Welke aspecten van de presentietheorie herken je in dit verhaal?
Maak eigen dialoogvragen op basis van onderstaande kennisbronnen en internetinformatie. Een dialoogvraag begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe Kennisbronnen: 13,14 Websites: http://www.nigz.nl/index.cfm?act=winkeldl.form&pid=893 http://www.youtube.com/watch?v=XglA-e0y0og
45
Uit: Erp, M. & Biene, M. van, (z.j.). Cultuursensitieve professionals overbruggen een wereld van verschil. Nijmegen: HAN. 16 Mama en papa werken en ik lees de brieven voor Een ontmoeting met een gezin… Ik werk als maatschappelijk werker en help een Marokkaans gezin met de opvoeding van hun drie kinderen. Vader is 40 jaar en werkt van zes uur in de ochtend tot vier uur in de middag op een sociale werkplaats. Wanneer hij thuiskomt staat moeder in de startblokken om naar haar werk te gaan. Zij is 35 jaar en werkt bij een schoonmaakbedrijf. Het gezin heeft drie kinderen. De kinderen zijn twee en een half jaar, zes jaar en dertien jaar. Ruim 15 jaar geleden is moeder naar Nederland gekomen. Ze had een relatie met haar huidige man en is het jaar daarna met hem getrouwd. Een jaar later is hun eerste zoon geboren, hij is nu dertien jaar. Beide ouders hebben veel problemen met het lezen van de post. Ze zijn analfabeet. Iedere keer wanneer er post op de deurmat valt, voelen zij stress. De oudste zoon leest hen, zo goed als hij kan, de brieven voor. Hij vertoont geparentificeerd gedrag. De ouders ervaren het analfabetisme als een groot probleem. Zij zijn regelmatig genoodzaakt om hun zoon in te schakelen voor het nemen van beslissingen. Onafhankelijkheid en zelfbepaling van de ouders is in het geding. Het dagelijks leven is voor de ouders ingewikkeld. Vader heeft sinds het overlijden van zijn vader een paar jaar geleden, geen contact meer met zijn familie. Moeder heeft vanwege geldgebrek haar familie die in Marokko woont al enkele jaren niet bezocht. En het contact met haar Marokkaanse familie in Nederland is verbroken vanwege haar keuze om met een Nederlandse man die geen moslim is te trouwen. Thuis is er continue onderlinge strijd tussen de ouders onderling en tussen hen en hun kinderen. Overdag is moeder de baas. Wanneer ze gaat werken, dan zegt ze tegen de kinderen dat vanaf dat moment papa de baas is. De kinderen luisteren slecht. Ze maken veel ruzie en hebben weinig respect voor hun ouders. De interpersoonlijke relaties in het gezin verlopen moeizaam. Twee jaar geleden hebben de ouders te horen gekregen dat hun oudste zoon in aanmerking komt voor het speciaal basisonderwijs. Het is een grote teleurstelling voor hen. Hij leest toch altijd de brieven aan hen voor. Ook liet een leerkracht van de basisschool weten zich zorgen te maken over de gezinssituatie en via een zorgmelding heeft de leerkracht Bureau Jeugdzorg ingeschakeld. De ouders schrikken er erg van en zijn bang dat de kinderen uit huis worden geplaatst. Ik leg hen uit dat het belangrijk is om vrijwillig de deuren open te zetten voor pedagogische gezinsbegeleiding. Ik wil voorkomen dat Bureau Jeugdzorg gedwongen hulp inzet. Uiteindelijk lukt het me om opvoedkundige begeleiding te regelen via een instelling in de zorg- en welzijnssector en wordt er Intensieve Orthopedische Gezinsbehandeling ingezet en ondersteuning geboden door Kinder- en Jeugdzorg. Dit heeft het mogelijk gemaakt om de situatie van de kinderen en het gezin in kaart te brengen. Het heeft ook geresulteerd in een
46
onder toezichtstelling van de kinderen door de rechtbank. Er is nu een gezinsvoogd aangesteld om opvoedingsadviezen te geven. De gezinsvoogd besteed aandacht aan het persoonlijk welzijn van ieder gezinslid en werkt nauwgezet volgens de principes van de presentiebenadering. Dialoogvragen Jongetje Dialoogvragen TOPOI 1. Welke inventiviteit is vereist als je analfabeet bent? 2. Welk beeld roept de uitspraak vanavond is papa thuis de baas bij jou op? 3. Welke invloed heeft het patroon van de ploegendiensten van de ouders op het gezin? 4. Welke factoren dragen bij aan het ontstaan van een problematische gezinssituatie? 5. Wat valt jou op aan de onderlinge verhoudingen in het gezin? 6. Hoe sta jij tegenover een huwelijk tussen twee mensen met een verschillende religieuze achtergrond? 7. Wat is er in wet- en regelgeving vastgelegd over het speciaal basisonderwijs? 8. Welke procedure moet worden doorlopen om een kind te plaatsen binnen het speciaal basis onderwijs? 9. Wat is kenmerkend voor een intensieve orthopedische gezinsbehandeling? 10. Bij welke vragen of problematiek wordt intensieve orthopedische gezinsbehandeling ingezet? 11. Hoe leer je een persoon zijn geparentificeerd gedrag te herkennen? 12. Welke competenties zet je in als een situatie vraagt om enerzijds vrijblijvendheid en anderzijds een min of meer dwingende medewerking van de ouders? 13. Hoe is je aanpak als je de presentiebenadering toepast en tegelijkertijd ondersteuning biedt op het grensvlak van dwang en drang? Dialoogvragen WNS en thema: intensieve orthopedagogische gezinsbegeleiding 1. Wat belemmert de ouders in dit gezin om de juiste vragen te stellen? 2. Welke hulp kan uit eigen kring of het netwerk worden ingezet voor de oplossing van problemen? 3. Welke signalen leiden ertoe dat intensieve orthopedagogische gezinsbegeleiding is ingezet? 4. Hoe verhoudt de betrokkenheid bij het gezin van de verschillende formele instanties zich tot de bijdragen die de gezinsleden zelf kunnen leveren? 5. Hoe verhoudt de verantwoordelijkheid van Bureau Jeugdzorg, als een collectieve voorziening, zich tot de verantwoordelijkheid van de ouders zelf? 6. Waaruit blijkt dat de problemen van het gezin integraal worden aangepakt? 7. Hoe wordt nagegaan of de opvoedingsadviezen zijn opgevolgd en nageleefd? 8. Welke competenties heb je nodig als je bemiddelt tussen officiële instanties en de gezinsleden? Standaard dialoogvragen Kwaliteit van leven en presentie 1
Welke levensdomeinen komen in beeld bij het lezen van dit verhaal?
47
2
Welke aspecten van de presentietheorie herken je in dit verhaal?
Maak eigen dialoogvragen op basis van onderstaande kennisbronnen en internetinformatie. Een dialoogvraag begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe Kennisbronnen: 14,15 Websites: http://www.huiselijkgeweld.nl/doc/feiten/factsheet_movisie_mei_2011_website.pdf http://www.kleur.eu/web/show/id=200842 http://www.nigz.nl/index.cfm?act=project.details&proj=40
48
Uit: Erp, M. & Biene, M. van, (z.j.). Cultuursensitieve professionals overbruggen een wereld van verschil. Nijmegen: HAN. 17 Diversiteit en de presentiebenadering Een ontmoeting met cliënten… Ik werk vanuit de presentiebenadering, ik kijk mee, ik loop mee, ik veer mee met de situatie en wanneer een cliënt behoefte heeft aan communicatie met de gemeente of de sociale dienst, dan loop ik ook mee. Eerst zorg ik voor stabilisatie van de situatie van de cliënt en dan in het tweede of derde gesprek vraag ik aan de cliënt wat zijn doelen zijn, wat hij nog meer wil bereiken en waar hij vast zit. Ik kaart dat aan door socratisch coachen. Dat wil zeggen dat ik positief begin. De cliënt geeft als doel bijvoorbeeld aan dat hij een studie wil, een baan wil en een auto wil. Dat noteer ik dan als gewenste situatie en dan breng ik de cliënt weer terug naar zijn huidige situatie en vraag ik aan de cliënt waar hij op dit moment staat. Als ik dan bijvoorbeeld van een cliënt hoor dat hij geen inkomen heeft, een verslaving heeft en dat er deurwaarders langskomen dan noteer ik dat en vraag ik concreet van wie de cliënt ondersteuning zou willen in deze situatie. De cliënt moet zelf met ideeën komen voor een oplossing anders komt er geen verandering in zijn situatie. Het kan voorkomen dat een cliënt elke maand 400 Euro stuurt aan zijn vader of moeder in Pakistan, Afghanistan of Irak en er voor zichzelf niets over blijft voor eten of vaste lasten. Ik zal een cliënt dan nooit zeggen dat het teveel is. Dan zal ik deze reactie krijgen: “Wie ben jij die dat voor mij gaat bepalen? Mijn vader en moeder zijn toch belangrijk!” Het overmaken van geld naar familieleden is echt iets voor mensen die nog familie hebben in een land waar familieleden afhankelijk van elkaar zijn. Vorige week nog heb ik voor een cliënt uitgetekend wat er van zijn uitkering overblijft als hij maandelijks teveel geld aan zijn familie weggeeft. Dan maak ik duidelijk dat hij uiteindelijk zelf op straat komt te staan, dat zijn uitkering wordt stopgezet en dat hij zo op lange termijn ook zijn familie geen ondersteuning kan bieden. Maar ik laat hem zelf kiezen welke weg hij wil bewandelen. Vroeger zei ik, zoals een vader dat kan doen, wel eens tegen een cliënt “Dat mag niet, dat is niet goed.” Maar dat leverde niet het gewenste resultaat op. Het woord ‘moeten’ bestaat voor mij niet meer. Als professioneel werker doe ik dat niet meer op een gebiedende wijs. Ik ga uit van de presentiebenadering, maar ook is het nodig om je grenzen aan te geven. Want door mee te lopen en loyaal te zijn gebeurde het op een gegeven moment toch dat een cliënt teveel aan mij ging hangen. Hij zag mij als zijn broer en zocht me iedere dag op zonder een afspraak te maken. Voor mijn gevoel heb ik hem niet het idee gegeven dat ik altijd beschikbaar was. Waarschijnlijk denkt hij dat omdat we dezelfde culturele achtergrond hebben. Door hierop te reflecteren heb ik geleerd
49
mijn grens aan te geven. Wanneer de cliënt nu onverwacht komt, laat ik hem de keuze of hij acuut geholpen wil worden. Ik zeg dan “Vandaag heb ik tien minuten tijd voor je vanwege mijn andere werkzaamheden, maar morgen kan ik twee uur tijd voor je maken als jij een afspraak maakt.” Meestal kiest de cliënt dan toch voor twee uur. In het begin geeft de cliënt meestal maar weinig informatie. Ik haal informatie die een cliënt aanvankelijk verborgen houdt naar boven door de cliënt te vertellen dat zij weinig ondersteuning krijgen als zij weinig informatie verstrekken en dat zij veel ondersteuning krijgen wanneer zij veel informatie verstrekken. Pas in het vierde gesprek kom ik via open vragen en socratisch coachen tot de formulering van leerdoelen. Niet door te zeggen “Daar zit jij niet goed, dat is je leerdoel”, maar door voorzichtig aan te geven waaraan gewerkt kan worden om een verandering teweeg te brengen. En ik zeg vooral niet “Jij hebt een verstandelijke beperking.” Dat is een taboe, mag je niet noemen. Ik zeg dan bijvoorbeeld “Jij hebt wat meegemaakt met de oorlog, familie verloren. Ik denk met jou mee, ik weet hoe moeilijk het is. En nu zit je hier in deze situatie en kun jijzelf helpen om de situatie te verbeteren.” Ik maak vaak mee dat cliënten hun administratie niet op orde hebben. Ze zijn niet gewend in het land van herkomst om zoveel officiële brieven te ontvangen. De brieven zijn vaak ook zo geschreven dat veel mensen ze niet kunnen begrijpen. Als je een taalbarrière hebt, ben je eerder geneigd om de brieven niet meer te lezen. Als administratief ondersteuner regel ik dat er op korte termijn praktische zaken geregeld worden. Dinsdag kwam er een cliënt met twee dozen papier. Van een paar jaar. Ik heb er drie uur aan besteed en hem de gehele dag geholpen te ordenen. De cliënt had veel problemen, geen verzekering, geen inkomen. Ik heb een dossier aangelegd, een voorlopige machtiging voor verblijf aangevraagd, een betalingsregeling aangevraagd en de voedselbank geregeld. Ik werk niet volgens bepaalde richtlijnen. Ik ondersteun cliënten wanneer zij met iets vastzitten. Sommige cliënten vragen me ondersteuning bij het lezen van een brief, andere vertellen mij dat ze moeilijk sociale contacten kunnen maken of met agressieproblemen zitten. Op alle levensgebieden, de acht domeinen van Schalock, richt ik me. Wanneer ik de cliënt overdraag aan mijn collega’s van het Ambulante Team van dan maak ik een dossier en zorg ik voor een warme overdracht. Ik loop en kijk dan twee á drie weken mee met deze nieuwe collega. In het team is er diversiteit en collega’s van alle culturen leren van elkaar, de bijeenkomsten teambuilding hebben erbij geholpen. Doordat het team ook bestaat uit leden van veel externe organisaties kunnen we vlot samenwerken en gemakkelijk een beroep doen op elkaar. Bijvoorbeeld op deskundigen uit het veld van de psychiatrie of het maatschappelijk werk in geval van een cliënt met meervoudige problemen. Dat is de kracht van onze samenwerking. Daar is het spreekwoord voor “Met een hand krijg je nooit geluid, met twee handen krijg je pas geluid.”
50
Dialoogvragen Diversiteit en de presentiebenadering Dialoogvragen TOPOI 1. In hoeverre is het woord moeten voor jou een beladen term? 2. Welke woorden zou jij gebruiken als de term ‘verstandelijke beperking’ een te beladen term is? 3. Hoe zou jij reageren op een cliënt die in de problemen is geraakt door teveel geld over te maken aan familie in het thuisland? 4. Wat is de reden van veel allochtone cliënten om maandelijks geld over te maken naar hun familie in het thuisland? 5. Wat vind jij ervan als een cliënt jou als ‘broer’ aanspreekt? 6. Voor welke situaties geldt: eerst stabilisatie daarna concrete doelen stellen? 7. Waar besteed jij extra aandacht aan als het gaat bij het schrijven van overdrachten van cliënten? 8. Hoe geeft de hulpverlener in het verhaal invulling aan de theorie van de presentiebenadering? 9. Welke principes vormen de basis van de theorie van de presentiebenadering? Dialoogvragen WNS en thema: teruggestuurd worden naar het land van herkomst 1. Welke kansen biedt de presentiebenadering om de vraag achter de vraag te achterhalen? 2. Geef eens een voorbeeld van een inviterende vraag waarmee de cliënt in zijn kracht komt? 3. Welke situaties vereisen een outreachende benadering? 4. Welke aanpak maakt dat de cliënt voor zijn gevoel informele en formele inzet heeft gekregen en dit alles in de juiste verhouding? 5. Welke behoeften zouden volgens jou meer zichtbaar en collectief gemaakt worden? 6. Welke probleemsituaties vragen een meer individuele aanpak? 7. Welke competenties heb je als hulpverlener nodig om je tegelijkertijd op alle levensgebieden te kunnen richten? 8. Waaraan zie je dat de plannen met concrete resultaten die de hulpverlener uitstippelt realistisch en haalbaar zijn? 9. Welke competenties zijn nodig als je de cliënt en jezelf beslisruimte toestaat? Standaard dialoogvragen Kwaliteit van leven en presentie 3
Welke levensdomeinen komen in beeld bij het lezen van dit verhaal?
4
Welke aspecten van de presentietheorie herken je in dit verhaal?
Maak eigen dialoogvragen op basis van onderstaande kennisbronnen en internetinformatie. Een dialoogvraag begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe Kennisbronnen: 14,15 Websites:
51
www.youtube.com/watch?v=zwf5xfwc3og www.youtube.com/watch?v=U723mpcuCMg www.youtube.com/watch?v=Vfcy_3GEu-8 http://www.youtube.com/watch?v=TJejL1uO6Co http://www.youtube.com/watch?feature=endscreen&NR=1&v=rRPflnIaekc http://www.youtube.com/watch?v=o0PxdpryTOU http://www.youtube.com/watch?v=YhuEnHQ5zHgn
52
Uit: Damoiseaux, D., Balder, M., Kohlmann, J. & Biene, M. van, (2013). Gebiedsgericht werken met burgers. Verhalen van jongeren als basis voor gebiedsontwikkeling. Nijmegen: HAN. 18 Varsseveld: een gewoon dorp - Peter Peter vertelt… Ik ben 21 jaar en kom uit Varsseveld, maar voor mijn studie civiele techniek aan de Universiteit Twente woon ik nu in Enschede. Ik woon op kamers en heb drie huisgenoten. Mijn kamer is niet veel, maar ja, het is een kamer. Voor mij was het veel praktischer om te verhuizen. Ik heb geen behoefte om elke dag een uur in de bus te zitten. Daar heb ik geen tijd voor. In de weekenden kom ik graag terug naar Varsseveld, omdat mijn vrienden hier wonen. Ook ben ik lid van de volleybalclub in Varsseveld. Als ik op vrijdag met de bus thuis kom, heb ik ’s avonds eerst een training. Daarna gezellig wat biertjes drinken. ’s Zaterdags overdag een volleybalwedstrijd spelen en ’s avonds, als er wat te doen is, naar de christelijke jongerenvereniging. Daarna met vrienden ergens wat drinken, dat kan bij iemand thuis zijn, in de kroeg of een enkele keer naar de Radstake (uitgaansgelegenheid). ’s Zondags doe ik rustig aan of ik ga als leider met andere teams mee naar wedstrijden. Dit is leuk om er bij te doen en het levert soms een kleine onkostenvergoeding op, maar daar doe ik het niet voor. Ik doe het voor de hobby. Wat ik waardeer in de Achterhoek zijn de rust, ruimte en de mensen. De mentaliteit bevalt me en de mensen zijn vriendelijk, het is een kleine gemeenschap en ik ken veel mensen. Op straat groet iedereen elkaar en dat zie je lang niet overal, tenminste niet in de grote steden, dit is wat mij trekt aan een dorp. Als het mogelijk is zou ik later werk in de omgeving van Varsseveld zoeken, maar de kans dat dat lukt is niet groot. Dit omdat de grote ingenieursbureaus richting het westen zitten. In Deventer en Arnhem zitten ook wel ingenieursbureaus. Dit zou haalbaar zijn, maar is toch al snel ver weg. Ik zou in deze regio blijven wonen vanwege de mensen en het sociale leven dat ik hier heb. Er stoort mij eigenlijk niets aan deze regio. Ik kom graag terug, want ik heb weinig in Enschede. Je bent vanuit de Achterhoek toch snel in het westen van het land. Je zou kunnen zeggen dat de bereikbaarheid minder is, maar Varsseveld heeft een trein, bus en snelweg. Ik vind het niet zo’n probleem eigenlijk. Ook met de winkels en voorzieningen heb ik niet echt een probleem. Er is een supermarkt en nog wat andere winkels. Iets meer, en grotere, winkels zouden niet verkeerd zijn. Er is wel een Duthler, maar die is te duur. Ook is er een mannenwinkel, maar dat is niets. Nu doe ik de boodschappen in Enschede en je bent ook zo in Doetinchem vanuit Varsseveld. Varsseveld heeft cafés en je hebt de Radstake waar ik uit kan gaan. Ik zit niet te wachten op drie clubs op een rij waar je kunt stappen, dan is er ook niet zoveel aan.
53
Ik maak mijn eigen feestje wel met mijn vrienden, dan maakt het niet uit waar je bent. Dus eigenlijk vind ik dat er hier genoeg te doen is. Waarmee valt Varsseveld op? Volgens mij is het lastig om als dorp bekend te worden, want het is geen speciaal dorp maar een gewoon normaal dorp. Ik weet zo niet hoe ze speciaal kunnen worden. Ik heb wel gehoord over de plannen om van Varsseveld een topsportdorp te maken. (Het imago versterken van goede topsporters en faciliteiten voor (top)sport, zoals atletiek, turnen en zwemsport. Plus de samenwerking tussen verschillende sportverenigingen en andere belangenorganisaties.) Ik weet alleen niet of deze plannen haalbaar zijn. Mijn neef is wel professioneel hardloper, mijn zus doet aan topvolleybal en bij de gymvereniging zitten er ook een aantal goede spelers tussen. Ook de nieuwe turnhal. Voor een klein dorp is dit wel een hele grote turnhal. Bijna al mijn familie woont in de buurt of in Arnhem of Ewijk. We wonen allemaal dicht bij elkaar en staan voor elkaar klaar als dat nodig is. Zo zorgen mijn ouders en andere familieleden voor mijn opa en oma als dat nodig is. Als er iets is met mijn ouders zouden mijn zus en ik voor hun zorgen. En als wij er niet zijn, zouden mijn oom en tante het doen, daar is veel contact mee en ze wonen vlakbij. Daarnaast kun je hier ook op je buren en vrienden rekenen. In de stad weet je niet wie je buren zijn. Ik heb een jaar in Delft gewoond en daar was het erg, je had geen idee wie er naast je woonden. In Enschede is dat ook, maar minder, want dat is eigenlijk meer een groot dorp. In Varsseveld is dat gemakkelijk, je kent je buren en daar kun je terecht. Als er iets is, dan helpen ze je. Ook de familiebanden zijn goed. Natuurlijk zijn er uitzonderingen maar het valt wel op dat het hier anders voelt. Wat ik wel merk is dat het naoberschap afneemt en alleen op de achtergrond nog een beetje is. Toen wij achteraf woonden hebben we een stuk aangebouwd aan het huis. De naobers (= buren) zorgden toen voor een Meiboom. Dat soort dingen gebeuren nog wel. ‘Zorgen voor’ zou ik het niet echt noemen, maar ze staan wel voor elkaar klaar als dat nodig is. Ik vind dat ik zelf veel bijdraag aan de omgeving en de gemeenschap. Ik ben lid van de volleybalclub en onderhoud hun website. Bij de christelijke jongerenvereniging heb ik vier jaar in het bestuur gezeten. Bij andere verenigingen doe ik nog niets, daar heb ik nu geen tijd voor. Als ik meer tijd heb, zou ik zeker meer doen. Wel heerst er bij de volleybalclub een andere cultuur, dan bij de christelijke jongerenvereniging. Het zijn andere mensen. Ook zit ik in diverse studentencommissies in Enschede. Daarnaast help ik bij de verenigingen waar nodig is en steun ik kleine stichtingen. Voor een stichting van de zus van mijn beste vriend zit ik in het actieteam voor een project in Ethiopië.
54 Dialoogvragen Peter
Thema Gebiedsvisie 1. Welk beeld heeft Peter van de regio Achterhoek? 2. In hoeverre hebben zijn verhuizingen bijgedragen aan zijn beeld van Varsseveld? 3. Wat vind je van de opvattingen van Peter over de bereikbaarheid van voorzieningen in zijn omgeving? 4. Breng aan de hand van het verhaal in beeld welke elementen van belang zijn voor jongeren zoals Peter. Thema Ontwikkeling 1. Wat vindt Peter van het idee om van Varsseveld een sportdorp te maken? 2. In hoeverre heeft het dorp er baat bij om een sportdorp te zijn?
Thema Lokale Kracht 1. Op welke wijze(n) participeert Peter in zijn omgeving? 2. Wat draag je zelf bij aan je eigen leefomgeving? 3. Wat is de meerwaarde van burgerinitiatieven in een dorp als Varsseveld?
Maak eigen dialoogvragen Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe.
Actie box Maak een plan van aanpak voor het inrichten van een dialoogtafel met burgers om zo het idee van het sportdorp verder uit te werken. -
Welke competenties heb je daarbij nodig?
-
Welke dialoogvraag stel je centraal?
-
Wat ga je doen moet de informatie die je van burgers krijgt?
-
Etc.
55
Uit: Damoiseaux, D., Balder, M., Kohlmann, J. & Biene, M. van, (2013). Gebiedsgericht werken met burgers. Verhalen van jongeren als basis voor gebiedsontwikkeling. Nijmegen: HAN. 19 Terug naar Varsseveld - Ann Ann vertelt… Ik ben 25 jaar en ik ben opgegroeid in Varsseveld. Voor mijn studie heb ik in Nijmegen op kamers gezeten. Na mijn studie ben ik gaan samenwonen met mijn vriend in Ede, waar ik ook werkte. Sinds kort wonen we in Doetinchem, omdat ik hier werk als docente Frans. Het plan is om weer terug te gaan naar Varsseveld. Ik kies bewust voor een verhuizing naar de Achterhoek, ook om weer in Varsseveld te gaan wonen. Dit omdat mijn familie en vrienden hier wonen en we hiervoor bijna elk weekend al deze kant op kwamen. Ook is het lastig om ergens anders iets nieuws op te bouwen. Mijn oma en andere familieleden wonen in Varsseveld. Als er iets is met oma, dan helpt vooral de familie. Mijn ouders, ooms en tantes staan voor mijn oma klaar. De buren springen ook wel eens bij, maar zij woont in een blokje waar eigenlijk vooral ouderen mensen wonen. Wat buren daar kunnen doen is dus beperkt. Familie helpt elkaar en als het om mijn ouders gaat springen mijn zusje en ik bij. Het is dus vooral terugvallen op familie. In Varsseveld zit ik nog bij het orkest en ik heb er veel sociale contacten. Ik merk dat het lastig is om die ergens anders opnieuw op te bouwen. Daarnaast heb ik hier in de Achterhoek heel veel ruimte, hangt hier een heel gemoedelijke sfeer en ken ik de mensen. Ik vind de sfeer en mentaliteit hier beter dan in Ede, want hier zijn mensen meer begaan met elkaar en groeten elkaar. In Ede word je vreemd aangekeken als je mensen groet. Ook is het hier in de Achterhoek niet zo dichtgebouwd. Er zijn kleine dorpjes en het is lekker overzichtelijk. Verder ben ik er snel in de natuur en voel me niet zo opgesloten. Dat is wel fijn. Voordat ik weer naar de Achterhoek verhuisde gingen we er vaak heen in de weekenden. Nu ik weer hier woon spreek ik veel af met vrienden en doen we vaak veel spelletjes. We gaan ook wel eens uit, bijvoorbeeld een avondje naar de bioscoop of sauna. Daarvoor gaan we naar Doetinchem, want dat is het makkelijkst. De voornaamste reden dat ik wil verhuizen zijn jeugdherenigingen, vrienden en familie. Veel mensen aan wie je vertelt dat je verhuist naar de Achterhoek zeggen: “Je komt daar zeker vandaan, anders ga je er niet wonen.” Maar ja, het is niet echt iets bijzonders waarom ik verhuis. Ook de muziekvereniging maakt het aantrekkelijk voor mij om te verhuizen naar Varsseveld. Ik ben lid van de muziekvereniging en ik probeer iedere vrijdag te repeteren. Daarnaast organiseer ik al een aantal jaar het jeugdkamp voor de jongeren van de vereniging. Volgend jaar ga ik in het bestuur. Op die manier draag ik wel wat bij aan de samenleving. Het orkest heeft namelijk een belangrijke rol in het
56
dorp, want als er feesten, kerkdiensten en dergelijke zijn, maken wij de muziek. Hier bij de kerk geef ik, voor een soort jongerenclub, eens in de zoveel tijd voor kinderen uit Varsseveld een bijeenkomst. Met de dingen die ik doe en mijn werk heb ik het voorlopig wel druk genoeg en kan ik nu niet meer vrijwilligerswerk doen. Wel zie ik dat veel mensen in de buurt vrijwilligerswerk doen en er veel verenigingen in de Achterhoek zijn. In een klein dorp als Varsseveld zijn er bijvoorbeeld al twee muziekverenigingen. Veel mensen zijn actief bij de kerk. Ook zijn er veel mensen die vrijwilligerswerk doen bij een zorgcentrum. Ik ken veel mensen die helpen. Wel wordt het steeds moeilijker om jonge mensen te krijgen die vrijwilligerswerk willen doen, omdat iedereen het steeds drukker krijgt. Ik denk dat in Varsseveld best veel moet veranderen om het aantrekkelijk te maken voor jongeren. Nu ik weer in de Achterhoek woon merk ik ook dat het nadelen heeft, maar uiteindelijk wegen de voordelen voor mij zwaarder dan de nadelen. Ik vind het hier slecht bereikbaar met het openbaar vervoer. Wat ik merk is dat jongeren hier niet kunnen rekenen op het openbaar vervoer en gewoon met de fiets of auto gaan. Ook merk ik dat het voor mijn studievrienden en oud-collega’s lastig is om deze kant op te komen, om op de koffie te komen, als ze geen auto hebben. Het openbaar vervoer vind ik dus echt een minpunt. Ook is het winkelaanbod hier in Varsseveld klein en moet je vaak naar bijvoorbeeld Doetinchem. Ik woon dan nu wel in Doetinchem waar het winkelaanbod groter is, maar ook daar heb je niet alle winkels. Doordat ik al een tijd niet meer in Varsseveld woon, weet ik niet hoe het zit met de supermarkt. Ik hoor wel van vrienden en ouders dat ze deze slecht vinden, want er is weinig keuze. Veel mensen gaan buiten Varsseveld hun boodschappen doen. Het openbaar vervoer en de winkels zijn voor mij wel de belangrijkste minpunten. De voordelen aan de Achterhoek vind ik de rust en ruimte. Daarnaast vind ik de sociale controle en contacten een pluspunt. De sociale controle vind ik soms ook benauwend overkomen. Aan de ene kant is het een voordeel, veel mensen kennen me en zijn begaan, maar soms vind ik het een beetje doorslaan. Vooral nu ik uit Ede kom, waar je een heel anoniem leven kunt leiden. Niemand bemoeit zich daar met je. Hier merk ik wel dat je in de gaten wordt gehouden ofzo, op een positieve manier. Soms hoor je ook mensen dingen over je zeggen. Dan denk je: dat weten ze allemaal over mij en dan denk je: ja... Positief hieraan is bijvoorbeeld op mijn nieuwe werk, dat je merkt dat mensen je via, via kennen en dat een aanknopingspunt vormt voor een gesprek. Hierdoor voel ik me wat minder verloren. Laatst kwam er iemand bij ons thuis om wat te repareren en die zei: “volgens mij ben jij van die en die familie,” terwijl ik die hele man niet ken. Dat vond ik eerst wel grappig. Maar wat bizar eigenlijk, die man ken je eigenlijk niet, maar hij kent wel je familie, hij weet van welke boerderij je ouders komen. Een heel klein wereldje. Een beetje jammer dat je niets van hem weet en hij wel van jou. Ruimte en gemoedelijkheid is een voordeel, maar kan ook omslaan naar iets negatiefs.
57
Dialoogvragen Ann
Thema Gebiedsvisie 1. Wat geeft voor Ann de doorslag om weer in Varsseveld te gaan wonen? 2. Wanneer kun je in de situatie van Ann spreken van behoeften en wanneer van wensen? 3. Beschrijf hoe jij de behoeften en wensen van burgers in kaart zou brengen. 4. Welke rol spelen de behoeften en wensen van burgers in het proces van gebiedsgericht werken?
Thema Ontwikkeling 1. Hoe kan de Achterhoek volgens Ann aantrekkelijker worden voor jongeren? 2. Welke plus- en minpunten noemt Ann die volgens haar gelden voor de hele regio (niet alleen voor jongeren)? Thema Lokale Kracht 1. Wat vindt Ann van de manier waarop mensen met elkaar omgaan in Ede, Doetinchem en Varsseveld? 2. Wat vind jij van een ons-kent-ons cultuur? 3. Hoe kun je de ons-kent-ons cultuur benutten voor je gebiedsgerichte benadering? 4. Wat voor effect heeft een ons-kent-ons cultuur op de beweegredenen van burgers om ergens te gaan wonen? Maak eigen dialoogvragen Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe.
Actie box Hoe kun je als professional(s) de ideeën van burgers integreren in het ontwikkelproces van de regio? Verzamel ideeën van burgers over het bevorderen van de leefkwaliteit van de regio. Maak een regionaal ontwerpplan over de bevindingen.
58
Uit: Damoiseaux, D., Balder, M., Kohlmann, J. & Biene, M. van, (2013). Gebiedsgericht werken met burgers. Verhalen van jongeren als basis voor gebiedsontwikkeling. Nijmegen: HAN. 20 Thuis met familie en vrienden – Jan Jan vertelt… Ik ben 20 jaar, woon in Sinderen, waar ik ook opgegroeid ben, bij mijn ouders thuis. Nu studeer ik in Nijmegen maatschappelijk werk en dienstverlening. Elke dag reis ik met het openbaar vervoer op en neer tussen Sinderen en Nijmegen. Het wonen in Sinderen bevalt me goed. Het is hier rustig en er is veel ruimte. Daarnaast wonen al mijn vrienden en familie hier. Je voelt je dan al snel thuis. Mijn familie en vrienden zijn wel de voornaamste reden om hier te blijven wonen. Wat ik wel een nadeel aan de omgeving vind, is dat er geen grote steden in de buurt zijn. Als er werk in de omgeving zou zijn wil ik graag hier gaan werken, zodat ik hier kan blijven wonen. Ik kan zo eigenlijk niets benoemen wat ik mis in de regio. Ik blijf hier heel graag wonen. Regelmatig maak ik gebruik van de supermarkt. Uitgaansgelegenheden zijn er niet veel, maar je kunt wel naar de Radstake (uitgaansgelegenheid) of naar een café in Varsseveld. Daarnaast zijn er nog wel wat andere winkels en er zijn veel verenigingen. Ik zou het wel fijn vinden als er iets meer variatie komt in het type winkels. Een weekend begint voor mij op vrijdagavond met het repeteren met het orkest, daarna nog gezellig wat drinken. Op zaterdag werken, ’s avonds afspreken met vrienden en op zondag muziek maken bij een ander orkest in Ulft. Mijn familie woont voor een groot deel in de Achterhoek, maar er woont ook familie in Noord-Holland en Overijssel. Er is goed contact met de buren, maar het naoberschap wordt steeds minder. Er wordt nog wel een Meiboom of een ooievaar gezet voor elkaar. Bij dat soort gelegenheden komt de buurt nog wel bij elkaar. Maar als er iets moet gebeuren wordt het sneller gedaan door de familie. Echt zorgen voor elkaar gebeurt niet, maar dat komt omdat dat ook nog niet echt nodig is; iedereen is nog gezond. Zelf ben ik actief bij de muziekvereniging. Ik heb bij de toneelvereniging gezeten en daar hielp ik mee met kerst. Van burgerinitiatieven merk ik zelf weinig, maar volgens mij gaat het niet slecht. Wel merk ik dat er weinig jongeren van dezelfde leeftijd bij de muziekvereniging zitten. Hierdoor is het beleid van de vereniging aangepast en wordt er actiever naar jeugdleden gezocht. Ik vind het niet gek dat het aanbod van jongeren laag is, omdat er veel verenigingen zijn in de buurt. Er is veel keus voor een kleine gemeenschap. Volgens mij is er genoeg te doen in de Achterhoek. Als je beweert dat er te weinig te doen is, moet je zelf actiever zoeken. Er is genoeg.
59
Dialoogvragen Jan
Thema Gebiedsvisie 1. Welk beeld heeft Jan van de regio Achterhoek? 2. Hoe ervaart Jan de bereikbaarheid van voorzieningen? 3. Wat vind je van de opvattingen van Jan over dat er genoeg te doen is in de Achterhoek? 4. Hoe ga je om met verschillende behoeften en wensen van burgers?
Thema Ontwikkeling 1. Wat ontbreekt er volgens Jan aan in zijn omgeving? 2. Wat is de toekomstvisie van Jan? 3. Waarmee kun je het naoberschap versterken in de regio?
Thema Lokale Kracht 1. Welke rol speelt het verenigingsleven in het leven van Jan en andere bewoners? 2. Welke rol speelt het naoberschap in het leven van Jan en andere bewoners? 3. Waaraan draag jij bij als vrijwilliger? 4. Hoe kun je met behulp van gebiedsgericht werken vrijwilligerswerk en mantelzorg bevorderen?
Maak eigen dialoogvragen Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe.
Actie box Maak een promotieplan dat jongeren stimuleert bij te dragen aan de leefomgeving.
60
Uit: Damoiseaux, D., Balder, M., Kohlmann, J. & Biene, M. van, (2013). Gebiedsgericht werken met burgers. Verhalen van jongeren als basis voor gebiedsontwikkeling. Nijmegen: HAN. 21 Uit de Achterhoek - Marjolein Marjolein vertelt… Ik ben opgegroeid in Varsseveld en woon nu in Arnhem waar ik de laboratoriumschool gedaan heb. Deze zomer ben ik afgestudeerd. In Arnhem woon ik nu in een begeleid wonen traject met andere jongeren. Ik heb in Silvolde op de middelbare school gezeten. Het was wel ver fietsen, maar naar de basisschool moest ik ook altijd al een heel eind fietsen. De Achterhoek is voor mij waar ik vandaan kom en alles is bekend daar. Mijn familie woont er en ik weet waar ik naartoe moet. Ook maak ik nog muziek bij het orkest in Varsseveld. Wel baal ik erg van de treinverbinding tussen Varsseveld en de omgeving, want die is heel slecht. Na mijn studie was het niet mogelijk om werk in de buurt van Varsseveld te vinden, daarom werk en woon ik nog in Arnhem. Op dit moment zou ik niet in Varsseveld willen wonen, maar het is niet zo dat Varsseveld zou moeten veranderen. Ik vind de commerciële voorzieningen wel goed voor een dorpje als Varsseveld, je hebt eigenlijk alles. Als ik er ben ga ik ook naar de winkels. Het is niet dat je hele afstanden moet fietsen. Er is wel een slager geweest, maar die was snel weer weg. Voor mezelf hoeft die ook niet terug te komen. In het weekend kom ik naar huis voor het orkest, om de familie te bezoeken en uit te rusten. Mijn vrienden wonen nu in Arnhem en Breda. Ik heb geen vrienden meer die in Varsseveld wonen. Bij mijn vrienden merk ik niet dat zij de intentie hebben om weer te verhuizen naar Varsseveld. Ik merk dat steeds meer activiteiten en feesten in Varsseveld worden georganiseerd. De kermis is leuk en in de tent is het altijd gezellig. Elk jaar wordt er vernieuwd en er komen elk jaar meer feesten en activiteiten bij. Ik weet niet of het dorp echt zo ‘echt’ is. Dit komt ook omdat ik zelf nu weg ben. Stel dat ik later terug kom, dan is het wel een optie om iets bij te gaan dragen aan de samenleving. Ik blijf sowieso wel muziek spelen in Varsseveld. Als mijn ouders hulp nodig hebben zullen mijn broers en ik dit doen. De buurt komt hiervoor niet op de eerste plek. Ondanks dat het wel een hechte buurt is, zullen we ons niet echt met andere gezinnen bemoeien. Als er voor mijn ouders meer hulp nodig is, zullen we hulp moeten inschakelen, omdat we zelf te jong zijn om iets te regelen. Mijn vrienden uit Arnhem zie ik regelmatig, die uit Breda wat minder vaak. Nu ik in Arnhem woon, sport ik in Arnhem en niet meer in Varsseveld. Ik begin mijn leven steeds meer op te pakken in Arnhem. Ik leid mijn leven steeds meer daar.
61
Dialoogvragen Marjolein Thema Gebiedsvisie 1. Op welke manier is Marjolein verbonden met de Achterhoek? 2. Welke dorpsvisie en regiovisie kun je onderscheiden in het verhaal van Marjolein? 3. In hoeverre is het belangrijk om mensen van buiten de regio te betrekken bij een gebiedsgerichte aanpak?
Thema Ontwikkeling
1. Marjolein woont in een begeleid wonen traject in Arnhem. Wat betekent dit? 2. Hoe kun je iemand die begeleiding nodig heeft toch zelfstandig laten wonen? 3. Wie kunnen deel uitmaken van een ondersteuningsarrangement, zodat mensen die zorg en ondersteuning nodig hebben zelf de regie over hun leven houden?
Thema Lokale Kracht 1. Welke elementen noemt Marjolein die de leefbaarheid in de Achterhoek verbeteren? 2. Hoe kun je met burgers in gesprek gaan over de vitaliteit van hun omgeving? 3. Hoe kun je als professional(s) initiatieven of ideeën van burgers ondersteunen? 4. Wanneer zijn (alle) burgers tevreden? 5. Wanneer ben je zelf tevreden?
Maak eigen dialoogvragen Een dialoogvraag is een open vraag die begint met:wat, wie, welke, wanneer of hoe.
Actie box Hoe richt je een ondersteuningsarrangement voor wonen-welzijn-zorg in, in een kleine kern zoals Varsseveld? Maak een conceptplan voor een dergelijk ondersteuningsarrangement.
62
Uit: Damoiseaux, D., Balder, M., Kohlmann, J. & Biene, M. van, (2013). Gebiedsgericht werken met burgers. Verhalen van jongeren als basis voor gebiedsontwikkeling. Nijmegen: HAN. 22 Ik houd van levendigheid - Tessa Tessa vertelt… Ik ben 18 jaar, opgegroeid in Varsseveld en woon nu op kamers in Nijmegen. Daar studeer ik muziektherapie. Ik woon in een appartementencomplex met een paar andere studenten. Ik ben in Nijmegen gaan wonen, omdat de stad een stuk levendiger is dan Varsseveld en het is ook praktischer om te gaan wonen waar je studeert. Elke dag op en neer reizen is niets, vooral niet met de Syntus (trein). Het openbaar vervoer is in de Achterhoek slecht geregeld. In de weekenden kom ik terug om muziek te maken. Op vrijdag en op zaterdag werk ik bij de cafetaria. Daarnaast kom ik terug voor mijn gezin en familie en natuurlijk voor mijn vrienden. Mijn vrienden wonen in Lichtenvoorde en Aalten. Dit komt omdat ik in Aalten op school heb gezeten. Aalten was een half uurtje fietsen van Varsseveld en het was een hele leuke school. Met mijn vrienden ga ik in het weekend op stap. Ik ga nu ook in Nijmegen uit. Op zaterdag ga ik graag met vrienden een biertje drinken bij iemand thuis in plaats van uitgaan. We gaan soms nog wel naar de Radstake of ’t Veertje (uitgaansgelegenheden). Vroeger gingen we vaker naar de Radstake, maar dit is nu afgenomen. In Nijmegen zit ik in een studentenorkest, dus ik heb daar ook een sociaal leven. Ik wil graag in de stad wonen, omdat ik houd van het levendige in de stad. Als ik naar mijn omgeving kijk, zie ik mijn vrienden ook verhuizen voor hun studie. Ik heb niet het idee dat ze nog de intentie hebben om terug te komen. Wat ik wel waardeer aan de Achterhoek is de rust. Het is fijn om terug te komen. De rust is prettig en je hoeft minder op te letten. Je kent de mensen en het is daar vertrouwd. Ik kom er vandaan en het is altijd fijn om thuis te komen. Varsseveld is een rustig dorpje en dat moet het ook blijven. Het is niet zo dat ik een dorp niets vind en dat het dorp dan maar moet veranderen. In Varsseveld mis ik eigenlijk niet echt iets. Voor een klein dorp is het wel oké. Het zou niet slecht zijn als er een slager zou komen wordt gezegd. Ik denk zelf dat een extra supermarkt goed zou zijn voor de concurrentie. Dit omdat de supermarkt te duur en te druk is. Dit komt omdat Varsseveld best groot is ten opzichte van de omliggende dorpen en mensen uit de dorpen komen dan ook boodschappen doen in Varsseveld. Ik vind het wel leuk dat het centrum aan het veranderen en vernieuwen is, zo komen er nu minder auto’s in het centrum. Maar van mij hoeft het niet groter te worden. Van mij mag het zo blijven. Later wil ik toch ook graag in de stad werken en wonen.
63
Varsseveld is wel hecht als je naar andere gemeenten kijkt. Misschien komt het omdat ik hier vandaan kom, dat ik dat vind. De kermis is een groots evenement en ook met Koninginnedag is er van alles te doen. Met koninginnenacht was er dit jaar een gezellig feest. Ze doen steeds meer aan activiteiten in het dorp. Ze zetten dan het plein af en een tent neer. Dit is positief, omdat er nu meer gebeurt. De Oranjevereniging komt van de mensen zelf. Ik zie dat ze aan het vernieuwen zijn en ik merk het verschil. Zelf wil ik momenteel niet bijdragen aan activiteiten in het dorp, ik voel me daar niet toe geroepen. Wel vind ik het contact met mijn familie belangrijk. Mijn familie woont in Varsseveld, Aalten en Doetinchem, allemaal dicht bij elkaar. Mijn oma’s wonen in Varsseveld, de familie zorgt voor beide oma’s en van alle kanten wordt hulp aangeboden. Onderling zijn goede afspraken gemaakt. Als mijn ouders hulp nodig hebben zal mijn zus eerst bijspringen. Zij woont dichtbij en anders worden anderen om hulp gevraagd. Ik ben ook nog best jong. Mijn ouders wonen achteraf. De straat waar zij wonen bestaat maar uit acht huizen. Ze letten op elkaar en helpen elkaar. Veel van mijn vriendinnen wonen nu ook in Nijmegen. We proberen met de hele groep elke zaterdag af te spreken. De vriendschap is nog steeds hecht.
64
Dialoogvragen Tessa Thema Gebiedsvisie 1. Op welke manier draagt de krimp in de Achterhoek bij aan de wens van Tessa om in de stad te wonen? 2. Welke negatieve gevolgen heeft krimp? 3. Welke positieve gevolgen heeft krimp? 4. In hoeverre zijn deze gevolgen voor iedereen (jong/oud, burger/ professional) hetzelfde?
Thema Ontwikkeling 1. Wanneer is krimp een bedreiging voor de leefbaarheid? 2. Hoe kun je als professional(s) anticiperen op de gevolgen van krimp? 3. Hoe kun je als burger anticiperen op de gevolgen van krimp?
Thema Lokale Kracht 1. Wat is volgens Tessa de lokale kracht van Varsseveld en omgeving? 2. Welke rol speelt het sociale netwerk als het gaat om lokale kracht? 3. In hoeverre klinkt de lokale kracht door in de verhalen van burgers, zoals de verhalen van Peter, Ann, Jan, Marjolein en Tessa?
4. Welke lokale kracht kun je herkennen in je eigen verhaal, als professionals en/of als burger?
Maak eigen dialoogvragen Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe.
Actie box Maak een actieplan hoe te anticiperen op de gevolgen van demografische krimp. -
Welke rol kunnen jongeren daarin hebben?
-
Tip: lees Kennisbron 6: demografische krimp
65
Uit: Biene, M. van, & Heessels, M. (2012). Onderwijsmodule: Wie is er nou raar? Jongeren in dialoog over beeldvorming rondom mensen met een psychiatrisch probleem. Nijmegen: HAN. 23 Toch durfden mensen nooit door te vragen naar hoe het écht met mij ging Het verhaal van Jesse Mijn vader is degene in mijn omgeving die iets ‘anders’ heeft. Hij is alcoholist. Sinds wanneer dat precies is weet ik niet. Maar mijn ouders zijn ongeveer 6 jaar geleden uit elkaar gegaan. Mede om de reden dat mijn vader te veel dronk. Naar ik heb horen vertellen van vrienden en bekenden dronk hij wel vaker vrij veel en is het uiteindelijk zo uit de hand gelopen dat hij er verslaafd aan is geraakt. Omdat het om mijn vader gaat, staat dat natuurlijk heel erg dichtbij. Nadat het bekend werd dat hij alcoholist was, kreeg ik veel medeleven vanuit mijn omgeving. Ook omdat mijn ouders uit elkaar gingen, werd er veel aan mij gevraagd hoe het met mij ging. Toch durfden de mensen niet echt door te vragen naar hoe het nu écht met mij ging. Ik kon mijn verhaal nergens echt kwijt. Mijn moeder wilde het er ook niet over hebben. Ze wilde er zo min mogelijk aan denken en alles wegstoppen in de hoop dat alle problemen en de pijn zo voorbij zouden gaan. Dat gebeurde natuurlijk niet. Omdat ik, samen met mijn broertje, nog een tijdje in het weekend of door de week bij hem heb gewoond, heb ik hem ook wel eens aangeschoten of dronken meegemaakt. Of dingen gezien die kwamen doordat hij dronken was. Mijn broertje en ik moesten vaak afwassen, de was doen of schoonmaken. Zijn auto zat vol deuken en de post stapelde zich langzaam op tot bergen. Hij is ook wel eens gevallen, thuis of op straat. Dan kwam ik toevallig langs gefietst en vond ik hem. Op zo'n moment schaam ik me voor mijn vader. Ook naar mijn omgeving toe, omdat bij ons de rollen werden omgedraaid. Ik moest voor mijn vader zorgen in plaats van andersom. Dit soort voorvallen en het feit dat we moeilijk met elkaar konden praten heeft er uiteindelijk voor gezorgd dat ik nauwelijks tot geen contact meer heb met mijn vader. Alleen als ik hem op straat tegen kom af en toe, maar zelfs dan kan ik hem voorbij lopen. Hij ziet me toch niet. In het begin liet hij nog wel eens wat van zich horen via een telefoontje of smsje, maar dat hield op een gegeven moment ook op. Ik ben een van de laatste geweest die nog contact met hem hebben gezocht en gehad. Zijn vrienden, familie en de rest van mijn gezin had het contact al lang opgegeven. Nu is de enige met wie hij nog echt contact heeft zijn moeder, mijn oma. Uiteindelijk is hij dus iedereen kwijtgeraakt. Ondanks alle hulp die we hebben aangereikt, alle hulp die hij heeft gehad en gesprekken met hulpverleners wil en/of kan hij niet stoppen met het gebruiken van alcohol.
66
Ik weet nu dat ik er alles aan zal doen wat in mijn macht ligt om te voorkomen dat ik zelf ook ooit verslaafd raak aan iets. En aan andere mensen die in eenzelfde situatie zitten of misschien ooit komen wil ik zeggen: blijf jezelf. Probeer niet voor je ouder te gaan zorgen. Als hij/zij zelf niet wil veranderen, dan gaat het niet lukken! Het beste wat je kan proberen, is om je ouder ervan te overtuigen dat hij/zij een probleem heeft. En als dat tot ze doordringt, dan pas kan hulp effect hebben. Maar onthoud altijd bij alles wat je doet of probeert, niets moet ten koste gaan van jezelf!!
67
Uit: Biene, M. van, & Heessels, M. (2012). Onderwijsmodule: Wie is er nou raar? Jongeren in dialoog over beeldvorming rondom mensen met een psychiatrisch probleem. Nijmegen: HAN. 24 Als mensen aan mijn lichaam konden zien hoe ziek ik ben zou ik helemaal in het gips zitten! Het verhaal van Marleen Mijn moeder is erg ziek geworden toen ik 14 was. Mijn vader was in die tijd heel beschermend naar mijn moeder toe en zelf ontvluchtte ik het huis en ging dan naar de paarden om mijn zinnen te verzetten. Ik had in die tijd weinig sociale contacten omdat ik óf thuis was óf bij de paarden, vertelt Marleen wanneer we bij haar op bezoek zijn in haar benedenwoning in 't Harde. Het is mooi weer en omdat het lunchtijd is heeft Marleen lekkere broodjes voor ons gehaald. ‘Ik ben een erg zorgzaam, lief, open en gezellig persoon’ vertelt ze. ‘Maar onder die vrolijke buitenkant gaat wel wat schuil. Toen ik 19 was is mijn moeder overleden. Dit was een hele traumatische periode voor mij. Daarna ben ik ook voor het eerst ziek geworden.’ Marleen is manisch depressief. Dit betekent dat ze periodes kent waarin ze de hele wereld aankan en in de ogen van andere mensen soms gekke dingen kan doen (manisch) en perioden waarin ze ontzettend down is en zich verloren voelt. In die periode kan ze haar bed nog niet uitkomen (depressief). In mijn manische periode heb ik bijvoorbeeld wel eens de paarden buiten gezet in mijn ondergoed, midden in de nacht! Voor mijn gevoel is dat op dat moment helemaal niet raar. Maar voor andere mensen is dat natuurlijk niet helemaal normaal. In die periode ben ik ook opgenomen geweest in een psychiatrische instelling. Ik had daar zelf nog nooit van gehoord en toen zat ik daar ineens. Het is heel raar als je in een keer in zo'n instelling zit waar je niet weg kan en niet de dingen kunt doen die je normaal thuis wel zou doen. In die tijd ging mijn manische periode ook over in een depressie periode. Gelukkig heb ik die depressieve periode maar één keer meegemaakt. Je voelt je dan echt heel erg ellendig. Ik ben altijd heel levenslustig geweest maar in die tijd voelde ik me ontzettend ongelukkig. Ik heb een half jaar in die instelling gezeten en toen ging ik begeleid wonen. Ik woon nu al zo`n 4 á 5 jaar in Elburg. Ik heb nog maar een klein beetje begeleiding nodig. Het is eigenlijk meer dat ik nu iemand heb die af en toe een oogje in het zeil houdt. Om te kijken of alles nog goed gaat. En goed gaat het nu ook! Dit komt mede doordat ze nu goed afgestemd is op medicijnen. Maar helemaal over zal het nooit gaan. Ik zit hier mijn hele leven aan vast’ verteld ze. ‘Maar ik laat me er niet onder krijgen. Ik doe ontzettend veel leuke dingen! Ga dagelijks naar de DAC (dagactiviteiten-centrum). En ik ga 's avonds regelmatig naar het kroegje om onder de mensen te zijn. Daarnaast ga ik geregeld klaverjassen, zit ik op naailes en natuurlijk tussendoor zoveel mogelijk naar de paarden, mijn grote hobby!
68
Ik denk dat sommige mensen denken dat ik het maar lekker heb, zo de hele dag vrij en alleen maar dingen doen die ik leuk vind. Dat vind ik soms wel lastig. Want zo is het helemaal niet! Ik wil ook wel graag gaan werken maar dat kan gewoon (nog) niet. Ik kan er ook niks aan doen dat ik deze ziekte heb. Ik heb er niet voor gekozen maar het is me gewoon overkomen. Ik denk dat mensen dat wel eens onderschatten, het kan namelijk iedereen overkomen! Mijn ouders zeiden vroeger altijd tegen mij: Ooit wel eens een normaal mens ontmoet?, 'Nou nee dus!’ lacht ze. ‘Want Iedereen heeft toch eigenlijk wel wat?!’
69
Uit: Biene, M. van, & Heessels, M. (2012). Onderwijsmodule: Wie is er nou raar? Jongeren in dialoog over beeldvorming rondom mensen met een psychiatrisch probleem. Nijmegen: HAN 25 Ik heb geleerd om te vechten voor mijn geluk Het verhaal van Ilse Ilse (18) krabbelt op uit een moeilijke periode in haar leven. Ze heeft een depressie gehad en ‘sneed’ in zichzelf. ‘Ik ben Ilse, 18 jaar oud en ik woon in Apeldoorn. Mijn hobby’s zijn tekenen, schilderen, fotograferen, en hockeyen’ vertelt Ilse. ‘Ik ben in aanraking gekomen met de psychiatrie tijdens een moeilijke periode in mijn leven. Ik had een depressie. Ik voelde me anders dan de rest. Eigenlijk kun je het, het best omschrijven als ‘leeg’. In die periode kon ik niets vinden wat mij vrolijker maakte. Ik nam er eigenlijk ook niet eens de moeite voor om iets te vinden waardoor ik me beter zou gaan voelen. Op school had ik het moeilijk. Ik zat altijd alleen in de klas en als er wel iemand naast me zat dan was dat vaak alleen omdat er verder geen plek meer vrij was. Ik voelde me in die tijd erg alleen en had het gevoel dat er niemand was die mij begreep. Het begon eigenlijk allemaal doordat ik gedumpt werd door mijn eerste vriendje. Door hem, of eigenlijk voor hem, had ik al mijn vrienden laten zitten. Ik ging veel liever met hem afspreken na school dan iets leuks doen met mijn vriendinnen. Maar toen ging het uit tussen mijn vriendje en mij. En toen drong het tot me door dat mijn vriendinnen boos op mij waren. Boos omdat ik niet genoeg aandacht aan hen had besteed. Toen begon het eigenlijk allemaal. Ik kon nergens met mijn verdriet terecht, want vriendinnen had ik niet meer en met mijn vriendje was het over. Toen dacht ik voor het eerst ‘ben ik wel goed genoeg?’ 'Wat vond hij dan allemaal niet leuk meer aan mij?’ En daar verzon ik vervolgens zelf wel een antwoord op. Een antwoord wat waarschijnlijk veel erger was dan wat zijn echte antwoord geweest zou zijn. Doordat ik me zo alleen voelde, wilde ik op een gegeven moment ook alleen nog maar met rust gelaten worden. Mijn ouders begrepen dat natuurlijk niet. We kregen steeds meer ruzie, om alles eigenlijk. Slapen vond ik het fijnst. Want dan voelde ik de pijn niet. Ik ging vroeg naar bed en kwam het liefst zo laat mogelijk uit bed. Toen al dacht ik stiekem wel eens 'werd ik maar nooit meer wakker, voor altijd slapen zou dat niet heerlijk zijn...'. Een tijd later kreeg ik ontzettende ruzie met mijn ouders. Na de ruzie voelde ik zoveel pijn van binnen. Ik kon er niet meer tegen! Ik wilde die pijn niet meer. Ik pakte een piepklein mesje en zette het in mijn been. Het voelde als een opluchting. Met het bloed wat vrij kwam leek ook de pijn mijn lichaam voor even te verlaten. Daarna kwam de schaamte. Wat heb ik mezelf aangedaan? Maar het snijden werd hierdoor niet minder. Ik heb zelfs een keer een armbandje gesneden om mijn pols. Misschien wilde ik toen al stiekem geholpen worden. Ik weet het niet. Mijn moeder heeft het toen uiteindelijk opgemerkt. Ze was zo verdrietig. Ik moest beloven het nooit meer te doen. In die tijd wilde ik nog steeds het liefst alleen maar slapen. Maar op een begeven moment kon ik gewoon niet meer slapen. Hiervoor ben ik toen met mijn
70
moeder naar de dokter geweest. En toen ging het balletje rollen. Op dat moment was ik er ook gewoon klaar mee. Ik wilde geholpen worden! De huisarts merkte meteen dat het niet lichamelijk maar psychisch was waarom ik niet kon slapen. Ik heb toen met de huisarts een aantal gesprekken gevoerd. Ze vertelde me toen dat ik een depressie had en stuurde me door naar een psychiater. De eerste 7 of 8 afspraken heb ik alleen maar gepraat. Over mezelf, over wat ik deed en wat ik niet deed, mijn relaties, ouders, zus, vrienden, sport en ga zo maar door. Tot ik op een punt kwam dat ik was uitgepraat. En toen kwam het lastigste van allemaal, ik moest alles vertellen aan mijn moeder. Mijn moeder en ik moesten huilen maar verder heeft ze toen niet veel gezegd geloof ik. We gingen naar huis en ik moest mijn littekens laten zien. Weer huilen en beloven om het nooit meer te doen. En tot op de dag van vandaag heb ik me daaraan gehouden! De antidepressiva die ik toen ook kreeg ging na een week of 4 werken. Ik voelde me wat minder down en ik kon zelfs af en toe weer een lach op mijn gezicht toveren. En na nog een tijdje durfde ik een opmerking te maken in de klas, een grapje. Ik werd met grote ogen aangekeken. Zo van, kun jij praten?! En mijn opmerking? Iedereen moest lachen!! En geloof me, ik weet het verschil tussen uitlachen en echt lachen, en ze lachten echt! Mijn zelfvertrouwen begon te groeien! Na een jaar mocht ik ook stoppen met de medicijnen. En na een half jaar mocht ik ook stoppen met de therapie. Ik voel me nu nog steeds prima! Natuurlijk, iedereen heeft wel eens een periode dat het even wat minder gaat, maar ik heb geleerd om te vechten voor mijn geluk!
71
Uit: Biene, M. van, & Heessels, M. (2012). Onderwijsmodule: Wie is er nou raar? Jongeren in dialoog over beeldvorming rondom mensen met een psychiatrisch probleem. Nijmegen: HAN 26 Ik voelde dat ik anders was dan mijn vriendinnen Het verhaal van Mayke Mayke (23) woont sinds 1,5 jaar in Nijmegen. Ze is opgegroeid in Arcen. Aan de tijd in Arcen heeft ze behalve goede ook heel vervelende herinneringen. ‘Ik ben op de middelbare school 3 jaar heel erg gepest. Hierdoor werd ik erg onzeker over mezelf. En ik kreeg heel erg last van faalangst. Daarnaast werd ik op een begeven moment ook heel erg bang in drukke ruimtes, zoals een volle bus, kroeg, trein, discotheek enz.' Ik ging die ruimtes en situaties ook expres vermijden, waardoor mijn angst in een rap tempo alleen maar groter werd. Ik kreeg alsmaar paniekaanvallen en was dan heel bang om over te moeten geven waar iedereen bij was. En bang dat anderen mij dan daardoor uit zouden lachen (dit was een gevolg van het pestgedrag). Toen ik op mijn 20e naar de dokter ging kwam eruit dat ik een angststoornis had. Toen ik tegen mijn psychologe vertelde dat ik ook altijd heel erg bang was over te moeten geven op momenten dat andere mensen dit konden zien, werd de diagnose angststoornis gesteld gecombineerd met een braakfobie. Eigenlijk werd ik hierdoor alleen maar meer onzeker over mezelf. Ik voelde gewoon dat ik anders was dan mijn vriendinnen. Ik probeerde heel erg te werken aan mijn angst. Ik oefende elke dag. Maar toen er niks veranderde raakte ik erg gefrustreerd. Ik bleef alsmaar oefenen en ik bleef de confrontatie met mijn angst aangaan, maar het leverde niks op! Ik kon niet meer op eigen kracht herstellen, ondanks het oefenen bleef ik extreem angstig en ik voelde me dood ongelukkig. Hierdoor raakte ik steeds dieper in de put, kreeg een nog lager zelfbeeld. Na 2 jaar therapie zonder echt resultaat, begon ik langzamerhand depressief te worden. Ik kon alleen maar huilen tijdens de sessies en thuis kon ik ook snel in tranen uitbarstten. Op een begeven moment was het zo erg dat ik eigenlijk liever gewoon niet meer wilde leven… Toen heeft mijn psychologe me geadviseerd om te starten met antidepressiva. Dit was voor mij echt het steuntje in de rus dat ik nodig had. Als ik er niet zelf uit kon komen dan maar met hulp van medicijnen. En het werkte! Na 6 weken kon ik al reizen in de drukte, durfde ik midden in een volle kroeg te gaan staan zonder dat mijn angst het van mij won. Ik kon eindelijk weer mijn leven oppakken en dat doen wat ik leuk vond!
72
Mijn vriendinnen zijn altijd bij me gebleven en hebben altijd veel begrip gehad voor mijn stoornis. Als we bijvoorbeeld op stap gingen, dan gingen ze samen met mij dichtbij het toilet staan, omdat ik anders bang was dat ik over moest geven en dat iedereen dat zou zien. Ik ben momenteel stabiel maar heb er wel heel veel van geleerd! Ik weet bijvoorbeeld dat mijn vriendinnen ook echte vriendinnen zijn, ze zullen er altijd voor me zijn. En mijn zelfbeeld is nu veel positiever! Ik heb weer zelfvertrouwen gekregen. Als ik nu terugkijk op die periode vind ik het eigenlijk echt belachelijk dat ik 3 jaar lang zo met me heb laten sollen door klasgenoten. Als ik het over mocht doen zou ik zeker naar een andere school gaan waar ik niet dagelijks gepest zou worden. Ik weet nu wat ik waard ben, ik heb geleerd assertief te zijn, ik weet wat ik wel en niet wil en ik kies vaker voor mezelf. Ik laat me ook zeker niet meer door anderen zeggen wat ik wel en niet moet doen! Mensen vergeten soms wel eens dat de littekens die van binnen zitten bij gepeste kinderen altijd zullen blijven zitten. En op latere leeftijd kunnen die op een hele vervelende manier weer naar boven komen, bijvoorbeeld in de vorm van een psychiatrische stoornis. Ik zal ook altijd een hoog gevoelige meid blijven, dus ik moet leren beter naar mezelf en naar mijn lichaam te luisteren. Ik ben nu goed op weg. Ik wil maatschappelijk werker worden binnen de GGZ (geestelijke gezondheidszorg). En dan wil ik graag faalangsttrainingen geven aan jongeren. Verder volg ik nu zanglessen, ga ik graag shoppen en lekker op stap! Ik kan nu echt zeggen: "ik ben een gelukkig mens!!"’
73
Uit: Biene, M. van, & Heessels, M. (2012). Onderwijsmodule: Wie is er nou raar? Jongeren in dialoog over beeldvorming rondom mensen met een psychiatrisch probleem. Nijmegen: HAN 27 Ik ben niet eng, je kunt gewoon met mij praten Het verhaal van Esther Ik ben altijd een heel gevoelig kind geweest, kon erg slecht tegen veranderingen. Ook hing ik enorm aan mijn moeder, had veel last van heimwee en was bang voor de wereld. Ik voelde me vaak niet begrepen. Ik ben drie jaar lang misbruikt. Door verschillende personen. Dit heeft diepe sporen achtergelaten. Ook omdat ik er met niemand over kon of durfde te praten. Ik dacht dat ze me zouden veroordelen en me vies zouden vinden. Dus voor de buitenwereld deed ik me altijd voor als dat vrolijke, extraverte meisje. In die tijd ging ik naar weekenden van de EO. En daar durfde ik voor het eerst te praten over mijn problemen. Daar waren veel lieve mensen en wat nog beter was, was dat ze op afstand stonden. Ik kon ze niet zomaar in mijn eigen omgeving tegenkomen en dat voelde veilig. Ze steunden me en gaven me liefde, en veroordeelden mij niet. Wat dat betreft draag ik de EO nog steeds een heel warm hart toe. Nadat ik de MAVO had afgerond en een diploma op zak had, ging ik naar het MBO ik deed de opleiding sociale dienstverlening. Maar die overgang was teveel voor mij. Ik heb de middelbare school volgehouden omdat dat toch een veilige omgeving was en ik daar het reilen en zeilen gewend was, maar op het moment dat ik hulp ben gaan zoeken en ook nog naar een andere school ging, ging het in een stroomversnelling bergafwaarts. Ik stond mezelf voor het eerst toe om te voelen, maar deze gevoelens waren zo heftig dat ik het niet meer aankon. Ik raakte in een diepe depressie. En deed toen ook mijn eerste zelfmoordpoging. Hierdoor werd ik opgenomen. Ik ben toen in 4 maanden tijd op 5 verschillende plaatsen ondergebracht tot er plek vrij kwam in Ermelo op de Rietschans. Ik kwam op een gesloten afdeling terecht en daar heb ik ruim een jaar gezeten. Daarna nog een tijdje op de open afdeling en daarna ben ik in deeltijd behandeling gegaan. Dit was een hele zware tijd, ik was erg depressief en suïcidaal. Maar toch kijk ik er nu met een goed gevoel op terug. Het heeft mijn leven gered! Op mijn 18de ben ik naar de volwassen zorg gegaan. Daar had ik elke week gesprekken en volgde ik een jaar lang intensieve therapie. Ook heb ik therapie gevolgd om de trauma's uit mijn jeugd te verwerken. Hierdoor heb ik veel minder last van de herinneringen en voor het eerst in mijn leven kon ik mezelf weer op waarde schatten. Ik ben begeleid gaan wonen en sinds ruim een jaar woon ik op mezelf. Door de medicatie die ik kreeg en nog steeds krijg gaat het goed nu. Uiteindelijk heb ik meerdere diagnoses gehad in mijn leven. Dit vond ik wel lastig omdat er vaak vooroordelen bestaan over bepaalde diagnoses. Uiteindelijk kreeg ik de diagnose depressie, post traumatische stresstoornis en een borderline persoonlijkheidsstoornis. Over deze laatste diagnoses zijn heel veel vooroordelen en dat is niet altijd even gemakkelijk! Uiteindelijk ben ik nu al 8 jaar bezig met mijn leven leefbaar te maken. Na jaren van veel nare ervaringen en gevoelens word ik sinds een jaar weer
74
wakker zonder tegenzin. Ik geniet weer van de mooie dingen in het leven en zie het leven niet meer als een grote boze wereld. Wat ik wel nog lastig vind is dat mijn stemming erg wisselt. Het ene moment ben ik vrolijk en het andere moment voel ik me heel erg down. Ook vind ik drukke plekken waar veel mensen zijn die ik niet ken soms nog lastig. Dit komt omdat ik al snel denk dat mensen over mij praten. Ik ben een heel open persoon. Ik schaam mij niet voor het feit dat ik psychiatrische stoornissen heb. Ik heb er zelf niet voor gekozen. Wat dat betreft is het gewoon een ziekte. Wat ik graag zou willen is dat andere mensen er ook zo naar kijken. En dat het taboe en de vooroordelen over de psychiatrie verbroken worden. Dat het niet zwak is om over je gevoelens te praten maar juist heel sterk. Ik ben niet gek. En niet eng. Je kunt gewoon met mij praten!! Wat ik anderen mee zou willen geven is dat als je problemen hebt: praat erover, niks is gek, en je zult merken dat er ook niets is wat nog nooit iemand anders al heeft meegemaakt. Of in elk geval een soortgelijke situatie. En de oordelen die je zelf misschien hebt, schaamte, schuld etc. zijn niet nodig. Het is zo belangrijk om te praten. Dat lucht zoveel op. En voor mensen die in hun omgeving zien dat iemand ergens mee worstelt, probeer er voor diegene te zijn. Laat merken dat je om iemand geeft. En oordeel niet. Luister eerst naar de andere kant van het verhaal, dan kun je, je mening pas onderbouwen.
75
Uit: Biene, M. van, Heessels, M., Erp, M. van, (z.j.). Intercultureel Vakmanschap en Welzijn Nieuwe Stijl. E-learning module I. Competentie-ontwikkeling Interculturele sensitiviteit. Nijmegen: HAN. 28 Ik ben zoals ik ben, ik ben de beperking niet – Maria Maria vertelt…. over het definitieve afscheid van mijn land, over mijn opvoeding, over een beperking als straf van God, over moederschap, over het leven in Nederland en de lange asielprocedure en mijn werk nu. Gezien het feit dat Maria afhankelijk is van een rolstoel, maakt Maria al snel kennis met het Nederlandse zorgstelsel. Tot mijn 37e jaar heb ik in Macedonië gewoond. Een land vol culturele rijkdommen. Ik ben geboren met een beperking die alles in mijn leven bepaalt. Ongeveer zes weken na mijn geboorte is mijn moeder overleden. Ik ben opgevoed door mijn grootouders. Het was geen makkelijke tijd voor hen. Macedonië is een land met veel sporen uit het verleden. Zo dichtbij Europa, maar soms lijkt het een andere wereld vanwege de sterke invloed van de oosterse cultuur en religie op de mensen. Bij mij in de familie is dat niet anders. Wij hebben familieleden en vrienden die Christenen zijn, maar ook moslims. Onderwerpen als abortus, handicaps en seks voor het huwelijk zijn nog steeds taboe. Er werd ook niet openlijk over een gehandicapt kind gesproken. Volgens mij ervaren veel ouders een soort schaamtegevoel. Het is net als wanneer je iets heel akeligs hebt gedaan. Dit werd gezien als een soort vloek die je door het leven moet dragen. Een door God gegeven straf. Als mensen een kind met “zichtbare” beperking krijgen, hebben ze de neiging om het kind in huis te houden, ver van de ogen van de ander. Het kind heeft op deze manier geen keuze. Hoe vaak heb ik niet gehoord: “Je bent zo. Je kunt niet anders zijn dan wat je bent.” Maar heel diep in mijzelf dacht ik al anders. Het was alsof een klein stemmetje zei: “Verder! Je moet verder.” Als kind vroeg ik me af waarom ik zoveel mee moest maken. Ik zag dat andere kinderen anders waren. Ik krijg vaak een dubbel gevoel als ik eraan terugdenk. Ik miste iets dat ik nooit heb gehad. Dat komt misschien vreemd over, want hoe kan ik iets missen als ik het nooit heb gekend? Maar feit is dat ik altijd veel meer in mijn leven wilde bereiken. Zo ben ik - ondersteund door mijn familie - naar een internaat gegaan om te leren. Toen ik naar het internaat ging, was ik al 13 jaar. Ik heb er leren schrijven, lezen en rekenen. Door vele operaties en behandelingen kon ik een opleiding volgen toen ik 21 jaar was. Ik heb de opleiding
76
administratief medewerker gevolgd. Na een tijd ging ik werken bij de gemeente. Mijn leven werd steeds leuker. Ik had andere mensen leren kennen en ik ging zelfstandig wonen. Ik had toekomstplannen. Ik had ook vragen over mijn mogelijkheden en onmogelijkheden. Zou ik ooit moeder kunnen zijn? Willen en kunnen zijn twee verschillende dingen. Ik ben altijd realistisch geweest. En wat motivatie betreft, daar had ik nooit gebrek aan. Feitelijk hield ik me niet bezig met mijn beperking. Ik ben zoals ik ben. Ik ben “de beperking” niet. In 1984 is mijn kindje geboren. Een heel mooi, kerngezond jongetje. Als ik terugdenk, kan ik nog geen woorden vinden die beschrijven hoe mooi het was. Tijdens de zwangerschap hoorde ik vaak dat ik een mooie zwangere vrouw was. Ik straalde van geluk. In 1991 is mijn leven helemaal veranderd. Als gevolg van de Joegoslavische burgeroorlog moest ik mijn land verlaten. Ik heb niet alleen afscheid genomen van mijn land, maar ook van mijn leven in Macedonië. Het is hard om alles achter te laten. Maar als je uit een nare situatie moet vluchten, heb je geen tijd om achterom te kijken. Je rent voor je leven. Er is geen moment voor afscheid. Het afscheid kwam voor mij pas veel later. Ik had maar één doel: mij ergens veilig voelen. Ik keek vooruit: naar de toekomst. Mijn familie, dat waren mijn kind en ik. Het heeft geen zin je druk te maken over wie of wat je hebt achtergelaten. Deze gedachten brengen geen perspectieven in het land waar ik nu woon en waar mijn kind veilig is. Ik vind het niet altijd prettig om ieder keer gevraagd te worden over wat of wie ik achtergelaten heb. Mijn leven is nu, hier, in Nederland. Af en toen kijk ik stiekem terug en word ik trots op mijzelf. De herinneringen blijven en die gaan nooit van mij weg. In 1994 kwam ik met mijn zoontje aan in Nederland. Van 1991 tot 1994 leefden wij in een wereld van onzekerheid. De asielprocedure duurde lang. Te lang. Vooral voor de kinderen. De regering verwacht dat de kinderen heel snel de Nederlandse taal leren. De kinderen gaan naar school. Maar de ouders niet! Hoe kunnen wij onze kinderen motiveren de taal te leren als wij niets mogen doen? Tijdens de asielprocedure mochten wij alleen maar wachten. Ik heb veel mensen gezien die heel moe waren van het wachten. Inactiviteit veroorzaakt veel problemen. Het brengt onrust en maakt ons afhankelijk. In Nederland heb ik contact gehad met verschillende mensen en organisaties. Hoewel ik toen geen Nederlands sprak, ben ik nooit bang geweest te communiceren met iemand met een vreemde taal. Ik heb daarom nooit een tolk gehad. Die afhankelijkheid wilde ik niet. Ik zoek altijd een manier om met iemand te praten. Wellicht is het een wederzijds proces. De ander moet ook mij willen begrijpen. Ik ben wel een tolk geweest voor mijn landgenoten. Blijkbaar hebben ze vertrouwen in mij. Ik vind dat de rol van helper mij beter ligt dan de rol van “de beperkte”. Het feit dat ik me nuttig voel, vergroot mijn draagkracht. Mijn leven is veranderd. Mijn zoon is inmiddels een leuke jongeman geworden. Ik doe vrijwilligerswerk. Ik ben lid van een cliëntenraad en in mijn buurt ben ik lid van de groep ‘Help de buurt’. Daarnaast ben ik bezig
77
met Bijbelstudie. Ik ga steeds verder. Ik wil ervaringen uitwisselen. Ik wil aan de slag gaan met vragen die te maken hebben met participatie in deze maatschappij, in de wereld waarin ik nu leef. Overal waar ik ben, vertel ik hoe de wereld van iemand met een beperking eruitziet. Ik praat graag over toegankelijkheid. Vanuit de cliëntenraad ga ik binnenkort naar een organisatie om het nieuwe gebouw goed te keuren. Is het gebouw rolstoelvriendelijk? Dat kan ik mooi vertellen! Ik besta. Ik wil mijn stem laten horen. Ik ben geen mens met tekortkomingen, maar wel met pluspunten. Ik ben trots op mezelf. Ik kom uit een land met veel geschiedenis. Deze geschiedenis draag ik in mijn hart.
78
Dialoogvragen Maria
Thema Eigen Kracht 1. Welke gevoelige snaar raakt Maria bij jou als ze zegt ‘ik ben de beperking niet’? 2. In hoeverre heeft het moederschap van Maria bijgedragen aan haar positieve zelfbeeld? 3. Welke invloed heeft werk en opleiding op de ontwikkeling van mensen met een beperking? 4. Welke struikelblokken heeft Maria weten te overbruggen om volwaardig te kunnen meedoen in de samenleving? 5. Met welke ervaringsdeskundigheid kan Maria andere mensen met een beperking ondersteunen?
Thema Tolk 1. Op welke non-verbale signalen ben je alert in een gespreksituatie met een tolk? 2. Welke competenties heb jij in een gesprekssituatie met een tolk? 3. Wat kan de invloed zijn van een tolk op het verloop van een gesprek?
Thema Opvoeden 1. Welke onderwerpen kan Maria moeilijk met haar familie bespreken? 2. Waaruit blijkt dat ouders en familieleden hun uiterste best doen om de opvoeding van hun Maria goed laten verlopen?
Maak eigen dialoog vragen. Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe. Verdiepingsvragen over gehandicapt zijn als een straf van God 1. Welk beeld heeft Maria van zichzelf als kind? 2. Welke beelden over gehandicapt zijn komen de hoofdpersonen uit de documentaires bij zichzelf en in hun omgeving tegen? 3. Op welke manier zou je als professional op dit taboe op gehandicapt zijn in kunnen spelen? Kennisbronnen Documentaires ‘Toch naar Buiten’ en ‘Ayse & Hüseyin’ gemaakt door Stichting ZieZo.Zie: http://www.zie-zo.nl/?page_id=617
79
Uit: Biene, M. van, Heessels, M., Erp, M. van, (z.j.). Intercultureel Vakmanschap en Welzijn Nieuwe Stijl. E-learning module I. Competentie-ontwikkeling Interculturele sensitiviteit. Nijmegen: HAN. 29 Ik vind het fijn om me nuttig te voelen - Tathiana Tathiana vertelt…. Ik ben 25 jaar. Ik vertel over mijn loopbaan, mijn ouders, over reizen, over acteren en presenteren, over participatie en over de commissie voor de rechten van de mens. Tathiana is een jonge vrouw met het syndroom van Down. Tathiana is als dochter van ex-pats vanuit Brazilië naar Nederland gekomen. Ik ben in 1986 geboren in São Paulo, Brazilië. Volgens mijn ouders en zussen ben ik heel speciaal. Ik heb een chromosoompje te veel, wat maakt dat ik het syndroom van Down heb. In São Paulo ging ik naar een reguliere peuterspeelzaal. Hier ben ik tot mijn zesde jaar gebleven. Na een tijd verhuisde ik naar Rio de Janeiro. Hier heb ik op verschillende scholen gezeten. Ik heb dansles gevolgd en de tango geleerd. Ik heb ook leren lezen en schrijven. Vanwege de werkzaamheden van mijn vader zijn wij vaak verhuisd. Mijn ouders zochten betere scholen voor mij en mijn zussen. Daarom zijn wij opnieuw van Rio de Janeiro naar São Paulo verhuisd. Hier heb ik een studie gevolgd bij de Stichting Down Syndroom. Ik wilde altijd contact hebben met andere kinderen die ‘normaal’ waren. Daarom heb ik geprobeerd om op een reguliere school te zitten. Hier heb ik tot de achtste graad (vergelijkbaar met groep acht van het Nederlands basisonderwijs) gezeten. In de zevende graad vond ik alles een beetje moeilijk. Ik ben naar de directrice van de school gegaan en heb haar gevraagd om extra ondersteuning. Ik wilde graag op school blijven, maar kon de lesstof niet goed aan. De directrice heeft toen iets leuks voor mij bedacht: in plaats van Engels en wiskunde mocht ik in de schoolbibliotheek werken. Mijn taak bestond uit het voorlezen voor jongere kinderen. Ik deed dat met veel plezier, want ik ben niet alleen dol op lezen, ik kon ook mijn eerste centjes verdienen. Vervolgens heb ik een compacte middelbare schoolopleiding gevolgd. Hierna wilde ik verder met werken. Ik vind het erg fijn om me nuttig te voelen. Maar om te werken moet je een beroep hebben. Om een opleiding te volgen ging ik naar een organisatie die de SENAC heet. Hier kon ik een opleiding volgen tot masseur. Daarna heb ik nog een opleiding gevolgd om in een schoonheidssalon te werken. Het contact met mensen maakt me blij en tevreden. Van 2004 tot en met 2010 heb ik parttime bij een fysiotherapiepraktijk gewerkt en daarnaast werkte ik bij een schoonheidssalon. De belangrijkste personen in mijn leven zijn mijn ouders en mijn zussen. Door hun inzet heb ik bijzondere dingen in mijn leven meegemaakt. Door mijn ouders kan ik leuke dingen doen, zoals reizen, winkelen en
80
uitgaan. Zij hebben mij geleerd dat sommige mensen niet kunnen leven zoals ik. Ik weet dat mensen met een handicap in Brazilië niet altijd de kansen krijgen die ik heb gehad. Het hangt ervan af hoe je ouders erover denken en of ze genoeg geld hebben om goede scholen te betalen. Ik heb wel kennissen die naar speciale scholen gaan voor mensen met beperkingen. Zij hebben niet veel contact met mensen zonder beperkingen. Ik heb ook mensen gezien die op straat leven en om geld moeten vragen. Ze hebben niemand om hen te helpen. Ik voel mij wat dat aangaat erg bevoorrecht. Zo heb ik een bijzondere vergadering bijgewoond van de Commissie Sociale Zaken en van de Commissie voor de Rechten van de Mens. Er waren allerlei mensen aanwezig die bij de Federale Senaat in Brazilië werken. Hier worden allerlei wetten bedacht en gemaakt. Ik heb verteld hoe ik leef. Hoe hard ik soms moet vechten om erbij te horen. Sommige mensen denken dat zodra je een beperking hebt, niets in het leven nog mogelijk is. Ze denken dat wij niets kunnen doen. Zo werd mij ooit gevraagd of ik ziek was. Jeetje, ik ben niet ziek. Ik merk dat sommige mensen niet weten hoe de wereld van iemand met Down eruit ziet. Gelukkig worden er in Brazilië steeds meer nieuwe projecten ontwikkeld, bijvoorbeeld door ouders. Het wordt ook steeds meer in het openbaar besproken. Er zijn ook politici die mensen met een beperking willen helpen. Zo heb ik Romario, een beroemde voetbalspeler, ontmoet. Hij heeft een dochter met Down. Hij voetbalt nu niet meer, maar werkt als politicus en wil kinderen met een beperking helpen. In Brazilië verdwijnt het woord ‘beperking’ beetje bij beetje uit de taboesfeer. Op 21 maart 2010 wordt de Werelddag Downsyndroom gevierd. Vorig jaar heb ik deze dag in Brazilië op een bijzondere manier meegemaakt: ik werd een stripfiguur bij een bekend Braziliaans stripboekje! Het stripboekje is op 21 maart 2010 gelanceerd. Het heeft een oplage van 150.000 exemplaren en werd verspreid in ziekenhuizen (op de afdelingen met kinderartsen) in heel Brazilië. Het doel was om met kinderen te praten over verschillen en beperkingen. Trouwens ik praat heel graag en mijn grote droom is om te acteren.
81
Dialoogvragen Tathiana
Thema School en werk 1. Wat betekent het voor de persoonlijke ontwikkeling van Tathiana om onderwijs te volgen op een reguliere school? 2. Wat vind je ervan dat Tathiana van de directrice van school in de bibliotheek mocht werken? 3. Tathiana verdiende met het werk in de schoolbibliotheek wat geld. Hoe is de betaling van werk door mensen met een beperking in Nederland geregeld?
Thema Ambassadeur en internationaal 1. Wat wordt er bedoeld wanneer men zegt dat iets uit de taboesfeer gehaald wordt? 2. Wat kunnen belangrijke effecten zijn van de wijze waarop Tathiana de problematiek van mensen met een beperking onder de aandacht brengt bij de Commissie voor de Rechten van de Mens? 3. Welke internationale organisaties of voorzieningen zijn er voor mensen met een beperking? 4. Wat zijn de beweegredenen van ouders van kinderen met een beperking om als ambassadeur op te treden of speciale stichtingen in het leven te roepen?
Maak eigen dialoog vragen. Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe.
Verdiepingsvragen over vooroordelen over gehandicapt zijn Welk beeld zet Tathiana van zichzelf neer in het materiaal op YouTube? Hoe verhoudt dit beeld zich tot de vooroordelen die er in Nederland en Brazilië bestaan over mensen met ene handicap? Kennisbronnen http://www.youtube.com/watch?v=c3PtqKyiVuw http://www.youtube.com/watch?v=axvp1Yx3gs4&feature=related
82
Uit: Biene, M. van, Heessels, M., Erp, M. van, (z.j.). Intercultureel Vakmanschap en Welzijn Nieuwe Stijl. E-learning module I. Competentie-ontwikkeling Interculturele sensitiviteit. Nijmegen: HAN. 30 Geniet van diversiteit – Fernando Fernando vertelt…. Over Tathiana, mijn dochter met Down syndroom en over de Braziliaanse cultuur, over de noodzaak van inclusie, over onderwijs, over werk, over wonen en over puberteit. Fernando heeft drie kinderen. Hij is als ex-pat naar Nederland gekomen en verblijft er voor bepaalde tijd. In Brazilië is Fernando actief in een stichting voor kinderen met het syndroom van Down. Mijn naam is Fernando. Ik ben vader van drie mooie meisjes. Een van hen is Tathiana. Mijn vrouw en ik zijn heel alert geweest op het ontwikkelingsproces van onze dochters. Zo hebben wij besloten Tathiana naar een reguliere school te sturen, omdat wij geloven dat daar het proces van deelname aan de samenleving mogelijk is. Wij beseffen dat het een moeilijke, maar haalbare weg kan zijn. Wij vinden dat een reguliere school veel voordelen brengt. Niet alleen voor ouders, maar ook voor het kind. Dat krijgt namelijk een realistisch kader aangeboden, een wereld vol diversiteit. En het kind laat zien dat anders zijn heel normaal kan zijn. Het proces is niet eenvoudig geweest. In Brazilië worden mensen met een beperking vaak thuisgelaten. Brazilië is een groot land met grote verschillen tussen rijk en arm. Net als overal in deze wereld komen uitsluiting, onbegrip en vooroordelen ook hier veel voor. De verhouding tussen vader en moeder is niet altijd gelijkwaardig. Zoals in de Latijns-Amerikaanse cultuur is ook in Brazilië de vader vaak de afwezige in de opvoeding. Maar gelukkig geldt dit beeld niet voor alle milieus. Mannen worden steeds meer betrokken bij de opvoeding. Er zijn door de regering gefinancierde programma’s voor mensen met een beperking. Een van die organisaties is de A.P.A.E. die speciaal onderwijs biedt aan kinderen met beperkingen. Ook worden er tandheelkundige hulp, fysiotherapie, cursussen voor ouders en zwangerschapsvoorlichting gegeven. Het is een goed sociaal-medisch programma. Helaas weten mensen, ondanks de faciliteiten, de weg hiernaartoe niet altijd te vinden. De onwetendheid van de bevolking en de geringe betrokkenheid van de overheid veroorzaken veel problemen voor mensen met een beperking. Om dit te illustreren wil ik een extreem voorbeeld aangeven. Een tijd geleden werd openbaar gemaakt dat in het Amazonegebied een nieuwe indianenstam is ontdekt.
83
Deze indianenstam begraven hun gehandicapte kinderen levend! De Braziliaanse overheid vindt dat deze mensen met rust gelaten moeten worden, omdat het nou eenmaal behoort tot hun cultuur. Ingrijpen zou leiden tot ontwrichting van de laatste unieke indianencultuur. Als vader vind ik deze situatie ondenkbaar. Wettelijk gezien heeft ieder individu recht op erkenning als persoon. De mens heeft recht om te bestaan. Maar is mijn cultuur beter dan van deze indianen? Kan ik dan bepalen hoe ze hun kinderen moeten behandelen? Ik kan wakker liggen van de gedacht dat dagelijks een kind in de wereld wordt vermoord als gevolg van een lichamelijke afwijking. Onze oudste dochter is een jaar naar Engeland geweest in het kader van een uitwisselingsprogramma. De hele familie is bij het reisproces betrokken geraakt. Toen onze dochter terugkwam, zei Tathiana: “Pap, wanneer ben ik aan de beurt?” Wij hebben toen geprobeerd de droom van onze tweede dochter waar te maken. Via een forum hebben wij contact opgenomen met een gezin in Portugal. En Tathiana is drie weken in Portugal geweest. Ze heeft erg genoten van deze ervaring en veel geleerd. Alles is heel positief gelopen. Wij hebben haar zien groeien. Ze kreeg meer zelf vertrouwen. Feitelijk komt alles wat wij als ouders van onze kinderen mee willen geven neer op het volgende: het leven brengt moeilijkheden met zich mee, maar ook perspectieven. Ieder familielid levert hier zijn of haar bijdrage aan. Uiteindelijk willen wij dat onze kinderen zelfvertrouwen krijgen en dat ze zich gelukkig voelen. Volgens mij is arbeid een startpunt van deelname aan de maatschappij. Arbeid geeft het individu zijn waardigheid. Het is eigenlijk een bron van relaties met de buitenwereld. Het verbindt. Bij Tathiana is het niet anders geweest. Via haar werk heeft ze verschillende mensen ontmoet. Het heeft veel diversiteit in haar leven gebracht. Uiteraard leerde ze ook omgaan met geld. In Brazilië kennen wij geen sociale voorzieningen zoals in Nederland. Tathiana heeft altijd in het reguliere circuit gewerkt. Volgens de Braziliaanse wet zijn bedrijven met meer dan 100 werknemers verplicht 2 tot 5 procent werknemers met een beperking aan te nemen. In Nederland hebben wij gezien dat de maatschappij heel anders is. Er is een grote variëteit aan ondersteuning, voorzieningen en activiteiten. De tijd vliegt. Op een gegeven moment besef je dat je dochters geen kleine meisjes meer zijn. Dan begint een nieuwe fase. Er komen jongens over de vloer. En de vader? Ik ben net zo nerveus geweest als bij de vriendjes van de andere twee dochters. En zoals het hoort, hebben wij met Tathiana gepraat over de veranderingen in het lichaam en ook over seksualiteit. Als jongedame heeft Tathiana wensen. Ze wil ook graag “huisje, boompje, beestje”. Misschien wil ze moeder worden. Dan wordt dat in de familie besproken. Op dit moment is dat nog geen onderwerp van gesprek. Ik merk dat kinderen met een beperking in Nederland behoorlijk worden geholpen. Ze wonen soms zelfstandig of in een klein groepje. Dat wil ik graag voor mijn dochter regelen. Nu we in Nederland zijn,
84
willen wij veel ontdekken. Wij willen zoveel mogelijk informatie verzamelen over onderwerpen als wonen, werken, zorg en welzijn. Als wij terug zijn in Brazilië willen wij doorgeven wat wij van de Nederlandse cultuur geleerd hebben. Er is zoveel te vertellen. Als vader van drie mooie kinderen wil ik aan alle ouders doorgeven: geniet van jullie kinderen! Het hebben van een kind met een beperking is niet eenvoudig. Het vraagt om een andere aanpak. Maar ieder kind is speciaal en heeft zijn eigen karakter. Het brengt diversiteit in het gezin. Wij ouders hebben een belangrijke rol bij het ontwikkelingsproces van onze kinderen. Als de ouders betrokken zijn kunnen ze zien dat ieder kind speciaal is. Geniet dus van deze diversiteit, want anders zijn is heel normaal.
85
Dialoogvragen Fernando
Thema Opvoeden 1. Wat zou de vader van Tathiana bedoelen met diversiteit? 2. Welke ervaringen moet Tathiana volgens haar vader opdoen om haar zelfvertrouwen zo goed mogelijk te ontwikkelen? 3. Welke risico’s loopt een kind met een beperking wanneer vanuit de familie geen ondersteuning kan worden geboden? 4. Hoe belangrijk is het dat alle gezinsleden bijdragen aan de opvoeding van een kind? 5. Wat vindt de vader van Tathiana belangrijk in de opvoeding?
Thema Participatie en leren 1. Wat betekent de term uitsluiting? 2. Waar zien we dat Fernando door zijn opvoeding ordening aanbrengt in het sociale leven van zijn dochter? 3. Hoe voorkomen we dat door onwetendheid van ouders schrijnende situaties ontstaan in het leven van een kind met een beperking? 4. Wat kunnen (internationale) uitwisselingsprogramma’s bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen met een beperking? 5. Wat leert Tathiana volgens haar vader Fernando door te werken?
Maak eigen dialoog vragen. Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe.
86
Uit: Biene, M. van, Heessels, M., Erp, M. van, (z.j.). Intercultureel Vakmanschap en Welzijn Nieuwe Stijl. E-learning module I. Competentie-ontwikkeling Interculturele sensitiviteit. Nijmegen: HAN. 31 Mijn boodschap voor alle hulpverleners - Elham Elham vertelt….. ik ben studente Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, ik ben 27 jaar en woon 14 jaar in Nederland met mijn moeder. Ik vertel over mijn leven van vluchteling, naar asielzoeker naar moderne stadsbewoner. Mijn moeder is mijn voorbeeld. Ik adviseer hulpverleners in te spelen op diversiteit. Elham vindt het heel belangrijk dat professionals in de hulpverlening meer aandacht geven aan interculturele communicatie. Volgens Elham moet er ruimte zijn voor andersdenkenden. Ze vertelt over haar belevenissen in Nederland als dochter van een vluchteling uit Iran. Ik ben 27 jaar. Ik ben 14 jaar geleden met mijn moeder uit Iran hiernaartoe gevlucht. Op een dag werd ik door mijn moeder gevraagd om mijn koffer in te pakken. Ik had dat niet zien aankomen. We gingen weg, weg uit Iran. Ik heb mijn moeder nooit gevraagd waarom. Op mijn veertiende werd ik een asielzoeker en ben ik terechtgekomen in een voor mij onbekende wereld. We werden van het ene opvanghuis naar het andere opvanghuis gestuurd, totdat we hoorden dat we definitief in Nederland mochten blijven. Onze vreugde was van korte duur, omdat we een woning in Amsterdam toegekend hadden gekregen. Alleen de gedachte al werd mij en mijn moeder te veel. We zijn niet akkoord gegaan met die woning en het COA zorgde ervoor dat wij in een meer ‘kindvriendelijke’ stad terechtkwamen: Nijmegen. Ik was niet langer asielzoeker. Had ik voorheen nog geleefd als een vluchteling, nu was ik een normale stadsbewoner. Mijn leven begon opnieuw. Ik ben na mijn havo van de een naar de andere opleiding gegaan. Ik wist niet precies wat ik wilde studeren. Achteraf denk ik dat ik gewoon nog op zoek was naar een bepaalde vastigheid. Ik wilde zeker zijn van mijn keuzes. In dit land was er zoveel te kiezen. Uiteindelijk heb ik het maatschappelijk werk ontdekt. Met deze opleiding heb het gevoel dat ik op een goede plek zit. Als ik terugkijk leek mijn leven tot nu toe op een circus. Een circus dat steeds onderweg is naar een nieuwe plek. Omdat ik steeds aan plaatsen en situaties moest wennen, heb ik weinig kans gehad om ergens ‘wortel te schieten’. Om te begrijpen wie of wat ik ben, moet ik inzicht hebben in wie ik was, hoe ik was, want mijn ‘wortels’ zijn mijn voorouders en familie, mijn land van herkomst.
87
In het begin was het leven niet eenvoudig. Ondanks alles is er altijd iemand geweest op wie ik kon bouwen. Mijn moeder is mijn steunpilaar. Als ik naar haar kijk, zie ik een sterke vrouw die alles kan bereiken. Ik vraag me soms af waarom ze niet meteen in Nederland werd geboren. Ze is beter geïntegreerd dan iedere andere Iraniër die ik ken. Ik ben heel erg trots op haar en voel me gezegend met een moeder als de mijne. Ik streef ernaar net als mijn moeder een zelfstandig leven te leiden. Om dat te bereiken ben ik bereid heel hard te werken. Dat heb ik altijd gedaan en dat blijf ik ook doen. Mijn moeder is mijn grootste voorbeeld. Door haar ontstond mijn motivatie om nieuwe dingen te leren. Als ik in Iran was geweest, denk ik dat ze mij op dezelfde manier zou hebben opgevoed: altijd met het oog op de toekomst. Volgens mijn moeder is onderwijs de toekomst. Een van de belangrijkste doelen in het leven is het volgen van een goede opleiding. Als ik terugkijk, weet ik niet zo goed meer hoe de asielprocedure en alles is gegaan. Ik was een kind. Ik was alleen bezig met spelen en leren. Het was allemaal zo spannend. Ik zag aan het gezicht van mijn moeder dat de asielprocedure moeilijk was. Het lange wachten tot er eindelijk een beslissing viel. De onzekerheid van een verblijf in dit nieuwe land. Er zijn zoveel spannende momenten geweest, waarvan ik nu besef hoe pittig ze voor mijn moeder zijn geweest. Helaas hebben wij ook andere vluchtelingen gezien die weliswaar veel hebben bereikt, maar ook getekend zijn door het hele proces. Ze hebben allerlei depressie klachten gekregen. Ze werden somber, wantrouwend en belandden vaak in een vicieuze cirkel waar ze zonder hulp niet uit kwamen. De aangeboden hulp sluit vaak niet aan bij hun hulpvraag. Er is een taalbarrière. Vaak wordt er aangedrongen op medicijnen ter bestrijding of verlichting van de klachten. Volgens mij is dat een tijdelijke oplossing. Ik vraag me af of er tijdens de behandeling aandacht is geweest voor een goede interactie tussen hulpverlener en cliënt. Een interactie waarbij de hulpverlener op de hoogte was van culturele verschillen, waarden en vooroordelen. Als hulpverlener moet je je bewust zijn van je eigen wereld. Dan pas kun je weten welke invloed je als hulpverlener kunt hebben op je cliënt. Een kritische reflectie op de eigen werkwijze moet deel uitmaken van het ondersteuningstraject van iedere professional. Mijn naam is Elham. De betekenis van mijn naam kun je vertalen met ‘boodschap van God’. Mijn boodschap voor alle hulpverleners is dat jullie de volgende punten in de gaten moeten houden wanneer jullie cliënten begeleiden die uit hun geboorteland zijn gevlucht.
Empathie tonen voor de cliënt en zijn situatie
Vertrouwensband opbouwen
Gevoel van veiligheid creëren door er voor de cliënt te zijn
Positieve houding
Flexibel zijn
Actief luisteren
88
Kennis van de cultuur en de culturele context van de cliënt
Communicatieve vaardigheden bezitten
Ik hoop dat alle professionals in de zorg en welzijn werken mijn boodschap in hun werkkoffer zullen stoppen en meenemen naar cliënten.
89
Dialoogvragen Elham
Thema Wortels en thuisgevoel 1. Wat bedoelt Elham te zeggen met ‘mijn wortels’? 2. In hoeverre is het van belang om voorouders, familie en land van herkomst te kennen om een eigen identiteit te kunnen opbouwen? 3. Tegen welke problemen loop je aan bij het opbouwen van een sociaal netwerk wanneer je steeds onderweg bent naar een nieuwe plek? 4. Opvoeden met het oog op de toekomst. Hoe leg jij dat uit?
Thema Adviezen voor hulpverleners 1. Wat bedoelt Elham wanneer zij zegt dat sommige vluchtelingen getekend zijn door het proces van vluchten? 2. Elham vindt dat een professional kennis moet hebben van de culturele context van de cliënt. Wat zou ze daarmee bedoelen? 3. Wanneer is er volgens Elham sprake van een goede interactie met een cliënt? 4. Welke kanttekeningen plaatst Elham bij de hulpverlening aan vluchtelingen? 5. Hoe kun jij de boodschap gebruiken die Elham meegeeft aan alle hulpverleners?
Maak eigen dialoog vragen Een dialoogvraag is een open vraag en begint met: wat, wie, welke, wanneer, hoe
Verdiepingsvragen over de eigen culturele achtergrond van professionals Op welke manier speelt de eigen cultuur van een professional een rol in het contact met collega’s en cliënten? Op welke manier kun je dergelijke verschillen in werkwijze bespreekbaar maken? Kennisbron Thé, A. (2010). Cultuurverschillen. In A. Thé, In de wachtkamer van de dood. Leven en sterven in
een verkleurende samenleving. (pp. 66-68).Thoeris: Amsterdam.
90
Uit: Biene, M. van, Heessels, M., Erp, M. van, (z.j.). Intercultureel Vakmanschap en Welzijn Nieuwe Stijl. E-learning module I. Competentie-ontwikkeling Interculturele sensitiviteit. Nijmegen: HAN. 32 Alles komt goed - Najim Najim vertelt… ik ben 22 jaar, de oudste van vijf kinderen. Ik vertel over mijn vader die verstandelijk beperkt is en mijn moeder die Parkinson heeft. We zijn volgens hulpverleners een ‘multi-probleem gezin’. Mijn verhaal gaat over speciaal onderwijs, politie, werk, problematisch gedrag, toekomstplannen en competenties van begeleiders. Beide ouders van Najiim hebben een verstandelijke beperking. Dit geldt ook in meer of mindere mate voor hun vijf kinderen. Hij is deel van een ‘multi-probleem gezin’. Er komen veel hulpverleners over de vloer. Van jongs af aan heb ik geleerd dat het leven niet eenvoudig is. Als je in deze maatschappij iets wilt bereiken, moet je geholpen worden. Bij ons thuis waren er dagelijks hulpverleners aanwezig. Ik ben het tweede kind van een gezin van vijf kinderen. Mijn zus is het eerst geboren, maar ik ben de eerste jongen van een Marokkaans gezin. Dat maakt verschil. Als eerste jongen kreeg ik altijd meer aandacht van mijn moeder. Ze was altijd heel lief voor mij en stelde niet veel regels. Ze heeft me lekker verwend, zoals ik vaak gehoord heb. Moeders doen dat, of niet? Ze heeft me op de wereld gezet om goede dingen te leren. Als ik iets slechts doe en in aanraking kom met de politie, zal de hele buurt over ons praten. Dat verdienen ze niet. Thuis was het leven altijd heel druk. Er kwamen veel mensen over de vloer. Geen familie of zo, maar hulpverleners. Mijn ouders zijn erg beperkt. Op allerlei gebieden. Net als ik nu. Mijn ouders begrijpen niet wat ze met geld moeten doen. En ze spreken geen Nederlands. Bij mijn moeder is op jonge leeftijd de ziekte van Parkinson geconstateerd. Mijn vader is verstandelijk beperkt. Ze zijn niet vertrouwd met de buitenwereld. Hoe moeten ze dan hun kinderen leren hoe ze met elkaar omgaan? Er was ook geen steun van familie of vrienden. Nu besef ik hoe moeilijk het leven voor ons is geweest. En nog steeds. Wij werden als een ‘multi-probleem gezin’ beschouwd. Ik weet nog niet precies wat het betekent. Zijn er mensen in deze wereld die geen problemen hebben?
91
De waarheid is dat ik niet weet hoe het gegaan zou zijn als wij geen hulp hadden gekregen. Diep in mijn hart heb ik altijd het idee gehad dat alles goed komt. Ook als je echt een groot probleem krijgt. Het is wel belangrijk dat je hulp accepteert. Soms is dat moeilijk. Het is niet altijd fijn om iedere keer een nieuw gezicht thuis te krijgen. Dan start alles opnieuw: vertellen wie wij zijn, wat wij willen, samen de problemen in kaart brengen. Het ligt er ook aan wie je als hulpverlener krijgt. Is het een man of een vrouw? Is hij of zij bazig? Wat vindt hij of zij van een allochtoon? Als kind denken wij niet na over wie wat doet. Achteraf wel. Dan denk ik dat sommige hulpverleners wel aardig waren. Mijn broers, zus en ikzelf hebben op een speciale school gezeten. Ik had vaak geen zin om te gaan. Het liefst wilde ik op straat blijven. Thuis hing ik graag de baas uit. Ik had het gevoel dat ik alles in de hand moest houden. Omdat ik een grote jongen was, viel ik overal snel op en had ik veel vriendjes op straat. De jongens vonden me leuk, grappig. Op straat was alles heel relaxed. Ik ging lekker chillen met mijn vrienden en luisterde naar muziek. Rappen is nog steeds mijn hobby. Met mijn vrienden heb ik altijd lol gehad. Maar mijn schoolleven was niets. Het bracht stress en ruzies. Ik was een van de weinige allochtonen in de klas. Sommige kinderen gingen me plagen. Ik weet niet precies waarom. Ze noemden me ‘Marokkaans’. Dat ben ik ook! Maar ik spreek gewoon Nederlands. Soms voel ik me een beetje anders dan de Nederlandse jongens. Ik weet niet waarom. Misschien komt het door de opvoeding. Ik respecteer ouderen en vrouwen. Als een vrouw zo oud is als mijn moeder, moet ik respect tonen. Misschien ging het daarom wel vaak mis met begeleiders. Het waren altijd mannen. Of hele jonge mensen. Die hebben geen ervaring, hoor. Soms ben ik heel boos. Boos op alles. Waarom krijg ik geen kans? Ik wil graag bij de DAR werken. Het is mijn ding. De begeleiders hebben mij daar nooit bij geholpen. Ze willen alleen praten over ‘hoeveel jointjes ik per week rook’. Ik word voortdurend geconfronteerd met regels, regels en nog meer regels. Ik kan niet veel meer hebben. Weten ze niet waarom ik jointjes rook? Ik wil rust in mijn hoofd! Ik geloof niet meer in hun verhaal. Ik wil graag een keertje mijn eigen dingen doen en mijn eigen regels bepalen. Ik heb nog zo veel plannen. Ik wil graag mijn eigen appartementje hebben. Een vaste baan. Ik ben 22 jaar oud en ik heb niet veel bereikt. De onduidelijkheid brengt veel spanning met zich mee. Ik word een beetje angstig en onzeker. Ik laat niets over mij heenkomen, maar toon ook niet dat ik soms onzeker ben. Toch weet ik zeker dat alles goed komt.
92
Dialoogvragen Najim
Thema Multiprobleemgezin 1. Hoe zou jij een multi-probleemgezin omschrijven? 2. Hoe zou jij de rol van Najim thuis en van Najim op straat willen omschrijven? 3. Wat vind jij van de aandacht die Najim van zijn moeder krijgt omdat hij de eerste jongen in het gezin is? 4. Hoe zou jij het vinden om dagelijks meerdere hulpverleners in huis te hebben? 5. Wat heeft de professional nodig om de problematiek van allochtone ouders met een verstandelijke beperking goed te kunnen ondersteunen? Thema Vrienden en schoolleven
1.
Wat leidt ertoe dat Najim zich soms anders voelt dan de Nederlandse jongens?
2.
Hoe heeft Najim zijn schoolleven ervaren?
3.
Wat is moeilijk voor Najim in de omgang met jonge mannelijke begeleiders?
4.
Wat vind jij van de wijze waarop Najim over zijn toekomstplannen praat?
Maak eigen dialoog vragen. Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe.
Verdiepingsvraag over jongeren en straatcultuur Welke rol speelt cultuur in het onderscheid tussen straat en thuis? Kennisbron Auteur Jan Dirk de Jong zet vraagtekens bij de populaire culturele verklaringen. Hij stelt daar tegenover dat het gedrag van ‘Marokkaanse’ jongens veel beter is te verklaren uit hun algemeen menselijke behoeften aan erkenning, veiligheid en vertier, dan uit hun ‘Marokkaanse’ afkomst en opvoeding. De Jong, J.D. (2007). Kapot moeilijk. Een etnografisch onderzoek naar opvallend delinquent groepsgedrag van 'Marokkaanse' jongens. Amsterdam: Aksant.
93
Uit: Biene, M. van, Heessels, M., Erp, M. van, (z.j.). Intercultureel Vakmanschap en Welzijn Nieuwe Stijl. E-learning module I. Competentie-ontwikkeling Interculturele sensitiviteit. Nijmegen: HAN. 33 Ik hou van Holland – Nasra Nasra vertelt… Ik ben 60 jaar en gehuwd. Sinds 1990 woon ik in Nederland. Ik vertel over mijn thuisland, over religie, over angstige momenten, over hulp en over mijn werk als vrijwilliger en bestuurder. Nasra werd geboren in het noorden van Somalië. Haar jeugd bracht zij door in een groot gezin. Ze vluchtte in 1990 naar Nederland en is vanaf het begin van haar komst maatschappelijk heel actief. Mijn vader was een echte familieman. Hoe je opgroeit, neem je over van je ouders. De relatie van mijn ouders was heel goed, er was veel liefde. Hij was heel respectvol en betrok zijn vrouw altijd overal bij. Dit heeft mijn moeder ook zo aan ons doorgegeven. Ik ben heel stabiel en liefdevol opgegroeid. Mijn vader kwam altijd thuis en dan had hij iets voor ons meegenomen. Na de basisschool en een stukje middelbare school ben ik op 18-jarige leeftijd getrouwd. Ik ging met mijn man in de hoofdstad Mogadishu wonen. Hij werd benoemd tot burgemeester in een belangrijke havenstad in die tijd. Indertijd droegen jonge vrouwen meestal geen hoofddoek in Somalië, het was een heel civilized land. We hadden een goed leven. Zelf heb ik in die tijd nooit gewerkt. Ik was al jong moeder en moest voor mijn kinderen zorgen. Niet werken gaf ook een bepaalde status. Ik leef op als ik terugkijk op die periode. Het was niet zo dat vrouwen geen hoge posities hadden. Er waren bijvoorbeeld veel vrouwelijke ministers. Na een paar jaar verhuisden we naar Ethiopië waar mijn man op de ambassade ging werken. De spanningen tussen Ethiopië en Somalië liepen in die tijd hoog op. Ik herinner me nog dat ik op een avond thuis was en de bel ging. Mijn man moest overwerken. Er stonden mensen aan de poort. Het was een list. Ze pakten hem bij zijn trui. Hij trok snel zijn trui uit en rende weg. Na dit incident vluchtte Nasra met haar gezin terug naar Somalië. Haar man bleef nog drie maanden achter. Daarna riep de Somalische regering het ambassadepersoneel op om terug te keren. Het werd oorlog tussen de twee landen. In 1990 vluchtte ik met mijn vier kinderen naar Nederland. Je moet een veilige plek zoeken en via via regelt iemand dat voor je. Je hebt geen keuze. De jongste was toen 11, de andere kinderen waren 12, 14 en 16. Het was een vreemd land met vreemde mensen. Het was een moeilijke tijd. Ik had geen idee waar we naartoe gingen. We kregen te horen: jullie gaan naar de buurt van Arnhem. Een vrouw gaf me een lijstje van plaatsen waar we langs zouden komen. Ik herinner me dat ik, elke keer als er een stad kwam, dacht:
94
moeten we hier overstappen? We kwamen aan en lieten een chauffeur de naam van onze bestemming zien. We dachten dat we naar een hotel moesten, maar het bleek een opvangcentrum te zijn. In Oosterbeek startte ik met vrijwilligerswerk. Sommige mensen spraken nauwelijks Engels, dus ging ik tolken. Ik hielp ook met koken. We woonden er twee maanden. Toen verhuisden we naar Leersum. Een vriendin van mij woonde daar in het opvangcentrum. Ze had geregeld dat we in Leersum terecht konden. Toen ik aankwam werd ik direct uitgenodigd door de politie. Ze vroegen of ik wel een identiteitskaart had, want het is heel gemakkelijk om te zeggen dat je uit Somalië komt. Omdat ik beschikte over de juiste papieren, verliep de procedure soepel. Na zes maanden was de verblijfsvergunning rond, wat voor die tijd nog lang was. Ik was de enige die zonder interview een verblijfsvergunning kreeg. De politie heeft me erg geholpen met de papieren en uiteindelijk met de hereniging met mijn man in 1994. Op een gegeven moment kreeg ik helemaal genoeg van het opvangcentrum. We hadden slechts één kamer voor mij met mijn twee dochters. Mijn zoons hadden een aparte kamer met iemand anders. De man van mijn vriendin, die in het opvanghuis werkte, fluisterde dat ik een huis in Ede kon krijgen. Ik mocht tegen niemand iets zeggen. Hij liet mij Ede op de kaart zien, want ik wist niet waar het lag. Ik besloot in Ede te blijven wonen. Heel veel Somaliërs gingen naar andere landen, maar hoe kon ik nu weer vluchten? Ik wilde niet weer een nieuw leven beginnen. Ik heb me meteen aangepast in Ede. Toen ik de eerste keer in het huis kwam, werden we opgevangen door Rita en haar man. Zij stonden altijd voor me klaar. Zij waren als familie voor mij. Elke vrijdag deed ze boodschappen voor mij en op een gegeven moment deden we dat samen, zodat ik het kon leren. We kochten brood, melk, thee, suiker, de basisdingen. Vlees kochten we niet. Er was toen nog geen halal-vlees, al wist ik ook niet echt wat halal was. Rita was als een zus voor me. Helaas is zij overleden. Ik kreeg thuis ook taallessen van Ineke om mijn Nederlands te verbeteren. Zij is nog steeds een vriendin. Al snel begon ik me actief in te zetten voor de Somalische vrouwen in Ede. Ik organiseerde de eerste vrouwendag. In 1995 richtte ik samen met Astrid en Aisha de Vereniging Afrikaanse Vrouwen Nederland (VAVN) op. We organiseerden veel activiteiten zoals lezingen. Ik ben nog steeds erg actief in Ede. Ik werd bestuurslid van de Somalische Vereniging. Deze organisatie werd opgericht in 1996 om de belangen van de Somalische gemeenschap te behartigen. Daarnaast was ik lid van de stuurgroep van Bruggenbouwers en betrokken bij het Overleg. Ik werk nog steeds als gezondheidsvoorlichter “Eigen Taal en Cultuur” voor Somalische mensen. Sinds kort ben ik ook mantelzorger van mijn man. Ik moet het wat rustiger aan doen, wat overigens niet echt lukt. Mijn drijfveren: iets voor een ander betekenen, kennis vergroten en actief zijn. Ik ben graag actief. Sommige dingen zijn moeilijk onder woorden te brengen. Ik doe het nooit om er voor iets terug te krijgen. Ik word vrolijk en ik voel me goed en in vrede als ik mensen kan helpen. Als er geen oorlog was uitgebroken in
95
Somalië, zou ik nog steeds dat leuke, stabiele leven hebben gehad. Maar het leven verandert altijd. Je kunt niet zeggen: het gaat zo blijven. Je kunt alleen hopen dat het zo verder gaat en dat het niet slechter zal gaan. Ik had toen een heel luxe leven, maar ik ben dankbaar voor mijn leven nu: ik ben redelijk gezond, met mijn kinderen gaat het goed. Nederland is de eerste plek waar ik rust en vrede voel. Geen oorlog, geen zorgen om een oorlog die kan uitbreken. Als je gevlucht ben dan is dat altijd je gevoel. Het maakt niet uit wat ik hier mis: ik hou van Holland!
96
Dialoogvragen Nasra
Thema Status en komaf 1. Wat bedoelt Nasra met de uitdrukking ‘een civilized land’? 2. In hoeverre ben je het eens met de gedachte van Nasra dat je ideeën over opvoeden overneemt van je ouders? 3. Nasra vertelt dat zij met hulp van anderen veilig naar Nederland kon vluchten. Welke andere verhalen zijn jou bekend over vluchten? 4. Wat is het verschil in status gerelateerd aan werk in de situatie van Nasra toen ze in Somalië woonde en vandaag de dag in Nederland? 5. Wat kan het maatschappelijk rendement zijn van de inzet van mensen zoals Nasra als tolk voor hulpvragers?
Thema Vrijwilligerswerk 1. Wat is het voordeel voor de hulpvrager als de tolk een native speaker is? 2. Hoe heeft het vrijwilligerswerk ertoe bijgedragen dat Nasra zich verder heeft kunnen ontplooien? 3. Wat is voor Nasra de drijfveer om vrijwilligerswerk te doen?
Maak eigen dialoog vragen. Een dialoogvraag is een open vraag die begint met wat, wie, welke, wanneer of hoe.
Verdiepingsvragen over steunende relaties Welke steunende relaties kom je tegen als je met Nasra Support Circles zou maken? Op welke manieren kun je als professional support gericht werken? Kennisbron Wilken, J.P., & T. Dankers. (2012). Supportgericht werken in de Wmo. Utrecht: Wmo Werkplaatsen.
97
Uit: Biene, M. van, Heessels, M., Erp, M. van, (z.j.). Intercultureel Vakmanschap en Welzijn Nieuwe Stijl. E-learning module I. Competentie-ontwikkeling Interculturele sensitiviteit. Nijmegen: HAN. 34 De wij-cultuur is typisch Turks - Ayse Ayse vertelt… Ik ben 48 jaar. Ik vertel over arbeidsmigratie, gezichtsverlies, familiebanden en over man-vrouw verhoudingen. Over mijn opleiding en werk bij een welzijnsorganisatie, over solliciteren en over zelfinzicht via coaching. Toen Ayse anderhalf jaar oud was, emigreerde het gezin naar België. In 1983 kwam ze naar Nederland. Mijn vader wilde naar België, omdat hij gehoord had dat het geld op straat lag. We hadden het in Turkije goed, maar hij wilde meer verdienen om zijn familie te ondersteunen. Hij is gaan werken in een fabriek bij een mijn. Dat was niet zijn plan. Hij was er eigenlijk te trots voor. Bij terugkeer naar Turkije zou dat als een mislukte missie worden aangemerkt. Veel migranten gaan om die reden niet terug naar hun land van herkomst. We woonden met mijn ouders en de vijf kinderen in een mijnwerkershuis. Na een paar jaar kocht mijn vader een stuk grond en bouwde zelf een huis. Dat huis staat er nu nog. Mijn vader hielp ook andere gezinsleden om naar België te komen. In mijn jeugd heb ik nooit echte problemen gehad. Mijn broertje wel. Dat kwam door foute vrienden. Hij heeft nu nog hulpverlening. Hij was de enige met problemen, de rest is keurig terechtgekomen. In België ging ik naar de kappersopleiding. Daarna leerde ik mijn man kennen. Drie jaar later besloten we te trouwen. Daten mocht niet. We zagen elkaar wel, maar praatten alleen over koetjes en kalfjes. We mochten wel alleen zijn, maar dat vond ik veel te spannend. Van mijn ouders moest ik meer open zijn, maar dat was ik niet gewend. Na mijn opleiding werkte ik in een kapsalon. Mijn man woonde al in Nederland. In 1983 besloot ik hem te volgen. Ik woonde alleen in onze flat. Elke ochtend ging ik naar mijn schoonouders en bleef daar tot middernacht. Mijn schoonouders wilden niet dat ik de hele dag alleen was. Mijn schoonmoeder werkte, maar mijn schoonvader was veel thuis. Er waren ook twee zwagers thuis. Ik deed het huishouden voor hen en kwam nooit aan mezelf toe. Toch vond ik het daar leuk. Mijn schoonvader heeft mij leren koken. Soms brandde het eten aan en dan lachten we samen. We verkochten vlees aan huis. Iedereen die langs kwam, kreeg iets te eten. Dat hoort bij de Turkse gastvrijheid. Resultaat: als we het avondeten ‘s middags klaar hadden gemaakt, was het altijd op. Als mijn schoonmoeder en mijn man thuiskwamen, aten we samen op de grond. Het huisje was klein. Na vijven kwamen er altijd veel mensen langs om te eten en koffie te drinken. Ik was de hele tijd bezig. In 1986 zijn
98
mijn schoonouders verhuisd naar Turkije. Hun zonen bleven achter en kwamen bij ons wonen totdat ze trouwden. Zij sliepen in één kamer en mijn zoon sliep bij ons in de andere. Vaak kwam er ook nog familie uit België op visite, zowel van mij als van mijn man. Ik wilde een kapsalon beginnen, maar toen ik mijn middenstandsdiploma gehaald had, wilde ik niet meer. Het kostte te veel geld. Toen heb ik een cursus basisboekhouden gedaan. Ik volgde ook een secretaresseopleiding en kreeg mijn tweede kindje. Toen hij vier jaar was, kwam er een opstapproject vanuit een welzijnsorganisatie. Zo ben ik in de welzijnssector terechtgekomen. Daarna kreeg ik een functie als onderwijsvoorlichter. In dit werk moest ik bruggen slaan tussen ouders en school als er problemen waren. Ik heb toen een allochtone ouderraad opgezet. Vanuit deze functie ben ik bij Welstede terechtgekomen als coördinator van Promapa, een project dat zich richt op de participatie van allochtone mannen en vrouwen. Toen ik naar Nederland kwam, heb ik veel mensen geholpen die de Nederlandse taal niet spraken. Ik ging mee naar specialisten, verloskundigen, maatschappelijk werkers. Daardoor heb ik de sociale kaart heel snel leren kennen. Ik was altijd al bezig met het helpen van mensen. De wij-cultuur is typisch Turks. Daar liggen een aantal belangrijke normen en waarden aan ten grondslag: respect, er altijd voor je familie zijn, aan anderen denken, verantwoordelijkheid nemen (vooral als oudste kind), jezelf niet op de eerste plaats zetten. Ik moest erg wennen aan de Nederlandse ik-cultuur. In België is dat ook anders. In België is er meer saamhorigheid dan in Nederland. In de mijnfabrieken werkten veel andere gastarbeiders. Er was echt een mix van culturen. Portugezen, Spanjaarden, Turken. Iedereen kende elkaar. De straat waar ik woonde was heel sociaal. Pas toen we verhuisden naar ons zelfgebouwde huis, hebben we kennisgemaakt met Belgische mensen. In de flat in Nederland zeiden we alleen hallo tegen de buren. In onze huidige straat in Tiel begroeten sommige buren elkaar de eerste paar jaar niet eens. Nu zeggen ze wel hallo, maar veel meer niet. Ik werd me eigenlijk pas bewust van de ik-cultuur toen ik in het eerste jaar van de Hbo-opleiding zat. De docent zei tegen me: “Ayse, wat is belangrijk voor je? Gezin, opleiding, werk of iets anders?” Ik dacht: als ik nu ‘werk’ zeg, zal hij zeggen: ze denkt alleen aan haar werk. Als ik ‘gezin’ zeg, denkt hij vast dat ik mijn opleiding niet belangrijk vind. Ik zei toen: “Gezin, opleiding en werk” waarop hij zei: “Hier klopt iets niet. Denk je niet aan jezelf?” Ik besefte toen dat ik nooit aan mezelf dacht. Ik heb de hele dag gehuild! Daarna veranderde ik en begon steeds meer aan mezelf te denken. Ik besefte dat ik anderen niet kon helpen als ik zelf niet lekker in mijn vel zat. Toen ik naar Nederland kwam had ik één doel: om alle Turkse mensen in Tiel te leren kennen. En dat is gelukt! Door mijn positieve karakter en instelling accepteer ik mensen zoals ze zijn. Dat geeft rust. Hierdoor heb ik kunnen bereiken wat ik wil. Ik maak vlug vrienden. Ik heb ook veel Nederlandse vrienden. Ik vind
99
niet dat ik vanuit een achtergestelde positie ben gekomen. Ik heb eigenlijk nooit nare ervaringen gehad met mijn Turkse achtergrond, behalve bij een uitzendbureau. Het uitzendbureau wilde dat ik mijn naam wegliet om meer kans te maken. Dat heb ik geweigerd. Ik wilde niet solliciteren bij een bedrijf dat mensen met een Nederlandse naam meer kans geeft. Ik wil vrouwen die dit ook willen bereiken het volgende advies geven: zet door en bepaal je eigen doel. Als een vrouw wordt tegengewerkt wordt door haar man, vraag hem dan naar zijn beweegredenen. Probeer deze te weerleggen of samen op te lossen. Je moet het toch samen doen. Mijn man heeft nooit bezwaar gemaakt. Ik zorgde ervoor dat hij niets tekort kwam, dus hij had niks te klagen. Nu is het andersom: ik werk en hij niet, dus nu word ik boos als hij het eten niet klaar heeft.
100
Dialoogvragen Ayse
Thema Arbeidsmigratie 1. Wat bedoelde de vader van Ayse met de uitspraak dat het geld in België op straat ligt? 2. Wat is voor de vader van Ayse belangrijk voor de opbouw van een zinvol bestaan? 3. Wat is er veranderd qua procedures voor het verkrijgen van een verblijfs- of werkvergunning sinds de jaren 60? 4. Hoe kijk jij aan tegen de komst van arbeidsmigranten?
Thema Familiezorg 1. Toen Ayse haar man leerde kennen praatten ze alleen maar over koetjes en kalfjes. Wat kan er achter deze opmerking schuil gaan? 2. Hoe omschrijf jij de rol van Ayse als schoondochter binnen de familie? 3. Wat zou jij ervan vinden als je schoonfamilie bij jou of je gezin in huis zou komen wonen? 4. Welke toezichthoudende instanties zijn er in Nederland die erop letten dat kinderen die meer dan gemiddeld het thuisfront ondersteunen (jonge mantelzorgers, multiprobleemgezinnen) toch in de gelegenheid zijn onderwijs te volgen?
Thema Empowerment 1. Ayse is de oudste van het gezin en vertelt dat 4 van de 5 kinderen keurig terecht zijn
gekomen. Wat zou ze hiermee bedoelen? 2. Hoe verklaart Ayse zelf haar innerlijke drang om anderen te willen helpen? 3. Welke instellingen ken jij uit jouw stad of dorp die empowerment van migranten mannen en vrouwen stimuleren?
Maak eigen dialoog vragen. Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe.
Verdiepingsvragen over contact in de buurt Op welke manier werden Turkse gastarbeiders in de jaren ’60 opgevangen? Op welke manier zou je als professional of als burgers onderling contact in de buurt kunnen stimuleren? Kennisbron Zie: Historisch Beeldarchief Migranten http://www.iisg.nl/hbm/turksegastarbeiders/gormez_12.php
101
Uit: Biene, M. van, Heessels, M., Erp, M. van, (z.j.). Intercultureel Vakmanschap en Welzijn Nieuwe Stijl. E-learning module I. Competentie-ontwikkeling Interculturele sensitiviteit. Nijmegen: HAN. 35 Ik ging door het leven met een andere identiteit - Linh Linh vertelt… Ik kom uit Vietnam. Ik woon sinds 1996 in Nederland. Ik vertel over het familiehuwelijk, over mijn eigen bedrijf, over de zoektocht naar God, over oplopende schulden, en over wachten op een verblijfsvergunning. Linh werd in 1970 geboren in een dorp in Vietnam. Thuis waren ze met acht kinderen. Linh betekent ‘derde dochter’. Linh strijdt al jaren om haar identiteitspapieren in orde te krijgen. Een familiehuwelijk is normaal waar ik vandaan kom, mijn huwelijk en dat van mijn moeder waren familiehuwelijken. Je gaat niet naar het gemeentehuis. De pastoor van de kerk stuurt oudere mensen van de kerk om te getuigen. Mijn moeder en vader waren niet rijk, maar we hadden genoeg voor kleding en dagelijkse maaltijden. We gaven altijd eten aan mensen die langskwamen of aan de buren. Het is niet als in Nederland, waar men weinig kookt. Mijn vader werkte in de stad, dus verhuisden wij mee. Toen ik klaar was met de basisschool, kon ik niet verder leren, omdat daar geen geld voor was. Wel heb ik twee jaar les gehad bij een naaiatelier in de buurt. Daar heb ik alles geleerd. Ik heb toen vijf jaar gewerkt in mijn eigen bedrijfje, een naaiatelier waar ik kleren maakte voor baby’s, jonge meisjes en vrouwen. De kleren waren Aziatische modellen. Kleren verstellen deed ik ook, maar daar vroeg je geen geld voor. Na vijf jaar trouwde ik met Bay. Hij woonde en werkte in Nederland. Hij kwam mij in Vietnam ophalen. Er vond een familiehuwelijk plaats. De gedachte was dat hij een wedding zou organiseren, maar dat is nooit gebeurd. Ik was er niet blij mee, maar ik kende de familie al lang. Ik verwachtte dat het wel goed zou komen, maar ik ben bedrogen uitgekomen. In 1996 kwam ik naar Nederland. Eerst woonden we in Terneuzen. Toen kon hij gaan werken bij een bouwbedrijf in Amsterdam. Ik kende niemand in Amsterdam. Geen familie, niets. Ik ben christelijk, dus heb ik een kerk gezocht om mensen te leren kennen. Ik heb me toen bij de Pinkstergemeente aangesloten. Er komen weinig Aziatische mensen, wel veel verschillende buitenlanders en ook Nederlanders. Ik ga elke zondag naar de kerk en ben erg bezig met God en mijn geloof. Overal waar ik ben, moet ik God zoeken. Volgens de Bijbel is het goed om drie keer per week God te bezoeken. Als we samen bidden, voel ik me een beetje thuis, zoals in Vietnam. Ik houd van delen met mensen.
102
Ik ben met een Vietnamees paspoort naar Nederland gekomen. Er zat wel mijn eigen foto op, maar een andere naam. Dat had mijn man geregeld. Ik vertrouwde hem. Hij zei tegen me dat hij mijn echte papieren zou regelen als we in Nederland waren. Gevolg: ik ging door het leven met een andere identiteit. Uiteindelijk kreeg ik een identiteitskaart om mee te kunnen werken. Bay bleef zeggen dat hij mijn papieren in orde zou maken. Zeven jaar geleden gaf Bay aan te willen scheiden. Ik weigerde: eerst moesten de papieren in orde komen. Ik besloot er zelf achteraan te gaan om weer met mijn echte naam door het leven te kunnen gaan. Daarvoor moesten eerst mijn originele Vietnamese papieren door de ambassadeur worden goedgekeurd. Mijn oom uit Vietnam hielp mij. Hij ging met mijn echte papieren naar de ambassade. Ik kreeg een visum om de papieren in orde te maken. Ik heb nu een nieuw paspoort gekregen met mijn echte naam. Het oude Vietnamese paspoort mag ik niet meer gebruiken. Het nieuwe Vietnamese paspoort moet goedgekeurd worden door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), zodat er een nieuwe Nederlandse verblijfsvergunning afgegeven kan worden. Maar ik zit al zeven jaar in deze procedure! Ik gebruik mijn oude identiteitskaart nog, maar die is verlopen en wordt niet meer verlengd. Ondertussen heb ik geen verblijfsvergunning meer. Ik ben wel duizend keer naar de gemeente en de IND geweest. Ik word van het kastje naar de muur gestuurd. De papieren kunnen in één dag in orde gemaakt worden! Waarom het niet gebeurt, weet ik niet. Ik heb al drie advocaten gehad. Ik kan niets meer doen. Nu moet ik maar afwachten. Ik ben niet bang, maar ik heb wel geleerd dat je niemand zomaar kunt vertrouwen. Europeanen vertrouwen op datgene wat op het papier staat. Ik doe dat niet meer. Ik heb jarenlang in de schoonmaak gewerkt. Aan mijn ervaring als naaister heb ik niks. Ik kan wel naaien maar niet met patronen, zoals ze hier gebruiken. In Vietnam gebruikten we onze ervaring. Naast mijn werk in de schoonmaak krijgt ik aanvullende bijstand. In april 2011 kreeg ik te horen dat ik niet meer terug hoefde te komen bij het schoonmaakbedrijf. Ze kunnen me niet langer werk aanbieden zonder geldige identiteitskaart. Ik ben verplicht om te solliciteren, maar hoe kunnen ze mij aannemen, als ik alleen maar een verlopen identiteitskaart heb? Ik zit sinds kort in de schuldsanering. Ik moet een schuld van 17.000 euro afbetalen. Daar doe ik drie jaar over. Ik ga naar de voedselbank. Iets is beter dan niets. Als Nederland mijn land was, had ik het goed. Ik begrijp niet waarom dit kan gebeuren. Mijn bewindvoerder bij de schuldsanering gaat nu uitzoeken hoe de IND en de gemeente dit gaan oplossen. Als ik naar het loket van de gemeente ga om iets te vragen, kijken ze altijd in de computer. Ze zien dan mijn situatie en zeggen altijd dat ze zonder papieren niets voor me kunnen doen. En zo modderen we maar door.
103
Ik ben nog steeds aan het strijden. Ik moet ook wel volhouden voor mijn drie kinderen. Ik ben blij dat zij geen problemen met de papieren hebben: zij hebben de Nederlandse nationaliteit. Als ik de kinderen niet had gehad, zou ik liever weggaan. Het was nooit mijn plan om naar Europa te gaan. God weet waarom dit gebeurt. Ik weet het niet. Ik geloof dat God iemand kan gebruiken om goede dingen te doen en de duivel kan iemand gebruiken om slechte dingen te doen. Dan denk ik maar aan degene die mij zoveel houvast geeft: sometimes I doubt but when I see how much He suffered for us, then I no longer doubt. We believe in what we don’t know.
104
Dialoogvragen Linh
Thema Familierechten 1. Welke namen met een bijzondere betekenis komen er in jouw familie voor? 2. In hoeverre kan aansluiting bij een geloofsgemeenschap richting geven in je leven? 3. Wat is een familiehuwelijk? 4. Welke rechten en plichten brengt een familiehuwelijk met zich mee voor de man en welke voor de vrouw? Thema Identiteit en verblijfsvergunning 1. Hoe leg jij de titel ik ging door het leven met een andere identiteit uit nu je het verhaal van Linh gelezen hebt? 2. Wat vind jij ervan dat Linh zegt “Europeanen vertrouwen op dat gene wat op papier staat. Ik
doe dat niet meer” ? 3. Welk traject moet je in Nederland doorlopen om een verblijfsvergunning te krijgen? 4. Welke suggesties zou je Linh nog aan de hand kunnen doen nu ze niemand meer durft te vertrouwen?
Thema Werk en beroep 1. Welke eigenschappen ken jij toe aan Lihn die laag opgeleid is, maar wel 5 jaar een eigen bedrijfje had? 2. Welke suggesties voor schuldsanering heb jij, nu je weet dat Lihn niet kan solliciteren voor een baan? 3. Welke opleidingsmogelijkheden zijn er hier in Nederland voor Linh om de kennis en ervaring die zij in Vietnam in het naaiatelier heeft opgedaan uit te breiden? 4. Hoe kan de loketmedewerker van de gemeente zorgen voor meer persoonlijke aandacht voor Linh? Maak eigen dialoog vragen. Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe. Verdiepingsvraag over huwelijksrituelen in verschillende culturen Welke Nederlandse huwelijksrituelen ken jij? Welke andere huwelijkstradities ken je? Zie tweedelige documentaire Het Hindoe-huwelijk http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1146624
105
Uit: Biene, M. van, Heessels, M., Erp, M. van, (z.j.). Intercultureel Vakmanschap en Welzijn Nieuwe Stijl. E-learning module I. Competentie-ontwikkeling Interculturele sensitiviteit. Nijmegen: HAN. 36 Uiteindelijk beslist Allah - Mercan Mercan vertelt… Ik woon sinds 1984 in Nederland. Ik vertel over (re)migratie, over de imamopleiding, over mijn huwelijk in Turkije, over kinderloosheid en cultuur en over stromingen binnen de islam. Mercan kwam in 1984 op haar vierde vanuit Turkije naar Nederland. Mercan is de middelste uit een gezin van vijf kinderen. Mijn familie heeft twee pogingen gedaan om terug te keren naar Turkije. De eerste keer was in 1992. Het was een test die niet goed uitpakte: na een half jaar kwamen we weer terug. Ook de tweede poging in 1994 mislukte. Mijn vader kon niet meer wennen aan het Turkse leven. Toen hij voor de tweede keer terugkeerde naar Nederland, bleef ik samen met mijn oudste zus achter in Turkije. Na vijf jaar kwam ik terug naar Nederland. Ik wilde niet steeds heen en weer blijven gaan. Ik had inmiddels wel een islamitische opleiding in Turkije gevolgd, om imam te worden. Deze heb ik in 2000 afgerond. In Nederland heb ik geen school afgemaakt. Best jammer, want ik heb havo-niveau. Vanaf 2000 werk ik bij een Islamitisch Centrum, ik geef les aan kinderen over de Koran. In de zomer van 2001 was ik op vakantie in Turkije, toen mijn vader zei dat het tijd werd om te trouwen. Hij zei: “Je mag kiezen, maar ik wil altijd het beste voor je.” Mijn vader vertelde mijn oom dat ik nu 21 was en net afgestudeerd. Mijn oom zei een geschikte man te kennen, over wie alleen maar goede verhalen werden verteld. Het was de zoon van een vriend van hem. Zijn familie bezocht mijn familie om kennis te maken. Sercan kwam met zijn vader, moeder en zus naar ons toe. Sercan en ik vonden elkaar meteen leuk. Er moet iets kloppen in je hart. Hij voldeed aan de criteria die ik had. Ik wilde niet iemand als mijn vader. Die is wel lief, maar liet het nooit zien. Hij was altijd streng. Heel veel vaders van de oude generatie denken dat alles goed komt in je familie als je maar strenge regels hebt. Zo denk ik er niet over. Ik vond het belangrijk een man te hebben die veel over de islam wist en die een goede moslim was. Ik wil graag bidden en als ik met iemand trouwde die daar steeds kritiek op heeft, zou het niet werken. In het huwelijk ben je zelfstandiger als je echt met zijn tweeën woont. Ik vond het geen optie om bij onze ouders in te wonen. Een nieuwe start in Nederland leek verstandig, hoewel ik in mijn hart liever in Turkije wilde blijven. Mijn man had echter geen goed werk daar. Als je te laag begint, kom je nooit ver. Als je allebei
106
in Nederland werkt, heb je een betere start van het huwelijk dan in Turkije. Veel Turkse mensen trouwen nu in Nederland met elkaar. Ze hebben gezien dat iemand uit Turkije niet werkt: ze hebben een andere opvoeding gehad en dat botst. Ze zoeken liever iemand uit Nederland of Duitsland. Mijn man en ik hebben dat probleem niet. Ik heb vijf jaar in Turkije gewoond en ken de cultuur. Mijn man en ik hangen ook dezelfde religieuze stroming aan. Onze gemeenschap is heel groot, maar wordt minder erkend door Turkse mensen, omdat we strenger zijn qua kleding, eten en feesten. Wij dansen niet tijdens bruiloften of besnijdenisfeesten, we vieren het met de Koran. We eten geen vlees uit de Turkse supermarkt, alleen vlees waarvan we zeker weten dat het goed is geslacht. Naar muziek luisteren is ook niet goed, vooral de teksten. Daar word je alleen maar onrustig van. Toen Sercans familie mij kwam vragen, heb ik zelf toestemming gegeven. Maar ik wilde niet meteen trouwen. Dat vond ik te stressvol. Ik wilde eerst de papieren in orde maken. Echter, mijn schoonvader zei dat ik vertrouwen moest hebben. Hij zei: “Geloof in God. Hoe langer het duurt, hoe moeilijker het wordt. Dan komt er steeds wat tussen. Wij gaan voor jou bidden dat het goed komt.” Ik vertrouwde hem, dus ben ik binnen twee weken in Turkije getrouwd. Ik heb Sercan in de tweede week van mijn vakantie leren kennen. Ik ben in de vierde week getrouwd. Toen ik terug was in Nederland, ging ik alles regelen. Er golden bepaalde voorwaarden: je moest minimaal een jaarcontract hebben met een bepaald minimaal inkomen. Dat had ik niet. Toen ben ik naar het uitzendbureau gegaan om mijn situatie te vertellen. Het uitzendbureau heeft voor mij een jaarcontract geregeld met het juiste salaris. Ik heb maar een paar maanden nodig gehad om alle papieren te regelen. Sercan is naar Nederland verhuisd. Hij moest erg wennen. De eerste zin die hij geleerd heeft, was: “ik verveel me kapot!” Soms moest ik erom lachen, maar het kwam ook hard aan. Het betekende dat hij heimwee had. Dat vond ik moeilijk. Nu gaat het gelukkig beter. Sercan en ik hebben geen kinderen. Het is geen bewuste keuze. Tot nu toe heb ik vijf keer IVF gedaan, drie keer in Nederland en twee keer in Turkije. In Turkije word je beter begeleid, daar wordt persoonlijk naar je gekeken. Hier in Nederland lijkt het wel productiewerk. Ik ben nooit zwanger geraakt. Ik heb nu aangegeven dat ik er klaar mee ben. Maar mijn man wil nog niet stoppen. Het doet me veel verdriet. Niet alles in de wereld ligt in je eigen handen en niet iedereen krijgt wat hij wil. Ik heb geen kinderen. Anderen hebben misschien geen dak boven hun hoofd of geen eten. Het is een verdeling van Allah. Uiteindelijk beslist Allah.Vanuit het geloof mag een draagmoeder niet. Alles moet van jezelf zijn, ook het dragen. Adoptie mag wel. Maar daar wil mijn man niets van weten. De profeet heeft ook kinderen geadopteerd, maar dit waren kinderen die waren overgebleven uit een oorlog. Ik wil binnenkort naar Turkije verhuizen. Mijn schoonvader heeft voor al zijn kinderen een huis gebouwd in Turkije. Dat krijgen we dan. Ik wil het eerst een jaar proberen en nog niets opgeven. Ik voel me beter in Turkije dan in Nederland. Dat heb ik altijd gehad.Ik heb nooit heimwee gehad naar Nederland. Ik hoef geen
107
luxe. Veel mensen zeggen dat ik een gekleurd beeld heb, omdat ik er alleen op vakantie ben. Ik weet het niet, maar vertrouw op mezelf. Mijn man wil niet terug. Hij heeft tot zijn 25e in Turkije gewoond en hij weet beter hoe het daar is. Hij heeft er geen vertrouwen in en is bang dat hij geen werk vindt. Het is daar moeilijker voor vrouwen om te werken dan in Nederland Toch hebben we niet veel nodig. We zijn met zijn tweeën.
108
Dialoogvragen Mercan
Thema Huwelijk en gezin 1. Wat vind jij er van dat de vader van Mercan zegt dat het tijd is om te gaan trouwen? 2. Wat vind je van de mening van Mercan: het risico op problemen in het huwelijk is minder groot als man en vrouw in hetzelfde land zijn opgegroeid?
Thema Religie en kinderwens 1. Wat houdt het in om een bruiloft niet met dansen te vieren, maar met de Koran? 2. Welke algemene religieuze regels volgt Mercan na? 3. Hoe ervaart Mercan het dat uiteindelijk Allah beslist of je kinderen krijgt en of het zonen of dochters zijn? 4. Welke regels omtrent IVF, adoptie, draagmoederschap verbindt Mercan aan het geloof?
Thema Verhuizen en beroep 1. Wat vind jij van de uitspraak: als je te laag begint kom je nooit ver? 2. Welke regels gelden er op dit moment in Nederland om je huwelijkspartner over te laten komen? 3. Wat maakt een terugkeer naar zijn geboorteland moeilijk voor Sercan?
Maak eigen dialoog vragen. Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe.
109
Uit: Biene, M. van, Heessels, M., Erp, M. van, (z.j.). Intercultureel Vakmanschap en Welzijn Nieuwe Stijl. E-learning module I. Competentie-ontwikkeling Interculturele sensitiviteit. Nijmegen: HAN. 37 Volg je dromen - Alia Alia vertelt… Ik kom uit het Rifgebergte. Ik vertel over de migratie naar Nederland, over mijn scheiding, over mijn dochter, over een rolmodel zijn en over het voordeel van een dubbele identiteit. Alia werd in 1958 in Marokko geboren. Ze was de middelste in een gezin van twee broers en twee zussen. Ze heeft een dochter. In 1989 kwam ze in Nederland wonen. Ze werkt nu in de hulpverlening. Mijn vader werkte fulltime. Mijn moeder deed het huishouden. Er waren strakke regels. Mijn moeder was de liefdesbron. De relaties binnen het gezin zijn altijd goed geweest. Mijn ouders zijn hun hele leven bij elkaar gebleven. Inmiddels zijn ze allebei overleden. In Marokko ben ik naar de universiteit gegaan. Daarna was ik drie jaar werkeloos. Ik besloot om naar verre familie in Frankrijk te gaan. Ik wilde daar een opleiding tot tolk doen. Ik hield het echter niet vol, omdat de familie regels hadden waar ik het niet mee eens was. Ik moest trouwen en het huishouden doen. Ik mocht niet werken. Ik heb toen besloten naar Nederland te gaan. Daar had ik ook familie. Bij hen mocht ik zelfstandig leren. Zo kwam ik in 1989 in Den Haag terecht. In Nederland begon ik met werk op een basisschool. Er was in die tijd een tekort aan Arabische leerkrachten. Toen kregen alle kinderen die dat wilden Arabische les. Inmiddels is het vak afgeschaft. Ik was een jaar illegaal. Toen ging ik babysitten en leerde ik Nederlands in het buurtcentrum. Ook deed ik vrijwilligerswerk. Ik was erg eenzaam. Er waren weinig hoogopgeleide Marokkanen in Nederland bij wie ik kon aansluiten, ik kreeg geen culturele en emotionele voldoening. Bijna was ik teruggegaan naar Marokko. Ik had het geluk dat een vrijwilliger ontmoette. Deze vrijwilliger, een Nederlandse, is nu 87 en we hebben nog steeds contact. Door haar praatte ik binnen 5 maanden goed Nederlands. Ze heeft me veel geleerd. Zij praatte over het christendom en ik over de islam. We hebben elkaar heel erg in onze waarde gelaten. Toen leerde ik mijn man kennen en ging ik trouwen. Ik was inmiddels bijna een jaar in Nederland. Hij was Nederlands en werkte in de automatisering. We hadden veel botsingen tussen onze twee culturen. In die tijd begon de Golfoorlog. We hadden veel discussie over de politiek, bij ons thuis brak bijna een tweede Golfoorlog uit. Ik ging weer Nederlandse taalles doen, omdat ik een opleiding wilde volgen. Hij vond het niet nodig. Hij wilde een huisvrouw hebben. Dit hadden wij nooit besproken. Ik dacht automatisch dat hij niet zou willen dat ik thuisbleef, omdat hij Nederlander was. Mijn man dacht dat alle Marokkaanse vrouwen thuis wilden zitten. Na de taallessen heb ik een Mbo-opleiding gedaan. Mijn man wilde geen Hbo-opleiding
110
betalen. Zelf had ik er het geld niet voor, maar er was een project voor werkloze vrouwen. Ik volgde een administratieve opleiding. Het eerste jaar ging je naar school, het tweede jaar ging je werken en was je verzekerd van een inkomen. Ik had inmiddels een dochter gekregen en zelfs de kinderopvang werd geregeld. Ideaal! Daarna solliciteerde ik als arbeidsbemiddelaar voor vrouwen. Dat heb ik zeven jaar gedaan. Tijdens dit werk ging ik een post-Hbo-opleiding doen. Ik heb met werkloze allochtone vrouwen gewerkt, een moeilijke doelgroep. Nadat ik een vaste baan had, ging ik scheiden. Het was een gezamenlijke beslissing. Ik heb altijd contact gehouden met hem en zijn familie. Ook mijn dochter heeft nog altijd contact met hem. Toen raakte ik overspannen. Ik werkte, deed vrijwilligerswerk, was alleenstaand met kind. Dat was te veel. Ik ben twee jaar thuis gebleven. Toen ben ik naar de uitkeringsinstantie gegaan en zei dat ik echt wilde werken. Mij werd toen gezegd dat ik wel freelance werk mocht doen. Toen ben ik een eigen bedrijf begonnen, een soort bazaar. Ik verkocht spullen en bood diensten aan. De spullen importeerde ik uit Marokko. Ik deed ook workshops en stond op culturele markten. Zo werkte ik dus weer zes of zeven dagen per week. Ik speelde in op de behoeften van klanten. Ik had meer Nederlandse klanten dan allochtonen. Mensen vonden het interessant om multiculti dingen te organiseren. Ik heb veel basisscholen laten kennismaken met de Marokkaanse cultuur. Drie jaar later ben ik ermee opgehouden. Net voordat de winkel sloot, kwam er een vrouw binnen. Ze zei op zoek te zijn naar een Marokkaanse met Hbo-niveau. Het ging om het begeleiden van gezinnen bij de opvoeding. Dat doe ik nu nog steeds. Ik ga op huisbezoek. Het zijn meestal Marokkaanse gezinnen. Mijn meerwaarde is de kennis van hun taal en cultuur. Daarnaast ben ik moeder en vrouw. Ik woon nu 20 jaar in Nederland als allochtone vrouw. Ik heb veel ervaring en wil die doorgeven aan anderen. Ik heb niet die typisch Nederlandse negen-tot-vijfmentaliteit. Ik werk ook ´s avonds en in het weekend. Zelfs op straat kun je met mij praten. Ik houd er ook niet van om volgens een vaste methodiek te werken. Ik probeer me er aan te houden, maar blijf flexibel. De cliënt moet voelen dat hij centraal staat. We trekken er niet samen een weekendje op uit, maar ik geef wel iets meer van mezelf dan gemiddeld. Ik doe het vanuit mijn hart. Ik gebruik ook stukken uit de Koran in de gesprekken. Ik ben de brug tussen twee culturen. Ik voel hun normen en waarden aan, maar probeer ook de Nederlandse taal over te brengen. Iedereen heeft een eigen integratieproces. In onze cultuur is de sociale controle tussen vrouwen onderling heel sterk. Een Nederlandse vrouw staat vaak wat onafhankelijker in het leven. Je kunt bijvoorbeeld niet tegen iemand zeggen dat ze op grotere afstand van haar dominante schoonvader moet wonen. Daar houd ik rekening mee. Omdat ik allochtoon ben, ben ik ook een rolmodel. Wat zij kan, kan ik ook, denken ze dan. Veel vrouwen voelen zich niet empowered. Ze hebben een coach nodig om zelfvertrouwen te krijgen. Ik heb ook een coach gehad. Als ik voel dat ik een dip heb, zoek ik die op. Als allochtone vrouw voel je je onzekerder, als laag opgeleide nog veel meer. Ik heb ook mijn twijfels, maar als ik onzekere momenten heb, zoek ik een manier om mijn kracht
111
terug te halen. Ik heb mijn dromen niet losgelaten. Heel veel mensen laten hun dromen los. Ik probeer niet te veel af te gaan op wat anderen vinden. Ik was vanaf mijn 17 e weeskind. Vanaf die tijd red ik het zelf, ik ben het gewend. Dit is ook wat deze regering wil. Mensen moeten niet zeuren dat alles verandert. Het biedt juist kansen waarmee je iets moet doen.
112
Dialoogvragen Alia
Thema Identiteit en zelfstandigheid 1. Wat bedoelt Alia met de uitspraak: bij ons thuis brak bijna een tweede Golfoorlog uit? 2. In welke opzichten komen de opvattingen van Alia en haar Nederlandse man niet overeen? 3. In hoeverre kun jij je de behoefte van Alia aan emotionele en culturele uitdaging voorstellen?
Thema Taal en contact 1. Wat betekent de term hoogopgeleid voor jou? 2. Wat vind je ervan dat kinderen van migranten eind jaren 90 les kregen in eigen taal en cultuur? 3. Hoe zou jij de band willen omschrijven tussen de 87-jarige vrijwilligster en Alia? 4. Hoe vind je het dat Alia vrijwilligerswerk deed toen ze illegaal in Nederland verbleef?
Thema Rollen en ondernemen 1. Wat wordt er bedoeld met de typisch Nederlandse negen-tot-vijf-mentaliteit? 2. Alia wil graag rolmodel zijn voor andere vrouwen. Hoe doet zij dat? 3. Wat bedoelt Alia met de uitdrukking dat ze iets meer geeft dan gemiddeld en vanuit haar hart werkt?
Maak eigen dialoog vragen. Een dialoogvraag is een open vraag die begint met wat, wie, welke, wanneer of hoe.
Verdiepingsvraag Welzijn Nieuwe Stijl Hoe verhoudt de manier waarop Alia haar werkwijze beschrijft zich tot de acht bakens van Welzijn Nieuwe Stijl? Kennisbron Zie Kennisbron 7 Bakens Welzijn Nieuwe Stijl
113
Uit: Meesters, J. & Biene, M. van, (z.j.) De ouder als ervaringsdeskundige. Informele opvoedingsondersteuning en Welzijn Nieuwe Stijl. Nijmegen:HAN. 38 Ayse vertelt… Ik ben 47 jaar en ben in 1978 naar Nederland gekomen. Mijn vader woonde destijds al in Nederland. We waren thuis met zes kinderen. Ik ben nooit naar school geweest. Ik moest werken thuis, zodat mijn broertjes en zusjes naar school konden gaan. Ik heb nu zelf vier kinderen, drie zonen en een dochter van 24, 20, 16 en 7,5 jaar. Nu zit ik wel op school, maar ik vind het leren moeilijk. Ik ben erg boos op mijn ouders en de gemeente. Er is toen niemand geweest van de gemeente, bijvoorbeeld de leerplichtambtenaar, die gezegd heeft tegen mijn ouders dat elk kind in Nederland verplicht naar school moet. Nu moet ik een inburgeringscursus doen. Ik kan nog steeds niet goed Nederlands praten. Ik weet me met ‘tarzantaal’ (handen en voeten) te behelpen. Ik wil meer contacten met moeders in de buurt, ook Nederlandse moeders. Mijn kinderen ontgroeien me, zij weten al zoveel meer dan ik. Ik wil meer weten wat zij belangrijk vinden, maar ben altijd aan het zorgen. Ik durf mijn kleinste niet bij andere kinderen te laten spelen; je weet nooit of het veilig is. Iedereen mag bij mij komen maar je hoort veel over andere mensen. Hij mag ook niet alleen buiten spelen, ik ben daar altijd bij. Er zijn akelige mensen in de wereld die kwaad doen.
114
Dialoogvragen
BOX 1 Pedagogische Civil Society 1. Wat kan Ayse helpen bij het vertrouwd raken met de Nederlandse samenleving? 2. Welke beelden laat Ayse zien van de Nederlandse samenleving? 3. In hoeverre komt dat beeld overeen met jouw beeld?
BOX 2 Dialogisch werken en kracht van het vragen stellen Deze box is steeds hetzelfde bij ieder verhaal. De groep leert de juiste vragen te stellen, zodat je in de faciliterende rol blijft zitten. De eigen kracht van de ouder staat centraal. 1. Met welke vraag spreek je de eigen kracht van Ayse aan? 2. Wat is een passende actievraag? 3. Wat is een passende doelvraag? 4. Wat is een passende realiteitsvraag? 5. Wat is een passende optievraag?
BOX 3 Maak eigen dialoogvragen Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe.
115
Uit: Meesters, J. & Biene, M. van, (z.j.) De ouder als ervaringsdeskundige. Informele opvoedingsondersteuning en Welzijn Nieuwe Stijl. Nijmegen:HAN. 39 Ayan vertelt… Ik ben gevlucht uit Somalië vanwege de oorlog en ben tien jaar geleden naar Nederland gekomen. Ik heb alleen de basisschool in Somalië afgemaakt. In Nederland heb ik niet verder geleerd. Wel heb ik mijn inburgeringcursus gehaald en volg nu al zes maanden een naaicursus/opleiding. Dat vind ik erg leuk. Ik heb een broer en zus. Ik ben getrouwd en heb drie dochters en een zoon in de leeftijd van 9, 7, 5 en 2 jaar. Mijn man is verhuisd naar Londen in verband met werk. Op dit moment woon ik alleen met de kinderen. Mijn ouders wonen in Kenia, mijn broer en zus in Frankrijk. Ik wil graag leren over hoe je je kinderen kunt opvoeden om zo tot goed gedrag van hen te komen. Via het Ouder Kind Centrum ben ik betrokken bij de bijeenkomsten over opvoeding. Ik vind het belangrijk dat er Nederlandse vrouwen bij de bijeenkomsten aanwezig kunnen zijn. Iedereen heeft volgens mij een mening over de opvoeding en het is belangrijk om die te delen. Elke (gezins)situatie is anders en daar leer je van. Ik zou graag tips willen krijgen van de Nederlandse moeders. Ik wil de Nederlandse cultuur beter leren kennen, omdat ik hier woon. Daarnaast wil ik ook weten hoe ik moet opvoeden in de Nederlandse cultuur. Met mijn kinderen gaat het heel goed en gelukkig heb ik geen lastige kinderen. Ik heb bijvoorbeeld geleerd hoe ik mijn kinderen moet straffen. Ik deelde eerst straffen uit van een kwartier, maar weet nu dat het bijvoorbeeld voor een kind van 2 jaar goed is om dat maar 5 minuten te doen. En wanneer de straf voorbij is weer met het kind te praten. Ook is het goed dat als een kind sorry zegt het dan te vergeven. Vanuit mijn eigen cultuur was ik het niet gewend om straffen uit te delen aan jonge kinderen, dit omdat ze dat nog niet snappen. Maar vanuit de bijeenkomsten heb ik geleerd dat dat wel goed is en ben er daarom thuis mee aan de slag is gegaan. Het is belangrijk om te leren van elkaar, hoe je kunt samenleven met je kinderen. Ik heb een vriendin die regelmatig tegen haar zoontje schreeuwt. Ik leer haar dan dat ze niet moet schreeuwen maar hem 5 minuutjes straf moet geven. Dit heb ik geleerd uit de bijeenkomsten en probeer ik door te geven aan anderen, zoals vriendinnen. Het is belangrijk om consequent te zijn tegen kinderen. Als mijn dochtertje doorzeurt om naar buiten te gaan blijf ik nee tegen haar zeggen als ik geen tijd of zin heb. Ik leg dan ook aan mijn dochter uit waarom ik nee zeg. Het is belangrijk is om geduld te hebben met kinderen en niet te schreeuwen tegen hen. Door de bijeenkomsten doe ik veel nieuwe contacten op en leer ik beter Nederlands. Ik vind het belangrijk en fijn dat alle moeders een mening mogen en kunnen geven in de bijeenkomsten. Ik vind het goed dat dit ook gebeurd. Daarnaast vind ik het fijn dat er eerst overlegd wordt wat er nu precies gedaan moet worden, dat er een taakverdeling wordt gemaakt en dat er daarna actie genomen wordt. Het is belangrijk dat mensen komen en tijd vrij maken voor de bijeenkomsten.
116
Dialoogvragen
BOX 1 Pedagogische Civil Society 1. Met welke ervaringsdeskundigheid kan Ayan andere ouders helpen? 2. Waaruit blijkt dat Ayan het thema opvoeden belangrijk vindt?
BOX 2 Dialogisch werken en kracht van het vragen stellen Deze box is steeds hetzelfde bij ieder verhaal. De groep leert de juiste vragen te stellen, zodat je in de faciliterende rol blijft zitten. De eigen kracht van de ouder staat centraal. 1. Met welke vraag spreek je de eigen kracht van Ayan aan? 2. Wat is een passende actievraag? 3. Wat is een passende doelvraag ? 4. Wat is een passende realiteitsvraag? 5. Wat is een passende optievraag?
BOX 3 Maak eigen dialoogvragen Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe.
117
Uit: Meesters, J. & Biene, M. van, (z.j.) De ouder als ervaringsdeskundige. Informele opvoedingsondersteuning en Welzijn Nieuwe Stijl. Nijmegen:HAN. 40 Susanne vertelt… Ik kom uit Angola, daar heb ik alleen de basisschool afgerond. Ik heb nog nooit gewerkt. Ik ben naar Nederland gekomen omdat een oom van mij hier al lang woonde. Samen met een vriend van de familie ben ik naar Nederland gekomen. Ik heb vier kinderen, eentje is gestorven, daar wil ik liever niet over praten. Ik vind het fijn om actief iets te doen rondom opvoeden. Graag ga ik naar de bijeenkomsten van het Ouder Kind Centrum. Ik heb thuis niet veel om handen, ben er alleen voor mijn kinderen. In Nederland heb ik wel een taalcursus gedaan maar zou ook nog graag een opleiding willen volgen, maar dat kan nu niet met drie kinderen thuis. Ik moet dan opvang regelen en dat is duur en dat kunnen we niet betalen. Mijn man doet productiewerk en werkt vijf dagen in de week. De opvoeding van de kinderen is grotendeels mijn taak, maar dat vind ik heel erg leuk en interessant. Je moet het goed doen voor je kinderen, omdat ze aan het opgroeien zijn. Per leeftijdsfase kom je weer voor nieuwe verassingen te staan. Je leert elke dag van je kinderen. De kinderen hebben allemaal verschillende karakters en dat is erg interessant. De een luistert snel, de ander niet. Als jij het zo wil, willen de kinderen weer anders. Ik geef ze wel eens straf. Als ik aangeef dat ik iets niet wil en mijn kinderen er tegenin gaan probeer ik toch consequent te blijven. Ook andersom werkt het volgens mij. Mijn dochter die bij voorbaat al ‘Nee’ zegt tegen dingen die ik van haar vraag. Ook dan zeg ik: Als je het niet doet heb je een probleem met mij. Maar ze begint met ‘nee’. Ik ken haar, zij begint met ‘nee’ en daarna komt ‘ja’. Ik leer veel van de bijeenkomsten over opvoeden. Ik heb bijvoorbeeld geleerd dat je je kind te niet te lang moet straffen en dat je uit moet leggen waarom je je kinderen straf geeft of waarom je iets wil. Dit doe ik ook echt bij mijn kinderen. Ik heb jou straf gegeven omdat jij zo, zo, zo hebt gedaan. Je moet wel geduld hebben. Ik vind het belangrijk om consequent te blijven. Beter dat ze het nu leren dan straks. Als de kinderen buiten willen spelen dan spreek ik af hoe laat ze binnen moeten komen. Ik leer ook beter Nederlands te spreken doordat ik met andere vrouwen praat. Tijdens de bijeenkomsten spreken de meeste mensen Nederlands. Ook leer ik met de computer werken. Ik maak uitnodigingen om andere moeders uit te nodigen. Ik kan wel een beetje organiseren maar nog niet goed. Ik heb een voorbeeld nodig, zodat ik kan kijken hoe de ander dingen aanpakt. Ik oefen thuis nu ook meer met de computer en wordt er steeds behendiger in. Het lijkt me moeilijk om samen met anderen iets te organiseren, omdat iedereen anders denkt. We moeten eerst meer ervaring opdoen en geholpen worden bij praktische zaken. Hoe regel je de praktische zaken zoals tijd bijvoorbeeld? Hoe zorg je voor continuïteit? Het kost voor een aantal vrouwen best veel tijd en moeite om naar de bijeenkomsten te komen. Er is een vrouw die uit een andere wijk komt en vanwege de
118
afstand en de tijd die dit kost nu niet meer komt. Ook is het moeilijk om een tijdstip te kiezen zodat iedereen kan komen. Sommige vrouwen werken, waardoor ze niet kunnen komen op de afgesproken tijden. De bijeenkomsten inspireren altijd, maar er moet veel aandacht worden besteed aan het uitnodigen van andere vrouwen. Ik ben met een medewerker van het Ouder Kind Centrum op pad gegaan om vrouwen aan te spreken en hen te interesseren voor de bijeenkomsten. Twee vrouwen hebben toegezegd te komen. Er is doorzettingsvermogen nodig om iets te bereiken. We moeten alles proberen, want ik vind het zo leuk. Samen praten met elkaar over de opvoeding is belangrijk en je leert veel van elkaar. Er worden zoveel verschillende zaken besproken en er zijn veel vrouwen die wat willen vertellen dat we al snel in tijdnood komen. Sommige vrouwen in de bijeenkomst hebben oudere kinderen en zitten in een andere opvoedfase. In de bijeenkomsten kom je er achter dat iedereen ideeën heeft over wat je zou kunnen doen per leeftijdsfase. Op die manier leer je hoe je je eigen kinderen per leeftijdsfase op moet voeden. Mijn oudste kind is nu 7 jaar. Ik weet niet hoe je je kind moet opvoeden als het eenmaal 12 jaar is. Ik leer van de anderen en dat is fijn.
119
Dialoogvragen
BOX 1 Pedagogische Civil Society 1. Wat betekent sociaal kapitaal? 2. Op welke manier levert Susanna een bijdrage aan de samenleving?
BOX 2 Dialogisch werken en kracht van het vragen stellen Deze box is steeds hetzelfde bij ieder verhaal. De groep leert de juiste vragen te stellen, zodat je in de faciliterende rol blijft zitten. De eigen kracht van de ouder staat centraal. Met welke vraag spreek je de eigen kracht van Susanna aan? 1. Wat is een passende actievraag? 2. Wat is een passende doelvraag ? 3. Wat is een passende realiteitsvraag? 4. Wat is een passende optievraag?
BOX 3Maak eigen dialoogvragen Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe.
120
Uit: Meesters, J. & Biene, M. van, (z.j.) De ouder als ervaringsdeskundige. Informele opvoedingsondersteuning en Welzijn Nieuwe Stijl. Nijmegen:HAN. 41 Esra vertelt… Mijn ouders zijn van Turkse afkomst, maar zelf woon ik al mijn hele leven in Nederland. Ik ben hier geboren. Ik ben getrouwd en heb een zoon van vier en een dochter van elf. Ik heb Sociaal Pedagogisch Werk gedaan en daarna de Pabo. Al sta ik nu niet voor de klas, omdat ik nu meer energie in mijn kinderen wil steken. Ik kom geregeld op het Ouder Kind Centrum om te kletsen met andere moeders. Daar heb ik gehoord dat er bijeenkomsten worden georganiseerd waar moeders met elkaar in gesprek gaan over opvoeden en opgroeien. Er werd een themabijeenkomst georganiseerd en daar ben ik naar toe geweest. De bijeenkomst ging over opvoeden en er werden verschillende ontwikkelingsfasen van het kind belicht. Ik vond dat best leuk, want je bent altijd bezig met je kinderen dus elke keer leer je weer iets. De ervaringen van de andere mama’s vind ik ook wel leuk, omdat mijn leeftijd wat jonger is dan de andere moeders en zij zullen meer ervaringen hebben. Als je dat met elkaar deelt kun je er meer van leren. Wat ik op school geleerd heb uit boeken komt niet altijd overeen met de praktijk. Dus ik zeg wel dit en dit moet er gebeuren dit en dit gaan we volgen, maar ja, dat lukt niet. Elk kind is weer uniek. En als ik de mama’s hoor praten, soms hoor je een leuk idee en pas je het toe. Daarna wilde ik bij de kerngroep horen die bijeenkomsten voor andere moeders willen organiseren. Belangrijk voor mij is om ook Nederlandse ouders uit te nodigen. Ik ben heel druk geweest om andere Nederlandse moeders te benaderen en te betrekken bij de groep. Ik heb de directrice van de school aangesproken en gevraagd welke moeders ik kon benaderen voor de groep. Ik heb een aantal moeders zover gekregen om te komen. Een Nederlandse moeder die zou komen heeft toch afgezegd. Ik denk dat het voor de moeders ook moeilijk is om over opvoeden te praten. Deze moeder heeft het moeilijk met haar kinderen; ze leren moeilijk. Die moeder vindt het daarom moeilijker om erover te praten, denk ik. Veel moeders willen iets positiefs zeggen over hun kind en delen niet graag iets negatiefs. Ook kennen niet alle moeders elkaar. Ik denk niet dat we zonder hulp van de medewerkster van het Ouder Kind Centrum of de coördinator deze bijeenkomsten voor moeders kunnen organiseren. Zij zijn meer de kartrekkers, zeg maar. Zij houden alles bij elkaar. Denk maar aan een groep kinderen die zelf iets doet en een groep kinderen met een leidster erbij, toch? Dat is dan weer heel anders. Ik heb ook structuur nodig en iedereen heeft wat structuur nodig. Het is heel moeilijk om een groepje los te laten. Er moet iemand aan het hoofd staan en zeggen ‘dit doen we’ en ‘dit gebeurt er’. Want we kunnen wel praten, praten en praten maar als iemand zegt ‘oké dit is het’, dan ga je verder. Ik wil ook graag Nederlandse moeders erbij omdat ik wil weten hoe zij het doen; dat zie ik niet. Omdat ik minder contact heb met Nederlandse moeders wil ik graag weten wat zij doen thuis. Wij wonen hier en mijn kinderen spelen bij Nederlanders thuis en hun kinderen komen bij mij. Ik wil weten hoe zij dat doen met naar de winkel gaan,
121
met bedtijd, met naar de dokter gaan, met uitleggen. Doen ze dat of doen ze dat niet? Weet ik niet. We hoeven van elkaar niet goed te vinden wat we doen, maar misschien raakt het elkaar. Als er geen leiding is voor deze groep dan denk ik niet dat er veel vrouwen overblijven. Ik zal dan ook minder kunnen doen vanuit mijzelf. Terwijl ik toch veel kan doen, maar toch je hebt iemand erbij nodig. Het helpt en motiveert als er iemand is die de boel aanstuurt. Ik heb het al druk. Ik zou de leiding niet op me kunnen nemen vanwege de tijd. Ik kan het wel maar het ligt aan de tijd. Het is wel leuk en leerzaam.
122
Dialoogvragen
BOX 1 Pedagogische Civil Society 1. Hoe kunnen allochtone ouders ervoor zorgen dat Nederlandse ouders met hen in gesprek gaan over opvoeding? 2. Wat vindt Esra belangrijk in de opvoeding?
BOX 2 Kracht van het vragen stellen Deze box is steeds hetzelfde bij ieder verhaal. Leert de groep juiste vragen te stellen, zodat ze in de faciliterende rol blijft zitten. De eigen kracht van de ouder staat centraal. 1. Met welke vraag spreek je de eigen kracht van Esra aan? 2. Wat is een passende actievraag? 3. Wat is een passende doelvraag? 4. Wat is een passende realiteitsvraag? 5. Wat is een passende optievraag?
BOX 3 Maak eigen dialoogvragen Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe.
123
Uit: Biene, M. van, & Erp, M. van, (z.j.) Zichtbaar schakelen in de wijk. E-learning module voor wijkverpleegkundigen. Nijmegen:HAN. 42 Korte lijnen met samenwerkingspartners Een ontmoeting met mevrouw Arts … Mevrouw Arts is vijf en vijftig jaar. Zij is bij mij aangemeld via de praktijkondersteuner van de huisarts (POH) voor een huisbezoek vanuit Zichtbare Schakel. Mevrouw is vijftien jaar geleden gescheiden en heeft vanaf dat moment alleen gestaan voor de opvoeding van haar zoon en dochter. Na haar scheiding is zij korte tijd in therapie geweest vanwege een depressie. Haar dochter is inmiddels 25 jaar en woont met haar echtgenoot en dochtertje van twee een paar straten verderop. Haar zoon is 22 jaar en woont bij haar in. Mevrouw is erg ziek. Ruim een jaar geleden is er Non-Hodgkin geconstateerd, een kwaadaardige lymfklieraandoening. Gezien het verloop van het ziekteproces is een palliatieve behandeling ingezet. Het ziekteproces verkeert in stadium 4 en heeft zich inmiddels naar verschillende organen verspreid. Momenteel is er sprake van een zeer beperkte inspanningstolerantie en mevrouw lijkt geestelijk uitgeput te zijn. Ze is in korte tijd veel afgevallen en heeft een slechte eetlust. Mevrouw heeft zolang mogelijk hulp van buitenaf afgehouden omdat zij hulp niet nodig vond. Tijdens dit eerste huisbezoek blijkt het een complexe situatie te zijn. Alle gezinsleden zijn flink overbelast. Haar dochter Fieke heeft de hulp aan moeder drie dagen geleden moeten staken vanwege een zware hersenschudding na een ongeval. Zoon Peter blijkt overbelast te zijn en zegt het huishouden niet langer te kunnen combineren met zijn fulltime baan en onregelmatige werktijden. Tijdens het huisbezoek geef ik mevrouw alle ruimte om haar verhaal te doen. Tussendoor noteer ik dingen op een kladblaadje. Verschillende zorgvragen komen naar boven. Mevrouw vertelt dat ze niet goed voor zichzelf kan zorgen en dat het wassen en aankleden haar veel moeite kost. Ze is erg bang om uit te glijden of te vallen en maakt nu haar dochter haar niet kan helpen geen gebruik meer van de douche op de bovenverdieping. Voor de uitvoering van huishoudelijke taken zoals wassen, strijken en stofzuigen heeft mevrouw geen energie. ‘Ik laat het noodgedwongen maar liggen, ik kan het huis niet schoonhouden’ vertelt mevrouw. Al twee weken is ze niet meer buiten geweest. Een wandeling zonder begeleiding durft mevrouw niet aan. Ze wijst me op een berg achterstallige administratie waar ze maar niet doorheen komt. In eerste instantie heb ik hulp van de wijkverpleging bij het douchen ingezet. Daarnaast heb ik op verzoek van mevrouw een aanvraag gedaan voor huishoudelijke hulp. Ik heb daarbij wel vermeld dat ze misschien een grote eigen bijdrage moet betalen hiervoor en dat ik niet weet of ze in aanmerking komt voor vergoeding van huishoudelijke zorg. Men kijkt naar het inkomen en omdat haar zoon inwonend is zal zijn inkomen meegerekend worden. Normaliter vraagt men naar de redenen waarom eventuele huisgenoten het huishouden niet kunnen verzorgen. Toch sluit ik de kans op huishoudelijke hulp niet uit omdat de gezinsleden overbelast zijn en de zoon niet toe komt aan de grotere huishoudelijke taken. Ik geef mevrouw
124
informatie over het Centraal Administratie Kantoor(CAK) waar ze kan navragen hoeveel de eigen bijdrage zal zijn. Omdat ik als Zichtbare Schakel korte lijnen heb met samenwerkingspartners in de wijk, kan ik binnen een paar dagen zorg inzetten en de situatie verlichten. De loketmedewerker Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning) van de gemeente heeft me geïnformeerd over de mogelijkheid van inzet van huishoudelijke hulp in deze complexe situatie. Dat ene telefoontje leverde mij sneller een passend antwoord op dan het downloaden en invullen van allerlei papieren van internet. De situatie wordt nog beoordeeld en op dit moment is nog niet duidelijk of mevrouw Arts echt recht heeft op huishoudelijke hulp. Om de veiligheid in huis te vergroten heb ik direct na het huisbezoek een aanvraag gedaan voor een sta-op stoel en handgrepen voor badkamer en toilet en deze per mail naar de praktijkondersteuner van de huisarts gestuurd. De korte lijnen van deze functionaris met de ergotherapeut hebben ertoe geleid dat de aanpassingen binnen een paar dagen zijn gerealiseerd. Via het Steunpunt Mantelzorg en de Vrijwillige Thuiszorg heb ik een vrijwilliger weten te vinden die dagelijks samen met mevrouw gaat wandelen en die haar begeleidt bij ziekenhuisbezoeken. Via het maatschappelijk werk heb ik de formulierenbrigade in kunnen schakelen om met mevrouw samen eenmalig de administratie op te schonen. Veel dingen kunnen snel geregeld worden wanneer er korte lijnen zijn en jijzelf als wijkverpleegkundige de weg goed kent in het land van zorg en welzijn. De sociale kaart leer ik steeds beter kennen. Ik heb nog geen ervaring opgedaan met digitaal multidisciplinair overleg om zorg- en welzijnsinformatie uit te wisselen. Door inzet van formele en informele hulp heb ik voor mevrouw Arts´ escalatie van problemen complexe en overbelasting van mantelzorgers kunnen voorkomen. De kwaliteit van leven van de cliënte is een stukje verbeterd. Er zijn wat zaken uit handen genomen en er is ondersteuning ingezet. Opname in een zorginstelling is tot nu toe niet nodig en mevrouw kan voorlopig thuis blijven wonen. Dat wil zij graag.
125
Uit: Biene, M. van, & Erp, M. van, (z.j.) Zichtbaar schakelen in de wijk. E-learning module voor wijkverpleegkundigen. Nijmegen:HAN. 43 Eigen kracht en een klein netwerk Op huisbezoek bij mevrouw Bertrand... Als wijkverpleegkundige heb ik veel contacten met de huisarts en met de praktijkondersteuner (POH) van de huisarts en ik kan ook ingeschakeld worden door bijvoorbeeld de overlastcoördinator van de wijk. Vaak zijn de mensen voor wie we worden opgeroepen al bekend bij de thuiszorg. Soms kennen we de cliënten omdat zij eerder gebruik maakten van de diensten van het eerstelijns gezondheidscentrum. Vanouds bied ik als wijkverpleegkundige hulp en ondersteuning aan mensen die zorg nodig hebben. Als wijkverpleegkundige houd ik me echter niet uitsluitend bezig met zorgaangelegenheden. Het aandachtsgebied is uitgebreid naar het domein welzijn en wonen. De komst van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en veranderingen in de AWBZ-zorg hebben een flinke verschuiving van het aandachtsgebied teweeg gebracht. Het contact met de gemeente is intensiever geworden. Met allerlei instanties zoek ik afstemming. Soms schakel ik huishoudelijke hulp in via de thuiszorginstelling. In andere gevallen richt ik me tot het Steunpunt Mantelzorg en Vrijwillige Thuiszorg. Wanneer ik geen raad weet met cliënten met ernstige verslavingsproblemen vraag ik advies aan hulpverleners uit de Geestelijke Gezondheidszorg(GGZ). Bij complexe sociaal psychiatrische problematiek vraag ik hen soms of zij mij willen vergezellen bij een huisbezoek. In minder complexe situaties verwijs ik cliënten zelf door naar de psycholoog of het maatschappelijk werk. Zo had mevrouw Bertrand onlangs praktische hulp nodig bij het afhandelen van haar administratie. Zij is zo ziek en heeft daardoor haar papieren niet bijgehouden. Ze voelde zich zelfs te zwak om telefoontjes te plegen en zo haar financiën te regelen. Ik heb geprobeerd om te kijken of de gezinsleden mantelzorg konden verlenen. Het netwerk blijkt heel klein en de kinderen blijken al behoorlijk overbelast te zijn. Een van de kinderen vertelde studievertraging opgelopen te hebben door de ziekte van moeder. Er is heel weinig mogelijk. De buurvrouw die regelmatig even binnen komt is zich bewust van de situatie van mevrouw Bertrand. Ze wil graag iets doen, maar weet niet zo goed wat. Na een gesprekje over mogelijke hulp van de buurvrouw, biedt zij aan naar het maatschappelijk werk te bellen om te vragen of er iemand van de formulierenbrigade langs kan komen voor hulp. Als alles op orde is wil de buurvrouw wel zorgen dat de administratie op orde blijft. Mevrouw vertelde later aan mij dat er een enorme last van haar schouders was afgevallen. De formulierenbrigade heeft voor enorme verlichting gezorgd en daarmee voor betere kwaliteit van leven. De buurvrouw komt nu regelmatig even langs om zaken mee op orde te houden en dat geeft tegelijkertijd wat gezelligheid voor mevrouw. Doordat mevrouw Bertrand weer overzicht heeft op de situatie kan ze zich nu richten op het ziekteproces en de verwerking. Ze heeft een terminale ziekte en alle tijd nodig voor haar eigen psyche. Ik heb veel tijd vrij kunnen maken om met mevrouw te praten. Het waren openhartige gesprekken, mevrouw Bertrand moest veel huilen. Ze zegt veel
126
kracht te putten uit haar geloof. Ik hoefde alleen maar open vragen te stellen en het verhaal kwam vanzelf. Ik was welkom. Ze was gewend dat er zorgverleners bij haar thuis kwamen. Ik had niet het gevoel dat mevrouw zelf de regie had. Ze was ontredderd en aan de grens van haar kunnen. Vandaar dat de huisarts mij had gevraagd haar te bezoeken. Zelf vraagt zij niet zo snel om hulp. Deze cliënte kan ik door haar slechte gezondheid nauwelijks in haar eigen kracht zetten. Ik kan haar moeilijk vragen ‘Wat kunt u zelf?’ Normaal gesproken kijk ik vooral naar de mogelijkheden die de mensen hebben en probeer ik hen een spiegel voor te houden. Ik vraag altijd wat zij leuk vinden en waar zij plezier in hebben. Ik vind het belangrijk dat cliënten voldoening halen uit de activiteiten die zij oppakken.
127
Dialoogbox
Algemeen
1. In welke situaties kun je een beroep doen op een overlastcoördinator? 2. Wat houdt de Wet maatschappelijke ondersteuning in? 3. Wanneer spreek je van een terminale ziekte? 4. Hoe hanteer jij de presentiebenadering? 5. Welke ervaringen heb jij met een praktijkondersteuner van huisartsen(POH)?
Dialoogbox
Ondersteunen en zorgen in de wijk
1. Welke ervaringen heb jij met terminale thuiszorg? 2. Waar let jij op als een persoon met een terminale ziekte je gesprekspartner is? 3. Wie zijn jouw samenwerkingspartners bij ingewikkelde sociaal psychiatrische of somatische problematiek? 4. Welke protocollen of richtlijnen gebruik jij bij de zorg aan terminale cliënten? 5. Welke preventiemaatregelen neem je om het lijden te verlichten van een persoon met een ziekte in een terminale fase? 6. Wat kun je in de thuissituatie organiseren voor cliënten die terminaal ziek zijn? 7. Hoe draag jij vanuit patiëntenperspectief bij aan goede kwaliteit van terminale zorg? Dialoogbox
Wijkverpleging en Welzijn Nieuwe Stijl
1. Welke vragen stel jij om actuele en potentiële problemen van thuiswonende terminale cliënten te achterhalen? 2. Welke kracht kunnen cliënten in een terminale fase putten uit religie? 3. Welke ervaringen heb jij met samenwerking met partners die niet uit de zorgsector komen? 4. Welke steun kunnen palliatieve zorgnetwerken in de regio bieden aan thuiswonende cliënten? 5. Wat kan er gemeenschappelijk georganiseerd worden rondom levenseinde, sterven en rouwverwerking? 6. Wat betekent voor jou wijkgericht werken? 7. Hoe meet jij of de cliënt en/of familie positief zijn over de zorg en ondersteuning? 8. Hoe ga jij om met de wens ‘niet geholpen willen worden´?
128
Maak eigen dialoogvragen op basis van onderstaande informatie Een dialoogvraag begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe Kennisbron
www.youtube.com/watch?v=zwf5xfwc3og www.youtube.com/watch?v=U723mpcuCMg www.youtube.com/watch?v=Vfcy_3GEu-8 (3 Colleges over de presentiebenadering) http://www.netwerkpalliatievezorg.nl/Denetwerken.aspx (Netwerk palliatieve zorg) http://www.pallialine.nl/ (Multidisciplinaire richtlijnen voor palliatieve zorg) http://blog.han.nl/wmowerkplaatsnijmegen/files/2012/12/Module-Interreligieuze-sensitiviteit.pdf (Competentieontwikkeling interreligieuze sensitiviteit)
129
Uit: Biene, M. van, & Erp, M. van, (z.j.) Zichtbaar schakelen in de wijk. E-learning module voor wijkverpleegkundigen. Nijmegen:HAN. 44 Onverwachte bezoeken van mijn moeder Een ontmoeting met mevrouw Cals en haar dochter Celly … De huisarts vraagt mij of ik een bezoek wil brengen aan mevrouw Cals, zij is 74 jaar. Zij woont alleen in een wijk die eerder als ‘krachtwijk’ bekend stond. Mevrouw heeft diabetes mellitus. Haar dochter Celly woont in dezelfde wijk en helpt haar moeder al jaren bij het innemen van haar medicijnen. Haar twee andere dochters wonen een paar dorpen verderop. Volgens de huisarts is mevrouw Cals erg doof en verwaarloost zij zichzelf. Celly heeft de huisarts verteld dat haar moeder erg vergeetachtig is en dat haar korte termijn geheugen de laatste paar jaar sterk is afgenomen. De laatste dagen gedraagt de moeder van Celly zich erg onrustig. In min of meer verwarde toestand stond ze afgelopen weken enkele keren onverwacht aan de voordeur van Celly. Om meer zicht te krijgen op de situatie breng ik een huisbezoek aan Celly en ga ik met haar in gesprek. Zij zegt de zorg voor haar moeder niet langer aan te kunnen. Ze vertelt me dat ze regelmatig wordt ‘lastiggevallen’ door haar moeder die steeds vaker onverwacht bij haar aan haar deur staat. Afgelopen week zelfs heel vroeg in de ochtend. Soms belt moeder nadat zij door Celly naar huis is gebracht nog geen uur later alweer bij haar aan. Op het moment dat zij mij dit vertelt denk ik aan de mogelijkheid om thuisbegeleiding of een casemanager dementie in te schakelen. Na het gesprek met Celly ga ik samen met de dochter op bezoek bij haar moeder. Bij het openen van de voordeur schrik ik enorm van de grote hond die blaffend tegen ons opspringt. Ik ga naar de huiskamer. Mevrouw Cals zit als een klein hoopje op de bank. Zij rookt een sigaret en overal staan lege kopjes met peuken. Het huis is enorm vies en verwaarloosd. Mevrouw communiceert uitsluitend met haar dochter. Als ik tegen haar praat lijkt ze mij niet verstaan en niet te begrijpen. Ik vraag me af of ze voldoende inzicht heeft in haar situatie. Volgens haar zijn er geen problemen en heeft zij geen hulp nodig. Haar dochter vertelt me dat ze iedere ochtend om half acht uur naar haar moeder gaat om haar insuline in te spuiten en medicatie te geven. De insulinehoeveelheid is afgestemd op het ontbijt. Celly maakt dan ook het ontbijt klaar. Tegen twaalf uur haalt ze haar moeder op om samen de warme maaltijd te eten bij Celly thuis. Daarna brengt ze haar moeder weer terug naar haar eigen huis. Tussen twee en vijf uur heeft Celly de tijd voor haarzelf. Om zes uur in de namiddag gaat ze opnieuw naar haar moeder om de broodmaaltijd te verzorgen en haar weer te helpen met het innemen van medicijnen. Ook zet ze de slaapmedicatie dan klaar op het nachtkastje. Dochter hoopt dat ze daar dan lang op kan slapen.
130
Ik zie dat Celly volledig door haar moeder in beslag wordt genomen. Zij heeft nauwelijks tijd om voor zichzelf en voor haar gezin met twee puberende kinderen te zorgen. Het is mij duidelijk dat de vraag om hulp in eerste instantie komt van dochter Celly. Het is voor haar heel prettig dat ik de tijd neem om met haar te praten. Ik zoek naar mogelijkheden om haar te ondersteunen zodat zij de mantelzorg kan volhouden. Ik spreek met de dochter af dat ik haar moeder een aantal keren zal bezoeken. Tijdens mijn bezoeken aan mevrouw Cals knoop ik voorzichtig een gesprek aan in de hoop dat zij mij toestaat dat ik haar ga helpen bij het douchen en aankleden. Het contact verloopt in het begin zeer moeizaam. Tijdens de eerste ontmoeting kijkt mevrouw mij niet eens aan. Gaandeweg echter weet ik het vertrouwen te winnen en staat mevrouw me zelfs toe dat ik een kopje koffie voor haar zet. Ik vraag een indicatie aan voor de inzet van huishoudelijke hulp, maar moet daarover overleggen met de manager zorg vanwege de aanwezigheid van de grote hond. Gelukkig blijkt dat geen bezwaar. Ook vraag ik individuele thuisbegeleiding aan. Het lukt me om een vrijwilliger in te zetten die mevrouw zowel ’s middags als ‘s avonds een uurtje gezelschap houdt. Eigenlijk probeer ik uren te vullen zodat mevrouw niet steeds naar haar dochter toegaat. Gezelschap is het doel. Ondanks het feit dat het sociale netwerk lastig te mobiliseren is, lukt het mij om ook de twee andere dochters in te schakelen. Af en toe bezoeken zij hun moeder, maar helaas zijn deze bezoekjes steeds van korte duur. De buren zijn op de hoogte van de beginnende dementie en ik vraag aan hen of zij een oogje in het zeil willen houden. Ze brengen haar soms naar huis terug als ze de indruk hebben dat mevrouw aan het dwalen is door de wijk. De persoonlijke verzorging wil ik als wijkverpleegkundige zelf doen, maar mevrouw accepteert de lichamelijke verzorging niet. Ik mag uitsluitend haar nagels verzorgen. Hulp bij douchen en haren wassen staat zij niet toe. Ze wast zichzelf aan het aanrecht. In overleg met de huisarts schakel ik uiteindelijk de casemanager dementie in om mee te denken over deze complexe situatie. Uiteindelijk ervaart haar dochter de meeste meerwaarde van de inzet van de wijkverpleegkundige Zichtbare Schakel. Ze heeft het gevoel dat zij niet langer de enige is die voor haar moeder hoeft te zorgen. Er wordt naar haar geluisterd en er is aandacht voor haar. Voor moeder en dochter is de regie behouden doordat moeder langer thuis kon blijven wonen en daarmee is de belofte van Celly om moeder niet uit huis te plaatsen ingelost. Op een gegeven moment is moeder ziek geworden en toen de diabetes steeds vaker ontregelde is zij naar een verpleeghuis overgeplaatst. De aanvankelijke barrière van geheel geen hulp willen is toen geslecht. Op dit moment verblijft mevrouw op een afdeling voor dementen in het verpleeghuis. Van haar dochter hoor ik dat het naar omstandigheden goed gaat.
131 Dialoogvragen Onverwachte bezoeken van mijn moeder Dialoogbox
Algemeen
1. Welke problemen kunnen ontstaan als gevolg van diabetes mellitus? 2. Wat voor beeld heb jij van iemand die zichzelf verwaarloost? 3. Wanneer kom je in aanmerking voor opname in een verpleeghuis? 4. Welke ondersteuning biedt een casemanager dementie aan thuiswonende cliënten? 5. Wat versta jij onder een sociaal netwerk? Dialoogbox
Ondersteunen en zorgen in de wijk
1. Welke kennis over dementie heb jij nodig om een thuiswonende cliënt en familieleden goed te kunnen begeleiden? 2. Waar let jij op in de communicatie met een persoon met beginnende dementie? 3. Wanneer geeft de situatie van thuiswonende dementerenden aanleiding om de problemen in multidisciplinair verband te bespreken? 4. Welke richtlijnen voor dementie hanteer jij? 5. Hoe geef jij vorm aan ondersteuning in de verschillende fasen van dementie? 6. Wat organiseer jij om een dementerende cliënt zo lang mogelijk zelfstandig thuis te kunnen laten wonen? 7. Welke suggesties heb jij om de kwaliteit van dementiezorg in de wijk verbeteren? Dialoogbox Wijkverpleging en Welzijn Nieuwe Stijl 1. Welke achterliggende signalen kunnen in de beginfase op dementie wijzen? 2. Welke dilemma’s roept de ‘eigenkracht benadering’ op bij dementerenden? 3. Welke signalen van mantelzorgers van dementerenden duiden op overbelasting? 4. Welke formele instanties zijn betrokken bij dementiezorg? 5. Welke collectieve ondersteuningsarrangementen zou jij als thuiszorgprofessional aanbevelen aan dementerenden en hun families? 6. Welke ondersteuning bieden Alzheimercafé’s? 7. Hoe pas jij adviezen uit de Zorgstandaard Dementie toe in een thuiszorgsituatie? 8. Welke competenties zet jij in bij thuiswonende dementerenden en hun families?
Maak eigen dialoogvragen op basis van onderstaande informatie Een dialoogvraag begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe http://www.alzheimer-nederland.nl/hulp-en-advies/gedichten-en-verhalen/ziekte-accepteren.aspx een http://www5.vilans.nl/smartsite.dws?id=125066 (Ketenzorg dementie) http://www.omroepbrabant.nl/?epg/4680402/Zuster+komt+zo!.aspx (Deel 3: Huisbezoek)
132
Uit: Biene, M. van, & Erp, M. van, (z.j.) Zichtbaar schakelen in de wijk. E-learning module voor wijkverpleegkundigen. Nijmegen:HAN. 45 Ziekenhuisontslag pas na opruimactie Mijnheer Doremaker kan pas met ontslag nadat ... Ik word gebeld door mijn collega Donja van de Stichting Welzijn Ouderen (SWO). De huisarts heeft haar gevraagd om eens een keer te gaan kijken bij een klant met veel problemen. De huisarts vertelt dat mijnheer Doremaker erg benauwd is en slecht kan slikken. Mijnheer is 45 jaar en bij hem bekend met een alcoholprobleem. Voor de benauwdheid heeft de huisarts geen medische oorzaak kunnen vinden. De medewerkster SWO belt mij omdat ze zelf pas na ruim een week tijd kan vrijmaken voor deze meneer. De man zou geen mantelzorg hebben en niemand die voor hem zorgt. Ik tref een man aan die in een vervuild huis leeft, vol met verzamelde apparatuur. Oude radio’s, televisies, computers, toetsenborden en heel veel elektriciteitskabels. Hij vertelt dat hij vroeger elektrotechniek heeft gestudeerd en voor de hobby wat reparaties doet. Ik kan net twee stappen zetten. De badkamer, gang en huiskamer staan vol met spullen. Er is geen mogelijkheid voor mijnheer om zich te wassen. Hij vertelt dat hij zijn huis niet meer uit komt. Hij kan zelf geen boodschappen meer doen en vertelt ook niemand te hebben om voor hem boodschappen te doen. Tijdens het eerste bezoek vraagt hij aan mij of ik een paar brieven op de post wil doen omdat hij in geldnood zit. Ik denk dat er behalve het vervuilde huis ook sprake is van financiële problemen. Het eten gaat moeizaam door slikklachten, maar hij wil dat ik me daar als wijkverpleegkundige niet mee bemoei. Ik neem me voor in een volgende ontmoeting meer vragen te stellen over zijn sociale netwerk. Het lijkt me nodig dat er meerdere zorg- en controlemomenten komen. Ik doe die dag de boodschappen voor hem omdat hij in grote nood zit en ik vraag hem of hij akkoord gaat met een opruimactie. Dat is nodig om uiteindelijk hulp te kunnen inschakelen, want huishoudelijke hulp kan niet starten in zo’n onhygiënische leefomgeving. Daarmee stemt hij in. Ik leg contact met een wijkpastor voor een opruimactie. Wanneer ik twee dagen later bij mijnheer Doremaker aanbel om te vertellen dat er hulp komt bij het opruimen van zijn huis tref ik niemand thuis aan. Bij navraag blijkt hij te zijn opgenomen in het ziekenhuis. Ik laat de huisarts weten de draad weer op te pakken na het ontslag van mijnheer uit het ziekenhuis. Toen het zover was zocht de medisch maatschappelijk werkster van het ziekenhuis contact met me om te overleggen over de situatie. Zij laat weten dat mijnheer naar huis mag, maar niet onder de huidige huiselijke omstandigheden. Met het medisch maatschappelijk werk spreek ik af op de dag van ontslag uit het ziekenhuis een team vrijwilligers te regelen om alle ‘overbodige’ spullen uit zijn huis te halen. Dit kan namelijk niet zonder toestemming en aanwezigheid van de bewoner zelf. De buurtpastor stuurt het team aan en werkt zelf ook mee. Eerder maakte ik kennis met de buurtpastor toe hij een lezing gaf over de presentiebenadering. Inmiddels zijn er twee contactpersonen opgedoken. Een zus en een vriend. Zijn vriend brengt mijnheer thuis en diezelfde dag beginnen we met de opruimactie. Iedereen verzet heel veel werk. Dan blijkt dat
133
mijnheer nog te zwak is om naar zijn slaapkamer op de bovenverdieping te gaan en dat er beneden geen bed is. Het bed dat boven staat is niet te verplaatsen vanwege het ontbreken van poten. Zijn vriend zoekt daarom diezelfde dag contact met het buurtmaatschappelijk werk. Zij springen direct in en regelen een slaapplek voor één nacht voor mijnheer bij een regionale instelling voor beschermd wonen (RIBW). Via een stichting wordt de volgende dag gratis een bed bezorgd. De thuiszorg is ingeschakeld voor twee maal daags hulp bij lichamelijke verzorging, reikt de medicatie aan en biedt hulp bij eten en drinken. Dit is na een paar weken afgebouwd. Het maatschappelijk werk blijft bij de situatie betrokken en brengt de financiën op orde. Inmiddels is mijnheer dusdanig opgeknapt dat hijzelf voor de buurt vrijwilligerswerk doet. Daar zet hij al zijn ervaringsdeskundigheid in en geeft hij ouderen computerles. Het een situatie die goed is afgelopen. De meerwaarde van de Zichtbare Schakel is dat ik wist van de buurtpastor en dat het vrijwilligersteam ingezet kon worden. De cliënt stond open voor hulp bij het opruimen van zijn huis. Door zelf aan te geven niet langer hulp nodig te hebben bij het wassen en aankleden en bij medicatietoediening heeft meneer laten zien op eigen kracht verder te kunnen. Ik realiseer me dat ik in deze situatie het maatschappelijk werk beter eerder had kunnen inschakelen. Ik was van plan om op de dag van het ziekenhuisontslag het maatschappelijk werk in te schakelen, huishoudelijke hulp aan te vragenvragen en de SWO te benaderen voor hulp bij de administratie. Op de dag van ontslag echter bleek de casus te groot om alleen als wijkverpleegkundige op te lossen. Er kwamen plotseling meerdere problemen tegelijkertijd op me af. Ik heb dat niet voorzien. Ik was blij dat het maatschappelijk werk van de wijk en de buurtpastor direct konden inspringen. Ik heb in de voorafgaande maanden via de sociale tafel in de wijk contact kunnen leggen met de pastor, de maatschappelijk werker en met de medewerker van de SWO. In het begin van mijn carrière als wijkverpleegkundige heb ik een soort wijkverkenning gedaan. Ik ben toen kennis gemaakt met onder andere de politie en de wijkwinkel. We hebben besproken wat we voor elkaar zouden kunnen betekenen en we hebben namen en telefoonnummers uitgewisseld. We weten elkaar te vinden in de wijk. Een paar weken na thuiskomst heb ik met mijnheer Doremaker besproken hoe hij het ziekenhuisontslag heeft ervaren. Ook met het medisch maatschappelijk werk van het ziekenhuis en de maatschappelijk werker van de wijk heb ik de ontslagprocedure geëvalueerd. Het verbaast mij nog steeds dat het medisch maatschappelijk werk in eerste instantie op mij als Zichtbare Schakel een beroep deed en niet op het maatschappelijk werk van de wijk.
134
Dialoogbox
Algemeen
1. Wanneer is er sprake van problematisch alcoholgebruik? 2. Wanneer spreek je van verzamelzucht? 3. Voor welke diensten kun je bij een RIBW terecht? 4. Wat is kenmerkend voor de presentiebenadering? 5. Wat is het nut van de inzet van ervaringsdeskundigen?
Dialoogbox
Ondersteunen en zorgen in de wijk
1. Waar kun je vakinhoudelijke of specialistische kennis vinden over verzamelzucht? 2. Hoe zou jij reageren wanneer je een huisbezoek brengt en bij de eerste ontmoeting vanwege veel spullen nauwelijks kunt lopen in huis? 3. In welke cliëntsituaties zoek jij als verpleegkundige contact met het buurtpastoraat? 4. Welke uitgangspunten van de presentietheorie zijn inpasbaar in het verpleegkundig handelen? 5. Welke mogelijkheden zie jij om ex-cliënten of ervaringsdeskundigen in te zetten bij et geven van voorlichting? 6. Wat moet je met wie organiseren om over te kunnen gaan tot een opruimactie? 7. Welke mogelijkheden zijn er om kwaliteit in de zorgketen te bewaken?
Dialoogbox
Wijkverpleging en Welzijn Nieuwe Stijl
1. Hoe kom jij achterliggende problemen bij verzamelzucht of vervuiling op het spoor? 2. Hoe stimuleer jij ‘de eigen-kracht’ van personen die zichzelf of hun omgeving verwaarlozen? 3. Wanneer is vervuiling voor jou als professional een reden voor acuut ingrijpen? 4. Wanneer schakel jij de GGD in bij hygiëneproblemen in de leefomgeving? 5. Welke hygiënemaatregelen zijn collectief bij wet of regelgeving vastgelegd? 6. Welke instanties voor bemoeizorg zijn betrokken bij opruimacties? 7. Wanneer spreek jij van een succesvolle opruimactie? 8. Welke opvatting heb jij over de inzet van jou als professional bij opruimacties?
Maak eigen dialoogvragen op basis van onderstaande informatie Een dialoogvraag begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe http://www.buurtpastoraat.nl/buurtpastoraat/54-geschiedenis (Geschiedenis buurtpastoraat) http://www.youtube.com/watch?v=Kk6CwFrEE9I (Inzet van ervaringsdeskundigen) http://www.youtube.com/watch?v=Q79xy7kFRRc (College netwerkcoaching) http://www.ggdzeeland.nl/onderwerpen/gezondheidszorg/bemoeizorg/ (Bemoeizorg)
135
Uit: Biene, M. van, & Erp, M. van, (z.j.) Zichtbaar schakelen in de wijk. E-learning module voor wijkverpleegkundigen. Nijmegen:HAN. 46 Samen op reis Een onverwacht weerzien van mijnheer en mevrouw E … Ik schrijf een brief aan je om je te vertellen over mevrouw en mijnheer E. Zij is 48 jaar en hij is begin vijftig. Zij zijn in 1982 als arbeidsmigranten naar Nederland gekomen. Mijnheer en mevrouw spreken Turks. Het lezen en schrijven in het Nederlands levert hen veel problemen op. Ze hebben allebei veel last van heimwee naar het thuisland en hebben afgelopen jaren met veel verschillende hulpverleners contact gehad. Zij is ernstig ziek en drie weken geleden geopereerd in Rotterdam aan een maag-darm-leveraandoening (MDL). Ze is nog steeds onder behandeling van een MDL-arts. Mijnheer E. heeft angststoornissen als gevolg van een psychiatrische aandoening. Hij is regelmatig bang en in de war en durft niet alleen te reizen. Daarom reisde ik samen met hem naar Rotterdam zodat hij zijn vrouw kon bezoeken. Samen zijn we nu vijf keer heen en weer gereisd. Hij wilde dat graag, maar ikzelf vind dat ik te ver ga in mijn begeleiding. In principe kan ik als wijkverpleegkundige de tijd nemen om hem te vergezellen voor een ziekenhuisbezoek...maar ja. Nu mijnheer mij beter kent belt hij me steeds vaker, te pas en te onpas. Gisteravond belde hij bijvoorbeeld nog om tien uur om te vertellen dat zijn computer het niet deed. Ik heb hem even te woord gestaan, maar hem ook laten weten dat hij me voortaan voor dat soort zaken niet zo laat in de avond moet bellen. Bovendien was het mijn vrije dag. Ik denk dat ik duidelijker mijn grenzen moet aangeven. Afgelopen week is zijn vrouw uit het ziekenhuis ontslagen en heb ik de laatste treinreis gemaakt met mijnheer E. en zijn vrouw. De artsen hebben hem en zijn vrouw laten weten dat mevrouw medisch uitbehandeld is en hooguit nog een half jaar te leven heeft. Om die reden is het echtpaar nog geen week na thuiskomst naar hun vaderland vertrokken om afscheid te nemen van de familie in hun vertrouwde thuisland. Ik dacht dat ik hen nooit meer terug zou zien. Ik begrijp dat het onderhouden van familiecontacten heel belangrijk is, zeker in een periode van onzekerheid of ernstige ziekte. Het stelde me ook gerust dat mijnheer en mevrouw E. naar hun thuisland konden afreizen. Maar wat keek ik verbaasd op toen ik gisteren werd gebeld door een medewerker van de gemeente. Hij liet mij weten dat mijnheer en mevrouw terug waren in de wijk. Mijnheer was op het spreekuur voor schuldhulpverlening. Een schuldhulpmaatje is ingezet om orde op zaken te stellen met de financiën, huisuitzetting dreigt. Mevrouw was erg verzwakt en ziek. Ik schrok en had niet verwacht hen terug te zien of weer van hen te horen. Mijn bezoeken aan hen had ik immers voor vertrek naar het vliegveld afgerond. Op verzoek van mevrouw ben ik uiteindelijk weer op huisbezoek gegaan. En weet je wat ik aantrof? Een bijna leeg huis. Zowat alle meubels bleken verkocht te zijn. In overleg met de gemeente als samenwerkingspartner heb ik mijn inzet en aanpak afgestemd. Je snapt dat ik voor een dilemma stond. Wel heb ik mevrouw E. tot haar dood wijkverpleegkundige zorg
136
kunnen bieden met de beperkte middelen die ik tot mijn beschikking had. Het plan van de gemeente is om de problematiek van mijnheer in integrale buurtzorgteams op te pakken. Dialoogbox
Algemeen
1. Hoe belangrijk zijn familiecontacten voor jou? 2. Wanneer spreek je over analfabetisme? Wanneer gebruik je de term laaggeletterdheid? 3. Wat betekent de term medisch uitbehandeld? 4. Welke situaties hebben bij jou wel eens geleid tot gevoelens van heimwee? 5. Wanneer spreek je van arbeidsmigranten?
Dialoogbox
Ondersteunen en zorgen in de wijk
1. Welke competenties heb jij nodig voor een goede zorgverlening aan migranten? 2. Hoe communiceer jij met cliënten van allochtone afkomst die jou niet goed begrijpen? 3. Wat is jouw betrokkenheid of bekendheid met patiëntenvereniging die de belangen behartigen voor allochtone cliënten met kanker? 4. Wat weet jij over onderzoek naar de beleving van kanker van allochtone cliënten? 5. Waar let jij op bij het geven van gezondheidsvoorlichting aan allochtonen? 6. Hoe zou jij zelforganisaties betrekken bij de zorg aan allochtone cliënten? 7. Hoe kun je als wijkverpleegkundige de zorg aan cliënten met een allochtone achtergrond verbeteren?
Dialoogbox
Wijkverpleging en Welzijn Nieuwe Stijl
1. Welke wensen kunnen schuil gaan achter een verblijf in het thuisland van ernstig zieke migranten? 2. Hoe leg jij aan allochtone cliënten uit wat de ‘eigenkracht benadering’ inhoudt? 3. Wanneer raad jij mensen met gezondheidsproblemen af om naar het thuis- of buitenland af te reizen? 4. Wat verwacht jij van de samenwerking tussen jouw instelling en zelforganisaties? 5. Welke ervaring heb jij met voorlichters in de eigen taal en cultuur (VETC´ers)? 6. Welke ervaringen heb jij met een integrale aanpak wanneer zich op meerdere levensgebieden problemen voordoen? 7. Hoe kijk jij terug op teleurstellende resultaten in de eigen beroepspraktijk? 8. Wanneer is voor jou als professional de grens voor zorgverlening bereikt en voel jij je genoodzaakt om de zorg aan een ander over te dragen?
137
Maak eigen dialoogvragen op basis van onderstaande informatie Een dialoogvraag begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe http://www.mlds.nl/nieuws/actualiteiten/44/nieuwe-stichting-helpt-allochtonen-met-kanker/ http://www.huisarts-migrant.nl/ (Huisartsenzorg en migranten) http://www.beroepseer.nl/nl/video/thuiszorg (Buurtteams voor zorg en welzijn) http://blog.han.nl/wmowerkplaatsnijmegen/files/2012/12/Module-interculturele-senitiviteit.pdf (Interculturele Sensitiviteit) Zie Reflector Interculturele Sensitiviteit Zie Kennisbron 6 Competentie Interculturele Sensitiviteit Zie Kennisbron 7 Leren en werken in een samenkomst van culturen
138
Uit: Biene, M. van, & Erp, M. van, (z.j.) Zichtbaar schakelen in de wijk. E-learning module voor wijkverpleegkundigen. Nijmegen:HAN. 47 VAN zorgen NAAR ondersteunen Mijnheer Finker, een voorbeeld van ondersteund wonen… Sinds kort kom ik als wijkverpleegkundige bij de mijnheer Finker thuis. Hij is 61 jaar, geboren in Suriname en sinds een paar jaar gescheiden. Hij heeft twee dochters. Een dochter woont in dezelfde stad en studeert nog, de andere woont honderd kilometer verderop in het westen van het land. Ik begrijp dat mijnheer redelijk contact heeft met zijn dochters. In 2004 is hij afgekeurd vanwege de ziekte Multiple Sclerose(MS), een spierziekte. Hij ontvangt een uitkering via de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering(WAO). Ik kom twee keer per week en bied hem dan verpleegkundige hulp. Ik ondersteun hem bij het douchen en aankleden. Zijn douche is aangepast en voorzien van een douchestoel. Binnenshuis verplaatst mijnheer zich met behulp van een rollator. Om zijn slaapkamer en badkamer op de eerste verdieping te kunnen bereiken moet hij gebruik maken van een traplift. Alleen onder mijn begeleiding durft hij die te gebruiken. Met zijn scootmobiel bezoekt hij de fysiotherapie van het eerstelijns gezondheidscentrum om transfers te oefenen en zich gemakkelijker te leren verplaatsen van stoel naar bed en van rolstoel naar keukenstoel. Ook andere hulpverleners zijn bij de situatie van mijnheer betrokken. Mijnheer vertelt me dat hij sinds een week met zijn been is gaan slepen en dat hij minder gevoel heeft in zijn handen. Ik maak me zorgen en bespreek met mijnheer of dat aanvullende ondersteuning nodig is dan enkel twee maal per week douchen. Zijn huis is niet vervuild, ik zie wel achterstallig huishouden. Het medicatiebeheer heeft mijnheer in eigen hand wat betreft de inname van de medicijnen. Bij het klaarzetten van het pillendoosje voor de volgende dag valt me op dat de antidepressiva van de vorige dag niet zijn ingenomen. Mijnheer vertelt me wel vaker bepaalde pillen niet in te nemen omdat hij bang is dat het doffe gevoel in zijn handen en benen veroorzaakt wordt door de medicijnen. Je hoort tegenwoordig zoveel over schadelijke bijwerkingen van pillen. Hij vertelt me ook dat hij voortaan liever beneden op de bank wil slapen. We overleggen wat nodig is om beneden te kunnen slapen en met wat improviseren gaat dit lukken. Over het niet innemen van bepaalde medicijnen maak ik mij zorgen. Ik vraag hem of hij over het af en toe overslaan van het innemen van bepaalde pillen contact wil opnemen met zijn huisarts. Dat gaat hij doen. Als ik de volgende keer weer bij mijnheer Finkers kom vertelt hij dat de huisarts nog eens op een rijtje heeft gezet hoe zijn ziekteverloop is. Mijnheer Finker kan mij nauwgezet vertellen wat de huisarts heeft verteld over zijn ziektegeschiedenis. ‘Vlak na de diagnose MS ben ik vanwege depressieve gevoelens behandeld door een psychiater. Deze heeft mij medicijnen voorgeschreven die ik nog steeds gebruik’. Het is hem nu duidelijker geworden dat af en toe overslaan van de pillen bedoeld om de depressie tegen te gaan niet verstandig is vanwege Ik vraag
139
aan mijnheer Finker of hij eens na wil denken over aanvullende ondersteuning en of hij hier morgen met mij op wil terugkomen. ‘Eerst maar eens een nachtje over slapen’, zeggen we met goede moed. Omdat ik niet weet of hier sprake is van therapieontrouw of zorgmijdend gedrag plan ik de volgende dag extra tijd in om het gesprek van gisteren voort te zetten. Daar heb ik als wijkverpleegkundige de tijd en ruimte voor omdat dit buiten de indicatieruimte valt. De volgende dag komt mijnheer Finker er zelf op terug en stel ik hem een aantal open vragen over zijn familie- en vrienden/-kennisennetwerk. Dit deel van het gesprek geeft mijnheer ruimte om te vertellen over wie er in zijn leven belangrijk zijn en wie hij graag om hem heen heeft als het gaat om iets voor elkaar doen. Samen met mijnheer Finker breng ik al zijn contacten in beeld. Alle contacten met familie, kennissen, vrienden, buren en de formele en informele instanties brengt hij in het gesprek in beeld. Het kladblok waar ik gaandeweg het gesprek zijn relaties op vastlegde ziet er best vol uit. Mijnheer vertelt ook dat hij de laatste afspraken met de fysiotherapeut heeft afgezegd. Hij ziet niet veel in de transferoefeningen en heeft voor zichzelf besloten om weer aan yoga te gaan doen. Vroeger had hij daar veel baat bij. Dat deed hem goed. Hij zegt deze aftakeling niet te willen. Mijnheer kijkt enigszins verbaasd op wanneer ik vertel dat de fysiotherapeut hem ook tijdelijk thuis kan behandelen en in de thuissituatie met hem kan kijken de transfermogelijkheden. Hij voelt daar wel voor. Door de oefeningen met de fysiotherapeut, maar ook door de aanpassingen die de ergotherapeut heeft bedacht gaat het lopen nu een stuk beter. Mijnheer draagt weer schoenen en door de spalk om het been is het slepen verminderd. Met de gesprekken met de eerstelijns psycholoog is mijnheer Finker afgelopen jaar gestopt omdat hij de contacten met de pastoraal medewerker prettiger vindt. Hij vindt het jammer dat er niet vaker contact met haar is. Mijnheer reageert positief op mijn idee om een buddy in te schakelen met wie hij tweewekelijks een gesprek kan voeren. Vanuit de familiehoek komt een achternichtje dat in de buurt woont tweewekelijks langs om wat zwaardere huishoudelijk klussen te doen. Het nichtje is al een tijdje werkloos en wil graag iets doen en ze krijgt ook nog een extra zakcentje van mijnheer Finker. Het nichtje kent nog iemand die de administratie wel wil doen en die kan hem naar wens ook iets aangeven hoe hij er financieel voorstaat en hem inzicht geven in zijn bestedingspatroon. De inzet van de professionals is na enkele maanden afgebouwd toen mijnheer weer in staat was een en ander zelf ter hand te nemen. Ikzelf heb mijn werk kunnen overdragen aan een verzorgende. Een jaar later is mijnheer Finker verhuisd naar een aangepaste woning. Deze tijd heeft mijnheer nodig gehad om zijn situatie goed in te schatten. In het multidisciplinair wijkoverleg is de situatie regelmatig besproken. Hulpverleners hebben mijnheer Finker ondersteund in het maken van afwegingen. Ook is er in het multidisciplinair team gesproken over hoe het aanspreken van eigen kracht tot nieuwe contacten leidt en het belang dat beslissingen worden genomen in de realiteit van de situatie. Het nichtje en de man die de administratie bijhoudt komen nog steeds bij mijnheer Finker en daar ziet hij altijd met plezier naar uit. Aan de yogalessen neemt hij nog steeds deel. De buddy komt eens per maand langs om met mijnheer
140
Finker te praten. Zijn kinderen zijn erg blij dat zij vooral ook tijd hebben om met hun vader ergens heen te gaan, waardoor de leuke kanten van het mantelzorgen blijven behouden. Ik vraag mij af of dit nu een vorm van zelfmanagement is omdat mijnheer Finker met support van ons een eigen koers koos en dit is gerealiseerd met hulp en ondersteuning van instellingen en informele netwerken, waarbij hijzelf en wij rekening hielden met zijn sterke en zwakke kanten, zijn interesses en eigen waarde. Mijnheer Finker heeft met ondersteuning van zijn netwerk en van ons zijn leven weer op de rails. Hij voelt zich hier heel prettig bij.
141
Dialoogbox
Algemeen
1. Wat is jou bekend over een chronische spierziekte? 2. Wanneer komt een persoon in aanmerking voor aanpassingen in huis? 3. Welke disciplines kom jij tegen in een eerstelijns gezondheidscentrum? 4. Wat is buddyzorg? 5. Hoe bevorder jij therapietrouw? Dialoogbox Ondersteunen en zorgen in de wijk 1. Wat is jouw specifieke deskundigheid inzake de zorg aan chronisch zieken? 2. Hoe pas jij motiverende gespreksvoering toe bij chronisch zieke mensen? 3. Wat draagt de multidisciplinaire richtlijn MS bij aan verantwoorde onderbouwing van zorg en behandeling? 4. Hoe stimuleer jij een chronisch zieke persoon op ‘eigen kracht’ fysieke conditie te behouden? 5. Welke ervaringen heb jij in het adviseren bij het kiezen van juiste aanpassingen en voorzieningen? 6. Wat zijn de kwaliteitscriteria vanuit patiëntperspectief voor goede MS-zorg? 7. Welke rol geef jij cliënten in de bespreking van de zorg?
Dialoogbox
Wijkverpleging en Welzijn Nieuwe Stijl
1. Welke vragen stel jij aan de persoon bij vermoedens van therapie-ontrouw? 2. Hoe zet jij personen die chronisch ziek zijn in hun kracht? 3. Welke ervaringen heb jij met cliëntsituaties waarin met spoed moest worden gehandeld om erger te voorkomen? 4. Wanneer verwijs jij chronisch zieken naar hulpverleners uit het informele circuit en wanneer naar hulpverleners uit het formele circuit? 5. Op welke mogelijkheden voor zorg en ondersteuning in groepsverband attendeer jij MS cliënten? 6. Welke vormen van individuele ondersteuning bied jij aan huis? 7. Wat kan ketenzorg bijdragen aan de thuissituatie van een persoon met MS? 8. Hoe bevorder jij zelfmanagement van mensen met een chronische ziekte? Maak eigen dialoogvragen op basis van onderstaande informatie Een dialoogvraag begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe http://www.youtube.com/watch?v=si3IHhQcL8E (Motiverende gespreksvoering) http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1129784 (Omroep Ohm over Mantelzorg) http://www.omroepbrabant.nl/?epg/4680402/Zuster+komt+zo!.aspx (over MS) Zie Zelftoets stretchen en stressen Zie Kennisbron 8 Van zorg naar ondersteunen
142
Uit: Biene, M. van, & Erp, M. van, (z.j.) Zichtbaar schakelen in de wijk. E-learning module voor wijkverpleegkundigen. Nijmegen:HAN. 48 Tot op het laatst verzorgd door familie Uiteindelijk is besloten dat mijnheer Gumus…. Het werk als wijkverpleegkundige heeft me veel opgeleverd. Mijn vak is nu mooier omdat het breder is geworden. Normaal gesproken gaat een wijkverpleegkundige uitsluitend op huisbezoek na een indicatie. Wanneer een cliënt een wond aan het been heeft concentreert het gesprek tijdens het huisbezoek zich eenzijdig op de behandeling en genezing van de wond. Wanneer het in huis niet fris ruikt doe je daar normaliter niets mee. Als wijkverpleegkundige ben ik nu in de gelegenheid in het gesprek de situatie te bespreken zonder de nadruk te leggen op de zorg en behandeling. Dan kan ik meer op de omgeving ingaan. De kanteling heeft opgeleverd dat ik met de persoon – indien aan de orde - de totale leefsituatie van die persoon bespreek. Zaken die de persoon aangeeft en eerst niet voor mij ´bedoeld´waren om op te pakken zijn dat nu nadrukkelijk wel. Het verhaal van de persoon is nu leidend, in plaats van dat ik onderdelen uit zijn leefwereld selecteer. Tijd nemen voor het verhaal is nu een van de belangrijkste ingangen om tot de juiste vraag(verheldering) te komen om er achter te komen in welke behoefte moet worden voorzien. Kantelen betekent tegelijkertijd dat ik niet alleen voorzie (ofwel regel) dat er in een behoefte wordt voorzien. Ik faciliteer (voorwaarden schep) dat dit gebeurt en bijvoorkeur anderen dan professionals voorzien in de behoeften. Aanwenden van ´eigen kracht eerst´, noemen we dat. Laatst vroeg de huisarts aan mij of ik een huisbezoek wilde brengen aan mijnheer Gumus. Deze bedlegerige Turkse man had een andere matras nodig in verband met rugklachten. De man had alvleesklierkanker en zou niet lang meer leven. Ik zoek de man en zijn familie op, vertel wat mijn rol is en ik laat weten dat de huisarts me heeft gevraagd hem op te zoeken. De man is ernstig ziek maar geeft aan daar niet met mij over te willen praten. De huisarts vertelt me dat mijnheer wil sterven in zijn eigen huis. Mijnheer wordt verzorgd door zijn vrouw en om het haar gemakkelijker te maken stel ik voor om een hoog - laagbed te regelen. Omdat mijnheer er aanvankelijk niet voor voelt geef ik hem een week de tijd om erover na te denken. Uiteindelijk geeft mijnheer toestemming. Wel eist mijnheer dat de persoonlijke verzorging in handen blijft van zijn vrouw en niet in die van mij als wijkverpleegkundige. Ik zeg dat te respecteren en mag daarom van mijnheer terug blijven komen. Hij wil echter niet met me communiceren in het Nederlands. De gesprekken verlopen via zijn zoon. De daaropvolgende weken gaat de gezondheidssituatie zienderogen achteruit. Ikzelf maar ook zijn zoon, waarmee ik inmiddels goed contact heb opgebouwd, vinden dat er echt iets moet gebeuren. Zijn zoon wil dat zijn vader in het ziekenhuis wordt opgenomen, maar vader is er op tegen. In mijn ogen wil de man thuis sterven, maar de familie wil dat niet en vraagt steeds opnieuw of hij opgenomen kan worden. Ik vertel dat dat niet kan omdat er geen behandeling meer mogelijk is. Ik zoek
143
naar manieren dat mijnheer thuis kan blijven in deze zo cruciale levensfase. Ik heb geleerd niet alles op te hoeven lossen. Mensen kunnen prima zelf aangeven wat zij willen. Ik heb respect voor de keuze die mensen maken, maar voel me als wijkverpleegkundige wel verantwoordelijk dat er - indien gewenst verantwoorde zorg en ondersteuning geboden blijft worden. Mijn radartjes blijven draaien. Gaandeweg het ziekteproces ontstaan er hartritme- en evenwichtsstoornissen en krijgt mijnheer meer en meer pijn. De familie wil dat er een pijnpompje aangesloten wordt, maar begrijpt niet dat het specialistisch team voor dit soort thuistechnologie opgeroepen moet worden. Daar gaat altijd een dag overheen. Op een dag vraagt de familie mij onmiddellijk te komen in verband met heftige misselijkheid en braken. Wachtend op een injectievloeistof van de apotheek stromen steeds meer familieleden de kamer binnen. Mijnheer is erg onrustig en over de bedhekken heen uit het bed geklommen. Ik besluit mijnheer met rust te laten omdat ik de indruk had dat hij graag alleen wil zijn. Zodra hij in de stoel in slaap valt, help ik hem zijn bed weer in. De familie schreeuwt dat het zo niet langer kan en dat de dokter moet komen. Uiteindelijk besluit de huisarts om mijnheer toch op te laten nemen. Vlak na aankomst in het ziekenhuis overlijdt mijnheer. Ik heb ervaren dat ik als wijkverpleegkundige veel langer bij de cliënt kan zijn en ik heb geleerd breder te kijken. Als regulier wijkverpleegkundige werk ik handelingsgericht op twee fronten: vanuit het zorgen en vanuit het ondersteunen van familie bijvoorbeeld. Ik ben bij deze familie nu veel ondersteunend bezig geweest. Ik heb de zorg met de familie Gumus geëvalueerd. Zij blijken achteraf erg tevreden dat ik ben gebleven en zij vertelden gerustgesteld te zijn dat ik er was en dat ze een beroep op me konden doen in geval van nood. Ik zorgde voor continuïteit. Ik heb wel een Turkse collega gevraagd ook eens met mijnheer in gesprek te gaan. Ik had namelijk wel het gevoel dat er samenspel was met de familie, maar ik vind het belangrijk dat cliënten in eigen taal kunnen communiceren. Ook aan mijn Turkse collega heeft mijnheer laten weten echt geen hulp te willen van de wijkverpleegkundige bij zijn persoonlijke verzorging. Dat had ik ook begrepen. Ik heb gerespecteerd dat mijnheer zichzelf verzorgde en gaf hem daarin de regie. Wel wees ik hem op de extra vermoeidheid die dat teweeg zou brengen en gaf hem adviezen om zichzelf met minder inspanning te wassen en aan te kleden. Als wijkverpleegkundige ga ik tijdens de eerste ontmoeting altijd in op de aanleiding van mijn bezoek en vertel ik bijvoorbeeld dat ik kom op verzoek van familie, huisarts of collega’s. Ik vertel dat ik wijkverpleegkundige ben en dat ik zorg voor mensen die in mijn wijk wonen en gezondheidsproblemen hebben. Het effect van mijn inzet als wijkverpleegkundige is dat ik alle problemen die er spelen in kaart breng en samen met de mensen die het aangaat de weg vind naar oplossingen in de brij van allerlei regeltjes en wetten. In de praktijk blijkt zoveel meer mogelijk, de mensen zelf weten de weg vaak niet te vinden. Wat gister linksom was moet vandaag rechtsom. Ik geef de mensen inzicht hoe zij de weg naar instanties of hulpverleners makkelijker kunnen vinden. Zo heb ik de familie aangegeven dat zij de huisarts en een Turkssprekende collega kunnen inschakelen en daar hebben zij gebruik van gemaakt. Inzet van professionals zoals het palliatieve team was verder niet nodig. In feite was het netwerkje van de familie maar heel klein. In deze gezinnen helpt de hele familie mee. Familiezorg is vanzelfsprekend voor veel families met een allochtone achtergrond. Het was uiteindelijk de familie die me inschakelde omdat
144
mijnheer zo ziek was. Hijzelf heeft mij niet ingeschakeld. Hij vond het goed dat ik kwam, maar ook dat ik wegging. Ik ben vooral ondersteunend geweest naar de familie. Enkel het laatste stukje was ik handelingsgericht bezig. Dialoogvragen Tot op het laatst verzorgd door familie
Dialoogbox
Algemeen
1. Hoe bekend ben jij met alvleesklierkanker? 2. In welke situaties wordt pijnstilling met behulp van een pijnpompje aanbevolen? 3. Wanneer doe je een beroep op het specialistisch team thuiszorg? 4. Wat zijn jouw ervaringen met terminale zorg aan allochtone mensen? 5. Wanneer spreek je van familiezorg? Dialoogbox
Ondersteunen en zorgen in de wijk
1. Welke vragen stel jij om achterliggende problemen van personen die familiezorg leveren te achterhalen? 2. Welke instanties bieden ondersteuning aan personen die familiezorg bieden? 3. Hoe bespreek jij met de familie de mogelijke inzet van familiezorg? 4. Welke ervaringen heb jij als wijkverpleegkundige met de samenwerking met verpleegkundigen van het specialistisch team? 5. Welke aanbevelingen zou jij willen doen voor onderzoek naar end-of-life care? 6. Hoe geef jij invulling aan preventie in een terminale thuiszorgsituatie? 7. Waar let jij op bij het organiseren van thuiszorg aan allochtone cliënten? 8. Wat kun jij nog verbeteren aan de kwaliteit van palliatieve zorg aan allochtone cliënten? Dialoogbox
Wijkverpleging en Welzijn Nieuwe Stijl
1. Hoe ga jij om met religieuze of culturele rituelen en gebruiken rondom sterven? 2. In hoeverre kun je spreken van eigen regie in een end-of-life situatie? 3. Hoe verklaar jij dat cliënt en/of naasten de urgentie voor direct ingrijpen soms anders inschatten dan de hulpverlener? 4. Waarmee kan een allochtone zelforganisaties de cliënt en jou ondersteunen? 5. Welke mogelijkheden zie jij om allochtone mantelzorgers collectief te ondersteunen? 6. Hoe kun jij allochtone mantelzorgers individueel ondersteunen? 7. Hoe kan de eerste lijn de samenhang in de zorg aan oncologische patiënten verbeteren? 8. Waaraan meet jij af of interventies die jij inzet het gewenste resultaat opleveren?
145
Uit: Biene, M. van, & Erp, M. van, (z.j.) Zichtbaar schakelen in de wijk. E-learning module voor wijkverpleegkundigen. Nijmegen:HAN. 49 Liever geen vreemden over de vloer Mijn valkuil: niet invullen, maar aanvullen waar nodig… Als wijkverpleegkundige heb ik onlangs de zorg afgerond met een dementerende oudere dame van 78 jaar. Zij woont in een heel klein huisje in een zogenoemde volksbuurt. Haar condities zijn niet zo goed. Ze kan slecht zien als gevolg van diabetes en is slecht ter been. Eigenlijk laat haar fysieke en geestelijke toestand het niet toe om nog langer zelfstandig te blijven wonen. Haar dochter biedt haar graag allerlei praktische hulp en heeft de omgeving binnenshuis zo ingericht dat mevrouw zo goed mogelijk uit de voeten kan en alles weet te vinden. Zij betekent veel voor mevrouw. Haar dochter maakt zich de laatste tijd erg veel zorgen om moeder en bespreekt dit met de huisarts. Ze geeft aan overbelast te zijn vanwege de vele bezoeken aan haar moeder. Het slechte gezichtsvermogen en de verminderde mobiliteit leiden er volgens haar toe dat haar moeder zich niet meer veilig in en om huis kan verplaatsen. Door haar geestelijke achteruitgang raakt moeder steeds verder in een sociaal isolement. Ze is veel alleen, vooral wanneer zij met haar man afwezig zijn en in Frankrijk verblijven. Daar heeft zij een tweede huis. Dochter is bang dat moeder eenzaam wordt. Als wijkverpleegkundige bezoek ik mevrouw en spreek ik met haar over haar woonsituatie. Voorzichtig tast ik af of zij zichzelf nog voldoende weet te redden en hoe zij denkt aan een eventuele overstap naar een verzorgingscentrum. Mevrouw voelt daar niet voor ondanks de beperkingen die ze ervaart. Zolang ze alle spulletjes in huis maar weet te vinden en alles op dezelfde plek blijft staan weet ze zich naar eigen zeggen nog goed genoeg te redden. Ze vindt het geen probleem dat ze wat langer over het huishouden doet. ‘Dan heb ik toch wat om handen’ merkt ze op. Door steeds af te tasten wat zij graag wil geef ik haar de regie. Op mijn vraag of zij wat extra hulp nodig heeft in de huishouding of behoefte heeft aan meer contact in de vorm van een gezellig bezoekje aan huis, reageert zij steevast met de opmerking dat zij liever geen vreemde mensen over de vloer wil. Ze vindt het wel een goed idee dat er een keer per week iemand komt om met haar naar buiten te gaan. Dan kan ze gewoon eens een eindje lopen zonder bang te hoeven zijn om te vallen en er met de rolstoel even op uit voor een boodschap. Het contact dat ik met mevrouw heb verloopt soepel. Ik hoef maar te vragen en de reacties komen vanzelf. Dat verbaast me zo en dat vind ik frappant omdat zijzelf regelmatig benadrukt geen sociaal mens te zijn. Toch hebben we steeds een heel mooi gesprek en zie ik dat zij er zich prettig bij voelt. Ze laat zien dat ze contact op prijs stelt, maar ze zegt wat anders. Misschien komt dat doordat ik al langer gesprekken met haar voer. Vier jaar geleden werkte ik namelijk als verpleegkundige bij de zorgcentrale en gaf ik haar diabetesinstructie via de webcam. Vaak had ik dan ook gezellige gesprekjes met haar. Mevrouw kon toen zelf nog haar bloedsuikerwaarden doorgeven, maar zorg op afstand is helaas nu niet meer mogelijk. Haar kwetsbaarheid is de laatste tijd erg toegenomen. Ik heb geprobeerd haar sociale netwerk uit te breiden door haar voor te
146
stellen naar het activiteitencentrum in de buurt te gaan. Dat is niet gelukt. Ze vertelt dat haar beperkte gezichtsvermogen haar teveel belemmert. Mevrouw stemt erin toe dat ik met haar dochter bespreek wie haar extra ondersteuning kan bieden. Dat leidt tot de inschakeling van een dementieconsulent en zo zijn haar contacten uitgebreid met professionals uit het formele netwerk. Vanuit dat netwerk is ook sociale begeleiding ingezet en zijn mensen ingezet om met haar te wandelen. Toen zij hiermee vertrouwd was heb ik haar nog eens gevraagd na te denken over de inzet van extra hulp door vrijwilligers uit de buurt. Zij gaf aan dat absoluut niet te willen. Dat was niet haar keuze. Ze zegt genoeg mensen om me zich heen te hebben. Als wijkverpleegkundige heb ik veel kunnen investeren in haar situatie. Ik heb haar extra aandacht kunnen geven wat ik normaliter niet kan doen. Dat heeft uiteindelijk wel opgeleverd dat er naast de reguliere verpleging en verzorging van de thuiszorginstelling ook vanuit een professionele organisatie een casemanager en sociale begeleiding is ingezet. Mevrouw heeft daardoor langer thuis kunnen wonen en haar wens is wat dat betreft gerespecteerd. Met de huisarts en alle betrokkenen is de situatie in een multidisciplinair overleg steeds besproken. De huisarts was altijd van de partij. In het multidisciplinair team was er nog een belangrijk bespreekpunt dat ik deelde met mijn collega’s: ´hoe verval ik als professional niet in het aanbod ofwel hoe laat ik haar eerst zelf vertellen wat ze graag doet, ondanks dat mevrouw dementerend is. ´Hoe vul ik zaken niet in, maar vul ik aan waar nodig´. Ik worstelde als het ware met mijn ´gesprekstechniek´ omdat ik zelf in de veronderstelling was te weten wat het beste is gezien haar situatie en ik kon niet nalaten dat direct in te brengen. Mevrouw is nog geruime tijd in haar eigen huis kunnen blijven wonen tot het moment dat zij min of meer zelf inzag dat een verhuizing naar een andere woonvorm wellicht beter was. Ze woont nu in een kleinschalige groepswoning met vijf andere demente(rende) ouderen. Haar dochter heeft haar nieuwe verblijf ingericht met spulletjes uit haar woonhuis. Het lijkt dat ze zich op haar gemak voelt tussen haar eigen spullen die ze herkent.
147
Dialoogbox
Algemeen
1. Wat is een volksbuurt? 2. Hoe zou jij de conditie van een kwetsbaar persoon omschrijven? 3. Wanneer verkeer je in een sociaal isolement? 4. Wat doet een dementieconsulent? 5. Wat is de functie van een multidisciplinair overleg? Dialoogbox
Ondersteunen en zorgen in de wijk
1. Hoe bespreek je met een thuiswonende persoon de overstap naar een andere woonvorm? 2. Wat kan een casemanager bijdragen aan het zorg- en ondersteuningsproces van een dementerende de persoon en zijn familie? 3. Wat is het verschil in ondersteuning bij het ziekteverloop van Alzheimer en vasculaire dementie? 4. Wat zijn de voor- en nadelen van kleinschalig wonen voor dementerenden? 5. Hoe geef je gezondheidsvoorlichting of advies aan mensen die dementerend zijn? 6. Wat kan er voor dementerenden georganiseerd worden om zo lang mogelijk zelfstandig thuis te kunnen blijven wonen? 7. Hoe betrek jij dementerenden en hun naasten bij het meten van kwaliteit van zorg en ondersteuning? Dialoogbox
Wijkverpleging en Welzijn Nieuwe Stijl
1. Hoe kun jij bijdragen aan het oplossen van achterliggende problemen bij eenzaamheid? 2. Hoe zet jij een persoon die zich eenzaam voelt in zijn eigen kracht? 3. Wanneer vind jij zelfstandig wonen niet langer verantwoord voor een oudere? 4. Welke organisaties leveren informele zorg bij eenzaamheid? 5. Welke formele instanties ondersteunen bij eenzaamheidsproblematiek? 6. Hoe geef jij in jouw gemeente of wijk vorm aan integrale aanpak van eenzaamheidsbestrijding? 7. Hoe meet jij of acties in het kader van eenzaamheidsbestrijding effectief zijn? 8. Met wie organiseer jij reflecties om te sparren over wijkgerichte ´kantelsituaties´ die jij tegenkomt?
Maak eigen dialoogvragen op basis van onderstaande informatie Een dialoogvraag begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe http://www.nationaalkompas.nl/gezondheidsdeterminanten/omgeving/leefomgeving/eenzaamheid/watis-eenzaamheid/ (Eenzaamheid meten) http://www.omroepbrabant.nl/?epg/4680402/Zuster+komt+zo!.aspx (Instructie via webcam) http://www.youtube.com/watch?v=ql4Y6oaM5PA (Breinomgevingsmethodiek) Zie Kennisbron 8 Van zorg naar ondersteunen
148
Uit: Biene, M. van, & Erp, M. van, (z.j.) Zichtbaar schakelen in de wijk. E-learning module voor wijkverpleegkundigen. Nijmegen:HAN. 50 Geld voor een kinderbedje Hoe Fatima dit op eigen kracht bij elkaar spaart.... Ik werk in een achterstandswijk en werk groepsgewijs met allochtone mensen. Ik geef hen voorlichting en bied cursussen aan. Ook breng ik huisbezoeken en ik werk samen met andere hulpverleners in de wijk. Met andere instanties organiseer ik dingen en geef ik groepsvoorlichting. In het begin toen een spreekuur in de wijk opgezet moest worden, ben ik naar het buurthuis gegaan en heb ik gevraagd waar mensen behoefte aan hadden. Toen vertelden de vrouwen mij dat ze graag wilden gaan sporten. Ik dacht ...waarom niet? Als dat een ingang is om het spreekuur te gaan beginnen gaan we gewoon sporten. Omdat ik geen sportleraar ben heb ik op internet gekeken hoe een les in zijn werk gaat. Een week later heb ik een uur staan gymmen met een groep vrouwen Mijn doel was om een ingang te krijgen en mensen zover te krijgen dat ze ook om hulp zouden gaan vragen. En dat is uiteindelijk gelukt. Een echte leraar heeft de sportles overgenomen en ik ben met mijn spreekuur gestart op de ochtend van het maandelijks inloopontbijt waar 35 vrouwen aan meedoen. De communicatie verliep voor een deel met handen en voeten. Veel mensen spreken Nederlands, maar er wordt ook veel in eigen taal gesproken. In eerste instantie probeerde ik vooral vertrouwen te winnen en contact te leggen. Wanneer dat er eenmaal is komen er vanzelf vragen op het gebied van lichamelijke of geestelijke gezondheid naar voren. Bij allochtone mensen ga ik individueel na wat persoonlijke behoeften zijn. Zo ontmoette ik een Turkse mevrouw tijdens een huisbezoek. Ze vertelt me dat ze een kind heeft van drie jaar dat nog steeds naast haar in het ouderlijk bed slaapt. Ze wil graag geld voor de aanschaf van een kinderbed. Ik vertel dat de wijkverpleging weliswaar een hulpverlenende instantie is, maar geen geld beschikbaar stelt. In principe zou ze met die vraag naar de gemeente moeten gaan. Meteen daarop vraag ik haar wat zijzelf kan doen om aan geld te komen. Ze vertelt dat ze heel goed kan naaien en laat me wat naaiwerkjes zien. Uiteindelijk heb ik haar geadviseerd kleding te gaan maken en te verkopen. We zijn samen naar de markt gegaan en hebben een lap stof gekocht. Een week later kon zij op het schoolplein een mooie jurk aan andere moeders laten zien. Zij verkocht het kledingstuk en heeft zo de eerste 15 euro voor een kinderbedje gespaard. Dat heeft een positieve wending gegeven aan haar situatie. Kijk je kunt naar Afrika gaan en een vis of een brood geven, maar je kunt ze ook een hengel geven. Ik denk dat je het daar mee moet vergelijken. Je reikt mensen de middelen aan om het zelf te doen. Soms kom ik via collega’s in contact met cliënten. Ik ben bij haar gekomen via een Turkse collega die in een andere wijk werkte. Soms kom ik ook via instanties vanuit de gemeente in contact met mensen. Toen ik bij deze mevrouw thuiskwam zag ik dat zij ontzettend veel moeite had om de eindjes aan elkaar te knopen. Ze heeft een man met psychiatrische problemen en het gezin zat in de schuldhulpverlening. Ze had niet zoveel zeggenschap over haar driejarige zoontje en vond de opvoeding erg moeilijk. Haar kind leed aan
149
ernstig overgewicht. Het was niet alleen het financiële deel, maar ook het huishouden kostte haar moeite. Ik heb haar als wijkverpleegkundige gestimuleerd om meer naar het buurthuis te gaan. Ik adviseer haar om haar opvoedproblemen met andere moeders te bespreken. Dat doet ze nu ook. Een ander effect van mijn inzet als wijkverpleegkundige is dat ik vrijdags op de markt veel groetende mensen ontmoet. Soms levert praktische hulp positieve effecten op maar niet iedereen komt er verder mee. Als wijkverpleegkundige heb ik vooral een signalerende functie. Het contact met deze mevrouw verliep goed. Ze sprak redelijk goed Nederlands. Ik verwacht niet dat iemand in een eerste gesprek zijn hele ziel en zaligheid blootlegt. Er zijn meerdere gesprekken geweest. Het kost heel veel tijd om het vertrouwen te krijgen. Het sociale netwerk werd verruimd doordat zij meer ging deelnemen aan activiteiten in het buurthuis en cursussen ging volgen. Ik heb overleg gevoerd met het maatschappelijk werk over de opvoedingsproblemen. In het begin dacht ik dat ik alles alleen moest doen, maar ik heb geleerd om vaker met andere hulpverleners te praten. Soms komen er bij mensen heel veel hulpverleners. Daar ben ik wel eens de fout mee ingegaan. Deze mevrouw heeft meer sociale contacten dan voorheen en ze gaat vaker het huis uit. Dat heeft Zichtbare Schakel voor haar zeker opgeleverd. Ik heb de zorg geëvalueerd en in het gesprek kwam naar voren dat zij nu haar eigen regie voert. Ik kan dat merken aan het feit dat ze nu een eigen inkomen heeft en meer contact heeft buitenshuis dan voorheen. Ze zet haar eigen kracht in en haalt energie uit de kleding die ze in opdracht voor anderen maakt. Daar wordt niet alleen zij, maar ook ik als wijkverpleegkundige blij van. Mijn streven is om mensen zover te krijgen dat zij zelf op ideeën komen. Ik vraag gewoon, stimuleer en vul niet in voor de ander. Dialoogvragen Tot op het laatst verzorgd door familie
Dialoogbox
Algemeen
1. Hoe bekend ben jij met alvleesklierkanker? 2. In welke situaties wordt pijnstilling met behulp van een pijnpompje aanbevolen? 3. Wanneer doe je een beroep op het specialistisch team thuiszorg? 4. Wat zijn jouw ervaringen met terminale zorg aan allochtone mensen? 5. Wanneer spreek je van familiezorg?
150
Dialoogbox
Ondersteunen en zorgen in de wijk
1. Welke vragen stel jij om achterliggende problemen van personen die familiezorg leveren te achterhalen? 2. Welke instanties bieden ondersteuning aan personen die familiezorg bieden? 3. Hoe bespreek jij met de familie de mogelijke inzet van familiezorg? 4. Welke ervaringen heb jij als wijkverpleegkundige met de samenwerking met verpleegkundigen van het specialistisch team? 5. Welke aanbevelingen zou jij willen doen voor onderzoek naar end-of-life care? 6. Hoe geef jij invulling aan preventie in een terminale thuiszorgsituatie? 7. Waar let jij op bij het organiseren van thuiszorg aan allochtone cliënten? 8. Wat kun jij nog verbeteren aan de kwaliteit van palliatieve zorg aan allochtone cliënten? Dialoogbox
Wijkverpleging en Welzijn Nieuwe Stijl
1. Hoe ga jij om met religieuze of culturele rituelen en gebruiken rondom sterven? 2. In hoeverre kun je spreken van eigen regie in een end-of-life situatie? 3. Hoe verklaar jij dat cliënt en/of naasten de urgentie voor direct ingrijpen soms anders inschatten dan de hulpverlener? 4. Waarmee kan een allochtone zelforganisaties de cliënt en jou ondersteunen? 5. Welke mogelijkheden zie jij om allochtone mantelzorgers collectief te ondersteunen? 6. Hoe kun jij allochtone mantelzorgers individueel ondersteunen? 7. Hoe kan de eerste lijn de samenhang in de zorg aan oncologische patiënten verbeteren? 8. Waaraan meet jij af of interventies die jij inzet het gewenste resultaat opleveren? Maak eigen dialoogvragen op basis van onderstaande informatie Een dialoogvraag begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe http://www.ncj.nl/bibliotheek/richtlijnen/details/27/jgz-richtlijn-preventie-vroegsignalering-interventieen-verwijzing-van-kinderen-van-0-18-jaar-met-overgewicht-in- (Richtlijn) http://www.huisarts-migrant.nl/index.php/zelforganisaties-page/ (Zelforganisaties) http://www.nigz.nl/index.cfm?act=winkel.detail&pid=893 (Allochtone zorgconsulenten) http://blog.han.nl/wmowerkplaatsnijmegen/modules/de-ouder-als-ervaringsdeskundige/ (De ouder als ervaringsdeskundige) http://blog.han.nl/wmowerkplaatsnijmegen/modules/cultuursensitieve-professionals/ (Cultuursensitieve professionals in zorg en welzijn) Zie Reflector Interculturele Sensitiviteit Zie Kennisbron 6 Competentie Interculturele Sensitiviteit Zie Kennisbron 7 Leren en werken in een samenkomst van culturen
151
Uit: Biene, M. van, & Erp, M. van, (z.j.) Zichtbaar schakelen in de wijk. E-learning module voor wijkverpleegkundigen. Nijmegen: HAN. 51 Baas in eigen huis Over de vragen die de keuze van de cliënt oproept… Harm is een alleenstaande mijnheer van 74 jaar. Hij heeft een eigen huis en kampt met meerdere gezondheidsproblemen. Hij is bij de huisarts bekend met diabetes, hartproblemen en een verhoogde bloeddruk. Afgelopen maand werd ik gebeld door zijn bezorgde zus. Zij vertelt mij dat er chaos is in het huis van haar broer en vraagt aan mij bij hem op huisbezoek te gaan. Mijn telefoonnummer heeft zij gekregen van de wijkagent die zij eerder hierover belde. Wanneer een huurder een dergelijke chaos zou maken in het huis dan kan de woningstichting het huis laten ontruimen en de huur opzeggen. Omdat mijnheer zelf eigenaar is van het huis is hij als vanzelf ook baas in eigen huis en kan bemoeizorg niet worden ingezet. Zijn zus vertelt mij dat haar broer veel drugsverslaafden op bezoek krijgt. Harm is erg begaan was met het lot van jonge drugsverslaafden en denkt dat hij zelf therapeut is. Hij geeft hen vaak geld om eten te kopen. Volgens zijn zus is mijnheer ook enkele keren belaagd door de jongeren. Een paar weken terug is er een flink bedrag aan geld verdwenen. Tijdens mijn huisbezoek tref ik een man aan die als zwerver door eigen huis doolt. Nog nooit heb ik een huis gezien met zoveel rommel en stof. Je kunt het je niet voorstellen. Alles is bedekt met een stoflaag van enkele centimeters. Tot voor kort kwam zijn zus nog wel eens om enigszins het huishouden te doen en voor schone kleding te zorgen, maar dat is gaandeweg minder geworden. Zij maakt zich enorme zorgen. Ik ga tweemaal alleen op huisbezoek bij Harm en vraag daarna een maatschappelijk werkster om mee te gaan. Ik heb het gevoel er alleen niet uit te komen. Harm blijkt zijn medicatie keurig netjes in te nemen. Aan de viezigheid kan ik helaas niks veranderen. Mijnheer heeft ook niet de behoefte om er iets aan te veranderen en zou zich ook afvragen waar ik me als wijkverpleegkundige mee zou bemoeien door zijn huishouden te bespreken. Maar goed, zijn zus blijft maar bellen. Uiteindelijk is het zover dat mijnheer de deur niet meer open doet. Hij heeft een grote herdershond en dat belemmert mij om naar binnen te gaan. Bij de eerste huisbezoeken deed hij zijn hond in een andere kamer, maar nu hij de hond los laat lopen voel ik me niet langer veilig. Vanaf dat moment heb ik de zorg veranderd. Ik besluit niet bij hem maar regelmatig bij zijn zus op bezoek te gaan met het idee haar te ondersteunen in het loslaten van haar broer. Uiteindelijk is dat redelijk goed gelukt en kan zij steeds verder afstand nemen van hem. Ik heb haar als het ware in haar eigen kracht gezet door steeds de vraag te stellen wat het haar zou opleveren om haar broer los te laten. Zij heeft een veel rustiger leven gekregen door hem los te laten. Dat is wel heftig, want zij heeft haar ouders destijds beloofd om voor hem te blijven zorgen. Hij is en blijft tenslotte haar broer en een alleenstaande man. Harm heeft nooit een relatie gehad. Als Zichtbare Schakel heb ik zonder indicatie afspraken kunnen maken met verschillende samenwerkingspartners uit het formele circuit. Politie en wijkagent houden nu een extra oogje in het zeil
152
met name op de voor overlast zorgende drugsverslaafden. Ik heb professionals kunnen mobiliseren waarmee ik als reguliere wijkverpleegkundige normaliter nauwelijks contact heb. De buren heb ik geattendeerd op de mogelijkheid van het maken van een melding bij overlast. Het sociale netwerk om mijnheer heen heb ik niet echt in beweging kunnen brengen. In feite heeft deze mijnheer geen sociaal netwerk. Omdat het uiteindelijk eerder een psychiatrisch dan een somatisch probleem is heb ik tot slot een sociaal psychiatrisch verpleegkundige ingeschakeld. Zij heeft geprobeerd hem naar de dagbesteding te begeleiden. Maar ook zij is gestopt met de hulpverlening omdat de man uiteindelijk niets wilde. Soms moet je leren accepteren dat je eigen normen en waarden op een ander niveau liggen. Moeilijk hoor. Het is vreemd dat je volwassenen moet opvoeden tot zelfstandigheid.
153
Dialoogbox
Algemeen
1. Wanneer kan worden overgegaan tot huisontruiming? 2. Wat doet een sociaal psychiatrisch verpleegkundige? 3. Wanneer spreek je van overlast? 4. Hoe definieer jij een sociaal netwerk? 5. Wat is bemoeizorg? Dialoogbox
Ondersteunen en zorgen in de wijk
1. Wat heb jij in jouw opleiding geleerd over drugs en drugsverslaving? 2. Wat zou jij aan de orde stellen in een gesprek met een alleenwonende oudere die opvang biedt aan drugsgebruikers? 3. Wanneer is een cliëntsituatie voor jou aanleiding om samenwerking met politie en wijkagent te zoeken? 4. Hoe belangrijk vind jij het om in de wijk onderzoek te doen naar huisvervuiling of drugsoverlast? 5. Wat is er collectief geregeld om vervuiling van de leefomgeving te voorkomen? 6. Hoe voorkom je overlast in de wijk? 7. Welke kwaliteitsnormen voor hygiëne in en om huis hanteer jij?
Dialoogbox
Wijkverpleging en Welzijn Nieuwe Stijl
1. Hoe spoor jij de achterliggende problemen van zorgmijders op? 2. Hoe versterk jij de eigen regie bij zorgmijders? 3. Wat kun jij betekenen voor mantelzorgers die de zorg te belastend vinden? 4. Welke suggesties heb jij om een klein sociaal netwerk van mensen met problematisch gedrag uit te bereiden? 5. Wat kunnen aanpakkers in de zorg betekenen voor moeilijk bereikbare cliënten? 6. Hoe betrek jij professionals uit andere sectoren bij het opstellen van een totaalplan om een crisissituatie op te lossen? 7. Hoe bespreek jij met de cliënt en zijn netwerk de teleurstellende resultaten van een intensieve ondersteuning? 8. Welke professionele ruimte neem jij om zorgmijdend gedrag van een cliënt in goede banen te leiden?
Maak eigen dialoogvragen op basis van onderstaande informatie Een dialoogvraag begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe http://www.gemistvoornmt.nl/a.aspx/12078449/0 (Aanpakkers in de zorg) http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1105122 (De bemoeizorgers) Zie Kennisbron 8 Van zorg naar ondersteunen
154
Uit: Heessels, M., Biene, M. van, Lenkhoff, M., Erp, M. van, (z.j.). Competentie-ontwikkeling Interreligieuze Sensitiviteit. Nijmegen: HAN. 52 Ik ben gelovig, maar niet kerkelijk – Saar Saar vertelt… Over mijn migratie vanuit Indonesië, over mijn “niet-Indische” gewoontes, over katholiek zijn, over vriendschap en over de Ursulinen. Ik woon sinds 1961 in Nederland, maar ik zou overal kunnen aarden. Ik ben niet zo gebonden aan een stad of een land. Ik heb twee kinderen, een jongen en een meisje, ze zeggen wel eens de koningswens. Mijn zoon heeft een dochter en woont in Engeland. Mijn dochter woont in het midden van Nederland en heeft ook een dochter. Mijn zoon zie ik niet zoveel als mijn dochter, maar met Pasen is het hele gezin uit Engeland hier, dus dat is weer feest. Elke twee weken ga ik naar mijn dochter. Dat is altijd heel fijn. In mei is mijn derde kleinkind op komst. Ik kan overal aarden, ik ben ook niet zo gebonden aan een stad of land. Ik maak makkelijk contacten. Heimwee naar Indonesië, wat veel van mijn Indische kennissen hebben, heb ik totaal niet. Die gaan ook met regelmaat naar Indonesië. Ik ben één keer terug gegaan, eigenlijk omdat de kinderen mij daarop getrakteerd hadden. Ik heb er geen spijt van maar het hoeft voor mij niet. Er zijn ook andere landen waar mijn hart naar toe trekt. Het klinkt vreemd voor een Indische, maar het hoge noorden spreekt mij ontzettend aan! Ik zit ook nooit buiten. Dat verbaast mijn Indische kennissen en ook de Hollanders, die zeggen dan: “Je komt uit de tropen!” Maar ik heb dat nooit gehad. Ik ben een rare Indische zeggen ze wel eens. Ik ben totaal geïntegreerd. Mijn vrienden zeggen altijd: “Je moet alleen nog een paar blauwe ogen krijgen.” Voorheen was ik niet echt mantelzorger voor mijn buren, maar wel het eerste aanspreekpunt voor de alarmcentrale. Sociale contacten zal ik in de toekomst misschien nodig hebben. Ik zeg altijd “Ik zaai en misschien kan ik oogsten”, toch? Ja maar ja, dat heb je toch allemaal, als je ouder wordt dat je toch iets meer hulp nodig hebt. Als het niet is voor grote klussen, dan wel iemand die voor jou de dokter belt als je het niet meer kunt. Dat ze even naar je om kijken. Maar, gelukkig is dat allemaal nog niet nodig. Met vriendinnen onderneem ik allerlei dingen. Samen naar een concert, of naar de schouwburg, we bellen elkaar of lopen bij elkaar binnen. Andere ouderen zeggen; er komt niemand, er belt niemand, ik zeg ja hallo je kan ook aan de bel trekken! In plaats van te wachten tot een ander aan jou denkt, kun je ook het initiatief nemen natuurlijk. Ik heb diverse vrienden waar ik een beroep op kan doen. Ik heb zelf geen auto en als ik ergens ’s avonds naar toe ga dan heb ik wel mensen die ik kan vragen en waar ik ook aan durf te vragen
155
om mij eventueel te komen ophalen. Ja ik heb goede vrienden. Maar in mijn hoedanigheid help ik ook mensen voor zover ik kan, daar sta ik ook altijd voor klaar. “Als je geeft dan kan je ook wat ontvangen” is mijn stelling altijd. Je durft ook iets te vragen als je zelf bereid bent om iets te doen. Ik ben nog wel lid van de Katholieke Bond van Ouderen maar niet zo actief. Ik ben gelovig, maar niet kerkelijk. Ik heb geen kerk nodig om mijn geloof te belijden. Ik geloof wel dat er iets is, of dat nou een god is of een…. Ik weet niet wat het is, maar om te zeggen dat ik wekelijks naar de kerk ga, nee. Vroeger wel. Ik ben streng katholiek opgevoed. Ik heb altijd bij de Ursulinen op school gezeten. Dat van die liniaal, dat was vroeger wel echt zo. Je laten zien of je schone nagels had, schone handen, schone nagels, en zo niet, dan pats. Maar ja, ik heb er een goede opvoeding bij gehad en ik heb er totaal geen wanklank over hoor, want qua lesgeven waren de Ursulinen super. Met mijn vrienden en vriendinnen spreek ik wel over het geloof, want ja, daar kunnen wij gewoon vrijuit over praten. Alhoewel wij ook wel eens spontaan naar de kerk hier vlakbij gaan en daar een kaarsje branden als we daar behoefte aan hebben. Maar ik hoef niet perse op zondag naar de kerk. De tradities van het katholieke geloof hou ik nog wel in ere. Zoals dat kaarsje branden. En als ik bijvoorbeeld een voorspraak wil in verband met een examen van de kinderen, dan roep ik Maria aan voor bijstand. Maar daar houdt het dan zo’n beetje mee op. Ja, de kerstviering en Pasen bijvoorbeeld dat doe ik wel. Ik kan ook wel eens spontaan op Goede Vrijdag wel de kruisweg doen, maar dat is niet perse omdat het moet. Ik denk dat heel veel katholieken dat tegenwoordig zo hebben bepaald. Ik ken mensen die zich voor 100% op het geloof verlaten. Zo erg heb ik dat dan dus niet maar, ik heb er wel steun aan. Door het geloof twijfel ik misschien toch minder en het versterkt mij in de hoop dat er een goede uitslag komt als er iets minder prettigs staat te gebeuren. Dat je er door heen komt. Ik bid dus wel, maar nogmaals ik heb daar geen kerk voor nodig. Het is net zo goed om een kaarsje te branden. Mijn moeder die brandde iedere keer als ik wat spannends had ook een kaarsje. In zoverre heb ik dat wel meegekregen. Als er iets met mijn kinderen is, die nu 45 en 46 jaar zijn, dan brand ik ook een kaarsje. Zo ook voor mijn zoon, dan zegt hij tegen mij: “Ik moet dan en dan mijn examen doen hè, dan moet je een kaarsje branden.” En mijn kleindochter is gek op de kerk. Als wij langs een kerk lopen dan zegt ze: “Oma gaan wij even in de kerk een kaarsje branden?” “Oma blijven we nog in de kerk?” vraagt ze dan. Ik zeg waarom wil je nog hier blijven? “Het is hier zo lekker rustig”, zegt ze dan. Ze is vijf jaar! “Zo lekker rustig”, zegt ze dan, haha. Van de week heb ik met oude vrienden nog een beetje zitten gekken bij het dansen. Toen was er muziek van ‘Going to the chapel’. Ik zei, ja laten we dat doen dat hebben we af en toe nodig! Toen zei een ander “Please, speak for your self”. Ja uiteraard zei ik, maar jullie mogen allemaal voor mij bidden. Dat ik mij nog jaren zo gelukkig mag voelen als ik op dit moment ben.
156
Dialoogvragen Saar
1. Welk verschil maakt Saar tussen kerkgang en religieus zijn als ze zegt “ik heb geen kerk nodig om mijn geloof te belijden”? 2. Op welke manier spelen familierelaties een rol in Saar’s beleving van geloof? 3. Op welke manier ervaart Saar steun van het geloof? 4. Welke katholieke vieringen noemt Saar en wat houden die vieringen in? 5. Welke andere katholieke vieringen zijn er? 6. Wat zijn belangrijke vieringen binnen andere religieuze stromingen of overtuigingen? 7. In welke religieuze vieringen participeer jij? 8. Welk beeld heb jij van Katholieke (kost)scholen in Nederland, zoals de Ursulinen waar Saar naartoe ging? Maak eigen dialoog vragen Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe. Verdiepingsvraag katholicisme in Nederland Op welke manier beleefden kostschoolleerlingen hun jeugd en religieuze vorming in katholieke jongerentehuizen? Kennisbron VPRO radio-archief documentaire serie getiteld Onder het wakend oog Gods, waarin zaken als het huwelijk, seksuele driften, schuld, heimwee en vriendschap worden besproken door voormalige kostschoolleerlingen. Zie: http://weblogs.vpro.nl/radioarchief/2010/03/18/onder-hetwakend-oog-gods
Verdiepingsvraag over intercultureel vakmanschap en Welzijn Nieuwe Stijl Op welke manier zou je de uitspraken van Saar over ‘Hollandse’ en ‘Indische’ mensen kunnen plaatsen binnen de Reflector Interculturele Sensitiviteit? Kennisbron Zie Reflector e-learning module Intercultureel Vakmanschap en Welzijn Nieuwe Stijl I: Competentie Ontwikkeling IntercuIturele Sensitiviteit.
157
Uit: Heessels, M., Biene, M. van, Lenkhoff, M., Erp, M. van, (z.j.). Competentie-ontwikkeling Interreligieuze Sensitiviteit . Nijmegen: HAN. 53 Als ik me niet goed voel wend ik me tot Hem - Renato Renato vertelt… Over mijn migratie van Suriname naar Nederland, over buren, over elkaar helpen en over hindoe zijn. Ik kwam in de jaren zestig hier naar toe, omdat ik een betere toekomst voor mijn kinderen wilde. Omdat ik in Suriname in de jaren zestig voor een hongerloontje als ambtenaar werkte, reed ik ’s avonds en in de weekenden als taxichauffeur. Mijn kinderen zag ik daardoor nauwelijks. Het onderwijs was van slechte kwaliteit. Ik wilde een betere toekomst voor mijn kinderen en ben toen naar Nederland gegaan. Om de ticket te kunnen betalen, heb ik al mijn persoonlijke spullen moeten verkopen. Mijn familie heeft me opgevangen. Ik vond werk bij Philips. Later kwamen mijn vrouw en kinderen. Nu ben ik gepensioneerd. Met een aantrekkelijke regeling kon ik vroeg vertrekken, ik vermaak me prima met allerlei hobby’s. Ik woon met mijn vrouw in Nijmegen, de kinderen zijn het huis al uit. Het is prettig, maar er kan nog een hoop verbeterd worden. Het is anders dan ik gewend was in Suriname, daar ken je elkaar en zit iedereen buiten. Hier is dat niet zo, als je een vreemde groet kijken ze je raar aan. Toch maak je soms een praatje met elkaar. De omgeving ziet er heel anders uit. Allemaal dezelfde huizen op een rijtje, heel saai eigenlijk. En weinig ruimte. In Suriname trok ik lekker de natuur in om te jagen of te vissen. Dan gooide ik mijn hengel uit en wachten maar. Als er dan een vogel voorbijkwam, schoot ik die. Dan had ik wat gevangen voor thuis. Als het weer beter is ga ik vissen. Dat doe ik soms samen met anderen – we proberen nog steeds een bepaalde grote vis te vangen, ik weet zeker dat hij er zit maar het is me nog niet gelukt. Hier in de wijk is alles dicht op elkaar, maar toch zijn mensen meer op zichzelf. Soms maak ik wel eens een praatje op straat en dan loop je daarna weer verder. Je hoeft ook niet alles van elkaar te weten. Als buren groeten we elkaar en mijn buurman komt wel eens langs. Dan roept hij over schutting en drinken we samen een biertje. Maar dat heb je alleen in de zomer. Het is anders dan in Suriname, daar leef je buiten tussen de mensen. In het algemeen voel ik me wel goed. Ik ben gezond en dat is al een zegen. Zegeningen van boven, alles hebben wij van boven gekregen. Als ik me niet goed voel, wend ik me tot Hem daarboven. Er wordt voor je gezorgd als dat nodig is. Het liefste blijf ik thuis wonen. Mijn kinderen kunnen me tot bepaalde hoogte wel helpen. Ik spreek de kinderen regelmatig, mijn zoon die in een dorp verderop een bedrijf heeft en mijn dochter die in Duitsland woont. Ik ben ook al opa, dat is erg leuk! Daar geniet ik echt van, om bij ze langs
158
te gaan en met ze te stoeien. En als opa hoef je verder niet veel meer, ik hoef me niet met de opvoeding bezig te houden. Dan ga ik na het bezoek weg en dan is het weer aan de ouders. Dat is wel zo prettig. Wat het geloof betreft, iedereen beleeft zijn geloof op zijn eigen manier. Om me te wenden tot boven, hoef ik niet in een tempel te zijn. Dat kan op elk moment op de dag, waar je ook bent. Dan probeer ik rust en stilte te zoeken bij Hem. Het besef dat het leven je gegeven is, dat je het niet zelf hebt gemaakt, maakt je nederig. Niet iedereen beseft dat nog. Soms ga ik naar de tempel, maar ook niet elke week. Het samenzijn is prettig, je maakt een praatje hier en daar. Maar mijn geloof, dat houd ik ook voor mijzelf. Wanneer een andere Hindoestaanse oudere uit Suriname hulpbehoevend zou worden, hoeft hij niet per se door iemand uit Suriname geholpen te worden. Als ikzelf word benaderd, dan vraag ik me af of ik die persoon kan helpen. Als ik kan helpen, dan wil ik dat best, maar het moet dan niet zo zijn dat ik er als hulpverlener aan vast zit. Het moet niet zo zijn dat ik die persoon dagen, weken, maanden moet helpen. Dan wordt mijn vrije tijd beperkt. Snap je? Als een niet-Hindoestaan een Hindoestaan helpt, dan zijn er zoveel factoren die erbij komen kijken. Ik denk dat een Hindoestaan in dit geval die persoon makkelijker kan helpen dan een niet-Hindoestaan. Ten eerste, wat voor probleem is er? Bij ons begint het ook van, luister, ik als mens, ik kan wat doen, maar diegene die alles kan doen, is daarboven. Dus ten eerste gaan we beginnen met Zijn hulp aanroepen. Daarop zou ik beginnen om die man te zeggen: Luister, Hij is de persoon die eigenlijk alles kan doen. Hij heeft het je gegeven, maar Hij kan het ook weer weghalen. En met dat beginsel kan die persoon ook tot rust komen. Iemand die helpt moet een persoon zijn die ruim denkt hè? Want er zijn ook mensen die zeggen: dit is mijn geloof en er komt niks bij van andere mensen hun geloof. Snap je? Als jij als katholiek of als moslim die man zegt van: laten we de Here Jezus naam noemen. Ja, dan zou ik tegen die hulpverlener zeggen, waar ben je mee bezig? Als er iemand komt die zegt van: laten we Allah’s naam noemen, dan doe ik niet mee. Maar als iemand zou zeggen van: laten we Krishna’s naam noemen, Rahm’s naam noemen en daar op geconcentreerd zijn, dan denk ik dat die persoon een beetje tot rust komt. En dan kan je verder die problemen bespreken. Maar als het om mij persoonlijk zou gaan, dan zou ik zeggen: oké ik heb een probleem, ik ben een Hindoe, ik bid tot Rahm, ik bid tot Krishna, er zijn meerdere Goden, meerdere namen van onze God, maar ik heb ook geen probleem als je in naam van Jezus ofzo wilt werken, mij hulp bieden, of in naam van Allah. Maar er zijn andere mensen die dat misschien niet willen accepteren. Er kunnen nog zoveel professionals zijn die een hele studie hebben gemaakt van mensen helpen, maar dat ene stuk missen ze bij een Hindoestaan. Dat spirituele gedeelte. Want ik weet niet of ze dat ook hebben gehad in de studie. Om ze te vertellen van luister: wat je voor problemen je ook hebt: het is toch niet van je buurman, of van je vrouw of van je kinderen. Het komt van boven, ja? Dus daar moeten we aankloppen
159
om die problemen op te lossen. Als een professional dat niet kan zeggen, dan blijft die man hangen in het midden van ja: waar moet ik het zoeken? De hulpverlener moet de beginselen van luisteren toepassen. Als je jezelf een beetje Hindoeïsme eigen maakt om mensen te helpen, dan heb je niet echt veel nodig. Voor mij is belangrijk dat een oudere van Hindoestaanse afkomst, zoals ik, toch iemand krijgt die een beetje achtergrond van Hindoeïsme kent.
160
Dialoogvragen Renato
1. Welke rol spelen contacten via de religieuze gemeenschap voor Renato? 2. Welke betekenis heeft de tempel voor Renato? 3. Waar kun je bij jou in de regio een Hindoe tempel bezoeken? 4. Op welke manier worden tempels aangeduid in andere religies? 5. Wat is kenmerkend voor de inrichting van hindoe tempels? 6.
Het hindoeïsme kent talrijke goden, welke noemt Renato en welke zijn er nog meer?
7. Wat zijn de basisprincipes voor een goed leven volgens Renato? 8. Welke overwegingen geeft Renato mee aan professionals in de hulp- en dienstverlening? 9.
Hoe zou jij Renato’s tips toepassen?
Maak eigen dialoog vragen Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe.
Verdiepingsvraag over Hindoeïsme in Nederland Wat zijn hindoe rituelen eigenlijk en hoe worden die in Nederland toegepast? Kennisbronnen Tweedelige documentaire getiteld Het Hindoe-huwelijk door omroep OHM. Zie: http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1146624 Swhajor, A., Heessels, M., Van der Velde, P., & Venbrux, E. (2010). Aan de Ganges in Twente. Onderhandelen over vormgeven van hindoe-dodenrituelen in Nederland. Quotidian. Dutch Journal for the Study of Everyday Life 2: 83-104. Zie: http://www.quotidian.nl/vol02/nr01/a04
161
Uit: Heessels, M., Biene, M. van, Lenkhoff, M., Erp, M. van, (z.j.). Competentie-ontwikkeling Interreligieuze Sensitiviteit. Nijmegen: HAN. 54 Vrouwendagen in de moskee – Fatima Fatima vertelt… Over de migratie naar Nederland 40 jaar geleden samen met mijn man. Over mijn drie kinderen en mijn negen kleinkinderen. Over mijn geloof als moslim, over gezondheidsklachten en over dankbaar zijn. Mijn buren zijn erg behulpzaam. Mijn Nederlandse buurman komt vaak in de tuin op het bankje naast me zitten. Op het bankje vertelt hij mij al zijn klachten en problemen, net zoals wij Turkse mensen dat doen. Ook mijn andere buren zijn goede mensen. Mijn Nederlandse buurvrouw heeft me geholpen bij het plukken van de druiven en ik breng haar weleens een bord Turks eten. Daar wordt ze helemaal gelukkig van. Maar als ik wegga hoor je gelijk alle sloten van de voordeur op slot gaan. Mijn buren zeggen me altijd gedag als ze me zien. Andere Nederlandse mensen kijken je niet eens aan! Onderweg kom ik nogal eens Nederlandse mensen tegen die me echt vies aankijken. Ik neem geen deel aan activiteiten in het wijkcentrum, maar ik ben afgelopen maandag, in een andere buurt naar een stichting voor Turkse ouderen geweest. Iedereen heeft het wel ergens over. De één over zijn kinderen, de ander over een uitstapje. Deze week was iemand jarig en hebben we gezellig taart gegeten. Dat was leuk. Ik zou het niet fijn vinden als dat er niet was, want in mijn straat werkt iedereen. Ik ben de enige die niet werkt of een opleiding volgt. Vroeger heb ik altijd gewerkt of ik was bezig met het huishouden. Mijn vrienden die nog geen zestig zijn, moeten naar school om in te burgeren. Als het voor mij verplicht was, zou ik de cursus ook volgen, maar ik heb mijn Nederlandse paspoort toch al. Als de stichting in de wijk dagen voor vrouwen zou organiseren om te zitten en te kletsen, dan zou ik er aan deelnemen. Ook Nederlandse vrouwen zijn van harte welkom, maar zij zijn altijd samen met hun mannen. En zij hebben liever een kroeg dan een theehuis waar vrouwen lekker kunnen roddelen. Bij de stichting komen nooit Nederlandse vrouwen. Bij twee kinderen ga ik op bezoek. Mijn jongste zoon is getrouwd met een Nederlandse vrouw, maar dat mens is nooit thuis! Ik bezoek hen niet, mijn zoon komt mij wel regelmatig bezoeken. Dan neemt hij alle post door of zet hij mij ergens af. Mijn zoon komt vaker dan mijn dochter die een paar straten verderop woont. Zij komt één keer in de week schoonmaken meer niet. Ik zou wel willen dat ze vaker kwam. Ik mis haar en verlang naar extra aandacht. Mijn man is bijna achtenzeventig jaar, hij kan ook niet veel.
162
Soms krijg ik een ontzettende hoofdpijn. Het lijkt wel of ik hoge druk krijg in mijn hoofd. Er is niemand om samen iets gezelligs te doen. Meestal blijf ik thuis, maar als mijn man thuiskomt neemt hij het hele bankstel over. Als ik tegen mijn man zeg dat ik ziek ben, dan zegt hij dat hij me te vaak heeft horen klagen. Hij neemt me niet serieus. Ik wil wel graag meer aandacht van mijn man en een keer glimlach. Maar dat doet hij niet. Daar word ik alleen maar zieker en chagrijniger van. Ik kan niet op visite bij Turkse vrouwen omdat hun mannen altijd thuis zijn. In onze cultuur wordt niet geaccepteerd dat ik als vrouw zijnde op bezoek ga, terwijl hun man thuiszit. Daarom blijft er niemand over die ik kan bezoeken. Ik hoop dat je uit mijn verhaal hebt kunnen opmaken dat ik gelovig ben. In naam van God, ik ben moslim. Ik bid vijf maal per dag. Ik word soms wel boos op mijn dochter. Zij houdt zich er niet mee bezig. Gelukkig is mijn schoondochter ook begonnen met bidden. In de maand ramadan lees ik de hele Koran uit. Ik lees ook dagelijks veel gebedjes uit de Koran. Dan voel ik me gewoon prettiger in mijn vel. Alleen in de heilige maand ramadan ga ik naar de moskee. Dit jaar ben ik ook geweest, hier om de hoek. De ene keer ga ik lopend en de andere keer met de auto. De gehele maand door, dertig dagen lang. Toen ik mijn arm brak, ben ik niet meer naar de moskee gegaan. Daarvoor bezocht ik de moskee regelmatig. Als ze weer zouden beginnen met de dagen voor de vrouwen dan zou ik graag weer deelnemen. De imam leert ons dan gezamenlijk over de Koran. Er zijn belangrijke punten in de Koran die weinig mensen snappen of weten. Dat leert de imam ons. Veel mensen kunnen de Koran wel lezen. Maar of ze de inhoud ook daadwerkelijk snappen? En dat leren wij dus daar. Ik ga lopend naar de moskee, ik moet wel, ik heb geen keus. Als ik loop, heb ik wel pijn, maar het moet. Voor mij is mijn gezondheid het belangrijkste. Nu maken ze zich druk of je wel of geen prik moet hebben tegen de griep. Nu waarschuwen ze je voor besmetting, dat je regelmatig je handen moet wassen en dat je moet opletten wie je een kus geeft. Iedereen doet overdreven. Ik word dan echt heel pissig. Iedereen gaat toch een keer dood! In de toekomst wil ik van niemand afhankelijk zijn. Ik wil gewoon al mijn dagelijkse dingen kunnen regelen. Dat geeft een beter gevoel. Ik zou niet voor altijd in Turkije willen wonen. Ze hebben geen stoplichten. Alleen als je kracht hebt of op een redelijk tempo kunt lopen kan je veilig oversteken. Ook is er in Turkije niemand die mij kan ondersteunen of helpen. Als mijn man er niet meer is, kan ik daar niet overleven. Je hebt weleens dagen dat er geen water uit de kraan komt! Ik wil absoluut in Nederland wonen. Mijn kinderen wonen ook hier. Als ik later geen hulp meer van mijn kinderen krijg dan wil ik in een Nederlands bejaardenhuis wonen. Alleen ik wil wel dat ze er rekening mee houden dat ik geen varkensvlees mag eten. Ik zou ook wel willen dat er mensen zijn waarmee ik kan opschieten en wil niet buitengesloten worden. Alleen kan ik soms niet goed in het Nederlands uitleggen wat ik wil zeggen.
163
Ik wil later niet bij mijn kinderen intrekken. Ik zou ze niet lastig willen vallen. Ik wil hun leven niet ondersteboven halen. Maar ik voel me nog jong. Ik hoop dat ik van niemand afhankelijk word en dat mijn gezondheid niet achteruitgaat.
164
Dialoogvragen Fatima
1. Wat is zijn de achterliggende gedachten van de ramadan? 2. Wat doet het lezen van de Koran met Fatima? 3. Wat kun je vertellen over de taken van een imam? 4. Op welke manier zouden de religieuze overtuigingen van Fatima haar visie op de griepprik kunnen beïnvloeden? 5. Met welke Turkse of islamitische organisaties in Nederland ben jij bekend? 6. Waar zou je een hulpvrager naar kunnen verwijzen? 7. Welke religieuze voedselvoorschriften ken je, naast het verbod op het eten van varkensvlees?
Maak eigen dialoog vragen Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe.
Verdiepingsvraag over islamitische tradities in Nederland Welke gebruiken kennen moslims met betrekking tot sterven en dood? Op welke manier passen moslims in Nederland de islamitische rituelen wat betreft sterven en begraven aan in Nederland? Kennisbron Wojtkowiak, J. & Wiegers, G. (2008). Moslims doen het helemaal zelf. Veranderende islamitische uitvaartrituelen in Nederland. In E. Venbrux, M. Heessels & S. Bolt (Red.), Rituele creativiteit.
Actuele veranderingen in de uitvaart- en rouwcultuur in Nederland. (pp. 31-44). Zoetermeer: Meinema. Verdiepingsvraag over vastentradities Welke andere religieuze vastentradities zijn er, naast de ramadan? Kennisbron Partridge, C. (2006). Handboek van de wereldgodsdiensten. Kampen: Kok. Zie bijvoorbeeld de casussen: Ik ben een boeddhist (pp. 210) , Ik ben een hindoeïst (pp. 159) en de uitleg over de Joodse vastentradities (298-299).
165
Uit: Heessels, M., Biene, M. van, Lenkhoff, M., Erp, M. van, (z.j.). Competentie-ontwikkeling Interreligieuze Sensitiviteit . Nijmegen: HAN. 55 Als eerste naar het Paradijs – Samira Samira vertelt… Over mijn komst naar Nederland, over mijn gezondheid en over moslim zijn. Ik ben in 1926 geboren in Marokko en ben nu bijna 86 jaar. Ik woon 33 jaar in Nederland. Ik woon met mijn zoon. Mijn man is overleden. Wat ik doe op een dag hangt af van de tijd en van mijn gezondheid. Vroeger was ik altijd buiten aan het wandelen, maar nu niet meer. Nu ben de ik de hele dag alleen thuis. Ik was gezond voordat ik naar de chirurg ging, daarna was ik kapot. In de ochtend werd ik wakker en vertelde ik mijn zoon dat ik nog pijn voelde. De dokter zei dat het normaal was, maar ik heb al eerder andere operatie gehad en ik had er toen geen last van. Alleen God weet wat ik nu meemaak. Ik beleef elke dag als een jaar. Korte tijd geleden kon ik nog op de fiets naar het winkelcentrum. Ik ging waar ik maar wilde, maar sinds bijna een jaar zit ik alleen maar. Ik ben al die tijd nergens geweest. Door mijn rug kan ik niet fietsen. De huisarts heeft me onderzocht en zegt dat mijn rug scheef is geworden. De pijn wordt met de dag erger. De chirurg heeft het niet goed gemaakt. De huisarts begint altijd te babbelen, ook al spreek ik geen Nederlands. Hij stelt mij op mijn gemak, want dat versta ik wel. Als ik me niet goed voel dan hoef ik tegen hem maar te zeggen ‘niet goed’. Maar toen deze chirurg bij me kwam vroeg hij niets. Het doet me nog steeds pijn in mijn hart als ik eraan denk. Als ik maar een of twee maanden pijn had, dan zou ik hem vergeven, maar het duurt nu al een jaar en het wordt alleen maar erger. Als ik weer beter ben, dan word ik blij. Maar als dat niet gebeurt dan heb ik een ernstig probleem. Als ik goed Nederlands kon praten dan had ik het hier makkelijk en had ik ook geen probleem met die bastaard dokter gehad. Vroeger kwam ik met vrouwen bij elkaar, hier op school. Sinds de operatie kan het niet meer. Toen mijn gezondheid goed was, ging ik naar het kantoor in de stad voor hulp bij het invullen van formulieren en dergelijke. Nu komt er af en toe iemand bij mij thuis langs. Mijn zoon kan me daarbij niet helpen, maar andere dingen thuis doet hij wel. Ik ken verder niemand die mij kan helpen. Ik heb nieuwe brieven ontvangen van de gemeente, maar ik weet niet waarover die gaan. Misschien over de aanvraag van taxivervoer. Een taxi, die voor de deur stopt en wacht zou een goede oplossing zijn. Ik zou graag willen dat de gemeente een scootmobiel voor mij regelt en iemand voor het schoonmaken en poetsen. Kijk eens hoe vies de ramen zijn.
166
Ik ben gelovig, Ik ben moslima. Kijk, God heeft ons geschapen. Je hebt Hollanders, Joden en Spanjaarden en zo. We zijn allemaal hetzelfde. We geloven alleen in verschillende religies. Iedere mens volgt zijn eigen geloof, maar God heeft ons gemaakt. Wij hebben ook regels. We zijn verplicht om te bidden en te vasten. Door te bidden krijg je kracht en ondersteuning in je dagelijks leven. Als je niet bidt en vast en geen goede daden verricht, dan heb je niets en stel je niet zoveel voor. Nederlanders verrichten wel goede daden, maar ze bidden en vasten niet. Zij zijn wel goed omdat ze hulp bieden aan mensen die daar behoefte aan hebben. Als zij zouden bidden en vasten en aan God denken dan zullen zij als eerste naar het paradijs gaan. Dat staat in de heilige boeken. Als een ongelovige zich bekeert tot de islam en zich aan de regels houdt, dan is het ook goed, maar we verschillen allemaal. Ik denk dat ik in de toekomst niet zelfstandig kan zijn. Het is alsof ik van de hemel naar de grond ben gevallen, ik ben gebroken. Als ik voor altijd zo moet leven dan heeft het geen zin en betekenis meer. Inshallah. Ik hoop dat ik in de toekomst gezond ben en geniet van mijn leven en leuke dingen kan doen. We vragen aan God om nog te leven en een goed graf, dat is het. Niemand die mij helpt, behalve de kinderen. Ik heb er wel spijt van dat de kinderen aan hun vader zijn toegewezen nadat mijn dochter was overleden. Toen hun moeder leefde zorgde ik goed voor hen. Uiteindelijk kwamen zij bij mij terecht. Ze vroegen mij daarna of ik ook de twee meisjes bij mij thuis wilde hebben om ze op te voeden. Ze vonden mij een goede, eerlijke vrouw. Maar ik heb nee gezegd. Als ik ze had genomen, dan had ik nu tenminste iemand die mij kon helpen. Toen ik pas hier kwam wonen vond ik het wel eng, maar daarna niet meer. Contact met de buren heb ik niet echt. Ik groet ze wel eens maar meer niet. Waarom? Als zij Arabisch konden spreken, dan zou ik wel gaan kletsen en thee drinken bij ze. Toen mijn buurvrouw was gevallen en haar arm had gebroken en ik haar bijna twee maanden niet meer had gezien heb ik mijn zoon gevraagd of ze misschien bij haar kinderen logeerde of op vakantie was. Maar hij wist ook niets. Toen besloot ik om toch iemand te gaan vragen over haar en heb ik het aan mijn andere buurvrouw gevraagd. Zij vertelde dat zij in het ziekenhuis lag. Zij was gevallen toen ze naar moskee was gegaan om te gaan bidden. De kerk bedoel ik. Toen ze terugkwam, heeft mijn andere buurvrouw mij ingelicht dat ze terug was. Om zeker te weten dat ze terug was, heb ik gewacht totdat ik licht zag in haar woonkamer. Daarna ben ik ben naar de winkel gegaan om bloemen voor haar te kopen. Zij was er heel blij mee. Mijn twee buurvrouwen, links en rechts naast me, zijn wel lief. Die andere aan de overkant ook wel, maar we bemoeien ons niet met elkaar. Toen ik een keer ziek was vroeg mijn buurvrouw aan mijn zoon wat er aan de hand was. Ze had mij paar dagen niet gezien. Zij kwam mij daarna regelmatig thuis opzoeken. Maar die andere buurvrouw komt nooit langs.
167
Dialoogvragen Samira
1: Ramadan 1. Wat betekent Inshallah?
Religie emiraMevGühl
2. Wie bedoelt Samira met ‘wij’ wanneer ze zegt ‘Wij hebben ook regels?’ 3. Wat zijn de belangrijkste regels binnen de Islam en hoe flexibel zijn deze? 4. Hoe staat Samira tegenover verschillende religies? Denk hierbij aan de Reflector. 5. Welke religieuze gewoontes heeft Samira? 6. Welke gevolgen hebben het niet spreken van de Nederlandse taal voor Samira? 7. Hoe lost zij dit op? Maak eigen dialoog vragen Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe.
Verdiepingsvragen over vooroordelen over Islam in Nederland Welke onderlinge vooroordelen over geloof, vrijheid en gastvrijheid kom je tegen in je eigen omgeving en/of in de afleveringen van Achter de voordeur? Op welke manier zou je als professional een rol kunnen spelen in het mogelijk maken van contacten in de buurt? Kennisbron Documentaireserie ‘Achter de voordeur’ gemaakt door de NCRV. Zie de afleveringen van 3 september en 8 oktober 2008. Zie: http://achterdevoordeur.ncrv.nl
168
Uit: Heessels, M., Biene, M. van, Lenkhoff, M., Erp, M. van, (z.j.). Competentie-ontwikkeling Interreligieuze Sensitiviteit. Nijmegen: HAN. 56 Allah weet wat er in de toekomst zal gebeuren – Gulsen Gulsen vertelt… Over mijn zes kinderen, waarvan een dochter met een verstandelijke en lichamelijke beperking. Over Mekka en de steun van het geloof. Over mijn komst naar Nederland, de terugkeer naar Turkije en uiteindelijk de terugkeer naar Nederland. Ik woon samen met mijn jongste zoon en schoondochter en hun twee kinderen. En met mijn eigen dochter. Zij heeft een lichamelijke en geestelijke beperking. Het huis is eigenlijk te klein. Toen ik mijn zoon vroeg of hij liever op zichzelf wilde wonen, zei hij dat hij mij niet alleen wilde laten, omdat ik depressief ben. “En mijn zus is ziek”, zei hij. Ik denk dat hij zich zo beter voelt. We hebben een aanvraag gedaan voor een grotere woning, maar we hebben nog geen antwoord gehad. God, ik weet het niet. Ik zou graag een woning willen met een kamer op de begane grond, dan hoeft mijn zieke dochter niet met de traplift naar boven. Dit huis ligt langs een drukke weg. Mijn dochter kan daardoor niet naar buiten. Ze begrijpt niet veel van stoplichten. Er zijn een paar Turkse families hier in de buurt, maar daar heb ik weinig contact mee. Ik heb er geen tijd voor. Ik zoek de kinderen vaak op. Ze hebben geen vader, die is overleden. Ik ga vaak naar hun en zij komen vaak naar mij. Soms blijven we zelfs slapen. Ik heb vijf huizen met mijn eigen huis erbij. Ja, ons huis is nooit leeg. Ik neem geen deel aan activiteiten. Ik zou wel graag willen dat mijn dochter een paar dagen per week ergens naar toe kon gaan. Ze houdt erg van gezelligheid. Ik weet niet bij wie ik hierover een aanvraag kan doen. Ik heb nooit geweten dat daar mensen of instellingen voor zijn. Vorig jaar ben ik hier naar de wijkpost geweest. Daar heb ik geen antwoord gekregen. Of ik kan er niks van of zij kunnen het niet. Ik ben nog twee keer langs geweest, maar ik kon het niet in het Nederlands uitleggen en de ander kon mij niks uitleggen. Als ik naar de dokter moet, dan gaat een van de kinderen mee. Als ik praat, dan kan ik niet alles vertellen. Zij maken de afspraken voor mij en mijn zoon leest de brieven. Soms als ik last heb van een psychische crisis, dan schreeuw en huil ik veel. Dan komt alles los en ben ik daar twee dagen moe van. De dokter heeft gezegd dat ik een depressie heb. Ik ga altijd naar de dokter. Zolang ik me niet druk maak gaat het goed. Zo leef ik verder. Ze hebben mij wel eens naar een Turkse psycholoog gestuurd, maar daar heb ik niks aan gehad. Ik ben ook een paar keer bij de dagopvang geweest, maar dat kon mijn hoofd niet aan.
169
Het leven in Nederland is makkelijker dan in Turkije. Hier kunnen mijn kinderen alles voor mij doen. Daar is niemand. Als mijn kinderen daar zouden zijn en ik een man zou hebben, zou ik daar willen leven. Het is moeilijk om zonder man te leven. Je kunt niks delen. Een man kan tenminste de benodigde spullen halen. Ik deed de helft, hij de helft. Vooral als je kinderen met problemen hebt is het moeilijk. Er zijn families met problemen en zonder problemen, niemand is perfect. Zolang we leven komen we van alles tegen. God zij dank ben ik gelovig. Ik bid. Ik doe aan ramadan. Ik sla nooit een van de vijf gebeden per dag over. Ik hoop dat Allah dit aan iedereen mag geven. Ik ben naar Mekka geweest. Vasten, bidden, ja ik geloof wel. We zijn geboren en we zullen ook sterven. Dit geldt voor iedereen. Tijdens de ramadan bidden we het avondgebed in de moskee. Ik ben er vroeger veel geweest om de Koran te leren. Elke vrijdag lazen we dan iets. We zeiden bijvoorbeeld een Yasin-vers op. Dit jaar heb ik niet mee kunnen doen. Als er zulke dingen zouden zijn dan zou ik er weer aan meedoen. Als we de Koran dicht doen, dan praten we met elkaar, maar ook als we elkaar onderweg zien. Daar komen vriendschappen uit voort. Je omgeving wordt groter. Mijn schoondochter past altijd op mijn dochter. Wij verzorgen haar net als een baby. Als ze naar de wc gaat kan ze niet eens doorspoelen, ze komt ervan af en komt zo aangelopen. Ze is zeventien jaar naar school geweest en we hebben geprobeerd haar in een keuken te laten werken. Na twee jaar hebben ze haar weggestuurd en gezegd dat ze niks kan doen. Ik maak eten voor mijn dochter. Al vierentwintig jaar zorg ik voor haar op deze manier. Sinds vijf jaar verzorgt mijn schoondochter haar. Ik heb haar naar boven gedragen om te slapen boven en weer naar beneden als ze wakker was. Daarom heb ik ook oogdruk en pijn aan mijn schouders. Niemand heeft toen tegen mij gezegd dat er wegen zijn om hulp te krijgen. Waarom draag ik deze last, er is toch een overheid? Ook de huisarts en de fysiotherapeut hebben mij niet verteld waar ik recht op had. Wij wisten van niks. Later zijn we achter dingen gekomen. Ik weet het niet wat er in de toekomst zal gebeuren. Allah weet het. Ik hoop niet dat mijn kind alleen achterblijft als ik dood ben. Ik weet niet wie dan de verantwoording over haar zal nemen, de kinderen of de overheid. Ik weet niet wat er met haar gaat gebeuren na mijn dood. Ik wil niet aan de toekomst denken. Ik krijg veel steun van mijn kinderen, maar voel me wel eens alleen. Vooral omdat ik niet kan lezen of schrijven. Ik kan geen Nederlands. Ik ben vroeger niet naar school geweest. Ik heb altijd voor mijn kinderen gekookt. Soms ga ik per bus, alleen of met mijn zieke dochter, op bezoek bij mijn andere dochters. Zolang ik het cijfer van de bus maar ken, ga ik gewoon. Soms leren mijn dochters mij het cijfer als ik ergens heen moet. Ik moet wel de plek weten waar ik moet opstappen en uitstappen. Soms koop ik zelf mijn spullen en weet ik niet hoeveel iets kost. Dan leg ik het geld neer zodat ze kunnen pakken wat ze nodig hebben. De rest pak ik zelf en de kassabon neem ik mee.
170
Aan mijn hoofd mankeert niks. Ik hoop dat Allah mij niet ziek maakt. Stel dat ik afhankelijk wordt van anderen, ook al is het mijn zoon of dochter, zij kunnen me niet dagelijks verzorgen. Ik zou willen dat ik goed verzorgd zou worden in Turkije of hier. Natuurlijk zou ik ook door Nederlanders verzorgd willen worden of door Turken. Het maakt niet uit. Een mens is een mens. Ik zou wel graag een vrouw willen.
171
Dialoogvragen Gulsen
1. Welk moreel appel wordt er vanuit het islamitische geloof gedaan op de zorg voor zieken? 2. Welk moreel appel wat betreft de zorg voor zieken of armen wordt er op mensen gedaan vanuit christelijke, joodse, hindoeïstische of andere religieuze stromingen? 3. Op welke manier bidden moslims? 4. Welke voorschriften rondom bidden zijn er in andere religies? 5. Welke rol heeft religie voor Gulsen wat betreft sociaal contact? 6. Welke rol kan religie spelen in de strijd tegen sociaal isolement?
Maak eigen dialoog vragen Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe.
Verdiepingsvragen over religie, gehandicapt zijn en de moeilijke toegang tot zorg voor migranten in Nederland Welke beelden over gehandicapt zijn komen de hoofdpersonen bij zichzelf en in hun omgeving tegen? Op welke manier zou je als professional op deze beelden over handicap en ziekte in kunnen spelen? Kennisbronnen Van Dillen, T. (2009). Casus 14. Kinderen met een handicap. Een straf van God? In A. Van Bommel et al. (Red.), Wankele waarden. Levenskwesties van moslims belicht voor professionals. (pp. 240-249). Rotterdam: Guijs. Documentaires ‘Toch naar Buiten’ en ‘Ayse & Hüseyin’ gemaakt door Stichting ZieZo.Zie: http://www.zie-zo.nl/?page_id=617
172
Uit: Heessels, M., Biene, M. van, Lenkhoff, M., Erp, M. van, (z.j.). Competentie-ontwikkeling Interreligieuze Sensitiviteit. Nijmegen: HAN. 57 Licht Kruis – Mevrouw Monsanto-Douglas Mevrouw Monsanto-Douglas vertelt… Ik ben 79 jaar. Ik ben geboren en getogen in Suriname, maar woon nu al jaren in Nederland. Ik zorg voor mijn ernstig zieke man. Ik heb mijn zoon van 47 verloren bij een motorongeluk. Naar aanleiding van dit verlies en mijn leven vertel ik het verhaal Licht Kruis, wat mijn overgrootouders mij vertelden. Mevrouw Monsanto-Douglas heeft vier kinderen, twee zonen en twee dochters. Haar jongste zoon is ander half jaar geleden omgekomen bij een auto-ongeluk in Apeldoorn. Haar twee dochters wonen bij haar in de buurt, haar zoon woont wat verder weg. Mevrouw Monsanto-Douglas zorgt voor haar zieke man. Ze vertelt dat het soms wel zwaar is. Ze vertelt dat hij wel vijftien verschillende medicijnen op een dag krijgt. Tegelijkertijd zou ze het ook niet anders willen over de zorg zegt ze: ‘Ik vind het zo gewoon en het klinkt stom, maar ik doe het ook nog graag. Ik hoef voor mijn man geen andere vrouw te hebben die voor hem komt zorgen. Of iemand anders. Dat kan ik zelf.’ Mevrouw Monsanto-Douglas heeft een kastje in de woonkamer staan met daarin foto’s van haar overleden zoon en andere spulletjes. Ze vertelt: ‘Hij was op slag dood. Dat is verschrikkelijk. Dat is een van de ergste dingen die je kan overkomen in je leven.’ In het kastje staat ook een foto van haar grootmoeder. ‘Als ik terugdenk aan mijn grootouders, denk ik terug aan de mooie verhalen die zij altijd vertelden. Mijn grootvader was een vrij gelovig man.’ ‘Ik weet nog dat mijn grootvader me ooit wat vertelde. Dat is een verhaal dat is me altijd bijgebleven. Hij zei: Als je denkt ooit dat je het moeilijk hebt dan zal ik jou een verhaaltje vertellen van een man die dacht dat God hem slecht bedacht had in het leven. Dus hij ging naar God en zei van: ‘Waarom heb ik het zo zwaar? Al mijn buren en familie hebben het zo veel lichter dan ik. Mijn kruis is veel te zwaar. Nou zei God: Ga dan maar in mijn tuin, mijn kruizentuin. Ga daar maar een ander kruis uitzoeken hè. Zoek er maar een die lichter is en pak die maar. Iedereen heeft er zijn naam er op staan. En als je denkt dat er een ander beter is, pak die dan maar mee. Hij ging naar de tuin en heeft de hele dag lopen zoeken, maar de één was nog zwaarder dan de ander. En op een gegeven moment komt hij terug bij God en hij zegt ja, eindelijk heb ik er een gevonden en hij is zo licht, deze is tenminste draagbaar. Die andere waren veel te zwaar. Even onderbreekt mevrouw Monsanto-Douglas haar verhaal om haar man, die met de traplift naar boven is gegaan om te slapen, te spreken met een soort intercom en te zeggen dat hij kan gaan liggen. Ze komt
173
terug en vertelt verder. ‘Dus toen zei God: “Oké, dan mag je die hebben.” Alleen alle kruizen hebben een naam, wat voor naam staat er op? Was het zijn eigen kruis. Had ie het terug genomen.’ En dat is een verhaal dat ik eigenlijk nooit vergeten ben en ik denk dat het me ook geholpen heeft in periodes dat ik het moeilijk had. Dat ik dacht er zijn mensen, die hebben het nog veel moeilijker. En dan zag ik alle leuke dingen die mij overkwamen. Mijn gezin, wat een leuke kinderen ik heb, wat een geweldige familie we hebben. En dat vind ik rijkdom. Dat is mijn rijkdom en dat is mijn licht kruis. Mevrouw Monsanto-Douglas vertelt over de schilderijen in haar kamer, die de vier seizoenen uitbeelden. Ze zegt: Ik stond vanmorgen op en ik dacht het is lente. Ik dacht meteen het is lente en ik ga naar de buren en dan ga ik een bosje bloemen brengen om ze te bedanken voor alles wat ze gedaan hebben voor ons in de winter. Hopelijk voelt mijn man zich straks goed genoeg, dan gaan we een eindje rijden en foto’s maken. Ze vertelt dat ze alle jaargetijden eigenlijk mooi vindt. Vandaar dat ik niet gauw uit Nederland weg zou gaan. Ik hou van de lente, heerlijk. Dan zie je het leven. Je ziet helemaal het leven aan je voorbij trekken. Dat is zo mooi. Dat is ook weer het begin van iets nieuws.
174
Dialoogvragen mevr. Monsanto-Douglas
1.
Welke betekenissen heeft ’het kruis´ in dit verhaal?
2.
Heb jij zelf ook een ‘kruis’ of ken je iemand in jouw omgeving die een ‘kruis’ draagt. Hoe ga jij of hoe gaat de ander daarmee om?
3. Welke rituelen ken jij die jou of anderen helpen bij het verwerken van verlies? 4. Wat is een huisaltaar en in welke religies onderhouden gelovigen zulke altaren? 5. Op welke manier speelt vraagverlegenheid vanuit mevrouw Monsanto-Douglas in dit verhaal?
Maak eigen dialoog vragen Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe.
Verdiepingsvraag over de rol van objecten in de beleving van spirituele vraagstukken zoals een leven na de dood Wat denk jij dat de foto’s en de marmeren steen betekenen voor mevrouw Monsanto-Douglas?
Wat is een huisaltaar en in welke religies onderhouden gelovigen zulke altaren?
Kennisbronnen De korte film door Louis de Mast, Oog Productions, in opdracht van lectoraat Lokale Dienstverlening Vanuit Klantperspectief van de HAN in samenwerking met Swon het Seniorennetwerk. Zie: http://www.youtube.com/watch?v=H6ziHQhFmRo Partridge, C. (2006). Handboek van de wereldgodsdiensten. Kampen: Kok.
175
Uit: Heessels, M., Biene, M. van, Lenkhoff, M., Erp, M. van, (z.j.). Competentie-ontwikkeling Interreligieuze Sensitiviteit . Nijmegen: HAN. 58 Schud ons maar eens goed door elkaar - Rob Rob vertelt… Over mijn gezin en over het verlies van mijn beide ouders tussen 2006 en 2008. Verder vertel ik hoe ik en mijn familie hier mee omgingen en welke rol religie hierin speelde. Wanneer Rob vertelt over zijn leven pakt hij er als vanzelf zijn fotoboeken bij. Rob werkt als basisschool leraar. Daarnaast is hij actief fotograaf. Hij fotografeert alle grote en kleine gebeurtenissen in zijn familie. Terwijl Rob door de boeken bladert, vertelt hij hoe zijn moeder, Lucy, stierf aan kanker in 2006. We hadden altijd gedacht dat mijn vader eerder zou gaan. Haar ziekte kwam als een schok. Na haar overlijden is ze thuis opgebaard. Net als tijdens haar ziekte, lag ze in de woonkamer met haar familie om zich heen. We hebben de hele uitvaart zelf georganiseerd, we hebben haar verzorgd, de kist gesloten, de kist gedragen, alles. Je zou kunnen zeggen dat we net als tijdens haar leven voor haar hebben gezorgd. Mijn moeder was katholiek, maar mijn vader was niet religieus. Sterker nog, hij noemde zichzelf atheïst. Daarom moesten we als familie een manier vinden om een uitvaartritueel te maken dat aan hun beider achtergrond recht deed. Mijn moeder was niet religieus in de zin dat ze iedere zondag naar de kerk ging. Ze was niet echt strikt. Ik bedoel, ze was getrouwd met een atheïst. Tegelijkertijd ging ze wel met regelmaat naar een Maria kapel om een kaarsje te branden. Dus daar moesten we wel wat mee. Ik ben zelf op latere leeftijd gedoopt, maar het is niet zo dat ik vaak naar de kerk ga. Tijdens de uitvaart had ieder familielid een eigen rol. Sommigen gaven een speech, anderen staken kaarsen aan of droegen de kist. Het Ave Maria werd gespeeld en er stond een kruis naast de kist. Mijn broer liet een PowerPoint presentatie zien met familiefoto’s. Op de kist van mijn moeder stond een Joodse kandelaar. Die kandelaar kwam van de oma van mijn vader. Mijn moeder stak de kaarsen altijd met heel veel zorg aan met kerst. Ze zorgde dan dat de kaarsen precies in lengte opliepen naar het midden toe. Op de bidprent van Lucy stond naast een foto van zichzelf een afbeelding van Maria, die bij hun in huis hing. Op een gegeven moment zei Huib tegen mij: “Nu is het tijd dat ze thuis komt.” Toen zijn we samen naar het crematorium gegaan om de urn op te halen. Thuis wilde mijn vader de urn in een monument in de tuin plaatsen, voor zijn raam. De zus van Lucy is kunstenares. Zij heeft toen een monument ontworpen, waar later ook de urn van mijn vader in zou komen. Lucy was van Italiaanse afkomst, daarom noemden we het
176
monument Casa Lucía, het huis van Lucy. Als ik langskwam zat mijn vader bijna altijd voor het raam aan tafel naar het monument te kijken. Na de dood van Lucy ging het snel bergafwaarts met Huib’s gezondheid. Hij is daarna nog één keer mee geweest naar Frankrijk. Net als mijn ouders gaan wij ieder jaar enkele weken daar heen. Vaak gaan we naar het Blote Billen Strand zoals wij dat noemen. Huib en Lucy gingen daar vroeger ook al heen. Dan speelde Huib muziek en zat mijn moeder te schilderen. Ze waren heel gelukkig samen. In 2008 stierf ook Huib. Net als Lucy werd hij thuis opgebaard. Opnieuw organiseerden we de uitvaart zelf in het crematorium. Dezelfde aula werd versierd met bloemen, familiefoto’s en de Joodse kandelaar werd naast de kist van Huib gezet. Op de kist hebben we een plag gras uit de tuin neergelegd. Uit respect voor mijn vaders overtuigingen, werd dit keer het kruis uit de aula weggehaald. Na enkele weken heb ik de as van mijn vader opgehaald van het crematorium met de fiets. Ik had m’n vader in de fietstassen. Dat gaf een speciaal gevoel. Tijdens het fietsen merkte ik dat ik honger had. Ik besloot mijn vader mee te nemen naar een restaurant waar we vroeger ook wel eens kwamen. Ik zette de urn op tafel en bestelde een glas wijn en wat te eten. Ik heb wel moeten lachen tussen al die zakenlui met hun laptops. Daar zat ik dan, aan tafel met Huib. Op eens begon ik te schrijven, dat had ik al heel lang niet gedaan, maar dit was echt zo’n speciaal moment, een moment van koesteren. Aangekomen bij mijn ouderlijk huis, zette ik Huib eerst even op het monument bij Lucy neer. Die vrijdag erop had ik met mijn jongste zus afgesproken. We hadden een opdracht gekregen van mijn vader. Ook al was mijn vader eigenlijk atheïstisch, na Lucy´s dood had hij verschillende spirituele ervaringen. Hij raakte er van overtuigd dat hij naar Luusje toeging. Daarom had Huib aan ons gevraagd om hem en Lucy´s eens flink door elkaar te schudden. Samen openden we de urnen en schepten wat van Huib’s as bij Lucy’s as en andersom, voordat we hun urnen samenvoegden in Casa Lucía. Nu waren ze samen in het monument. We hebben altijd voor hen gezorgd en zo deden we dat die dag ook. Op een gegeven moment moest het ouderlijk huis verkocht worden. Mijn broer, zussen en ik wisten niet goed waar de as nu een plek zou moeten krijgen. We gaven de urnen door aan elkaar. Toen de urnen op een dag bij mij kwamen, besloot ik ze open te maken om eens te kijken. Ik was gewoon nieuwsgierig. Toen kwam ik er achter dat de as van Huib nat geworden was. Ik heb de urnen toen buiten op tafel gezet, de as in een schaal geschud en zachtjes omgeroerd zodat het kon drogen in de zon. Dat was heel bijzonder. Ik voelde me heel dichtbij hem en het voelde alsof we dit samen beleefden. Ik was echt in contact met mijn vader. Wij hebben altijd zo veel samen gedaan. We bespraken alles. Het was een spirituele ervaring. Ik was met hem in communicatie en ontving drie boodschappen van hem. Dat paste ook wel bij mijn vader, hij had altijd van die plannetjes. Ik begon meteen aan de voorbereidingen voor zijn eerste boodschap.
177
Ik heb naast de urnen twee keer drie kleine potjes met wat as van Huib en Lucy gevuld. Aan de potjes maakte ik hun bidprentjes vast, zodat ik ze uit elkaar kon houden. De urnen gaf ik weer door aan mijn zus zonder te vertellen over de boodschappen. Over die boodschappen kan ik wel uren vertellen, maar in het kort zit het als volgt. Boodschap 1: Ik heb wat van de as van Huib en Lucy verstrooid in Frankrijk op de favoriete plek van mijn ouders. Dat is ook echt een pelgrimageplek voor mijn gezin. Boodschap 2: Toen we met het hele gezin in Egypte waren, hebben we bij de piramides wat as verstrooid. Boodschap 3, moet ik nog vervullen, dat hoor je nog wel een keer.
178
Dialoogvragen Rob
1.
Welke religies kom je tegen in de familie van Rob?
2.
Hoe komen de verschillende overtuigingen van Rob en Lucy terug in de uitvaartrituelen die de familie voor hen organiseert?
3.
Welke verschillende religies kom je tegen in je eigen familie?
4.
Wat betekent atheïstisch zijn volgens jou?
5. Welke veranderingen in religieuze beleving in de loop van hun leven zie je terug bij Rob en Huib? 6. Wat betekent de as van zijn ouders voor Rob, als je nadenkt over de dingen die hij doet en zegt? Maak eigen dialoog vragen Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe.
Verdiepingsvragen moderne uitvaartrituelen in Nederland Wat betekenen de moderne rituelen met crematie-as voor mensen die niet, niet meer of ‘losjes’ kerkelijk zijn? Op welke manier beleven mensen religieuze waarden buiten de kerk of andere religieuze institutie? Kennisbronnen Heessels, M. (2008). Mam, ik heb je thuisgebracht. In E. Venbrux, M. Heessels & S. Bolt (Red.),
Rituele creativiteit Actuele veranderingen in de uitvaart- en rouwcultuur in Nederland. (pp. 31-44). Zoetermeer: Meinema. Voor het hele verhaal van Rob, met daarbij de foto’s die hij maakte van de rituelen voor zijn ouders, zie: Heessels, M. (2012). Bringing home the dead. Ritualizing cremation in the
Netherlands. Dissertatie. Nijmegen: Radboud Universiteit Nijmegen.
179
Uit: Heessels, M., Biene, M. van, Lenkhoff, M., Erp, M. van, (z.j.). Competentie-ontwikkeling Interreligieuze Sensitiviteit 59 Dan is de cirkel weer rond – Else
Else vertelt…. Over de verhuizing naar een gelijkvloers huis, over diabetes en een versleten rug, over mijn gezin, over onze hervormde achtergrond en de manier waarop wij in ons gezin met het geloof omgaan. Vanwege mijn diabetes en mijn versleten rug moesten we gelijkvloers gaan wonen. Hier heeft eerst iemand gewoond met een dwarslaesie. Het huis was dus al volledig aangepast. Mijn gezondheid gaat helaas steeds verder achteruit. Ook de gezondheid van mijn man is niet goed. We zeggen altijd “we zijn gewoon twee kneuzen bij elkaar”. Hierachter heb ik een kleine volière met drie duiven, die geef ik eten. Verder zit ik ’s middags, ik schaam me er weleens voor, meestal met mijn benen op het stoeltje tv te kijken. Vroeger deed ik wel eens wat voor ouderen. Dan sjoelde ik bijvoorbeeld met hen, maar dat zou nu teveel energie eisen. Ik heb nu begeleiding bij de huisarts. Ik kan niet zoveel. Ik kan geen ramen meer zemen en stofzuigen, al dat soort dingen doet mijn dochter of mijn man. Ik krijg geen hulp, omdat mijn dochter van boven de 23 thuis woont en mijn man natuurlijk en dan zeggen ze gewoon van de Wmo, je krijgt er niks voor. Mijn dochter werkt met gehandicapten, ze heeft haar paardje en ze helpt mij. Als ze een dag vrij heeft dan zegt ze: “Mam ik ga dit of dat doen voor je.” Dat is voor mij een hele strijd, want ik deed altijd alles zelf. Ik moet het gewoon accepteren, maar dat is moeilijk. We wonen in een dorp dat erg meeleeft met elkaar. Elk jaar met Koninginnedag hebben wij voor het hele dorp een thema. De Oranjevereniging bedenkt dat en de straat die het leukst versierd is krijgt een prijs. Dan zetten we bij mensen thuis daar samen aan te werken. En als er een ziek is, dan geven we het door aan elkaar en dan gaat iemand een bezoekje brengen. Ik vind het belangrijk dat iedereen zo betrokken is. Ik had hiernaast een oudere mevrouw wonen. Zij had last van hartkloppingen. Ik was zo’n beetje de oppas. Ik hoorde aan de vloer, triptraptriptrap, ah, ze is uit bed. Als de gordijnen dicht bleven, dan tikte ik tegen het slaapkamerraam. Ik heb zelf in de zorg gezeten en ik vind dat je naar elkaar moet omkijken. Ik kan er niet bij als je hoort dat iemand vijf dagen dood in de kamer heeft gelegen. Ik ben hervormd. Geloof speelde een grote rol in ons gezin. Ik weet niet anders dan dat mijn vader ouderling was. Als de dominee of de gemeente, dat is de hervormde kerkgemeenschap, iets zeggen of doen wat
180
eigenlijk niet past in de hervormde kerk, dan kan zo’n ouderling hen daar op aanspreken. Vroeger ging ik met mijn ouders naar de kerk en dan thuis eten en dan ’s middags naar de zondagsschool, naar huis, eten en ’s avonds weer naar de kerk. Toen ik 12 was ging ik van de zondagsschool af. Toen ben ik daar gaan helpen met liedjes zingen en verhaaltjes lezen. En met een beetje orde houden, want we waren echt geen brave kindertjes, ook niet op de zondagsschool. De ene week is hier kerk, de volgende week kerken we in Enspijk. De eerste zondag van de maand drinken we altijd koffie. We hebben ook ‘een verjaardagsbusje’. Ik heb er ook altijd een gehad. Dat is een collectebusje. Als je aan de beurt bent, dan ga je met het busje naar de jarigen toe en dan feliciteer je ze namens de kerk. Dat is gelijk iets meegeven van, dit is je kerk. Op zondag beginnen we met kindergebeden en een stuk uit de kinderbijbel. Dat is een aparte bijbel, vergeleken met de grote mensen bijbel. De grote mensen bijbel bestaat overigens ook weer uit verschillende bijbels. Je hebt de hervormde bijbel en de gereformeerde. Gereformeerd is wat zwaarder dan hervormd. Die hebben ook zwaardere stof in hun bijbel. In Geldermalsen bijvoorbeeld, dat is nog zwaarder dan zwaar, daar zitten ze twee en een half uur in de kerk, in een omgebouwde fruitschuur, het hele huishouden mee, zwart hoedje op, zwarte kleren aan en de kinderen in de zomer een wit lintje en in de winter een zwart lintje. Dat zware zit ‘m vooral in de preek. Onze dominee, wij hebben een vrouwelijke, die haalt nog wel eens een stukje erbij van het voetballen bijvoorbeeld, dingen die wereldkundig gemaakt zijn. Dat is dus hervormd en dan heb je een zware protestantse stroming en daar zit nog een stroming tussen. Wij hebben een uurtje kerk, zij anderhalf uur en de zwaarste stroming twee en een half uur. In de hervormde kerk wordt een kind gedoopt als het ongeveer zes á zeven weken oud is. De baby krijgt dan een mooie doopjurk aan. Al wordt dat tegenwoordig minder. Dan doen ze gewoon een leuk jurkje aan. Vroeger was het echt een lange doopjurk. Dan had je het kind op de arm zo en dan liet je die jurk er zo mooi overheen hangen. Verder wordt er in die dienst een moment ingepast voor het dopen. Dan wordt er gezegd dat je je kind laat dopen zodat het een kind van God wordt. Dat is bij ons de inzet. Dat het veilig is in de armen van Jezus. Na de zondagsschool ben ik naar catechese gegaan. Van onze discussies daar is me het meest bijgebleven dat wanneer je een vriend krijgt en je gaat trouwen en kinderen krijgt, dat je je kind dan wijst op het geloof. Toen onze kinderen heel klein waren leerden ze al, als we gaan eten dan bidden we en daarna danken we. Dan is de cirkel weer rond, want zo hebben wij het aan onze kinderen doorgegeven. De kinderen doen er mee wat ze willen. Mijn dochter doet er in het openbaar weinig mee. Wat ze er verder mee doet dat weten we niet altijd. Maar mijn zoon is getrouwd in de kerk en die hebben twee kindertjes, die zijn ook allebei gedoopt. Dus die is in dat cirkeltje wat wij gebouwd hebben weer verder gegaan.
181
Alleen hebben zij dan weer een aftakking van ons geloof genomen, een soort vrijzinnige gemeente. Daar zingen ze meer. Ze zingen psalmen, maar ook moderne liederen. Ze hebben geen eigen kerk. Ze wonen in Almere en dat is zo groot. Daar zitten zo veel verschillende mensen met verschillende geloven, Hindoestanen, van alles. Zij kunnen met hun gemeenschap niet zomaar een kerk bouwen en bijhouden, dat kost gigantisch veel geld. Dus ze hebben nu een compromis gesloten dat ze in de aula van een school zondags kerk mogen houden. De ruimte schijnt al te klein te worden. Dialoogvragen Else
1. Welke christelijke stromingen kom je tegen in het verhaal van Else? 2. Welke christelijke stromingen en afsplitsingen zijn er nog meer? 3. Wat bedoelt Else volgens jou met ‘Dan is de cirkel weer rond’? 4.
Welke geboorterituelen noemt Else?
5. Welke geboorterituelen kom je in je eigen omgeving tegen? 6. Hoe legt Else het verschil tussen gereformeerd en hervormd uit?
Maak eigen dialoog vragen Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe.
Verdiepingsvragen over religieuze stromingen in Nederland Welke religieuze stromingen komen er voor in Nederland? Kennisbronnen Bernts, T., Dekker, G., & De Hart, J. (2007). God in Nederland, 1996-2006. Kampen: Ten Have. Hollanddoc kanaal religie, waarin alle documentaires over religie verzameld zijn, met onderwerpen als Staphorst, Jehova’s Getuigen, moslimbekeerlingen, Bhangwan en meer. Zie: http://www.hollanddoc.nl/kijk-luister/maatschappij/religie.html De God van Nederland, een tv-serie over religie in Nederland. Zie: http://www.ikonrtv.nl/dgvn/tv.asp
182
Uit: Dries, M., Biene, M. van,(2015). Maatschappelijke ondersteuning en actieleren in Sociale Wijkteams. HAN: Nijmegen. 60 Ik wilde wel wat doen voor mijn buurt - Ibrahim Een droom die uitkwam… Het was een droom die uitkwam voor Ibrahim (24): een eigen huis waar hij zelfstandig ging wonen én dan ook nog eens met een waanzinnig uitzicht over Nijmegen. Het appartement had wat aanpassingen nodig vanwege zijn lichamelijke beperking en dus kwam er een Wmo-consulent langs, die deel uitmaakt van het Sociale wijkteam. Samen keken ze veel verder dan enkel naar de aanpassingen in de woning. ‘Ik had een paar jaar geleden niet verwacht dat ik hier nu zou zitten,’ zegt Ibrahim, terwijl we uitkijken over het Maaswaalkanaal en het opvallend groene Nijmegen. ‘Ik woonde nog bij mijn ouders in en ging in Nijmegen naar de Maartenschool. Mensen van Pluryn vroegen me of ik intern wilde komen wonen.’ Pluryn ondersteunt mensen met een handicap bij wonen, werken en leren. ‘Ik wilde wel intern wonen, maar alleen met een einddoel in zicht: zelfstandig wonen. Als ik namelijk altijd begeleid zou blijven wonen, kon ik natuurlijk net zo goed bij mijn ouders blijven. Ik had in het begin 24uursbegeleiding op de groep, maar de laatste tijd woonde ik in een kleinere groep van vijf mensen, in een huis in een omliggende gemeente. Daar hadden we een paar uur per week begeleiding.’ Eigenlijk sneller dan verwacht, kreeg hij te horen dat er een geschikte woning voor hem was. ‘Ik ging kijken en vond het geweldig. Daarna hebben we een afspraak gemaakt met iemand van de gemeente Nijmegen voor een paar woningaanpassingen, onder meer in de badkamer. Ook moest het aanrecht wat worden verhoogd. Het gesprek met Peter, de Wmo-consulent die langskwam, was meteen heel persoonlijk en prettig. Ik heb in de loop van de jaren heel wat contact gehad met mensen van allerlei organisaties, maar dat was meestal heel zakelijk en op afstand. Maar het gesprek met Peter liep anders. Hij vroeg waar ik mee bezig was, wat ik wilde doen.’ Ibrahim vond dat heel fijn. ‘Ik had net een mooie woning, maar ik deed op dat moment helaas niet veel. Ik volgde een opleiding boekhouding, maar het lukte me niet om een stageplek te vinden. Ik heb 35 sollicitatiebrieven de deur uit gedaan, maar niemand durfde me een stageplek te geven. Mijn handicap speelde daar zeker een rol bij, vermoed ik. De school heeft toen gezegd dat ik moest stoppen en dus zat ik thuis zonder opleiding en zonder werk. En dat terwijl ik juist graag wat wil doen.’ Ibrahim vertelde dit tegen Peter. ‘Zou je wat in je wijk willen betekenen, vroeg hij me. Zeker weten! Ik heb een behoorlijk netwerk in Nijmegen, maar het is altijd fijn om meer mensen in je buurt te kennen.’
183
De enthousiaste reactie van Ibrahim nam Peter mee terug naar het overleg van het Sociaal Wijkteam, waar hij twee dagen in de week voor werkt. Als Wmo-consulent zou hij een dergelijke vraag misschien niet meteen stellen aan zijn cliënt, maar de brede vraagstelling hoort bij de aanpak van het wijkteam. Een collega had wel een suggestie. ‘De volgende keer toen ik Peter zag, vroeg hij of huiswerkbegeleiding van jongeren me wat leek. Ik ga graag met mensen om, dus dat zag ik wel zitten. Een paar weken later kon ik een keertje met de huiswerkbegeleider vanuit de welzijnsorganisatie mee naar de locatie waar de jongens ‘s avonds komen om hun huiswerk te maken. Ibrahim vond het erg leuk en besloot de sprong te wagen. ‘In het begin was ik wat afwachtend, want ik heb nog nooit voor een groep gestaan. En al helemaal niet voor een groep puberjongens. Maar ik voel me nu al veel zekerder. Ik spreek gewoon iedereen aan. Inhoudelijk hoef je echt niet alles te weten over wiskunde en zo, de jongens helpen elkaar. Je moet er vooral voor zorgen dat iedereen rustig kan werken en dat er geen chaos ontstaat.’ Inmiddels heeft Ibrahim zich ingeschreven voor een avondopleiding boekhouding. ‘Nu maar hopen dat het wel lukt en dat ik daarna een fijne baan vind. In de tussentijd ben ik erg blij dat ik lekker bezig ben met de huiswerkbegeleiding, het is echt heel leuk.’
184
Dialoogvragen Ik wilde wel wat doen in mijn buurt Dialoogvragen Welzijn Nieuwe Stijl en het sociale wijkteam 1. Welke bakens WNS herken je in de aanpak van Peter als SWT-professional? 2. Op welke manier ontdekt Peter de vraag achter de vraag van Ibrahim? 3. Hoe mobiliseert Peter de eigen kracht van Ibrahim? Zie je nog andere mogelijkheden? 4. Wat vind je van de directheid van Peter? 5. Welke transformatiecompetenties zet Peter in om Ibrahim te activeren tot maatschappelijke inzet? Zie 4.4 Reflector en actiebox Bakens Welzijn Nieuwe Stijl Dialoogvragen Kwaliteit van bestaan en presentie 1. Welke levensdomeinen komen in beeld bij het lezen van dit verhaal? 2. In hoeverre geeft de professional vorm aan de presentiebenadering? Zie Kennisbron 5.10 Kwaliteit van bestaan en de 8 levensdomeinen en Kennisbron 5.11 De presentiebenadering Thema Competentieontwikkeling Netwerkgericht werken Wat zijn naar aanleiding van dit verhaal jouw persoonlijke leervragen uitgaande van: 1. de sociale professional WNS die streeft naar optimale samenwerking met de cliënt en zijn sociale netwerk? 2. de sociale professional die streeft naar een vernieuwende samenwerking met leden uit het eigen wijkteam en/of andere netwerkpartners? 3. de dilemma’s die het verhaal bij jou als professional oproept? Leg een leervraag aan je leergroep/wijkteam voor in de vorm van een dialoogvraag. Een dialoog begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe.
Actiebox Wijkgerichte methoden en vrijwilligerswerk 1. Bedenk met je leergroep/wijkteam met behulp van Kennisbron 5.12 Netwerkgericht werken minimaal twee collectieve wijkgerichte methoden om jonge mensen met een beperking zoals Ibrahim te activeren tot vrijwilligerswerk. 2. Bedenk verder hoe je op wijkniveau of gemeentelijk niveau tot een structurele ondersteuning van vrijwilligers kunt komen. Maak hierbij gebruik van de informatie op www.zorgbetermetvrijwilligers.nl
185
Uit: Dries, M., Biene, M. van,(2015). Maatschappelijke ondersteuning en actieleren in Sociale Wijkteams. HAN: Nijmegen. 61 Er is niet altijd professionele hulp nodig - Delphine Tijdens het inloopspreekuur in Hatert komen twee bewoners langs bij het Sociaal Wijkteam. Beiden hebben min of meer dezelfde vraag: vanwege lichamelijke problemen willen ze graag huishoudelijke hulp. Arnoud van het Sociaal Wijkteam pakt het op en komt met de bewoners tot twee verschillende oplossingen. Delphine(45) weet zich even geen raad. Ze is sinds haar jeugd lichamelijk beperkt en kan moeilijk staan en lopen. Ze woonde samen met haar vader en ze hadden de taken in huis goed verdeeld. Maar vader werd onlangs opgenomen in het verpleeghuis en nu moet ze voortaan het huishouden zelf zien te rooien. En ze weet niet goed hoe. Arnoud maakt een afspraak om thuis langs te komen. Hij is Wmo-consulent bij de gemeente Nijmegen en werkt twee dagen in de week voor het Sociaal Wijkteam. ‘Samen met Delphine heb ik op een rijtje gezet hoe ze het huishouden runt en waar de knelpunten zitten. Zo is het lastig om staand te koken en de zware wasmand naar boven te tillen. Daar hadden we de oplossing al gauw voor gevonden: de wasmand kon met de traplift en Delphine heeft een tweedehands werkkruk aangeschaft. De spullen van haar vader die nog overal in huis te vinden waren, heeft ze samen met haar broers en zussen uitgezocht. Voor het bijhouden van de tuin heeft ze uiteindelijk haar buurman gevraagd.’
Anders het gesprek in Na het open gesprek aan de keukentafel blijkt dat Delphine haar huishouden best zelf kan doen en geen huishoudelijke hulp via de gemeente nodig heeft. Dat is ook wat ze het liefste wil. Ze had alleen even iemand nodig die met haar meedacht over de praktische problemen en met haar de zaken op een rijtje zette. ‘Als Wmo-consulent was ik misschien tot hetzelfde besluit gekomen en had ik de aanvraag voor huishoudelijke hulp afgewezen. Maar bij het Sociaal Wijkteam heb ik meer ruimte, meer aandacht voor het totaalplaatje. In gezamenlijk overleg kwamen we tot een goede oplossing,’ aldus Arnoud. Bij de volgende cliënt is de meerwaarde van het Sociaal Wijkteam veel duidelijker. Karim (52) maakt zich zorgen: hij heeft nek- en schouderklachten en het dreigt thuis te ontsporen. Hij wil daarom graag huishoudelijke hulp aanvragen. Een vrouw heeft hij niet en zijn zoon Amed (18) is zelden thuis. ‘Toen ik bij hem kwam, zag ik dat er inderdaad een en ander moest gebeuren. Met de vader voerde ik een gesprek over wat hij doet en wat er blijft liggen. Ik vroeg hem wat zijn zoon Amed in huis deed en het antwoord was: heel weinig. We besloten om voor drie maanden huishoudelijke hulp in te zetten en in de tussentijd Amed zover te krijgen taken in het huishouden op zich te nemen. Dat ging zeker niet makkelijk, eigenlijk deed hij een paar maanden later nog niets in huis. Daarom ben ik onlangs met een opbouwwerker
186
van Tandem bij hen langs geweest. Het is een stap die ik zonder het Wijkteam nooit gezet zou hebben, maar die ontzettend belangrijk is. Deze opbouwwerker werkt veel met jongeren en spreekt hun taal. Amed was er in eerste instantie niet echt blij mee. Hij wil niet op zijn gedrag aangesproken worden en is liever de hort op. Maar een jongen van achttien mag je zeker aanspreken op zijn verantwoordelijkheid, al heeft zijn vader daar moeite mee. Er lijkt nu iets in beweging gezet. Natuurlijk kan Amed de wasmachine aanzetten of eten koken. Hij komt nu meer in beeld, ook bij Tandem. We weten nu bijvoorbeeld dat hij onlangs een taakstraf heeft gehad. De huishoudelijke hulp is voor drie maanden verlengd, maar er zijn wel duidelijke afspraken gemaakt met vader en zoon over hoe nu verder. Ik houd een vinger aan de pols en hopelijk kunnen we de huishoudelijke hulp straks definitief stopzetten.’
‘Met z’n allen een wijkteam’ Voor Arnoud is de nieuwe manier van werken bijzonder en waardevol. ‘Ik vind het een mooie kans die we krijgen. Eigenlijk zijn we hier in Hatert met z’n allen een sociaal wijkteam. Dat gaat veel verder dan de tien mensen die daadwerkelijk deel uitmaken van het team. Het is onvoorstelbaar hoeveel meerwaarde het netwerk in de wijk oplevert, we zijn nu een soort smeerolie tussen de instanties. Je denkt veel breder en zoekt naar andere oplossingen. Ook huisartsen zijn blij: wij nemen zaken van hen over die bij de huisarts terechtkwamen, maar daar niet konden worden opgelost. Ik geloof dat er door de inzet van het sociaal wijkteam een betere oplossing wordt gevonden, met minder professionele hulpverlening.’
187
Dialoogbox Er is niet altijd professionele hulp nodig Dialoogvragen Welzijn Nieuwe Stijl en het sociale wijkteam 1. Welke bakens WNS herken je in de aanpak van Arnoud en de opbouwwerker? 2. Welke meerwaarde heeft het Sociale Wijkteam voor Delphine? 3. Op welke manier zou je als SWT Karim kunnen ondersteunen bij het vergroten van zijn zelfredzaamheid ? 4. Kun je nog andere formele of informele partijen bedenken die betrokken zouden kunnen worden bij het bedenken van een ondersteuningsmethode voor Amed? Dialoogvragen Kwaliteit van bestaan en presentie 1. Welke levensdomeinen komen in beeld bij het lezen van het verhaal over Amed en Karim? 2. Hoe geven de professionals vorm aan de presentiebenadering? Zie kennisbron 5.10 Kwaliteit van bestaan en de acht levensdomeinen en kennisbron 5.11 De presentiebenadering
Thema Competentieontwikkeling maatschappelijke ondersteuning Wat zijn naar aanleiding van dit verhaal jouw persoonlijke leervragen, uitgaande van: 1. de kwaliteitskenmerken voor professioneel ondersteunen? 2. de competenties maatschappelijke ondersteuning? 3. de dilemma’s die het verhaal bij jou als professional de oproept? Zie hiervoor paragraaf 2.3 Kwaliteitskenmerken en competenties maatschappelijke ondersteuning en het document: https://www.movisie.nl/publicaties/competenties-maatschappelijke-ondersteuning Leg een leervraag aan je leergroep/wijkteam voor in de vorm van een dialoogvraag. Een dialoog begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe.
Actiebox collectieve aanpak mantelzorg (ondersteuning) 1. Voer met drie personen (Arnoud, opbouwwerker en Amed) een dialoog met Amed over zijn mantelzorgverantwoordelijkheid in de vorm van een rollenspel. Reflecteer en geef feedback op het handelen van de SWT professionals m.b.v. 4.5 Reflector Transitie- en transformatiecompetenties 2. Bedenk met de werkvorm Casusleren met de reflectieve teammethode en Kennisbron 5.12 Netwerkgericht werken met jouw leergroep een collectieve aanpak van mantelzorgondersteuning.
188
Uit: Dries, M., Biene, M. van,(2015). Maatschappelijke ondersteuning en actieleren in Sociale Wijkteams. HAN: Nijmegen. 62 Na alle ellende nu de hulp die ik nodig heb- Jan De problemen van Jan (70) waren er niet van de ene op de andere dag. Al jaren groeiden de maandlasten hem boven het hoofd, totdat hij flink in de schulden zat. Toen hij geen uitweg meer zag, trok Jan aan de bel en nam hij contact op met het Sociaal Wijkteam. Hij noemt het een gok die goed uitpakte: ‘Eindelijk gebeurt er wat positiefs.’ Zo diep in de problemen en toch zo lang wachten met het inschakelen van hulp. ‘Je wilt je eigen zaken het liefste zelf oplossen,’ haalt Jan zijn schouders op. Sinds kort komt Bep van het Sociaal Wijkteam bij hem over de vloer. Zij is weliswaar wijkverpleegkundige van beroep, maar ook in dienst bij het Sociaal Wijkteam. Hoewel ze zich zeker niet dagelijks bezighoudt met schuldenproblematiek, besloot ze de casus van Jan zelf op te pakken toen hij contact opnam. ‘Binnen de kortste keren kwam ze bij me langs en hoorde ze mijn verhaal aan.’ Tegenslag na tegenslag Jan heeft een bewogen leven achter de rug. De geboren Nijmegenaar vertrok tientallen jaren geleden naar het buitenland voor de liefde. Hij stichtte een gezin, kreeg twee zonen en werkte hard. Maar het huwelijk liep stuk en na 23 jaar kwam hij weer naar Nederland. ‘In het begin ging het nog goed met me. Ik had een aardige
baan
en
ik
vond
uiteindelijk
een
goed
plekje
om
te
wonen.’
Maar toen hij stopte met werken, ging het mis. Hij viel sterk terug in inkomen. Zijn AOW-uitkering was veel lager dan normaal omdat hij zo lang elders had gewoond. De ergste ramp die hem niet zo lang daarna overkwam, was dat zijn jongste zoon zelfmoord pleegde. Het verdriet was overweldigend. Daarnaast bleek zijn zoon een flinke schuld te hebben opgebouwd. ‘Ik betaal daar elke maand 250 euro aan en dan los ik niet eens af. Het is alleen maar rente. Tel daar bij op mijn vaste lasten, mijn lage inkomen en het is onvermijdelijk dat ik elke maand inlever. Ik geef niet gauw op, maar het ging echt niet meer. Ik heb naast de financiële problemen een erg slechte gezondheid. Ik heb reuma, COPD en afgelopen jaar bleek ik kanker te hebben en ben ik geopereerd. Ik ken nog maar weinig mensen in Nijmegen. Alleen mijn broer. Aan hem heb ik heel veel, maar hij kan niet alles oplossen, hè?’ Geen andere uitweg Jan zocht al eens eerder naar hulp. ‘Ik kwam terecht bij een instelling voor maatschappelijk werk. In plaats van het oplossen van mijn problemen, begonnen ze in mijn verleden te spitten. Daar had ik dus geen zin in. Als ik bij de huisarts kwam, vertelde ik soms iets over wat er speelde. Maar dat werd niet opgepikt.’ Een paar maanden geleden besloot hij toch weer hulp te zoeken. ‘Ik vond het telefoonnummer van het wijkteam. In de advertentie stond dat ik er met al mijn problemen terecht kon, dus dat leek me de juiste
189
plek. Ik kreeg Bep aan de telefoon en het voelde direct goed; met haar heb ik alles doorgesproken. Zij heeft me onder meer doorverwezen naar ‘Hatert Werkt’ waar iemand me nu helpt met het in kaart brengen van mijn
financiën.
Ik
heb
bijvoorbeeld
recht
op
huurtoeslag,
dat
wist
ik
helemaal
niet.’
Nu hij de stap eenmaal heeft gezet, vindt Jan het niet moeilijk over zijn problemen te praten. ‘Ik wil alleen niet zinloos graven in mijn verleden, er zijn vooral praktische problemen die ik aan wil pakken.’ Dat lijkt nu binnen een paar weken al te gebeuren. Er is in samenspraak met Jan een plan van aanpak opgesteld, zodat hij hopelijk niet in de schuldsanering terechtkomt. Bep heeft hierin bemiddeld en ze houdt een vinger aan de pols. Daarnaast is afgesproken dat Bep samen met Jan met zijn gezondheid aan de slag gaat op het moment dat er wat meer rust is rond de financiën. Zo kan hij wellicht stoppen met roken. ‘Natuurlijk neem ik mijn eigen verantwoordelijkheid. Dat hoort zo en dat wil ik graag. Mijn grote droom - om ooit terug naar het buitenland te gaan en daar in een huisje vlakbij het graf van mijn zoon te wonen - zal op mijn leeftijd niet meer uitkomen. Maar ik zie het wel weer wat vrolijker in. Na alle ellende krijg ik nu gewoon de hulp die ik nodig heb.’
190
Dialoogbox Na alle ellende nu de hulp die ik nodig heb
Dialoogvragen Welzijn Nieuwe Stijl en het sociale wijkteam 1. Welke bakens WNS herken je al dan niet in de aanpak van Bep als SWT-professional? 2. Welke succesfactoren voor sociale wijkteams herken je al dan niet in het verhaal? 3. Welke mogelijke netwerkpartners kunnen een rol spelen in dit verhaal? 4. Op welke manier zou je het netwerk van Jan kunnen versterken of uitbreiden? Zie Kennisbron 5.5 Bakens Welzijn Nieuwe Stijl, Kennisbron 5.6 Succesfactoren voor een sociaal wijkteam en Kennisbron 5.12 Netwerkgericht werken
Dialoogvragen Kwaliteit van bestaan en presentie 1. Welke levensdomeinen komen in beeld bij het lezen van het verhaal van Jan? 2. Hoe geeft de SWT-professional Bep vorm aan de presentiebenadering? Zie Kennisbron 5.10 Kwaliteit van bestaan en de acht levensdomeinen en Kennisbron 5.11 De presentiebenadering Thema Competentieontwikkeling maatschappelijke ondersteuning Wat zijn naar aanleiding van dit verhaal jouw persoonlijke leervragen uitgaande van: 1. de kwaliteitskenmerken voor professioneel ondersteunen. 2. de competenties maatschappelijke ondersteuning. 3. de dilemma’s die het verhaal bij jou als professional oproept? Zie hiervoor paragraaf 2.3 Kenmerken en competenties maatschappelijke ondersteuning en het document: https://www.movisie.nl/publicaties/competenties-maatschappelijke-ondersteuning Leg een leervraag aan je leergroep/wijkteam voor in de vorm van een dialoogvraag. Een dialoog begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe. Actiebox narratief interview 1. Ontwerp een narratieve interviewguide om de ondersteuningsbehoeften van Jan per levensdomein in kaart te brengen. Zie Kennisbron 5.13 Narratief onderzoek naar vraagpatronen en http://www.wmowerkplaatsen.nl/supportgericht-werken-de-wmo. 2. Oefen door middel van een rollenspel in het afnemen van een narratief interview met betrekking tot de leefgebieden die relevant zijn voor Jan.
191
Uit: Dries, M., Biene, M. van,(2015). Maatschappelijke ondersteuning en actieleren in Sociale Wijkteams. HAN: Nijmegen. 63 Van stoppen met roken naar actieve vrijwilliger - Rita Rita Simons (65) wilde graag stoppen met roken. Daarom kwam ze een keertje langs op het wijkverpleegkundig spreekuur in Hatert. Els, naast wijkverpleegkundige ook lid van het Sociaal Wijkteam, ging met haar in gesprek. Daaruit bleek dat er veel meer speelde dan het roken. Een paar jaar geleden stopte mevrouw Simons met werken. Ze is gescheiden en heeft slecht contact met haar dochter die hier ver vandaan woont. Ook in de buurt heeft ze niet veel contacten, waardoor ze vaak alleen thuis zit. Door dit alles voelde mevrouw Simons zich wat somber en was ze vaak aan het piekeren. Els: ‘Ze voelde zich eenzaam. Daar zat de kern van het probleem, daarom stak ze steeds vaker een sigaret op.’ Kijken naar wat iemand kan en wil Voor Els was het na het eerste gesprek al helder. ‘Als sociaal professional ben je snel geneigd om te denken vanuit beperkingen. Wat is er met iemand aan de hand, waarom heeft iemand hulp nodig en wat moeten we daar voor regelen? Sinds een paar jaar leggen we die focus als wijkverpleegkundigen al anders. We gaan actief de wijk in, kijken meer naar preventie. En we proberen juist veel meer te denken vanuit de vraag wat iemand wel kan en wil. Ook bij het Sociale Wijkteam ligt daar veel nadruk op. Aangezien ik daar vooral cliënten tegenkom die eigenlijk nog heel veel zelf kunnen, is het extra belangrijk om te bekijken wat iemand nodig heeft om zo lang mogelijk zelfredzaam te blijven.’ In het geval van mevrouw Simons was het helemaal niet zo moeilijk. ‘Het stoppen met roken hebben we even aan de kant geschoven. Ze gaf zelf aan dat ze het liefst weer onder de mensen wilde zijn. Omdat ik de wijk goed ken, weet ik dat ze bij het ouderencomplex hier om de hoek staan te springen om vrijwilligers. Ik heb mevrouw Simons in contact gebracht met de activiteitenbegeleidster. Dat past helemaal bij de manier van werken binnen het Sociaal Wijkteam: gebruikmaken van je netwerk en zorgen dat het netwerk van de bewoners ook verder uitbreidt. Ze konden haar hulp daar heel goed gebruiken en nu begeleidt ze er onder meer de bingo-avonden voor de bewoners.’ Schot in de roos Al snel bleek het een schot in de roos. Mevrouw Simons voelde zich veel beter nu ze wat om handen had. Ze voelde zich weer gewaardeerd. Omdat ze beter in haar vel zat, besloot ze alsnog te stoppen met roken via de cursus die Els in de wijk heeft opgezet. En het stoppen met roken is gelukt. ‘Het is een mooi voorbeeld van hoe wat extra aandacht ertoe kan leiden dat iemand weer vooruit kan. Had mevrouw Simons geen gesprek met ons gevoerd over het stoppen met roken, dan zou ze waarschijnlijk pas in beeld zijn gekomen als ze gezondheidsklachten had of in een isolement was geraakt. Ze wilde zelf heel graag iets doen en we hebben haar daar net een zetje in kunnen geven. Dat is voor haarzelf heel erg fijn, maar bijvoorbeeld ook
192
voor de bewoners van het ouderencomplex. Zij hebben er nu een betrokken vrijwilliger bij. Natuurlijk lukt het niet om iedereen binnen een paar gesprekken op weg te helpen. Maar daar waar het lukt, kun je zeker erger voorkomen.’
Dialoogbox Van stoppen met roken naar actieve vrijwilliger Dialoogvragen Welzijn Nieuwe Stijl en het sociale wijkteam 1. Welke bakens WNS herken je al dan niet in de aanpak van wijkverpleegkundige Els als SWTprofessional? 2. Welke betekenis zou een opbouwwerker, MWD-er, SPH-er voor Rita kunnen hebben? 3. Welke mogelijke andere netwerkpartners kunnen een rol spelen in dit verhaal? 4. Op welke manier zou je de eenzaamheid als thema op een collectieve manier in de wijk bespreekbaar kunnen maken en aanpakken?
Dialoogvragen Kwaliteit van bestaan en presentie 1. Welke levensdomeinen komen in beeld in het verhaal? 2. Hoe geeft de SWT-professional Els vorm aan de presentiebenadering? Zie kennisbron 5.10 Kwaliteit van bestaan en de acht levensdomeinen en kennisbron 5.11 De presentiebenadering
Thema Competentieontwikkeling maatschappelijke ondersteuning Wat zijn naar aanleiding van dit verhaal jouw persoonlijke leervragen uitgaande van: 1. de kwaliteitskenmerken voor professioneel ondersteunen. 2. de competenties maatschappelijke ondersteuning. 3. de dilemma’s die het verhaal bij je oproept? Zie hiervoor paragraaf 2.3 Kwaliteitskenmerken en competenties maatschappelijke ondersteuning en het document: https://www.movisie.nl/publicaties/competenties-maatschappelijke-ondersteuning Leg een leervraag aan je leergroep/wijkteam voor in de vorm van een dialoogvraag. Een dialoog begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe.
193
Actiebox collectieve en creatieve aanpak van eenzaamheid 1. Bedenk in dialoog met je leergroep met behulp van de partnerschapkaart een aantal acties om eenzaamheid in de wijk op een collectieve manier aan te pakken. Zie werkvorm 4.7 De partnerschapskaart en Kennisbron 5.12 Netwerkgericht werken. 2. Bedenk met elkaar out-of-the box hoe sociaal-artistieke praktijken hierin een bijdrage kunnen leveren. Raadpleeg hiervoor http://www.cal-xl.nl/
194
Uit: Dries, M., Biene, M. van,(2015). Maatschappelijke ondersteuning en actieleren in Sociale Wijkteams. HAN: Nijmegen.
64 Het familie netwerkberaad als kantelpunt Mariska van D. (34) heeft een verstandelijke beperking, werkt fulltime en heeft een dochter Jenny van 9 jaar. Tot voor kort heeft de familie van Mariska veel voor haar en dochter Jenny gedaan. Er zijn in deze periode veel conflicten geweest tussen Mariska en haar moeder (oma van Jenny). Mariska heeft een vriend Mohammed, afkomstig uit Marokko, zij wonen niet samen. Mariska heeft reeds lange tijd huurschulden. Dochtertje Jenny doet het goed op school. Twee jaar geleden is MEE betrokken geraakt bij het gezin. Een jaar geleden is bewindvoering aangevraagd vanwege de oplopende schuld. Mariska wilde in deze periode absoluut geen ambulante woonbegeleiding ontvangen uit de gehandicaptenzorg. Thuisbegeleiding accepteerde zij wel in beperkte mate. MEEconsulent Patty volgt het gezin op afstand. In het afgelopen jaar is mevrouw In Turkije getrouwd met een vroegere vriend. Voorheen woonde deze vriend in Nederland en hij wilde graag weer terugkeren naar Nederland om te werken. Mariska wilde hem deze gelegenheid geven, door met hem te trouwen. Hiervoor heeft zij €2000 gekregen. Mohammed heeft aangedrongen op deze constructie. Van het geld heeft Mariska cadeaus gekocht voor hem. Weer in Nederland blijkt dat het inkomen van haar man meegerekend wordt bij haar eigen inkomen en dat betekent dat Mariska geen recht heeft op huurtoeslag. De woningcorporatie vindt het genoeg geweest en gaat tot huisuitzetting over. De consulent van MEE, intussen lid van het sociaal wijkteam, wordt door het Meldpunt Bijzondere Zorg benaderd omdat er sprake is van een melding van huiselijk geweld, naar aanleiding van een ruzie van Mohammed en Mariska. Patty bezoekt Mariska, die erg boos is over de huisuitzetting en over de hele situatie. Vooral de uithuisplaatsing maakt haar erg boos. Er zijn ook heel veel tranen. Patty legt uit wat er aan de hand is, dat ze schulden heeft gemaakt en geld moet terugbetalen. Mariska accepteert, zegt ze, dat ze ''op de blaren moet zitten'' vanwege haar fouten met geld en huurbetaling. Patty spreekt ook apart met de moeder van Mariska, de oma van Jenny. Oma is erg bezorgd, vooral over haar kleindochter Jenny. Patty stelt voor een familienetwerkberaad te beleggen. Mariska wil dit eigenlijk niet, maar de rest van de familie en de betrokken hulpverleners menen dat dit van groot belang is, vooral voor Jenny. Patty kan goed uitleggen aan Mariska wat het familienetwerkberaad inhoudt en zet het plan samen met de familieleden, ondanks alle emotie van Mariska, door. De reden is het welzijn en de veiligheid van Jenny. Samen bereiden ze het beraad voor. Ondertussen gaat de procedure van de huisuitzetting door.
195
Bij het familienetwerkberaad wordt, naast oma, ook een broer van Mariska betrokken. Patty geeft uitleg aan de familie over wat een verstandelijke beperking betekent, ook in het zorgen voor een kind. Ze complimenteert de familie, Mariska en in het bijzonder oma, over wat ze allemaal hebben gedaan. Tijdens het beraad blijkt dat er veel bereidheid binnen de familie is om voor elkaar te zorgen. Er wordt afgesproken dat Jenny bij oma gaat wonen, met strakke afspraken met Mariska en ondersteuning daarbij voor oma. Oma mag te allen tijde bellen naar Patty. Mariska gaat zelf tijdelijk bij haar vader wonen. De broer van Mariska wil mentor worden van Mariska en zal haar financiën beheren. Hij kan hierdoor de verkeerde keuzes die Mariska maakt op financieel gebied deels terugdraaien en in de toekomst voorkomen. Mogelijk komt zij in aanmerking voor een regeling in het kader van het tweedekansbeleid van de gemeente, mits ze zich aan de regels houdt. Er worden hele strakke afspraken gemaakt. Jenny is heel blij met de rust. Ze woont fijn bij oma. De school is op de hoogte, alle zaken zijn geregeld, het meisje heeft er vertrouwen in dat er goed voor haar wordt gezorgd. Mariska accepteert de gang van zaken en heeft in de komende maanden de tijd om na te denken over wat haar gedrag betekent voor het contact met haar dochter. De familieleden voelen zich gesteund. Het kantelpunt in deze casus is dat direct bij de inzet van het sociale wijkteam de familie als geheel centraal komt te staan: hun zorgen zijn serieus genomen en de hulpverlening zorgt dat de familie in staat gesteld wordt te kunnen doen wat ze willen doen ook te kunnen doen. De vraagverheldering betreft het hele gezinssysteem en de aanpak rust volledig op wat gezin en familie samen bedenken en aankunnen. Ondertussen blijft wijkteamprofessional Patty goed in contact met moeder, dochter en oma. De hulpverlening zal dit gezinssysteem steeds blijven volgen door middel van waakvlambegeleiding (afwisselend op afstand of meer intensief) opdat de familieleden maximaal voor elkaar kunnen zorgen.
196
Dialoogbox Het familie netwerkberaad als kantelpunt Dialoogvragen Welzijn Nieuwe Stijl en het sociale wijkteam 1. Welke bakens WNS herken je al dan niet in de aanpak van Patty als SWT-professional? 2. In hoeverre zie je Patty als een generalistische en/of een specialistische werker? 3. Welke mogelijke andere netwerkmethoden zou Patty toe kunnen passen, vooraf aan het familienetwerkberaad, ter verkenning en analyse van het netwerk? Zie Kennisbron 5.5 Bakens Welzijn Nieuwe Stijl en 5.12 Netwerkgericht werken
Dialoogvragen thema actie-leren in leernetwerken 1. In hoeverre kun je het familienetwerk volgens jou als onderdeel van een leernetwerk zien? Zie Kennisbron 5.1 Leerinfrastructuur 2. Welke rol zou Patty als MEE-consulent kunnen hebben in het faciliteren van actie-leren binnen het familieberaad waar zij zelf niet bij is? 3. Wat zou het nadeel kunnen zijn van het betrekken van de familie? Thema Competentieontwikkeling maatschappelijke ondersteuning Wat zijn naar aanleiding van dit verhaal jouw persoonlijke leervragen uitgaande van: 1. de reflector transformatie en transitie competenties (zie interactieve werkvorm 6). 2. het om kunnen gaan met ambivalenties zoals de autonomieparadox. 3. welke dilemma’s roepen de leervragen bij jou met name op? Zie hiervoor paragraaf 2.3 Kenmerken en competenties maatschappelijke ondersteuning en het document: https://www.movisie.nl/publicaties/competenties-maatschappelijke-ondersteuning Leg een leervraag aan je leergroep/wijkteam voor in de vorm van een dialoogvraag. Een dialoog begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe. Actiebox dialoog familie netwerkberaad en actie-leren 1. Bestudeer relevante kennisbronnen over een familie netwerkberaad. 2. Bereid aan de hand van verhaal 5 als casus of middels een eigen casus de verschillende fasen van een familie netwerkberaad voor 3. Speel de essentie van het gesprek in 20 minuten met een leergroep uit. 4. Stel actiepunten op en houd na verloop van tijd een dialoog met behulp van casusleren Kennisbron 5.1 Leerinfrastructuur Kennisbron 5.2 Casusleren met de reflectieve teammethode Kennisbron 5.13 Netwerkgericht werken
197
Uit: Dries, M., Biene, M. van,(2015). Maatschappelijke ondersteuning en actieleren in Sociale Wijkteams. HAN: Nijmegen. 65 Het sociale wijkteam op bezoek bij Mevrouw de Jonge Mevrouw de Jonge is een vrouw van 58 jaar. Zij woont alleen in een sociale huurwoning in Nijmegen. Op 2 maart 2014 is Bianca – maatschappelijk werkster van het Sociaal Wijkteam – bij haar langs geweest, op aanraden van de huisarts. De vrouw, die tien jaar geleden van haar echtgenoot scheidde, kampt al jaren met hartproblemen, maar kan er goed mee leven. Haar huisarts heeft het vermoeden dat mevrouw de Jonge sterk vereenzaamd is en dat er mogelijk andere problemen een rol spelen. Toen Bianca op 2 maart aanbelde bij mevrouw de Jonge, was zij de afspraak helemaal vergeten. Toch mag Bianca binnenkomen. Binnen is het een puinhoop: overal ligt een dikke laag stof en er liggen door het hele huis heen volle schaaltjes sigarettenpeuken. Bianca gaat in gesprek met mevrouw de Jonge en komt erachter dat er inderdaad meer problemen zijn. Zo heeft mevrouw de Jonge schuldenproblematiek en de woningcorporatie dreigt haar het huis uit te zetten op 1 juni vanwege een huurachterstand. Mevrouw de Jonge geeft aan graag hulp te willen bij haar financiële problemen. Dit vindt zij het belangrijkst. Daarnaast ziet mevrouw de Jonge bijna niemand en zit ze op het randje van een depressie. Zij is al eens eerder opgenomen in een GGZ-instelling (intramurale crisisopname) en dit dreigt nu weer. Als er niets verandert, zal zij binnen een halfjaar wellicht weer opgenomen worden in een GGZ-instelling (meestal voor de duur van twee maanden), denkt haar huisarts. Met haar buren heeft ze geen goed contact: ze klagen maandelijks bij de woningcorporatie over het afval dat zich opstapelt in het tuintje van mevrouw de Jonge. Mevrouw de Jonge zegt best wat vaker mensen te willen zien, maar ze wil vooral eerst van haar schulden af en ze is bang wat er met haar gebeurt als ze haar huis uit moet. Na anderhalf uur vertrekt Bianca weer. Bianca besluit actie te ondernemen: Na het huisbezoek gaat Bianca dezelfde dag (2 maart) nog in overleg met haar collega’s van het wijkteam dat bestaat uit drie maatschappelijk werkers, twee junior professionals en een medisch specialist. Een halfuurtje hebben zij het samen over mevrouw de Jonge, en komen samen tot een besluit wat er moet gebeuren. Allereerst moet mevrouw de Jonge geholpen worden om van haar schulden af te komen. Daarnaast moet zij hulp krijgen om het huis op orde te krijgen. Dit samen moet de uitzetting voorkomen. Bianca gaat terug naar mevrouw de Jonge op 9 maart. Zij legt uit dat er hulp mogelijk is om haar uit de problemen te helpen. Mevrouw de Jonge is geëmotioneerd, maar is erg blij dat er een lichtje aan de horizon is. Na een uurtje praten besluit zij mee te werken.
198
Het wijkteam ziet in dat de financiële problemen van mevrouw haar situatie onhoudbaar maken. Om te voorkomen dat zij uit huis wordt gezet, gaat Bianca met mevrouw de Jonge op 1 april in gesprek met de woonconsulent van de woningcorporatie (een senior-professional). Samen overleggen ze een uur over de situatie en ze concluderen samen dat er mogelijkheden zijn. Bianca zorgt dat mevrouw de Jonge het komend jaar verzekerd is van schuldhulpverlening. Mevrouw de Jonge heeft sinds het bezoek ook een budgetcoach. Om ervoor te zorgen dat mevrouw de Jonge haar huur kan blijven betalen, komt zij in de schuldsanering terecht. Hiervoor is een verklaring WSNP (wet schuldsanering natuurlijke personen) aangevraagd door Bianca. Dit heeft ze samen met mevrouw de Jonge besproken en ingevuld tijdens een huisbezoek van een halfuur op 8 april. Omdat mevrouw de Jonge sterk vereenzaamd is, schakelt Bianca de lokale welzijnsstichting in om haar sociaal te activeren. Bianca heeft daarover een gesprek van een uur met een maatschappelijk werker van de welzijnsstichting op 15 april. Tot slot besluit het wijkteam dat zij mevrouw de Jonge gaan helpen haar huis op orde te krijgen. Ze spreken met drie maatschappelijk werkers over een aanpak (een gesprek van twee uur op 20 maart), en schakelen het meldpunt vrijwilligers in om bij mevrouw te gaan schoonmaken. Wanneer mevrouw de Jonge dit hoort, schrikt zij wel een beetje, maar ze ziet in dat er iets moet veranderen. Op maandag 19 mei komt een groepje vrijwilligers langs, om samen met mevrouw de Jonge haar huis schoon te maken. Gisteren, donderdag 5 april, is Bianca nog eens langs geweest bij mevrouw de Jonge. Het huis ziet er veel beter uit. Inmiddels gaat mevrouw de Jonge vaker de deur uit. Zij eet drie keer in de week in het wijkcentrum met een groep wijkbewoners en voelt zich duidelijk beter dan voorheen. Ze vindt het zwaar om in de schuldsanering te zitten, maar ze is blij dat ze in haar huisje mag blijven wonen. De huisarts ziet een verbetering in haar situatie: ze is minder somber.
199
Dialoogvragen Het sociale wijkteam op bezoek bij Mevrouw de Jonge
Dialoogbox Thema Kwaliteit van interventies 1. Evalueer in dialoog met je teamgenoten de kwaliteit van de interventies van Bianca als contactpersoon van het SWT aan de hand van de Kwaliteitskenmerken van professioneel ondersteunen en de reflector Bakens Welzijn Nieuwe Stijl 2. Effectieve interventies zijn volgens Heessels e.a. (2014) in de Module Doorbreek eenzaamheid en sociaal isolement het meest effectief als ze aansluiten bij de kenmerken van de persoon en diens specifieke situatie. Voer een dialoog met je teamleden over de vraag hoe je het eigen verhaal van Mevrouw de Jonge kunt achterhalen en met haar de specifieke situatie kunt bespreken, voordat je voor een bepaalde actie kiest. 3. Welke dialoog vraag komt bij je op als je denkt aan effectieve interventies voor het doorbreken van eenzaamheid en sociaal isolement? Ga over die vraag in gesprek. 4. Voer een dialoog over de voor-en nadelen van een aantal netwerkstrategieën uit Kennisbron 5.12 Netwerkgericht werken
Actiebox Evalueren van effecten Evalueer de werkwijze van het wijkteam met de Effectencalculator. Gebruik daarbij de maatschappelijke prijslijst, die te vinden is op www.effectencalculator.nl en de werkvorm 4.10 Evalueren met de effectencalculator. Breng de situatie in kaart met de Effectencalculator. Ga in groepjes van 5 tot 7 om de tafel, en probeer uit de tekst van het verhaal te halen welke ondersteuning is geboden, en wat de kosten waren. Beschrijf ook hoe de situatie veranderde. Begin bij het moment dat het wijkteam of de hulpverlener voor het eerst bij de cliënt kwam, en werk door tot ‘vandaag’. 1. Breng de ‘referentiesituatie’ in beeld met de Effectencalculator. Ga met elkaar in gesprek over de casus, en probeer het meest waarschijnlijke verloop van de zaak te schetsen, waarbij je gebruik maakt van aanwijzingen in de tekst. Probeer samen tot een eindoordeel te komen hoe het was gelopen als de vernieuwende aanpak niet was toegepast. Hoe zou het nu gaan met de cliënte en wat voor kosten zouden er gemaakt zijn? 2. Breng de ‘referentiesituatie’ in beeld met de Effectencalculator. Ga met elkaar in gesprek over de casus, en probeer de meest waarschijnlijke verloop van de zaak te schetsen, waarbij je gebruik maakt van aanwijzingen in de tekst. Probeer samen tot een eindoordeel te komen hoe het was gelopen als de vernieuwende aanpak niet was toegepast. Hoe zou het nu gaan met de cliënt en wat voor kosten zouden er gemaakt zijn?
200
Biene, M.A.W., van, & Joore, J. (2014). Meerwaarde van Eigen Kracht Eerst’ met het Business Model Canvas. Inleidende module Wmo Welzijn Nieuwe Stijl voor studenten en professionals sociale studies. HAN: Nijmegen. 66
Samenleven in het dorp Peel en Maas
In de gemeente Peel en Maas wordt op allerhande manieren samengewerkt aan de leefbaarheid voor inwoners, met ruim aandacht voor zorg en welzijn. De Limburgse gemeente heeft ruim 43.000 inwoners, verdeeld over 11 kernen en is een fusiegemeente van de vroegere gemeenten Helden, Kessel, Meijel en Maasbree. Kenmerkend is de zorg die de inwoners voor elkaar dragen. Dit is een gegeven dat door de gemeente ondersteund wordt: ‘De gemeente ziet het als rol om dat te stimuleren.’ Aan het woord is Marlou Absil, wethouder in Peel en Maas. Zij figureert in de film Samen leven in het dorp. In deze film, gepubliceerd in 2012 en beschikbaar op http://www.youtube.com/watch?v=KK-c6G-2lOU is een aantal voorbeelden te zien van de samenwerking in het dorp, de zorg die er is voor elkaar en wat dit bijdraagt aan het welzijn van verschillende inwoners. Win-win situatie De film geeft inzicht in de transitie en transformatie die Peel en Maas initieerde. We zien hoe kwetsbare burgers, professionals, winkeliers en anderen ´samen leven in het dorp´. Daarnaast geeft de film inkijk in de
manier
waarop
burgers
en
professionals
samen
in
staat
zijn
vraaggestuurde
ondersteuningsarrangementen te faciliteren, waarbij de burger zijn eigen kracht inzet en bijdraagt aan de samenleving. Zo is er het voorbeeld van Marij Peijnenburg. Zij helpt een lerares op basisschool Prisma in het dorp Panningen: een uitkomst gezien de lusteloosheid, spanningen en depressiviteit waarmee Marij kampte. Waar ze in het verleden met doelloosheid te maken had, kan Marij nu een fundamentele maatschappelijke bijdrage leveren.
Een win-win situatie: de kinderen in de klas en de lerares hebben meer handen
beschikbaar in de dagelijkse onderwijsbezigheden en Marije zelf ervaart meer afwisseling in haar bestaan. Daarbij vindt ze het “leuk om met kleine kinderen te werken.” Inwoners dragen verantwoordelijkheid De transitie naar vraaggestuurde ondersteuningsarrangementen met veel ruimte voor eigen kracht van de burger, zoals die van Marije Peijnenburg, kent een lange aanloop. In 2001 – voor de fusie van de gemeentes - startte de gemeente Helden met het voeren van leefbaarheidsdiscussies in de dorpskernen. Deze gesprekken werden door externe partijen begeleid en hadden tot doel in de zes dorpskernen de behoeftes te inventariseren. Vervolgens zijn opbouwwerkers aan
201
de slag gegaan om binnen de kleine kernen verbindingen te leggen in de vorm van netwerken tussen burgers en instellingen. Vanuit de gemeente is ingezet op dorpshuizen en gemeenschapshuizen, waarbij van meet af aan is gesteld dat de inwoners zelf verantwoordelijk zijn voor de exploitatie. Weliswaar stelt de gemeente zich garant voor de exploitatie, maar het zijn de inwoners die bepalen wat wel of niet moet gebeuren. Ook als er binnen een gemeenschapshuis geen ideeën of suggesties zijn, blijft de gemeente op afstand en zal ze geen dictaat opleggen wat er wel of niet zou moeten gebeuren. De netwerken die waren opgezet, functioneerden succesvol. De gekozen strategie wierp zijn vruchten af. Wat draagt u zelf bij? Het succes van de talrijke pilots in Peel en Maas wordt in grote mate toegeschreven aan wat ‘Dialoogsturing en Dialoog met het Dorp’ genoemd wordt. Daarnaast is er het project ‘Netwerk Welzijn Versterkt’. Dit is een uitkomst en voortzetting van een langdurig programma in Gemeente Peel en Maas. Er worden netwerken gefaciliteerd tussen kwetsbare en vitale burgers en welzijnspartijen,
zorginstellingen,
zorgkantoor/verzekeraars,
Geit neet besteit neet
maatschappelijke
partners, gemeente, buurtbewoners, politie, onderwijs en andere betrokken partijen. Alle partijen zijn vanuit gelijkwaardige en wederkerige relaties dichter bij elkaar gebracht en hebben elkaar leren kennen. Marlou Absil ziet samenwerken en samen optrekken als een wezenlijke activiteit, met daarbij een belangrijke voorwaarde: wederzijds respect en vertrouwen. Dit wordt mede mogelijk gemaakt doordat veel mensen elkaar kennen. Of zoals dit in de film wordt verwoord: ‘Iedereen kent iedereen’. Een ander thema is wederkerigheid. Er wordt zoveel mogelijk gewerkt op basis van wederkerigheid met onder meer de vragen: wat is uw vraag, wat wilt u, en wat draagt u zelf bij? Geit neet besteit neet De gemeente en partijen, inwoners en professionals gebruiken de stimulerende Limburgse oneliner Geit
neet besteit neet (gaat niet bestaat niet) gekoppeld aan een herkenbaar symbool om uitdrukking te geven aan ‘het kan wel als…’. Volgens Absil is het elementair naar slimme en creatieve oplossingen te zoeken: ‘Als er een beperking ligt moet je zoeken naar het best haalbare met de weinige middelen die je hebt.’ Daarnaast is er een reeks andere factoren die bijdraagt aan het succes, waarbij de kern wordt gevormd door samenwerking. In de beleidsnota 'Leven in het Dorp' (2008: 4-11)1 wordt een aantal succesvolle kenmerken genoemd voor samenwerkende partijen: Partijen:
1 ´Leven in het Dorp´ Samen innovatief grenzen verleggen. Beleidsnota Leven in het Dorp WWZ 2008 – 2012. Wonen, welzijn en zorg in de Gemeenten Helden, Kessel, Maasbree en Meijel. 4 november 2008.
202
opereren vanuit een gezamenlijk opgestelde visie en daarop ontwikkeld beleidskader;
werken aan uitvoeringsafspraken waarbij samenwerking en afstemming vooraf gaat aan feitelijk handelen;
vormen een netwerk waarin men met elkaar afstemt en samenwerkt;
bundelen hun krachten en matchen hun middelen op basis van vraagsturing en marktwerking;
gebruiken elkaars krachten door in elkaar te investeren, nieuwe arrangementen te ontwikkelen en als partners op te treden;
ondernemen samen op basis van analyses van mogelijkheden en risico's;
hebben een proactieve houding en spelen in op nieuwe o
ontwikkelingen;
zijn zich bewust van de onderlinge samenhang en afhankelijkheid van de projecten;
zijn transparant naar elkaar toe en hebben vertrouwen in elkaar;
verkennen en verleggen grenzen;
zoeken naar oplossingen en durven te kiezen.
Successen Gemeente Peel en Maas boekte gaandeweg (1995 – 2012) steeds meer successen op het gebied van participatie van kwetsbare inwoners, van alle leeftijden. Samen met kwetsbare inwoners en hun verwanten, vrijwilligers, maatschappelijke instanties en ondernemers op het gebied van wonen, welzijn en zorg is een netwerk gecreëerd dat mensen met een beperking helpt om deel te nemen aan het maatschappelijke leven. Het netwerk krijgt een belangrijke plek in de strategische beleidsontwikkelingen van de gemeente en het daadwerkelijk handen en voeten geven aan participatie van kwetsbare inwoners. De successen zijn te zien in de film. Naast Marij komt ook Maurice in beeld. Maurice is een volwassen man die met hulp van begeleiding sinds een tijdje in het dorp Panningen woont. Hij heeft een lastige periode achter de rug en is bezig met het integreren in het dorp. Regelmatig sport hij in het lokale fitnesscentrum en hij werkt bij Op-de-Beek, een bakkerij waar mensen met een verstandelijke beperking werkzaam zijn. Maurice heeft het er naar zijn zin: ‘Ik vind het leuk dat ik tussen de mensen kom en beweging krijg.’ Het werk als bakker heeft veel voordelen: zo heeft hij structuur en Maurice het prettig dat hij wordt gewaardeerd. Bakkerij Broekmans, een ondernemer in het centrum van Panningen, werkt samen met bakkerij Op-deBeek. De twee zien elkaar niet als concurrenten, maar als partners, waarbij ze producten voor elkaar produceren en van elkaar in de verkoop hebben. Bakker Broekmans ziet vooral voordelen in de samenwerking. Als belangrijkste voordeel noemt hij het begrip dat is ontstaan voor mensen met een beperking. “Het zijn heel enthousiaste en leuke mensen die werken bij Bakkerij-op-de-Beek. Wij hebben geleerd dat ook mensen met een handicap mooie en lekkere producten kunnen maken, als je ze maar goed begeleidt en goed ondersteunt.” De ondernemer ervaart een grote betrokkenheid bij het dorp en bij burgers in kwetsbare posities; in de samenwerking kan hij zijn betrokkenheid tot uiting brengen.
203
Eén en éen is drie. De voorbeelden van Marij en Maurice – evenals de andere voorbeelden in de film - laten zien dat kwetsbare burgers deel kunnen uitmaken van de maatschappij als er sprake is van een goede samenwerking. Zorgaanbieder Dichterbij, een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking, vindt dat Iedereen tot zijn recht moet kunnen komen in de lokale samenleving en zet zich daar met andere partijen voor in. Mensen met een verstandelijke beperking horen bij het leven en bij de dagelijkse realiteit. Marlou Absil zegt hierover: ‘Het is belangrijk dat het je eigenwaarde geeft. Dat je de talenten die je hebt, kunt ontwikkelen. Ook als je beperkingen hebt.’ Daar voegt ze aan toe: ‘In Netwerk Welzijn Versterkt gaan we heel specifiek kijken naar de vraag, naar de behoefte van het individu.’ Goed samenwerken is daarbij de kracht: ‘Samen krijgen we de handen op elkaar en kunnen we één en één drie laten zijn. Daar ontstaat de meerwaarde.’ Dialoogvragen Samenleven in het dorp Peel en Maas
Thema Participatie en transformatie van bewoners en professionals 1. Welke momenten herken je in de film waarbij bewoners meedoen, meewerken en meebeslissen? 2. Beschrijf de transformatie die de burger (cliënten en zijn informele netwerk) meemaakt in de film. 3. Beschrijf de transformatie die verschillende professionals doormaken in de film. 4. Beschrijf de transformatie die de bestuurders doormaken in de film?
5. Welke dialoogvraag komt bij je op als het gaat om ’Participatie van professionals en bewoners’? Ga over die vraag in gesprek
Thema Transitiecompetenties 1. Hoe kan een flinke dosis praktijkervaring van dienst zijn in het transitieproces? 2. Waarin onderscheidt de transitieprofessional zich van andere professionals? 3. Vertel eens wat jou inspireert als transitieprofessional? 4. Een transitieprofessional werkt vanuit: het kan wel als…. (proactief) in plaats van het kan niet
want…..(reactief). Hoe breng jij toppers en tobbers op één lijn? 5. Een belangrijke transitiecompetentie is het herkennen van patronen en dominante krachten. Welke patronen en dominante krachten herken je in de het verhaal over Peel en Maas en welke reflectievraag zou jij als deelnemer aan de ontwikkelwerkplaats in willen/kunnen brengen ten behoeve van casusleren?
204
Thema Meten is weten 1. Op welke manieren kun je de effecten van ondersteuningsarrangmenten meten? 2. Hoe kun je – vanuit projectresultaten – de maatschappelijk relevantie voor de burgers zichtbaar maken aan hen?
3. Op welke manieren kan de burger/cliënt meedoen, meewerken en
meebeslissen in een effectonderzoek? Maak hierbij gebruik van Kennisbron 5.15 Evalueren in het sociale domein en de kennisbron www.studiearena.nl/uploads/1202_handouts_woonservicegebieden/Sessie%203.2%20Effectenarena%20en%20
Actiebox zorg en ondersteuning
de%20overheveling%20functie%20begeleiding.pdf
Bedenk met een 3-tal collectieve ondersteunings-arrangementen voor de verschillende cliënten die in de film in beeld komen. Presenteer de bedachte arrangementen
de gehele groep.
op een creatieve manier in
205
Heessels, M, Braun, M., Kroes, J., Dankers, T., Roozendaal, K., Ouwerkerk, A., Damoiseaux, D,. & Biene, M. van. (2015). Eenzaam ben je niet alleen. Samen werken aan een nieuwe blik op eenzaamheid en sociaal isolement. Movisie: Utrecht. 67 Eenzaamheid: Simone (17) vertelt.. Eenzaamheid is één van de ergste gevoelens die je kunt hebben. Wanneer je vrienden hebt, dan kan je al je gedachten met ze delen. Maar als je eenzaam bent, dan moet je alles in je eentje ‘uitvechten’. Ik heb wel kennissen via school en mijn werk, maar ik mis een echte groep vrienden. Ik mis mensen die kunnen genieten van dingen zonder altijd commentaar te leveren. Ik ben echt tegen roddelgesprekken of het ondankbare, het neppe, het negatieve. Mensen doen aardig tegen mensen die ze helemaal niet mogen. Maar waarom? Toen ik naar de middelbare school ging, werd ik echt eenzaam. Al het vertrouwde was weg en ik moest weer opnieuw beginnen met een eigen weg te zoeken. Mijn oude vrienden en ik groeiden uit elkaar, we gingen onze eigen weg. Eén goede vriendin zou mijn eenzaamheid al een beetje verhelpen. We zouden veel leuke dingen samen kunnen doen. Ik heb ook erg last van depressieve gevoelens, waardoor het moeilijk voor mij is om normaal te functioneren. Het is een vicieuze cirkel. Als je eenzaam bent, dan voel je je depressief en omdat je je depressief voelt, kom je ook minder makkelijk uit je eenzaamheid. Ik schaam me voor dit gevoel, al zijn er ook mensen die zogenaamd zestien vrienden onderhouden. Dat blijken vaak maar vier of vijf echte vrienden te zijn. Mijn ouders weten niet hoe eenzaam ik ben. Ik kan goed met ze opschieten en ik vertel ze over mijn dag. Zij denken alleen dat die kennissen vrienden zijn. Ik zou wel met mijn ouders of broers en zussen over mijn eenzame gevoelens kunnen praten, maar ik denk dat het beter is als ik hen niet mijn ‘problemen’ opzadel. Ik praat sowieso niet graag over mijn eenzaamheid, ik ben meer iemand die alles voor zichzelf houdt. Ik denk ook niet dat mensen zich kunnen inleven in het gevoel echt eenzaam te zijn. Ik heb eens via de chat van de kindertelefoon mijn hart gelucht. Die persoon luisterde en probeerde me een zet in de goede richting te geven. Ik hoop dat ik minder eenzaam ben als ik eenmaal van de middelbare school af ben. Dat dan het kinderachtige gedoe weg is bij de mensen in mijn omgeving, dat ze meer volwassen zijn en ik daardoor meer aansluiting vind. Ook is mijn wens dat mensen meer open zullen staan voor anderen en zullen kijken naar de mensen om zich heen. Eén glimlach naar eenzame mensen maakt hun hele dag goed. i Instructie We nemen de onderstaande dialoogvragen als ingang voor het gesprek met elkaar. We werken in tweetallen. -
U leest het tekstfragment en u gaat in gesprek over:
206
-
Op welke manier zou u Simone beschrijven: eenzaam of sociaal geïsoleerd?
-
Welke oorzaken liggen er volgens u ten grondslag aan de situatie van Simone?
Over deze ethische dillema’s gaan we aan de hand van het verhaal van Hein in gesprek.
207
Heessels, M, Braun, M., Kroes, J., Dankers, T., Roozendaal, K., Ouwerkerk, A., Damoiseaux, D,. & Biene, M. van. (2015). Eenzaam ben je niet alleen. Samen werken aan een nieuwe blik op eenzaamheid en sociaal isolement. Movisie: Utrecht. 68 Eenzaamheid: Hein (46 jaar) vertelt… Eenzaamheid hangt met heel veel gevoelens samen. Het is een beangstigend gevoel van je onbegrepen en geïsoleerd voelen. Mijn eenzaamheid is begonnen na mijn scheiding. Niet alleen mijn vrouw, maar ook veel vrienden zijn toen weggevallen. Zij hadden blijkbaar het idee dat ze moesten kiezen tussen mijn vrouw en mij. Mensen werden misschien ook wel moe van mijn verhaal en haakten daardoor af. Ik ben me daarna heel erg gaan terug trekken, was ernstig depressief en misschien ook wel moeilijk benaderbaar. Inmiddels ben ik zoveel alleen, dat problemen steeds groter worden in mijn hoofd. Omdat ik met niemand over mijn gevoelens kan praten, ga ik teveel in mijn eentje alles analyseren.
Ik heb twee kinderen, 16 en 19 jaar oud, waar het heel goed mee gaat. Ik zie ze nog met enige regelmaat. Ik voel me absoluut veel beter als de kinderen bij me zijn. Het is ook goed dat ik een reden heb om mijn huis bijvoorbeeld weer op te ruimen. Het ergste moment is altijd de zondagmiddag geweest, als ik mijn kinderen weer terugbracht naar mijn vrouw. Dan kwam het gevoel van eenzaamheid dubbel zo hard bij me binnen.
Ik heb een volledige baan waar ik al 22 jaar heel blij mee ben. Ik vermijd het onderwerp eenzaamheid op mijn werk. Het is een taboe en ik denk ook dat mensen zich niet goed kunnen inleven in iemand die zich eenzaam voelt. Met mijn collega’s wil ik zoveel mogelijk plezier maken. Ik wil mensen niet afstoten en zet dus een masker op. Mensen zien niet dat ik zo alleen ben en met humor kun je veel oplossen. Ik ga ’s ochtends fluitend naar mijn werk. Het slaat alleen meteen weer om op het moment dat ik op weg naar huis ga. Dan voel ik gelijk weer die eenzaamheid op me af komen.
Ik ben mijn vertrouwen in mensen kwijt geraakt en ben erg argwanend. Het is daardoor ook steeds moeilijker om weer iets nieuws op te bouwen. Ik ontmoet ook niet zo snel meer iemand, doordat ik steeds minder hobby’s en vrienden heb. Datingsites zijn niets voor mij, omdat ik heel achterdochtig ben. Ik durf me niet te geven op zo’n site, ik vraag me aldoor af wie daar eigenlijk achter de computer zit. Als ik televisie of een film kijk en het gaat over een familie met kinderen, dan word ik vaak heel emotioneel. Of als ik een gezin op straat zie lopen, dan zie ik dat ze hun geluk voor lief nemen. Ze staan er niet bij stil,
208
maar voor mij is het heel pijnlijk. Dat is misschien ook wel het mooie van geluk, dat je er niet bij stil staat. Maar bij mij gaat niets meer vanzelf. Mijn eenzaamheid is heel diep geankerd, mijn basis en vaste grond is onder mijn voeten weg.
Soms laat ik de gordijnen de hele dag dicht. Het is een vreselijk gevoel dat er niemand is als er ’s avonds ineens iets met me zou gebeuren. Sinds de scheiding ben ik ook veel meer gaan drinken, wat nu ook wel een groot probleem is geworden. Ik drink niet elke dag, waar ik wel trots op ben, maar als ik drink dan zijn het zo twaalf flesjes op een avond. En dan neem ik er vaak nog een jointje bij. De problemen stapelen zich op. Ik ben langzamerhand bezig met zelfdestructie. Ik heb longemfyseem dus ik moet echt stoppen met roken. Maar ik heb op mijn kinderen na weinig prikkels of redenen om dat door te zetten. Ik heb hulp gehad van GGZ en gesprekken gehad in groepen, maar daar ben ik ook flink teleurgesteld. Ik heb nu een sociaal werkster sinds een jaar. Het lost heel veel op om erover te praten. Ik weet nu ook wel wat de handvaten zijn om uit mijn ellende te komen, maar ik durf niet meer. Het is door alle teleurstellingen te pijnlijk geworden het te proberen.ii Instructie In deze oefening gaan we aan de slag met de eigen schroom om hulp te bieden en de schroom van de ander om hulp te vragen. We werken in tweetallen. We nemen de onderstaande dialoogvragen als ingang voor het gesprek met elkaar. -
Welke vormen van vraagverlegenheid en handelingsverlegenheid herkent u in dit fragment?
-
Op welke manier pakt u in uw werkpraktijk vraagverlegenheid op met een persoon? o
-
-
Wat was het effect van uw aanpak in een concreet geval?
Op welke manier ervaart u zelf schroom om hulp te bieden? o
Wat houdt u tegen?
o
Wat is daarvan het effect voor uw manier van ondersteuning?
o
Wat is daarvan het effect voor de persoon?
Als u op dit gesprek reflecteert: o
Wat is dan het effect van uw eigen schroom?
o
Wat zou u in het vervolg anders doen?
o
Waar zou Hein bij gebaat zijn?
209
Erp, M, van, (2015) Ik worstel met mijn leven. In Linders, L., & Feringa, D. (Red.). (2015): Stilstaan om vooruit te Komen: Casuïstiekbundel rond het thema informele ondersteuning. Movisie: Utrecht. 69 Ik worstel met mijn leven Actoren: Letse woonachtig op het Nederlandse platteland. Perspectief: Olga, een vrouw uit Letland die in Nederland woont. Context: Kleine kernen, platteland, dorp. Sleutelwoorden: Verenigingen, eenzaamheid, sociale contacten, migrant, informele zorg. Een Letse in een mooi Nederlands dorp ‘Mijn hele leven heb ik in Letland gewoond, aan de rand van de stad Riga. Ik ben daar opgegroeid en woonde nog bij mijn ouders toen ik geschiedenis studeerde aan de universiteit. Daarna ben ik in een bibliotheek gaan werken en kon ik een eigen flatje huren aan de rand van het centrum. Alles was op loopafstand, musea, school en werk. Toen ik in Riga woonde verlangde ik naar meer groen in mijn directe omgeving. Hier in Nederland woon nu ik te midden van weilanden en boomgaarden, in een klein dorpje in het oosten van het land. In de beginjaren heb ik ontzettend vaak tegen mijzelf gezegd “Wow Olga, wat is dit een mooi dorpje met al die bossen en velden.” Zeven jaar geleden ben ik getrouwd met een diplomaat uit Den Haag en hebben wij dit huis gekocht. Mijn man wilde in de buurt van zijn ouders wonen die na hun pensionering ook naar dit dorp verhuisden. Dat leek hem ook prettiger voor mij omdat hij vaak ‘en route’ is voor zijn werk. De bewoners uit het dorp noemen ons altijd “de westerlingen”. En als westerling kom je er niet gemakkelijk tussen. Je moet hier bijna opgegroeid zijn en elkaar vanaf de basisschool kennen om erbij te horen. De mensen in het dorp zijn heel behulpzaam hoor. En ik heb wel enkele contacten en kennissen via de school van mijn zoon, maar echt dichtbij kom ik niet. Niemand komt eens gezellig bij mij op bezoek. Op een gegeven moment heb ik deelgenomen aan een hobbycursus en ben ik lid geworden van de volleybalclub, maar een echte band heb ik niet met andere mensen kunnen opbouwen. “Het zijn lieve mensen, maar toch...” Via mijn man leer ik nauwelijks nieuwe vrienden kennen. Zijn vriendengroep is zeer beperkt. Hij heeft daar ook geen behoefte aan en vermaakt zich op zijn vrije dagen het liefst met klussen in en om huis.’
210
Worstelt met haar situatie ‘Ik ben bijzonder blij met de mooie natuur, maar merk dat ik het stadsleven toch wel mis. Eerlijk gezegd worstel ik een beetje met mijn situatie. Mijn leven is enorm veranderd sinds ik hier ben komen wonen. Vroeger studeerde ik en ging ik uit, nu ben ik een thuiszitter. Ik zit met mijn zoontje en ben beperkt in mijn vrijheid. Het is hier mooi, maar ik worstel met mijn leven. Ik wil graag meer onder de mensen zijn. Mijn man en ik hebben overwogen naar een woonwijk met meer jonge gezinnen te verhuizen en even kwam zelfs de gedachte op om terug te gaan naar Letland. Het idee dat mijn zoon dan op zijn beurt in een andere wereld terecht zou komen en dat mijn man Lets zou moeten gaan leren en in feite hetzelfde zou meemaken als ik nu ervaar, heeft ons weerhouden. Er zou bovendien geen werk voor hem zijn in Letland. Ik heb er nu vrede mee hier te blijven, maar ik moet mezelf er regelmatig van overtuigen dat het hier goed wonen is. Er is hier weinig te doen voor mijn zoontje van vijf jaar. Hij wilde zo graag op acrobatiek, maar hier in het dorp heb je enkel turnlessen voor meisjes. In mijn straat wonen vooral gepensioneerden. Het is jammer dat er geen speelkameraadjes vlak bij wonen.’ Wil graag aan activiteiten meedoen, maar… ‘In het dorp worden verschillende activiteiten voor inwoners georganiseerd door een welzijnsorganisatie. Er is van alles voor de dorpelingen, bingo, sjoelen, kaarten en biljarten. Maar daar gaan mijn interesses niet naar uit. Ik zou het prettig vinden als er bijeenkomsten georganiseerd worden voor mensen van mijn leeftijd, jongvolwassenen met dezelfde interesses. Ik hou onder andere van muziek, sport, boeken, reizen en van andere culturen. Via internet verdiep ik me in thema’s, maar het is gezelliger om kennis en ervaringen uit te wisselen in groepsverband. Ik heb het wel eens aangekaart bij de welzijnsorganisatie, maar er wordt niets mee gedaan. Jammer dat zoiets niet kan in dit dorp.’ Oriënterende vragen
Wie is hier de primaire hulpvrager?
Aan wie zou je welke vragen stellen? Benoem de vragen die je hebt.
Welke personen zijn er in beeld en welke personen mis je? Wie zou je verder erbij betrekken en hoe pak je dat aan?
In hoeverre zou je in deze situatie individueel en/of collectief benaderen?
Welke vaardigheden heb je volgens jou nodig om te kunnen handelen?
Welke kennis heb je volgens jou nodig om in deze casus te kunnen handelen? Waar kun je deze kennis vinden? Ga hiernaar op zoek.
Dialoog- en verdiepingsvragen
Formuleer eigen dialoogvragen naar aanleiding van:
Een inleiding over eenzaamheid door dr. Jenny de Jong-Gierveld, zie Youtube.com Eenzaamheid
deel 1 (Geüpload op 7 nov. 2010) en Eenzaamheid deel 2 (Geüpload op 16 nov. 2010
211
Youtube.com, zie Vrouwenpraatgroep Twello (geüpload op 28 dec. 2014).
212
Erp, M, van, (2015) Ten koste van mij zelf. In Linders, L., & Feringa, D. (Red.). (2015): Stilstaan om
vooruit te Komen: Casuïstiekbundel rond het thema informele ondersteuning. Movisie: Utrecht. 70 Ten koste van mijzelf Actoren: Alleenwonende vrouw, ouders, familie, vriendinnen. Perspectief: Anja, een vrouw die een aantal mensen ruimhartig financieel ondersteunt . Context: Familie, vrienden, kerkgemeenschap. Sleutelwoorden: Religie, schuldhulpverlening, informele steun, pesten. Beperkt door overgewicht ‘Vanwege mijn gezondheidsproblemen is het erg lastig om een vaste baan te vinden. Al op de lagere school werd ik gepest met mijn overgewicht. Nu heb ik flink wat gewrichtsklachten en diabetes omdat ik zo zwaar ben. Tussen mijn achttiende en twintigste jaar ben ik er qua werk en opleiding een paar jaar helemaal tussen uit geweest. Ik was in die tijd door de pijnklachten zeer beperkt in mijn bewegingsvrijheid. Een uitje in het weekend of een middag lekker shoppen met vriendinnen zat er gewoon niet in. Het voelt heel vervelend om steeds na een uur al te moeten zeggen dat het niet langer gaat en dat je weer naar huis wilt. Voor mij, maar ook zeker voor de ander, heeft het weinig zin om dan samen op stap te gaan. Vaak besloot ik uiteindelijk om maar niet mee te gaan. Ja, en dan in bed voelde ik me heel alleen.’ Ik wil altijd anderen helpen en dat vreet aan me ‘Mijn vader en moeder hebben mij geleerd dat ik me nooit alleen hoef te voelen. Zij zeggen dat zij altijd voor mij klaarstaan en dat ik op God moet vertrouwen als ik het moeilijk heb. Dat geeft mij wel wat steun, maar het lost de problemen waar ik in het dagelijkse leven tegenaan loop niet op. Ik ben iemand die graag anderen helpt. Voor mijn opa en oma, ze zijn allebei overleden, deed ik werkelijk alles. Ik kon goed met hen praten, misschien wel beter dan met mijn ouders. Ik mis mijn opa en oma heel erg. Mijn ouders en mijn zusje vertel ik lang niet alles. Onze gesprekken zijn nogal oppervlakkig en eindigen vaak met de opmerking “Wees sterk en verstandig Anja” en “Je kunt altijd goede raad vragen aan God.” Tja, ik moet me misschien ook niet zo druk maken om de situatie van anderen, zoals die van mijn nichtje en een goede vriendin. Zij zitten met geldzorgen. Ik help hen nogal eens uit de financiële problemen, maar daardoor ben ik zelf in de problemen geraakt. Ach, daar kom ik wel weer uit, maar toch. Voor hen doe ik misschien wel teveel. Ik moet immers opletten dat ikzelf alles bijtijds betaal nu ik een eigen huisje heb. Behalve mijn ex-vriend weet niemand dat ik mijn
213
nichtje en ook mijn vriendin af en toe wat geld toeschuif. Mijn nichtje is gewoon familie en familie moet je altijd helpen. Dat heb ik zo geleerd. Voor mijn vriendin geldt min of meer hetzelfde. Zij is een kerkvriendin van vroeger. Ik ken haar al mijn hele leven en leen haar af en toe vijftig euro. Ik vind het niet zo erg dat zij me dat pas over een jaar terugbetaalt. Ik vertel niet aan anderen dat ik hen geld leen, omdat ik vind dat anderen van mij niet hoeven horen dat het slecht met hen gaat en dat ze schulden hebben. Zij hebben het mij in vertrouwen verteld. Ikzelf zou ook niet willen dat dingen van mij worden doorverteld. Mijn ex-vriend was het hier niet mee eens. Dat is ook de reden dat hij bij me is weggegaan. Hij vond dat ik te ver ging met het geven van geld aan anderen. Ja, het vreet soms erg aan me dat ik altijd het gevoel heb een ander te moeten helpen.’ Mijn eigen problemen aankaarten doe ik niet ‘Toen mijn relatie na zeven jaar uitging, stortte mijn wereld in elkaar. Wat heb ik mij alleen gevoeld toen mijn vriend, mijn enige houvast voor wie ik altijd klaarstond en met wie ik alles kon delen, mij in de steek liet. Ik snap niet dat hij is weggegaan. En toch zal ik mijn hartsvriendinnen blijven bijspringen, ook al vindt een ander dat onverantwoord. Zo ben ik nou eenmaal. Anders ben ik mijzelf gewoon niet. Mensen begrijpen dat niet. Met mijn ouders spreek ik hier nooit over. Ik zie hen elke dag en praat wel met hen, maar niet over zaken waar ik echt mee zit. Vroeger gebeurde het wel eens dat ik spontaan begon te huilen en dan troostten zij mij natuurlijk wel. Maar openlijk mijn problemen aankaarten, dat doe ik niet. Ik hou de dingen liever voor mijzelf. De huisarts heeft mij wel eens getipt om contact op te nemen met het sociale wijkteam, maar dat doe ik liever niet. Ik kan aan anderen nou eenmaal niet goed uitleggen waarom ik de dingen doe zoals ik ze doe.’ Oriënterende vragen
Wie is hier de primaire hulpvrager?
Aan wie zou je welke vragen stellen? Benoem de vragen die je hebt.
Welke personen zijn er in beeld en welke personen mis je? Wie zou je verder erbij betrekken en
hoe pak je dat aan?
In hoeverre zou je in deze situatie individueel en/of collectief benaderen?
Welke vaardigheden heb je volgens jou nodig om te kunnen handelen?
Welke kennis heb je volgens jou nodig om in deze casus te kunnen handelen? Waar kun je deze
kennis vinden? Ga hiernaar op zoek. Dialoog- en verdiepingsvragen Formuleer eigen oriënterende vragen naar aanleiding van: 1.
Een inleiding over eenzaamheid door dr. Jenny de Jong-Gierveld, zie Youtube.com Eenzaamheid
deel 1 (Geüpload op 7 nov. 2010) en Eenzaamheid deel 2 (Geüpload op 16 nov. 2010).
214
Casus ontleend aan de Effectencalculator: www.effectencalculator.nl 71 Anna kan weer verder met haar leven Anna is 23 jaar oud. Op haar 21e kreeg Anna te maken met de wijkagent in haar woonplaats. Haar vader had de wijkagent ingelicht, omdat hij het nieuwe vriendje van Anna niet vertrouwde. De wijkagent beaamde dat er iets niet goed zat, en besloot om het sociaal wijkteam in te schakelen. Samen met de wijkagent kwam Anna naar het gesprek met een sociaal werker van het sociaal wijkteam. Tijdens dit gesprek komt zij tot het inzicht dat zij door haar vriendje in de problemen zou kunnen raken. Hij verkeert namelijk in een ‘fout’ netwerk. Zij besluit om zich aan te melden bij voor ondersteuning. Anna verbreekt het contact met de vriend, maar is vervolgens bang om op straat te komen. Ook houdt de situatie haar tegen om weer naar school te gaan. Na het verbreken van het contact blijft de jongen ook verschijnen voor haar deur, en zoekt toenadering. Anna vindt het moeilijk om hier niet op in te gaan. Van een sociaal werker krijgt zij enige tijd een uur in de week ondersteuning. Met de hulp van de sociaal werker herstelt zij contact met haar oude vriendinnen, en knapt duidelijk op. Samen met de sociaal werker oriënteert zij zich ook op een nieuwe opleiding. De sociaal werker besluit een netwerkbijeenkomst te organiseren met Anna en de familie. Samen besluiten ze dat het goed zou zijn als Anna meer contact met haar familie zou hebben. Zij maakt afspraken over familiebezoek, en schrijft deze zelf op. Het netwerk van Anna slaagde er in om Anna weer buiten de deur te krijgen. Ook besluit Anna weer naar school te gaan. Toch blijft het voor Anna moeilijk om haar familie op te zoeken. Zij blijft ook angstig zo nu en dan, en haar huisarts verwijst Anna door naar de GGZ-zorg, waar zij in therapie gaat.
215
Dialoogvragen In het sociale domein vinden steeds meer evaluatieonderzoeken plaats. Bij evaluatie bepaal je de waarde van een interventie. Je kijkt naar hoe goed de interventie is (in welke mate wordt het doel bereikt) en naar de hoeveelheid geld die hier voor nodig is. Dit noemen we ook wel effectiviteit en efficiëntie.
-
Welke criteria zou je willen gebruiken om deze interventie te beoordelen?
-
Wat denk je dat deze interventie in totaal gekost heeft?
-
Wat zou je willen verbeteren aan deze interventie?
-
Hoe zou je op kosten willen besparen?
-
Staan de kosten volgens jou in verhouding met de opbrengst?
Verdiepingsvragen over de effectencalculator Op de website van de effectencalculator staat een maatschappelijke prijslijst. Hierin kun je zien wat de verschillende vormen van ondersteuning kosten. -
Wat kost de inzet van de wijkagent?
-
Wat kost de inzet van de sociaal werker?
-
Welke informatie zou je nog meer nodig hebben om een complete beeld te krijgen van de interventie?
Kennisbron website effectencalculator: www.effectencalculator.nl
i
Citaten zijn afkomstig van www.eenzaam.nl
ii
Citaten zijn afkomstig van www.eenzaam.nl