Kwaliteitsjournaal November 2010 | nummer 14
Effectieve interventies: leren en profileren Ruim tien organisaties voor Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening (W&MD) in Amsterdam doen gezamenlijk mee aan het REIS-programma (Regionale Effectieve Interventies Samenwerkingsverband). Nanko Horstmann, regiodirecteur bij Stichting DOCK en tijdelijk voorzitter van REIS Amsterdam, is blij dat het methodisch werken daarmee hoger op de agenda is gekomen: ‘Het helpt de professionals om verder te komen in hun vak. En het helpt de sector om zich beter te profileren.’
Wat verwacht u van het REIS-programma? ‘De kwaliteit van de dienstverlening versterken en daarover in gesprek gaan met je partners en finan ciers, dat is wat mij betreft nu al de grote winst van REIS’, zegt Nanko Horstmann. ‘Het heeft best wat tijd gekost om met elkaar af te stemmen wat we nu precies met REIS willen. We vormen een bont ge zelschap van verschillende organisaties, maar ons ambitieniveau is de bindende factor. Samen willen we het welzijnswerk versterken door te werken met interventies die op hun effectiviteit zijn onderzocht. We hebben uiteindelijk gekozen voor twee interven ties waar we nu mee aan de slag zijn gegaan: ‘Ou derbetrokkenheid’ (ondersteunen van ouders) en Participatieve Audit Jongeren Amsterdam (PAJA).’
Hoe is de keuze voor die twee methodieken tot stand gekomen? ‘We zijn pragmatisch te werk gegaan. Eerst hebben we allemaal methodieken aangedragen waarvan we dachten dat ze in aanmerking zouden kunnen ko men, afgemeten aan de criteria die door MOVISIE
zijn opgesteld voor opname in de databank. Daarna is bekeken welke interventies voor zoveel mogelijk deelnemende organisaties interessant zijn. Vervol gens hebben we MOVISIE gevraagd om een advies: zijn de twee methodieken die de meeste voorkeur hebben, ook de beste om te kiezen. Daar is dus een ‘ja’ uitgerold.’
Wat moet wat u betreft het onderzoek naar de effectiviteit van de methodieken straks opleveren? ‘Het belangrijkste vind ik dat de kennis over de methodiek de professional vooruit kan helpen in zijn of haar werk. Weten wat de werkzame componen ten van een interventie is, kan vaste grond onder de voeten geven. Welzijnswerk is vaak niet geschoeid op wetenschap, maar op intuïtie: de welzijnswerker schat in wat wanneer ingezet moet of kan worden. Daar is niks mis mee, maar het is wel zo prettig als je weet dat de methode die je hanteert dan ook de beste is. Lees verder op pagina 2 >
Welzijn Nieuwe Stijl U heeft een extra dik nummer van Kwaliteitsjournaal in handen. Dikker, omdat we met ingang van dit nummer ook uitgebreid aandacht besteden aan Welzijn Nieuwe Stijl en het stimuleringprogramma dat VWS, VNG en MOgroep W&MD in het leven hebben geroepen. De bedoeling van Welzijn Nieuwe Stijl is om de kwaliteit en professionalisering van het welzijnswerk een impuls te geven.
1
aan het ‘oude vertrouwde’ kun je geen verbetering bewerkstelligen. Terwijl het daar juist om gaat. We zijn er toch ook aan gewend om met een pc te werken in plaats van een typemachine? De inzet van een andere methodiek raakt meer aan de inhoud van het werk, maar het kan heel stimulerend zijn om te merken dat je betere resultaten kunt boeken. Ik denk dat het merendeel van de mensen in de sector daar gretig gebruik van zal maken.’
Wat levert het organisaties voor W&MD op om te werken met effectieve methodieken?
Anders geformuleerd: een effectieve methodiek is een goed hulpmiddel voor de professional. Daarnaast vind ik het winst dat je als organisatie wat meer basis krijgt om tot een keuze voor een metho diek te komen. Er is zoveel ervaring in de branche, maar vaak zijn ervaringen met methodieken lastig te vergelijken. Wat dat betreft is de databank Effectieve Sociale Interventies een uitkomst.’
Hoe past het onderzoek naar effectiviteit binnen Welzijn Nieuwe Stijl? ‘Welzijn Nieuwe Stijl is in mijn ogen vooral een visie op noodzakelijke vernieuwing in het welzijnswerk. ‘Resul taatgericht’ is één van de acht geformuleerde bakens. Effectiviteit sluit daar vrijwel naadloos bij aan. Het is een manier om te laten zien dat we er alles aan doen om het gewenste resultaat te bereiken. Al wil ik daarbij wel opmerken dat werken met een effectieve metho diek alleen niet voldoende is. Resultaten boeken is in hoge mate afhankelijk van de professionaliteit van de welzijnswerker. De gekozen methodiek levert daar een bescheiden bijdrage aan, zo’n 30%. De resterende 70% hangt aan de professional die de methodiek inzet. Investeren in de scholing en ontwikkeling van mensen die het werk uitvoeren is minstens zo belangrijk om resultaten te kunnen boeken.’
Verwacht u weerstand bij professionals als ze op basis van het onderzoek naar effectiviteit zouden moeten overstappen op een andere methodiek? ‘Het kan best vragen oproepen: hebben we het dan tot nu toe niet goed gedaan? Maar ik verwacht ook dat onze mensen professioneel genoeg zijn om de kans om te verbeteren ook te pakken. Want dat is hoe ik het zie: we deden al heel erg ons best, en krijgen nu wellicht de mogelijkheid om nog betere resultaten te boeken. Daar moet je voor gaan. Werk en werkprocessen ver anderen nu eenmaal, in alle sectoren. Als je vasthoudt
2
‘Ik vind dat je niet moet denken in ter men van ‘opbrengsten’. Ik denk dat het eerder vreemd wordt gevonden als je geen gebruik maakt van de kennis die dit onderzoek op gaat leveren. Als je ervoor kiest om een andere methodiek of interventie te gebruiken, terwijl er een gevalideerd alternatief is, heb je wat uit te leggen aan je financier, lijkt me. Ik verwacht ook niet dat het per se een onderscheidend kenmerk is. Veruit de meeste organisaties voor W&MD werken straks met onderzochte methodieken. De meer waarde ligt mijns inziens vooral op het vlak van profile ring van de sector als geheel. Het lijkt me fantastisch om met onderzochte methodieken in de hand te kun nen aantonen dat wat wij doen ook daadwerkelijk een bijdrage levert aan het behalen van maatschappelijke doelstellingen.’
Gekozen interventies Bij de keuze van de interventies speelde een aan tal praktische overwegingen en criteria een rol. MOVISIE stelt als voorwaarde dat een interven tie tenminste twee jaar in gebruik is en op meer dere plaatsen ingezet is. De gekozen interven ties konden op het meeste draagvlak rekenen bij de deelnemende organisaties. Zij kozen voor de Participatieve Audit Jongeren Amsterdam (PAJA) omdat het vraaggerichte aspect verbreed kan worden naar andere doelgroepen. De keuze viel op ‘Ouderparticipatie’ (het ondersteunen van ou ders) omdat de deelnemers mogelijkheden zien in de samenwerking met andere organisaties op het terrein van onderwijs, zorg en wonen. Ook telde mee dat de adviesraad heeft aange geven geïnteresseerd te zijn in nader onderzoek naar deze twee interventies. De Gemeente Am sterdam maakt deel uit van deze adviesraad.
Welzijn als regisseur van de samenwerking Welzijn Nieuwe Stijl? Dat is vooral proactief te werk gaan en samenwerken met zoveel mogelijk ketenpartners, aldus Herman Mittendorff, wethouder in de gemeente De Bilt. De gemeente is de trekker van de elf partijen die de handen ineenslaan voor het Wmo-vernieuwingsproject MENS, dat zich richt op het ontwikkelen van een infrastructuur voor wonen, welzijn en zorg. Welzijn Nieuwe Stijl in de praktijk.
Herman Mittendorff
zie het als een maatschappelijke opdracht, in de geest van de Wmo’, aldus Mittendorff. ‘Het gaat erom dat we mensen helpen het leven te kunnen leiden waar zij zich prettig bij voelen. In verreweg de meeste gevallen is dat thuis, in de vertrouwde omgeving. Eenzaamheid en isolement, zeker bij ouderen, liggen op de loer. De Wmo is participatiewet, bedoeld om mensen mee te laten draaien en onderdeel uit te laten maken van onze samenleving. Daar hebben we bij het opzetten van het project MENS op ingezet.’
Proeftuinen
‘Leeftijd, gezondheidsproblemen of een andere beper king mogen geen beletsel vormen voor maatschappe lijke participatie en integratie’, stelt Herman Mitten dorff. Als wethouder in De Bilt heeft hij onder meer Zorg, Welzijn en Maatschappelijke Ondersteuning in zijn portefeuille. ‘Met MENS willen we ervoor zorgen dat iedereen prettig kan wonen in De Bilt, met de onder steuning die hij of zij nodig heeft. De ondersteuning is erop gericht om mensen, mits ze dat willen, zo lang mogelijk thuis te laten wonen. Dat is prettiger voor de mensen en beperkt zorgkosten.’
Maatschappelijke opdracht Het is op zijn minst opmerkelijk te noemen dat een gemeente zich inspant om de instroom in de zorg te beperken. De zorg wordt immers niet gefinancierd door de gemeente, en er is dan ook geen financiële prikkel om de instroom in te dammen. Sterker nog, met het creëren van extra voorzieningen en ondersteuning is de gemeente eerder meer dan minder geld kwijt. ‘Ik
MENS is een veel omvattende aanpak, met veel deel projecten. Om de aanpak goed te kunnen invoeren, is ervoor gekozen om te starten in twee wijken en kernen in de gemeente: De Bilt-west en de kern Maartens dijk. Uitgangspunt is een vraaggerichte aanpak waarbij wonen, welzijn en zorg integraal aangeboden worden. Dat aanbod geldt voor iedereen met een ondersteu ningsbehoefte, ouderen maar ook mensen met een lichamelijke of geestelijke beperking. Patty van Ziel is wijkprojectleider MENS in de wijk De Bilt-west. Met haar welzijnsachtergrond is zij de aangewezen persoon om de samenwerking tussen de organisaties te stimuleren en verder te brengen. ‘Dat is in mijn ogen gelijk de essentie van het welzijnswerk: het proces op gang brengen en houden, door partijen met elkaar te verbinden. Voorheen werd er nogal eens langs elkaar heen gewerkt. We hebben dus niet alleen nieuwe diensten ontwikkeld, maar vooral ook heel veel energie gestoken in het verbeteren van de samenwer king en de onderlinge afstemming. Daar heeft welzijns werk bij uitstek verstand van. Of dat Welzijn Nieuwe Stijl is? Ik weet het niet, maar het is wel een hele be langrijke taak. Iemand moet de kar trekken en zorgen voor de smeerolie tussen de tandwielen. En die rol heb ben wij dus.’
Erop af Bij een gemeente als De Bilt denk je niet gelijk aan grootstedelijke problematiek en achterstandswijken. Maar de gemeente heeft zo zijn eigen knelpunten, die nauw samenhangen met de bevolkingsopbouw. Zo wonen er relatief veel ouderen, allemaal met een be hoefte aan ondersteuning in meer of mindere mate. ‘Er is hier nogal wat terughoudendheid in het vragen om hulp’, weet Patty van Ziel. ‘Die vraagverlegenheid heeft te maken met onbekendheid, maar ook met schaamte.
3
Voor veel mensen met een redelijk inkomen is het van zelfsprekend om alles zelf te regelen. Het is ‘not done’ om hulp te vragen.’ Daarom zijn er in de twee wij ken adviseurs Wonen, Welzijn, Zorg aangesteld die de mensen thuis bezoeken. Zij gaan af op signalen die zij krijgen van wijkbewoners en zogenaamde ‘ambassa deurs’: vrijwilligers die fungeren als ogen en oren in de wijk. Daarnaast kunnen zij ook inspelen op signalen van de huisarts, de thuiszorg of de woningbouwvereniging. De adviseurs leggen verbindingen tussen organisaties en zorgen ervoor dat de burgers de ondersteuning krij gen die het mogelijk maakt om zo lang mogelijk thuis te blijven wonen. Patty van Ziel geeft een voorbeeld: ‘Soms zijn mensen niet in staat om zelf het onderhoud van hun huis te doen of om hulp hierbij in te kopen. We hebben nu contact met de sociale werkvoorziening. Hun medewerkers kunnen klusjes om en in huis doen en zo bijdragen aan de zelfstandigheid van ouderen. Daar komen soms duurzame contacten uit voort.’
Eén loket Een ander deelproject in het kader van MENS is de komst van het servicecentrum, waarmee voor bewo ners één loket is gecreëerd voor Wonen, Welzijn en Zorg in de eigen wijk. Het servicecentrum is in De Bilt-west gevestigd in het buurthuis. ‘Met de start van MENS is er nadrukkelijk voor gekozen om niet weer een nieu we organisatie op te tuigen’, aldus Van Ziel. ‘We doen niets nieuws, we doen het alleen beter en meer samen hangend dan voorheen. We stemmen de bestaande voorzieningen beter op elkaar af en werken onderling beter samen.’
Samenwerken
Convenantpartners MENS De Bilt Animo, Welzijn Kwintes, GGZ De Bilthuysen, Thuiszorg Reinaerde, Zorg Cordaan/Dijkckstate, Thuiszorg SSW, Woningstichting SWO De zes kernen, Welzijn ouderen Beeuwkes, Thuiszorg Gezondheidscentrum De Bilt, Eerstelijnszorg Gemeente De Bilt Provincie Utrecht
Die samenwerking is in De Bilt ook formeel bekrachtigd met een convenant dat door elf partijen is ondertekend (zie kader). Dat was voor Mittendorff een belangrijke mijlpaal. ‘Daarmee is het proces dat we met elkaar hebben ingezet formeel bekrachtigd. Daar is een heel traject aan vooraf gegaan. De Wmo heeft ons als ge meente de mogelijkheid gegeven de regie te nemen en die hebben we gepakt. Maar je moet het wel samen doen. Ik heb in 2006 alle partijen bij elkaar gehaald. Gezamenlijk hebben we geconstateerd dat het anders moest en kon. Ketensamenwerking is essentieel om tot een integrale aanpak te komen. Daarvoor hebben we geldstromen bij elkaar moeten brengen en schotten weg moeten halen. Ik ben er trots op dat dat gelukt is, met commitment van alle partijen. De vraag van de bewoners staat nu echt centraal in de proefwijken. De gemeenteraad beslist volgend jaar of we verder gaan op de ingeslagen weg, ook in de andere wijken. Zorg en Welzijn zij nu veel beter op elkaar afgestemd en sluiten beter aan op de behoefte van onze burgers. Welzijn heeft daarmee veel meer een steunende, activerende en ontwikkelende rol gekregen, ook als het gaat om de samenwerking tussen alle betrokken partijen. En ja, dat kun je best Welzijn Nieuwe Stijl noemen.’ Kijk op www.mensdebilt.nl voor meer informatie.
4
Databank ‘Effectieve interventies’ van start Op 3 juni jl. is de databank ‘Effectieve sociale interventies’ officieel gelanceerd. Dat gebeurde tijdens een interactieve werkconferentie. Op vijf plaatsen in Nederland, Haren, Hengelo, Utrecht en Venray, zagen deelnemers per videoverbinding hoe Marijke Steenbergen, bestuursvoorzitter van MOVISIE, de databank in werking stelde.
Interventies die in het kader van het programma Re gionale Effectieve Interventies Samenwerkingsverban den (REIS) van MOgroep W&MD onder de loep worden genomen, krijgen een plaats in de databank. Bert Hol man van het ministerie van VWS en Marcel Mathijssen van MOgroep Welzijn & Maatschappelijke Dienstver lening (W&MD) spraken hun waardering uit voor het beschikbaar komen van de databank. In de databank zijn als eerste aanzet al twintig methodieken uitgeb reid beschreven. Daarvan is goed onderzocht wat de werkzame elementen zijn, en welk onderzoek er is gedaan naar de methodiek. De komende jaren wordt de databank verder gevuld. Eén van de sprekers tijdens deze bijeenkomst was Astrid van der Kooij, manager Trends & Onderzoek van MOVISIE. Zij ging in op het fenomeen ‘Effectieve Interventies’ en de vraag ‘Wat ve staan we daar onder in het kader van de databank?’ Ze noemde drie be langrijke categorieën informatie die een plek moe ten krijgen bij de beschrijving van een methodiek in de databank: • een beschrijving van de beschikbare wetenschap pelijke kennis rond de methodiek; • praktijkervaringen van professionals; • praktijkervaringen van burgers/cliënten. Ze gaf een toelichting op de opzet van de databank zelf en hoe die gebruikt kan worden door W&MDorganisaties, maar ook bijvoorbeeld beleidsambtenaren bij gemeenten. Aansluitend zette Daan Wienke, adviseur bij WWRG, op verzoek van MOgroep W&MD kort het belang van een goed plan van aanpak voor de implementatie van nieuwe interventies uiteen. Als organisaties op basis van de databank aan de slag willen met methodieken, is het zaak dat zij het werken met de methodiek zorg vuldig implementeren en begeleiden. Op verzoek van MOgroep W&MD schreef Wienke de handreiking Leren implementeren die al even geleden aan alle leden van MOgroep W&MD verstuurd is. Deze handreiking geeft concrete stappen aan voor het implementatieproces. Kristine Evertz van de Blijf Groep Amsterdam en Nico van Oosten van MOVISIE presenteerden de metho diek Begeleide Terugkeer, die veel wordt gebruikt in de Vrouwenopvang. Centrale vraag in de presentatie was, of deze methodiek geschikt is om onderzocht te worden op effectiviteit. Er wordt op veel plaatsen in Nederland
mee gewerkt, maar er blijkt wel erg veel lokale variatie op de methodiek te zijn ontstaan: organisaties geven (deels) een eigen invulling aan de methodiek. Met de zaal deelden zij hun afwegingen om wel of niet een onderzoekstraject te starten. De bezoekers van de bij eenkomst deden suggesties voor de mogelijke onder zoeksopzet en benoemden aandachtspunten bij dat onderzoek. Deze samenspraak gaf een mooi kijkje in de onderzoekskeuken en de dilemma’s waar onder zoekers mee te maken krijgen als zij effectiviteiten van methodieken in de sociale sector willen onderzoeken. De databank ‘Effectieve interventies in de sociale sec tor’ is te raadplegen op www.movisie.nl/effectieveinter venties. De handreiking Leren implementeren. Handleiding voor methoden en werkwijzen in Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening is toegezonden aan alle leden van MOgroep W&MD. Extra exemplaren zijn à € 5,te bestellen via www.mogroep.nl, onder vermelding van de titel en brochurenummer WMDB0041.
5
Evidence based practice: wel of niet geschikt voor de sociale sector? ‘Loodgieters en tandartsen kiezen het gereedschap waarmee zij hun werk het best kunnen doen. De klant vertrouwt daarop. Zo moet ook de welzijnswerker de juiste methodiek kiezen. Dat is hij verplicht aan zijn cliënten, aan zijn eigen professionaliteit en aan de overheid, de grootste opdrachtgever van het welzijnswerk’, aldus Jan Steyaert, lector Sociale infrastructuur en Technologie aan de Fontys Hogescholen. ‘Zolang de sector geen harde argumenten heeft om duidelijk te maken welke interventies werken, blijft de sector speelbal van de politiek.’
Met Tineke van den Biggelaar en Johan Peels publiceer de Jan Steyaert dit jaar het boek De bijziendheid van evidence based practice; beroepsinnovatie uit de sociale sector. Een gesprek over evidence based practice en die ‘bijziendheid’.
Blijkbaar bent u het niet eens met wetenschappers als Roelof Hortulanus, die zeggen dat evidence based practice als begrip voor de sociale sector onbruikbaar is? ‘Het model evidence based practice heeft in essentie krachtige handreikingen om onderscheid te kunnen ma ken tussen effectieve en niet of minder effectieve inter venties. Zo kun je gebruik maken van de informatielad der, waarbij je een rangschikking maakt van informatie die je meer of minder gewicht geeft. Een wetenschap pelijke evaluatie van een methodiek krijgt dan meer ge wicht dan een reclameboodschap of een interview met een professional in een vakblad die zegt dat een aanpak fantastisch werkt.
Is de term ‘aantoonbaar effectief’ niet handiger? ‘Het is wel zo dat het begrip evidence based practice in hoge mate vervuild is geraakt. In de sector en in de wetenschap heeft iedereen er nu een eigen beeld bij ge vormd. Er is een karikatuur van gemaakt. De introductie van de term ‘aantoonbaar effectief’ is een poging om aan die karikatuur te ontsnappen, maar de term verwijst in feite naar hetzelfde denken. Evidence based practice komt uit de geneeskunde en is overgeheveld naar de sociale sector. Maar die omgeving is vele malen com plexer dan die van de gezondheidszorg. Voor de sociale sector is het begrip evicence based practice volgens veel wetenschappers te eenvoudig. De sector vindt dat het model niet bij de sociale sector past. Het gevolg is dat er nauwelijks een harde basis van gegevens is om uitspra ken aan op te kunnen hangen over of een interventie nou wel of geen antwoord is op een maatschappelijk probleem. Maar dat pleit ons niet vrij van de verplichting om welzeker die harde basis verder te ontwikkelen, zo dat het ook voor onze sector bruikbaar wordt.’
Hoe komen we uit deze situatie? ‘Wetenschap en werkveld moeten samen de complexi teit van de kwaliteit van sociale interventies in beeld
6
brengen. Bij sociale interventies zijn ver schillende partijen betrokken, met ver schillende belan gen: de cliënt, de professional en de opdrachtgever. Hun oordeel over een sociale interventie kan verschillen. Dat gegeven moet meegenomen wor den in het ontwik kelen van harde argumenten of de ene interventie beter werkt dan de andere. Dat geeft ook een betere basis om te bepa len welke interventies we met het beperkte beschikbare budget het beste kunnen inzetten. Werkveld en weten schap moeten dat samen in beeld brengen.’
Hoe bijvoorbeeld? ‘In de geneeskunde is het meten van effectiviteit een voudig: het terugdringen van een kankergezwel is zowel voor de oncoloog als voor de patiënt en de samenleving als geheel een gewenste uitkomst, die bovendien ge makkelijk te meten is. Wanneer op straat rondhangende jongeren overlast veroorzaken en jongerenwerkers dat probleem proberen op te lossen, kan elke betrokken partij een andere conclusie trekken over de effectiviteit van de aanpak door die jongerenwerkers of de wijk agenten. Als jongeren alleen maar opgejaagd worden, zijn buurtbewoners misschien tevreden, maar jongeren werkers en de jongeren zelf wellicht niet. Werkveld en wetenschap moeten samen een instrument ontwikkelen dat bruikbaar is in situaties waarin sprake is van tegen strijdige inschattingen van effectieve interventies.’ De bijziendheid van evidence based practice, Beroeps innovatie in de sociale sector, Jan Steyaert, Tineke van den Biggelaar, Johan Peels, ISBN: 978 90 8850 145 6 is verschenen bij uitgeverij SWP. Het boek kost € 18,75 en is te bestellen via www.swpbook.com.
Welzijn Nieuwe Stijl: nieuw elan en nieuwe kansen De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) werkt over het algemeen goed, zo blijkt uit de evaluatie van het Sociaal Cultureel Planbureau. Om de kwaliteit van het welzijnswerk verder te versterken lanceren het ministerie van VWS, VNG en MOgroep Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening (W&MD) een ondersteuningsprogramma. Onder de noemer ‘Welzijn Nieuwe Stijl’ wordt de komende periode gewerkt aan het versterken van het werk, aan opdrachtgevers- en opdrachtnemerszijde. ‘Er valt nog heel wat te verbeteren.’
‘Meer mensen moeten meedoen’, dat is volgens Willem Draaisma, direc teur van Participe in Alphen aan den Rijn, in een notendop de reden om te werken aan beter Welzijnswerk. ‘Uit de evaluatie van de Wmo blijkt dat het overhevelen van de zorgtaken uit de AWBZ naar de Wmo goed is gelo pen. Het verstrekken van individuele voorzieningen aan burgers verloopt zonder grote knelpunten. Maar het versterken van de participatie, de grondgedachte van de Wmo, komt minder goed uit de verf.’
in de 21ste eeuw wel concluderen dat dit beleid niet meer wenselijk is, ook niet voor de maatschappij als geheel. De zorgkosten rijzen de pan uit en we komen mensen tekort om al dat werk te doen. De vergrijzing voert de druk op col lectieve voorzieningen voor zorg en welzijn nog verder op. Met 70 miljard is de zorg in Nederland de grootste kostenpost.’
Welzijn in plaats van zorg
Het versterken van de participatie van groepen die nu nog langs de zijlijn staan is een goede manier Teveel aan de kant om die problemen te lijf te gaan. De Nederlandse samenleving kent ‘Je slaat twee vliegen in een klap’, een grote groep inactieve burgers: Willem Draaisma aldus Draaisma. ‘Mensen krijgen mensen die, om wat voor reden dan ook, langs de zijlijn staan. ‘Wij zijn er in Nederland al weer een kans om mee te draaien, waarvan ze over het tijd heel goed in geweest om voor doelgroepen speciale algemeen gelukkig worden, zoals we weten uit onder voorzieningen te creëren en hen daarmee maatschap zoek. En het biedt mogelijkheden om de zorgkosten te pelijk min of meer te isoleren. Ouderen stoppen we in beteugelen. Welzijnswerk kan de mensen uit de zorg een bejaardentehuis, gehandicapten in een zorginstel weg houden. Circa de helft van alle vragen waarmee ling. Nog afgezien van de ethische aspecten moet je Lees verder op pagina 8 >
7
mensen bij de huisarts komen betreft eigenlijk welzijns vragen. Mijns inziens liggen er juist op dat snijvlak van welzijn en zorg grote kansen voor de sector.’
De vraag achter de vraag Participe is een voorbeeld van hoe een welzijnsorganisa tie met welzijnswerk kosten kan besparen voor de over heid. De gemeente Alphen aan den Rijn heeft het hele traject van indicatiestelling en verstrekking van indivi duele hulpmiddelen uitbesteed aan Participe. ‘Dat maakt het voor ons mogelijk om op zoek te gaan naar de vraag achter de vraag’, stelt Willem Draaisma. ‘In plaats van alleen de procedure te doorlopen voor de aanvraag van een scootmobiel, bespreken we met de aanvrager ook waar hij of zij behoefte aan heeft. Iemand die eenzaam is, kan wel een scootmobiel krijgen, maar wat heeft hij daar aan als hij vervolgens nergens naar toe gaat? Zo iemand is wellicht beter geholpen met een scootmobiel en een baantje als vrijwilliger in het clubhuis van de sportvereniging.’ Er zit ook een praktische kant aan deze manier van organiseren. In een tijd waarin de overheid vast besloten lijkt om het aantal ambtenaren fors te ver minderen, is uitbesteden van dit soort werk een goede manier om die doelstelling te halen.
‘Wat we doen, doen we goed’ Kwaliteitsbeleid is voor Participe een vanzelfsprekend middel om aan de partners en financiers inzichtelijk te maken waar de organisatie voor staat. ‘Door te certi ficeren laat je zien dat je de boel op orde hebt’, aldus Draaisma. ‘We zijn nu bezig met HKZ-certificering, en
we doen klanttevredenheidsonderzoek. We overleggen met partners over onze dienstverlening en werken aan de relatie opdrachtgever – opdrachtnemer. Dat zijn voor mij vanzelfsprekendheden in een tijd waarin wordt ver wacht dat je transparant bent over wat je doet met ge meenschapsgeld en over de manier waarop je dat doet. Zo zijn we nu bijvoorbeeld samen met MOVISIE en de Erasmus Universiteit bezig met een effectenonderzoek op wijkniveau. De gemeente, de woningcorporatie en wij zijn opdrachtgever. We willen weten of alle interven ties die we samen bedacht hebben en uitvoeren ook het beoogde resultaat opleveren. Uiteraard heb je daar zelf wel indicatoren voor, maar we willen ook extern laten onderzoeken wat de effectiviteit van een wijkgerichte aanpak is.’
Welzijn Nieuwe Stijl Voor Willem Draaisma is Welzijn Nieuwe Stijl de vlag waaronder alle betrokkenen hard moeten werken aan het activeren van mensen, onder andere door verbindin gen te zoeken met partnerorganisaties. ‘Het hele maat schappelijke veld moet samenwerken om mensen mee te laten doen. De zorg, woningcorporaties, onderwijs, gemeenten, welzijn en burgers, we moeten de krachten bundelen. Niet langs elkaar heen werken, maar efficiënt en effectief omgaan met schaarse middelen. Dan liggen de kansen voor welzijnsorganisaties voor het oprapen. De economische crisis en de aangekondigde bezuinigin gen hoeven dan geen probleem te zijn; juist door sa men te zoeken naar creatieve oplossingen kunnen we meer bereiken.’
De waarde van Zorg en Welzijn Wat is de toegevoegde waarde van zorg- en welzijnsactiviteiten? Wat levert het op voor de cliënten, maar ook voor de verschillende partners? ActiZ en MOgroep W&MD hebben een pilot afgerond waarin samenwerkende zorgen welzijnsorganisaties het rendement van hun dienstverlening hebben geanalyseerd met de methode Social Return On Investment (SROI). Al eerder hebben tien welzijnsorganisaties ervaring opgedaan met SROI door projecten voor jongeren en ou deren te analyseren aan de hand van de methodiek. Dit heeft geresulteerd in de brochure De waarde van Welzijn. Om nog meer ervaring op te doen en om de – broodnodige – samenwerking tussen zorg en welzijn te stimuleren is met ActiZ een tweede piot opgezet. Samenwerkende zorg- en welzijnsorganisaties hebben hun gezamenlijk georgani seerde dagopvang voor ouderen geanalyseerd. Veel van deze dag opvangvoorzieningen waren enkel nog in de planfase, evenals de samenwerking. De SROI-analyse diende dan ook als een business plan: is de nieuwe dienstverlening zinvol, haalbaar en rendabel? In de brochure De waarde van Zorg en Welzijn leest u over het waarom van rendementsmeting binnen zorg en welzijn, over wat de SROI-methodiek inhoudt en vooral wat de ervaringen van twintig organisaties zijn en wat het hen heeft opgeleverd. De publicatie is te downloaden via de ledenwebsite van MOgroep W&MD, onder de button ‘Publicaties’.
elzijn n Zorg en W De waarde va waarden van tschappelijke ische en maa OI) op de econom stement (SR Beter zicht Return On Inve n met Social investeringe
rlening elijke Dienstve
Utrecht lzijn 332, 3502 GH .mogroep.nl/we - 298 34 37, www
anisatie van is de brancheorg nemers Groep Kinderopvang. Jeugdzorg en e Dienstverlening,
8
23-06-2010
21:39:30
Meer informatie over SROI vindt u op www.mogroep.nl/welzijn, onder het dossier ‘Kwaliteit en Professionalisering’, subdossier ‘SROI’.
Is uw project Wmo-proof? De acht bakens van Welzijn Nieuwe Stijl geven richting aan het werk dat in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning wordt gedaan. Ze zijn te beschouwen als richt lijnen waartegen projecten, interventies en werkwijzen kunnen worden afgezet. Kunt u de verbinding maken met één of meerdere bakens? Dan is uw project Wmo-proof! Een voorbeeld uit de praktijk.
persoonlijke interviews de wensen en verwachtingen van de wijkbewoners helder worden gemaakt. Door die als uitgangspunt te nemen van de te ontwikkelen acti viteiten kun je als organisatie(s) beter aansluiten op de wensen en heb je meer kans dat bewoners zich betrok ken voelen en tonen en zelf een rol willen vervullen. Om die informatie boven tafel te krijgen, werden twintig interviewers getraind, allemaal betrokken bij de wijk. Bijvoorbeeld omdat ze er wonen, sporten of het wijk centrum bezoeken. Zij zochten de wijkbewoners thuis op, met een vooraf opgezette vragenlijst. In totaal zijn alle 1.550 huisadressen in de wijk bezocht. Daarvan hebben er ruim 300 meegedaan aan de interviews.
Actief worden Tijdens de gesprekken gingen de interviewers uitge breid in op de mogelijkheden, voorkeuren en wensen van de bewoners om meer bij de wijk of organisatie be trokken te worden. Ook vroegen ze wat iemand even tueel weerhoudt om iets te gaan doen. Maar ook an dere relevante onderwerpen, zoals hulpvragen, werden genoteerd. In de gesprekken konden de geïnterviewden aangeven wat ze zouden willen doen. Op basis van die uitkomsten is een gericht aanbod aan activiteiten ontwikkeld waar de bewoners zelf een actieve rol bij spelen. Zo is er een groengroep aan de slag gegaan en gaat een groep vrouwen koken voor minima.
Acht bakens Bij de evaluatie van het project is gekeken in hoeverre de doelstellingen en opbrengsten verbonden kunnen worden met de acht bakens van Welzijn Nieuwe Stijl. De Stichting Libertas Leiden is in de wijk Hoge Mors aan de slag gegaan met de Bronmethodiek in het kader van het project ‘Buurttalent’. Dat project was gericht op het versterken van de contacten en de samenhang in de wijk. Partners in dit project waren organisaties op het gebied van welzijn, onderwijs, zorg en sport (zie kader). Doel was om de eigen kracht in de wijk te mo biliseren en de bewoners te stimuleren om zelf actief te worden in de wijk.
Interviews De Bronmethodiek is nadrukkelijk niet bedoeld om vrijwilligers te werven. Het draait er juist om dat in
Hieronder volgt een kort toelichting per baken: 1. Gericht op de vraag achter de vraag In het project stond de vraag (talent) van de burger centraal, niet het aanbod van de organisaties. Buurtbe woners en professionals werkten samen aan vraagver heldering. Zowel individuele als collectieve vragen kwa men aan bod. 2. Direct eropaf Met de methodiek in de hand werden burgers actief benaderd, ook de bewoners die geen ondersteuning wil len of die niet weten hoe ze die moeten organiseren.
9
3. Eigen kracht van de burger Uitgangspunt van de Bronmethodiek is het aanspreken van de eigen mogelijkheden en talenten van de burger. 4. Informele zorg versus formele zorg Naast het in kaart brengen van talenten kwam ook de ondersteuningsbehoefte aan bod in de gesprekken die zijn gevoerd met de wijkbewoners. 5. Collectief versus individueel In het project is gezocht naar individuele matches tus sen vraag en aanbod en naar collectieve welzijnsar rangementen. 6. Integraal werken De deelnemende organisaties hebben op in wisselende samenstelling op beperkte schaal samengewerkt aan het opzetten van welzijnsarrangementen. 7. Resultaat gericht Bij start van het project waren duidelijke resultaten ge formuleerd. Deze zijn voor het grootste deel behaald. 8. Ruimte voor professionals De professionals hebben samen met de betrokken vrijwilligers hun kennis en vaardigheden in gezet en ontwikkeld. De gehanteerde methodiek is daarbij het uitgangspunt geweest.
Conclusie is dat het project goed te verbinden is met de acht bakens en daarmee past binnen Welzijn Nieuwe Stijl en de werking van de Wmo. Een dergelijke eva luatie kan een aardige oefening zijn om vertrouwd te raken met de bakens van Welzijn Nieuwe Stijl.
Deelnemers Aan het project ‘Buurttalent’ namen vertegenwoordigers van zeven organisaties deel: • Basisschool De Schakel • Voetbalvereniging Leiden • Libertas (thuiszorg) • Stichting Radius (welzijn) • Activite (thuiszorg) • Zorgcentrum Robijnhof (vrijwilligerswerk) • Buurtcentrum Morschwijck ‘Buurttalent’ werd uitgevoerd met een financiële bijdrage van de gemeente Leiden.
Kwaliteitsdag 30 november 2010
De Kwaliteitsmedewerker centraal! De tweede kwaliteitsdag van 2010 staat in het te ken van het belang en de positie van kwaliteitszorg. Het belang hiervan is evident, zeker gezien de ver anderingen vanuit de Wmo en Welzijn Nieuwe Stijl: maatschappelijke organisaties moeten zich profileren op kwaliteit en effectiviteit van hun dienstverlening. Vragen die centraal staat zijn: waarom is kwaliteit zo belangrijk, wat is de positie van de kwaliteits medewerker, hoe communiceer je over kwaliteit en hoe maak je van een KMS (kwaliteitsmanagement systeem) een succes? In twee workshoprondes gaan kwaliteitsmedewerkers aan de slag met deze vragen. Uitwisseling van erva ringen en best practises staan centraal. In het mid daggedeelte wordt vanuit drie verschillende perspec tieven ingegaan op de vragen en oplossingen van het ochtendgedeelte. Centrale sprekers en panelleden zijn Alex Jansen (Di recteur Carion), Peter van Wijk (organisatie adviseur publieke sector bij WWRG) en José Bestter (manager welzijn, innovatie en kwaliteit bij de Twern). De dag wordt begeleid door Heleen Jumelet.
10
Binnenkort sturen wij alle leden een uitnodiging met meer gedetailleerde informatie. Tijd: 09.30-16.00, lo catie: Jaarbeurs Utrecht, kosten: veertig euro. Er is een beperkt aantal plaatsen beschikbaar. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Hedy Soed jono,
[email protected].
REIS west van start Als laatste regio is nu ook het Regionale Effectieve Interventies Samenwerkingsverband (REIS) in het westen des land van start gegaan. Ondersteund door Heleen Jumelet zijn dertien organisaties voor Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening begonnen met hun aanpak om het methodisch werken in de sector te verstevigen. Op de tweede bijeenkomst van de groep eind oktober is al een eerste interventie gekozen die de deelnemers willen onderzoeken op zijn effectiviteit: Het Jeugdinterventieteam (JIT).
‘Meer standaardisatie in het welzijnswerk is een goede zaak’, zegt Heinz Schiller, directeur van Doenja Dienst verlening in Utrecht en voorzitter van REIS west. ‘Als we weten welke interventies het beste werken, is het makkelijker om daar gezamenlijk voor te kiezen. Nu werken we allemaal aan dezelfde maatschappelijke op drachten, ieder op onze eigen manier. Als je gefundeerd kunt kiezen voor een methodiek of interventie, kun je aan je opdrachtgevers laten zien dat je werkt met het best beschikbare instrument. Daarmee sta je steviger in je schoenen.’ De kracht van het REIS-traject zit ‘m wat Heinz Schiller betreft in de gezamenlijkheid. ‘Door te leren van elkaars ervaringen, krijg je vergelijkingsmateriaal. Wat werkt goed, onder welke omstandigheden? Daarmee kunnen we allemaal ons voordeel doen. Zo kunnen we beter in zichtelijk maken wat we doen, en hoe we dat doen. Daar gaat het om.’
Eerste interventie De deelnemende organisaties hebben interventies voor gedragen die volgens hen de moeite waard zijn om nader onderzocht te worden. In een eerste bespreek ronde hebben de leden van REIS-west besloten om in ieder geval aan de slag te gaan met het Jongereninter ventieteam (JIT), aangedragen door Stichting Welzijn Schiedam. Het Jongereninterventieteam richt zich op jongeren in de leeftijd van 15 t/m 23 jaar met een com plexe problematiek, waarbij sprake is van een zorgelijke situatie op meer dan drie leefgebieden. De jongerenwerkers spreken jongeren op straat aan en
proberen hen bij gebleken problemen door ondersteu ning en begeleiding weer op weg te helpen. Doel is om afglijden en zwaardere vormen van jeugdzorg te voor komen. JIT is een samenwerkingsverband van Stichting Welzijn Schiedam en FlexusJeugdplein, een jeugdzorg organisatie in de regio Rijnmond. De deelnemers aan REIS-west vinden juist deze samenwerking met jeugd zorg interessant vanwege het preventieve aspect. Het feit dat de regierol voor de jeugdzorg in toenemende mate bij gemeenten komt te liggen is een extra argu ment om juist naar interventies op dit snijvlak te gaan kijken.
De deelnemende organisaties Aan REIS-west nemen dertien organisaties deel: Stichting MOOI Den Haag/Zoetermeer Clup Welzijnswerk Purmerend Stichting Cumulus, Utrecht Doenja Dienstverlening, Utrecht Factor-G, Gouda Hefgroep Rotterdam Het Bureau Welzijnsprojecten Vlaardingen Kern 8, Alkmaar Participe, Alphen aan den Rijn Portes, Utrecht Welsaen, Zaandam en Amsterdam Noord Stichting Welzijn Schiedam Welzijn Velsen
11
Welzijn Nieuwe Stijl voor kleine organisaties In de tweede en derde week van december organiseert MOgroep W&MD vier regionale bijeenkomsten over Welzijn Nieuwe Stijl, specifiek bestemd voor kleinere organisatie voor Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening. Tijdens de bijeenkomst komt de betekenis van Welzijn Nieuwe Stijl aan bod en het stimuleringsprogramma dat VWS, de VNG en MOgroep W&MD in het leven hebben geroepen. Zorg dat u erbij bent!
MOgroep W&MD participeert met de VNG en VWS in het Innovatiebureau Welzijn Nieuwe Stijl. Vanuit deze sa menwerking wordt in het kader van het stimulerings programma ondersteuning geboden aan organisaties en gemeenten om gezamenlijk een ontwikkel- en ver nieuwingstraject te doorlopen. Deze trajecten worden ondersteund door een dertigtal adviseurs die in over leg met de betrokkenen komen tot maatwerk. Kijk voor meer informatie ook op www.invoeringwmo.nl. De indruk bestaat dat momenteel vooral grotere or ganisaties een beroep doen op deze ondersteuning.
MOgroep W&MD vindt het belangrijk dat ook kleinere or ganisaties van deze ondersteuning gebruik gaan maken. Daarom zijn er in december vier regionale bijeenkom sten, specifiek voor kleinere organisaties. Tijdens deze bijeenkomsten komen de volgende zaken aan de orde: • het belang van Welzijn Nieuwe Stijl, en de betekenis voor uw organisatie; • de ervaringen van een collega-organisatie die actief participeert in het stimuleringsprogramma Welzijn Nieuwe Stijl; • de mogelijkheid om ter plekke een adviseur te con sulteren met betrekking tot uw eventuele deelname. Deze bijeenkomsten duren steeds van 12:30 uur tot 16:30 uur en vinden plaats op: • woensdag 8 december, Heerenveen (Groningen, Friesland, Drenthe); • donderdag 9 december, Zwolle (Gelderland, Overijssel, Flevoland); • woensdag 15 december, Hilversum Noord-Holland, Utrecht); • donderdag 16 december, Dordrecht (Zuid-Holland, Zeeland, Noord-Brabant, Limburg). U kunt zich inschrijven door een email te sturen naar:
[email protected]. Vermeld in uw mail de volgende gegevens: • organisatienaam; • voorletters, naam en functie; • welke datum u wilt komen. Voor een lunch wordt gezorgd. Aan deelname zijn voor leden van Mogroep W&MD geen kosten verbonden. Na dere informatie over de invulling van het programma ontvangt u circa twee weken van te voren per e-mail. Voor verdere informatie kunt u terecht bij: Henk Alberts, via
[email protected], tel. 030 -298 34 27 en Paul van Bodegraven,
[email protected], tel. 06 26 530 206.
COLOFON
KwaliteitsJOURNAAL is een uitgave van de MOgroep Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening (W&MD).
Vormgeving & realisatie: De Smaakmakers Communicatie, Driebergen-Rijsenburg
Oplage: 1.750
Fotografie: Corstiaan van Elzingen, Peter Hansen, Ragne Kabanova, Alex Raths, Chris Schmidt, Nicholas Sutcliffe, Beth van Trees.
Redactie: Henk Alberts (Programmamanager MOgroep W&MD), Monique Giebels (‘t Iemenschoer), Mattheus Hofland (OSA), Arthur Janssen (AJ Advies), Heleen Jumelet, Antoinette Kat (OSA), Kees Neefjes (Verdiwel), Peter Rensen (MOVISIE), Ferry Wester (STAMM CMO) Teksten: Paul van Bodengraven, Marije van der Meij, Kees Neefjes Eindredactie: Jennifer Elich, MOgroep W&MD
Redactieadres: MOgroep Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening Postbus 3332 3502 GH Utrecht tel. 030 – 298 34 34 fax: 030 – 298 34 37 www.mogroep.nl