De ouder als ervaringsdeskundige Informele opvoedingsondersteuning en Welzijn Nieuwe Stijl
Colofon
Auteurs: Drs. Joos Meesters Dr. Martha van Biene Mld 29 oktober 2012 Fotografie door Joos Meesters Met dank aan Tandem Welzijnsorganisatie Nijmegen en alle mensen die hun toestemming hebben gegeven de foto’s beschikbaar te stellen voor deze module. De mensen op de foto zijn niet dezelfde personen als de vertellers van de verhalen. Wegens privacy overwegingen zijn de meeste verhalen van informatie ontdaan die direct naar bepaalde personen te herleiden is en hebben mensen een andere naam gekregen, tenzij ze zelf anders wensten.
Inhoudsopgave
Voorwoord
5
Werkwijze
7
Ontwikkeling van opvoedsteun zelf organiseren
9
1.1 De ouder als ervaringsdeskundige
11
Dialogisch werken
12
Welzijn Nieuwe Stijl
13
Verhalen zijn leidend
14
Leerconcepten
15
Verhalen van Moeders
17
Ayse vertelt…
19
Ayan vertelt…
22
Susanne vertelt…
25
Esra vertelt…
29
Interactieve Werkvormen
33
3.1.
Dialoogsessie rondom opvoeding
35
3.2
Samenspraak organiseren rondom opvoedingsvragen
37
3.3 Sociale netwerken en Welzijn Nieuwe Stijl
42
3.4
45
Opvoedsteun zelf organiseren
Kennisbronnen
53
4.1 Leerarrangement
55
4.2 Pedagogische Civil Society
56
4.3 Opvoedsteun zelf organiseren
59
4.4 Netwerkanalyse
60
4.5 Dialogisch werken en de kracht van het vragen stellen
62
4.6 Verschil tussen dialoog en discussie
64
4.7 Verhalen zijn leidend
66
De ouder als ervaringsdeskundige Inhoudsopgave
3
4.9 Bakens Welzijn Nieuwe Stijl
68
4.9 Actie-leren
71
Literatuur
De ouder als ervaringsdeskundige Inhoudsopgave
73
4
Voorwoord Wat zijn de mogelijkheden en grenzen van het stimuleren van de eigen kracht van opvoeders en hun omgeving? In wijkgericht werken en hulpverlening worden ouders en hun sociale omgeving steeds meer aangesproken op hun eigen probleemoplossend vermogen: de Pedagogische Civil Society. Vrijwilligers, beroepskrachten en gemeenten nemen de ideeën van de Pedagogische Civil Society op in hun werkwijze en beleid. Het vraagt van alle betrokkenen een andere houding: niet zelf met oplossingen komen, maar de eigen kracht van ouders, jongeren, hun omgeving en buurtbewoners mobiliseren. Deze module biedt handreikingen hoe je uit kunt gaan van de deskundigheid van de ouders zelf en waarmee je ouders stimuleert om samen met andere ouders opvoedingsvragen op te pakken. In deze module is het project ‘Moeders voor Elkaar’ in de wijk Hatert in Nijmegen als casus gebruikt. In 2009 heeft het Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen een vraagpatronen onderzoek uitgevoerd in deze wijk. Uit dit onderzoek bleek dat burgers het vraagpatroon ‘opvoeden en opgroeien’ zelf erg belangrijk vinden. Ouders maken zich zorgen over hun kinderen en wijkbewoners hebben last van hangjongeren in de wijk. Een deel van de respondenten zocht de oplossing in meer toezicht op straat, een ander deel gaf aan dat het belangrijk is om beter met elkaar te leren omgaan, zodat problemen vanzelf minder worden. Een andere belangrijke uitkomst was dat burgers enerzijds de verwachting hadden dat de professionals de problemen wel voor hen zouden oplossen, maar aan de andere kant argwanend waren ten aanzien van diezelfde professionals die hen niet hoefden te vertellen hoe het moest. De vraag die hier uit voortkwam was: wat betekenen de verschillende perspectieven voor het werk en de rol van de professional bij wijkgericht werken ten aanzien van opvoedingsvraagstukken? Dit werkboek gaat uit van verhalen van ouders. Deze verhalen gebruiken we om met elkaar in gesprek te gaan over hoe je als professional denkt en werkt. We verbinden theorie en praktijk zodanig dat er leerruimte ontstaat om een sensitieve beroepshouding te ontwikkelen die bijdraagt aan de ondersteuning van ouders en hen in staat stelt om gezamenlijk hun vragen over opvoeding op te pakken. Deze ondersteuning gaat uit van het aanwenden van eigen kracht, inventiviteit en zelforganiserend vermogen van ouders. Vanuit de verhalen van ouders is toegankelijke lesstof gemaakt die kan bijdragen aan informele opvoedingsondersteuning. Daar waar je in de tekst leest student kun je ook lezen professional.
De ouder als ervaringsdeskundige Voorwoord
5
Dit werkboek is tot stand gekomen vanuit de Wmo werkplaats Nijmegen in samenwerking met diverse professionals en ouders wonende in de wijk Hatert te Nijmegen. Met de inzet van professionals en vrijwilligers van Tandem Welzijn, MEE Gelderse Poort, Centrum voor Jeugd en Gezin en de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen is dit werkboek gerealiseerd. Hierbij willen wij Peer van Hoof, Ledia Bagijn, Bas Vosbeek, Trude Arriaans, Mariska Braakhekke, Ton Jansen, Paul Vogels, Annelies Morssink en studenten Nina Koot en Karlijn Reincke hartelijk bedanken voor hun constructieve inbreng en bijdragen. De vertellers danken we hartelijk voor hun inspirerende verhalen en het geven van toestemming om deze te mogen gebruiken voor onderwijsdoeleinden.
Drs. Joos Meesters Dr. Martha van Biene Mld Kenniscentrum HAN SOCIAAL, Wmo Werkplaats Nijmegen Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
De ouder als ervaringsdeskundige Voorwoord
6
Werkwijze In dit werkboek maken studenten kennis met de noodzaak om ouders te activeren hun vragen over de opvoeding ter hand te nemen en hun eigen ervaringsdeskundigheid in te zetten, voor zichzelf of voor anderen. Het lesmateriaal gaat uit van een participatieve aanpak en zelfsturend leren. Dit wil zeggen dat je als groep van vijf personen (minimaal drie, maximaal zes) meebeslist over welk leerarrangement in de les wordt gevolgd (zie Kennisbron 1 Leerarrangement). Iedere leergroep heeft een leercoach die uit de groep wordt gekozen. De dialoog staat centraal in dit werkboek. De leercoach faciliteert de dialoog. Het gaat er in deze werkwijze om dat je elkaar toelaat en openstaat om nieuwe ervaringen en kennis op te doen (Van Biene, 2005: 88-89). Bij de dialoog gaat het er niet om wie gelijk heeft zoals bij een discussie, maar vooral om luisteren naar elkaar en doorvragen (zie Kennisbron 2, Verschil dialoog en discussie). Allereerst gaan we in op de theorie over de ‘Pedagogische Civil Society’ en het belang van informele opvoedingsondersteuning, de relatie met Welzijn Nieuwe Stijl en het belang van werken met verhalen. We reiken vier werkvormen aan waarmee je direct aan de slag kunt. Iedere werkvorm wordt onderbouwd met kennisbronnen en ander ondersteunend lesmateriaal waarmee je dieper op de stof in kunt gaan.
De ouder als ervaringsdeskundige Werkwijze
7
De ouder als ervaringsdeskundige Werkwijze
8
Ontwikkeling van opvoedsteun zelf organiseren Niet oordelen maar vragen stellen, niet invullen maar aanvullen waar nodig, niet vanuit je referentiekader denken en doen maar je verplaatsen in de ander zowel in gedachten als gedrag, dit alles tezamen biedt kans dat je de competentie opvoedsteun zelf organiseren eigen maakt.
De ouder als ervaringsdeskundige Ontwikkeling van opvoedsteun zelf organiseren
9
De ouder als ervaringsdeskundige Ontwikkeling van opvoedsteun zelf organiseren
10
1.1 De ouder als ervaringsdeskundige Competentie ‘opvoedsteun zelf organiseren’ Naast ouders zijn er nog vele anderen die betrokken zijn bij opvoeden en opgroeien, zoals familie, docenten, vrijwilligers bij sportclubs, buren, vrienden en jeugdigen zelf. Veel ouders zijn onzeker over het opvoeden en opgroeien van hun kinderen. Ze hebben zorgen over hun kinderen op school, op straat, maar ook in het gezin. Deze onzekerheid van ouders hoeft niet geproblematiseerd te worden, want elke ouder is wel eens onzeker ten aanzien van de opvoeding. Hoe kan die onzekerheid gedeeld worden en hoe worden ouders weer gezamenlijk verantwoordelijk voor het opvoeden en opgroeien van hun kinderen? Ouders hebben vaak meer eigen kracht, creativiteit en eigen verantwoordelijkheid dan ze zelf denken. Zowel voor henzelf als voor de samenleving is het van belang dat zij hun krachten optimaal kunnen inzetten en deze krachten bundelen. Wat die krachten zijn en hoe ouders die kunnen inzetten is een belangrijke beroepstaak van professionals. Empowerment en het versterken van eigen kracht zijn belangrijke competenties voor zowel ouders als professionals. Werken aan deze competenties betekent voor professionals dat ze ouders ondersteunen en faciliteren maar tegelijkertijd zelf en met andere professionals leren van deze manier van werken. In dit werkboek leggen we uit hoe er aan informele opvoedingsondersteuning en zelforganisatie van ouders gewerkt kan worden en leggen we verbanden met de Pedagogische Civil Society. Het idee is dat iedere ouder genoeg kennis in huis heeft om een kind op te voeden. De onzekerheid die hierover wordt gevoeld kan gedeeld worden met andere ouders. Het uitwisselen van ervaringen helpt ouders bij de opvoeding en zorgt ervoor dat ze elkaar helpen en iets voor elkaar kunnen betekenen. Ouders leren om andere ouders in hun netwerk aan te spreken en hiermee ontstaat ook meer samenhang in de wijk. Ouders en wijkbewoners zijn hierdoor meer op elkaar en op elkaars kinderen betrokken. We geven in dit werkboek een aantal handreikingen in het besef dat dit niet uitputtend is. De bedoeling is dat docenten en studenten meer grip krijgen op de materie en er zelf mee aan de slag kunnen. Het kan de start zijn van een brede dialoog binnen gemeenten, aanbieders en sociale wijkteams als het gaat om ouders die opvoedingsondersteuning nodig hebben. Door het boek heen verwijzen we naar een werkwijze en randvoorwaarden om Welzijn Nieuwe Stijl mogelijk te maken. (zie Kennisbron 2 Pedagogische Civil Society, Kennisbron 3 Competentie opvoedsteun zelf organiseren en Kennisbron 8 Welzijn Nieuwe Stijl).
De ouder als ervaringsdeskundige Ontwikkeling van opvoedsteun zelf organiseren
11
Dialogisch werken Middels de werkvormen in dit werkboek kun je ervaren hoe cultuur ons denken, voelen en handelen bepaalt. De vraag is of wij in de jeugdzorg- en dienstverlening ons referentiekader kunnen loslaten. Stellen we de ander echt in de gelegenheid te participeren? Ofwel, zijn we in staat om de dialoog te voeren en wel zodanig dat we niet invullen, maar aanvullen waar nodig is? Daarnaast leer je als groep hoe een groepslid, de leercoach, het leerproces faciliteert en voorwaarden kan scheppen waaronder een dialoog plaatsvindt (in plaats van een discussie). We ervaren met het dialogisch werken hoe we het gedrag van anderen positief kunnen beïnvloeden (zie kennisbron 5 Dialogisch werken en kracht van vragen stellen en kennisbron 6 Verschil tussen dialoog en discussie). We ervaren het verschil in het stellen van open en gesloten vragen. We leren de kunst van het vragen stellen verstaan. We zien dat doorvragen betekenisvolle inhouden oplevert. We vatten participatie niet alleen op als ergens aan meedoen, maar we leren dat het gevoel van erbij horen (inclusie) er het meest toe doet. Het voeren van dialogische gesprekken die ons aanzetten tot doorvragen en het onderzoeken van de vraag achter de vraag zijn belangrijke communicatie vaardigheden in de zorg- en dienstverlening. We maken allen onderdeel uit van een samenleving die een groot beroep doet op de eigen verantwoordelijkheid en participatie van alle burgers. Met name de verschuivende visie op de beroepshouding van het oplossen van problemen (sociale hangmat) naar eigen kracht eerst (sociale vangnet) staat centraal in Welzijn Nieuwe Stijl.
De ouder als ervaringsdeskundige Ontwikkeling van opvoedsteun zelf organiseren
12
Welzijn Nieuwe Stijl In dit werkboek leggen we vanuit eerder genoemde visie - dialoog is participatie - verband met de uitgangspunten van Welzijn Nieuwe Stijl. Specifiek richten we ons op de acht bakens (zie kennisbron 8 Bakens Welzijn Nieuwe Stijl) waarmee de lerende inzicht verwerft in (a) verschillende vormen van ondersteuning vanuit een burgerperspectief, (b) nieuwe vormen van steunsystemen vanuit een maatschappelijke perspectief en (c) facilitering vanuit een organisatieperspectief. Welzijn Nieuwe Stijl beoogt een andere manier van werken met een andere rol voor de professional. We experimenteren met nieuwe rollen en werkwijzen waarin we uitdrukking geven aan de centrale rol van ouders als ervaringsdeskundige.
Bakens Welzijn Nieuwe Stijl 1 Gericht op de vraag achter de vraag 2 Gebaseerd op de eigen kracht van de burger 3 Direct erop af 4 Formeel en informeel in optimale verhouding 5 Doordachte balans van collectief en individueel 6 Integraal werken 7 Niet vrijblijvend, maar resultaatgericht 8 Gebaseerd op ruimte voor de professional
De ouder als ervaringsdeskundige Ontwikkeling van opvoedsteun zelf organiseren
13
Verhalen zijn leidend In dit werkboek stellen we de verhalen van de ouders centraal. De ervaringen en belevingen van de vertellers zijn het vertrekpunt voor het leren van het empoweren van ouders, het verbinden en het zelforganiserend vermogen te verbeteren. Aan de hand van de verhalen toetsen we onze competentieontwikkeling en we richten ons op het: verkrijgen van invoelend en doortastend vermogen; ondersteunen en opbouwen (faciliteren) van sociale netwerken; overbrengen wat vereisten/verplichtingen zijn (demands); aansluiten bij individuele behoeften (needs) en collectief aanbieden waar mogelijk; naar boven halen van wat iemand kan/wil bijdragen (competence); stimuleren van het zelforganiserend vermogen van ouders; integraal werken, samenwerken, afstemmen en over grenzen heen kijken.
We leren welke rol verhalen kunnen hebben in het leven van een persoon (zie kennisbron 7 Verhalen zijn leidend). Ook leren we welke inviterende vragen uitnodigen tot het vertellen van het eigen verhaal (zie kennisbron 5 Dialogisch werken en de kracht van het vragen stellen). Verhalen vertellen en vraaggestuurd werken liggen in de voorgestelde aanpak in elkaars verlengde. We zijn op zoek naar vragen in de verhalen en de mogelijkheden van de persoon waarmee deze zijn kracht kan aanwenden ten aanzien van deze vragen. We geven betekenis aan de dialoogvragen door onze eigen culturele basiswaarden en culturele programmering naar boven te halen (Nunez et al. 2010). We sluiten hiermee aan bij het idee van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door vooral de culturele aspecten van de wet te benadrukken. We denken hierbij aan thema’s als: beter in meedoen, bevorderen van samenredzaamheid en samenwerkzaamheid, eigen kracht benutten, burgers helpen burgers, vraaggestuurd werken en voorkomen van vraagverlegenheid.
De ouder als ervaringsdeskundige Ontwikkeling van opvoedsteun zelf organiseren
14
Leerconcepten Dit werkboek is met name geschikt voor het werken met groepen van vijf studenten (evt. minimaal 3, maximaal 6). Iedere leergroep heeft een leercoach die uit de groep wordt gekozen. Deze coacht de dialoogvragen. De dialoogmethode wordt gebruikt volgens de aangeboden formule die het stellen van open vragen koppelt aan het formuleren van acties (Van Biene, 2005). Praktijk en theorie over opvoedingsondersteuning wordt versterkt door eerst uit te gaan van de eigen voorkennis, om vervolgens vanuit die voorkennis nieuwe leerdoelen vast te stellen (waar wil je je in bekwamen?). Met de inbreng in het dialogisch gesprek is de kans groot dat je meer zelfinzicht verkrijgt in wat je al weet en waar je aan kunt werken (kennis, vaardigheden en houding). Ieders inbreng draagt bij aan het antwoord op de dialoogvraag. Bij ieder verhaal kan een leerarrangement worden samengesteld (zie Kennisbron 1, Leerarrangement). In deze module is ruimte gereserveerd om met de groep een leerarrangement vast te stellen. Eerst worden de verhalen in beeld gebracht, daarna geanalyseerd met behulp van dialoogvragen, opgevolgd door de interactieve werkvormen. Dit alles wordt ondersteund met kennisbronnen, theoretische en verdiepende informatie.
De ouder als ervaringsdeskundige Ontwikkeling van opvoedsteun zelf organiseren
15
De ouder als ervaringsdeskundige Ontwikkeling van opvoedsteun zelf organiseren
16
Verhalen van Moeders
De ouder als ervaringsdeskundige Verhalen van Moeders
17
De ouder als ervaringsdeskundige Verhalen van Moeders
18
Ayse vertelt… Ik ben 47 jaar en ben in 1978 naar Nederland gekomen. Mijn vader woonde destijds al in Nederland. We waren thuis met zes kinderen. Ik ben nooit naar school geweest. Ik moest werken thuis, zodat mijn broertjes en zusjes naar school konden gaan. Ik heb nu zelf vier kinderen, drie zonen en een dochter van 24, 20, 16 en 7,5 jaar. Nu zit ik wel op school, maar ik vind het leren moeilijk. Ik ben erg boos op mijn ouders en de gemeente. Er is toen niemand geweest van de gemeente, bijvoorbeeld de leerplichtambtenaar, die gezegd heeft tegen mijn ouders dat elk kind in Nederland verplicht naar school moet. Nu moet ik een inburgeringscursus doen. Ik kan nog steeds niet goed Nederlands praten. Ik weet me met ‘tarzantaal’ (handen en voeten) te behelpen. Ik wil meer contacten met moeders in de buurt, ook Nederlandse moeders. Mijn kinderen ontgroeien me, zij weten al zoveel meer dan ik. Ik wil meer weten wat zij belangrijk vinden, maar ben altijd aan het zorgen. Ik durf mijn kleinste niet bij andere kinderen te laten spelen; je weet nooit of het veilig is. Iedereen mag bij mij komen maar je hoort veel over andere mensen. Hij mag ook niet alleen buiten spelen, ik ben daar altijd bij. Er zijn akelige mensen in de wereld die kwaad doen.
De ouder als ervaringsdeskundige Verhalen van Moeders
19
Dialoogvragen BOX 1 Pedagogische Civil Society 1. Wat kan Ayse helpen bij het vertrouwd raken met de Nederlandse samenleving? 2. Welke beelden laat Ayse zien van de Nederlandse samenleving? 3. In hoeverre komt dat beeld overeen met jouw beeld?
BOX 2 Dialogisch werken en kracht van het vragen stellen (zie Kennisbron 5). Deze box is steeds hetzelfde bij ieder verhaal. De groep leert de juiste vragen te stellen, zodat je in de faciliterende rol blijft zitten. De eigen kracht van de ouder staat centraal. 1. 2. 3. 4. 5.
Met welke vraag spreek je de eigen kracht van Ayse aan? Wat is een passende actievraag? Wat is een passende doelvraag? Wat is een passende realiteitsvraag? Wat is een passende optievraag?
6. BOX 3 Maak eigen dialoogvragen Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe.
De ouder als ervaringsdeskundige Verhalen van Moeders
20
De ouder als ervaringsdeskundige Verhalen van Moeders
21
Ayan vertelt… Ik ben gevlucht uit Somalië vanwege de oorlog en ben tien jaar geleden naar Nederland gekomen. Ik heb alleen de basisschool in Somalië afgemaakt. In Nederland heb ik niet verder geleerd. Wel heb ik mijn inburgeringcursus gehaald en volg nu al zes maanden een naaicursus/opleiding. Dat vind ik erg leuk. Ik heb een broer en zus. Ik ben getrouwd en heb drie dochters en een zoon in de leeftijd van 9, 7, 5 en 2 jaar. Mijn man is verhuisd naar Londen in verband met werk. Op dit moment woon ik alleen met de kinderen. Mijn ouders wonen in Kenia, mijn broer en zus in Frankrijk. Ik wil graag leren over hoe je je kinderen kunt opvoeden om zo tot goed gedrag van hen te komen. Via het Ouder Kind Centrum ben ik betrokken bij de bijeenkomsten over opvoeding. Ik vind het belangrijk dat er Nederlandse vrouwen bij de bijeenkomsten aanwezig kunnen zijn. Iedereen heeft volgens mij een mening over de opvoeding en het is belangrijk om die te delen. Elke (gezins)situatie is anders en daar leer je van. Ik zou graag tips willen krijgen van de Nederlandse moeders. Ik wil de Nederlandse cultuur beter leren kennen, omdat ik hier woon. Daarnaast wil ik ook weten hoe ik moet opvoeden in de Nederlandse cultuur. Met mijn kinderen gaat het heel goed en gelukkig heb ik geen lastige kinderen. Ik heb bijvoorbeeld geleerd hoe ik mijn kinderen moet straffen. Ik deelde eerst straffen uit van een kwartier, maar weet nu dat het bijvoorbeeld voor een kind van 2 jaar goed is om dat maar 5 minuten te doen. En wanneer de straf voorbij is weer met het kind te praten. Ook is het goed dat als een kind sorry zegt het dan te vergeven. Vanuit mijn eigen cultuur was ik het niet gewend om straffen uit te delen aan jonge kinderen, dit omdat ze dat nog niet snappen. Maar vanuit de bijeenkomsten heb ik geleerd dat dat wel goed is en ben er daarom thuis mee aan de slag is gegaan. Het is belangrijk om te leren van elkaar, hoe je kunt samenleven met je kinderen. Ik heb een vriendin die regelmatig tegen haar zoontje schreeuwt. Ik leer haar dan dat ze niet moet schreeuwen maar hem 5 minuutjes straf moet geven. Dit heb ik geleerd uit de bijeenkomsten en probeer ik door te geven aan anderen, zoals vriendinnen. Het is belangrijk om consequent te zijn tegen kinderen. Als mijn dochtertje doorzeurt om naar buiten te gaan blijf ik nee tegen haar zeggen als ik geen tijd of zin heb. Ik leg dan ook aan mijn dochter uit waarom ik nee zeg. Het is belangrijk is om geduld te hebben met kinderen en niet te schreeuwen tegen hen. Door de bijeenkomsten doe ik veel nieuwe contacten op en leer ik beter Nederlands. Ik vind het belangrijk en fijn dat alle moeders een mening mogen en kunnen geven in de bijeenkomsten. Ik vind het goed dat dit ook gebeurd. Daarnaast vind ik het fijn dat er eerst overlegd wordt wat er nu precies gedaan moet worden, dat er een taakverdeling wordt gemaakt en dat er daarna actie genomen wordt. Het is belangrijk dat mensen komen en tijd vrij maken voor de bijeenkomsten.
De ouder als ervaringsdeskundige Verhalen van Moeders
22
Dialoogvragen BOX 1 Pedagogische Civil Society 1. Met welke ervaringsdeskundigheid kan Ayan andere ouders helpen? 2. Waaruit blijkt dat Ayan het thema opvoeden belangrijk vindt?
BOX 2 Dialogisch werken en kracht van het vragen stellen (zie Kennisbron 5). Deze box is steeds hetzelfde bij ieder verhaal. De groep leert de juiste vragen te stellen, zodat je in de faciliterende rol blijft zitten. De eigen kracht van de ouder staat centraal.
1. 2. 3. 4. 5.
Met welke vraag spreek je de eigen kracht van Ayan aan? Wat is een passende actievraag? Wat is een passende doelvraag ? Wat is een passende realiteitsvraag? Wat is een passende optievraag?
BOX 3 Maak eigen dialoogvragen Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe.
De ouder als ervaringsdeskundige Verhalen van Moeders
23
De ouder als ervaringsdeskundige Verhalen van Moeders
24
Susanne vertelt… Ik kom uit Angola, daar heb ik alleen de basisschool afgerond. Ik heb nog nooit gewerkt. Ik ben naar Nederland gekomen omdat een oom van mij hier al lang woonde. Samen met een vriend van de familie ben ik naar Nederland gekomen. Ik heb vier kinderen, eentje is gestorven, daar wil ik liever niet over praten. Ik vind het fijn om actief iets te doen rondom opvoeden. Graag ga ik naar de bijeenkomsten van het Ouder Kind Centrum. Ik heb thuis niet veel om handen, ben er alleen voor mijn kinderen. In Nederland heb ik wel een taalcursus gedaan maar zou ook nog graag een opleiding willen volgen, maar dat kan nu niet met drie kinderen thuis. Ik moet dan opvang regelen en dat is duur en dat kunnen we niet betalen. Mijn man doet productiewerk en werkt vijf dagen in de week. De opvoeding van de kinderen is grotendeels mijn taak, maar dat vind ik heel erg leuk en interessant. Je moet het goed doen voor je kinderen, omdat ze aan het opgroeien zijn. Per leeftijdsfase kom je weer voor nieuwe verassingen te staan. Je leert elke dag van je kinderen. De kinderen hebben allemaal verschillende karakters en dat is erg interessant. De een luistert snel, de ander niet. Als jij het zo wil, willen de kinderen weer anders. Ik geef ze wel eens straf. Als ik aangeef dat ik iets niet wil en mijn kinderen er tegenin gaan probeer ik toch consequent te blijven. Ook andersom werkt het volgens mij. Mijn dochter die bij voorbaat al ‘Nee’ zegt tegen dingen die ik van haar vraag. Ook dan zeg ik: Als je het niet doet heb je een probleem met mij. Maar ze begint met ‘nee’. Ik ken haar, zij begint met ‘nee’ en daarna komt ‘ja’. Ik leer veel van de bijeenkomsten over opvoeden. Ik heb bijvoorbeeld geleerd dat je je kind te niet te lang moet straffen en dat je uit moet leggen waarom je je kinderen straf geeft of waarom je iets wil. Dit doe ik ook echt bij mijn kinderen. Ik heb jou straf gegeven omdat jij zo, zo, zo hebt gedaan. Je moet wel geduld hebben. Ik vind het belangrijk om consequent te blijven. Beter dat ze het nu leren dan straks. Als de kinderen buiten willen spelen dan spreek ik af hoe laat ze binnen moeten komen. Ik leer ook beter Nederlands te spreken doordat ik met andere vrouwen praat. Tijdens de bijeenkomsten spreken de meeste mensen Nederlands. Ook leer ik met de computer werken. Ik maak uitnodigingen om andere moeders uit te nodigen. Ik kan wel een beetje organiseren maar nog niet goed. Ik heb een voorbeeld nodig, zodat ik kan kijken hoe de ander dingen aanpakt. Ik oefen thuis nu ook meer met de computer en wordt er steeds behendiger in. Het lijkt me moeilijk om samen met anderen iets te organiseren, omdat iedereen anders denkt. We moeten eerst meer ervaring opdoen en geholpen worden bij praktische zaken. Hoe regel je de praktische zaken zoals tijd bijvoorbeeld? Hoe zorg je voor continuïteit? Het kost voor een aantal vrouwen best veel tijd en moeite om naar de bijeenkomsten te komen. Er is een vrouw die uit een andere wijk komt en vanwege de afstand en de tijd die dit kost nu niet meer komt. Ook is het moeilijk om een tijdstip te kiezen zodat iedereen kan komen. Sommige vrouwen werken, waardoor ze niet kunnen komen op de afgesproken tijden. De bijeenkomsten inspireren altijd, maar er moet veel aandacht worden besteed aan het uitnodigen van andere vrouwen. Ik ben met een medewerker van het Ouder Kind Centrum op pad gegaan om vrouwen aan te spreken en hen te interesseren voor de bijeenkomsten. Twee vrouwen hebben toegezegd te komen. Er is doorzettingsvermogen nodig om iets te bereiken. We moeten alles proberen, want ik vind het zo leuk.
De ouder als ervaringsdeskundige Verhalen van Moeders
25
Samen praten met elkaar over de opvoeding is belangrijk en je leert veel van elkaar. Er worden zoveel verschillende zaken besproken en er zijn veel vrouwen die wat willen vertellen dat we al snel in tijdnood komen. Sommige vrouwen in de bijeenkomst hebben oudere kinderen en zitten in een andere opvoedfase. In de bijeenkomsten kom je er achter dat iedereen ideeën heeft over wat je zou kunnen doen per leeftijdsfase. Op die manier leer je hoe je je eigen kinderen per leeftijdsfase op moet voeden. Mijn oudste kind is nu 7 jaar. Ik weet niet hoe je je kind moet opvoeden als het eenmaal 12 jaar is. Ik leer van de anderen en dat is fijn.
De ouder als ervaringsdeskundige Verhalen van Moeders
26
Dialoogvragen BOX 1 Pedagogische Civil Society 1. Wat betekent sociaal kapitaal? 2. Op welke manier levert Susanna een bijdrage aan de samenleving?
BOX 2 Dialogisch werken en kracht van het vragen stellen (zie Kennisbron 5). Deze box is steeds hetzelfde bij ieder verhaal. De groep leert de juiste vragen te stellen, zodat je in de faciliterende rol blijft zitten. De eigen kracht van de ouder staat centraal. Met welke vraag spreek je de eigen kracht van Susanna aan? 1. Wat is een passende actievraag? 2. Wat is een passende doelvraag ? 3. Wat is een passende realiteitsvraag? 4. Wat is een passende optievraag?
BOX 3Maak eigen dialoogvragen Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe.
De ouder als ervaringsdeskundige Verhalen van Moeders
27
De ouder als ervaringsdeskundige Verhalen van Moeders
28
Esra vertelt… Mijn ouders zijn van Turkse afkomst, maar zelf woon ik al mijn hele leven in Nederland. Ik ben hier geboren. Ik ben getrouwd en heb een zoon van vier en een dochter van elf. Ik heb Sociaal Pedagogisch Werk gedaan en daarna de Pabo. Al sta ik nu niet voor de klas, omdat ik nu meer energie in mijn kinderen wil steken. Ik kom geregeld op het Ouder Kind Centrum om te kletsen met andere moeders. Daar heb ik gehoord dat er bijeenkomsten worden georganiseerd waar moeders met elkaar in gesprek gaan over opvoeden en opgroeien. Er werd een themabijeenkomst georganiseerd en daar ben ik naar toe geweest. De bijeenkomst ging over opvoeden en er werden verschillende ontwikkelingsfasen van het kind belicht. Ik vond dat best leuk, want je bent altijd bezig met je kinderen dus elke keer leer je weer iets. De ervaringen van de andere mama’s vind ik ook wel leuk, omdat mijn leeftijd wat jonger is dan de andere moeders en zij zullen meer ervaringen hebben. Als je dat met elkaar deelt kun je er meer van leren. Wat ik op school geleerd heb uit boeken komt niet altijd overeen met de praktijk. Dus ik zeg wel dit en dit moet er gebeuren dit en dit gaan we volgen, maar ja, dat lukt niet. Elk kind is weer uniek. En als ik de mama’s hoor praten, soms hoor je een leuk idee en pas je het toe. Daarna wilde ik bij de kerngroep horen die bijeenkomsten voor andere moeders willen organiseren. Belangrijk voor mij is om ook Nederlandse ouders uit te nodigen. Ik ben heel druk geweest om andere Nederlandse moeders te benaderen en te betrekken bij de groep. Ik heb de directrice van de school aangesproken en gevraagd welke moeders ik kon benaderen voor de groep. Ik heb een aantal moeders zover gekregen om te komen. Een Nederlandse moeder die zou komen heeft toch afgezegd. Ik denk dat het voor de moeders ook moeilijk is om over opvoeden te praten. Deze moeder heeft het moeilijk met haar kinderen; ze leren moeilijk. Die moeder vindt het daarom moeilijker om erover te praten, denk ik. Veel moeders willen iets positiefs zeggen over hun kind en delen niet graag iets negatiefs. Ook kennen niet alle moeders elkaar. Ik denk niet dat we zonder hulp van de medewerkster van het Ouder Kind Centrum of de coördinator deze bijeenkomsten voor moeders kunnen organiseren. Zij zijn meer de kartrekkers, zeg maar. Zij houden alles bij elkaar. Denk maar aan een groep kinderen die zelf iets doet en een groep kinderen met een leidster erbij, toch? Dat is dan weer heel anders. Ik heb ook structuur nodig en iedereen heeft wat structuur nodig. Het is heel moeilijk om een groepje los te laten. Er moet iemand aan het hoofd staan en zeggen ‘dit doen we’ en ‘dit gebeurt er’. Want we kunnen wel praten, praten en praten maar als iemand zegt ‘oké dit is het’, dan ga je verder. Ik wil ook graag Nederlandse moeders erbij omdat ik wil weten hoe zij het doen; dat zie ik niet. Omdat ik minder contact heb met Nederlandse moeders wil ik graag weten wat zij doen thuis. Wij wonen hier en mijn kinderen spelen bij Nederlanders thuis en hun kinderen komen bij mij. Ik wil weten hoe zij dat doen met naar de winkel gaan, met bedtijd, met naar de dokter gaan, met uitleggen. Doen ze dat of doen ze dat niet? Weet ik niet. We hoeven van elkaar niet goed te vinden wat we doen, maar misschien raakt het elkaar. Als er geen leiding is voor deze groep dan denk ik niet dat er veel vrouwen overblijven. Ik zal dan ook minder kunnen doen vanuit mijzelf. Terwijl ik toch veel kan doen, maar toch je hebt iemand erbij nodig. Het helpt en motiveert als er iemand is die de boel aanstuurt. Ik heb het al druk. Ik zou de leiding niet op me kunnen nemen vanwege de tijd. Ik kan het wel maar het ligt aan de tijd. Het is wel leuk en leerzaam.
De ouder als ervaringsdeskundige Verhalen van Moeders
29
Dialoogvragen BOX 1 Pedagogische Civil Society 1. Hoe kunnen allochtone ouders ervoor zorgen dat Nederlandse ouders met hen in gesprek gaan over opvoeding? 2. Wat vindt Esra belangrijk in de opvoeding?
BOX 2 Kracht van het vragen stellen (zie Kennisbron, zie laatste pagina) Deze box is steeds hetzelfde bij ieder verhaal. Leert de groep juiste vragen te stellen, zodat ze in de faciliterende rol blijft zitten. De eigen kracht van de ouder staat centraal. 1. 2. 3. 4. 5.
Met welke vraag spreek je de eigen kracht van Esra aan? Wat is een passende actievraag? Wat is een passende doelvraag? Wat is een passende realiteitsvraag? Wat is een passende optievraag?
BOX 3 Maak eigen dialoogvragen Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe.
De ouder als ervaringsdeskundige Verhalen van Moeders
30
De ouder als ervaringsdeskundige Verhalen van Moeders
31
De ouder als ervaringsdeskundige Verhalen van Moeders
32
Interactieve Werkvormen
De ouder als ervaringsdeskundige Interactieve Werkvormen
33
De ouder als ervaringsdeskundige Interactieve Werkvormen
34
3.1. Dialoogsessie rondom opvoeding Instructie Dialogisch werken is een werkwijze waarbij gewerkt wordt vanuit een permanente dialoog, waarbij de dialoog aangestuurd wordt door de intentie open te staan voor het perspectief van de ander.
Leergroepen Een leergroep bestaat bij voorkeur uit 5 personen (evt. minimaal 3, maximaal 6). Een van jullie is de leercoach. De leercoach zorgt dat de leergroep in dialoog blijft (geen discussie, zie kennisbron 5 Dialogisch werken en kracht van vragen stellen en kennisbron 6 Verschil tussen dialoog en discussie). De leercoach laat dialogen samenvatten en coacht richting actie/experiment/initiatief: ‘wat gaan we doen met onze ideeën?’ of ‘wat ga jij doen met jouw idee?’
De dialoogsessie Lees de verhalen van Ayse, Ayan, Susanna en Esra (zie verhalen vanaf blz. 9. en kennisbron 7 Verhalen zijn leidend). We maken een keuze uit de volgende dialoogvragen. Of we maken eigen dialoogvragen. Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe. De gekozen vraag wordt voorgelezen.
Thema Opvoeden 1 2 3 4 5
Wat vinden Ayse, Ayan, Susanna en Esra belangrijk in de opvoeding? Hoe belangrijk is het dat Ayse, Ayan, Susanna en Esra ervaringen uitwisselen? Welke opvoedthema’s lees je in de verhalen van de vrouwen? Welke acties kunnen de moeders zelf ondernemen? Hoe kunnen de vrouwen elkaar helpen?
Thema zelforganisatie bij opvoedingsvragen vergroten 1 Hoe kunnen de vrouwen elkaar helpen? 2 Wat hebben ze nodig om dit te kunnen? 3 Wat heb je zelf nodig om dit proces te kunnen begeleiden?
We schrijven in 1 minuut op – ieder voor zich - wat ons idee is bij de vraag (reflecteren). De leercoach nodigt vervolgens iemand uit om te vertellen wat hij of zij heeft opgeschreven en we gaan in dialoog. We maken geen rondje om te horen wat een ieder heeft bedacht. De leercoach nodigt tussentijds de groepsleden uit de dialogen samen te vatten. We formuleren, persoonlijk of op groepsniveau, een actie.
De ouder als ervaringsdeskundige Interactieve Werkvormen
35
Leeropbrengsten Dialogisch werken: Luisteren naar elkaar; Elkaar laten uitpraten; Vragen stellen en doorvragen; Onderzoek de vraag achter de vraag; Niet invullen maar aanvullen waar nodig; Vermogen tot reflecteren op persoonlijke referentiekaders, meningen en opvattingen; Vermogen tot persoonlijke en groepsgerichte reflectie.
Kennisbronnen Verschil tussen dialoog en discussie Dialogisch werken en vragen stellen Verhalen zijn leidend
Ondersteunend lesmateriaal Literatuur Bohm, D. (2004). On Dialogue. Routledge: New York. Dixon, N.M. (2000). Dialoog op het werk. Een gids voor managers. Nieuwezijds: Amsterdam. Houtkoop, H., & J. Veenman (2002). Interviewen in de multiculturele samenleving, Koninklijke Van Gorcum: Assen. Tjin A Djie, K., & I. Zwaan (2007). Beschermjassen, transculturele hulp aan families. Koninklijke Van Gorcum: Assen
De ouder als ervaringsdeskundige Interactieve Werkvormen
36
3.2
Samenspraak organiseren rondom opvoedingsvragen
Instructie We gaan in dit werkboek aan de slag met een perspectiefbenadering met betrekking tot opvoedingsvragen. Aan de hand van een verhaal van een ouder gaan we in gesprek over de verschillende perspectieven. Dat wil zeggen dat het idee/de actie in een te overziende toekomst wordt geplaatst. Kortom, een perspectief wordt in het hier en nu en in de nabije toekomst geplaatst, en om die reden direct uitvoerbaar.
Kies een van de twee casussen: Casus 1: Peuterspeelzaal Fatima en Ibrahim hebben een tweeling van 3 jaar. Fatima vindt het belangrijk dat de kinderen leren spelen en omgaan met andere kinderen. Zij brengt de kinderen naar de peuterspeelzaal. Van Ibrahim hoeft dat niet zo nodig. De tweeling heeft elkaar en daarbij vindt hij het gevaarlijk dat Fatima met de tweeling naar de peuterspeelzaal moet lopen. Een van de tweeling heeft moeite om te wennen en begint steeds te huilen als ze weggebracht wordt. Bij thuiskomst klaagt ze over pijn in de arm, omdat de leidster van de peuterspeelzaal haar hard vastpakt. Als een van de andere kinderen jarig is, wordt er getrakteerd en omdat er geen snoep mag worden uitgedeeld heeft de jarige op plakjes worst en stukjes kaas getrakteerd. De plakjes worst zijn van varkensvlees. De kinderen van Fatima en Ibrahim hebben varkensvlees gegeten. Voor Ibrahim is de maat vol en de kinderen mogen niet meer naar deze peuterspeelzaal. Fatima vertelt op het Ouder Kind Centrum dat ze het erg vindt dat de kinderen niet meer naar de peuterspeelzaal gaan en ziet geen oplossing. Zij vindt het erg voor de kinderen, maar ook voor zichzelf. Ze vond het fijn om twee ochtenden in de week wat meer ruimte te hebben voor zichzelf. Casus 2: Pesten Anja en Rob hebben drie kinderen, ze zijn onlangs met hun gezin verhuisd naar een nieuwbouwwijk. Een van hun kinderen is Michiel. Michiel is 7 jaar en licht verstandelijk beperkt. Michiel wil graag bij de voetbalclub. Anja en Rob vinden dat lastig, omdat ze bang zijn dat Michiel gepest gaat worden. Ze kennen nog weinig mensen in de wijk. Het Centrum voor Jeugd en Gezin organiseert inloopavonden in de wijk. Anja bezoekt een van die avonden en geeft aan dat ze graag met andere ouders die een kind met een beperking hebben in contact wil komen. Ze wil graag samen met die ouders iets organiseren, zodat hun kinderen mee kunnen doen met activiteiten die in de wijk worden georganiseerd. Kies een casus en volg allereerst de volgende drie stappen: 1 Omschrijf de verschillende issues uit de casus; 2 Bepaal in dialoog welke actie nodig is. Bespreek ook wie eigenaar wil zijn en met bovenstaande casus aan de slag wil gaan; 3 Gebruik het onderstaande format om de verschillende perspectieven te formuleren.
De ouder als ervaringsdeskundige Interactieve Werkvormen
37
Opvoeden en opgroeien, hoe gaat dat?
Hier komt een korte samenvatting met de kern van dit vraagpatroon te staan. Ouders maken zich zorgen om het opvoeden en opgroeien van hun kinderen. Ze zijn handelingsverlegen in verschillende situaties. Kindperspectief
Ouderperspectief
Professionalperspectief
Opvoedingsperspectief
Organisatieperspectief
Bestuurdersperspectief
Wijkperspectief
Ander perspectief
De ouder als ervaringsdeskundige Interactieve Werkvormen
38
TIPS!!! 1. Gebruik deze of andere perspectieven naar gelang de aard en bedoeling van het vraagpatroon. Haal de rijen weg die je niet gebruikt. Dat maakt het geheel overzichtelijker. 2. Overweeg steeds hoeveel perspectieven echt van belang zijn voor deze fase van ontwikkeling. Bij (te) veel uitgewerkte perspectieven is de kans groot dat het zijn doel mist, omdat we niet meer weten waar we het eerste moeten beginnen. Vervolg met stap 4: 4 Toets de voornemens, acties en experimenten die de groep wil aangaan met de acht bakens Welzijn Nieuwe Stijl (zie kennisbron 8). Waar komen deze bakens tot uitdrukking, wat is er nodig als professional en de organisatie om er aan te voldoen? Gebruik hiervoor het volgende format.
De ouder als ervaringsdeskundige Interactieve Werkvormen
39
Werken met bakens Welzijn Nieuwe Stijl
1.
Welke bakens herken je vanuit het professioneel handelingsperspectief in het verhaal? Welke houdingsaspecten vallen op?
Gericht op de vraag achter de
Competenties van ´de nieuwe sociale professional’
Stelt de vraag van de burger centraal
vraag Vraagt door Omslag van aanbod- naar 2.
vraaggericht werken
Analyseert
Direct er op af
Is proactief
Voor hen die de weg naar de
Is betrokken en toegankelijk
ondersteuning niet weten te vinden 3.
of benutten
Is handelingsgericht
Gebaseerd op de eigen kracht van
Gaat uit van potenties
de burger Laat de regie bij de burger. Persoon maakt Als de vraag helder is, is er de
zijn eigen plan
vraag: wie doet wat Ondersteunt bij sociale netwerkontwikkeling 4.
Doordachte balans van collectief
Maakt behoeften zichtbaar en collectief
en individueel Brengt innovaties tot stand Ontwikkelen van meer collectieve aanpakken is gewenst 5.
6.
Formeel en informeel in optimale
Stimuleert zelforganiserend vermogen van
verhouding
burgers
Inzet van eigen netwerk benutten
Ondersteunt het informele netwerk
Integraal werken
Werkt samen en stemt af
Werken aan een samenhangende
Kijkt over grenzen heen
aanpak 7.
Niet vrijblijvend, maar
Maakt realistische en haalbare plannen
resultaatgericht Geeft inzicht in resultaten Toewerken naar resultaten Maakt gebruik van effectieve methoden 8.
Gebaseerd op ruimte voor de
Professionele ruimte
professional Werkt beroepsbewust en is vakbekwaam Zelfstandig handelen en een vrije beslisruimte
Maakt verantwoord keuzes en beslissingen
Bron: Movisie, concept dec.2011; VWS, Welzijn Nieuwe Stijl, 2011
De ouder als ervaringsdeskundige Interactieve Werkvormen
40
Leeropbrengsten Je leert vanuit verschillende perspectieven te denken, je kunt je verplaatsen in de situatie van andere professionals en de manier waarop zij handelen. Je leert de bakens Welzijn Nieuwe Stijl toe te passen Reflecterend vermogen: je kunt de verhalen van cliënten en andere professionals toepassen op je eigen handelen.
Kennisbronnen Pedagogische Civil Society Bakens Welzijn Nieuwe Stijl
Ondersteunend lesmateriaal Literatuur Hermanns, J. (2009). Het opvoeden verleerd. Oratie uitgesproken op 9 juni 2009. Universiteit van Amsterdam: Amsterdam Jeugd en Gezin (2010). Professionals in het Centrum voor Jeugd en Gezin. Samenwerken in het belang van jeugdigen en opvoeders. Jeugd en Gezin: Den Haag. Nunez, C., Nunez, R., Popma, L. (2010). Interculturele communicatie. Van ontkenning tot wederzijdse integratie. Van Gorcum: Assen. Oenen van, S., & Westering van,Y., van (2010). Een solide basis voor positief jeugdbeleid. Visiedocument 1.0. Nederlands Jeugdinstituut: Utrecht. Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) & Raad voor de Volksgezondheid & Zorg (RVZ). (2008). Versterking voor gezinnen: versterken van de village. Pre-advies over gezinnen en hun sociale omgeving. RMO/RVZ: Den Haag. Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) & Raad voor de Volksgezondheid & Zorg (RVZ). (2009). Investeren rondom kinderen. RMO/RVZ: Den Haag Winter, M. (2011). Verbeter de wereld, begin bij de opvoeding. Vanachter de voordeur naar democratie en verbinding. Uitgeverij SWP: Amsterdam.
De ouder als ervaringsdeskundige Interactieve Werkvormen
41
3.3 Sociale netwerken en Welzijn Nieuwe Stijl Netwerkanalyse In dit lesonderdeel gaan we in op het activeren van het netwerk rondom gezinnen. Voordat ouders gebruik kunnen maken van hun netwerk zullen ze eerst zicht moeten hebben wie er deel uitmaakt van hun netwerk. Poorthuis (2006) heeft een methode ontwikkeld, de zogenaamde netwerkanalyse, waarmee in kaart wordt gebracht welke mensen en instanties een rol kunnen spelen in het netwerk van mensen. De netwerkanalyse gaat uit van een initiatief en inventariseert de actieve en nog aan te boren betrokkenheid van mensen bij dit initiatief.
Instructie Faciliteer een bijeenkomst waarin ouders met sleutelpersonen in de wijk kunnen experimenteren met de netwerkanalyse. De netwerkanalyse geeft ouders inzicht in wie hen kunnen ondersteunen. Instructie: Lees kennisbron 4 en maak vervolgens een netwerkanalyse aan de hand van de volgende twee casussen. Volg de omschreven stappen.
Casus 1: Contact Een alleenstaande ouder met twee kleine kinderen wil graag meer contacten in de wijk, ze vraagt zich af of er meerdere alleenstaande ouders zijn. Op een inloopochtend in de open wijkschool komt ze een medewerker van het Centrum voor Jeugd en Gezin tegen en legt haar deze vraag voor. We nemen de volgende stappen: 1 Jij bent professional bij het Centrum voor Jeugd en Gezin en gaat deze ouder faciliteren om in contact te komen met andere alleenstaande ouders. 2 Benoem het initiatief in een paar kernwoorden en plaats deze in het centrum van het netwerk op een vel papier.
Figuur 2: Netwerkanalyse volgens Poorthuis (2006), met stap 2, 3 en4.
3 Laat vervolgens alles toe wat en wie betrokken zijn bij het initiatief en zet dit in een ruime kring op het papier. Alles wat (positief of negatief) betrokken is kan op papier worden gezet. Je kunt het weer weglaten als het geen rol meer speelt. 4 Tussen de kernwoorden en andere woorden ontstaat ruimte om relaties en verbindingen aan te gaan. We maken de netwerkanalyse zo concreet mogelijk door de namen te noemen waar je contact mee hebt of contact mee kunt leggen.
De ouder als ervaringsdeskundige Interactieve Werkvormen
42
Casus 2: Culturen Een aantal initiatiefnemers in de wijk wil ouders uitnodigen om te praten over ‘opvoeden in verschillende culturen’. Het doel is om de leefbaarheid in de wijk te vergroten door uitwisseling van ervaringen tussen allochtone en autochtone bewoners. We volgen de volgende stappen: 1 Jij bent professional in de wijk, twee wijkbewoners hebben het initiatief genomen om een intercultureel festival te organiseren in de wijk. Binnen dit festival willen ze een bijeenkomst organiseren met allochtone en autochtone ouders met als thema ‘opvoeden in verschillende culturen’. 2 Benoem het initiatief in een paar kernwoorden en plaats deze in het centrum van het netwerk op een vel papier.
Figuur 3: Netwerkanalyse volgens Poorthuis (2006), met stap 2, 3 en 4.
3 Laat vervolgens alles toe wat en wie betrokken zijn bij het initiatief en zet dit in een ruime kring op het papier. Alles wat (positief of negatief) betrokken is kan op papier worden gezet. Ook weer weglaten als het geen rol meer speelt. 4 Tussen de kernwoorden en andere woorden ontstaat ruimte om relaties en verbindingen aan te gaan. We maken de netwerkanalyse zo concreet mogelijk door de namen te noemen waar je contact mee hebt of contact mee kunt leggen.
Dialoogvragen over sociale netwerken Lees kennisbron 5 Bespreek met de groep de volgende vragen: 1 Wat is de consequentie voor de organisatie als sociale netwerkmethodieken de samenwerkingsverbanden bepalen rondom een burger/cliënt? 2 Hoe verspreidt jouw organisatie nieuwe kennis over de sociale kaart van het werkgebied? 3 Hoe bereikt nieuwe kennis over sociale netwerken het snelst de burger/cliënt? Aan de hand van welke vraag/situatie maak jij een netwerkanalyse om je samenwerkingsrelaties te versterken? 4 Wat is de meeropbrengst van het maken van een netwerkanalyse?
De ouder als ervaringsdeskundige Interactieve Werkvormen
43
Leeropbrengsten
Werken met de netwerkanalyse Dialogisch werken Vermogen tot reflecteren op persoonlijke referentiekaders Vermogen tot persoonlijke en groepsgerichte reflectie
Kennisbronnen Netwerkanalyse Verschil tussen dialoog en discussie Dialogisch werken en vragen stellen
Ondersteunend lesmateriaal Literatuur Bohm, D. (2004). On Dialogue. Routledge: New York. Dixon, N.M. (2000). Dialoog op het werk. Een gids voor managers. Nieuwezijds: Amsterdam. Poorthuis, A., & Van der Bijl, C. (2006). Van netwerkanalyse naar organisatieroutine. In: Poorthuis, A. (red.), De kracht van de netwerkbenadering: een dynamische en inspirerende kijk op de organiserende samenleving. Van Gorcum: Assen.
Online materiaal http://www.youtube.com/watch?v=OqeWD37LgMU&feature=related Wmo stripcolleges, deel 3 over sociale netwerkstrategieën
De ouder als ervaringsdeskundige Interactieve Werkvormen
44
3.4
Opvoedsteun zelf organiseren
Hoe faciliteer je als professional informele opvoedingsondersteuning in een wijk? Voor de professional zijn niet alleen de vragen (demands) en behoeften (needs) van de opvoeder leidend, maar ook de bijdragen (competences) die opvoeders zelf kunnen leveren. Het is belangrijk om vanuit de wensen en behoeften van opvoeders samen met professionals in de wijk ouders te facilteren. In dit lesonderdeel gaan we hier op in. Allereerst leren we de bijdragen te inventariseren die ouders zelf kunnen leveren aan opvoedvraagstukken. Vervolgens gaan we in dialoog met elkaar over actie-leren (zie kennisbron 9) en reflecteren we op de opbrengsten die uit de reflector naar boven komen.
Comptetentie ontwikkeling ouders
Instructie Aan de hand van de verhalen van Ayse, Ayan, Susanna en Esra formuleren we welke bijdragen (competences) zij kunnen leveren aan de vragen en behoeften die zij hebben (verhalen vanaf blz.9, kennisbron 3 en 7). 1 Lees de verhalen en noteer de competenties (kennis, vaardigheden en houding) van de ouders. 2 Welke competenties (t.a.v. opvoeden en generieke competenties) beheersen de vrouwen en welke willen ze ontwikkelen? 3 Bespreek deze competenties in subgroepjes. 4 Welke vorm van eigen kracht herken je? Koppel die aan de bakens Welzijn Nieuwe stijl. Gebruik hiervoor het volgende schema. 5 Bespreek vervolgens welke competenties belangrijk zijn voor professionals. Voeg deze toe aan het schema. 6 Wat betekent dit voor je eigen competenties en handelen?
De ouder als ervaringsdeskundige Interactieve Werkvormen
45
Competenties ouders
Welke vorm van eigen kracht herken je?
Welke bakens herken je vanuit het professionele perspectief in de verhalen van ouders?
De ouder als ervaringsdeskundige Interactieve Werkvormen
Competenties professionals
46
Actie-leren We gaan in dit deel in dialoog over de uitgangspunten van actie-leren. Actie-leren is een proces waarin de volgende stappen steeds opnieuw worden gevolgd: 1 Het stellen van vragen om de aard van de situatie helder te krijgen; 2 Het bepalen van mogelijke oplossingen of oplossingsrichtingen; 3 Het ondernemen van actie.
Instructie Lees kennisbron 6 en 9 en vul de Reflector ‘Faciliteren van een actie leerprogramma’ in. In deze Reflector kun je toetsen hoe effectief je aanpak is. De verkennende vragen stellen je in de gelegenheid je kennis, vaardigheden en gedrag te concretiseren. Bespreek in tweetallen de opbrengsten op basis van de ingevulde reflector.
De ouder als ervaringsdeskundige Interactieve Werkvormen
47
De ouder als ervaringsdeskundige Interactieve Werkvormen
48
De ouder als ervaringsdeskundige Interactieve Werkvormen
49
De ouder als ervaringsdeskundige Interactieve Werkvormen
50
Leeropbrengsten Dialogisch werken: Luisteren naar elkaar; Elkaar laten uitpraten; Vragen stellen en doorvragen; Onderzoek de vraag achter de vraag; Niet invullen maar aanvullen waar nodig. Vermogen tot reflecteren op persoonlijke referentiekaders, meningen en opvattingen; Vermogen tot persoonlijke en groepsgerichte reflectie; Je leert de bakens Welzijn Nieuwe Stijl toe te passen.
Kennisbronnen Actie leren Dialogisch werken en de kracht van het vragen stellen
Ondersteunend lesmateriaal Literatuur Bohm, D. (2004). On Dialogue. Routledge: New York. Dixon, N.M. (2000). Dialoog op het werk. Een gids voor managers. Nieuwezijds: Amsterdam. Revans, R. (1982). Action learning. Chartwell-Bratt: Bromley.
De ouder als ervaringsdeskundige Interactieve Werkvormen
51
De ouder als ervaringsdeskundige Interactieve Werkvormen
52
Kennisbronnen
De ouder als ervaringsdeskundige Kennisbronnen
53
De ouder als ervaringsdeskundige Kennisbronnen
54
4.1 Leerarrangement Waar het om gaat bij leerarrangementen? Je hebt als student of professional, naast de aanbevolen leerstof in dit werkboek, tal van mogelijkheden te kiezen uit beeldmateriaal, werkvormen en extra literatuur. Ook kun je zelf aanvullende leerstof opzoeken en gebruiken. Bij het arrangeren van leren zijn twee handvatten van belang: 1 De leeruitkomsten moeten generaliseerbaar zijn (Simons, 2001), niet verbonden aan één enkele context (bijvoorbeeld die waarin ze zijn aangeleerd), maar toepasbaar in vergelijkbare leer- en werkcontexten (migranten bijeenkomsten, zelforganisaties, cursussen aan en door migranten in de wijk, etc.). 2 Brainbased learning gaat uit van het natuurlijke leervermogen van de hersenen (Jensen, 2000). Je ervaart een betekenisvolle uitdaging en leert door middel van reflecteren op eigen leergedrag. Je leert omgaan met leeromgevingen die complex, interactief, rijk en echt zijn. Het leren is uitkomst- en contextgericht. Variaties in het leerarrangement kunnen worden gemaakt door gebruik te maken van andere werkvormen waarin bijvoorbeeld beeldmateriaal of kunst en cultuur een rol speelt. Studenten en professionals kunnen hun meervoudige intelligentie gebruiken. Er zou bijvoorbeeld een videoopname kunnen worden gemaakt waarin ouders hun verhaal vertellen.
De ouder als ervaringsdeskundige Kennisbronnen
55
4.2 Pedagogische Civil Society De ‘civil society’ duidt op vrijwillige verbanden van organisaties en burgers, anders dan de overheid en het bedrijfsleven. De term ‘Pedagogische Civil Society’ is nieuw en heeft betrekking op de betekenis die vrijwillige verbanden en onderlinge betrokkenheid kunnen hebben voor opvoeden en opgroeien. Universiteit Utrecht (De Winter, Pedagogiek) en het Nederlands Jeugdinstituut werken dit concept verder uit in het gezamenlijk project ‘allemaal opvoeders’. Bij de gedachte over een pedagogische civil society gaat men er van uit dat een sterke pedagogische civil society een positieve invloed heeft op het opvoedingsklimaat. Het idee is dat de sociale omgeving belangrijk is voor het opvoeden en opgroeien van kinderen. Een belangrijk Afrikaans gezegde is: ‘it takes a village to raise a child’. The village verwijst naar het idee van een ‘dorp’ waar buurtbewoners, jongeren, volwassenen en vrijwilligers onderling betrokken zijn op elkaar. De sociale omgeving van gezinnen is in de loop van de tijd veranderd. Een sterke ‘village’ waar mensen zich gezamenlijk verantwoordelijk voelen voor het opvoeden en opgroeien van hun kinderen is niet meer vanzelfsprekend. Dit zorgt voor nieuwe uitdagingen voor beleidsmakers, professionals en vrijwilligers die met ouders en jeugd werken (Nederlands Jeugd Instituut). Aspecten van de Pedagogische Civil Society zijn:
Sociaal kapitaal (de hulpmiddelen die in een gemeenschap aanwezig zijn om de gezins- en sociale organisatie vorm te geven); De kwaliteit van sociale relaties; De mate van onderlinge vertrouwdheid (publieke familiariteit) en vertrouwen inbedding in formele en informele netwerken; De bereidheid om zich in te zetten voor elkaar en voor de gemeenschap; Het bestaan van gedeelde normen.
De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling en de Raad voor Volksgezondheid en Zorg (2008) noemen een aantal functies die de sociale opvoedomgeving voor gezinnen kan hebben, namelijk: Medeopvoeder zijn, als kinderen buiten ouderlijk toezicht zijn; Een ruimte zijn voor kinderen om even te ontsnappen aan ouderlijk toezicht (terwijl hun veiligheid niet in het gedrang komt); Tot steun zijn van ouders bij onzekerheden, vragen of problemen in de opvoeding, maar ook bij wat goed is en wat niet, en bij wat mag en wat niet mag (informele sociale steun); Ouders helpen als zij daaraan behoefte hebben (praktische steun), bijvoorbeeld met het opvangen van kinderen; Een vanzelfsprekende bron van (ervarings)kennis en kunde zijn waar het opgroeiende kinderen en opvoeden betreft. Wat kunnen professionals betekenen voor de Pedagogische Civil Society?
De ouder als ervaringsdeskundige Kennisbronnen
56
Kansen voor ontmoeting creëren Informele ontmoetingsplaatsen nodigen mensen uit om met elkaar in contact te komen. Deze plaatsen moeten laagdrempelig zijn. Deze kunnen georganiseerd worden op plekken waar ouders komen: in kinderdagverblijven, op (brede) scholen of in Centra voor Jeugd en Gezin.
De dialoog over opvoeden stimuleren Opvoeddebatten, themabijeenkomsten en huiskamerbijeenkomsten zijn mogelijkheden maar ook nieuwe vormen van dialoog kunnen een belangrijke bijdrage leveren. Zelforganisaties van ouders waar ouders ervaringen uitwisselen.
Investeren in de houding en competenties van de professional Vraaggericht, klantversterkend en omgevingsgericht werken zijn belangrijke competenties voor professionals (Jeugd en Gezin, 2010). Dit betekent dat de vragen, wensen en behoeften van ouders en jeugd leidend zijn. De professional doet een beroep op de eigen kracht en het probleemoplossend vermogen van jeugdigen, opvoeders en hun sociale omgeving. De leefwereld van ouders en jeugdigen is hierbij het uitgangspunt. In de pedagogische basisvoorzieningen is het belangrijk dat medeopvoeders investeren in een relatie met ouders die uitgaat van dialoog en partnerschap.
Stimuleren van jeugdparticipatie en vrijwillige inzet door jeugd Voor kinderen en jongeren is het waardevol om mee te denken over hun omgeving en te leren hun verantwoordelijkheid te dragen. Micha de Winter (Universiteit Utrecht) spreekt in dit kader van ‘democratisch of actief burgerschap’. Wat betekent dit voor de versterking van de pedagogische civil society? Jeugd kan betrokken worden bij de ontwikkeling van het Centrum voor Jeugd en Gezin en bij activiteiten waarbij zij iets voor elkaar of voor de buurt kunnen betekenen. Door de dialoog met kinderen en jongeren aan te gaan, wordt duidelijk wat hun drijfveren zijn en waar kansen liggen om jeugdparticipatie en vrijwillige inzet te bevorderen. Door jeugdigen zo bij de buurt te betrekken, en andersom de buurt bij de jeugd, wordt geïnvesteerd in de pedagogische kwaliteit van de buurt waarbij de jeugd zich gezien en gesteund voelt.
De ouder als ervaringsdeskundige Kennisbronnen
57
Ondersteunend lesmateriaal Literatuur Hermanns, J. (2009). Het opvoeden verleerd. Oratie uitgesproken op 9 juni 2009. Universiteit van Amsterdam: Amsterdam. Jeugd en Gezin (2010). Professionals in het Centrum voor Jeugd en Gezin. Samenwerken in het belang van jeugdigen en opvoeders. Jeugd en Gezin: Den Haag. Oenen van, S., & Westering van Y., van (2010). Een solide basis voor positief jeugdbeleid. Visiedocument 1.0. Nederlands Jeugdinstituut: Utrecht. Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) & Raad voor de Volksgezondheid & Zorg (RVZ). (2008). Versterking voor gezinnen: versterken van de village. Pre-advies over gezinnen en hun sociale omgeving. RMO/RVZ: Den Haag. Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) & Raad voor de Volksgezondheid & Zorg (RVZ). (2009). Investeren rondom kinderen. RMO/RVZ: Den Haag: Winter, M. (2011). Verbeter de wereld, begin bij de opvoeding. Vanachter de voordeur naar democratie en verbinding. Uitgeverij SWP: Amsterdam.
Websites Nederlands Jeugd Instituut http://www.nji.nl/smartsite.dws?id=116830 (bezocht op 9 juli 2012)
De ouder als ervaringsdeskundige Kennisbronnen
58
4.3 Opvoedsteun zelf organiseren In deze module kun je werken aan de competentie opvoedsteun door ouders zelf te laten organiseren. Het idee is dat je deze competentie ontwikkelt en doorgeeft aan anderen. Je kunt veel lezen over empowerment en de kracht van de burger, maar hoe doe je dat in de praktijk? In contact met anderen ontstaan – op basis van wederkerigheid - samenwerkingsrelaties waar een ieder zich veilig voelt, gewaardeerd wordt en waarbij ieders talenten en kwaliteiten tot zijn recht komen. Op basis van wederkerig leren kunnen we elkaar vanuit onze verschillende (professionele) achtergronden beter leren begrijpen. Vraaggericht werken staat centraal bij deze competentie. Aansluiten bij de behoeften en vragen die ouders hebben over de opvoeding lijkt vanzelfsprekend maar in hoeverre geven we ouders de ruimte om hun vragen en problemen in eigen woorden naar voren te brengen en te verklaren? Het is belangrijk dat je niet alleen vanuit je eigen referentiekader kijkt, maar ook vanuit het referentiekader van de ander. Een referentiekader is het geheel van gewoonten, regels en normen waarnaar jij je richt. Met een cultureel sensitieve houding kun je je met respect in de ander verplaatsen, niet alleen in gedachten maar ook daadwerkelijk in gedrag. (kijk ook naar de module interculturele sensitiviteit, een van de modulen van de Wmo werkplaatsen). Ga uit van de eigen achtergrond als basis. Bij migrantenouders is het belangrijk om aandacht te schenken aan: Waar kom je vandaan? (Over)leven in twee culturen Praten in je eigen taal Ingrijpende gebeurtenissen
De ouder als ervaringsdeskundige Kennisbronnen
59
4.4 Netwerkanalyse
Netwerkanalyse volgens Poorthuis (2006). De methode gaat uit van een aantal stappen: 1 Allereerst zal er een initiatief moeten zijn. Nodig één van de ouders uit om initiatiefnemer te zijn. 2 Laat de ouder het initiatief benoemen in één of enkele krachtige woorden en plaats dit als kern van het netwerk midden op een groot vel papier. Om de juiste woorden te vinden kun je ervoor kiezen eerst op een aparte flap een brainstorm te houden, essenties te ontdekken en tot één of meer aantrekkelijke woorden te komen. 3 Laat vervolgens alles toe wat en wie er betrokken zijn bij het initiatief en zet dit in een zeer ruime kring op het papier. Alles wat (positief of negatief) betrokken is, mag er zijn, maar kan ook weer verdwijnen als het geen rol meer speelt. 4 Tussen de kern en alles wat betrokken is, ontstaat ruimte om relaties te leggen, verbindingen te maken, een bijdrage te realiseren of voorbeeld te zijn. 5 Een aantal betrokkenen positioneert zich in deze tussenruimte en neemt voor korte of langere tijd een positie in als schakel of als partner. De netwerkanalyse wordt ingevuld met concrete namen van personen waar ouders contact mee hebben of kunnen maken. 6 In de buitenste ring hebben alle betrokkenen de positie van gebruiker en leverancier. Met de Netwerkanalyse ontstaat zicht op een dynamisch netwerk van betrokkenen. Mensen, professionals en ouders zijn betrokken los van formele posities.
Begrippen
i = initiatiefnemer; p = partner; s = schakel; l= leverancier; g = gebruiker. Initiatiefnemers nemen het initiatief, benoemen het vertrekpunt en nodigen uit.
De ouder als ervaringsdeskundige Kennisbronnen
60
Partners dragen het initiatief en doen er alles aan om het zichtbaar te maken, te realiseren en zelf voorbeeld te zijn. Schakels leggen relaties, maken verbindingen met andere netwerken, wijzen de weg vanuit bepaalde invalshoeken, zijn ambassadeurs, sleutelfiguren, netwerkbouwers en schakels in kennis en informatie. Leveranciers leveren een bijdrage aan het netwerk, dit geldt voor iedere betrokkene. Daarnaast zijn er specialistische bijdragen. Gebruikers gebruiken het netwerk, dit geldt voor iedere betrokkene. Daarnaast zijn er specifieke gebruikers zoals klanten.
Ondersteunend lesmateriaal Literatuur Poorthuis, A., & Van der Bijl, C. (2006). Van netwerkanalyse naar organisatieroutine. In: Poorthuis, A. (red.), De kracht van de netwerkbenadering: een dynamische en inspirerende kijk op de organiserende samenleving. Van Gorcum: Assen
De ouder als ervaringsdeskundige Kennisbronnen
61
4.5 Dialogisch werken en de kracht van het vragen stellen Hoe stimuleer je mensen om te vertellen? Allereerst door te starten met een open vraag (SQUIN: the single question aimed at inducing narrative). Bijvoorbeeld: Kunt u vertellen wat belangrijk voor u is bij het opvoeden van uw kinderen? Welke problemen ervaart u in het opvoeden of laten opgroeien van uw kinderen? Hieronder geven we een instructie voor het stellen van open en coachende vragen die uitnodigen tot het vertellen van verhalen volgens de formule van ‘Dialoog en Actie’ (Van Biene, 2005).
Open vragen beginnen met ….. Hoe
Vraagt naar dingen die zich in de omgeving voordoen, roept ervaring op.
TIP!!!
HOE-vragen zetten antwoorden in een verband. Je kunt actief met de uitkomst aan de gang.
Wie
Vraagt naar personen.
Wat
Vraagt naar dingen, ‘wat bedoel je?’
Welke
Vraagt naar ‘wat voor een?’
Waar
Vraagt naar plaats.
Wanneer
Vraagt naar moment, tijd, datum.
Waarom
Vraagt om te verantwoorden.
TIP!!!
Vermijd WAAROM-vragen, dan volgt meestal DAAROM. Je raakt snel in discussie.
De ouder als ervaringsdeskundige Kennisbronnen
62
Hieronder worden open coachingsvragen aangereikt. Het betreft vragen die aansluiten bij actieleren: Dit is het bevorderen van eigen verantwoordelijkheid voor het eigen ontwikkelingsproces. In deze module ‘Zelf opvoedsteun organiseren’ staat het ontwikkelingsproces van de ouder (individueel) en de groep (collectief) centraal. De facilitator/ student/ professional werkt met de dialoog en stelt waar nodig vragen die de ouder inzicht geven en uitnodigen tot het zelfstandig ondernemen van actie. Actievragen
Wat ga je doen? Wat brengt je dichter bij je doel? Welke obstakels kun je tegen komen? Hoe ga je die aanpakken? Wie moet je informeren voor je actie? Welke ondersteuning heb je nodig? Hoe ga je die mobiliseren? Wanneer ga je die mobiliseren? Wanneer ga je actie ondernemen?
Doelvragen
Wat wil je bereikt hebben aan het eind van dit gesprek? Wat wil je op lange termijn bereiken? Welk beeld kun je geven van hoe de idee eruit ziet dat je wilt realiseren? Hoe weet je dat je het bereikt hebt? Hoe ga je meten dat je het doel bereikt hebt? Hoe ziet de situatie eruit als je het probleem hebt opgelost? Hoe uitdagend is het doel voor jezelf? Wanneer sta je jezelf toe om het als doel/probleem/vraag te zien? Hoe realistisch is je doel? Heb je voldoende tijd, energie, middelen om het te realiseren? Wanneer wil je het idee gerealiseerd hebben? Of je vraagstuk hebben opgelost?
Realiteitsvragen
Wat gebeurt er nu? Wat heb je tot nu toe gedaan? Wat was daarvan het resultaat? Wie zijn er nog meer bij betrokken behalve jij zelf? Wie is verantwoordelijk? Welke dingen kunnen verkeerd gaan? Wat gebeurt er dan met jou? Wat gebeurt er met anderen die direct betrokken zijn? Wat zijn de belangrijkste obstakels onderweg? Waar ben je onzeker over?
Optievragen
Wat zou je willen? Wat voor mogelijkheden zie je? Wat zijn de voors en tegens daarvan? Wie zou je nog kunnen helpen met opties? Welke sleutelfiguren zijn bepalend voor slagen of falen? Welke alternatieven brengen het eindresultaat het meest dichtbij?
De ouder als ervaringsdeskundige Kennisbronnen
63
4.6 Verschil tussen dialoog en discussie Waartoe dient de dialoog? Een dialoog is volgens Dixon (2000) een gesprek dat uitgaat van wederkerigheid en gezamenlijkheid. Dialoog heeft de potentie verandering te brengen in de betekenis van wat wordt gezegd en gedacht en kan daardoor in de groep, de organisatie en de samenleving een transformatie teweeg brengen. De relatie tussen het individu en het collectief is wederkerig en komt via praten tot stand. Argyris (1992) definieerde het doel van de dialoog als het ontdekken van de onopzettelijke persoonlijke organisatiefouten die het leren beperken. Mezirow et al. (1990) geeft als doel aan: mensen te verlossen van hun eigen ongetoetste veronderstellingen die hun ontwikkeling beperken. Bohm (1985) stond een gemeenschappelijke betekenis voor ogen, iets wat mensen zijn inziens konden bereiken door af te rekenen met oude ´programma’s´ en denkwijzen. Freire (1984) ten slotte zag als doel van de dialoog, de wereld te transformeren door haar te doorgronden en te herscheppen. Al deze visies behelzen de intentie het onbewuste naar boven te halen. Deelnemers aan de dialoog worden zich bewust van het paradigma dat zij inbrengen ofwel de sociaal/culturele context waarin zij zijn ingebed. Deelnemers aan de dialoog worden in de gelegenheid gesteld hun eigen veronderstellingen tegen het licht te houden en er nieuwe gemeenschappelijke betekenissen te construeren die getoetst zijn aan hun redeneringen.
Waardering voor de inhoud van de dialoog De dialoog is niet nieuw. We kennen allemaal situaties waarin we een fijn gesprek hadden met een bepaalde persoon. Tijdens dit soort gesprekken spant elk van beide personen zich in om het gezichtspunt van de ander te vatten, omdat hij of zij voelt dat de ander er niet zozeer op uit is een oordeel te vellen, maar probeert de wereld te zien door de ogen van de ander. Elk van beide ervaart dat zijn denken serieus wordt gesteund. Mensen waarderen doorgaans de inhoud van de dialoog, omdat zij inzien dat zij erdoor zijn gegroeid en veranderd.
De ouder als ervaringsdeskundige Kennisbronnen
64
Verschil tussen dialoog en discussie Dat maakt dat dialoog een waardevolle gespreksmethode is. Dit in tegenstelling tot discussie. Het voeren van een discussie vergt andere vaardigheden en brengt andere emoties teweeg. Aan de hand van de volgende voorbeelden kun je bij jezelf nagaan of je een dialoog of een discussie type bent. Ben je het type van ´ja, het kan wel als…´ , dan is de dialoog jouw favoriet. Zeg jij vaak ´ja, maar…´ of ´het kan niet, want…´ of ´ik vind dat…´ dan ben je een discussie type. In de relatie tussen cliënt en professional komen beide personen het meest tot hun recht in de dialoog. Dialoog
Discussie
Het kan wel als….
Het kan niet want….
Tweegesprek Onderzoeken van de vraag achter de vraag Vragen en doorvragen Van de ander iets willen weten Aanvullen i.p.v. invullen Nieuwe kennis opdoen De kwaliteit/kennis van je collega wordt zichtbaar
Ja, maar …….. Ik vind dat….. Eigen mening opdringen Deponeren van je mening Gelijk willen hebben Vasthouden aan eigen visies (patronen) Bestaande kennis handhaven In de verdediging schieten, er komt geen kennis vrij
Bron: Van Biene (2005), Reader BIAM®
De ouder als ervaringsdeskundige Kennisbronnen
65
4.7 Verhalen zijn leidend Levensverhalen in de sociologie De naturalistische sociologie probeert de sociale werkelijkheid te beschrijven, om deze vervolgens te verklaren. In de constructivistische sociologie wordt de sociale werkelijkheid opgevat als geconstrueerd in praktijken van betekenisgeving. Constructivisten proberen processen en praktijken te beschrijven en te verklaren. Beiden zoeken naar bruikbaarheid van het levensverhaal. Constructivisten gaan niet uit van een objectieve werkelijkheid, maar zien ‘de werkelijkheid’ als een sociale constructie, waarbij de interpretatie van mensen centraal staat. Ze vragen zich niet af hoe de wereld in elkaar steekt, maar hoe denken mensen dat de wereld in elkaar zit? Taal wordt daarbij gezien als het belangrijkste medium. Taal is echter niet neutraal. Iedere verwoording is een selectie van woorden en daarom altijd een interpretatie. In het taalgebruik wordt de betekenis van woorden niet enkel bepaald door het taalsysteem, maar ook door de woorden die mensen daadwerkelijk gebruiken. Naast grammaticaal taalgebruik is er sociaal taalgebruik. Sociale grammatica is een weergave van culturele praktijken van een bepaalde tijd. Met sociale grammatica wordt in de samenleving geregeld wat als ‘normaal’ taalgebruik wordt gezien. Een levensverhaal is een weergave van iemands kijk op het leven op dat moment. Het draait dus niet zozeer om een ‘objectieve’ schets van de werkelijkheid, maar om de manier waarop de verteller de gebeurtenissen weergeeft. De verteller vertelt het verhaal in eigen woorden oftewel de narratieve taal. In levensverhalen laten mensen niet alleen zien welke betekenissen zij aan het leven toekennen, maar ook welke verklaringen zij door de tijd heen hebben ontwikkeld voor wat er in hun leven is gebeurd. Levensverhalen zijn het resultaat van perceptie en interpretaties en van de werking van de representatiesystemen waarmee wij het leven zien. Het levert geen beschrijving op, maar een reactie op een persoonlijk verleden. Een levensverhaal zegt dus vooral iets over de verteller en niet zozeer over een feitelijke weergave van de gebeurtenissen. Levensverhalen kunnen niet dienen om levens werkelijkheidsgetrouw in kaart te brengen, wel om interpretaties achter het levensverhaal inzichtelijk te maken. In persoonlijke documenten, zoals een levensverhaal, kan bemiddeling door instanties of onderzoekers worden teruggedrongen, doordat informanten voor zichzelf spreken. Het levensverhaal wordt daarom door onderzoekers gebruikt wanneer zij zich bijvoorbeeld in een cultuur willen ‘inleven’. Desondanks komen levensverhalen niet onbemiddeld tot stand. De taal zelf bemiddelt. De taal waarin mensen vertellen is nooit volledig hun eigen taal. Zij spreken de taal die hen door de samenleving wordt aangereikt. De onderzoeker heeft bovendien een actieve rol als publiek. De verteller van het levensverhaal vertelt het verhaal aan de onderzoeker. De verteller kan het verhaal op de toehoorder afstemmen door bijvoorbeeld een thema te benadrukken en/of te verzwijgen. Er kan ook sprake zijn van samenwerking tussen onderzoeker en verteller. De interpretatie verloopt via de onderzoeker en is dus niet onbemiddeld, omdat de onderzoeker er ook een eigen interpretatie aan geeft.
De ouder als ervaringsdeskundige Kennisbronnen
66
Aangezien het levensverhaal autobiografisch is, krijgt men indrukken vanuit het perspectief van de verteller. Er wordt over het verleden gesproken in de taal van het heden. Een zelfbeeld is een ‘werkelijke’ factor in iemands leven en geef richting aan het huidige bestaan. Door over zichzelf te vertellen, intervenieert men in het toekomstige bestaan.
Ondersteunend lesmateriaal Literatuur Nijhof (2000), Levensverhalen. Over de methode van autobiografisch onderzoek in de sociologie. Boom: Amsterdam. Samenvatting gemaakt door Karen Lips (2008), docent-onderzoeker HAN.
De ouder als ervaringsdeskundige Kennisbronnen
67
4.8 Bakens Welzijn Nieuwe Stijl Baken 1: Gericht op de vraag achter de vraag Welzijnswerk in Nederland probeert al enige tijd een omslag te maken van aanbod- naar vraaggerichtheid. Hoewel het vanzelfsprekend lijkt, blijkt de praktijk nogal weerbarstig. Het vraagt een wezenlijke omslag, zowel bij de vragende als de aanbiedende partij. Vraaggericht werken is niet zonder meer de vraag van de burger als uitgangspunt nemen bij de organisatie van het aanbod. Het is geen kwestie van ‘u vraagt en wij draaien’. Dat zou juist leiden tot claimgedrag, waarbij de eigen kracht van de burger en diens netwerk onvoldoende worden aangesproken en de achterliggende problemen niet worden aangepakt. Bijna altijd is de vraag van burgers in eerste instantie een vraag naar het bekende aanbod. Maar met een hulp bij het huishouden zijn de eenzaamheidsproblemen niet op te lossen. Het is nodig om breder te kijken naar de mensen die om ondersteuning vragen: breder kijken om problemen bij mensen écht op te lossen. Baken 2: Gebaseerd op de eigen kracht van de burger Als de vraag van de burger eenmaal helder is, moet de vraag beantwoord worden wie wat doet. Wat kunnen de burgers zelf, of met hulp uit de directe sociale omgeving doen? Wat kan de rol zijn van de sociale verbanden in de wijk of buurt? Hoe kunnen vrijwilligers worden ingezet? Wat kunnen buren en familieleden betekenen? Met andere woorden: wat doen de professionals en wat doen de burgers? Maar ook, wat kan de professional doen om de zelfredzaamheid van de burger (in en met de eigen omgeving) te versterken? Te snel wordt nu nog voorbij gegaan aan de eigen kracht van de burger, diens netwerk, de straat of wijk. Het uit handen nemen van problemen werkt meestal averechts op het zelfoplossend vermogen. De ‘eigenkracht benadering’ of een andere, vergelijkbare methode vraagt om een cultuuromslag bij de burger en de professional. Die omslag is niet eenvoudig. Burgers hebben geleerd toch vooral tijdig een beroep op de overheid of de hulpverlenende instanties te doen. Maar nog ingewikkelder ligt de cultuuromslag bij de hulpverlener. Het is toch immers zijn of haar vak de problemen van anderen op te lossen en om die ‘kwetsbare mensen' te ondersteunen.
Baken 3: Direct er op af Er zijn mensen die ondersteuning claimen en mensen die zorg mijden. Het gaat bij de zogenoemde zorgmijders om mensen die niet om ondersteuning durven of willen vragen, terwijl ze al langer vereenzamen, zich verwaarlozen, met onoplosbare schulden kampen, of verslavingsgedrag vertonen. Deze burgers weten de weg niet te vinden naar ondersteuning. Ze zijn op basis van eerdere ervaringen teleurgesteld in de hulpverlening, of vastgelopen in de bureaucratie. Deze mensen worden niet bereikt door ze op te roepen om op kantoor te verschijnen ten einde daar een goed gesprek te voeren. Daar moet de professional op af en het liefst zo snel mogelijk om erger te voorkomen. Dat gebeurt te vaak nog niet, omdat andere – legitieme - uitgangspunten een direct ingrijpen in de weg staan, of lijken te staan. Het gaat dan om privacy, zelfbeschikking en eigen verantwoordelijkheid.
De ouder als ervaringsdeskundige Kennisbronnen
68
Baken 4: Formeel en informeel in optimale verhouding Het kenmerk van de Wmo is dat de participatie wordt bevorderd niet alleen door een beroep te doen op de eigen mogelijkheden van de burger of de inzet van professionals, maar ook op de inzet van sociale netwerken, vrijwilligersinitiatieven en wijkverbanden. In Welzijn Nieuwe Stijl wordt gezocht naar de optimale verhouding tussen wat burgers (onderling) zelf kunnen en wat professionals moeten. Ook dit baken betekent voor burgers, professionals en gemeenten een forse verandering van houding en aanpak, die breekt met de traditie van recht, of vanzelfsprekend een beroep kunnen doen op professionele ondersteuning. Het past bij Welzijn Nieuwe Stijl dat de professional zich terughoudend opstelt. Zijn of haar kracht ligt er juist in om samen met burgers te bezien op welke wijze de burgers zelf de problemen of klachten kunnen oplossen. Het probleemoplossend vermogen, zowel van individuen als groepen moet geactiveerd worden. Het voorkomt daarnaast structurele afhankelijkheid van de professional. Eenzaamheid kan mogelijk beter bestreden worden door het herstellen van sociale netwerken.
Baken 5: Doordachte balans van collectief en individueel De verzorgingsstaat is doorgeschoten met individuele oplossingen voor problemen van burgers. Mensen zijn daaraan gewend geraakt. De financiering ervan komt echter steeds meer onder druk te staan en de negatieve gevolgen van de individualisering van de samenleving worden steeds meer zichtbaar. Ook daarom is het ontwikkelen van meer collectieve aanpakken onvermijdelijk. De sector die hier vanouds de meeste ervaring mee heeft is de welzijnssector. Collectieve aanpakken zijn niet alleen goedkoper, maar bieden ook vaak een betere oplossing. De buurtmaaltijd is niet zelden effectiever (want biedt bijvoorbeeld mogelijkheden tot contact), dan de individuele bezorging aan huis. Ook voor dit baken geldt dat het er niet om gaat dat professionals te allen tijde automatisch voor collectieve oplossingen kiezen. Het gaat om het vinden van de juiste balans tegen de achtergrond van het probleem dat moet worden aangepakt.
Baken 6: Integraal werken De vraag centraal stellen vraagt om een integrale en samenhangende aanpak van professionals. De burgers die bij bijvoorbeeld het Wmo-loket, of het maatschappelijk werk aankloppen, hebben meestal problemen die niet door één instelling of één voorziening kunnen worden opgelost. Het gaat vaak om meerdere problemen tegelijk. Problemen die met elkaar samenhangen en dus ook in samenhang moeten worden aangepakt. Als een burger geen werk en daardoor te weinig geld heeft, in een slecht huis woont en spanningen in het gezin heeft, wordt dat ervaren als een ongedeeld vraagstuk. Dienst- en hulpverleners komen niet ver als ze opereren alsof ze op een eiland zitten. Goed met elkaar samenwerken is belangrijk. Nadrukkelijk is hier de invulling van de regierol van de gemeente aan de orde. Het is de gemeente als opdrachtgever én regisseur die bij uitstek geschikt is om partijen bij elkaar te brengen. Op cliëntniveau moeten de aanbieders van ondersteuning zelf de verantwoordelijkheid voor ketenregie oppakken.
De ouder als ervaringsdeskundige Kennisbronnen
69
Baken 7: Niet vrijblijvend, maar resultaatgericht Welzijn Nieuwe Stijl is niet vrijblijvend. Waar organisaties ondersteuning bieden aan burgers, worden concrete afspraken gemaakt over de vraag op welke ondersteuning van professionals en vrijwilligers men kan rekenen, wat daarbij de eigen inzet is (met en in de eigen omgeving) en naar welke resultaten wordt toegewerkt. De doelen in een ondersteuningstraject moeten voor de burger duidelijk, concreet en haalbaar zijn en zij moeten niet alleen perspectief bieden op de langere termijn, maar zich ook richten op praktische, snelle resultaten. Dat wil zeggen dat doelen voor de cliënten in concrete, meetbare termen moeten worden geformuleerd. Er moet sprake zijn van een gezonde mix van korte en lange termijn doelen.
Baken 8: Gebaseerd op ruimte voor de professional Centraal thema in Welzijn Nieuwe Stijl is de relatie tussen de burger en zijn netwerk enerzijds en de welzijnsprofessional anderzijds. Niet alleen de regels van de organisatie of de wensen van de gemeente zijn bepalend, maar ook de professionele bagage van de beroepskracht. Deze moet voldoende aan bod kunnen komen. Daarvoor heeft de professional de ruimte nodig om zelfstandig te handelen op basis van een ruime vrije beslissingsruimte. Professionals Welzijn Nieuwe Stijl moeten midden in de samenleving staan. Tegelijkertijd moeten zij ook adequaat kunnen communiceren met collega's van de eigen organisatie, met cliënten en hun naaste omgeving, vrijwilligers en met de partners in de keten. Ook wordt van hen verwacht dat ze ondernemend zijn, outreachend werken, in ketens kunnen samenwerken en hier soms de regie in nemen. Samenwerking tussen informele zorg en professionele dienstverlening vraagt om finetuning wie wat precies doet. Kortom, je weet wanneer je op je handen moet zitten en wanneer de handen uit de mouwen moeten. Deze professionals moeten dan wel ruimte krijgen om zelf te beslissen hoe zij die kennis en ervaring inzetten. Ruimte voor de professional kan alleen bestaan wanneer er vooraf goede afspraken zijn gemaakt over de te behalen resultaten en daarover achteraf verantwoording wordt afgelegd.
Ondersteunend lesmateriaal Literatuur Welzijn Nieuwe Stijl, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, januari 2011, via www.rijksoverheid.nl
De ouder als ervaringsdeskundige Kennisbronnen
70
4.9 Actie-leren De grondlegger van Action Learning is William Revans, 1907 – 2003 Met de groep ouders werken we in een actie-leerprogramma (ALP). Actie-leren gebruiken we in deze module als instrument om de samenspraak tussen ouders en facilitators(s) te organiseren. Het doel is een groep ouders met gevarieerde niveaus in kennis, vaardigheden en ervaring te laten leren van individuele of collectieve opvoedingsvraagstukken. Zij bespreken en analyseren vraagstukken, geven daar betekenis aan en ontwikkelen acties en experimenten om al doende in hun eigen leefomgeving tot ander gedrag, oplossingen en nieuwe inzichten te komen. De groep blijft gedurende een bepaalde periode samenkomen. Je spreekt het aantal bijeenkomsten van tevoren af. Actie-leren focust op de juiste vragen in plaats van op de juiste antwoorden. Samen leren is vooral zoeken naar betekenissen die bijdragen aan oplossingen voor opvoedingsvragen. Samen betekenis geven aan vragen biedt nieuwe kennis (wat we eerder nog niet wisten) en verwerft nieuwe inzichten (op die manier had je het nog niet bekeken). Actie-leren focust op wat men niet weet in plaats van op wat men al weet. Het is om deze reden dat actie-leren zich niet richt op puzzels maar op vraagstukken. Een puzzel kent één antwoord met een definitieve oplossing. Indien men de methodiek kent, kan men de puzzel oplossen. Een vraagstuk of probleem kent echter geen eenduidige oplossing. Elke betrokkene kan met zijn eigen idee of antwoord bijdragen aan een oplossing of de voortgang. Alle antwoorden zijn allemaal even geldig en waardevol. Pas nadat de verschillende opties en/of ideeën ter tafel zijn gebracht wordt er gekozen uit de opties: wat spreekt mij/ons aan; waar kan ik (wij) mee verder?; ik ga het nu eerst eens op deze manier doen; etc. Actie-leren is een proces waarin de volgende stappen steeds opnieuw worden gevolgd: 1 Het stellen van vragen om de aard van de situatie helder te krijgen; 2 Het bepalen van mogelijke oplossingen of oplossingsrichtingen; 3 Het ondernemen van actie.
Vragen stellen Actie-leren richt zich op het stellen van de juiste vragen die relatie hebben met het thema ´zelf opvoedingssteun organiseren´. In kennisbron 5 lees je de verschillend mogelijkheden van vragen stellen: actievragen, optievragen, realiteitsvragen en doelvragen. Voor de deelnemers aan een actieleerprogramma is het daarom van vitaal belang om tijd te besteden aan het genereren van de juiste vragen. De facilitator kan daaraan bijdragen door het handelingsrepertoire in het stellen van vragen te hebben afgestemd op het thema en de deelnemers. Ook kan de groep zelf een set vragen samenstellen, die zij elkaar willen stellen. Dat is handzaam ter voorbereiding op het doen afnemen van vraagverlegenheid.
De ouder als ervaringsdeskundige Kennisbronnen
71
Doen Actie-leren gaat om doen, het verbindt actie aan leren. Het gaat echter ook een stap verder. Het biedt, door een proces van reflectie, ook: 4 Inzicht in wat de ouder geleerd heeft; 5 Inzicht in hoe de ouder de kennis, de genomen stappen, de ervaren valkuilen en de ervaring van het proces op zich verworven heeft; 6 De mogelijkheid om, door het verworven inzicht, de kennis in de toekomst toe te passen op nieuwe opvoedingssituaties.
Dagelijkse ervaringen Bij actie-leren staan ervaringen centraal. Daardoor kent het voordelen die andere vormen van leren niet of veel minder kennen: Actie-leermomenten zijn in principe onbeperkt. Iedere ouder heeft dagelijks ervaringen, er doen zich voortdurend mogelijkheden voor om te leren. Ouders en betrokkenen leren in hun eigen omgeving. Het geleerde is direct toepasbaar op een soortgelijke situatie, dit biedt de mogelijkheid van een steeds verdergaande verfijning van vaardigheden. Actie-leren is zowel in een groep mogelijk als individueel. Actie-leren wordt langzaam maar zeker een manier van doen, ouders reflecteren steeds vaker en gemakkelijker op hun eigen of elkaars ervaringen. Ervaringen spelen dus een cruciale rol bij actie-leren. Als zo'n ervaring bovendien een situatie betreft die de betreffende ouder werkelijk bezighoudt is de motivatie om te leren groot. Ook doen zich voortdurend leersituaties voor. Dit schept optimale omstandigheden om te leren.
Een actie-leerprogramma = tijd maken In een actie leerprogramma maken we tijd voor het bespreken van ervaringen en we reflecteren op wat we geleerd hebben. We staan open voor de optimalisatie die reflectie biedt en hiermee stijgt de leercurve snel(ler).
In dialoog over de uitgangspunten van actie-leren Met de Reflector ‘Faciliteren van een actie-leerprogramma´ kun je toetsen hoe effectief je aanpak is. De verkennende vragen stellen je in de gelegenheid je kennis, vaardigheden en gedrag te concretiseren.
De ouder als ervaringsdeskundige Kennisbronnen
72
Literatuur Bohm, D. (1985). Unfolding Meaning. Colo Foundation House: Loveland. Bohm, D. (2004). On Dialogue. Routledge: New York. Dixon, N. (2000). Dialoog op het werk. Een gids voor managers. Nieuwezijds: Amsterdam. Freire, P. (1984). Pedagogy of the Oppressed. New York: Continuum. Hermanns, J. (2009). Het opvoeden verleerd. Oratie uitgesproken op 9 juni 2009. Universiteit van Amsterdam: Amsterdam. Holstein, J.A., & J.F. Gubrium (2000). The self we live by. Narrative identity in a postmodern world. Oxford University Press: Oxford. Houtkoop, H., & J. Veenman (2002). Interviewen in de multiculturele samenleving, Koninklijke Van Gorcum: Assen. Jensen, E. (2000). Brain-Based Learning—A Reality Check. Educational Leadership April, Vol.57, No.7, Pgs. 76-79, ASCD. Alexandria, VA. Jeugd en Gezin (2010). Professionals in het Centrum voor Jeugd en Gezin. Samenwerken in het belang van jeugdigen en opvoeders. Jeugd en Gezin: Den Haag. Nunez, C., Nunez, R., Popma, L. (2010). Interculturele communicatie. Van ontkenning tot wederzijdse integratie. Van Gorcum: Assen. Oenen van, S., Westering van, Y., (2010). Een solide basis voor positief jeugdbeleid. Visiedocument 1.0. Nederlands Jeugdinstituut: Utrecht. Poorthuis, A., Bijl van der, C. (2006). Van netwerkanalyse naar organisatieroutine. In: Poorthuis, A. (red.). De kracht van de netwerkbenadering: een dynamische en inspirerende kijk op de organiserende samenleving. Van Gorcum: Assen. Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) & Raad voor de Volksgezondheid & Zorg (RVZ). (2008). Versterking voor gezinnen: versterken van de village. Pre-advies over gezinnen en hun sociale omgeving. RMO/RVZ: Den Haag. Tjin A Djie, K., & I. Zwaan (2007). Beschermjassen, transculturele hulp aan families. Koninklijke Van Gorcum: Assen. Winter, M. (2011). Verbeter de wereld, begin bij de opvoeding. Vanachter de voordeur naar democratie en verbinding. Uitgeverij SWP: Amsterdam.
De ouder als ervaringsdeskundige Literatuur
73
De ouder als ervaringsdeskundige Literatuur
74