2008-2009 BLAUWE ZAAL
Budapest Festival Orchestra olv. Iván Fischer za 2 mei 2009
2008-2009 / Symfonisch wo 24 sep 2008 Symfonieorkest van de Munt olv. Mark Wigglesworth do 4 dec 2008 Rotterdams Philharmonisch Orkest olv. James Conlon za 10 jan 2009 Nationaal Orkest van België olv. Nikolaj Alexejev za 2 mei 2009 Budapest Festival Orchestra olv. Iván Fischer
inleiding door Diederik Verstraete, 19.15 uur, foyer de kunsthaven begin 20.00 uur pauze omstreeks 20.45 uur einde omstreeks 21.45 uur teksten programmaboekje Diederik Verstraete coördinatie programmaboekje deSingel
Budapest Festival Orchestra Iván Fischer muzikale leiding Hilary Hahn viool Gioacchino Rossini (1792-1868) Ouverture ‘La gazza ladra’
gelieve uw GSM uit te schakelen
Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791) Concerto voor viool en orkest nr 5 in A, KV219 Allegro aperto Adagio Rondeau. Tempo di Menuetto - Allegro
10’
30’
pauze De inleidingen kan u achteraf beluisteren via www.desingel.be Selecteer hiervoor voorstelling/concert/tentoonstelling van uw keuze.
reageer & win
Op www.desingel.be kan u uw visie, opinie, commentaar, appreciatie, … betreffende het programma van deSingel met andere toeschouwers delen. Selecteer hiervoor voorstelling/concert/tentoonstelling van uw keuze. Neemt u deel aan dit forum, dan maakt u meteen kans om tickets te winnen. Bij elk concert worden cd’s te koop aangeboden door ’t KLAverVIER, Kasteeldreef 6, Schilde, 03 384 29 70 > www.tklavervier.be
foyer de kunsthaven enkel open bij avondvoorstellingen in rode en/of blauwe zaal open vanaf 18.40 uur kleine koude of warme gerechten te bestellen vóór 19.20 uur broodjes tot net vóór aanvang van de voorstellingen en tijdens pauzes Hotel Ramada Plaza Antwerp (Desguinlei 94, achterzijde torengebouw ING) Restaurant HUGO’s at Ramada Plaza Antwerp open van 18.30 tot 22.30 uur Gozo-bar open van 10 uur tot 1 uur, uitgebreide snacks tot 23 uur deSingelaanbod: tweede drankje gratis bij afgifte van uw toegangsticket
Reclamepanelen omringen de bouwwerf van deSingel. De plaatsing van deze panelen levert extra middelen op om de bouwkosten te financieren. De toelating voor het plaatsen van de advertentiepanelen geldt voor de periode van de bouwwerken. Wij hopen op uw begrip.
Antonín Dvorák (1841-1904) Symfonie nr 7 in d, opus 70 Allegro maestoso Poco Adagio Scherzo: Vivace Finale: Allegro
35’
Gioacchino Rossini
Ouverture ‘La Gazza ladra’
‘La gazza ladra’ (‘De stelende ekster’) is de eenentwintigste opera van Gioacchino Rossini, een dramma giocoso in twee bedrijven op een libretto van Giovanni Gherardini, dat op zijn beurt teruggaat op het toneelstuk ‘La pie voleuse’ van Badouin d’Aubigny en Louis-Charles Caigniez. Na een succesvolle première in La Scala in Milaan op 31 mei 1817, volgden al gauw hernemingen in Pesaro en Napels, en veel later, in 1866, zelfs in Parijs. Terwijl de opera zelf in de twintigste eeuw vrijwel van de planken verdween (met uitzondering van Italië zelf) - bleef de populariteit van de speelse ouverture onaangetast. Heel opmerkelijk daarbij is hoe vaak fragmenten hieruit gebruikt werden in reclamefilmpjes of voor tv-spots. Stanley Kubrick hanteerde deze ouverture zelfs als een muzikale rode draad doorheen zijn film ‘A Clockwork Orange’. De populaire Rossini-biografie haalt deze ouverture graag aan als illustratie van de snelheid waarmee Rossini kon componeren én van zijn legendarische luiheid. Zo zou de directeur van de Scala in Milaan Rossini één dag voor de première opgesloten hebben in een kamer, opdat hij eindelijk de ouverture zou schrijven. Rossini kweet zich bliksemsnel van deze taak en gooide blad na blad uit het raam telkens er een klaar was, zodat de kopiist meteen aan het werk kon om de afzonderlijke partijen te maken.
Wolfgang Amadeus Mozart
Vioolconcerto nr 5 in A-groot, KV219 Wolfgang Amadeus Mozart voltooide zijn Vijfde Vioolconcerto op 20 december 1775, kort voor zijn twintigste verjaardag. Dit concerto (in A, KV219) is het laatste uit een reeks van vijf, waarvan alleen het eerste niet in 1775 gecomponeerd werd. Mozart schreef zijn vioolconcerto’s hoogstwaarschijnlijk voor eigen gebruik: sinds 1772 was hij officieel ‘concertmeester’ of eerste violist van het hoforkest van de aartsbisschop in Salzburg. Net zoals J.S.Bach was Mozart niet alleen een klaviervirtuoos, maar ook een uitmuntend (alt)violist, die later bij uitvoeringen van zijn kamermuziek vaak de altvioolpartij voor zijn rekening zou nemen. We kunnen dan ook gerust aannemen dat Mozart deze concerto’s zelf speelde, tesamen met het hoforkest. In tegenstelling tot vandaag gebeurde dit vroeger niet alleen (of zelfs eerder zelden) in de concertzaal. Er vonden in Mozarts tijd wel ‘avondconcerten’ plaats in Salzburg, maar deze hadden eerder een privé-karakter: ze dienden hoofdzakelijk ter verstrooiing van de adel. Het Salzburgse muziekleven was echter veel rijker dan dat: openluchtconcerten in tuinen en piazza’s en vooral ook kerkdiensten en theatervoorstellingen boden alle gelegenheid om deze concerto’s uit te voeren. Vooral tijdens vesperdiensten en in de zondagse hoogmis waren vioolconcerto’s erg in trek. Het uitvoeren van vioolconcerto’s tijdens een eredienst was in de achttiende eeuw vooral in Noord-Italië immens populair, en deze traditie drong ook tot in het naburige Oostenrijk door. Het Vijfde Vioolconcerto wijkt in vele opzichten af van het standaard-type concerto uit Mozarts tijd. Met de driedelige totaalopbouw (Allegro aperto - Adagio - Rondeau: Tempo di Menuetto) lijkt niets vreemds aan de hand: dit is de standaard-opbouw voor een concerto in de jaren 1770. De verrassingen die Mozart binnen deze delen inlast, zijn echter talrijk. Het eerste deel, ‘Allegro aperto’, begint traditioneel genoeg met een tutti-passage voor orkest. Zeer ongebruikelijk is echter de inzet van de solist: deze krijgt een ‘Adagio’-passage van zeven maten om allereerst zijn lyrische kwaliteiten tentoon te spreiden, begeleid door murmelende violen in het orkest. Eigenlijk is deze ongebruikelijke zet symptomatisch voor Mozarts vioolconcerto’s in hun totaliteit: niet het snelle, virtuoze staat in deze werken centraal, maar wel het zangerige, het ‘cantabile’-spel. Het meest in het oog springende deel uit Mozarts vioolconcerto’s is de finale van dit Vijfde Concerto. Mozart werkt dit deel geheel volgens de gebruiken van die tijd uit als een uitgebreid rondo, waarin een refrein Wolfgang Amadeus Mozart. Gravure van Doris Stock.
afwisselt met verschillende strofen. Het refrein is een vrij traditioneel menuet, met een opvallend slot (een gebroken drieklank in de hoorns en de soloviool, waarbij iedere noot door een korte voorslag versierd wordt). In de eerste twee strofen blijft het elegante menuet-karakter behouden, waarna de derde strofe ons geheel onverwacht in een andere wereld binnenleidt: de wereld van ‘Die Entführung aus dem Serail’, en van de finale uit de Pianosonate in A, het ‘rondo alla turca’. De rococo-sfeer van het menuet gaat hier abrupt over in een grillige stijl met sterk chromatisch gekleurde melodieën, percussieve bassen, overvloedige versieringen en ongewone orkestrale effecten. Zo schrijft Mozart meerdere malen voor dat de cello’s en de contrabassen “coll’arco al roverscio” moeten spelen: met het hout van de strijkstok. Deze ‘pseudo-Turkse’ stijl, die feitelijk vooral aanleunt bij de muziek van de Hongaarse zigeuners, heeft Mozart wellicht dankzij zijn Salzburgse collega Michael Haydn (broer van de bekende Jozef Haydn) leren kennen, die in het begin van zijn carrière kapelmeester in Hongarije was. Mozart besluit zijn concerto echter niet in deze exotische sfeer, maar keert gewoon terug naar het refrein en de eerste strofe van het rondo, alsof er niets aan de hand is.
Antonín Dvorák
Symfonie nr 7 in d-klein, opus 70
Dvorák componeerde zijn Zevende Symfonie in re-klein in de winter van 1884-85, op een ogenblik dat hij als componist zijn internationale doorbraak aan het beleven was. Tien jaar tevoren, in 1874, werd er voor het eerst een werk van hem buiten Tsjechië uitgegeven, bij de Duitse uitgever Simrock, dankzij de tussenkomst van niemand minder dan Johannes Brahms. Brahms zetelde toen in de jury die besliste over het toekennen van een Oostenrijkse staatsbeurs aan veelbelovende, jonge en arme componisten. Dvorák won de beurs zowel in 1874 als in 1876 en 1877. Dankzij Brahms’ bemiddeling verzorgde Simrock nog voor 1880 uitgaven van onder andere de Moravische Duetten, de eerste reeks Slavische Dansen voor piano vierhandig, de drie Slavische Rapsodieën voor orkest en de Serenade voor blazers. Al deze composities vonden een gretige afzet op de Duits-Oostenrijkse markt, vooral dankzij het sterk Boheemse (en dus exotische) karakter dat er uit naar voren komt. Dvorák werd dan ook in eerste instantie gewaardeerd als nationaal Boheemse componist, die muziek schreef vol opzwepende dansritmes, zoals de ‘furiant’ of melancholische, Slavisch getinte melodieën. Dvorák zelf was met deze gang van zaken niet onverdeeld gelukkig. Hij vond het enerzijds wel best dat zijn muziek nu over heel Europa verspreid werd, en dat hij plots tot de best verkopende componisten bleek te behoren. Anderzijds wist hij van zichzelf dat hij nog meer in zijn mars had dan hij in zijn nationaal getinte werken liet zien. Zo voelde hij zich bijzonder sterk aangetrokken tot de klassiek-romantische Duits-Oostenrijkse muziek van Beethoven, Schumann en Brahms. Vooral voor Brahms koesterde hij een grenzeloze bewondering, die overigens wederzijds was. Na 1880 vond er dan ook een opmerkelijke richtingverandering bij Dvorák plaats. Hij liet de folkloristische toets meer en meer achterwege, en koos in de plaats voor een ernstigere, meer ‘doorwrochte’ stijl, zoals blijkt uit zijn vier laatste symfonieën, het Pianotrio in f, de late strijkkwartetten of het Celloconcerto. In al deze werken - en misschien nog wel het meest van al in de Zevende Symfonie - is de invloed van Brahms duidelijk hoorbaar. De nadruk ligt niet meer hoofdzakelijk op de spontane melodie of op een aanstekelijk ritme, maar op de verwerking van het muzikale materiaal op zoveel mogelijk manieren, of op een complexe, sterk chromatische harmonie. Dvorák was zich zelf goed bewust van de verandering in zijn stijl. Componeren ging hem plots veel minder makkelijk af - terwijl hij vroeger het ene
werk na het andere uit zijn mouw schudde, worstelde hij nu veel meer met het creatieve proces. Bovendien wist hij maar al te goed dat na het succes van zijn Slavische Dansen of Moravische Duetten de verwachtingen hooggespannen waren, niet in het minst in Engeland. De Zevende Symfonie was het resultaat van een opdracht vanwege de London Philharmonic Society, die Dvorák om een orkestwerk vroeg waarmee ze het succes dat Dvorák als componist van koorwerken in Engeland kende, konden verzilveren. Dvorák meldde tijdens het werk aan de nieuwe symfonie aan zijn vriend, Antonin Rus: “Ik ben veel bezig met mijn nieuwe symfonie, die opnieuw voldoende kwaliteit dient te bezitten om de aandacht van de hele wereld te trekken; God geve dat het zo zal zijn...”. Dvorák hoefde zich geen zorgen te maken: de première van de Zevende Symfonie in St. James’ Hall op 22 april 1885 was een schitterend succes, dat de aanzet vormde tot de snelle verspreiding van de symfonie over heel Europa. De eerste maten van het eerste deel kondigen meteen aan dat het hier om een krachtig, tragisch werk gaat, vol emotionele conflicten en opgekropte spanningen. Veel commentators hebben het turbulente karakter van de symfonie toegeschreven aan de dood van Dvoráks moeder in 1883, maar het is veeleer een kenmerk van heel wat van Dvoráks werken uit de jaren 1880. De twee thema’s waarop het eerste deel gebaseerd is, illustreren de twee polen waartussen Dvorák in die periode heen en weer pendelde, en die hij hier weet te verzoenen. Het quasi-modale openingsthema, unisono in altviolen en celli, herinnert aan de meer sombere volksliederen uit Bohemen, terwijl het begin van het lyrische, meer ontspannen tweede thema bijna een letterlijk citaat is van de cellosolo uit het tweede deel van Brahms’ Tweede Pianoconcerto. De doorwerking is opvallend kort, maar werkt - net zoals zo vaak bij Brahms - ook nog door in de al even compacte recapitulatie, en in de bijzonder gespannen en uitgewerkte coda. Het tweede deel opent rustig, maar deze rust blijkt slechts schijn, wanneer voortdurend vlagen van melancholie en onrust voorbijtrekken. Het scherzo heeft het karakter van een furiant, maar dan wel een van het ernstige soort, die mijlenver van de traditionele volksdans verwijderd is. Het hoofdzakelijk tragische karakter van het werk komt nog het best tot zijn recht in de rijkelijk van memorabele thema’s en heroïsche gebaren voorziene finale.
Antonín Dvorák ca. 1885
Budapest Festival Orchestra In 1983, toen dirigent Iván Fischer en pianist Zoltán Kocsis beslisten om een nieuw symfonisch orkest op te richten, had niemand kunnen raden dat dit het begin was van één van de meest succesvolle en opwindende muzikale avonturen zowel in Hongarije als op de internationale podia. In het begin gaf het Budapest Festival Orchestra een maximum van vier of vijf concerten per jaar, maar in 1992 werd het aangesteld als permanent orkest van Budapest, de hoofdstad van Hongarije. Vanaf dat moment werd het orkest door publiek en kritiek beschouwd als de ware erfgenaam van de muzikale tradities van Hongarije en Centraal-Europa, dat deze wortels een nieuwe dynamiek en verjonging zou geven. Nu is het Budapest Festival Orchestra een van de meest gevraagde ensembles binnen de internationale muziekscène. Het orkest is een welkome gast zowel op vooraanstaande muziekfestivals in Salzburg, Luzern, Parijs, Londen,... en in de belangrijkste concertzalen, gaande van het Musikverein en het Konzerthaus in Wenen tot Carnegie Hall in New York, Théâtre des Champs-Elysées in Parijs en het Concertgebouw in Amsterdam. Artiesten van wereldklasse hebben reeds met het orkest samengewerkt: Sir Georg Solti, Kurt Sanderling, Charles Dutoit, Edith Mathis, Sandor Végh, Yehudi Menuhin, Gidon Kremer, András Schiff, Eliahu Inbal, Marek Janowski, Agnes Baltsa, Martha Argerich, Radu Lupu, Thomas Zehetmair, Vadim Repin, Richard Goode en anderen. Ook de operaprojecten van het orkest oogstten succes: ‘Cosi fan tutte’, ‘Idomeneo’, ‘Orfeo ed Euridice’ en ‘Un Turco in Italia’. De serie van drie concerten ter herdenking van de vijftigste verjaardag van de dood van Bartók werd tijdens het seizoen 1995-96 in Boedapest, New York, Parijs, Keulen, Frankfurt en Brussel uitgevoerd. Over verschillende jaren gespreid voerde het orkest de symfonische cyclus van Mahler uit in Boedapest, Lissabon, Frankfurt en Wenen. Met de BartókStravinsky cyclus werd het orkest uitgenodigd in Edinburgh, Londen, San Francisco en New York. In 2005 lanceerde het orkest een jaarlijks Mahlerfestival in Boedapest. Sinds 2008 vindt er elk jaar een marathon plaats rond een andere componist. Het orkest besteedt ook ruime aandacht aan nieuwe muziek: ze speelden de Hongaarse premières van werken van Ustvolskaja, Eötvös, Kurtág, Holliger, Doráti en anderen. Het orkest gaf reeds compositieopdrachten aan componisten als Jeney, Sáry, Lendvay, Vajda, Mártha, Melis en Vidovsky. Om een veelzijdige artistieke ontwikkeling van zijn musici te verzekeren, organiseert het Budapest Festival Orchestra ook een serie kamermuziekconcerten, een jaarlijks zomerfestival barokmuziek en concerten voor kinderen. Iván Fischer Iván Fischer is oprichter en muziekdirecteur van het Budapest Festival Orchestra. Daarnaast is hij ook chefdirigent van het National Symphony Orchestra of Washington D.C. Aanvankelijk studeerde Iván Fischer piano
en viool, later schakelde hij over op cello. Na zijn studies compositie in Boedapest studeerde hij af in de compositieklas van Hans Swarowski in Wenen. Vervolgens werkte hij gedurende twee seizoenen als assistent van Nikolaus Harnoncourt. De internationale carrière van Iván Fischer ging van start toen hij op vijfentwintigjarige leeftijd in Londen de Rupert Foundation Conducting Competition won. Hierdoor werd hij door alle belangrijke Britse orkesten uitgenodigd om te dirigeren. In 1983 keerde hij terug naar Hongarije, waar hij het Budapest Festival Orchestra oprichtte. Als gastdirigent wordt hij geregeld gevraagd door de Berliner Philharmoniker, Concertgebouworkest Amsterdam, New York Philharmonic, Cleveland Orchestra, London Symphony, Israel Philharmonic, Bayerischer Rundfunk Orchester, Westdeutscher Rundfunk Orchester, Orchestre National de France, Chamber Orchestra of Europe en Orchestra of the Age of Enlightenment. Als operadirigent werd Iván Fischer uitgenodigd door de English National Opera en Royal Opera House, Covent Garden en de opera’s van Parijs, Zürich, Frankfurt, Boedapest en Stockholm. Hij dirigeerde ook verscheidene Mozartproducties in de Weense Staatsopera en was een tijd lang muziekdirecteur van de Opéra National de Lyon. Van 1989 tot 1996 was Iván Fischer eerste gastdirigent van het Cincinnati Symphony Orchestra. Hilary Hahn Hilary Hahn begon al op haar derde viool te spelen. Van haar vijfde tot haar tiende kreeg zij in Baltimore les van Klara Berkovich en van haar tiende tot haar zeventiende studeerde zij bij de bekende violist Jascha Brodsky, de laatste overlevende leerling van de Belgische violist Eugene Ysaÿe, met wie zij steeds bleef samenwerken tot aan zijn dood. Hoewel Hilary Hahn reeds op de leeftijd van zestien afstudeerde aan het Philadelphia Curtis Institute of Music bleef zij aan deze school verderstuderen en nam zijn cursussen in oa. talen, literatuur en kamermuziek. Haar orkestdebuut maakte ze met het Baltimore Symphony Orchestra op de leeftijd van tien jaar. Op haar vijftiende debuteerde zij in Duitsland in het Vioolconcerto van Beethoven met het Bayrischer Rundfunk-Sinfonieorchester olv. Lorin Maazel. Twee maanden later signeerde zij een exclusief contract bij Sony Classical en maakte zij haar debuut in Carnegie Hall als soliste met het Philadelphia Orchestra. Momenteel heeft zijn een exclusief contract bij Deutsche Grammophon. Zij nam verschillende grote werken op waaronder de Vioolconcerti, Solosonates en Partita’s van Bach, Vioolconcerti van Beethoven, Bernstein, Barber, Brahms, Stravinsky, Mendelssohn, Sjostakovitsj ea.
Budapest Festival Orchestra muzikale leiding Iván Fischer 1ste viool Violetta Eckhardt Agnes Bíró Mária Gál-Tamási Radu Hrib Erika Illési István Kádár Ernö Kiss Péter Kostyál Eszter Lesták Bedö Emese Gulyás 2de viool János Selmeczi Pál Jász Tibor Gátay Krisztina Haják Eva Nádai József Rácz Levente Szabó Zsolt Szefcsik Zsuzsa Berentés Antónia Bodó Noémi Molnár Anikó Mózes Csaba Czenke Zsuzsa Szlávik
altviool Péter Lukács Miklós Bányai Judit Bende Cecília Bodolai Zoltán Fekete Barna Juhász Nikoletta Reinhardt Nikoletta Szöke Nao Yamamoto Agnes Csoma György Porzsolt László Bolyki cello Péter Szabó László Bánk Lajos Dvorák Eva Eckhardt György Kertész Gabriella Liptai Kouday Mahdi György Markó Rita Sovány Orsolya Mód contrabas Zsolt Fejérvári Károly Kaszás Géza Lajhó László Lévai Attila Martos Csaba Sipos Veronika Pápai László Pege
fluit Gabriella Pivon Anett Jóföldi hobo Dudu Carmel Roni Gal-Ed klarinet Akos Acs György László Kiss fagot Tamás Benkócs Sándor Patkós hoorn Péter Dávida András Szabó Dávid Bereczky Zsombor Nagy trompet Zsolt Czeglédi Tamás Póti trombone Balázs Szakszon Péter Bálint Sándor Balogh pauken Gratiniano Murcia slagwerk Lászlo Herboly István Kurcsák Gáspár Szente
binnenkort in deSingel Isabelle Faust viool Alexander Melnikov piano F Mendelssohn-Bartholdy Sonate voor viool en piano in f, opus 4 F Schubert Fantasie voor viool en piano in C, D934 K Szymanowski ‘Drie Mythen’ voor viool en piano, opus 30 G Fauré Sonate voor viool en piano nr 2 in e, opus 108
wo 6 mei 2009 blauwe zaal / 20 uur inleiding Pieter Bijlsma / 19.15 uur / vergaderzaal € 20, 15 basis/ €15, 10 -25/65+/ €8 -19 jaar
De kunstcampus groeit + 12.000 m2 Een bouwproject van de Vlaamse Gemeenschap en de Artesis Hogeschool Antwerpen voor deSingel internationale kunstcampus en het Conservatorium van de Hogeschool Antwerpen.
Permanente toelichting vestiaire deSingel wo>zo/14>18 uur & aansluitend bij voorstellingen/concerten
2008-2009 architectuur theater dans muziek deSingel Desguinlei 25 / B-2018 Antwerpen ma vr 10 19 uur / za 16 19 uur www.desingel.be
[email protected] T +32 (0)3 248 28 28 F +32 (0)3 248 28 00
deSingel is een kunstinstelling van de Vlaamse Gemeenschap en geniet de steun van hoofdsponsor
mediasponsors