2010-2011
blauwe zaal grote podia
RICHARD THOMPSON & MUSICIANS OF THE GLOBE OLV. PHILIP PICKETT ZA 27 NOV 2010
2010-2011 CROSSOVER RICHARD THOMPSON & MUSICIANS OF THE GLOBE OLV. PHILIP PICKETT ZA 27 NOV 2010 FRANK VANDENBROUCKE & LOD & B’ROCK ZA 15 JAN 2011 ANA MOURA & NEDERLANDS BLAZERSENSEMBLE ZA 22 JAN 2011 FERRAN & JORDI SAVALL WO 6 APRIL 2011 JEAN-GUIHEN QUEYRAS & KEYVAN & BIJAN CHEMIRANI ZO 29 MEI 2011
inleiding Maarten Beirens / 19.15 uur / blauwe foyer begin 20.00 uur pauze omstreeks 20.45 uur einde omstreeks 21.50 uur teksten programmaboekje Maarten Beirens coördinatie programmaboekje deSingel & Diederik Verstraete
RICHARD THOMPSON stem, gitaar MUSICIANS OF THE GLOBE
PENELOPE SPENCER viool PHILIP PICKETT blokfluit LYNDA SAYCE luit, gitaar ELIZABETH PALLETT bandora HENRIK PERSSON basgamba
NUTMEG & GINGER
Pittige ballades uit de tijd van Shakespeare
All in a Garden Green Goddesses / Heartsease Go silly note (What if a day) Green Garters Dido was the Carthage Queen Dargason / Greenwood How can the tree Packington’s Pound Watkins Ale (There was a maid this other day) pauze
gelieve uw GSM uit te schakelen
De inleidingen kan u achteraf beluisteren via www.desingel.be Selecteer hiervoor voorstelling/concert/tentoonstelling van uw keuze.
reageer & win
Op www.desingel.be kan u uw visie, opinie, commentaar, appreciatie, … betreffende het programma van deSingel met andere toeschouwers delen. Selecteer hiervoor voorstelling/concert/tentoonstelling van uw keuze. Neemt u deel aan dit forum, dan maakt u meteen kans om tickets te winnen. Bij elk concert worden cd’s te koop aangeboden door ’t KLAverVIER, Kasteeldreef 6, Schilde, 03 384 29 70 > www.tklavervier.be Grand café deSingel open alle dagen 9 > 24 uur informatie en reserveren +32 (0)3 237 71 00 www.grandcafedesingel.be drankjes / hapjes / snacks / uitgebreid tafelen
The Wooing of the Baker’s Daughter (The Miller) Daphne / Tickle my toe Lie still my dear The Queen’s Dumpe Dulcina Cuckolds all awry / Picking up sticks / The old mole John Faustus, Doctor of Divinitie Light o’Love Have over the water (To Warre)
Historische Crossover In 1998 bracht Philip Pickett de cd ‘The Bones of All Men’ uit, een verzameling dansen uit de 16de eeuw. Op dat vlak had Pickett, een ervaren veteraan van de oude muziek en de historische uitvoeringspraktijk, natuurlijk al uitgebreid zijn sporen verdiend, zowel in zijn werk met het New London Consort als met de Musicians of the Globe. Met Sharona Joshua op renaissance klavierinstrumenten (virginaal, klavichord, regaal,…), Pickett zelf op allerlei blaasinstrumenten (kromhoorn, schalmei, blokfluit,…) en violist Pavlo Beznosiuk had de cd alle troeven om de beginselvaste oude muziekliefhebber te overtuigen. Maar Picketts naam prijkt op de cd-hoes broederlijk naast die van folkrock-legende Richard Thompson, die samen met de ‘Fairport Rhythm Section’ een heel andere toets toevoegt: een zinderende elektrische gitaar, geruggesteund door een trio dat de kern van iedere rockgroep weerspiegelt: ritmegitaar, bas en drums. Diezelfde beginselvaste oude muziekliefhebber die bij het begin van de eerste track nog het vertrouwde, ‘authentieke’ renaissance-klankbeeld hoorde, zal na een halve minuut bruut uit zijn stoel opveren wanneer de ritmesectie invalt en Richard Thompson de melodielijnen op elektrische gitaar in dialoog met de historische instrumenten begint te spelen. Nochtans is die combinatie geen echte verrassing te noemen voor wie vertrouwd is met de carrières van Pickett en Thompson. Richard Thompson begon zijn carrière al op zeer jonge leeftijd als gitarist bij de legendarische Britse folkrockgroep Fairport Convention, waarvoor hij ook zijn eerste eigen nummers schreef. De mengeling van folk-, blues- en rockelementen bij Fairport werkt Thompson in zijn rijk gevulde carrière nog verder uit: in duo met zijn toenmalige echtgenote Linda Peters en sinds 1982 solo. Zowel zijn kwaliteiten als gitaarvirtuoos, met een stilistisch heel breed palet, van epische solo’s op elektrische gitaar tot fenomenale subtiliteiten op akoestische gitaar, als die als songwriter worden steeds weer geprezen. Opvallend daarbij is dat Thompson ook in zijn eigen songs een vrij breed gamma van muzikale invloeden betrekt en zelfs laat versmelten. Symbolisch voor die brede achtergrond zijn de ‘1000 Years of Popular Music’programma’s die hij sinds een kleine tien jaar speelt, waarin hij effectief een dwarsdoorsnede van populaire muziek uit het jongste millennium speelt, van de middeleeuwse canon ‘Summer is icumen in’ tot Britney Spears’ ‘Oops I Did it Again’. Op het einde van de jaren 1970 speelde Thompson in The Albion Richard Thompson © Ron Slenzak
Band, waarin heel wat grote namen uit de Britse folkrock opdoken, maar ook enkele muzikanten met een achtergrond in de oude muziek, waaronder … Philip Pickett. Later zou Pickett nog regelmatig als gastmuzikant op cd’s van Thompson meespelen. De interesse voor het raakvlak tussen traditionele muziek (waarvan de folkrockers een hedendaagse ‘lezing’ gaven) en de oude muziek (waarvan de historische uitvoeringspraktijk de banden met de volkse wortels van een deel van het repertoire niet kon negeren) is wat de muzikanten in de Albion Band samenbracht. In de vindingrijk vormgegeven clash tussen beide werelden op ‘The Bones of All Men’ kwam dat aspect enkel nog veel radicaler uit de verf. Kan je dat nog authentieke uitvoeringspraktijk noemen? Op basis van de instrumentenkeuze natuurlijk niet, maar de aandachtige luisteraar zal wel opmerken dat de frasering, het spelen met kleur en textuur en de nauwkeurigheid waarmee de oorspronkelijke partituren ook door die anachronistische instrumenten gerespecteerd worden het origineel allerminst als excuus gebruiken voor zomaar een potje rockend freewheelen. Als ‘The Bones of All Men’ één ding duidelijk maakte, dan is het wel dat categorieën relatief zijn, dat oude muziek die wij doorgaans onder de ‘klassieke’ categorie en hedendaagse muziek die wij in het pop/ rock segment situeren niet zo ver uit elkaar hoeven te liggen. Uiteindelijk waren het instrumentale dansen, uitgecomponeerde (en hooguit lichtjes gestileerde) amusementsmuziek die in de jaren 1500 hetzelfde brede appèl had als de rocktraditie vandaag. Aan het einde van de vorige eeuw raakte het begrip ‘crossover’ ingeburgerd als containerbegrip om alles wat eclectische bronnen verenigde te duiden: vooral een Westerse blik op allerlei traditionele muziek uit alle windstreken of huwelijken tussen ‘populaire’, ‘lage’ kunst en ‘elitaire’ ‘hoge’ kunst werden onder deze noemer geplaatst. Maar wat een project als de ongewone Pickett/Thompson samenwerking vooral duidelijk maakt, is dat het geen kwestie is van zulke mengvormen, maar dat muziek steeds een uitnodiging is geweest voor muzikanten van allerhande achtergrond om mee in interactie te treden. De ‘Slavische Dansen’ van Dvorak of de Strijkkwartetten van Bartók, ‘A Love Supreme’ van John Coltrane of de avantgardistische ‘drones’ waarmee de Velvet Underground de rock een wel heel dreigende, gevaarlijke sound meegaf, het zijn voorbeelden van muziek die invloeden uit een andere context toelaat en daar een bijzonder waardevolle creativiteit uit haalt. Crossover, met andere woorden, is een wezenlijk deel van de creatieve dynamiek die muziek altijd al heeft opgezocht. We zijn gewend geraakt aan eenvoudige grenzen en categorieën. De indeling van een platenwinkel met alle genres in hun aparte hoekjes en de taakverdeling tussen radiozenders, waarbij iedere zender een zorgvuldig uitgekozen muzikaal ‘profiel’ dient te hebben, bevestigen zulke strakke
opdelingen enkel nog. Er is oude en nieuwe muziek, er is jazz, klassieke muziek en popmuziek, er zijn schlagers en opera’s, er is traditionele muziek en er is wereldmuziek. En dan zwijgen we nog over de versnippering van genres en subgenres in de rock of de elektronische muziek. Zulke onderscheiden bouwen misschien wel op muzikale criteria (het verschil tussen blues, rock ‘n’ roll en rhythm ‘n’ blues valt op basis van muzikale kenmerken te duiden, al zijn het in dit voorbeeld muziekstijlen die misschien meer verbonden worden door wat ze gemeenschappelijk hebben dan dat ze met elkaar contrasteren), maar dat heeft minstens evenveel met sociale verschillen te maken. Deelgenres worden benoemd als een nieuwe afgebakende categorie omdat een bepaalde sociale groep of subgroep zich ermee identificeert. Dat principe is natuurlijk niet nieuw. Dat sociale verschillen ook aparte muzikale werelden in stand houden, is evident. Het gros van wat we nu als oude muziek en klassieke muziek bestempelen, speelde zich af in een exclusief milieu van religieuze orden en adellijke hoven. Pas vanaf de 18de eeuw bereikt die muziek ook de (hogere) burgerij, maar blijft het een muziekleven voor een kleine minderheid, netjes gescheiden van het muziekleven van de ‘gewone man’. Een ander repertoire, andere genres, andere contexten, vaak ook andere muzikanten bestonden zo volledig naast elkaar. Maar die grens was niet altijd even strikt. En in deze tijden waarin zoveel informatie beschikbaar is dat nieuwsgierige verkenning van onbekende genres en stijlen vergemakkelijkt wordt en kruisbestuivingen allerhande aangemoedigd worden, is dat soort van strak onderscheid steeds minder van tel. Zo bewijst althans dit concert. ‘Nutmeg and Ginger’ is als opvolger van ‘The Bones of All Men’ veel minder confronterend. De Musicians of the Globe krijgen enkel Richard Thompson zelf toegevoegd en die speelt hier op een akoestische gitaar – een ‘historisch’ instrument zelfs, een speciaal voor deze gelegenheid gebouwde kopie van een gitaar uit 1581 (gemaakt door Belchior Dias in Lissabon) die nu in de instrumentenverzameling van het Royal College of London wordt bewaard. Maar er is geen twijfel dat ook in ‘Nutmeg and Ginger’ de wat ongewone combinatie van Thompsons zeer eigen virtuoze gitaarstijl en zijn karakteristieke, door folk en rock gevormde zang met de historische uitvoeringspraktijk van de Musicians of the Globe de Elisabethaanse muziek pittig zal kruiden. En laat dat nu net zijn waar het programma over gaat. Pickett en Thompson kozen ‘spicy ballads’ uit de tijd van Shakespeare. Broadside ballads Hoewel er dus wel degelijk verschillen waren tussen het repertoire en de werkwijze van straatmuzikanten en hofmuzikanten in het Engeland van de 16de en 17de eeuw, was het muziekleven in die tijd in wezen een continuüm. Er bestond een populair repertoire van populaire muziek voor
straatmuzikanten dat in feite versies van stukken bevatte die doorgesijpeld waren uit het hoofse repertoire. En omgekeerd kenden componisten als William Byrd, John Bull en John Dowland geen schroom om verfijnde instrumentale variaties te componeren op volkse deuntjes. Neem nu Have over the Water, dat dit concert afsluit. Deze ballad is gezet op een deuntje dat ook onder de naam Sellinger’s Round bekend staat, wat op zijn beurt de kenners van oude muziek bekend in de oren zal klinken in de versie die William Byrd ervan componeerde, gezet als vingervlugge variaties voor klavier. De belangrijkste manier waarop populaire muziek in de Elisabethaanse periode circuleerde, was de ‘broadside ballad’. Broadside ballads waren liedteksten, gedrukt op enkelvoudige folio vellen papier (de zogenaamde ‘broadsides’). Net als kranten tegenwoordig, hadden ze hun oorsprong in een stedelijk milieu (ze werden bijna allemaal gedrukt en verkocht in Londen), maar circuleerden ze doorheen het hele land dankzij rondreizende balladeverkopers die hun waren aan de man trachtten te brengen door ze te zingen. De onderwerpen varieerden, alweer net als bij kranten, van commentaar op politiek en religie tot natuurrampen, misdaad en werk van grote dichters (die zo geapprecieerd werden dat hun gedichten in balladevorm circuleerden), tot en met scabreuze schrijfsels die specifiek voor de broadsides gemaakt waren en over de eeuwige thema’s van seks, liefde, trouw en overspel gingen. Broadside ballads werden zelden gepubliceerd met de muziek erbij, al werden de deuntjes wel vaak aangeduid (het ging bijna altijd om teksten die op een bestaande melodie werden gezet, een praktijk die ‘contrafact’ wordt genoemd) door de titel van het deuntje te vermelden. Veel van die melodieën zijn niet overgeleverd, maar vaak lukt het om teksten te koppelen aan melodieën (of varianten van melodieën) die in hedendaagse liedboeken of verzamelingen zijn overgeleverd. Veel ballads leefden voort in de orale traditie en werden in de 19de en 20ste eeuw genoteerd door folkloristen, die soms niet op de hoogte waren van de stedelijke, geletterde context waarin die liederen ontstonden, en dus als volksliederen bestempeld werden. Sommige broadsides zijn gewoon gepubliceerde en gepopulariseerde kunstliederen, die via die weg verder verfijnd (of vervormd) worden. Het liefdeslied Go, silly note is een goed voorbeeld. Het is wellicht in de jaren 1590 geschreven door componist en dichter Thomas Campion, in een versie die begint met de tekst ‘What if a day or a night or a year’, maar deze (en andere) versies circuleerden als broadsides. (Wij Nederlandstaligen herkennen het misschien als het geuzenlied dat begint met ‘Merk toch hoe sterk zich in ’t werk nu al stelt’ - ook hier geldt hetzelfde principe: een nieuwe tekst over de politiek-militaire actualiteit (het beleg van Bergen-opZoom door de Spanjaarden) op een populaire melodie). How can the tree, een zetting van bijzonder droevige verzen van Thomas
Lord Vaux, zou oorspronkelijk een vroeg Elisabethaanse ‘consort song’ geweest zijn, voor sopraan en vier viola da gamba’s, hoewel er versies voor andere instrumenten bestaan en de melodie gebruikt werd voor ten minste één broadside ballad. Dido was the Carthage Queen, een versie van het verhaal van Dido en Aeneas, komt uit de muziek die George Mason en John Earsden schreven voor een spektakel dat werd opgevoerd voor James I in Brougham Castle, Westmoreland, op 6 augustus 1617. Dit werk is wellicht een gecomponeerd lied in ballad-stijl, specifiek voor de gelegenheid gemaakt. De meeste broadside ballads waren uitgesproken populair en gebruikten eenvoudige dansmelodieën. There was a maid this other day (Watkins Ale), een ballad die uitgegeven werd rond 1590, vertelt een verhaal van verleiding en de ongelukkige gevolgen ervan en gebruikt de term ‘Watkins Ale’ als eufemisme. Nog zo’n gewaagd liedje, All in a Garden green, dateert van nog vroeger – rond 1550 – al verschijnt het pas rond het einde van de 16de eeuw in Ballets ‘Lute Book’, en opnieuw in John Playfords verzameling ‘The English Dancing Master’ in 1651. Ten minste één andere ballad werd op dit deuntje gezongen (‘A n outcast lover’). Greenwood, Goddesses en Picking up sticks staan ook in Playfords bundel en hoewel er geen bijbehorende teksten zijn overgeleverd, suggereren hun titels dat deze melodieën geassocieerd werden met ballads. Packingtons Pound was een van de meest populaire ballad-melodieën. Veel versies zijn ervan overgeleverd tussen de late 16de eeuw en de vroege 18de eeuw en het diende voor meer dan 100 broadside ballads. Daphne is een voorbeeld van een kunstlied (oorspronkelijk geschreven voor zang en gamba-consort) dat later de ronde deed als ballad en net als de meeste populaire melodieën uit de tijd een hele reeks bewerkingen voor klavier of ensemble meekreeg. Sommige balladmelodieën waren oorspronkelijk duidelijk bestemd voor instrumenten, eerder dan voor stemmen en pas later gebruikt door balladverkopers. Dulcina lijkt oorspronkelijk een dans uit een ‘masque’ (een hybride mengeling van toneel, zang en dans die aan de Britse hoven zeer populair was onder Elisabeth I en James I) en was gepubliceerd als een vijfstemmige versie door William Brade met de titel ‘Turckische Intrada’. Het werd bekend onder de titel Dulcina omwille van de broadside ballad As at noon Dulcina rested, die er later op gemaakt is. Ook Tickle my toe is enkel overgeleverd in een vijfstemmige versie in een manuscript uit de British Library en Light o’ Love is te vinden in verschillende bundels voor luit en als een courante in Praetorius’ uitgebreide verzameling dansmelodieën ‘Terpsichore’. Ook Nutmeg and Ginger lijkt een dansmelodie te zijn die specifiek voor een broken consort (een gemengd instrumentaal ensemble) is geschreven. Het is overgeleverd (net als Sellingers Round en Fortune my foe)
in de bundel stemboekjes voor broken consort die door de muzikant uit Oxford Matthew Holmes in de jaren 1590 zijn samengesteld voor de ‘city waits’. Toch werd dit nogal hoekige stuk later met succes gebruikt voor A Pleasant Ballad of the Mery Miller’s Wooing of the Baker’s Daughter of Manchester (The Miller). De muziek die voor zulk een ensemble werd geschreven of bewerkt, gaf nauwkeurig aan welke instrumenten ervoor gebruikt dienden te worden, wat in de renaissance een nieuwigheid was. De zettingen van Holmes bevatten stemboekjes voor viool, blokfluit, zither, luit, bandora en basgamba. ‘City waits’ (muzikanten die door de stad werden aangesteld om entertainment te verzorgen, de uren aan te geven en ceremonieën op te luisteren) speelden normaal een mengeling van luide blaasinstrumenten, maar voor intiemere gelegenheden binnenskamers was een zachtere consort-bezetting geschikter. Zulk een ‘exquisite consort’ werd een van de favoriete vormen van musiceren in landhuizen tijdens de Elisabethaanse periode. Dit type van ensemble vond dan blijkbaar zijn weg naar het theater en werd dan enthousiast overgenomen door de city waits en andere professionele muzikanten. In de theaters speelden de muzikanten vanop een galerij boven het podium zowel, voor, tijdens als na het toneelstuk en tussen de bedrijven door. Er zijn heel wat vermeldingen uit die tijd naar dit ‘consort’ en termen als “heavenly noyse”, “celestial harmony” of “heavenly consort” verwezen niet enkel naar de Apollinische klank en symboliek van dit ensemble, maar ook naar het feit dat die muziek letterlijk van boven het publiek kwam. Loath to depart, Fortune my foe en Sellingers Round zijn voorbeelden van stukken die evenzeer bekend waren als instrumentale werken en als broadside ballads. Het aangrijpende Loath to depart zou vaak gespeeld zijn tijdens Elisabethaanse afschaidsceremonieën, zoals wanneer een schip de haven verliet, al werden ook ballads over vertrek en verlies ermee verbonden, zoals Lie still my dear. Op vergelijkbare wijze kon Fortune my foe vaak gehoord worden bij openbare executies en werd het in de 16de eeuw geassocieerd met dood, misdaad en straf en dus ook met ballads op dat onderwerp – in dit geval The Judgement of God shewed upon John Faustus, Doctor of Divinitie. Deze overlevering van de Faust-legende dook voor het eerst in het Engels op in 1587. Overgeleverd in talloze zettingen voor luit, klavier en consort, diende Sellinger’s Round als basis voor veel broadside ballads, hoewel het meestal werd aangeduid onder zijn eigen titel, in plaats van die van de teksten die erop werden gezet. Dit suggereert dat het vooral als een leuk dansdeuntje werd beschouwd, eerder dan als een lied. De tekst van Have over the water (‘To Warre’), dat op Sellingers Round wordt gezongen komt uit John Pickeryngs toneelstuk uit 1567 ‘The History of Horestes’. De
enige bron voor Greene Garters is anoniem, maar heeft alle kenmerken van de karakteristieke stijl van John Johnson. Johnson was een merkwaardig figuur – hij ligt zowat aan de basis van de Engelse luitmuziek-traditie en is de eerste Engelse luitist van wie we een omvangrijk oeuvre bezitten. Zijn pavannes, gaillardes en ballads werden de referentie voor alle componisten die na hem kwamen. The Queen’s Dumpe is de ultieme Elizabethaanse bluegrass en past hier perfect in omdat de baslijn (gespeeld op bandora en gitaar) de populaire ‘Bergamasca’-melodie is, die voor talloze ballads en instrumentale zettingen is gebruikt. Cuckolds all awry is bijna zeker de oorspronkelijke melodie voor de ballad ‘Cuckolds all a-row’. Er is geen tekst van bewaard, maar het is mogelijk dat The Old Mole het deuntje was dat gebruikt werd voor een ballad over Hamlet en de geest van zijn vader, naar een scène uit Shakespeares stuk. Dargason, ook bekend als ‘Sedony’, kennen we als bewerking voor luit en in verschillende dansversies. Minstens twee verschillende ballads werden erop gezongen: ‘The Hawthorne Tree’ en ‘Flee stately Juno’. Een tussenspel in het toneelstuk ‘Misogenus’ (1576/7) vermeldt Heart’s Ease, en er worden twee andere ballad-teksten gecombineerd met deze melodie – die pas in druk verschijnt wanneer Playfords ‘English Dancing Master’ wordt uitgegeven in 1651.
Musicians of the Globe
NUTMEG & GINGER
Pittige ballades uit de tijd van Shakespeare Samenvatting van de gezongen teksten. All in a Garden Green Een jongen uit het platteland probeert in een aangename Engelse tuin een meisje te versieren, maar ze wijst hem af. Hij zegt dat hij alleen maar een kus wil, waarop zij repliceert dat haar reputatie naar de vaantjes is wanneer iemand hen zou zien. Uiteindelijk stemt ze ermee in naast hem te komen zitten. Hij neemt haar hand vast waarop ze protesteert: “Wat als mijn moeder dit zou zien…”. Maar hij neemt haar mee achter een boom… Wanneer ze terug tevoorschijn komen, vraagt ze hem haar te kussen voor hij vertrekt. Ze nemen in tranen afscheid van elkaar, waarbij hij haar belooft haar trouw te zullen zijn, wat ook het resultaat is van het avontuur van die dag. Het lijkt er dus sterk op dat heel wat meisjes die eerst weerstand bieden, uiteindelijk toch toegeven! Go silly note (What if a day) Heb lief en word bemind wanneer je er de kans toe ziet, want zowel de liefde als het leven gaan snel voorbij. Alle geneugten van de jeugd zijn maar tijdig en de mens is per definitie ijdel. Goed en kwaad worden gestuurd door het lot: een geslaagd leven kan plots om zeep geholpen worden. Een lang leven is ook niet altijd een zegen, en is bovendien niets in vergelijking met de eeuwigheid. Bemin het leven ook niet té zeer, want de dood komt ons uiteindelijk toch allemaal halen. Aanvaard je lot met een tevreden gemoed: zelfs wijsheid kan de dood niet afwenden, en al helemaal niet de wispelturigheid van de liefde van een vrouw. We komen allen uit de aarde voort en keren naar haar terug, wat ons echter niet mag beletten naar de hemel te trachten. Dido was the Carthage Queen Dido, koningin van Carthago, had de Tojaan Aeneas lief. Een onweer dwong hen te schuilen in een grot, waar Aeneas haar verleidde. Haar passie bleek groter dan haar eer. De zoon van Jupiter verscheen in een droom aan Aeneas en droeg hem op te vertrekken terwijl Dido nog sliep. Dido was ten zeerste overstuur bij het ontwaken. Dit alles als excuus voor herhaalde ontrouw bij zovelen…
How can the tree Een boom die geen zonlicht te zien krijgt, gaat dood, net zoals een bloem. Mensen en alle schepselen Gods hebben voedsel en gezelschap nodig; we hebben allen behoefte aan zowel ons verstand als aan het gevoel van liefde in onze harten. Zonder deze is er alleen maar verdriet en pijn, maar geen vreugde. The Cautionary Tale of Mother Watkins Ale Een meisje uit het platteland maakt zich zorgen dat ze als een oude vrijster zal sterven. Een jongeman die haar bezig hoort, neemt deze gelegenheid te baat om haar de voordelen van Mother Watkins Ale aan te prijzen. Ze stemt ermee in “the Ale” uit te proberen op een geheime plaats … waar hij met haar kan doen wat hij wil. Ze vindt het zo fijn, dat ze steeds om meer vraagt, tot hij uitgeput geraakt. Hij vertrekt met het advies dat ze nooit meer alleen op pad mag gaan. Negen maand later voelt ze de barensweeën, de vruchten van Watkins Ale. Daarom, meisjes, wanneer je je te goed doet aan “the ale”, let op voor de gevolgen! Zit er niet mee in om nee te zeggen aan de mannen – mannen zouden niet slecht mogen denken over vrouwen die “nee” zeggen.
pauze
The Wooing of the Baker’s Daughter (The Miller) Miles de molenaar, een aantrekkelijke jongeman op zoek naar een vrouw, trekt naar Manchester om er de knappe dochter van de bakker het hof te maken. De molenaar fluit een verleidelijk deuntje en zijn zakken zitten vol met geld. Op een feestdag dagen er eerst en vooral vier mannen op om de bakkersdochter te verleiden: een kleermaker, een handschoenmaker, een leerlooier en een slager, elk met bijzondere talenten. Maar ze wijst hen allen af – ze wil alleen blijven. Maar de molenaar durft meer: hij is rijk én modebewust. Alleen met haar in haar huis, biedt hij haar goud aan en alles wat ze maar wil, maar nog steeds kan ze zich er niet toe brengen hem lief te hebben. Hij biedt dan aan haar mee te nemen naar zijn molen, waar ze kunnen dansen en vrolijk zijn, en dat overtuigt haar. Ze wordt verliefd op Miles en ze trouwen met elkaar. Jongemannen zouden beter het voorbeeld van de molenaar volgen: tracht een vrouw niet voor je te winnen met geschenken, maar met dans en muziek. Lie still my dear Waarom sta je op? Dat is het daglicht niet buiten, maar het licht dat uit je ogen schijnt; niet het begin van de dag, maar het breken van mijn hart. Blijf hier, of mijn vreugde dooft uit. Ik wil liever sterven dan van jou afscheid te nemen. Dulcina Een herder treft op een dag de mooie nimf Dulcina aan, die een middagdutje doet in een schaduwrijk bosje. Hij wil met haar vrijen, maar ze weigert – voorlopig althans: niet in volle daglicht, maar kom terug rond middernacht. Maar hij wil absoluut zijn pleziertje nu, zodat hij kan genieten van haar schoonheid in het daglicht – niet ergens in een onzekere toekomst in het donker. Werd het dispuut uiteindelijk opgelost? Is ze nog maagd?
John Faustus, Doctor of Divinitie Doctor Faustus wordt veroordeeld tot een eeuwig leven in pijn. Hij is van goede komaf en werd een “Doctor of Divinitie”. Maar dan verzaakte hij aan de bijbel en koos hij voor het pad van de duivel. Twee keer zwoer hij een eed met bloed ondertekend, waardoor hij zich voor 24 jaar aan de duivel vastketende, in ruil voor zijn eeuwige vervloeking. De duivel gaf hem daarop volledige kennis over de wereld en het universum. De dokter charmeerde dan ook iedereen met zijn kunnen, toverkunsten en kennis, maar juist voor zijn tijd er op zat, realiseerde hij zich welke vreselijke prijs hij moest betalen. Er kon geen hulp maar baten – hij werd vernietigd. Leer uit mijn voorbeeld, laat hij weten: wees trouw aan Christus en vermijd de eeuwige verdoemenis. Have over the water (To Warre) We trekken ten strijde vol goede moed, en laten het landelijke leven achter ons. We zullen de vruchten van het oorlog voeren plukken wanneer onze dappere kameraden met de nodige flair de vijanden overwonnen hebben.
Richard Thompson Richard Thompson (°1949, Notting Hill, Londen) is een Brits songwriter en gitarist. De Rolling Stone Magazine rekent hem tot de top 20-gitaristen aller tijden. In 1991 kreeg Thompson de Orville H. Gibson Award voor beste akoestische gitarist. Als songwriter mocht hij de Ivor Novello Award en in 2006 een Lifetime Achievement Award van de BBC Radio in ontvangst nemen. In de jaren zestig was hij stichtend lid van de groep Fairport Convention. Daarnaast vormde hij geruime tijd een duo met zijn ex-vrouw Linda Thompson en zijn leven lang trad hij op als solist. Hij heeft meer dan 40 cd-opnamen op zijn naam staan. Hij schreef onder meer de muziek bij Werner Herzogs documentaire ‘Grizzly Man’ uit 2005. Thompsons songs werden opgenomen door artiesten als Robert Plant, Del McCoury, R.E.M., Bonnie Raitt, Christy Moore, David Gilmour, Mary Black, Elvis Costello, The Corrs, Sandy Denny, Maria McKee, Shawn Colvin, Norma Waterson, Maura O’Connell, Los Lobos, John Doe, Greg Brown, Bob Mould, Loudon Wainwright III en The Blind Boys of Alabama. Thompson blijft ook nu nog nieuwe nummers schrijven en opnemen en hij staat regelmatig op het podium in Canada, de VS, Europa en Australië. Recent werd Thompson benoemd tot artistiek directeur van het Southbank Centre Meltdown Festival in Londen. Tevens kreeg hij in 2010 de MOJO Honore List Les Paul Award. www.richardthompson-music.com Musicians of the Globe In 1993 richtte Philip Pickett een oude muziek-ensemble op waarvan de naam verwijst naar Shakespeares beroemde Globe Theatre. Centraal in hun repertoire staat dan ook Elizabethaanse en Jacobijnse muziek, met Shakespeare als inspiratie. De kern van de groep bestaat uit een zeskoppig consort van viool, blokfluit, citer, luit, bandora en basviool. De muzikanten werken vaak samen met John Ballanger, directeur van Fools Paradise en Engelands belangrijkste jonglerende nar. Na hun debuut in de Purcell Room in 1994 werden de Musicians of the Globe uitgenodigd om live uitzendingen te maken voor BBC Radio 3 en ze waren te gast op de festivals voor oude muziek van Sevilla, Aldeburgh en South Bank Centre in Londen. In juni 1997 begonnen ze aan een reeks zomerconcerten in het Globe Theatre en de koperblazers, houtblazers en percussionisten van de groep verzorgden de muziek voor Richard Oliviers productie ‘Henry V. Highlights’ van 1998/1999 waaronder volledig geënsceneerde voorstellingen van Blows opera ‘Venus & Adonis’ in het Globe Theatre en ‘A Restoration Tempest’ voor het City of London Festival die dan ook op tournee ging door heel Europa. Ze gaven concerten in het Concertgebouw Amsterdam en in de Cité de la Musique in Parijs en ze waren te zien op verschillende festivals voor oude muziek zoals dat van Antwerpen, Turin, Ravenna, Sienna, Utrecht, York, Sandwich, Chester, Cheltenham, Neuss, Dubrovnik, Mexico City, San Luis Potosi, Sevilla, Estrella, Logrono, Victoria en Buxton, … In juni 2008 werden ze uitgenodigd
door het Singapore Arts Festival om deel te nemen aan ‘Awaking’, een productie in samenwerking met het Singapore Chinese Orchestra en het Northern Kunqu Opera Theatre. De Musicians of the Globe hebben zeven cd’s opgenomen bij Philips Classics van Shakespeares ‘Musick’ tot Purcells ‘Fairy Queen’ en Linley’s ‘Shakespeare Ode to Henry Rowley Bishops Music for the early 19th-century Shakespeare revivals’ in Covent Garden. Hun eerste release in de VS in 1997 werd genomineerd voor een Grammy Award. Philip Pickett Philip Pickett is artistiek directeur en stichter van het ensemble New London Consort en de Musicians of The Globe. Als gastdirigent leidt hij regelmatig symfonieorkesten en operagezelschappen met klassiek, romantisch en barok repertoire. Philip Pickett begon zijn muziekcarrière als trompettist vooraleer hij een van Groot-Brittannië’s belangrijkste blokfluitspelers werd. Als solist concerteerde hij samen met de Academy of St. Martin-in-the-Fields, het English Chamber Orchestra, de London Mozart Players en The English Concert. Als gastdirigent wordt hij regelmatig uitgenodigd door het Orchestre National des Pays de la Loire in Frankrijk en de symfonieorkesten van Aarhus en Aalborg in Denemarken. In voorgaande seizoenen was hij dirigent bij het Orchestre Symphonique et Lyrique de Nancy, het Orchestre National de Lille, het Orchestre National d’Ile-de-France, Chicago’s Music of the Baroque, Halle Opera Orchestra, Mexico City Philharmonic, Macau Orchestra en het Stavanger Symphony Orchestra. In april 2004 dirigeerde hij een nieuwe productie van Monteverdi’s ‘L’Orfeo’ in de Opera National de Lyon. Recent was hij gastdirigent bij oa. het Hong Kong Philharmonic Orchestra, het Rotterdams Philharmonisch Orkest, het Radio Filharmonisch Orkest van Nederland, Het Koninklijk Filharmonisch Orkest van Vlaanderen, het Orquesta Sinfonica de Navarra, het Orquesta de Granada, Boston’s Haydn and Handel Society, het Orchestre de Bretagne, het Norwegian Chamber Orchestra, het Trondheim Symphony Orchestra en het Copenhagen Philharmonic Orchestra. In maart 2009 dirigeerde Philip een nieuwe productie van Mozarts ‘Don Giovanni’ in de Mexico National Opera. Philip Pickett en de New London Consort deden vijftien jaar lang uitsluitend opnamen voor Decca met meer dan veertig cd’s van oa. Monteverdi’s ‘L’Orfeo’ en ‘1610 Vespers’, Bachs ‘Brandenburgse Concerti’, ‘Orkestsuites’ en ‘Weihnachtsoratorium’, Blows ‘Venus & Adonis’, Telemanns ‘Wassermusik’ en Vivaldi’s ‘Gloria’. Philip Pickett en de Musicians of The Globe namen een reeks cd’s op voor Philips Classics van oa. Purcells ‘Timon of Athens’, fragmenten van Purcells ‘Dido & Aeneas’ en ‘The Fairy Queen’ en Henry Rowley Bishops muziek voor de Covent Garden Shakespeare revivals rond 1820. Van 1996 tot 2003 was Philip Pickett artistiek directeur van het South Bank Centre’s Early Music Festival. In 1995 werd hij benoemd tot directeur ‘Early Music’ in Shakespeare’s Globe Theatre in Londen. In mei 2010 werden Philip Pickett en zijn ensemble benoemd tot Associate Artists van de Bridgewater Hall in Manchester. www.philippickett.com
binnenkort in desingel VOCALE BAROK
The English Concert olv. Harry Bicket Anna Caterina Antonacci sopraan Sara Mingardo contralto N Porpora Salve Regina A Vivaldi Nisi Dominus, RV608 G B Pergolesi Stabat Mater
Anna Caterina Antonacci © Pascal Victor
do 9 dec 2010 20 uur / blauwe zaal €40, 36, 32 basis €36, 32, 28 -25/65+ €8 -19 jaar inleiding Bruno Forment / 19.15 uur / blauwe foyer
2010-2011 architectuur theater dans muziek
deSingel Desguinlei 25 / B-2018 Antwerpen ma vr 10 19 uur / za 16 19 uur www.desingel.be
[email protected] T +32 (0)3 248 28 28 F +32 (0)3 248 28 00
deSingel is een kunstinstelling van de Vlaamse Gemeenschap en geniet de steun van hoofdsponsor
mediasponsors