2007-2008 blauwe zaal do 11 oktober 2007 Hermes Ensemble olv. Koen Kessels The Lodger
2007-2008 Film & Live Muziek wo 19 september 2007 Brussels Jazz Orchestra Piccadilly do 11 oktober 2007 Hermes Ensemble olv. Koen Kessels The Lodger zo 21 oktober 2007 Vlaams Radio Orkest olv. David Atherton Decasia wo 12 december 2007 Ictus olv. Georges-Elie Octors Happy End za 16 februari 2008 Musikfabrik olv. Martin Matalon Metropolis
Film & Live Muziek Hermes Ensemble Koen Kessels muzikale leiding The Lodger (1927) regie Alfred Hitchcock acteurs Marie Ault, Ivor Novello, Malcolm Keen, Arthur Chesney, June, Alfred Hitchcock screenplay Eliot Stannard, Alfred Hitchcock, Marie Belloc Lowndes cinematografie Baron Ventimiglia hedendaagse soundtrack Joby Talbot Pictogrammen DeSingel
AUDIO
gelieve uw GSM uit te schakelen
De inleidingen kan u achteraf beluisteren via www.desingel.be Selecteer hiervoor voorstelling/concert/tentoonstelling van uw keuze. reageer & win
Op www.desingel.be kan u uw visie, opinie, commentaar, appreciatie, … betreffende het programma van deSingel met andere toeschouwers delen. Selecteer hiervoor voorstelling/concert/ tentoonstelling van uw keuze. Neemt u deel aan dit forum, dan maakt u meteen kans om tickets te winnen.
Bij elk concert worden cd’s te koop aangeboden door ’t KLAverVIER, Kasteeldreef 6, Schilde, 03 384 29 70 > www.tklavervier.be
foyer deSingel enkel open bij avondvoorstellingen in rode en/of blauwe zaal open vanaf 18.40 uur kleine koude of warme gerechten te bestellen vóór 19.20 uur broodjes tot net vóór aanvang van de voorstellingen en tijdens pauzes Hotel Ramada Plaza Antwerp (Desguinlei 94, achterzijde torengebouw ING) > Restaurant HUGO’s at Ramada Plaza Antwerp open van 18.30 tot 22.30 uur > Gozo-bar open van 10 uur tot 1 uur, uitgebreide snacks tot 23 uur deSingelaanbod: tweede drankje gratis bij afgifte van uw toegangsticket van deSingel voor diezelfde dag
inleiding door Kevin Voets, 19.15 uur, vergaderzaal begin 20.00 uur einde omstreeks 21.30 uur er is geen pauze teksten programmaboekje Kevin Voets coördinatie programmaboekje deSingel
The Lodger: De introductie van paranoia als kunstvorm
still uit ‘The Lodger’
The Master of Suspense Alfred Joseph Hitchcock werd geboren in Leytonstone-Londen op 13 augustus 1899, als zoon van Emma Whelan en William Hitchcock, een fruithandelaar. Hij werd strikt katholiek opgevoed. Als kind had hij eens kattenkwaad uitgehaald en wou zijn vader hem op een originele manier straffen; hij zond de jonge Alfred met een briefje naar de lokale politiebrigadier, die hem na lezing ervan tien minuten lang opsloot in een cel. Sindsdien ontwikkelde Alfred een koortsachtige fobie voor politiebureau’s en de arm der wet in het algemeen, een angst die in vele van zijn films tot uiting zou komen. Hij werd onderwezen in een streng Jezuïetencollege, nadien volgde hij een technische opleiding. Hij werkte even bij een telegrafiebedrijf en volgde een kunstopleiding. Hij was als jongeman eigenlijk vooral in fotografie geïnteresseerd, maar ging om den brode in 1923 werken als scenarist voor Gainsborough Pictures, de Engelse afdeling van Paramount. Hij ontwierp voornamelijk de tussentitels bij stomme films. Hij kreeg dat jaar wel zijn eerste vermelding als art director voor de Gainsboroughprent ‘Woman to woman’, maar de film werd nooit afgewerkt noch uitgebracht. In 1925 werd hij half per ongeluk regisseur van de film ‘The pleasure garden’, een oppervlakkig melodrama dat echter goede kritieken kreeg in de vakpers. Daarna werd hij regelmatig gevraagd als regisseur, en kon hij aan een rijke carrière beginnen. De derde film waar Hitchcock in betrokken was - ‘The Lodger’ uit 1926-’27 - betekende zijn echte doorbraak in de filmwereld. Hij introduceerde meteen één van zijn meest favoriete thema’s: de plotse beschuldiging van een onschuldige, die daardoor in een maalstroom van intriges en verdachtmakingen terecht zou komen. Hitchcocks beginperiode - grofweg tussen 1925 en 1934 - leverde nog niet veel baanbrekende werken op, vooral romantische melodrama’s en weinig originele theater- en literatuurverfilmingen. Interessant is wel ‘Blackmail’ (1929), de eerste Britse prent met geluid, waarbij de regisseur meteen experimenteerde met het creëren van spanning door klankelementen. Tussen 1934 en 1939 bouwde Alfred Hitchcock een reputatie op als meester-regisseur van het thrillergenre. In films als ‘The man who knew too much’, ‘The lady vanishes’, en ‘The thirty-nine steps’ keerde steeds weer zijn geliefde thema terug van een vals beschuldigde die ongewild in een web van misdaad en verdachtmaking belandt. Hij ontwikkelde stelselmatig een arsenaal aan cinematografische shockeffecten door kundig gebruik te maken van geluidseffecten, verrassingen en het achterhouden van informatie. De Amerikaanse producer David Selznick bood hem in 1939 een contract aan in Hollywood, het Mekka van de cinematografie. Hitchcock ging er gretig op in; hij bewonderde de technische mogelijkheden van de Amerikaanse filmindustrie en
wilde er dankbaar gebruik van maken. Hij bleef echter voluit experimenteren met verhaallijnen, camera- en montagetechnieken; tot 1950 regisseerde hij hierdoor zowel zijn beste als zijn slechtste films. Exemplarisch voor zijn experimenten is de speelfilm ‘Rope’ uit 1948, die de indruk moest wekken alsof de complete prent in slechts één take werd gedraaid; alsof men naar een onafgebroken theaterstuk keek, zonder tijdsoverbruggingen in de montage. Dit was een ongekend huzarenstukje, en werd toen als onmogelijk geacht, omdat men met filmrollen niet langer dan tien minuten achtereenvolgens kon opnemen. De regisseur moest dus alles in kleine shots opnemen (negen in totaal), en erop letten dat de beeldovergangen naadloos zouden verlopen. Bovendien was het zijn eerste kleurenfilm, wat de complexiteit van het geheel nog vergrootte: de toenmalige kleurencamera’s waren nog reusachtig groot en onhandig en hadden veel meer licht nodig dan zwart-witcamera’s. Achteraf typeerde Hitchcock deze werkwijze als volgt: interessant en leerrijk, maar volstrekt nutteloos en onlogisch. In Hollywood ervoer Hitchcock echter ook de beperkingen van de moderne filmindustrie op zijn artistieke vrijheid: tijdens het draaien van ‘Suspicion’ (1941) dwong de studio hem om het verhaal over een vrouw die haar echtgenoot ervan verdacht moordplannen te koesteren zo aan te passen dat superster Cary Grant op geen enkele manier geassocieerd zou worden met moord… Vanaf 1950 maakte Alfred Hitchcock het ene meesterwerk na het andere en verkreeg hij met recht en reden zijn titel ‘Master of Suspense’. Hij bleef echter volop experimenteren, bijvoorbeeld met ‘Dial M for murder’ die in stereo werd opgenomen en waarbij toeschouwers een speciaal brilletje moesten opzetten om het stereo-effect te kunnen waarnemen (de film werd gelukkig ook in een normale versie uitgebracht). Ook typisch aan zijn manier van werken is zijn halsstarrige weigering om op locatie te draaien: zo mogelijk alles moest in de studio plaatsvinden, met uitzondering van sommige slotshots. Zo bijvoorbeeld ‘Rear window’ (1954), waarbij de hele binnenplaats die het decor van de film vormt in een studio werd herbouwd. ‘Rear window’ is tegelijk een metafoor voor het medium film zelf als een zenuwslopend moordverhaal. De plot is opgebouwd rond protagonist James Stewart die kijkend door het raam denkt zijn overbuurman een moord te zien plegen. Net als de filmtoeschouwer geeft de acteur betekenis aan de beelden die hij door het raam (of het filmkader) ziet. ‘Psycho’ (1960) is wellicht zijn bekendste en meest beruchte film. Hitchcock vertrok hier van een banaal alledaags gebeuren als het nemen van een douche en veranderde het in een nachtmerrie. Bovendien belichtte hij op gruwelijke wijze de obsessionele waanzin van een ziekelijke moederbinding. Revolutionair was ook dat hij alle traditionele noties van plot- en personagestructuur overboord gooide door het hoofdpersonage in het midden van de film te laten vermoorden, waarna de plot abrupt overgaat van een quasi romantisch diefstalverhaal naar een hysterische moordthriller. Hitchcock maakte na ‘Psycho’ nog zes langspeelfilms. ‘Family plot’ uit 1976 was zijn laatste meesterwerk. Hij ontving nooit een Oscar, maar mocht in 1968 een speciale ere-Oscar in ontvangst nemen voor zijn gehele oeuvre. Op 29 april 1980 overleed hij in Bel Air-Los Angeles ten gevolge van nierfalen.
Alfred Hitchcock was en is nog steeds de een van de beste en meest invloedrijke filmregisseurs ooit, meer nog dan D.W. Griffith en Steven Spielberg. Hij was een briljant entertainer, scherpzinnig psycholoog en verhalenverteller en een groot kunstenaar die onophoudelijk de mogelijkheden van het genre verruimde. Hij is ook de meest geciteerde filmmaker uit de geschiedenis: zijn werk wordt nog steeds wereldwijd vertoond en voortdurend geanalyseerd en geïnterpreteerd. Zijn beste werk uit de jaren ’50 wordt gekenmerkt door een stilistische grootsheid en thematische diversiteit, eigen aan de beste kunstwerken. De psychoanalytische thematische substraten in zijn plots, de katholieke moraal van zonde en straf, en het nihilistisch modernisme van zijn films vormen een onuitputtelijke bron van inspiratie voor andere filmmakers en zijn kenmerken van grote artistieke zeggingskracht. The Lodger: a story of the London Fog Alfred Hitchcock beschouwde deze langspeelfilm uit 1926-1927 als zijn eerste echte werk, met een verhaal “opdoemend uit de Londense mist”. Het scenario was gebaseerd op een gelijknamig boek uit 1912 van de hand van Marie Belloc Lowndes. Hitchcock raakte in haar werk geïnteresseerd na het zien van haar toneeladaptatie ‘Who is he?’, over de beruchte seriemoordenaar Jack the Ripper. Protagonist was de destijds bekende acteur Ivor Novello (alias David Ivor Davies, tevens zanger en componist, 1893-1951). Hij vertolkte de rol van Jonathan Drew, een nieuwe kamerhuurder in het huis van Mr. en Mrs. Bunting. Wanneer er in de slecht verlichte straten van Londen een reeks brutale moorden plaatsvinden, beginnen zijn huisgenoten hem te verdenken. De intrige is typisch voor Alfred Hitchcock: verregaande verdachtmaking van een individu door een groep gebaseerd op louter vermoedens. De film betekende het eerste commerciële succes van de legendarische regisseur en trok volle zalen eind jaren ’20. Ook typisch voor Hitchcocks films is het gebruik van een ‘cameo appearance’ - in ‘The Lodger’ al na vijf minuten: we zien de regisseur als figurant achter een bureau in de redactieruimte van een krant, half met zijn rug naar de camera gedraaid. Wat later figureert hij opnieuw als lijk. In eerste instantie gebeurde dit uit zuivere noodzaak, omdat er te weinig figuranten beschikbaar waren voor de film. Later zou hij het gegeven ‘cameo’ steeds weer gebruiken als een soort handelsmerk, in al zijn volgende films. ‘The Lodger’ werd drie keer opnieuw gemaakt: door Maurice Elvey in 1932 (ook met Ivor Novello), door John Brahm in 1944 (Hollywoodversie met geluid), en in 1953 herdoopt als ‘Man in the Attic’ door Hugo Fregonese. Een vierde remake is gepland voor 2008 onder de originele titel, met David Ondaatje als regisseur. Hitchcocks ‘The Lodger’ wordt algemeen beschouwd als een pijler van de moderne cinematografie. Joby Talbot Afkomstig van Wimbledon studeerde Joby Talbot (°1971) eerst compositie aan het Royal Holloway en aan het Bedford New College, daarna privé bij Brian Elias. Hij volgde ook les bij Simon Bainbridge en Robert Saxton aan de Guildhall School of Music and Drama waar hij de Dorothy Adams String Quartet wedstrijd won, en de
still uit ‘The Lodger’
Wainwright Memorial Bursary in de wacht sleepte. Zijn percussiewerk ‘Doublethink’ werd gepubliceerd in Guildhall als deel van de Young Composers reeks. In 1995 studeerde Talbot bij Louis Andriessen in Dartington, waar zijn muziek werd uitgevoerd door Icebreaker. Sindsdien werd zijn werk uitgevoerd door de Britten Sinfonia, het Brunel Ensemble, het London Contemporary Percussion Trio, het Crouch End Festival Chorus en de BBC Philharmonic wiens uitvoering van zijn octet ‘Animisation’ werd uitgezonden op BBC Radio 3 als deel van de 1996 Lloyds Bank componistenworkshop. Talbot was één van de vier componisten die werden geselecteerd om een nieuw werk te schrijven voor de Philharmonic, en het resultaat - ‘Luminiscence’ voor strijkorkest - ging in 1997 in première met Sir Peter Maxwell Davies als dirigent en werd ondertussen al twee maal uitgezonden op BBC 3. In 1993 richtte hij samen met Neil Hannon zijn groep The Divine Comedy op. Sindsdien bracht de groep vier albums uit en vier top 30-singles. Het vierde album - ‘Fin de Siècle’ - werd gecomponeerd door Talbot en uitgebracht in augustus 1998. Talbot en Hannon werkten samen ook aan de themamuziek van de BBC televisiereeks ‘Tomorrow’s World’ en schrijven samen ook songs voor onder meer Ute Lemper. Andere werken voor televisie van de hand van Joby Talbot omvatten de themamuziek van ‘Young Musician of the Year’, de score voor een BBC 2 kortfilm ‘Queen’s Park Story’ en de muziek voor de succesvolle BBC 2 komedieserie ‘The League of Gentlemen’, die bekroond werd met de Gouden Roos op het Montreux International TV Festival. In 1997 werkte Talbot en de Divine Comedy samen met Michael Nyman op het Flux Festival en namen ze de Edinburgh Festival’s Critics Choice in ontvangst. In 1998 schreef hij een stuk voor het collectief Instrumental dat werd uitgevoerd in het London Jazz Café. Onder zijn recente concertwerken zijn te noemen een percussieconcerto voor Julian Warburton en het Brunel Ensemble, getiteld ‘Incandescence’, ‘Lovers Ink’ voor het Sarum Orchestra, en ‘Falling’ voor elektrische cello dat zal worden uitgevoerd in de V.S. door Philip Sheppard. In 1998 werd Talbots percussietrio ‘Incandescence’ uitgevoerd door Evelyn Glennie als deel van de CMN Tour van de London Sinfonietta en een kamerversie ging in première op het Festival van Vlaanderen. Recentelijk componeerde hij een nieuwe score voor Alfred Hitchcocks klassieker ‘The Lodger’, schreef hij mee aan het nieuwe album van Ute Lemper en kreeg hij de opdracht voor een nieuwe serie van ‘The League of Gentlemen’, waarvoor hij bekroond werd met de Royal Television Society Award for Best Title Music. Joby Talbot over ‘The Lodger’ (1999) “Muziek componeren bij een film drieënzeventig jaar nadat hij gemaakt werd, zorgde voor een interessante uitdaging. Je kan niet eenvoudigweg de verstreken tijd negeren en doen alsof de film gisteren gemaakt werd, maar je kan hem ook niet behandelen als een stuk historische nostalgie, zeker niet wanneer de film in kwestie zo modern en vooruitstrevend is als ‘The Lodger’. Volgens mij is de taak van de soundtrack de film te helpen een gelijkaardige impact te hebben vandaag de dag, net als toen hij werd uitgebracht. Mijn vader was toen een tienjarige Londense jon-
gen (hij was afkomstig van Holloway, niet ver van Gainsborough Studios waar ‘The Lodger’ was opgenomen). Hij ging de film bekijken en was doodsbang en niet weinig van zijn stuk gebracht. Het doel van mijn muziek is dezelfde reacties uitlokken bij een hedendaags publiek. De film is erg lang (Hitchcock gaf zelf toe dat hij in die vroege jaren nog veel moest leren wat ‘knippen’ betreft), dus verdeelde ik de score in negen bewegingen, om het bevattelijker te maken. Thema’s komen regelmatig terug, soms gerelateerd aan personages - Daisy heeft zo een herkenbaar deuntje - maar vaker aan de centrale ideeën in de film zelf: liefde, verdenking, menselijke zwakheid, en -natuurlijk - moord. De moorden, of specifieker hun krijsende slachtoffers, vormen cesuren in de film en ik heb ervoor gekozen deze momenten stil te laten. De beelden zijn zo levendig dat de schreeuwen bijna hoorbaar worden. De cruciale laatste moord vormt hierop een uitzondering en is de muzikale climax van de film. We weten nu, uit Hitchcocks fascinerende gesprekken met François Truffaut en uit de remake van de film in 1932, dat zowel de regisseur als de hoofdacteur teleurgesteld waren met de afwikkeling van het verhaal in de film. Ik geloof dat ze mijn muzikale pogingen om het geforceerde ‘happy end’ om te buigen op prijs zouden hebben gesteld. De sleutels zitten in het allerlaatste shot voor diegenen wiens ogen scherp genoeg zijn om ze op te merken. Tot slot zou ik eer willen bewijzen aan het werk verricht door Christopher Austin, die de muziek orkestreerde en arrangeerde, en onze oren vers hield door een opzienbarende variëteit aan klanken te laten ontstaan binnen een klein ensemble.”
still uit ‘The Lodger’
Hermes Ensemble Het Hermes Ensemble met artistiek leider Koen Kessels werd in 1999 opgericht door een collectief van musici, componisten en academici. Actuele muziek is steeds het uitgangspunt, vaak met de integratie van andere kunstvormen (film, video, muziektheater). Het Hermes Ensemble zoekt steevast naar confrontatie - hetzij gevestigde namen versus jonge wolven, hetzij een cross-over in de tijd, waarbij ‘nieuwe’ en ‘oude’ muziek worden gehuwd, hetzij een zoektocht naar een muzikaal middelpunt tussen westerse en niet-westerse muziek. Het ensemble begon zijn carrière bij de opening van het SMAK te Gent en speelde op belangrijke festivals en evenementen als Brussel 2000, Brugge 2002 en Ars Musica. Hermes Ensemble geeft regelmatig concerten in onder andere deSingel en Vooruit en in het buitenland (Londen, Saintes, Kopenhagen, Bremen). Daarnaast is het ensemble een vaste gast in de nieuwe organisatie voor kunstpromotie Inspiratum, waar onder meer vijf uitvoeringen van de kameropera ‘Infinito Nero’ van Salvatore Sciarrino werden gerealiseerd. In 2004 werd het ensemble door het Festival van Vlaanderen Internationaal uitgenodigd voor een productie rond avant-garde en Pink Floyd. In 2005 werd er werk van Mireille Capelle, Morton Feldman, Andrew Wise, John Cage en George Antheil uitgevoerd. Bij een nieuwe samenwerking met Ars Musica werd werk van Tristan Murail en Frederic D’haene vertolkt. Tenslotte werd ter gelegenheid van vijf jaar Hermes Ensemble werk gebracht van Luc Brewaeys, Salvatore Sciarrino en Kaija Saariaho. Saariaho nam zelf deel aan de uitvoering van haar werken. 2006 bracht een concert met werk van Sciarrino ter gelegenheid van de opening van het nieuw Antwerpse Muziekcentrum Amuz, waar het sinds 2007 ensemble in residentie in Amuz is. Tevens werd de Pink Floyd-productie enkele malen hernomen en ging het bijzondere project Terza Prattica van de jonge componist Thomas Smetryns in première. Samen met het Finse Avanti! String Quartet werd het ensemble uitgenodigd om op het KlaraFestival werk van Saariaho uit te voeren. Het Hermes Ensemble wordt erkend en structureel ondersteund door de Vlaamse Overheid.
Koen Kessels muzikale leiding Eliot Lawson viool Charice Adriaansen contrabas Geert Callaert piano Peter Merckx basklarinet, klarinet, saxofoon Rémy Roux fagot, contrafagot Simon Van Hoecke trompet Jan Smets trombone Gaetan La Mela percussie
Koen Kessels Koen Kessels studeerde aan het Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium te Antwerpen. Hij was lid van de muzikale staf van de Brusselse Muntschouwburg (1984-1987) en assistent-dirigent bij de Vlopera Antwerpen-Gent (1990-1994). Hij debuteerde als dirigent in Antwerpen met het Koninklijk Ballet van Vlaanderen. Voor deze compagnie dirigeerde hij ‘Cinderella’, ‘Giselle’, ‘La Fille Mal Gardée’, ‘Het Zwanenmeer’, ‘La Bayadère’ in België en op tournee (Belfast, Edinburgh, Shanghaï). Op het Edinburgh Festival 2003 werd ‘Het Zwanenmeer’ (Jan Fabre) bekroond met de Herald Tribune Award. In maart 1999 richtte hij het Hermes Ensemble op, gespecialiseerd in muziek van de twintigste en eenentwintigste eeuw. Hiermee kwamen samenwerkingen tot stand met componisten zoals Kaija Saariaho en Luc Ferrari. Op uitnodiging van de Finse componiste Kaija Saariaho en Gerard Mortier werkte hij samen met Kent Nagano aan de wereldcreatie van ‘l’Amour de Loin’ voor de Salzburger Festspiele 2000. Uit het operarepertoire dirigeerde hij ‘Le Nozze de Figaro’, ‘Die Zauberflöte’, ‘Die Entführung aus dem Serail’, ‘Il Barbiere di Seviglia’, ‘Don Pasquale’, ‘Die Lustigen Weiber von Windsor’, ‘Fledermaus’, ‘Carmen’, ‘La Traviata’,’Il Trovatore’, ‘Rigoletto’, ‘Nabucco’, ‘Aïda’, ‘Requiem’ van Verdi, ‘La Bohème’, ‘Tosca’, ‘The Rape of Lucrétia’, ‘Albert Herring’, ‘The Lighthouse’, ‘Kullervo’ met internationaal gereputeerde gezelschappen en orkesten. Naar aanleiding van zijn succesvol debuut aan de Parijse Opera in september 2005 in de productie ‘Le Parc’ werd Koen Kessels opnieuw uitgenodigd om tijdens de komende seizoenen zijn medewerking te verlenen aan verschillende producties (‘Coppélia’, ‘Proust’, ‘Cendrillon’, ‘Hurlevent’) en een tournee in Japan. Van ‘Proust’ (Roland Petit) en ‘Cendrillon’ (Nourejev) wordt een dvd-productie op de markt gebracht. In 2008 debuteert Koen Kessels in De Munt (wereldcreatie van de opera ‘Lumière d’Antigone’, Pierre Bartholomée) en in Covent Garden met het Royal Ballet (‘The Nutcracker’). Voor de Vlaamse Opera Antwerpen dirigeert hij de wereldcreatie ‘La Strada’ van Luc Van Hove. Koen Kessels is muziekdirecteur van het Zomeropera Festival Alden Biesen, artistiek directeur van het Hermes Ensemble, gastdirigent in de Nationale Opera Sofia en lid van de artistieke directie van het Conservatorium Antwerpen.
Binnenkort in deSingel
MUSIC@VENTURE 2007 FESTIVAL HEDENDAAGSE MUZIEK STRANGE ATTRACTORS Curator: Eric Sleichim
do 18 okt - zo 21 okt > deSingel & AMUZ met onder meer ICTUS OLV. GEORGES-ELIE OCTORS MUZIEKTHEATER TRANSPARANT & OXALYS SLAGWERKGROEP DEN HAAG I SOLISTI DEL VENTO & JUSTIN YEP & ANDREA MARIA PEREIRA RODRIGUES HERMESENSEMBLE & THOMAS SMETRYNS Quatuor CHAMP Ebène D’ACTION © Julien Mignot JOAKIM BLINDMAN JUNIOR [4X4] Sax / Strings / Voice / drums BLINDMAN & COLLEGIUM VOCALE GENT OLV. JAMES WOOD JONG NEDERLANDS BLAZERS ENSEMBLE VLAAMS RADIO ORKEST OLV. DAVID ATHERTON
COPRODUCTIE Festival van Vlaanderen-Antwerpen & deSingel reserveringen www.desingel.be / +32 (0)3 248 28 28
2007-2008 architectuur theater dans muziek deSingel Desguinlei 25 / B-2018 Antwerpen ma > vr 10 > 19 uur / za 16 > 19 uur www.desingel.be
[email protected] T +32 (0)3 248 28 28 F +32 (0)3 248 28 00