2007-2008 blauwe zaal wo 30 januari 2008 Tenebrae olv. Nigel Short
2007-2008 Oude & Nieuwe Stemmen wo 26 september 2007 Hilliard Ensemble & Arditti Quartet wo 10 oktober 2007 Walpurgis & Het Collectief do 15 november 2007 Staatskoor van Letland olv. Maris Sirmais Kamerorkest van Tallinn olv. Andress Mustonen wo 30 januari 2008 Tenebrae olv. Nigel Short za 16 februari 2008 Raschèr Saxophone Quartet & Rias Kammerchor olv. Paul Hillier za 19 april 2008 The King’s Singers & L’Arpeggiata olv. Christina Pluhar
Oude & Nieuwe Stemmen Tenebrae olv. Nigel Short inleiding door Kevin Voets, 19.15 uur, foyer begin 20.00 uur pauze omstreeks 20.45 uur einde omstreeks 21.50 uur teksten programmaboekje Kevin Voets, deSingel vertaling teksten deSingel coördinatie programmaboekje deSingel
Joby Talbot (°1971) Path of Miracles (Belgische creatie) I. Roncesvalles
Pictogrammen DeSingel
AUDIO
gelieve uw GSM uit te schakelen
De inleidingen kan u achteraf beluisteren via www.desingel.be Selecteer hiervoor voorstelling/concert/tentoonstelling van uw keuze. reageer & win
Op www.desingel.be kan u uw visie, opinie, commentaar, appreciatie, … betreffende het programma van deSingel met andere toeschouwers delen. Selecteer hiervoor voorstelling/ concert/tentoonstelling van uw keuze. Neemt u deel aan dit forum, dan maakt u meteen kans om tickets te winnen.
Bij elk concert worden cd’s te koop aangeboden door ’t KLAverVIER, Kasteeldreef 6, Schilde, 03 384 29 70 > www.tklavervier.be
Tomás Luis (1548-1611) Vadam et circuibo Uit de Codex Calixtinus (12de eeuw): Alma perpetui II. Burgos Uit de Codex Calixtinus: Congeaudant pauze Uit de Codex Calixtinus: Dum pater familias Alonso Lobo (ca. 1555-1617) Versa est in luctum
foyer deSingel enkel open bij avondvoorstellingen in rode en/of blauwe zaal open vanaf 18.40 uur kleine koude of warme gerechten te bestellen vóór 19.20 uur broodjes tot net vóór aanvang van de voorstellingen en tijdens pauzes
III. León
Hotel Ramada Plaza Antwerp (Desguinlei 94, achterzijde torengebouw ING) > Restaurant HUGO’s at Ramada Plaza Antwerp open van 18.30 tot 22.30 uur > Gozo-bar open van 10 uur tot 1 uur, uitgebreide snacks tot 23 uur
Francisco Guerrero (1528-1599) Ave virgo sanctissima
deSingelaanbod: tweede drankje gratis bij afgifte van uw toegangsticket
Uit de Codex Calixtinus: Psallat chorus
IV. Santiago
De wondere weg naar Compostella: een muzikale pelgrimage De Spaanse muziek uit de renaissance wordt gekenmerkt door een aparte, mysterieuze sfeer. De ietwat ‘occulte’ uitstraling wordt niet enkel veroorzaakt door het weinige historische bronnenmateriaal beschikbaar over de handel en wandel van de Iberische toondichters van deze era, eerder door een aantal typische kenmerken die de Spaanse culturele traditie sterk deed verschillen van de overige nationale stijlen inzake kunst en muziek: de Franco-Vlaamse, de Italiaanse, de Duitse en Engelse scholen. Het aparte karakter van de vroegmoderne Iberische muziek - de Spaanse polyfonie - is met name getekend door het spanningsveld tussen enerzijds een streng religieuze, katholieke orthodoxie, en anderzijds een onmiskenbaar mozarabische invloed die steeds aanwezig is gebleven. Het Iberisch schiereiland stond tijdens de middeleeuwen immers voor een belangrijk stuk onder moorse heerschappij en wist zich pas vanaf de late middeleeuwen met succes als eenzijdig katholieke natie te manifesteren door de oorlogszuchtige ‘Reconquista’ op het grondgebied. Pas in 1492 valt het laatste moorse bolwerk Granada en begint de katholieke hegemonie van ‘los reyes catholicos’ Ferdinand van Aragon en Isabella van Castilië, maar de mozarabische culturele invloed is nooit meer uit de Spaanse kunst verdwenen. Zelfs tijdens het even aartskatholieke Habsburgse keizerrijk van Karel V en Filips II, die in navolging van het Concilie van Trente en in de vorm van de Contrareformatie een nieuwe ‘reconquista’ vonden, maar dan tegen de protestanten gericht, bleef de Spaanse polyfonie van Cristóbal de Morales en navolgers een buitenbeentje, die evenzeer als de andere nationale scholen de Romeinse school van Palestrina bestudeerde, respecteerde en navolgde, maar onverminderd gekenmerkt bleef door typische ‘mudejar’-elementen in de composities, die voor het aparte en herkenbare Iberische klankbeeld zorgden.
De Kathedraal van Santiago de Compostella © Koen Slock
De bedevaart naar Santiago de Compostella Het bastion bij uitstek in de Spaanse strijd tegen moslims en andersdenkenden, tevens dé culturele pleisterplaats van het Spaanse Katholicisme in de middeleeuwen en vroeg-moderne tijd, was Santiago de Compostella. Als bedevaartscentrum en kunsthoofdstad heeft de plek een enorme invloed uitgeoefend op zowel de Spaanse als de gehele West-Europese culturele evolutie. De naam van de stad komt etymologisch van de begrippen ‘Sint-Jacob’ (‘San Jago’) en ‘campus stellae’, Latijn voor ‘sterrenveld’, of ‘compostum’ (‘begraafplaats’). Volgens de legende was de heilige Jacobus, zoon van Zebedeus en broer van Johannes, de eerste apostel-martelaar van het christelijke geloof. Hij zou in Jeruzalem omstreeks het jaar 44 geëxecuteerd zijn door Herodes, nadien zouden zijn volgelingen de stoffelijke resten hebben meegenomen naar het
Noordwesten van Spanje, alwaar ze een passende begraafplaats vonden. De locatie van het graf raakte vergeten, totdat ze omstreeks 830 onthuld zou zijn geworden aan een vrome monnik die er als kluizenaar verbleef. Volgens de overlevering werd de monnik geleid door een ster die scheen over het veld waar Jacobus was begraven, vandaar de verwijzingen naar zowel de begrippen ‘sterrenveld’ als ‘begraafplaats’ in Compostella. In elk geval wordt er vanaf de achtste eeuw in verschillende hagiografieën en kronieken meer en meer gewag gemaakt van de Spaanse Jacobuslegende. Dit stond alleszins in verband met het groeiende verzet tegen de moorse heerschappij: een Asturische hymne uit omstreeks 788 brengt Jacobus rechtstreeks in verband met de strijd tegen de islam, en noemt hem “apostel tutor” (“leraar”) en “patronus vernulus” (“hulpvaardige beschermheer”) van Spanje, waarna de heilige de connotatie kreeg van “ridder voor Christus”, en samen met zijn vermeende Spaanse graf een symbool werd van de Reconquista. Aanvankelijk was Santiago nog geen bedevaartsoord, maar vanaf de tiende eeuw groeide de stad uit tot een internationale trekpleister en kwam de pelgrimage op gang. Dit was een doorn in het oog van de moorse kaliefen, die verschillende grootscheepse militaire expedities op touw zetten in een poging de grote religieuze centra van León en Castilië te vernietigen en het hart van de Reconquista-beweging te treffen. Santiago werd in 997 vernietigd door kalief Al Mansur. De stad werd in de loop van de elfde eeuw echter grondig heropgebouwd en verstevigd, en het aantal pelgrims groeide vooral in de tweede eeuwhelft aanzienlijk. Hierdoor voelde zelfs de paus zich bedreigd in zijn machtspositie en kwam het herhaaldelijk tot scherpe meningsverschillen tussen Rome en Compostella. Met de installatie echter van Dalmatius voorheen abt van het invloedrijke Cluny, de machtigste en meest omvangrijke kloosterbeweging tijdens de middeleeuwen en belangrijkste bondgenoot van de paus - als bisschop van Santiago in 1059 wordt de relatie met het Vaticaan blijvend hersteld en kan Santiago de Compostella uitgroeien tot een ongezien centrum van het Spaans katholicisme, en het belangrijkste Europese bedevaartsoord. Vanaf de twaalfde eeuw wordt de mozarabische rite volledig verlaten ten voordele van de roomse leer, en richt de stad zich meer en meer op Europa. De ‘camino francès’, de lange weg doorheen West-Europa naar het bedevaartsoord groeit uit tot een belangrijke religieuze, economische en culturele verkeersader en de stad wint enorm aan belang. Er wordt een nieuwe basiliek gebouwd en een schriftelijke documentatietraditie ingesteld. De ‘Codex Calixtinus’ en de ‘Historia Compostelana’, beiden van Diego Gelmírez, dateren uit deze periode en vormen de twee belangrijkste informatiebronnen over het bedevaartsoord en de dynamiek van de pelgrimage tijdens de late middeleeuwen. Het Boek van Sint-Jacob, alias ‘Liber Sancti Jacobi’ of ‘Codex Calixtinus’ vormt het literaire hoogtepunt van de Jacobuscultuur. Het schijnt vooral bedoeld te zijn geweest als propagandawerk voor de verering van Sint-Jacob en de bedevaart. Het grootste deel bestaat uit preken en liturgische teksten die betrekking hebben op de apostel. Hij wordt opvallend genoeg voorgesteld als
ridder voor Christus (cf. de Reconquista-gedachte). De Codex omvat een Boek der Wonderen; teksten over de Jacobustraditie, als beschermheilige van de pelgrim; en een eerder praktisch opgevatte Gids voor de Pelgrim, het eerste uitgewerkte reisverslag van een trektocht naar Compostella. Later werd nog de Kroniek van de Pseudo-Turpinus toegevoegd aan de Codex, die de legende van Karel de Grote en het ‘Chanson de Roland’ in verband bracht met de Jacobeïsche mythe. Al snel ontwikkelden zich afgeleide verhalen over hoe Sint-Jacob, gezeten als ridder op een wit strijdros, deelnam aan de gevechten tegen de moslims; Santiago ‘matamoros’ oftewel ‘morendoder’. Santiago de Compostella beleefde als bedevaartsoord een grote bloei tijdens de twaalfde tot en met de vijftiende eeuw, vanaf de zestiende eeuw taande de populariteit. De Habsburgse keizers hadden immers een meer centralistische culturele en politieke strategie voor ogen, vanuit Madrid als hart van een “Rijk waar de zon nooit onder gaat”. Toch bleef de figuur van Sint-Jacob en de compostellaanse culturele traditie en literatuur een speerpunt van zowel het Spaanse katholicisme als nationalisme in de eeuwen nadien. De polyfonie van de pelgrim Als culturele pleisterplaats is de invloed van de Jacobustraditie en Santiago de Compostella op de middeleeuwse en vroeg-moderne kunst en muziek enorm. Reeds eerder werd de ‘Codex Calixtinus’ genoemd, waarvan het manuscript uit 1140 bewaard wordt in de kathedraal van Santiago de Compostella. De naam verwijst naar paus Calixtus II. De Codex bundelt een hele reeks verhalen en teksten van liturgische, historische, hagiografische en ook praktische (wegbeschrijving naar Santiago) aard, maar omvat ook een omvangrijke collectie liederen en hymnen. Enerzijds bevat de Codex muziek die gebruikt kon worden tijdens religieuze diensten, zoals de Eerste en Tweede Vespers en de Lauden, anderzijds liederen voor reisgezellen en pelgrims, waarvan er sommige nog steeds gezongen worden onderweg. Tomás Luis da Vittoria (1548-1611) behoorde samen met Morales en Guerrero tot de belangrijkste vertegenwoordigers van de Spaanse polyfonie. Hij was afkomstig uit Avila en studeerde bij Escobedo in Segovia. Rond 1564 trok hij naar Rome, waar hij zich aansloot bij de Jezuïtische school van Ignatius van Loyola. Het is waarschijnlijk dat hij studeerde bij Giovanni da Palestrina. In 1575 werd hij tot priester gewijd, en schopte hij het tot kapelmeester van de jezuïeten. Hij keerde toch terug naar Spanje in 1586, om er in dienst te gaan van keizerin Maria en zich met haar terug te trekken in het Madrileense klooster Descalzas Reales. Hij vervulde er verschillende taken: priester, componist, koorleider en organist. Da Vittoria is de belangrijkste componist van de Spaanse Contrareformatie en één van de hoogst aangeschreven componisten van religieuze muziek uit de late renaissance. Hij schreef ook uitsluitend sacrale muziek, er is geen enkele uitzondering bekend. Het motet ‘Vadam et circuibo’ (tekst uit het Bijbelse Hooglied) is één van de meest uitgewerkte composities van de grootsmeester.
Fragment uit het manuscript van de Codex Calixtinus
In 1599 overleed de componist Francisco Guerrero (1528-1599) aan een erge pestepidemie die de bevolking van de stad decimeerde. Hij was de waardige opvolger van Cristóbal de Morales (ca. 1500-1553), de grootmeester van de Andalusische school bij uitstek. Guerrero was kapelmeester geweest van de kathedralen van Sevilla, Jaén (hij was toen slechts zeventien jaar oud), en Malaga. Hij kreeg veel aanzien en wist een internationale reputatie op te bouwen: zijn werken werden uitgegeven in Venetië, Parijs en Leuven en er circuleerde muziek van zijn hand tot in Lima en Cuzco in de Nieuwe Wereld. Guerrero’s stijl lijkt op die van Morales, maar is lichtvoetiger en vloeiender. Hij componeerde ongeveer twintig missen, meer dan honderd motetten, en diverse liederen. Het motet ‘Ave virgo sanctissima’ is een erg typisch voorbeeld van de Spaanse polyfone stijl; in de cadensen is de mozarabische muzikale mode actueel gebleven, ondanks de overwegend op Palestrina geënte structuur. Alonso Lobo (ca. 1555-1617) is een minder gekende tijdgenoot van Victoria en Guerrero. Zijn motet ‘Versa est in luctum’, geschreven voor de begrafenis van Filips II, verkreeg van zijn tijdgenoten echter een cultstatus en gold als één van de beste composities uit die tijd, gekend en uitgevoerd tot in NieuwMexico. Het is voor zes stemmen geschreven (de meeste werken waren voor vijf stemmen opgevat), die alle zes volwaardig contrapuntisch tot ontwikkeling komen. Langs de andere kant is het werk duidelijk antifonaal - variërende combinaties van stemmen worden tegenover een andere combinatiegroep geplaatst - waarbij het duidelijk refereert naar ‘Vadam et circuibo’ van Victoria, eerder besproken. In zowel het werk van Victoria als in ‘Versa est in luctum’ komen er zogenaamde ‘valse harmonische relaties’ voor in de cadensen, wat verwijst naar het behouden van archaïsche muzikale principes, zoals ook bij Guerrero op te merken viel. Het hedendaagse werk ‘Path of Miracles’ werd geschreven door de slimme componist Joby Talbot (°1971) voor het ensemble Tenebrae. Joby Talbot is afkomstig van Wimbledon en studeerde eerst compositie aan het Royal Holloway en aan het Bedford New College, daarna privé bij Brian Elias. Hij volgde ook les bij Simon Bainbridge en Robert Saxton aan de Guildhall School of Music and Drama waar hij de Dorothy Adams String Quartet wedstrijd won, en de Wainwright Memorial Bursary in de wacht sleepte. Zijn percussiewerk ‘Doublethink’ werd gepubliceerd in Guildhall als deel van de ‘Young Composers’ reeks. In 1995 studeerde Talbot bij Louis Andriessen in Dartington, waar zijn muziek werd uitgevoerd door Icebreaker. Sindsdien werd zijn werk uitgevoerd door de Britten Sinfonia, het Brunel Ensemble, het London Contemporary Percussion Trio, het Crouch End Festival Chorus en de BBC Philharmonic, wiens uitvoering van zijn octet ‘Animisation’ werd uitgezonden op BBC Radio 3 als deel van de 1996 Lloyds Bank componistenworkshop. Talbot was één van de vier componisten die werd geselecteerd om een nieuw werk te schrijven voor de Philharmonic, en het resultaat - ‘Luminiscence’ voor strijkorkest - ging in 1997 in première met Sir Peter Maxwel Davies als dirigent en werd ondertussen al twee maal uitgezonden op BBC 3. In 1993 richtte hij samen met Neil Hannon zijn groep The Divine Comedy op. Sindsdien bracht de groep vier albums uit en vier top 30-singles. Het vierde
album - ‘Fin de Siècle’- werd gecomponeerd door Talbot en uitgebracht in augustus 1998. Talbot en Hannon werkten samen ook aan de themamuziek van de BBC televisiereeks ‘Tomorrow’s World’, en schrijven samen ook songs voor onder meer Ute Lemper. Andere werken voor televisie van de hand van Joby Talbot omvatten de themamuziek van ‘Young Musician of the Year’, de score voor een BBC 2 kortfilm ‘Queen’s Park Story’ en de muziek voor de succesvolle BBC 2 komedieserie ‘The League of Gentlemen’, die bekroond werd met de Gouden Roos op het Montreux International TV Festival. In 1997 werkte Talbot en de Divine Comedy Damen met Michael Nyman op het Flux Festival en namen ze de Edinburgh Festival’s Critics Choice in ontvangst. In 1998 schreef hij een stuk voor het collectief Instrumental dat werd uitgevoerd in het London Jazz Café. Onder zijn recente concertwerken zijn te noemen een percussieconcerto voor Julian Warburton en het Brunel Ensemble, getiteld ‘Incandescence’, ‘Lovers Ink’ voor het Sarum Orchestra, en ‘Falling’ voor elektrische cello dat zal worden uitgevoerd in de V.S. door Philip Sheppard. In 1998 werd Talbots percussietrio ‘Incandescence’ uitgevoerd door Evelyn Glennie als deel van de CMN Tour van de London Sinfonietta, en een kamerversie ging in première op het Festival van Vlaanderen. Recentelijk componeerde hij een nieuwe score voor Alfred Hitchcocks klassieker ‘The Lodger’, schreef hij mee aan het nieuwe album van Ute Lemper en kreeg hij de opdracht voor een nieuwe serie van ‘The League of Gentlemen’, waarvoor hij bekroond werd met de Royal Television Society Award for Best Title Music. Het eigentijdse ‘Path of Miracles’ vormt een uitstekend eindpunt van een muzikale reis door tijd en ruimte naar het zestiende-eeuwse Spanje. Het is gebaseerd op de pelgrimstocht naar Santiago de Compostella en bestaat uit vier delen, die overeenkomen met de vier belangrijkste rustplaatsen op de ‘camino francès’: I. Roncesvalles - II. Burgos - III. León - IV. Santiago. Het libretto werd samengesteld door Robert Dickinson en bevat citaten uit verschillende middeleeuwse bronnen (voornamelijk de ‘Codex Calixtinus’ en een vijftiende-eeuws werk in de Galicische taal: ‘Miragres de Santiago’), vervlochten met passages uit de roomse liturgie en verzen van Dickinson zelf. Talbot leidt het werk in met een vocaal effect gebaseerd op de ‘Pasiputput’ van de Bunun in Taiwan, waarbij lage stemmen langzaam in volume en toonhoogte stijgen tot er een spel met boventonen ontstaat wanneer de verschillende stemmen elk aan een andere snelheid in uiteenlopende richtingen gaan. Na een dramatische uitroep van de pelgrimshymne ‘Dum pater familias’ wordt de onthoofding van Sint Jacob door het zwaard van Koning Herodes kort beschreven in het Grieks, Latijn, Spaans, Baskisch, Frans, Engels en Duits, ingezet door een contratenor solo die boven het aangehouden clusterakkoord van het koor uitstijgt. Daarop volgt een relaas van de ontdekking van de stoffelijke resten van Sint Jacob in Compostella, 800 jaar na zijn dood in Jerusalem, en het verplaatsen van de stoffelijke resten in een stuurloze boot van steen. De dreunende dissonanten van het tweede deel geven tegelijk de ontberingen van de tocht weer en het afzien van de componist zelf bij zijn bezoek aan Burgos.
Joby Talbot beschrijft het derde deel als een ‘Lux Aeterna’. Net als het interieur van de kathedraal van León baadt het in het licht. We zijn halfweg de tocht, het ergste leed is achter de rug en de pelgrims komen op adem. Een middeleeuws Frans refrein, een ode aan de zon in Do-klein, verbeeldt het genieten van de weidse landschappen rondom. Net als in het vorige deel is de puls van het stappen sterk aanwezig in de muziek, maar de stappen zijn minder zwaar geworden. Ondertussen wordt het kouder in Galicië, de tocht gaat hoger en hoger en er vallen hevige regenbuien. Steden komen voorbij als schaduwen, men sleept zich voort. Maar het einde van de tocht is in zicht wanneer in de verte Santiago opdoemt, mijlenver van de top van de Monte de Gozo. De muziek keert zich eerst nog naar binnen voordat ze losbarst in vreugde. Opnieuw weerklinkt de pelgrimshymne, die uitmondt in een feestgezang uit de ‘Carmina Burana’.
Joby Talbot Path of Miracles (tekst: Robert Dickinson)
I. Roncesvalles Herr Santiagu Grot Sanctiagu Eultreya esuseya Deius aia nos.
κατ εκεινον δε τον καιρον επεβαλεν ηρωδης ο βασιλευς τας χειρας κακωσαι τινας των απο της εκκλησιας ανειλεν δε ιακωβον τον αδελφον ιωαννου μαχαιρα Eodem autore tempore misit Herodes rex manus ut adfligeret quosdam de ecclesia occidit autem Iacobum fratrem Iohannis gladio. En aquel mismo tiempo el rey Herodes echó mano a algunos de la iglesia para maltratarles. Y mató a espada a Jacobo, hermano de Juan. Aldi hartan, Herodes erregea eliz elkarteko batzuei gogor erasotzen hasi zen. Santiago, Joanen anaia, ezpataz hilarazi zuen. Vers ce temps-là, le roi Hérode se mit à persécuter quelques-un de membres de l’Église. Il fit mourir par l’épée Jacques, frère de Jean. Now about that time Herod the king stretched forth his hands to vex certain of the church. And he killed James, the brother of John with the sword. Um dieselbige Zeit legte der König Herodes die Hände an, etliche von der Gemeinde, sie zu peinigen. Er tötete aber Jakobus, den Bruder des Johannes, mit dem Schwert.
Before this death the Apostle journeyed, preaching the word to unbelievers. Returning, unheeded, to die in Jerusalem a truth beyond Gospel. Jacobus, filius Zebedaei, frate Johannis, Hic Spaniae et occidentalia loca praedicat, Joby Talbot
foy el o primeiro que preegou en Galizia
Herod rots on a borrowed throne, while the saint is translated to Heaven and Spain, the body taken at night from the tomb, the stone of the tomb becoming the boat that carries him back ad extremis terrarum, back to the land that denied him in life. Huius beatissimi apostoli sacra ossa ad Hispanias translata; Et despois que o rrey Erodes mãdou matar en Iherusalem, trouxerõ o corpo del os diçipolos por mar a Galiza From Jerusalem to Finisterre, from the heart of the world to the end of the land in a boat made of stone, without rudder or sail.
saw in the heavens a ring of bright stars shining like beacons over the plain and as in Bethlehem the Magi were guided the hermit was led by this holy sign for this was the time given to Spain for St. James to be found after eight hundred years in Compostella, by the field of stars. Herr Santiagu Grot Sanctiagu Eultreya esuseya Deius aia nos.
Guided by grace to the Galician shore. abandonnant à la Providence la soin de la sepulture, O ajutor omnium seculorum, O decus apostollorum, O avocate peregrinorum, Jacobe, suplantatur viciorum Solve nostrum Cathenes delitorum E duc a salutum portum. At night on Lebredon by Iria Flavia the hermit Pelayo at prayer and alone
II. Burgos Innkeepers cheat us, the English steal, The devil waits at the side of the road. We trust in words and remnants, prayers and bones. We know that the world is a lesson As the carved apostles in the Puerta Alta Dividing the damned and the saved are a lesson. We beat our hands against the walls of heaven. St. Julian of Cuenca, Santa Casilda, pray for us. Remember the pilgrim robbed in Pamplona, Cheated of silver the night his wife died; Remember the son of the German pilgrim Hanged as a thief at the gates of the town,
Hanged at the word of an innkeeper’s daughter. Innkeepers cheat us, the English steal, The devil waits at the side of the road. We trust in words and remnants, prayers and bones. Santiago Peregrino: His arm is in England, his jaw in Italy And yet he works wonders. The widower, the boy on the gallows – He did not fail them. One given a horse on the road by a stranger, One kept alive for twenty-six days, Unhurt on a gallows for twenty-six days. His jaw is in Italy, yet he speaks. The widower robbed in Pamplona: Told by the Saint how the thief Fell from the roof of a house to his death. His arm is in England, yet the boy, The pilgrim’s son they hanged in Toulouse Was borne on the gallows for twenty-six days And called to his father: Do not mourn, For all this time the Saint has been with me. O beate Jacobe. Innkeepers cheat us, the English steal. We are sick of body, worthy of hell. The apostles in the Puerta Alta Have seen a thousand wonders; The stone floor is worn with tears, With ecstasies and lamentations. We beat our hands against the walls of heaven. Santiago Peregrino: The devil waits in a turn in the wind In a closing door in an empty room. A voice at night, a waking dream.
Traveller, be wary of strangers, Sometimes the Saint takes the form of a pilgrim, Sometimes the devil the form of a saint. Pray to the Saints and the Virgen del Camino, To save you as she saved the man from Lyon Who was tricked on the road by the deceiver, Tricked by the devil in the form of St. James And who killed himself from fear of hell; The devil cried out and claimed his soul. Weeping, his companions prayed. Saint and Virgin heard the prayer And turned his wound into a scar, From mercy they gave the dead man life. Innkeepers cheat us, the English steal, We are sick of body, worthy of hell. We beat our hands against the walls of heaven And are not heard. We pray for miracles and are given stories; Bread, and are given stones. We write our sins on parchment To cast upon his shrine In hope they will burn. We pray to St. Julian of Cuenca, To St. Amaro the Pilgrim, To Santa Casilda, To San Millan and the Virgin of the Road. We pray to Santiago. We know that the world is a lesson As the carved apostles in the Puerta Alta Dividing the damned and the saved are a lesson. We pray the watching saints will help us learn. Ora pro nobis, Jacobe, A finibus terrae ad te clamavi.
III. León Li soleus qui en moi luist est mes deduis, Et Dieus est mon conduis.
Quam dilecta tabernacula tua, Dominum virtutem. Here is a miracle. That we are here is a miracle.
We have walked In Jakobsland: Over river and sheep track, By hospice and hermit’s cave.
Here daylight gives an image of The heaven promised by His love
We sleep on the earth and dream of the road, We wake to the road and we walk.
Beate, qui habitant in domo tua, Domine; In saecula saeculorum laudabant te. We pause, as at the heart of a sun That dazzles and does not burn.
Wind from the hills Dry as the road, Sun overhead, Too bright for the eye. Li soleus qui en moi luist est mes deduis, Et Dieus est mon conduis. Rumours of grace on the road, Of wonders: The miracles of Villasirga, The Virgin in the apple tree. The Apostle on horseback – A journey of days in one night. God knows we have walked In Jakobsland: Through the Gothic Fields, From Castrogeriz to Calzadilla, Calzadilla to Sahagun, Each day the same road, the same sun.
IV. Santiago The road climbs through changing land. Northern rains fall On the deepening green of the slopes of the vallley, Storms break the summer’s heat; At Foncebadon a pass can be lost, In one night, to the snow. The road climbs for days through the highlands of Bierzo, to the grassland and rocks of the Valcarce valley. White broom and scrub-oak, Laburnum and gorse Mark the bare hills Beside the road. At O Cebreiro, mountains. The road follows the ridgetop By meadows of fern, by fields of rye. By Fonfria del Camino, by Triacastela. Towns are shadows The road leaves behind. It moves over the slate hills
Palas do Rei. Potomarin. The names are shadows. Then, from the stream at Lavacolla To the foot of Monte de Gozo, A morning; From the foot of Monte de Gozo To the summit of Monte de Gozo The road climbs, Before the longed-for final descent To Santiago. Herr Santiagu Grot Sanctiagu Eultreya esuseya Deius aia nos. Ver redit optatum Cum gaudio, Flore decoratum Purpureo; Aves edunt cantus Quam dulciter, Cantus est amoenus Totaliter. Jacobo dat parium Omnis mundus gratis Ob cuius remedium Miles pietatis Cunctorum presidium Est ad vota satis. O beate Jacobe Virtus nostra vere Nobis hostes remove Tuos ac tuere Ac devotos adibe Nos tibi placere.
Jacobo propicio Veniam speramus Et quas ex obsequio Merito debemus Patri tam eximio Dignes laudes demus At the Western edge of the World We pray for our sins to fall from us As chains from the limbs of penitents. We have walked out of the lives we had And will return to nothing, if we live, Changed by the journey, face and soul alike. We have walked out of our lives To come to where the walls of heaven Are thin as a curtain, transparent as glass, Where the Apostle spoke the holy words, Where in death he returned, where God is close, Where saints and martyrs mark the road. Santiago, primus ex apostolis, Defender of pilgrims, warrior for truth, Take from our backs the burdens of this life, What we have done, who we have been; Take them as fire takes the cloth They cast into the sea at Finisterre. Holy St James, great St. James, God help us now and evermore.
Tomás Luis da Vittoria Vadam et circuibo
Vadam et circuibo civitatem per vicos et plateas quaeram quem diligit anima mea: quaesivi illum et non inveni. Adjuro vos filiae Jerusalem, si inveneritis dilectum meum, ut annuncietis ei, quia amore langueo.
Ik zal nu gaan, in de stad rondwandelen door stegen en straten, ik zal hem zoeken, van wie mijn ziel houdt, ik heb hem gezocht en niet gevonden. Ik zweer jullie, dochters van Jerusalem, wanneer jullie mijn geliefde vinden, zeg hem dan dat ik door liefde word verteerd.
Qualis est delictus tuus, quia sic adjurasti nos? Dilectus meus candidus et rubicundus, electus ex milibus. Talis est dilectus meus et est amicus meus, filiae Jerusalem. Quo abiit dilectus tuus, o pulcherrima mulierum? Quo declinavit, et quaeremus eum tecum? Ascendit in palmam, et apprehendit fructus ejus.
Wie is jou geliefde voor wie je zweert? Mijn geliefde is blank en rozig, een man uit de duizenden. Zo is mijn geliefde en mijn vriend, dochters van Jerusalem. Waar is jouw geliefde heengegaan, O mooiste aller vrouwen? Welke richting is hij uitgegaan, waar kunnen we gaan zoeken met jou? Hij is op de palmboom geklommen en heeft de vruchten geplukt.
Codex Calixtinus Alma perpetui
Alma perpetui luminis lux apostole Jacobe obscena tuorum intima famulorum illumina ut valeant tempora sic ducere sedi quo valeant gaudia captare vite.
Apostel Jacob, verkwikkende glans van het eeuwige licht, werp licht op de kwade gedachten van jouw dienaren, dat ze sterk mogen zijn en in het aanschijn van de dood, hun tijd op aarde zo doorbrengen, dat ze van de vreugden van het leven kunnen genieten.
Codex Calixtinus Congeaudant
Congeaudant catholici, laetentur cives caelici die ista.
Laat de gelovigen zich verheugen, en de bewoners van de hemel jubelen op deze dag.
Clerus pulchris carminibus studeat atque cantibus die ista.
Laat de clerus met mooie liederen en gezangen ijveren op deze dag.
Haec est dies laudabilis, divina luce nobilis die ista. Magno patri familias solvamus laudis gratias die ista. Deo dicamus gratia.
Dit is een loffelijke dag, verheven door het goddelijke licht op deze dag. Aan de grote Heer en Vader willen wij onze dank betuigen op deze dag. Laten we God bedanken.
Codes Calixtinus Dum pater familias
Dum pater familias rex universorum donaret provincias jus apostolorum Jacobus Yspanias lux illustrat morum.
Voordat de Vader en Koning van allen, de wet van de apostelen aan de provincie gaf, had Jacobus als stralend voorbeeld licht over Spanje doen schijnen.
Primus ex apostolis martir Jerosolimis Jacobus egregio sacer est martyrio
Als eerste martelaar van de apostelen in Jerusalem werd Jacobus een heilige door zijn roemvolle martelaarschap.
Jacobi Gallecia opem rogat piam plebe cuius gloria dat insignem viam ut precum frequentia cantet melodiam: “Herru Sanctiagu! Grot Sanctiagu! E ultreya e suseya Deus aia nos.” Jacobo dat parium omnis mundus gratis ob cuius remedium miles pietatis cunctorum presidium est ad vota satis. Jacobum miraculis quae fiunt per illum arctis in periculis acclamet ad illum quiquis solvi vinculis sperat propter illum. “Herru Sanctiagu! Grot Sanctiagu! E ultreya e suseya Deus aia nos.”
Galicië smeekt om de gezegende hulp van Jacobus, wiens roem aan het volk de luisterrijke weg toont, zodat ze in vele gebeden het volgende refrein mogen zingen: “Heilige Heer Jacobus, grote Heilige Jacobus, moge God ons helpen, nu en voor altijd.” De hele wereld huldigt Jacobus, wiens heilende kracht de vrome strijder iedereen in hun gebeden bijstand verleent. Voor de mirakels die Jacobus verricht, in gevaarlijke tijden, huldig hem elk, die met zijn hulp van zijn ketenen hoopt bevrijd te worden. “Heilige Heer Jacobus, grote Heilige Jacobus, moge God ons helpen, nu en voor altijd.”
Alonso Lobo Versa est in luctum
Versa est in luctum cithara mea, et organum meum in vocem flentium. Parce mihi Domine, nihil enim sunt dies mei.
Mijn harp is voor geklaag gestemd, en mijn fluit naar de stem van de wenenden. Spaar mij, o Heer, want mijn dagen zijn als niets.
Codex Calixtinus Psallat chorus
Psallat chorus caelestium, laetetur plebs fidelium, nunc resonet perpetuam apostolorum gloriam.
Laat het hemelskoor zingen, laat de gelovigen zich verheugen, laat de eeuwige roem van de apostelen weerklinken.
Hic Zebedaei Jacobus maior vocatur et probus: qui facit in Gallecia miraculorum milia.
Deze Jacobus, zoon van Zebedeus, wordt de Grote en de Rechtschapene genoemd: hij heeft in Galicië duizenden mirakels verricht.
Armeni, Graeci, Apuli, Angli, Galli, Daci, Frisi; cunctae gentes, linguae, tribus illuc pergunt muneribus. Zelus Patris et Filii et Spiritus Paracliti nostra perfundant viscera per Jacobi suffragia.
Armenen, Grieken, Apuliërs, Engelsen, Galliërs, Dakiërs, Friesen, alle volkeren, talen en stammen trekken erheen met hun schenkingen. Moge de toewijding aan de Vader en de Zoon en de troostende Geest onze harten vervullen door de tussenkomst van Jacobus.
Francisco Guerrero Ave virgo sanctissima
Ave virgo sanctissima Dei mater piisima maris stella clarissima salve semper gloriosa margarita pretiosa sicut lilium formosa nitens olens velut rosa.
Wees gegroet, allerheiligste Maagd meest goedertieren moeder van God helderste ster der zee gegroet, altijd roemrijke vrouw kostbare parel als een lelie zo schoon en teder en geurig als rozen.
Tenebrae is een professioneel kamerkoor, opgericht door Nigel Short, dat zowel in middeleeuwse en renaissancegezangen als in hedendaags repertoire een sterke reputatie heeft opgebouwd. De zangers van Tenebrae hebben uiteenlopende muzikale achtergronden. Ze werden geselecteerd uit King’s College Cambridge, Westminster Abbey en Cathedral, St. Paul’s Cathedral, Monteverdi Choir, het Royal Opera House Covent Garden en de English National Opera. Een groot aantal zangers zong lange tijd in kleine gespecialiseerde vocale ensembles als The King’s Singers, I Fagiolini, The Tallis Scholars en The Swingle Sisters. Door al deze verschillende koor- en zangstijlen met elkaar te combineren, verkrijgt Tenebrae een groot bereik van vocale kracht en kleuren. Met dit koor streeft Nigel Short ernaar de klank van de grote kathedraalkoren en de precisie van kleinere ensembles samen te brengen. Tenebrae staat bekend om haar concerten bij kaarslicht om een sfeer van spirituele reflectie te creëren. Bovendien verplaatsen de zangers zich vaak in de ruimte om verschillende klankperspectieven te exploreren. Tenebrae gaf concerten met het Chamber Orchestra of Europe en met The English Concert. Nigel Short deed zijn eerste muzikale ervaringen op als koorknaap in Solihull Parish Church en studeerde later zang en piano aan de Royal College of Music. Hij begon zijn carrière als solist in opera’s en oratoria en als lid van gespecialiseerde vocale ensembles als The Tallis Scholars, terwijl hij ook regelmatig kerkmuziek uitvoerde als lid van het Westminster Abbey Choir en het Westminster Cathedral Choir. Vervolgens zong hij zeven jaar lang bij The King’s Singers. In 2001 richtte hij het koor Tenebrae op. Zelf componeerde hij voor dit koor ‘The Dream of Herod’ waarin de zangers zich door de ruimte bewegen om verschillende klankeffecten en -combinaties te bereiken. Nigel Short gaf opdracht aan Joby Talbot om ‘Path of Miracles’ te schrijven, dat in juli 2005 in première ging. Nigel Short verdeelt zijn tijd tussen het dirigeren van Tenebrae en het geven van masterclasses en workshops voor zowel professionele als amateurkoren in heel Europa.
Tenebrae muzikale leiding Nigel Short sopraan Grace Davidson Katie Trethewey Julia Doyle Amy Moore Alice Gribbin alt Ruth Massey Mark Chambers David Allsopp Christopher Field tenor Jonathan Bungard Matthew Long Ben Alden Richard Butler bas William Gaunt Jonathan Sells Joseph Cullen Richard Savage Jimmy Holliday
Binnenkort in deSingel
Raschèr Saxophone Quartet & RIAS Kammerchor olv. Paul Hillier G Kancheli Amao Omi voor saxofoonkwartet en koor (2005) C Gesualdo / I Stravinsky 3 Sacrae Cantiones B Franke Significatio-Gesualdo, 5 madrigalen voor koor (2005) On the Dignity of Man voor koor en saxofoonkwartet (2001)
RIAS Kammerchor
za 16 feb 2008 / blauwe zaal / 20 uur inleiding Steven Marien / 19.15 uur / foyer € 20, 15 /€ 15, 10 (-25/65+) / € 8 (<19 jaar)
De kunstcampus groeit + 12.000 m 2 Een bouwproject van de Vlaamse Gemeenschap en de Hogeschool Antwerpen voor deSingel internationale kunstcampus en het Conservatorium van de Hogeschool Antwerpen. Permanente tentoonstelling vestiaire deSingel wo-zo 14-18 uur en aansluitend bij voorstellingen/concerten
2007-2008 architectuur theater dans muziek deSingel Desguinlei 25 / B-2018 Antwerpen ma > vr 10 > 19 uur / za 16 > 19 uur www.desingel.be
[email protected] T +32 (0)3 248 28 28 F +32 (0)3 248 28 00